29 APRIL 1999. - Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (NOTA : art. 7undecies ; 7duodecies ; 7terdecies gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2019-04-22/21, art. 6-10, 049; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-05-1999 en tekstbijwerking tot 03-04-2025)
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. [1 - Productie en opslag.]1
Art. 3-4, 4bis, 4ter, 5, 5bis, 6, 6/1, 6/2, 6/3, 6/4, 6/5, 6/6, 7
HOOFDSTUK IIbis. [1 - Capaciteitsmechanismen]1
Afdeling 1. [1 - Monitoring Belgisch elektriciteitssysteem en bevoorradingszekerheid]1
Art. 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 7sexies, 7septies, 7octies, 7novies, 7decies
Afdeling 2. [1 - Capaciteitsvergoedings-mechanisme]1
Art. 7undecies
Afdeling 3. [1 - Gerichte veilingen]1
Art. 7duodecies
Afdeling 4. [1 - Uitbouw van nieuwe capaciteiten]1
Art. 7terdecies
Afdeling 5.
Art. 7quaterdecies
HOOFDSTUK III. - Beheer van het transmissienet.
Art. 8-9, 9bis, 9ter, 9quater, 10-11, 11bis, 12, 12bis
Art. 12bis Vlaams Gewest
Art. 12ter
Art. 12ter Vlaams Gewest
Art. 12quater
Art. 12quater Vlaams Gewest
Art. 12quinquies, 12sexies, 12septies, 12octies, 12novies, 13, 13/1, 14
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Toegang tot niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid en coördinatie van civieltechnische werken]1
Art. 14/1, 14/2, 14/3, 14/4, 14/5
HOOFDSTUK IV. - Toegang tot het transmissienet, directe lijnen, invoer.
Art. 15-18, 18bis
Art. 18bis Vlaams Gewest
Art. 18ter, 19
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Flexibiliteitbeheer.]1
Art. 19bis, 19ter
HOOFDSTUK IVter. [1 - Rechten en plichten van actieve afnemers.]1
Art. 19quater, 19quinquies
HOOFDSTUK V. - Tarifering, openbare dienstverplichtingen, boekhouding.
Art. 20, 20bis, 20ter, 20quater, 20quinquies, 21, 21bis, 21ter, 21quater, 21quinquies, 22
HOOFDSTUK Vbis. [1 - De energienorm.]1
Art. 22bis, 22bis/1
HOOFDSTUK Vter. [1 - Plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten.]1
Art. 22ter, 22quater
HOOFDSTUK VI. - Reguleringsinstantie, geschillenregeling.
Art. 23, 23bis, 23ter, 23quater, 24-29
HOOFDSTUK VIbis. - Rechtsmiddelen tegen de beslissingen genomen door de Commissie. <ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Afdeling 1. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van het [1 Marktenhof]1. <ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 29bis
Afdeling 2. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1. <ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 29ter, 29quater, 29quinquies
HOOFDSTUK VIter. - [1 Adviesraad Gas en Elektriciteit.]1
Art. 29sexies
HOOFDSTUK VIquater. - Openbaarheid van de beslissingen van de Commissie. <ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 69 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 29septies, 29octies, 29novies
HOOFDSTUK VII. - Sancties, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 30, 30/1, 30bis, 30bis/1, 30bis/2, 30bis/3, 30bis/4, 30bis/5, 30ter, 31, 31/1, 31/2, 31/3, 32-36, 36bis, 37-38
BIJLAGE.
Art. N
1999011184 1999011185 1999011186 1999011187 1999011188 1999011189 1999011310 1999011461 1999011464 1999011465 2000011425 2000011427 2000011437 2000011438 2000011439 2000011440 2000011451 2000011533 2000011535 2001011037 2001011058 2001011099 2001011158 2001011253 2001011281 2001011401 2001011421 2001011422 2001011428 2001011521 2001022881 2001A11428 2002011011 2002011077 2002011117 2002011118 2002011131 2002011273 2002011299 2002011378 2002011388 2002011390 2002011414 2002011518 2003011143 2003011144 2003011145 2003011181 2003011235 2003011296 2003011303 2003011410 2003011598 2003011610 2003011616 2003011617 2003011619 2004011035 2004011116 2004011127 2004011240 2004011242 2004011346 2004011532 2004011556 2005011051 2005011078 2005011136 2005011211 2005011230 2005011260 2005011264 2005011334 2005011415 2005011416 2005011523 2005021131 2006011026 2006011027 2006011037 2006011217 2006011257 2006011422 2006011496 2006A11027 2007011047 2007011211 2007011270 2007011312 2007011313 2007011371 2007011404 2007011447 2007011568 2007011589 2008011045 2008011185 2008011382 2008011454 2008011492 2008011495 2008024297 2008024521 2009011011 2009011139 2009011543 2009011601 2009011602 2009024090 2010011083 2010011122 2010011123 2010011420 2010011510 2010A11083 2010A11420 2011011002 2011011069 2011011097 2011011287 2011011312 2011011457 2011011469 2011024030 2012011168 2012011282 2012011376 2012011459 2012011460 2012011497 2012011508 2012201922 2013011002 2013011023 2013011374 2013011539 2013011589 2013011628 2013011639 2013A11539 2014011225 2014011353 2014011474 2014011524 2014011546 2014011639 2014011640 2014011641 2014011642 2014024098 2015011024 2015011136 2015011372 2015011382 2015011468 2015011523 2015011532 2015011533 2015018402 2016011040 2016011132 2016011146 2016011426 2016011501 2016011515 2016011554 2016018433 2017012094 2017031575 2017031889 2017032212 2017032235 2017040874 2018010469 2018011134 2018014055 2018014890 2018015214 2018015241 2018015522 2018015718 2018030325 2018031101 2018031746 2018031839 2018040637 2018040646 2019010406 2019010655 2019010935 2019011492 2019013159 2019013639 2019015197 2019015825 2019031153 2019031154 2019040005 2019041374 2019042663 2019042985 2020016473 2020020024 2020020742 2020030061 2020031013 2020041912 2020044277 2020044627 2021010016 2021010035 2021021226 2021021268 2021021813 2021021948 2021022079 2021022724 2021030084 2021031485 2021031486 2021031895 2021033124 2021033144 2021033371 2021034025 2021034272 2021034434 2021040211 2021040801 2021041003 2021041351 2021041635 2021041720 2021042010 2021042129 2021042365 2022020119 2022020447 2022020613 2022031060 2022032887 2022033124 2022033238 2022033595 2022034752 2022034753 2022040169 2022040605 2022040606 2022041081 2022041166 2022041335 2022041636 2022041878 2022042067 2022042374 2022042437 2022042689 2022043495 2022043496 2023030946 2023031086 2023031088 2023040374 2023041192 2023041385 2023042476 2023042509 2023042690 2023043387 2023043388 2023044531 2023045237 2023045381 2023045383 2023045437 2023046552 2023047922 2023048523 2024001915 2024003197 2024003476 2024004257 2024004351 2024004684 2024004686 2024004700 2024004811 2024005462 2024006044 2024006246 2024006842 2024006879 2024006940 2024008851 2024010114 2024011770 2024011885 2025000384 2025002287
HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder :
1° " producent " : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit produceert, met inbegrip van elke zelfopwekker;
2° " zelfopwekker " : elke natuurlijke of rechtspersoon die hoofdzakelijk voor eigen gebruik elektriciteit produceert;
3° " warmtekrachtkoppeling " : de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte;
(3°bis " kwalitatieve warmte-krachtkoppeling " : gecombineerde productie van elektriciteit en warmte en ontworpen in functie van de warmtebehoeften van de klant en die leidt tot energiebesparingen in vergelijking met de afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit in moderne referentieinstallaties bepaald op basis van de criteria van elk Gewest;
3°ter " tarieven voor hulpelektriciteit " : de tarieven voor hulpelektriciteitzijn deze die verband houden met de levering van elektriciteit in geval van defect van productie-eenheden;) <W 2001-12-30/30, art. 80, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
4° [1 " hernieuwbare energiebronnen " : de hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zon, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van afvalwaterzuiveringsinstallaties en biogassen);]1
(4°bis "groenestroomcertificaat" : een immaterieel goed dat aantoont dat een producent een aangegeven hoeveelheid stroom geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen heeft opgewekt binnen een bepaalde tijdsduur;) <W 2003-03-20/49, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
5° " broeikasgassen " : de gassen die in de atmosfeer infrarode straling absorberen en weer uitstralen en inzonderheid koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), stikstofoxide (N2O), hydrofluorocarbon (HFC), perfluorocarbon (PFC) en zwavelhexafluoride (SF6);
6° [1 transmissie " : transmissie van elektriciteit langs het gekoppeld extra hoogspannings- en hoogspanningsnet, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributienetbeheerders, de levering zelf niet inbegrepen;]1
7° [1 " transmissienet " : het nationaal gekoppeld extra hoogspannings- en hoogspanningsnet voor elektriciteit dat, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributienetbeheerders, de levering zelf niet inbegrepen, de bovengrondse lijnen, ondergrondse kabels en installaties omvat die dienen voor de transmissie van elektriciteit van land tot land die door een interconnector verbonden zijn, de transmissie van elektriciteit uitgewisseld door de producenten, de eindegebruikers en de distributienetbeheerders die in België zijn gevestigd en voor de transmissie van elektriciteit uitgewisseld op het net dat gelegen is in de zeegebieden waarover België zijn jurisdictie kan uitoefenen, [13 met inbegrip van het Modular Offshore Grid]13 evenals voor de interconnector tussen elektriciteitscentrales en tussen elektriciteitsnetten;]1
(7°bis [1 " interconnector "]1 : uitrustingen die worden gebruikt om de transmissie- en distributienetten onderling te koppelen;) <W 2005-06-01/32, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
[8 7° ter "Modular Offshore Grid": de kabels en installaties voor de transmissie van elektriciteit in de zeegebieden waarin België zijn rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, bedoeld in artikel 13/1, die het geheel van de volgende installaties omvatten:
a) de installaties voor de transmissie van elektriciteit binnen de volgende coördinatenperimeter: WGS84:
Latitude: 51 ° 35 537042' N; Longitude: 002° 55 131361' E, met uitzondering van de installaties bestemd voor de behoeften van één enkele netgebruiker;
b) de installatie voor de transmissie van elektriciteit, "offshore switch yard" genoemd, en de uitrustingen ervan;
c) de kabels die de offshore switch yard verbinden met de installaties bedoeld in a);
d) de kabels die de installaties bedoeld in a) verbinden met de overeenstemmende kabelaanlanding op het strand van Zeebrugge;
e) de kabels die de offshore switch yard verbinden met de overeenstemmende kabelaanlandingen op het strand van Zeebrugge;]8
[13 f) iedere andere offshore installatie voor de transmissie van elektriciteit, met in begrip van de transformatoren die gebouwd worden in functie van een domeinconcessie verleend overeenkomstig artikel 6/3, alsook de onderzeese kabels die deze installaties onderling en met het onshore transmissienet via de overeenstemmende kabelaanlandingen op de Belgische gemiddelde laagwaterlijn verbinden met uitzondering van de uitrustingen die deel uitmaken van een offshore interconnector;]13
8° " netbeheerder " : de beheerder van het transmissienet, aangewezen overeenkomstig artikel 10;
(9° " neteigenaars " : de eigenaars van de infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet, met uitsluiting van de netbeheerder en zijn dochterondernemingen;) <W 2003-01-14/36, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-03-2003>
10° [1 distributie " : de transmissie van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributienetten met het oog op de levering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;]1
11° [1 " distributienetbeheerder " : een door de bevoegde gewestelijke overheid aangewezen natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, indien noodzakelijk, de ontwikkeling van het distributienet in een bepaalde zone en, desgevallend, voor zijn interconnectoren met andere netten en die belast is met het garanderen van het vermogen op lange termijn van het net om tegemoet te komen aan een redelijke vraag aan elektriciteitsdistributie;]1
12° " distributienet " : elk net dat werkt aan een spanning die gelijk is aan of lager is dan 70 kilovolt, voor het vervoer van elektriciteit naar afnemers op regionaal of lokaal niveau;
13° [1 " afnemer " : elke eindafnemer, tussenpersoon of distributienetbeheerder. Elke eindafnemer is een in aanmerking komende afnemer;]1
14° " eindafnemer " : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;
15° " tussenpersoon " : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt met het oog op de [22 wederverkoop]22 ervan, behalve een producent of een [1 distributienetbeheerder ]1;
(15°bis "leverancier" : elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die elektriciteit levert aan één of meerdere eindafnemers; de leverancier produceert of koopt de, aan de eindafnemers verkochte, elektriciteit;) <W 2003-03-20/49, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
(15°ter [22 "elektriciteitsbedrijf": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, aggregatie, vraagrespons, energieopslag, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;]22
[1 15°quater " levering " : de verkoop, [22 wederverkoop daaronder begrepen]22 van elektriciteit aan afnemers;]1
[14 15° quinquies. tussenpersoon inzake groepsaankopen: elke andere natuurlijke of rechtspersoon dan een leverancier die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij het analyseren van contracten, bij het uitvoeren van prijsvergelijkingen waarbij al dan niet van contract kan worden veranderd, bij het samenbrengen van leveranciers en eindafnemers, bij het organiseren van groepsaankopen, bij het toewijzen van energieleveringen aan leveranciers en/of bij het sluiten van energiecontracten voor eindafnemers;]14
16° " in aanmerking komende afnemer " : elke afnemer die, krachtens artikel 16 of, indien hij niet in België is gevestigd, krachtens het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten voor de levering van elektriciteit te sluiten met een producent, distributeur (, leverancier) of tussenpersoon van zijn keuze en, te dien einde, het recht heeft om toegang te krijgen tot het transmissienet tegen de voorwaarden bepaald in artikel 15, § 1; <W 2003-03-20/49, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
[1 16°bis " huishoudelijke afnemer " : een afnemer die elektriciteit koopt voor zijn eigen huishoudelijk gebruik met uitsluiting van commerciële of professionele activiteiten;
16°ter " niet-huishoudelijke afnemer " : een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van een producent of een tussenpersoon, die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd;
16°quater [15 "beschermde residentiële afnemer": [25 een huishoudelijke afnemer met een laag inkomen]25 of in een onzekere situatie, zoals gedefinieerd in artikel 20, § 2/1;]15
16°quinquies " kwetsbare afnemer " : elke beschermde huishoudelijke afnemer in de zin van punt 16° quater, evenals elke eindafnemer die door de Gewesten als kwetsbaar wordt beschouwd;]1
17° [1 " directe lijn " : een elektriciteitslijn die een nominale spanning heeft van meer dan 70 kV en die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterbedrijven en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;]1
18° " netgebruiker " : elke natuurlijke of rechtspersoon die als leverancier of afnemer op het transmissienet is aangesloten;
19° [1 ...]1:
20° [28 verbonden onderneming: elke verbonden onderneming in de zin van artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, alsook elke geassocieerde onderneming in de zin van artikel 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;]28
(20°bis [28 bis dochteronderneming: elke vennootschap waarin de eigenaar, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste tien procent bezit van het kapitaal of van de stemrechten verbonden aan de effecten uitgegeven door deze vennootschap;]28
[28 20° ter dominerende aandeelhouder: elke natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van de vennootschap die, op maximaal twee aandelen na, alle aandelen in de netbeheerder bezit, en elke groep personen die in onderling overleg optreden, die, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste tien procent bezit van het kapitaal van de netbeheerder of van de stemrechten verbonden aan de effecten die door hem zijn uitgegeven;]28
21° (" prospectieve studie " : de studie over de perspectieven van elektriciteitsbevoorrading, opgesteld in toepassing van artikel 3;) <W 2005-06-01/32, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
22° [26 "technisch reglement": het technisch reglement voor het beheer en het gebruik van het transmissienet, met inbegrip van veiligheids- en technische eisen die van toepassing zijn op bepaalde installaties die beschikken over toegang tot het transmissienet, opgesteld in uitvoering van artikel 11, § 1;]26
23° " ontwikkelingsplan " : het plan voor de ontwikkeling van het transmissienet, opgesteld in uitvoering van artikel 13;
24° [1 Richtlijn 2009/72/EG " : de Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG;]1
[1 24°bis " Verordening (EG) nr. 714/2009 " : Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003;
24°ter " Verordening (EG) nr. 713/2009 " : Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators;
24°quater " ACER " : het agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators opgericht door Verordening (EG) nr. 713/2009;
24°quinquies " Richtlijn 2009/28/EG " : Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;]1
[5 24° sexies "Richtlijn 2012/27/EU" : de Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 25 oktober 2012 houdende de energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en tot intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;]5
[22 24° speties "Richtlijn (EU) 2019/944": Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU;]22
25° " minister " : de federale minister bevoegd voor Energie;
26° " commissie " : de commissie voor de regulering van de elektriciteit, opgericht door artikel 23;
27° [1 energie-efficiëntie en/of vraagzijdebeheer " : een algemene of geïntegreerde aanpak die erop gericht is de omvang en de timing van het elektriciteitsverbruik te beïnvloeden teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntie bevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, eerder dan aan investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de bevoorradingszekerheid en de distributiekosten;]1
(28° " Algemene Directie Energie " : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;
29° " niet-uitvoerende bestuurder " : elke bestuurder die geen directiefunctie vervult bij de netbeheerder of bij een van zijn dochterondernemingen;
30° [28 onafhankelijke bestuurder: elke niet-uitvoerende bestuurder die:
a) voldoet aan de voorwaarden van artikel 7:87, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; en
b) tijdens de vierentwintig maanden die zijn aanstelling voorafgegaan zijn, geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een producent andere dan een zelfopwekker, van een distributienetbeheerder, van een tussenpersoon, van een leverancier of van een dominerende aandeelhouder; en
c) tijdens zijn mandaat als onafhankelijke bestuurder, geen functie of activiteit uitoefent, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een producent andere dan een zelfopwekker, van een distributienetbeheerder, van een tussenpersoon, van een leverancier of van een dominerende aandeelhouder;]28
31° [4 "Verordening (EU) nr. 1227/2011" : de Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, alsmede de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van deze verordening vaststelt;]4;
32°[4 "FSMA" : Autoriteit voor financiële diensten en markten opgericht door de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;]4;
33° [1 ...]1;
34° [1 ...]1;
(35° " verbruikslocatie " : verbruiksinstallaties gelegen op een topografisch geïdentificeerde plaats waarvan elektriciteit wordt opgenomen op het net door eenzelfde transmissie- of distributienetgebruiker. Eenzelfde spoorwegnet of stedelijk spoorwegnet, zelfs indien er meerdere voedingspunten zijn, wordt beschouwd als één enkele locatie;
36° " geïnjecteerd vermogen " : de netto-energie per tijdseenheid door een installatie voor productie van elektriciteit in het net wordt geïnjecteerd, uitgedrukt in kilowatt (kW);
37° " nominatie van het geïnjecteerd vermogen " : de verwachte waarde van het geïnjecteerd vermogen, uitgedrukt in kilowatt (kW) die aan de netbeheerder wordt meegedeeld overeenkomstig [26 de gedragscode]26 bedoeld in artikel 11;
38° " productie-afwijking " : het verschil, positief of negatief, tussen, enerzijds, het geïnjecteerd vermogen en, anderzijds, de nominatie van het geïnjecteerd vermogen voor een bepaalde tijdseenheid op een bepaalde moment, uitgedrukt in kilowatt (kW);
39° " procentuele productie-afwijking " : het quotiënt, in procenten uitgedrukt, van de productie-afwijking gedeeld door de nominatie van het geïnjecteerd vermogen;
40° [23 "marktreferentieprijs": de notering van de elektriciteit op de day-ahead markt van een NEMO die in België actief is;]23
[23 40° bis "NEMO": een beheerder van de Belgische elektriciteitsmarkt aangesteld met toepassing van Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;]23
[1 41° " gesloten industrieel net " : een net binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten dat [2 ...]2 bestemd is om eindafnemers te bedienen die op deze site zijn gevestigd, dat geen huishoudelijke afnemers van elektriciteit bevoorraadt [22 behalve incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en gevestigd zijn in het gebied dat door een gesloten industrieel net wordt bediend]22 en waarin :
a) om specifieke technische en veiligheidsredenen, de werking of het productieproces van de gebruikers van dit net is geïntegreerd; of
b) de elektriciteit in hoofdzaak aan de eigenaar of de beheerder van het gesloten industriële net of aan de daarmee verwante bedrijven wordt geleverd;
42° " tractienet spoor " : elektrische installaties van de spoorweginfrastructuurbeheerder die nodig zijn voor de uitbating van het spoorwegnet, waaronder installaties voor het transformeren en overbrengen van elektrische stroom ten behoeve van de diensten van tractie, veiligheid, seinwezen, telecommunicatie, wissels en verlichting, onderstations en bovenleidingen [2 , met uitzondering van de elektrische installaties van de achterliggende afnemers, aangesloten op het tractienet spoor]2 ;
43° [2 " beheerder van een gesloten industrieel net " : natuurlijke of rechtspersoon, die eigenaar is van een gesloten industrieel net, of die beschikt over een gebruiksrecht op een dergelijk net, en die door de bevoegde autoriteiten werd erkend als beheerder van een gesloten industrieel net;]2
[2 43° bis " beheerder van het tractienet spoor " : natuurlijke of rechtspersoon, die eigenaar is van een tractienet spoor, of die beschikt over een gebruiksrecht op een dergelijk net, en die door de minister werd erkend als beheerder van een tractienet spoor;]2
44° " gebruiker van een gesloten industrieel net " : een eindafnemer aangesloten op een gesloten industrieel net;
45° [26 ...]26
46° " aanbestedingsprocedure " : procedure waarbij in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;
47° " elektriciteitsderivaat " : een financieel instrument, als bedoeld in de bepalingen die de punten 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad omzetten, wanneer het genoemde instrument betrekking heeft op elektriciteit;
48° [11 "structurele vermindering van [30 het netto ontwikkelbaar vermogen]30": elke vermindering ten gevolge van de wijziging van de installatie beslist door de operator, behoudens wijzigingen aan de uitbatingsmodus met een duur van minder dan twaalf maanden;]11
49° " variabele energieprijs " : de prijs van de energiecomponent binnen een variabel contract die de leverancier aanrekent aan huishoudelijke eindafnemers en kmo's en die met regelmatige tussenpozen geïndexeerd wordt op basis van een contractueel overeengekomen indexeringsformule (exclusief nettarieven, taksen en heffingen);
50° [17 kmo's : de eindafnemers met een jaarlijks verbruik van minder dan 100 MWh elektriciteit voor het geheel, per eindafnemer, van hun toegangspunten op het transmissie-/transportnet en/of distributienet.]17 [4 ;]4 ]1
[3 51° "winterperiode" : periode van 1 november tot 31 maart
52° "LOLE" : Loss Of Load Expectation, met name de statistische berekening op basis waarvan het voorziene aantal uren wordt bepaald gedurende dewelke de lading niet gedekt zal kunnen worden door het geheel van de productiemiddelen ter beschikking van het Belgische elektriciteitsnet, rekening houdend met de interconnectoren, voor een statistisch normaal jaar;
53° "LOLE95" : een statistische berekening op basis waarvan het voorziene aantal uren wordt bepaald gedurende dewelke de lading niet gedekt zal kunnen worden door het geheel van de productiemiddelen ter beschikking van het Belgische elektriciteitsnet, rekening houdend met de interconnectoren, voor een statistisch uitzonderlijk jaar;
54° "tekortsituatie" : situatie dicht bij de reële tijd waarin er een niet te verwaarlozen mogelijkheid bestaat dat de lading niet gedekt zal kunnen worden door het geheel van de productiemiddelen ter beschikking van het Belgische elektriciteitsnet, rekening houdend met de invoermogelijkheden en de energie beschikbaar op de markt.]3
[4 55° "offshore interconnector" : de uitrusting, in de vorm van lijnen of elektrische kabels en hoogspannings-stations die verbonden zijn aan deze lijnen of kabels en hun toebehoren, die als voornaamste doel hebben het koppelen van de Belgische elektriciteitsnetten met elektriciteitsnetten van een andere Staat en waarbij een deel van deze uitrusting gebruik maakt van de zeegebieden waarover België zijn jurisdictie kan uitoefenen;]4
56° [6 "financial close" : tijdstip waarop de officiële afsluiting plaatsvindt van de belangrijkste contracten inzake de investeringskosten, de financieringskosten, de uitbatingskosten en de opbrengsten uit de verkoop van elektriciteit en groenestroomcertificaten die noodzakelijk zijn voor de realisatie van een project voor een nieuwe installatie voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waarin België zijn rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, die het voorwerp uitmaken van een in artikel 6 [29 en artikel 6/3]29 bedoelde domeinconcessie;]6
[4 57° "voorwetenschap" : elke voorwetenschap in de betekenis van artikel 2, (1), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
58° [16 ...]16
59° [16 ...]16
60° "voor groothandel bestemde energieproducten" : elk voor de groothandel bestemd energieproduct in de betekenis van artikel 2, (4), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
61° "verbruikscapaciteit" : de verbruikscapaciteit in de betekenis van artikel 2, (5), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
62° "groothandelsmarkt voor energie" : de groothandelsmarkt voor energie in de betekenis van artikel 2, (6), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;]4
[20 62° bis "energieopslag": in het elektriciteitssysteem, het uitstellen van het uiteindelijke gebruik van elektriciteit tot een later moment dan het moment waarop de elektriciteit is opgewekt, of het omzetten van elektrische energie in een vorm van energie die kan worden opgeslagen, het opslaan van dergelijke energie, en de daaropvolgende omzetting van dergelijke energie in elektrische energie of een andere energiedrager;]20
[7 63° [20 "opslag van elektriciteit": energieopslag waarbij via dezelfde installatie elektriciteit wordt afgenomen van het net om die later volledig terug te injecteren in het net, met voorbehoud van de rendementsverliezen;]20
64° "aanbieder van flexibiliteitsdiensten " : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor zijn activiteit de [22 flexibiliteit]22 gebruikt van een of meerdere eindklanten.
65° "evenwichtsverantwoordelijke" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die instaat voor de bewaring van het evenwicht tussen de injecties en de afnames in zijn portefeuille.".
66° [22 "flexibiliteit": het vermogen van een eindafnemer om zijn netto afname of zijn netto injectie vrijwillig opwaarts of neerwaarts aan te passen als reactie op een extern signaal;]22]7
[9 63° "elektronische communicatie-netwerken met hoge snelheid" : een elektronisch communicatienetwerk dat breedbandtoegangsdiensten kan leveren met snelheden van minstens 30 Mbps;
64° "niet-actieve infrastructuur" : elk element van een transmissienet, van een gesloten industrieel net, van een aansluiting op deze netwerken, van een verbinding, van een directe lijn, die elementen van een elektronische communicatienetwerk met hoge snelheid kunnen onderbrengen zonder dat zij zelf een actief element van het netwerk worden zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen, uitgezonderd de exclusieve ruimten van de elektrische dienst in de zin van het artikel 51 van het algemeen reglement op de elektrische installaties, bij koninklijk besluit van 10 maart 1981 bindend gemaakt; de kabels, ongebruikte glasvezels (dark fibre) inbegrepen, zijn geen niet-actieve infrastructuur;]9
[10 65° "instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur" : de instantie voor geschillenbeslechting opgericht door het samenwerkingsakkoord van 1 december 2016 om te zorgen voor de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;]10
[9 66° "centraal informatiepunt" : het KLIM-CICC-systeem (Federaal Kabels en leidingen Informatie Meldpunt - Point de Contact fédéral Information Câbles et Conduites) en elk ander centraal elektronisch informatiepunt dat aanleiding geeft tot dezelfde informatierechten en -plichten, opgericht of ontworpen bij decreet of ordonnantie;
67° "civiele werken" : het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat bestemd is om als zodanig een economische of technische functie te vervullen en dat een of meer elementen van een niet-actieve infrastructuur omvat;]9
[11 68° "noodstroomgroep die in eilandbedrijf kan werken": installatie voor elektriciteitsproductie binnen een verbruikssite, waarvan het nominale vermogen niet significant hoger is dan het verbruiksvermogen van de site in kwestie, en die uitsluitend geïnstalleerd is teneinde de elektriciteitsbevoorrading van deze site of van een deel ervan te garanderen wanneer de elektriciteitsbevoorrading afkomstig van het netwerk waarop het is aangesloten uitvalt voor deze site of een deel ervan;
69° "strategische reserve": een mechanisme waarbij een volume aan productiecapaciteit en/of een volume aan vraagbeheer ter beschikking gesteld wordt aan de netbeheerder overeenkomstig hoofdstuk IIbis om de bevoorradingszekerheid in België te vrijwaren;
70° "black-start dienst": de black-start dienst, gedefinieerd in het [26 herstelplan]26, die het heropstarten van het systeem na een instorting ervan mogelijk maakt;]11
[13 71° "kavel" : de locatie aangeduid overeenkomstig artikel 6/4 die zich bevindt binnen de zone afgebakend overeenkomstig de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en bestemd is voor een offshore installatie voor de productie van elektriciteit die het voorwerp uitmaakt van een domeinconcessie overeenkomstig artikel 6/3.]13
[12 71° "capaciteitsvergoedingsmechanisme": het marktmechanisme gebaseerd op een systeem van betrouwbaarheidsopties om 's lands bevoorradingszekerheid te garanderen en de afstemming te waarborgen tussen de evolutie van alle vormen van capaciteit, en de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag op middellange en lange termijn, rekening houdend met de mogelijkheden inzake import van elektriciteit;
72° "betrouwbaarheidsopties": het capaciteitsvergoedingsmechanisme waarin capaciteitsleveranciers het positieve verschil tussen de referentieprijs en de uitoefenprijs terugbetalen [27 en waarin in het capaciteitscontract wordt voorzien in beschikbaarheidsverplichtingen en verplichtingen die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan de periode van capaciteitslevering teneinde te garanderen dat deze capaciteit beschikbaar zal zijn bij het aanvangen van en tijdens de periode van capaciteitslevering]27;
[27 72° bis de terugbetaalverplichting van het capaciteitsvergoedingsmechanisme: de verplichting voor een capaciteitsleverancier om het positieve verschil tussen de referentieprijs en de uitoefenprijs terug te betalen aan de netbeheerder in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, met uitzondering van de gevallen vastgesteld krachtens artikel 7undecies, § 11, derde lid;]27
73° "veiling": het concurrentieel proces waarbij capaciteitshouders een prijs aanbieden voor de terbeschikkingstelling van capaciteit;
[26 73° bis: "preveiling": het concurrentieel proces bedoeld in artikel 7undecies, § 8, eerste lid, 3°, waarbij capaciteitshouders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit een prijs aanbieden voor de terbeschikkingstelling van capaciteit voorafgaand aan de prekwalificatieprocedure;]26
74° "capaciteitshouder": iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die capaciteit kan aanbieden, individueel of op geaggregeerde wijze;
75° "capaciteitsleverancier": iedere capaciteitshouder [16 die is]16 geselecteerd na beëindiging van een veiling [26 of na een gerichte veiling]26 [16 of die, mits te zijn geprekwalificeerd, deelneemt aan de secundaire markt]16, die een capaciteit beschikbaar stelt tijdens de periode van capaciteitslevering, tegen een capaciteitsvergoeding;
76° "capaciteitsvergoeding": de periodiek toegekende vergoeding voor de capaciteitsleveranciers in ruil voor de terbeschikkingstelling van hun capaciteit;
77° "periode van capaciteitslevering": de periode startend op 1 november en eindigend op 31 oktober inbegrepen van het erop volgende jaar, gedurende dewelke de capaciteitsleveranciers vergoed worden voor de terbeschikkingstelling van hun capaciteit;
78° "vraagcurve": de curve die de variatie weergeeft van het te contracteren capaciteitsvolume in functie van het prijsniveau van de capaciteit;
79° "prijslimiet": de maximale prijs van de biedingen toegestaan op de veiling [26 of de gerichte veiling]26 en/of de maximale capaciteitsvergoeding die de capaciteitsleveranciers na afloop van de veiling [26 of van de gerichte veiling]26 hebben verkregen;
80° "uitoefenprijs": de vooraf bepaalde prijs die de drempel aangeeft waarboven de capaciteitsleverancier het verschil met de referentieprijs moet terugbetalen [27 overeenkomstig de terugbetaalverplichting van het capaciteitsvergoedingsmechanisme]27;
81° "referentieprijs": de prijs die de prijs weerspiegelt die verondersteld wordt door de capaciteitsleverancier te zijn bekomen op de elektriciteitsmarkten;
82° "prekwalificatieprocedure": de procedure die ertoe strekt de mogelijkheid vast te stellen voor de capaciteitshouders om deel te nemen aan de veiling [26 of aan de gerichte veiling]26;
[26 82° bis "preveilingprocedure": de procedure die ertoe strekt de mogelijkheid vast te stellen voor de capaciteitshouders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit om deel te nemen aan de prekwalificatieprocedure;]26
83° "reductiefactor": de wegingsfactor van een bepaalde capaciteit, die diens bijdrage aan de bevoorradingszekerheid bepaalt, teneinde het volume vast te leggen dat in aanmerking komt om deel te nemen aan de veiling;
84° "capaciteitscategorie": de categorie die capaciteiten omvat, onderscheiden door in aanmerking komende totale investeringsdrempels, waaraan een bepaald aantal perioden van capaciteitslevering verbonden is tijdens dewelke een capaciteitsleverancier een capaciteitsvergoeding ontvangt;
85° "onrechtstreekse buitenlandse capaciteit": de capaciteit die zich buiten de Belgische regelzone [16 maar in een aangrenzende lidstaat van de Europese Unie waarvan het elektriciteitsnet middels een interconnectie aangesloten is op het Belgische elektriciteitsnet]16 bevindt die een bijdrage tot de bevoorrading van de Belgische markt levert via de interconnecties;
86° "rechtstreekse buitenlandse capaciteit": de capaciteit gesitueerd buiten het Belgisch grondgebied, [16 maar in een aangrenzende lidstaat van de Europese Unie]16 [16 en die via een specifieke kabel enkel en alleen aangesloten is op de Belgische regelzone of waarvan de capaciteitshouder zich ertoe verbindt om de capaciteit via een specifieke kabel enkel en alleen en uiterlijk de eerste dag van de periode van capaciteitslevering aan te sluiten op de Belgische regelzone]16, na de inwerkingtreding van de wet van 22 april 2019 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt teneinde een capaciteitsvergoedingsmechanisme in te stellen, en die onderworpen is aan dezelfde rechten en plichten als een overeenstemmende capaciteit gevestigd op het Belgische grondgebied;
87° "gerichte veiling": het mechanisme van veilingen georganiseerd door middel van een specifieke kalender en/of door middel van bijzondere nadere regels;]12
[16 88° "Verordening (EU) nr. 2019/943": de Verordening (EU) nr. 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit;
89° "leveringspunt": een (toekomstig) punt op een elektriciteitsnet of binnen de elektrische installaties van een gebruiker van dat elektriciteitsnet, waar de dienst wordt of zal worden geleverd. Dit punt is of zal verbonden zijn aan een of meer meettoestellen die de netbeheerder in staat stellen de levering van de dienst te controleren en te meten;
90° "niet bewezen capaciteit": capaciteit die op het tijdstip van indiening van het prekwalificatiedossier nog niet kan worden gelinkt aan een specifiek leveringspunt;
91° "pay-as-bid"-methode": de veilingsmethode waarbij de geprekwalificeerde capaciteitshouder die deelneemt aan de veiling een recht op een capaciteitsvergoeding kan verkrijgen in overeenstemming met het niveau van het door hem ingediende bod;
92° "secundaire markt": de capaciteitsmarkt, onderscheiden van de veilingen bedoeld in 73°, waar een overdracht van rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een capaciteitscontract kan plaatsvinden tussen twee capaciteitsleveranciers;]16
[19 93° "actief product" : aanbod van een energieleveringscontract aan huishoudelijke afnemers en/of kmo's dat door hen kan worden onderschreven via de website of app van de leverancier en/of via prijsvergelijkers, al dan niet aangevuld met andere publieke kanalen;
94° "goedkoopste equivalent product" : het aanbod van een standaardcontract voor levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers en/of kmo's dat de laagste prijs draagt binnen het gamma van de leverancier en dat dezelfde kenmerken heeft als het lopende contract van de afnemer, met name op het vlak van vaste of variabele prijs, duurtijd van de overeenkomst in geval van een bepaalde duur, diensten die zijn inbegrepen in de overeenkomst, exclusief online of niet, groene of grijze energie]19
[18 95° Verordening (EU) 2016/631 van de Europese Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net, hierna "Europese netwerkcode RfG" genoemd;
96° Verordening (EU) 2016/1388 van de Europese Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers, hierna "Europese netwerkcode DCC" genoemd;
97° Verordening (EU) 2016/1447 van de Europese Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting op het net van hoogspanningsgelijkstroomsystemen en op gelijkstroom aangesloten power park modules, hierna "Europese netwerkcode HVDC" genoemd;
98° Verordening (EU) 2017/2196 van de Europese Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet, hierna "Europese netwerkcode E&R" genoemd;
99° "Verordening (EU) 2019/941": Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG;
100° eisen voor algemene toepassing: de eisen voor algemene toepassing of de methodologie die ter berekening of vaststelling van deze eisen wordt gebruikt bedoeld in artikel 7.1 en 7.4 van de Verordening RfG, artikel 6.1 en 6.4 van de Verordening DCC, en artikel 5.1 en 5.4 van de Verordening HVDC;
101° "ondersteunende dienst": een dienst die nodig is voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem, met inbegrip van balanceringsdiensten en niet-frequentie gerelateerde ondersteunende diensten, maar uitgezonderd congestiebeheer;]18
[20 102° [24 "energieopslagfaciliteit": een installatie voor de opslag van elektriciteit, bedoeld in 63° ;]24]20
[22 103° "grootafnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop deze persoon aangesloten is;
104° "actieve afnemer": een eindafnemer, of een groep gezamenlijk optredende eindafnemers, die op eigen terrein binnen afgebakende grenzen, of op andere terreinen binnen afgebakende grenzen opgewekte elektriciteit verbruiken of opslaan, die door henzelf opgewekte elektriciteit verkopen, of die deelnemen aan flexibiliteits- of energie-efficiëntieregelingen, mits die activiteiten niet hun belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen;
105° "elektriciteitsmarkten": markten voor elektriciteit, onder meer over-the-counter-markten en elektriciteitsbeurzen, markten voor de verhandeling van energie, capaciteit, balancerings- en ondersteunende diensten in alle tijdsbestekken, waaronder termijn-, day-ahead- en intraday-markten;
106° "energiegemeenschap van burgers": een rechtspersoon die:
a) gebaseerd is op vrijwillige en open deelname en waarover leden of aandeelhouders, die natuurlijke personen, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, onderwijsinstellingen, verenigingen, andere energiegemeenschappen of kleine en middelgrote ondernemingen zijn, feitelijke zeggenschap hebben,
b) waarvan het hoofddoel veeleer bestaat uit het bieden van milieu-, economische of sociale gemeenschapsvoordelen aan haar leden of aandeelhouders of aan de plaatselijke gebieden waar ze werkzaam is dan uit winst maken, en
c) zich bezig kan houden met de productie, waaronder uit hernieuwbare bronnen, de distributie, de levering, het verbruik, de aggregatie, de energieopslag, de energie-efficiëntiediensten, de oplaaddiensten voor elektrische voertuigen of andere energiediensten aan haar leden of aandeelhouders kan aanbieden;
107° "hernieuwbare-energiegemeenschap": een energiegemeenschap van burgers:
a) die gebaseerd is op open en vrijwillige deelname, autonoom is en zijn activiteiten binnen België uitoefent,
b) waarvan de aandeelhouders of leden natuurlijke personen, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, onderwijsinstellingen, verenigingen, andere energiegemeenschappen van burgers of kmo's zijn op voorwaarde dat hun deelname niet hun belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormt,
c) waarvan het hoofddoel is het verschaffen van voordelen op milieugebied of op economisch of sociaal gebied aan haar aandeelhouders of leden, en niet het realiseren van winst,
d) waarbij de energiegemeenschap van burgers aandelen houdt in een rechtspersonen die eigenaar is van hernieuwbare energieprojecten, die ontwikkeld zijn voor deze rechtspersoon,
e) waarbij inzake productie van energie, zelfverbruik, opslag, verkoop en delen van energie, deze enkel betrekking hebben op energie uit hernieuwbare energiebronnen,
f) die uitsluitend zijn activiteiten uitvoert in de territoriale zee en de exclusieve economische zone;
108° "elektriciteitsleveringscontract": een overeenkomst voor de levering van elektriciteit, elektriciteitsderivaten niet inbegrepen;
109° "contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs": een elektriciteitsleveringscontract voor de levering van elektriciteit tussen een leverancier en een eindafnemer waarin de prijsvariatie op de spotmarkten, waaronder de day- ahead- en intraday-markten, wordt weerspiegeld in intervallen die ten minste overeenkomen met de marktvereffeningsperiode;
110° "aggregatie": een functie van een natuurlijke of rechtspersoon die de belasting of de opgewekte elektriciteit van verschillende afnemers voor de verkoop, koop of veiling op een elektriciteitsmarkt combineert;
111° "energie-efficiëntie": de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie, en de energie-input;
112° "vraagrespons": de verandering van de elektriciteitsbelasting door eindafnemers ten opzichte van hun normale of bestaande verbruikspatronen, in reactie op de marktsignalen, waaronder tijdvariabele elektriciteitsprijzen of financiële prikkels, of in reactie op het aanvaarden van het bod van de eindafnemer, individueel of via aggregatie, om vraagvermindering of -verhoging voor een bepaalde prijs te verkopen op de georganiseerde markt, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie;
113° "productie": productie van elektriciteit;
114° "niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst": een dienst die wordt gebruikt door een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor spanningsregeling in stationaire toestand, snelle blindstroominjecties, inertie voor plaatselijke netstabiliteit, kortsluitstroom, blackstartmogelijkheden en inzetbaarheid in eilandbedrijf;
115° "regionaal coördinatiecentrum": een regionaal coördinatiecentrum zoals opgericht uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943;
116° "zeggenschap": rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name: a) eigendoms- of gebruiksrechten op alle activa van een onderneming of delen daarvan; b) rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming;]22
[21 117° "vaste vergoeding": forfaitaire vergoeding voor administratieve kosten of abonnementskosten die leveranciers of tussenpersonen kunnen aanrekenen aan eindafnemers;]21
[23 118° "LCOE": genormaliseerde energiekosten ("Levelized Cost of Energy"), namelijk een waarde, al dan niet het resultaat van een formule, zoals bepaald in de toepasselijke productiesteunregeling, die de investeringskosten en de kosten van exploitatie dekt;
119° "Verordening (EU) 2022/1854": Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen;]23
[24 120° "grote energieopslagfaciliteit": elke energieopslagfaciliteit die via een aansluitingspunt is aangesloten op het transmissienet, op een gesloten industrieel net, of op een HVDC-systeem;]24
[24 121° "aansluitingspunt": in afwijking van de definitie bedoeld in artikel 2, tweede alinea, 15., van de Europese netwerkcode RfG, het punt waar een elektriciteitsproductie-eenheid, een energieopslagfaciliteit, een verbruiksinstallatie, een publiek distributienet, een lokaal transmissienet, een gesloten industrieel net, een gesloten distributienet, of een HVDC-systeem, met inbegrip, in voorkomend geval, van hun aansluitingsinstallaties, op het transmissienet, op een gesloten industrieel net of op een HVDC-systeem zijn aangesloten;]24
[24 122° "HVDC-systeem": een systeem zoals bedoeld in artikel 2, eerste alinea, 1., van de Europese netwerkcode HVDC;]24
[26 123° "gedragscode": de gedragscode bedoeld in artikel 11, § 2;]26
[30 124°. "onderneming in moeilijkheden": een onderneming die kwalificeert als een onderneming in moeilijkheden zoals bepaald in de Mededeling van de Europese Commissie 2014/C 249/01 van 31 juli 2014 - Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden.]30
(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof de woorden « in de eerste plaats » en « , dat geen huishoudelijke afnemers bevoorraadt » in artikel 2,41° vernietigd)
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2014-03-26/07, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(4)<W 2014-05-08/23, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(5)<W 2015-06-28/05, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 06-07-2015>
(6)<W 2016-07-21/39, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 06-10-2016>
(7)<W 2017-07-13/06, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(8)<W 2017-07-13/07, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(9)<W 2017-07-31/04, art. 9, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
(10)<W 2017-07-31/04, art. 9, 046; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(11)<W 2018-07-30/41, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
(12)<W 2019-04-22/21, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
(13)<W 2019-05-12/03, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(14)<W 2019-05-09/10, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 24-06-2019>
(15)<W 2019-05-02/30, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(16)<W 2021-03-15/01, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(17)<W 2020-06-12/10, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(18)<W 2021-07-21/11, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(19)<W 2021-06-04/21, art. 4, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(20)<W 2022-02-14/04, art. 2, 063; Inwerkingtreding : 26-02-2022>
(21)<W 2022-02-28/03, art. 8, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(22)<W 2022-10-23/01, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(23)<W 2022-12-16/05, art. 3, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
(24)<W 2023-02-14/05, art. 2, 068; Inwerkingtreding : 06-03-2023>
(25)<W 2023-03-15/09, art. 4, 069; Inwerkingtreding : 31-03-2023>
(26)<W 2023-05-21/02, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
(27)<W 2023-05-30/01, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 15-06-2023>
(28)<W 2023-11-05/05, art. 2, 075; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
(29)<W 2023-12-19/04, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
(30)<W 2024-05-07/03, art. 2, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
HOOFDSTUK II. [1 - Productie en opslag.]1
----------
(1)
Art.3.[1 § 1. De prospectieve studie wordt opgesteld door de Algemene Directie Energie in samenwerking met het Federaal Planbureau [2 en in overleg met de commissie ]2.
De netbeheerder [2 ...]2 en de Nationale Bank van België worden geraadpleegd [2 De Algemene Directie Energie kan de representatieve spelers van de elektriciteitsmarkt raadplegen.]2.
Het ontwerp van prospectieve studie wordt voor advies voorgelegd aan de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. De adviezen worden bezorgd binnen de zestig dagen na het verzoek om advies. Bij gebrek aan advies wordt de procedure inzake de uitwerking van de prospectieve studie voortgezet.
De prospectieve studie strekt zich uit over minstens tien jaar. Ze wordt om de vier jaar na de publicatie van de vorige studie aangepast.
[2 De Algemene Directie Energie stelt om de twee jaar, in samenwerking met het Federaal Planbureau en in overleg met de commissie, een aanvullend verslag op over de opvolging van de bevoorradingszekerheid waarin het resultaat van de opvolging van deze vragen worden voorgesteld evenals elke maatregel die genomen wordt of in dit verband overwogen wordt. Dit verslag wordt ten laatste op 31 juli gepubliceerd en wordt onmiddellijk aan de Europese Commissie medegedeeld.]2
§ 2. De prospectieve studie bevat de volgende elementen :
1° ze maakt een schatting van de evolutie van de vraag naar [2 en van het aanbod van ]2 elektriciteit op middellange en lange termijn en identificeert de behoeften [2 aan nieuwe middelen]2 die daaruit voortvloeien;
2° ze bepaalt de richtsnoeren inzake de keuze van primaire bronnen met zorg voor een gepaste diversificatie van de brandstoffen, de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de inpassing van de door de Gewesten bepaalde randvoorwaarden inzake leefmilieu [2 om rekening te houden met de internationale verbintenissen van België inzake de beperking van emissies en de energieproductie uit hernieuwbare bronnen;]2;
3° ze bepaalt de aard van de productiekanalen waaraan de voorrang moet worden gegeven met zorg voor de bevordering van productietechnologieën met lage emissie van broeikasgassen;
4° ze evalueert de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit en formuleert, wanneer deze in het gedrang dreigt te komen, aanbevelingen dienaangaande.
[2 5° ze formuleert de aanbevelingen op basis van de vaststellingen die gemaakt zijn bij § 2, 1° tot 4°. De netbeheerder houdt rekening met deze aanbevelingen wanneer hij zijn in artikel 13 bedoelde ontwikkelingsplan opstelt;
6° zij analyseert de opportuniteit om gebruik te maken van de bij artikel 5 voorziene aanbestedingsprocedure.]2
§ 3. De minister bezorgt de prospectieve studie aan de federale Wetgevende Kamers en de Gewestregeringen [2 alsook aan de Europese Commissie ]2. Hij ziet erop toe dat de prospectieve studie op passende wijze wordt bekendgemaakt.
§ 4. In het raam van het volbrengen van de opdrachten die haar krachtens dit artikel zijn toegewezen kan de Algemene Directie Energie de elektriciteitsbedrijven die op de Belgische markt een rol spelen, verzoeken haar binnen de dertig dagen volgend op haar aanvraag alle informatie te bezorgen die zij nodig heeft. Ingeval geweigerd wordt de gevraagde informatie binnen de dertig dagen te verstrekken kan zij overgaan tot een plaatsbezoek waarbij zij alle inlichtingen en documenten kan raadplegen die nodig zijn voor het volbrengen van de haar toegewezen opdrachten en die desgevallend kopiëren.]1
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 160, 024; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.4.§ 1. (Met uitzondering van de installaties voor de industriële elektriciteitsproductie door splijting van kernbrandstoffen die, overeenkomstig artikelen 3 en 4 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, niet meer het voorwerp van vergunningen kunnen uitmaken, [3 worden de bouw [4 en de exploitatie]4 van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie, [4 alsook de bouw en exploitatie van nieuwe [6 grote]6 energieopslagfaciliteiten,]4 de herziening, de vernieuwing, de verzaking, de overdracht en elke andere wijziging van een individuele vergunning afgeleverd op basis [4 van dit artikel]4]3 onderworpen) aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de minister [2 na advies]2 van de commissie. <W 2003-01-31/38, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 10-03-2003>
[4 De in het eerste lid bedoelde vergunningen gelden voor onbepaalde duur. In afwijking daarvan, kan de Koning, na advies van de commissie, de duur bepalen waarvoor de vergunningen of bepaalde categorieën van vergunningen gelden.]4
Na advies van de commissie kan de Koning, tegen de door Hem bepaalde voorwaarden :
1° het toepassingsgebied van het eerste lid uitbreiden tot verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande installaties;
2° [4 de bouw [6 en exploitatie van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie met een laag vermogen en nieuwe grote energieopslagfaciliteiten met een laag vermogen]6, vrijstellen van vergunning en onderwerpen aan een procedure van voorafgaande melding aan de Algemene Directie Energie en de commissie.]4
§ 2. Na advies van de commissie bepaalt de Koning de criteria voor de toekenning van de vergunningen bedoeld in § 1, eerste lid. Deze criteria kunnen inzonderheid betrekking hebben op :
1° de veiligheid en de bedrijfszekerheid van de elektriciteitsnetten, de installaties en de bijbehorende uitrusting;
2° de energie-efficiëntie van de voorgestelde installatie, rekening houdend met de internationale verbintenissen van België inzonderheid inzake bescherming van het leefmilieu;
3° de aard van de primaire energiebronnen [1 , [5 de bijdrage van de installatie bedoeld in paragraaf 1 aan de verwezenlijking van de algemene doelstelling van de Unie, die streeft naar een aandeel van ten minste 32 % van de energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto eindverbruik van energie van de Unie in 2030, bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad]5, evenals de bijdrage van [4 de installatie bedoeld in paragraaf 1]4 aan de vermindering van de emissies]1;
4° de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische [1 , economische]1 en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie;
5° [1 openbare dienstverplichtingen, onder andere inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen;]1
[1 6° de bescherming van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;
7° het vermogen van de installatie om deel te nemen aan de automatische ondersteunende diensten voor de primaire regeling van de frequentie en de secundaire automatische regeling van het evenwicht van de Belgische regelzone;]1
[4 8° uitsluitend wat betreft vergunningen voor productie-installaties: alternatieven voor de bouw van nieuwe productiecapaciteiten, zoals oplossingen voor actieve deelname aan vraagresponsoplossingen en energieopslag.]4
§ 3. Na advies van de commissie bepaalt de Koning :
1° [2 de procedure voor de toekenning van de in § 1, eerste lid, bedoelde vergunningen, meer bepaald de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier, de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager en de commissie moet meedelen, en de vergoeding die aan de Algemene Directie Energie moet worden betaald voor het onderzoek van het dossier.]2
2° de gevallen waarin de minister de vergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures;
3° wat er met de vergunning gebeurt in geval van overdracht van de installatie of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder van de vergunning en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de vergunning in deze gevallen.
[1 4° de procedures die moeten worden gevolgd in geval van overdracht van productie-installaties die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gebouwd en in gebruik gesteld of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de eigenaars van productie-installaties die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gebouwd en in gebruik gesteld.]1
(§ 4. Na advies van de commissie legt de Koning, bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bijzondere voorwaarden met betrekking tot de productieafwijking vast, van toepassing op de nieuwe productie-installaties, ongeacht de aard van de gebruikte primaire energie, wanneer de houder van de vergunning van de nieuwe installatie, alleen of met de installaties van de bedrijven waarmee hij verbonden is, voor niet meer dan 10 procent van de in België tijdens het voorbije jaar verbruikte energie bevoorraad heeft. Voor de productie-installaties hierboven vermeld, werkend op basis van hernieuwbare energie of warmtekrachtkoppeling worden deze bijzondere voorwaarden vastgelegd na overlegd met de Gewesten.) <W 2005-07-20/41, art. 61, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
[1 § 5. Voor de nieuwe productie-installaties waarvan de productievergunninghouder in het voorgaande jaar, alleen of met de installaties van vennootschappen die met hem zijn verbonden, niet meer dan 5 % van de totale productie in de Belgische regelzone heeft geproduceerd, en voor zover zij niet vallen onder het toepassingsgebied van artikel 7 of van gelijkwaardige gewestelijke mechanismes voor de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, is de prijs voor de compensatie van kwartuuronevenwichten kleiner dan 125 MWh, gebaseerd op de benoemingen, gelijk aan de marktreferentieprijs, waarop een correctiefactor wordt toegepast voor de eerste vijfenzeventig dagen van injectie op het net zoals geprogrammeerd door de houder van de productievergunning en genomineerd aan de netbeheerder. Deze correctiefactor wordt vastgesteld door de commissie bij toepassing van artikel 12 teneinde de nieuwe installaties bedoeld in dit lid te bevorderen. Bij wijze van overgangsmaatregel, totdat de commissie voornoemde correctiefactor vaststelt, stemt deze laatste factor overeen met de minimale tarifaire boete zoals vastgesteld door de commissie bij toepassing van artikel 12. Voor 2011 zal deze maatregel uitwerking hebben ongeacht de datum van de eerste injectie van de nieuwe productie-installatie op het net gedurende dit jaar.]1
[4 § 6. [6 Grote energieopslagfaciliteiten]6 worden als bestaande installaties geacht vergund te zijn, overeenkomstig dit artikel indien:
1° die geselecteerd werden in de veiling van 2021 en wiens exploitanten binnen de daartoe in de werkingsregels voorziene termijn een capaciteitscontract hebben afgesloten overeenkomstig artikel 7undecies, § 11, of;
2° de officiële afsluiting van de belangrijkste contracten inzake de investeringskosten, de financieringskosten, de uitbatingskosten en de opbrengsten uit de verkoop van elektriciteit, die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het project, voor een nieuwe [6 grote]6 energieopslagfaciliteit, heeft plaats gevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling.]4
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2009-05-06/03, art. 161, 028; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(3)<W 2013-12-26/14, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(4)<W 2022-02-14/04, art. 4, 063; Inwerkingtreding : 26-02-2022>
(5)<W 2022-10-23/01, art. 3, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(6)<W 2023-02-14/05, art. 3, 068; Inwerkingtreding : 06-03-2023>
Art. 4bis.[1 § 1. Teneinde de elektriciteitsbevoorradingszekerheid te verzekeren alsook de veiligheid van het net, moet de [2 ...]2 definitieve of tijdelijke buitenwerkingstelling van een installatie voor elektriciteitsproductie [3 of van een grote energieopslagfaciliteit, met een netto ontwikkelbaar vermogen groter dan of gelijk aan 25 MW]3 [2 , of de definitieve of tijdelijke structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen]3]2 worden gemeld aan de minister, [2 aan de Algemene Directie Energie,]2 aan de commissie en aan de netbeheerder uiterlijk op [3 15 januari]3 van het jaar [2 vóór de ingangsdatum van de buitenwerkingstelling of van de structurele vermindering van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen]3]2.
[3 Een tijdelijke buitenwerkingstelling of een tijdelijke structurele vermindering met 25 MW of meer van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installaties bedoeld in het eerste lid kan slechts plaatsvinden na 31 maart van het jaar volgend op de uiterlijke mededelingstermijn van 15 januari bedoeld in het eerste lid.]3
[2 Een definitieve buitenwerkingstelling of definitieve structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen van de installaties bedoeld in het eerste lid]3 kan slechts na [3 31 maart van het jaar volgend op de uiterlijke mededelingstermijn van 15 januari bedoeld in het eerste lid]3, plaatsvinden. De definitieve buitenwerkingstelling heeft van rechtswege tot gevolg dat de betrokken installatie [3 ...]3 buiten de markt geplaatst wordt hetgeen de onmogelijkheid met zich meebrengt [3 om elektriciteit te injecteren in een netwerk zoals bedoeld in artikel 2, tweede alinea, 12., van de Europese netwerkcode RfG]3, vanaf die datum onverminderd [3 ...]3 de levering, in voorkomend geval, van de black-start-dienst, in laatste instantie.]2
[3 In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kan een installatie bedoeld in het eerste lid, waarvoor er met betrekking tot deze capaciteit een verplichting is om een prekwalificatiedossier in te dienen overeenkomstig artikel 7undecies, § 8, tweede lid, voor een veiling, enkel buiten werking gesteld worden of kan het netto ontwikkelbaar vermogen enkel met 25 MW of meer structureel verminderd worden indien dit ter kennis is gegeven aan de minister, aan de Algemene Directie Energie, aan de commissie en aan de netbeheerder op uiterlijk 15 januari twee jaar vóór de ingangsdatum van de buitenwerkingstelling of van de structurele vermindering van het netto ontwikkelbaar vermogen. De buitenwerkingstelling of de structurele vermindering van het netto ontwikkelbaar vermogen kan slechts plaatsvinden na 31 maart, twee jaar na de uiterlijke mededelingstermijn van 15 januari bedoeld in de eerste zin.
In afwijking van het eerste tot en met het vierde lid kan een installatie bedoeld in het eerste lid en het vierde lid, die na het indienen van een bod in een veiling die twee jaar of één jaar voor een periode van capaciteitslevering georganiseerd wordt overeenkomstig een instructie bedoeld in artikel 7undecies, § 6, na 31 maart van het jaar waarin de periode van capaciteitslevering begint waarop de veiling waarin het bod niet werd geselecteerd betrekking op heeft, buiten werking worden gesteld of kan het netto ontwikkelbaar vermogen met 25 MW of meer structureel verminderd worden, indien dit uiterlijk 15 januari van hetzelfde jaar, ter kennis wordt gegeven aan de minister, aan de Algemene Directie Energie, aan de commissie en aan de netbeheerder.]3
[2 De termijnen van buitenwerkingstelling en structurele vermindering bedoeld in het tweede [3 tot en met het vijfde lid,]3 zijn niet van toepassing als de buitenwerkingstelling of structurele vermindering wordt opgelegd om veiligheidsredenen, om te voldoen aan milieunormen, of om de contractuele verbintenissen inzake warmtekrachtkoppeling ten aanzien van derden te eerbiedigen, voor dewelke de termijnen desgevallend korter kunnen zijn.]2
Een mededeling van buitenwerkingstelling [2 of van structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen]3,]2 is vereist voor elke installatie voor elektriciteitsproductie [3 of voor elke grote energieopslagfaciliteit,]3 [2 met [3 een netto ontwikkelbaar vermogen]3 groter dan of gelijk aan [3 25 MW]3]2, ongeacht of die een voorafgaande individuele vergunning overeenkomstig artikel 4 al dan niet heeft gekregen.
[2 § 1bis. De exploitant van een productie-installatie [3 of van een grote energieopslagfaciliteit]3 kan geen afstand doen van een aangekondigde of effectieve definitieve buitenwerkingstelling of van een aangekondigde of effectieve definitieve structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 haar netto ontwikkelbaar vermogen]3.
De verzaking aan een aangekondigde of effectieve tijdelijke buitenwerkingstelling of structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen]3 wordt meegedeeld door de exploitant aan de minister, de Algemene Directie Energie, aan de commissie en aan de netbeheerder. Onverminderd het derde en vierde lid en [3 de werkingsregels van het capaciteitsvergoedingsmechanisme bedoeld in artikel 7undecies]3, kan deze mededeling op ieder tijdstip worden verricht; zij heeft de nietigheid van de in paragraaf 1 bedoelde mededeling tot gevolg.
Indien de mededeling bedoeld in het tweede lid wordt gedaan in de periode tussen [3 1 april en 31 augustus]3, dan heeft deze mededeling uitwerking tien werkdagen volgend op de mededeling [3 ...]3.
Indien de mededeling bedoeld in het tweede lid wordt gedaan in de periode tussen [3 1 september en 31 maart]3, dan heeft deze mededeling uitwerking vanaf 1 april volgend op voornoemde periode, [3 of op de tiende werkdag na de mededeling, indien deze datum later valt, behalve indien de minister, na advies van de Algemene Directie Energie en de netbeheerder besluit dat, om de bevoorradingszekerheid te waarborgen, de in het tweede lid bedoelde mededeling op een door hem te bepalen datum uitwerking moet hebben]3.]2
§ 2. Na advies van de commissie en van de netbeheerder kan de Koning de mededelingsprocedure [2 bedoeld in de paragrafen 1 en 1bis,]2 vaststellen, met name wat de vorm en de modaliteiten van de mededeling betreft [2 evenals de voorwaarden voor de terugkeer in de markt in geval van tijdelijke buitenwerkingstelling of van tijdelijke structurele [3 vermindering van het netto ontwikkelbaar vermogen]3 van de productie-installatie]2 [3 of van de grote energieopslagfaciliteit]3.
[2 De Algemene Directie Energie publiceert op de website van FOD Economie, K.M.O, Middenstand en Energie een tabel met de ontvangen mededelingen met toepassing van de paragrafen 1 en 1bis, die de totale volumes van de betrokken capaciteiten bevat.]2
§ 3. [2 Onverminderd de maatregelen voor milieu- en veiligheidsredenen en de contractuele verbintenissen inzake warmtekrachtkoppeling ten aanzien van derden te eerbiedigen, mag geen enkele definitieve of tijdelijke buitenwerkingstelling, of structurele vermindering met [3 25 MW]3 of meer van [3 het netto ontwikkelbaar vermogen]3, plaats vinden tijdens de winterperiode.]2
§ 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de eenheden bedoeld in de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.]1
----------
(1)<W 2014-03-26/07, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(2)<W 2018-07-30/41, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
(3)<W 2024-05-07/03, art. 3, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 4ter. [1 Een begrotingsfonds, genaamd "Energietransitiefonds", wordt opgericht. Het vormt een begrotingsfonds in de zin van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat.
Het wordt gespijsd door de vergoeding die betaald wordt aan de federale Staat in overeenstemming met artikel 4/2 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.
De Koning bepaalt de gebruiksvoorwaarden voor dit fonds bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-06-28/05, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 06-07-2015>
Art.5.<W 2005-06-01/32, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 21, eerste lid, 1° en 2°, kan de minister een beroep doen op de procedure van offerteaanvraag voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie wanneer de bevoorradingszekerheid niet voldoende wordt gegarandeerd door :
1° de in aanbouw zijnde productiecapaciteit; of
2° de maatregelen met betrekking tot energie-efficiëntie; of
3° het beheer van de vraag.
De offerteaanvraag dient rekening te houden met het aanbod van elektriciteitsleveringen dat op lange termijn gewaarborgd is en dat voortkomt uit bestaande installaties voor elektriciteitsproductie, voor zover deze het mogelijk maken de bijkomende behoeften te dekken.
§ 2. De minister motiveert het beroep op de procedure van offerteaanvraag in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria :
1° [1 het niet afgestemd zijn van het productiepark op de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag op middellange en lange termijn, rekening houdend met de prospectieve studie en in het bijzonder met de verbintenissen van België inzake de beperking van broeikasgasemissies en de energieproductie uit hernieuwbare bronnen;]1
2° de investeringen die bedoeld zijn om de productiecapaciteit te verhogen, zonder afbreuk te doen aan de investeringen met betrekking tot energie-efficiëntie;
3° de in artikel 21 bedoelde openbare dienstverplichtingen.
§ 3. Het advies van de netbeheerder betreffende de omvang van het productiepark en de weerslag van de invoer wordt gevraagd voorafgaand aan het instellen van de procedure van offerteaanvraag.
§ 4. De Koning bepaalt [1 , na advies van de commissie, ]1 de nadere regels betreffende de procedure van offerteaanvraag waarbij hij zorg draagt voor het garanderen van :
1° een daadwerkelijke mededinging door de offerteaanvraag;
2° de transparantie van de procedure, in het bijzonder van de technische specificaties en toekenningscriteria van de offerteaanvraag;
3° de gelijke behandeling van alle kandidaten die antwoorden op de offerteaanvraag;
[1 4° Het voldoen van de dossiers met betrekking tot de aanbesteding die door de inschrijvers worden ingediend, aan de criteria zoals bepaald door artikel 4 en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
Het bestek [1 dat wordt opgesteld door de Algemene Directie Energie]1 kan stimuli bevatten voor de bouw van installaties voor elektriciteitsproductie die het voorwerp uitmaken van de offerteaanvraag. [2 Ingeval het bestek stimuli bevat, moet dit voorafgaandelijk zijn goedgekeurd door de Ministerraad.]2 Overeenkomstig artikel 21 kan de Koning, bij besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, de openbare dienstverplichtingen bepalen die de financiering mogelijk maken van de hierboven bedoelde stimuli.
[2 Bij gebreke aan toepassing van het financieringsmechanisme bepaald in het tweede lid, worden de stimuli gefinancierd door de Rijksmiddelenbegroting.
De stimuli toegekend ingevolge de procedure van offerteaanvraag kunnen geen voorwerp uitmaken voor een belasting.]2
[1 § 4bis. De modaliteiten voor de aanbestedingsprocedure worden minstens zes maanden vóór de afsluitingsdatum van de aanbesteding in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Het bestek wordt ter beschikking gesteld van alle belanghebbende bedrijven, gevestigd op het grondgebied van een Lidstaat van de Europese Unie, zodat deze over een voldoende termijn kunnen beschikken om een offerte voor te leggen.
Om transparantie en non-discriminatie te waarborgen, bevat het bestek een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen en de gunning, met inbegrip van stimulansen.]1
§ 5. [1 Nadat hij het advies heeft ingewonnen van de overheden die worden geraadpleegd in uitvoering van de procedure van artikel 4, wijst de minister, op basis van de in artikel 4, § 2, vermelde criteria, de kandidaat of kandidaten aan die in aanmerking genomen worden ingevolge de aanbesteding. Deze aanwijzing geldt als individuele vergunning voor de elektriciteitsproductie in de zin van artikel 4.]1
[1 § 6. De Algemene Directie Energie is verantwoordelijk voor de organisatie, de opvolging en de controle van de aanbestedingsprocedure bedoeld in § § 1 tot 5. In dit kader neemt de Algemene Directie Energie alle nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van de informatie in de offertes te garanderen.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-15/11, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
Art. 5bis. [1 Een begrotingsfonds genaamd "flexibele elektriciteitsproductie" wordt opgericht. Het vormt een begrotingsfonds in de zin van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.
Het wordt jaarlijks gespijsd door een derde van de vergoeding die betaald wordt aan de Staat krachtens artikel 4/1 van wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.
De middelen van dit fonds kunnen worden gebruikt om de impact op de consumenten te verzachten van de maatregelen die nodig zijn om de capaciteiten inzake flexibele elektriciteitsproductie te behouden en/of te ontwikkelen ten einde de bevoorradingszekerheid en het evenwicht van het netwerk te waarborgen. De Koning stelt de voorwaarden vast voor het gebruik van dit fonds bij besluit overlegd in de Ministerraad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/11, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
Art.6.§ 1. Met inachtneming van de bepalingen vastgesteld krachtens §,2, en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu [1 en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning]1 in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de minister [1 tot de inwerkingtreding van artikel 6/3]1, (na advies) van de commissie, domeinconcessies voor een hernieuwbare duur van maximum dertig jaar verlenen voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht. <W 2005-06-01/32, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 09-11-2008>
§ 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de concessies bedoeld in § 1, en inzonderheid :
1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;
2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;
3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;
4° de procedure voor de toekenning van bedoelde concessies, met zorg voor een gepaste publiciteit van het voornemen tot toekenning van een concessie alsook, in voorkomend geval, voor een effectieve mededinging tussen de kandidaten;
5° de regels inzake de overdracht en de intrekking van de concessie.
De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de federale minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu.
§ 3. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in § 1.
----------
(1)<W 2019-05-12/03, art. 3, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 6/1. [1 § 1. Met inachtneming van de bepalingen vastgesteld krachtens § 2 en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, domeinconcessies verlenen voor de bouw en de exploitatie van installaties voor hydro-elektrische energieopslag in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, namelijk de territoriale zee, de exclusieve economische zone en het continentaal plat, bedoeld in de wet van 13 juni 1969 inzake het continentaal plat van België.
Deze installaties kunnen niet genieten van het steunmechanisme bedoeld in artikel 7, § 1, noch van enige andere vorm van subsidie of financiële steun vanwege de Staat of de elektriciteitsverbruiker.
§ 2. Bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de concessies bedoeld in § 1, en inzonderheid :
1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;
2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;
3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;
4° de procedure voor de toekenning van bedoelde concessies, met zorg voor een gepaste bekendmaking van het voornemen tot toekenning van een concessie alsook, in voorkomend geval, voor een effectieve mededinging tussen de kandidaten;
5° de regels inzake de overdracht en de intrekking van de concessie;
6° de bepaling van de levensduur van de concessie;
7° de financiële voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden.
De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, van deze paragraaf worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu.
Deze procedure wordt gevoerd met respect voor de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en haar uitvoeringsbesluiten.
§ 3. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in § 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
Art. 6/2.[1 § 1. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, zal de Koning:
1° na overleg met de netbeheerder en de in artikel 6 bedoelde titularissen van een domeinconcessie, de uiterste datum bepalen waarop elk deel van het Modular Offshore Grid [2 bedoeld in artikel 2, 7° ter, a) tot e)]2 in dienst moet gesteld zijn;
2° een vergoedingssysteem instellen ten behoeve van de betrokken titularissen van een domeinconcessie bedoeld in artikel 6, ingeval het Modular Offshore Grid geheel of gedeeltelijk niet in dienst zou gesteld zijn op de datum bepaald krachtens 1°, of ingeval van een volledige of gedeeltelijke onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid na de indienststelling ervan. De toepassing van dit vergoedingssysteem sluit elke andere wetsbepaling uit die het mogelijk maakt de netbeheerder verantwoordelijk te stellen.
De besluiten bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, worden geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.
§ 2. De doorrekening in de tarieven van de netbeheerder van de kosten van een uit het eerste lid, 2°, resulterende vergoeding gebeurt met toepassing van de tariefmethodologie bedoeld in artikel 12. Wanneer de onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid [2 bedoeld in artikel 2, 7° ter, a) tot en met e)]2 echter te wijten is aan een zware of opzettelijke fout van de netbeheerder, wordt de kost van de vergoeding door de commissie te zijnen laste gelegd in evenredig verband met zijn fout zonder dat die, voor het geheel van de gebeurtenissen die gedurende een gegeven jaar plaatsvinden, hoger mag zijn dan de vergoeding, resulterend uit de tariefberekening, die hem tijdens datzelfde jaar wordt toegekend voor de verwezenlijking en het beheer van het Modular Offshore Grid [2 bedoeld in artikel 2, 7° ter, a) tot e)]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-13/07, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(2)<W 2019-05-12/03, art. 4, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 6/3.[1 § 1. Onverminderd de domeinconcessies verleend overeenkomstig artikel 6 is de bouw en exploitatie van een installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België slechts toegestaan in de daartoe voorziene kavels voor zover daartoe voorafgaandelijk een domeinconcessie werd verkregen overeenkomstig dit artikel.
§ 2. Met inachtneming van de bepalingen vastgesteld krachtens paragrafen 3 tot en met 6, en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kunnen de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning na de organisatie van een concurrerende inschrijvingsprocedure aan de geselecteerde inschrijver van voornoemde procedure een domeinconcessie, bedoeld in paragraaf 1, verlenen voor een duur van maximum [2 veertig jaar]2 waarin zowel de bouwfase, exploitatiefase en de ontmantelingsfase begrepen moeten zijn.
§ 3. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, bepaalt de Koning het verloop van de concurrerende inschrijvingsprocedure, de voorwaarden en procedure tot toekenning van de domeinconcessies en de algemene voorwaarden voor het gebruik van de kavels, en inzonderheid :
1° de nadere regels van de concurrerende inschrijvingsprocedure en de inhoud van het bestek, met zorg voor een gepaste publiciteit, een daadwerkelijke mededinging en gelijke behandeling van alle kandidaten die deelnemen. De regels die de concurrerende inschrijvingsprocedure organiseren zorgen er in het bijzonder voor dat de keuze voor de winnende inschrijver die de meest gunstige inschrijving heeft ingediend gelijktijdig zal gebeuren met de toekenning van de vergunningen en machtigingen vereist krachtens de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet -levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat en de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;
2° de ontvankelijkheidscriteria waaraan de kandidaten van de concurrerende inschrijvingsprocedures dienen te voldoen, die onder meer betrekking hebben op de technische, organisatorische, financiële en professionele capaciteit van de inschrijver;
3° de objectieve, niet-discriminerende en transparante toekenningscriteria op basis waarvan een rangorde wordt opgemaakt en de geselecteerde inschrijver van de concurrerende inschrijvingsprocedure wordt aangeduid;
4° de regels inzake het sluiten van de contractuele band tussen de Belgische staat en de geselecteerde inschrijver van de concurrerende inschrijvingsprocedure, de rechten en plichten van de partijen, alsook de regels inzake controlewijziging, fusie of splitsing van de titularis van een domeinconcessie;
5° de regels inzake de overdracht, gehele of gedeeltelijke ontheffing en intrekking van de domeinconcessie;
6° de regels inzake de start en duur van de domeinconcessie, de bouwfase, de exploitatiefase en ontmantelingsfase;
7° de activiteiten die de titularis van een domenconcessie kan ontwikkelen naast de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de desbetreffende kavel;
8° de financiële zekerheden die de titularis van een domeinconcessie dient te stellen;
9° [2 de mate waarin en de wijze waarop burgerparticipatie kan worden voorzien en hernieuwbare energiegemeenschappen kunnen worden betrokken door de titularis van een domeinconcessie [3 alsook het minimaal te behalen percentage burgerparticipatie]3]2;
10° in voorkomend geval, de steun overeenkomstig artikel 7 voor een maximale duurtijd van [3 twintig jaar]3;
11° de regels inzake verzaking aan de domeinconcessie door de domeinconcessiehouder en de verzakingsvergoeding die daarvoor zal moeten worden betaald;
[4 12° in afwijking van artikel V.2 van het Wetboek van Economisch Recht, een maximumprijs voor de eindafnemers waartegen de domeinconcessiehouder een deel van het volume aan geproduceerde elektriciteit kan verkopen via stroomafnameovereenkomsten.]4
[4 De sluiting van de domeinconcessieovereenkomst bedoeld in het eerste lid, 4°, die volgt op de beslissing tot toekenning van de domeinconcessie mag in geen geval plaatsvinden vóór het verstrijken van een termijn van vijftien dagen die ingaat vanaf de mededeling van de gemotiveerde beslissing aan de betrokken inschrijvers overeenkomstig de door de Koning te bepalen nadere regels. Indien de verzendingen niet tegelijk plaatsvinden, begint de termijn voor de betrokken inschrijver te lopen de derde dag na de verzending van de laatste kennisgeving, behoudens indien de inschrijver bewijst dat de kennisgeving hem pas later heeft bereikt. Wanneer een vordering tot schorsing van de uitvoering van de beslissing tot toekenning van de domeinconcessie wordt ingediend binnen voornoemde termijn, mag de domeinconcessieovereenkomst niet gesloten worden voordat de Raad van State uitspraak heeft gedaan, hetzij over de vordering tot voorlopige maatregelen, hetzij over de vordering tot schorsing. Te dien einde verwittigt de indiener van de vordering de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning binnen die termijn per e-mail of via een ander elektronisch middel over de indiening van die vordering. De domeinconcessieovereenkomst mag worden gesloten na afloop van voornoemde termijn, wanneer binnen de bedoelde termijn geen enkele vordering tot schorsing is ingediend. Het verbod om de domeinconcessieovereenkomst te sluiten, strekt enkel tot voordeel van de indiener van een vordering tot schorsing binnen voornoemde termijn.]4
[5 Op straffe van niet-ontvankelijkheid, kan een vordering tot schorsing met betrekking tot de beslissing tot toekenning van de domeinconcessie slechts worden ingediend binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de kennisgeving vastgesteld overeenkomstig het tweede lid. Het bewijs van spoedeisendheid is voor voornoemde vordering tot schorsing niet vereist.]5
§ 4. In overleg met de minister, de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning en de commissie, voert de netbeheerder alle noodzakelijke studies uit voor de uitbreiding van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f). De door de netbeheerder opgelopen kosten voor de opmaak van deze studies worden gedekt door de tarieven van de netbeheerder bedoeld in artikel 12.
§ 5. Voorafgaand aan de concurrerende inschrijvingsprocedure voeren de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning in overleg met de commissie en de netbeheerder alle noodzakelijke studies uit met betrekking tot de locatie van de installaties bedoeld in paragraaf 1 en laten de resultaten van deze studies certificeren.
§ 6. Het bestek voor de concurrerende inschrijvingsprocedures wordt minstens zes maanden vóór de uiterste datum voor indiening van de biedingen in het Belgisch Staatsblad en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
§ 7. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in paragraaf 1.]1
[3 § 8. De Algemene Directie Energie is gemachtigd tot verwerking van de gegevens, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de behoorlijke controle op het verloop van de concurrerende inschrijvingsprocedure, naleving van de voorwaarden en procedure tot toekenning van de domeinconcessie en de algemene voorwaarden voor het gebruik van de kavels zoals bepaald door de Koning overeenkomstig paragraaf 3. Dit betreft de gegevens van:
1° elk personeelslid, en elke persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van een onderneming die of een samenwerkingsverband van ondernemingen dat een aanvraag voor domeinconcessie indient overeenkomstig dit artikel;
2° elk personeelslid en elke persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van de onderneming of samenwerkingsverband van ondernemingen met wie een concessieovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig dit artikel.
De Algemene Directie Energie verwerkt in het kader van de organisatie van een concurrerende inschrijvingsprocedure, de volgende categorieën persoonsgegevens van de betrokkene bedoeld in het eerste lid, 1° en 2° :
1° de persoonlijke identificatiegegevens;
2° de huidige en voormalige betrekking;
3° de attesten en bewijsstukken, waaronder een uittreksel uit het strafregister dat betrekking heeft op de veroordelingen overeenkomstig:
a) artikel 324bis van het Strafwetboek of in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit;
b) artikelen 246 en 250 van het Strafwetboek of artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn of artikel 2.1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector;
c) artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002;
d) artikel 137 van het Strafwetboek of artikelen 1, 3 of 14 van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad;
e) artikel 2 of 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering;
f) artikel 433quinquies van het Strafwetboek of artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad;
g) artikel 35/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers of de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van vreemde arbeiders;
4° alle persoonsgegevens die de betrokken persoon uit eigen beweging wenst te delen.
§ 9. De verwerking van persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
De verwerking en het bewaren van persoonsgegevens blijven beperkt tot de duur die noodzakelijk is voor de verwezenlijking van met de verwerking van de persoonsgegevens nagestreefde doelstelling en niet langer dan:
1° voor de persoonsgegevens onder paragraaf 8, eerste lid, 1°, vijf jaar na de verlening van de domeinconcessie;
2° voor de persoonsgegevens onder paragraaf 8, eerste lid, 2°, tien jaar nadat de laatste verplichting voortvloeiend uit de domeinconcessie is nagekomen.
§ 10. De Koning duidt de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie aan die belast zijn met de controle op de naleving en sanctionering van de verplichtingen bedoeld in paragraaf 3, 1°, 4°, 6°, 7° en 8°.
In geval van niet-naleving kan door de betrokken ambtenaar een administratieve geldboete opgelegd worden die niet lager mag zijn dan 1.240 euro, noch hoger mag zijn dan 50.000 euro of indien dat hoger zou zijn dan 50.000 euro: tien procent van de omzet die de betrokken domeinconcessiehouder heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar.
§ 11. De commissie is belast met de controle op de naleving en sanctionering van de vereiste van burgerparticipatie in het kader van een concurrerende inschrijvingsprocedure zoals bepaald door de Koning overeenkomstig paragraaf 3, 9°.
De commissie is ermee belast deze vereiste periodiek te controleren en legt desgevallend een administratieve boete op aan de domeinconcessiehouder, zonder dat deze hoger kan zijn dan een percentage van de totale investeringskosten dat overeenstemt met het niet-behaalde gedeelte van het minimumpercentage. De commissie kan hierbij rekening houden met de omstandigheden en de geleverde inspanningen. De Koning kan de andere modaliteiten bepalen van voornoemde controle en de procedure voor het opleggen van voornoemde boete door de commissie.
§ 12. De commissie ziet er op toe dat de maatregelen van marktorganisatie en het steunregime overeenkomstig paragraaf 3, 10° worden nageleefd. In geval van niet-naleving door de domeinconcessiehouder kan de commissie hem een administratieve boete opleggen.
Deze geldboete mag niet lager zijn dan 1.240 euro, noch hoger dan 50.000 euro of indien dat hoger zou zijn dan 50.000 euro: tien procent van de omzet die de betrokken domeinconcessiehouder heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-12/03, art. 5, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(2)<W 2022-10-23/01, art. 4, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(3)<W 2023-12-19/04, art. 3, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
(4)<W 2024-04-26/50, art. 2, 087; Inwerkingtreding : 20-06-2024>
(5)<W 2024-05-25/21, art. 2, 088; Inwerkingtreding : 20-06-2024>
Art. 6/4.[1 § 1. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie en na raadpleging van de netbeheerder, bepalen de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning onder meer de locatie, de omvang en het aantal kavels die voorwerp uitmaken van een domeinconcessie overeenkomstig artikel 6/3. [2 ...]2
Met het oog op de identificatie van de kavels bedoeld in het eerste lid wordt rekening gehouden met:
1° de vervulling van maatschappelijke functies van de zee, waaronder het belang van een doelmatig ruimtegebruik van de zee;
2° de gevolgen van een aanwijzing voor derden;
3° het milieubelang;
4° de kosten om een installatie voor de productie van elektriciteit in de kavel te realiseren;
5° het belang van de meest optimale en kostenefficiënte aansluiting van de productie- installatie op het Modular Offshore Grid;
[2 6° de resultaten van de noodzakelijke studies bedoeld in artikel 6/3, § 5, die relevant zijn voor de bepaling van de locatie, de omvang en het aantal kavels die voorwerp uitmaken van een domeinconcessie overeenkomstig artikel 6/3.]2
§ 2. De netbeheerder stelt een ontwerp van uitbreiding van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f), op. Dit ontwerp is onderworpen aan het advies van de Commissie en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning.]1
[2 § 3. De netbeheerder publiceert de resultaten van de studies bedoeld in artikel 6/3, § 4 op zijn website en dat voorafgaand aan de organisatie van de concurrerende inschrijvingsprocedure bedoeld in artikel 6/3 en de publicatie van het bestek.]2
[2 § 4. De Algemene Directie Energie publiceert de resultaten van de studies bedoeld in artikel 6/3, § 5 op de website van FOD Economie, K.M.O, Middenstand en Energie en dat voorafgaand aan de organisatie van de concurrerende inschrijvingsprocedure bedoeld in artikel 6/3 en de publicatie van het bestek.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-12/03, art. 6, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(2)<W 2024-04-26/50, art. 3, 087; Inwerkingtreding : 20-06-2024>
Art. 6/5. [1 § 1. Installaties voor de productie van elektriciteit die het voorwerp uitmaken van een in artikel 6/3 bedoelde domeinconcessie worden aangesloten op het Modular Offshore Grid. De netbeheerder bepaalt het aansluitingspunt op het Modular Offshore Grid en de door de titularis van een domeinconcessie te respecteren technische voorschriften met het oog op de aansluiting van zijn installatie. Zowel de locatie van het aansluitingspunt als de technische voorschriften worden opgenomen in het bestek van de concurrerende inschrijvingsprocedure.
§ 2. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, zal de Koning na overleg met de netbeheerder de uiterste datum bepalen waarop elk deel van de uitbreiding van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f), in dienst moet gesteld zijn.
§ 3. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, zal de Koning een vergoedingssysteem instellen ten behoeve van de betrokken titularissen van een domeinconcessie bedoeld in artikel 6/3, ingeval de uitbreiding van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f), geheel of gedeeltelijk niet in dienst zou gesteld zijn op de datum bepaald krachtens paragraaf 2, of ingeval van een volledige of gedeeltelijke onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid na de indienststelling ervan.
§ 4. De besluiten bedoeld in paragrafen 2 en 3 worden geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.
§ 5. De doorrekening in de tarieven van de netbeheerder van de kosten van een uit paragraaf 3 resulterende vergoeding gebeurt met toepassing van de tariefmethodologie bedoeld in artikel 12. Wanneer de volledige of gedeeltelijke onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f), echter te wijten is aan een zware of opzettelijke fout van de netbeheerder, wordt de kost van de vergoeding door de commissie te zijnen laste gelegd in evenredig verband met zijn fout zonder dat die, voor het geheel van de gebeurtenissen die gedurende een gegeven jaar plaatsvinden, hoger mag zijn dan de vergoeding, resulterend uit de tariefmethodologie, die hem tijdens datzelfde jaar wordt toegekend voor de verwezenlijking en het beheer van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 2, 7° ter, f).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-12/03, art. 7, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 6/6. [1 § 1. Onverminderd de bepalingen van de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden, kunnen de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning, na advies van de commissie, een domeinconcessie voor een proefproject voor een duur van maximum vijf jaar verlenen voor de bouw en de exploitatie van test-installaties voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht. De minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en mariene ruimtelijke planning kunnen deze domeinconcessie voor een proefproject tot twee maal verlengen.
§ 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels bepalen voor de toekenning en de verlenging van domeinconcessies voor voornoemde proefprojecten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, die desgevallend kunnen afwijken van hetgeen is bepaald overeenkomstig artikel 6/3
§ 3. In het kader van dit artikel wordt onder proefproject verstaan: de bouw en exploitatie van een installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België die op cumulatieve wijze aan volgende kenmerken voldoet:
1° een klein vermogen;
2° een beperkte exploitatieduur;
3° geen of beperkte aansluitingscapaciteit;
4° met als doel het verwerven van kennis en testen van nieuwe technieken door de uitvoering van onderzoek, ontwikkeling en innovatie;
5° geen winstoogmerk.
§ 4. Met betrekking tot de kenmerken bedoeld in paragraaf 3, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de commissie, verder het toepassingsgebied van dit artikel preciseren.
§ 5. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in paragraaf 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-04-26/50, art. 4, 087; Inwerkingtreding : 20-06-2024>
Art.7.(§ 1) [12 Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, kan de Koning [18 een erkenningsregeling instellen waarbij de minister keuringsinstellingen erkent die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van conformiteitsattesten die aantonen dat de desbetreffende elektriciteit effectief geproduceerd is op basis van hernieuwbare energiebronnen en de controlemodaliteiten daaromtrent bepalen, alsook]18 maatregelen van marktorganisatie vaststellen, waaronder de instelling van een door de commissie beheerd systeem voor de toekenning [18 ...]18 van groenestroomcertificaten voor elektriciteit geproduceerd overeenkomstig artikel 6, evenals het opleggen van een verplichting aan de netbeheerder om groenestroomcertificaten afgeleverd door de commissie en de gewestelijke overheden en regulatoren aan te kopen tegen een minimumprijs en te verkopen, teneinde de afzet op de markt te verzekeren, tegen een minimumprijs, van elektriciteit geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen.
De opdracht waarmee de netbeheerder krachtens het eerste lid belast wordt, maakt een openbare dienstverplichting uit waarvan de nettolasten gefinancierd worden overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 21quinquies [16 eerste lid]16.
De Koning kan bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, bekrachtigd bij artikel 427 van de programmawet(I) van 24 december 2002 en door artikel 28 van de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake energie, en door artikel 2 van de wet van 12 juni 2015 tot bekrachtiging van bepaalde artikelen van het koninklijk besluit van 4 april 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en door artikel 11 van de wet van 12 mei 2019 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt met het oog op het invoeren van een concurrerende inschrijvingsprocedure voor de bouw en exploitatie van productie-installaties in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 11 februari 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen [14 en door artikel 3, eerste lid, van de wet van 6 november 2023 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot bekrachtiging van vijf koninklijke besluiten inzake energie]14, [17 en door artikel 5 van de wet van 26 maart 2024 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot bekrachtiging van zes koninklijke besluiten inzake energie]17 wijzigen, vervangen en opheffen zonder daarbij een nieuwe toeslag of heffing in te voeren bestemd om de maatregelen, bedoeld in het eerste lid te financieren.
Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, bepaalt de Koning de berekeningsmethode van de kost voortvloeiend uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder exploitatiejaar. Voornoemde kost wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende procedure:
1° uiterlijk op 1 november van ieder jaar verricht de commissie een raming van de kost per maand van de maatregelen bedoeld in het eerste lid met betrekking tot het volgende exploitatiejaar. Daartoe bezorgt de netbeheerder een verslag met de relevante gegevens aan de commissie uiterlijk op 31 augustus;
2° uiterlijk op 15 april van ieder jaar stelt de commissie een bedrag van regularisatie met betrekking tot het voorgaande exploitatiejaar op grond van de werkelijke kost die tijdens dat voorgaande exploitatiejaar is voortgevloeid uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid vast. Daartoe bezorgt de netbeheerder een verslag met de relevante gegevens aan de commissie uiterlijk op 15 februari. Indien er een saldo wordt vastgesteld, dan wordt de regularisatie met de Federale Staat uitgevoerd uiterlijk op 1 juli van het jaar waarin de regularisatie werd bepaald;
3° de commissie houdt een inventaris bij met een overzicht per jaar van de geraamde en de werkelijke kost van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid.
De Federale Staat, de netbeheerder en de commissie sluiten een protocol teneinde de nadere regels vast te leggen van de maandelijkse ter beschikkingstelling van de middelen, bedoeld in het tweede lid, met het oog op de voldoening van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, alsook teneinde alle gerelateerde en overige rechten en verplichtingen van de contractpartijen nader te bepalen. De financieringsregels beschreven in voornoemde protocol stellen de netbeheerder in staat om tijdig over de bij deze wet bepaalde noodzakelijke middelen te beschikken, met als doel de nettokost voortvloeiend uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, tijdig te betalen en voorfinanciering van deze nettokost in hoofde van de netbeheerder te vermijden.]12
[1 § 1bis. [15 De commissie beoordeelt ten minste om de vijf jaar de doeltreffendheid van de steunregeling voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen bedoeld in paragraaf 1 en diens belangrijkste verdelingseffecten op verschillende consumentengroepen en op investeringen. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de gevolgen van eventuele wijzigingen van de steunregelingen.
Dit verslag wordt aan de minister overgezonden en op de internetsite van de commissie gepubliceerd.
Desgevallend kan de commissie een advies uitbrengen over de wenselijkheid om het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 1, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te wijzigen met betrekking tot de hoogte van de erin vastgestelde minimumprijs. De hoogte en de voorwaarden van de steun kan slechts volgens objectieve criteria worden aangepast, op voorwaarde dat die criteria in de oorspronkelijke opzet van de steunregeling zijn opgenomen en die herziening geen negatieve gevolgen heeft voor de in dat kader verleende rechten en de economische levensvatbaarheid van reeds gesteunde projecten niet ondermijnt.
De commissie publiceert een langetermijnplanning die rekening houdt met de verwachte steuntoewijzing, die als referentie betrekking heeft op ten minste de vijf daaropvolgende jaren, of drie jaar in het geval van beperkingen inzake de begrotingsplanning, en waarin het indicatieve tijdschema, in voorkomend geval de frequentie van aanbestedingsprocedures, de verwachte capaciteit en de begroting of het maximale steunbedrag per eenheid dat naar verwachting zal worden toegekend en de verwachte in aanmerking komende technologieën, indien van toepassing, worden vermeld. Deze planning wordt jaarlijks geactualiseerd of wanneer dit nodig is voor de weergave van recente marktontwikkelingen of verwachte steuntoewijzing.]15]1
[6 § 1ter. Een begrotingsfonds genaamd "windkrachtenergie in de Noordzee" opgericht . Het vormt een begrotingsfonds in de zin van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat. Het wordt jaarlijks gespijsd door twee derde van de vergoeding die betaald wordt aan de Staat krachtens artikel 4/1 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie. De middelen voor dit fonds kunnen worden gebruikt om de impact op de consumenten te verzachten van de maatregelen genomen krachtens paragraaf 1 om de ontwikkeling van productiecapaciteiten uit windenergie in de Noordzee mogelijk te maken. De Koning stelt de voorwaarden vast voor het gebruik van dit fonds bij besluit overlegd in de Ministerraad.]6
[16 § 1quater. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, kan de Koning [18 een erkenningsregeling instellen waarbij de minister keuringsinstellingen erkent die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van conformiteitsattesten die aantonen dat de desbetreffende elektriciteit effectief geproduceerd is op basis van hernieuwbare energiebronnen en de controlemodaliteiten daaromtrent bepalen, alsook]18 een steunregime vaststellen ter bevordering van de productie van elektriciteit geproduceerd overeenkomstig artikel 6/3 en gerelateerde maatregelen van marktorganisatie vaststellen.
Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, bepaalt de Koning de berekeningsmethode van de kost voortvloeiend uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder exploitatiejaar.
De Federale Staat en de commissie sluiten een protocol teneinde de nadere regels vast te leggen van de periodieke betaling van de toegekende steun.
De financiering van deze maatregelen geschiedt overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 21quinquies, tweede lid.]16
(§ 2. Voor nieuwe installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waarin België zijn rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, die het voorwerp uitmaken van een in artikel 6 bedoelde domeinconcessie [7 verleend vóór 1 juli 2007]7, staat de netbeheerder in voor één derde van de kostprijs van de onderzeese kabel met een maximumbedrag van 25 miljoen euro voor een project van 216 MW of meer. Deze financiering van 25 miljoen euro wordt naar rato verminderd, wanneer het project minder dan 216 MW bedraagt. In dit bedrag is begrepen de aankoop, de levering en de plaatsing van de onderzeese kabel alsmede de aansluitingsinstallaties, de uitrustingen en de aansluitingsverbindingen van voormelde productie-installaties. Deze financiering wordt over vijf jaar gespreid, a rato van één vijfde per jaar vanaf het begin van de werken. De commissie controleert de voor de financiering in aanmerking te nemen totale kosten op basis van de offerte of offertes die de titularis van de domeinconcessie bedoeld in artikel 6, § 1, in aanmerking neemt bij toepassing van [9 de geldende wetgeving inzake overheidsopdrachten]9. De commissie voert deze controle uit binnen een periode van één maand na voorlegging van voornoemde offerte, of offertes, door de titularis van de domeinconcessie bedoeld in artikel 6, § 1. Deze bijdrage wordt gestort in vijf gelijke schijven vanaf de maand volgend op de aanvang van de eerste werken, en elk volgend jaar op dezelfde datum.
[7 Installaties, voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waarin België zijn rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, die het voorwerp uitmaken van een in artikel 6 bedoelde domeinconcessie, verleend na 1 juli 2007 [9 en waarvan de financial close heeft plaatsgegrepen tussen 2 mei 2014 tot en met 31 december 2016]9, kunnen de minister verzoeken om niet aan te sluiten op een installatie noodzakelijk voor de transmissie van elektriciteit in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, bedoeld in artikel 13/1. Indien de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, toestemming verleent om niet aan te sluiten, staat de netbeheerder in voor één derde van de kostprijs van de onderzeese kabel met een maximumbedrag van 25 miljoen euro volgens de modaliteiten bepaald in deze paragraaf en wordt de minimumprijs voor de geproduceerde windenergie, zoals vastgelegd voor installaties waarvan de financial close plaatsvindt na 1 mei 2014 overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, verhoogd met 12 euro/MWh. [8 Wanneer het installaties betreft waarvan de financial close plaatsgrijpt na 1 mei 2016, dan wordt de minimumprijs zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen verhoogd met een bedrag ter dekking van en dat bijgevolg overeenstemt met de totale kosten van de financiering van de onderzeese kabel die resulteren uit de offerte of offertes die de titularis van de domeinconcessie, bedoeld in artikel 6, § 1, in aanmerking neemt in toepassing van de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten. Dit bedrag wordt bepaald door de commissie na verificatie van de in aanmerking genomen offerte of offertes [13 en wordt jaarlijks volgens de volgende formule aangepast:
KTy = KTFC x [[70]% + [30]% x (1 + max (0; CPIy-1 / CPIFC - CPIRef,y-1 / CPIFC ))]
waarbij:
a) KTy de kabeltoeslag is die van toepassing is in jaar y, bevestigd door de commissie uiterlijk op 15 januari van het jaar y aan iedere betrokken titularis van een domeinconcessie;
b) KTFC de kabeltoeslag is die de commissie bepaalt op het tijdstip van de financial close;
c) CPIy-1 de consumptieprijsindex is voor december van het jaar y-1;
d) CPIFC de consumptieprijsindex is aan het einde van de maand waarin de financial close plaatsvond;
e) CPIRef,y-1 de referentie-index is van de consumptieprijzen voor het jaar y-1, die als volgt wordt berekend:
CPIRef,y-1= CPIFCx(1+2 %)(m-FC)/12
waarbij m-FC het aantal maanden is tussen de maand waarin de financial close plaatsvond en de laatste maand van jaar y-1.]13.]8
[9 Installaties, voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waarin België zijn rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, die het voorwerp uitmaken van een in artikel 6 bedoelde domeinconcessie, verleend na 1 juli 2007, en waarvan de financial close heeft plaatsgegrepen na 31 december 2016, worden aangesloten op het Modular Offshore Grid.]9]7
[8 Voor [9 de installaties voor de productie van elektriciteit bedoeld in het derde lid]9, wordt de minimumprijs voor de geproduceerde windenergie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen verhoogd met een bedrag ter dekking van en dat bijgevolg overeenstemt met de totale kosten van de financiering van de onderzeese kabel die resulteren uit de offerte of offertes die de titularis van de domeinconcessie, bedoeld in artikel 6, § 1, in aanmerking neemt in toepassing van de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten. Dit bedrag wordt bepaald door de commissie na verificatie van de in aanmerking genomen offerte of offertes [13 en wordt jaarlijks volgens de volgende formule aangepast:
KTy = KTFC x [[70]% + [30]% x (1 + max (0; CPIy-1 / CPIFC - CPIRef,y-1 / CPIFC ) )]
waarbij:
a) KTy de kabeltoeslag is die van toepassing is in het jaar y, bevestigd door de commissie uiterlijk op 15 januari van het jaar y aan iedere betrokken titularis van een domeinconcessie;
b) KTFC de kabeltoeslag is die de commissie bepaalt op het tijdstip van de financial close;
c) CPIy-1 de consumptieprijsindex is voor december van het jaar y-1;
d) CPIFC de consumptieprijsindex is aan het einde van de maand waarin de financial close plaatsvond;
e) CPIRef,y-1 de referentie-index is van de consumptieprijzen voor het jaar y-1, die als volgt wordt berekend:
CPIRef,y-1= CPIFCx(1+2 %)(m-FC)/12
waarbij m-FC het aantal maanden is tussen de maand waarin de financial close plaatsvond en de laatste maand van jaar y-1.]13.]8
[9 In geval van absolute en aangetoonde onmogelijkheid om de bouw van het Modular Offshore Grid aan te vatten of te beëindigen, vastgesteld door de minister, kunnen de voormelde installaties voor de productie van elektriciteit rechtstreeks aangesloten worden op de bestaande installaties voor het transport van elektriciteit. De netbeheerder financiert voor één derde de kost van de onderzeese kabel, en dit voor een maximum bedrag van 25 miljoen euro volgens de modaliteiten gedefinieerd in het eerste lid en de minimumprijs voor geproduceerde windenergie zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, wordt verhoogd met een bedrag dat de totale kosten dekt die in aanmerking komen voor de financiering van de kost van de onderzeese kabel zoals ze voortvloeien uit de offerte of de offertes die de titularis van de domeinconcessie, bedoeld in artikel 6, § 1, in aanmerking neemt in toepassing van de geldende wetgeving inzake overheidsopdrachten. Dit bedrag wordt bepaald door de commissie na verificatie van de offerte of de offertes die in aanmerking genomen werden.]9
In geval van het niet bereiken van de geplande 216 MW binnen de vijf jaren na het begin van de werken wordt een bedrag pro rata aan 25 miljoen euro teruggevorderd op initiatief van de minister, na advies van de commissie.
De betaling van iedere schijf gebeurt na aanvraag van de titularis van de domeinconcessie bedoeld in artikel 6, § 1. Deze aanvraag omvat :
1° het bewijs van het uitvoeren van het vergund investeringsprogramma dat de commissie kan controleren, hetzij op basis van de door de titularis overgezonden stukken, hetzij ter plaatse;
2° de overlegging van het bewijs van het naleven van de fiscale en sociale wetgevingen en reglementeringen tijdens het afgesloten boekjaar voorafgaand aan de aanvraag tot betaling.
Zo de voorwaarden bedoeld in [8 het vijfde lid]8 niet zijn nageleefd, schort de minister, op voorstel van de commissie, de storting van de jaarlijkse schijf op. Zo die voorwaarden wegens overmacht niet worden nageleefd, en indien de economische bedrijvigheid van de onderneming verdergaat, kan het storten van de jaarlijkse schijf door de minister worden gehandhaafd.
In geval van intrekking van de machtiging tot betaling gebeurt de terugvordering van de betwiste stortingen op initiatief van de minister, via alle rechtsmiddelen.
De nadere regels van deze financiering zullen worden bepaald in een overeenkomst tussen de netbeheerder en de titularis van de domeinconcessie. De kostprijs van deze bijdrage die door de netbeheerder wordt gefinancierd is toerekenbaar aan de taken bedoeld in artikel 8.
[12 De verhoging van de minimumprijs bedoeld in het tweede, het vierde en het vijfde lid, wordt gefinancierd overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 21quinquies.
De vaststelling voor ieder exploitatiejaar van de kost voortvloeiend uit de maatregelen bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, gebeurt overeenkomstig de berekeningsmethode en de procedure bedoeld in paragraaf 1, vierde lid.
De Federale Staat, de netbeheerder en de commissie sluiten een protocol teneinde de modaliteiten vast te leggen van de maandelijkse ter beschikkingstelling van de middelen, bedoeld in het elfde lid, met het oog op de voldoening van de verplichting bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, alsook teneinde alle gerelateerde en overige rechten en verplichtingen van de contractpartijen nader te bepalen. De financieringsregels beschreven in het voornoemde protocol stellen de netbeheerder in staat om tijdig over de bij deze wet bepaalde noodzakelijke middelen te beschikken, met als doel de nettokost, voortvloeiend uit de maatregelen bedoeld, in het eerste lid, tijdig te betalen en voorfinanciering van deze nettokost in hoofde van de netbeheerder te vermijden.]12
§ 3. [10 De netbeheerder bouwt en exploiteert het Modular Offshore Grid.
In afwijking van het eerste lid mag elke persoon die over de nodige administratieve vergunningen beschikt die hij voor de inwerkingtreding van de wet van 13 juli 2017 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met het oog op het instellen van een wettelijk kader voor het Modular Offshore Grid heeft verkregen, mits voorafgaand akkoord van de netbeheerder en de commissie, een van de installaties bouwen die deel uitmaken van het Modular Offshore Grid op voorwaarde dat deze installatie, zolang ze niet geïntegreerd is in de andere elementen van het Modular Offshore Grid, de kenmerken heeft van een aansluiting op het elektriciteitstransmissienet op het vasteland. Deze vergunning is onderworpen aan de formele verbintenis van de betrokken persoon om de principes toe te passen voor de valorisatie van de installatie die de commissie heeft vastgelegd met het oog op de overdracht ervan naar de netbeheerder volgens de modaliteiten in het derde lid.
De netbeheerder wordt de eigenaar van een installatie aangelegd met toepassing van het tweede lid vooraleer deze in het Modular Offshore Grid wordt geïntegreerd; deze integratie moet gebeuren ten laatste twaalf maanden na de indienststelling van het betrokken park.
De eigendomsoverdracht kan pas gebeuren als aan de netbeheerder een domeinconcessie voor deze installatie werd toegekend met toepassing van artikel 13/1.
De commissie bepaalt de waarde van de installatie en de modaliteiten voor de overdracht aan de netbeheerder op gemeenschappelijk voorstel van zijn eigenaar en de netbeheerder dat aan de commissie werd overgemaakt ten laatste negen maanden na de indienststelling van de installatie. Bij gebrek aan een gemeenschappelijk voorstel legt de commissie de waarde van de installatie op eigen gezag vast na raadpleging van de partijen. De commissie neemt haar beslissing ten laatste op de laatste werkdag van de elfde maand na de indienststelling van het betrokken park,. De effectieve overdracht van de eigendom van de installatie mag niet gebeuren voor de betaling van de door de commissie vastgelegde prijs.]10
§ 4. Voor de installatieprojecten bedoeld in § 2, ingediend tot 31 december 2007, en in het geval van intrekking van de domeinconcessie bedoeld in artikel 6, § 1, of van enig andere voor de totale realisatie van het project vereiste en door de federale overheid verleende vergunning of toelating, of in geval van stopzetting tijdens de opbouwfase van het project, ingevolge een besluit dat niet gebaseerd is op enige reglementaire basis, al of niet genomen na advies van de bevoegde instantie, zonder dat een voor de titularis van de domeinconcessie aanwijsbare nalatigheid of tekortkoming kan worden aangetoond, wordt voorzien in een maatregel zoals beschreven in het vierde lid, teneinde de investeringszekerheid van het project te garanderen, rekening houdend met het innoverende karakter van het project.
Op het ogenblik van de inwerkingtreding van de intrekking of stopzetting zoals beschreven in het eerste lid, wordt een evaluatie gemaakt door de commissie. Deze evaluatie houdt rekening met :
1° de totale jaarlijkse kost die de investeringen omvat, de exploitatiekosten alsook de financiële lasten;
2° de verschillende inkomsten voortvloeiend uit het vigerende reglementair kader en de mogelijkheden tot aankoop van energie.
De commissie stelt, op basis van de evaluatie in het tweede lid, de noodzakelijke aanpassingen voor aan de prijs van de met het project verbonden groene stroomcertificaten, teneinde een rentabiliteit te waarborgen die gelijkwaardig is aan een investering op lange termijn met gelijkaardige risico's, overeenkomstig de beste praktijken binnen de internationale financiële markten.
Binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het voorstel van de commissie, bepaalt de Koning op basis van het voorstel van de commissie, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de noodzakelijke aanpassingen aan de prijs van de met het project verbonden groene stroomcertificaten.
De commissie waakt over de verenigbaarheid tussen het voorstel en de vigerende regelgeving.) <W 2005-07-20/41, art. 62, 012; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-03-29/01, art. 25, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
(3)<W 2012-12-27/05, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 07-01-2013>
(4)<W 2013-06-28/04, art. 115, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
(5)<W 2013-12-26/09, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
(6)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/11, art. 5, 036; Inwerkingtreding : 12-06-2014>
(7)<W 2014-05-08/23, art. 4, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(8)<W 2016-07-21/39, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 06-10-2016. Overgangsbepaling : art. 4>
(9)<W 2017-07-13/07, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(10)<W 2017-07-13/07, art. 5, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(11)<W 2019-05-12/03, art. 8, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(12)<W 2021-12-27/01, art. 80, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(13)<W 2023-07-20/12, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(14)<W 2023-11-06/08, art. 3,L2, 076; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
(15)<W 2023-07-31/11, art. 14, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(16)<W 2023-12-19/04, art. 4, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
(17)<W 2024-03-26/01, art. 5, 082; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
(18)<W 2024-04-26/50, art. 5, 087; Inwerkingtreding : 20-06-2024>
HOOFDSTUK IIbis. [1 - Capaciteitsmechanismen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Monitoring Belgisch elektriciteitssysteem en bevoorradingszekerheid]1
----------
(1)
Art. 7bis.[1 § 1. [3 ...]3
§ 2. [3 ...]3
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [3 ...]3
[2 § 4bis. Uiterlijk op 30 juni van iedere tweejaarlijkse periode voert de netbeheerder een analyse uit met betrekking tot de noden van het Belgische elektriciteitssysteem inzake de toereikendheid en de flexibiliteit van het land voor de komende tien jaar.
De basishypotheses en -scenario's alsook de methodologie die gebruikt worden voor deze analyse worden bepaald door de netbeheerder in samenwerking met de Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau en in overleg met de commissie.]2
§ 5. [3 De analyse bedoeld in paragraaf 4bis wordt door de netbeheerder overgemaakt aan de minister, aan de Algemene Directie Energie en aan de commissie en wordt gepubliceerd op de websites van de netbeheerder en de Algemene Directie Energie.]3]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-03-26/07, art. 5, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(2)<W 2018-07-30/41, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
(3)<W 2024-05-07/03, art. 4, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7ter.[1 § 1. De Algemene Directie Energie monitort doorlopend de staat van 's lands bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit en in het bijzonder met betrekking tot de volgende winterperiode.
Indien de Algemene Directie Energie vaststelt dat er zorgpunten zijn met betrekking tot de staat van 's lands bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit maakt zij een advies over aan de minister. Het advies van de Algemene Directie Energie wordt, desgevallend rekening houdend met vertrouwelijke elementen, gepubliceerd op de website van de Algemene Directie Energie.
§ 2. Het niveau van bevoorradingszekerheid dat moet worden bereikt, komt overeen met de betrouwbaarheidsnorm bepaald overeenkomstig artikel 7undecies, § 7, tweede lid.
§ 3. De Algemene Directie Energie kan de representatieve spelers van de elektriciteitsmarkt raadplegen.
De Algemene Directie Energie kan de elektriciteitsbedrijven die op de Belgische markt actief zijn, verzoeken haar binnen de dertig dagen volgend op haar aanvraag alle informatie te bezorgen die zij nodig heeft en waarover het betreffende elektriciteitsbedrijf beschikt, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdrachten die haar krachtens dit artikel zijn toegewezen en onverminderd de bevoegdheidsverdeling vervat in artikel 6, § 1, VII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 ter hervorming der instellingen.
Het betrokken elektriciteitsbedrijf kan met een met reden omklede verklaring uitstel vragen aan de Algemene Directie Energie.
De Algemene Directie Energie kan het verzoek tot uitstel van het betrokken elektriciteitsbedrijf afwijzen indien niet op afdoende wijze wordt aangetoond waarom het uitstel noodzakelijk is in het licht van de gevraagde informatie of kan beslissen de termijn zoals bedoeld in het tweede lid te verlengen met dertig dagen.]1
----------
(1)<W 2024-05-07/03, art. 5, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7quater.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7quinquies.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7sexies.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7septies.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7octies.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7novies.
<Opgeheven bij W 2024-05-07/03, art. 6, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Art. 7decies.[1 Wanneer er nood is aan een bijkomende studie inzake de toereikendheid van het Belgische elektriciteitssysteem, [2 andere dan deze bedoeld in artikel 7bis, § 4bis]2, kan de minister de netbeheerder verzoeken om, desgevallend met verduidelijking van de draagwijdte en finaliteit, dergelijke studies uit te voeren, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de Algemene Directie Energie op het gebied van bevoorradingszekerheid en deze van de commissie op het gebied van de controle van de kosten van de netbeheerder. Nadat de minister de studie ontvangen heeft, vraagt deze het advies van de Algemene Directie Energie. De bijkomende studie en het advies van de Algemene Directie Energie worden, rekening houdend met desgevallend vertrouwelijke elementen, binnen een redelijke termijn na ontvangst door de minister, gepubliceerd op de websites van de netbeheerder en de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-30/41, art. 11, 048; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
(2)<W 2024-05-07/03, art. 7, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Afdeling 2. [1 - Capaciteitsvergoedings-mechanisme]1
----------
(1)
Art. 7undecies.[1 § 1. Er wordt een capaciteitsvergoedingsmechanisme ingesteld.
Het capaciteitsvergoedingsmechanisme functioneert op basis van periodieke veilingen met het oog op de toekenning van de capaciteitsvergoeding.
Het capaciteitsvergoedingsmechanisme is zodanig ontworpen dat de kostprijs ervan zo laag mogelijk blijft.
§ 2. De Koning bepaalt bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, met welke parameters het volume van de aan te kopen capaciteit wordt bepaald, inclusief hun berekeningsmethode, [11 alsook de modaliteiten voor de toewijzing van een deel van het te reserveren volume bedoeld in paragraaf 4, aan de veilingen die vier jaar en/of twee jaar voor de periode van capaciteitslevering worden georganiseerd,]11 op voorstel van de commissie, na raadpleging van de marktspelers, en na advies van de Algemene Directie Energie.
De Koning bepaalt bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de andere dan de in het eerste lid bedoelde parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, d.w.z. de reductiefactoren, de referentieprijs, de intermediaire prijslimiet(en) die van toepassing is / zijn op bepaalde capaciteiten die beantwoorden aan specifieke criteria, en de uitoefenprijs, inclusief hun berekeningsmethode, op voorstel van de netbeheerder, dat wordt opgesteld na raadpleging van de marktdeelnemers, en na advies van de commissie.
De Koning bepaalt bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, [11 ...]11 na raadpleging van de marktdeelnemers [11 , de methode en voorwaarden tot het verkrijgen van individuele uitzonderingen op de intermediaire prijslimiet(en), alsook, in geval van toekenning, de nadere regels voor de controle op het naleven van de voorwaarden en de mogelijke gevolgen van het niet naleven van de voorwaarden tot toekenning van een individuele uitzondering op het capaciteitscontract]11. [11 De individuele uitzonderingen worden toegekend door de commissie.]11
§ 3. Op basis van de door de Koning overeenkomstig paragraaf 2, eerste lid, bepaalde parameters en hun berekeningsmethoden, stelt de netbeheerder een verslag op met de berekeningen die nodig zijn voor het opstellen van het in paragraaf 4 bedoelde voorstel.
Op basis van de door de Koning in toepassing van paragraaf 2, tweede lid, bepaalde parameters en berekeningsmethoden, doet de netbeheerder een voorstel voor de reductiefactoren, de referentieprijs, de intermediaire prijslimiet(en) en de uitoefenprijs voor de veilingen vier jaar [11 , twee jaar]11 en één jaar voor de periode van de capaciteitslevering, alsook voor het maximale volume aan capaciteit dat in het kader van de betreffende veiling kan gecontracteerd worden met alle houders van niet bewezen capaciteit.
Uiterlijk op [11 1 december]11 van ieder jaar worden het verslag en het voorstel van de netbeheerder bedoeld in het eerste en tweede lid overgemaakt aan de minister, de commissie en de Algemene Directie Energie.
Uiterlijk op [11 21 februari]11 van ieder erop volgend jaar, geeft de commissie een advies aan de minister over het voorstel van de netbeheerder bedoeld in het tweede lid [11 waarin ook rekening wordt gehouden met de mededelingen bedoeld in artikel 4bis]11.
§ 4. Uiterlijk op [11 7 februari]11 van ieder erop volgend jaar, doet de commissie aan de minister, een voorstel over de specifieke waarden van de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, met het oog op de organisatie van de veilingen vier jaar [11 , twee jaar]11 en één jaar voor de periode van capaciteitslevering, en bezorgt daarvan een kopie aan de Algemene Directie Energie en de netbeheerder. De commissie doet dat voorstel na toepassing van de betreffende berekeningsmethode bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, en op basis van de berekeningen van het in paragraaf 3, lid 1, bedoelde verslag van de netbeheerder [11 en neemt de mededelingen bedoeld in artikel 4bis ook in rekening]11. Dit voorstel bevat eveneens een voorstel voor het [11 ...]11 volume dat moet worden gereserveerd voor de veiling die één jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt. Dit [11 ...]11 te reserveren volume is minstens gelijk aan de capaciteit die gemiddeld minder dan 200 draaiuren heeft per jaar teneinde de totale piekcapaciteit af te dekken [11 , onverminderd de toewijzing van een deel van dit volume aan veilingen die vier jaar en twee jaar vóór de periode van capaciteitslevering plaatsvinden, overeenkomstig de krachtens paragraaf 2 vastgestelde voorwaarden]11.
§ 5. Uiterlijk op 1 maart van ieder jaar geven de Algemene Directie Energie en de netbeheerder een advies aan de minister over het voorstel van de commissie bedoeld in paragraaf 4 [11 , waarin ook rekening wordt gehouden met de mededelingen bedoeld in artikel 4bis]11.
§ 6. Uiterlijk op 31 maart van ieder jaar, op basis van de voorstellen en de adviezen bedoeld in de paragrafen 3, 4 en 5, met het oog op het verzekeren van het vereiste niveau aan bevoorradingszekerheid zoals bepaald in paragraaf 7, na overleg in de Ministerraad, geeft de minister instructie aan de netbeheerder om de veilingen te organiseren voor de onderzochte perioden van capaciteitslevering, stelt de parameters vast die nodig zijn voor hun organisatie, bepaalt het maximale volume aan capaciteit dat in het kader van de betreffende veiling kan gecontracteerd worden met alle houders van niet bewezen capaciteit, en bepaalt het [11 ...]11 te reserveren volume voor de veiling die één jaar voor de periode van capaciteitslevering georganiseerd wordt. Dit [11 ...]11 te reserveren volume is minstens gelijk aan de capaciteit die gemiddeld minder dan 200 draaiuren heeft per jaar teneinde de totale piekcapaciteit af te dekken [11 , onverminderd de toewijzing van een deel van dit volume aan veilingen die vier jaar en twee jaar vóór de periode van capaciteitslevering plaatsvinden, overeenkomstig de krachtens paragraaf 2 vastgestelde voorwaarden]11.
De Koning kan bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen dat voor het jaar 2021 de datum vermeld in het eerste lid, vervangen wordt door 30 april.
De minister heft de instructie, bedoeld in het eerste lid, op binnen tien dagen vanaf de ontvangst vanwege de Europese Commissie van haar beslissing dat de steunmaatregelen bedoeld in deze afdeling onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Die opheffing impliceert het verbod tot organisatie van een prekwalificatieprocedure en/of van een veiling in het kader van het capaciteitsvergoedings-mechanisme of hun onmiddellijke annulering.
In ieder geval sluit de netbeheerder slechts capaciteitscontracten bedoeld in paragraaf 11, waarin het recht op de capaciteitsvergoeding wordt verleend, na de ontvangst door de Belgische Staat van de beslissing van de Europese Commissie volgens dewelke de steunmaatregelen bedoeld in deze afdeling geen onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ten laatste tien werkdagen na ontvangst van voornoemde beslissing van de Europese Commissie in het kader van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, laat de minister in het Belgisch Staatsblad een bericht publiceren met een samenvatting en een verwijzing naar voornoemde beslissing van de Europese Commissie.
De besluiten genomen krachtens het eerste en het tweede lid, worden gepubliceerd op de website van de Algemene Directie Energie uiterlijk 1 werkdag nadat voornoemde besluiten werden genomen.
[11 Indien, rekening houdend met een verslag van de netbeheerder of het advies van de Algemene Directie Energie bedoeld in artikel 7ter, § 1, tweede lid, blijkt dat een nieuw element de toestand van de bevoorradingszekerheid in de Belgische regelzone voor de betrokken bevoorradingsperiode aanzienlijk kan wijzigen, kan de minister, na overleg in de Ministerraad, bij een gemotiveerd besluit dat uiterlijk op 20 september wordt genomen, op voorstel van de commissie het volume dat moet worden gecontracteerd, en dat in de in het eerste lid bedoelde instructie is opgenomen, wijzigen overeenkomstig de parameters vastgesteld krachtens het eerste lid van paragraaf 2.
Indien voorafgaand aan de instructie bedoeld in het eerste lid blijkt dat zowel de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening bedoeld in artikel 23 van de Verordening (EU) nr. 2019/943 als de analyse bedoeld in artikel 7bis, § 4bis geen zorgpunten in verband met de bevoorradingszekerheid voor elektriciteit hebben vastgesteld met betrekking tot de betreffende periode van capaciteitslevering, kan de minister geen instructie geven bedoeld in het eerste lid voor die periode van capaciteitslevering.]11
§ 7. Het niveau van bevoorradingszekerheid te bereiken door het capaciteitsvergoedings-mechanisme, komt overeen met de betrouwbaarheidsnorm. De vraagcurves voor de veilingen worden zodanig gekalibreerd dat deze betrouwbaarheidsnorm bereikt wordt.
Op voorstel van de commissie, gebaseerd op de methode bedoeld in artikel 23(6) van de Verordening (EU) nr. 2019/943, bepaalt de Koning, na advies van de Algemene Directie Energie en van de netbeheerder, bij een besluit overlegd in Ministerraad, de betrouwbaarheidsnorm. [11 ...]11
De Algemene Directie Energie, in samenwerking met het Federaal Planbureau en de commissie, wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit om de enkele raming vast te stellen van de waarde van de verloren belasting, bedoeld in artikel 11 van de Verordening (EU) 2019/943 en, voor het eerst, binnen de zes maanden na de publicatie van het goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 23, lid 6, ervan. Elke enkele raming, vastgesteld door de Algemene Directie Energie in uitvoering van deze Verordening, wordt goedgekeurd door de Koning bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Algemene Directie Energie wordt aangewezen om de kosten voor een nieuwe toegang te bepalen, bedoeld in artikel 23, lid 6, van de Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit. De kost van een nieuwe toegang wordt goedgekeurd door de Koning bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Voor de opmaak van het verslag, de adviezen, de voorstellen en van de beslissing bedoeld in de paragrafen 2 tot en met 6 wordt rekening gehouden met de betrouwbaarheidsnorm die in werking is op 15 september van het jaar voorafgaand aan het jaar van de veiling.
§ 8. De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de ontvankelijkheidscriteria wat betreft het recht tot deelname aan de prekwalificatieprocedure. Deze criteria omvatten onder meer:
1° de voorwaarden waaronder de capaciteitshouders die genieten of genoten hebben van steunmaatregelen, het recht hebben tot deelname aan de prekwalificatieprocedure;
2° de minimumdrempel in MW, na toepassing van de reductiefactoren, waaronder de capaciteitshouders niet kunnen deelnemen aan de prekwalificatieprocedure. [11 Deze minimumdrempel wordt, met betrekking tot de verplichting om een prekwalificatiedossier in te dienen overeenkomstig het tweede lid, toegepast op het leveringspunt per capaciteitshouder en per technologie]11;
3° de voorwaarden en modaliteiten waaronder de houders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit kunnen deelnemen aan de [6 preveilingprocedure, en indien hun bod in de preveiling wordt geselecteerd, de voorwaarden waaronder deze houders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit moeten deelnemen aan de]6 prekwalificatieprocedure. Deze voorwaarden en nadere regels worden vastgesteld uiterlijk voor het eerste leveringsjaar, na advies van de commissie en van de netbeheerder; zij houden rekening met de verwachte effectieve bijdrage van deze capaciteit tot de bevoorradingszekerheid van België en met het afsluiten van akkoorden onder de betrokken netbeheerders [6 , die door de commissie moeten worden goedgekeurd]6;
[11 4° de voorwaarde dat de capaciteitshouder niet kwalificeert als een onderneming in moeilijkheden op 15 juni van hetzelfde jaar waarin de veiling plaatsvindt;
5° de voorwaarde dat de capaciteitshouder, op 15 juni van hetzelfde jaar waarin de veiling plaatsvindt, niet het voorwerp uitmaakt van een procedure op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd, op basis van een terugvorderingsbesluit bedoeld in artikel 16 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat uitstaat ten aanzien van de begunstigde ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en met de interne markt onverenigbaar is verklaard.]11
Iedere houder van productiecapaciteit [3 [6 of]6 van een energieopslagfaciliteit]3 gelokaliseerd in de Belgische regelzone die voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in het eerste lid, [6 1° [11 2°, 4° en 5°]11 alsook iedere houder van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit wiens bod geselecteerd is in de preveiling]6 is verplicht om een prekwalificatiedossier in te dienen [11 met uitzondering van de noodstroomgroepen die in eilandbedrijf kunnen werken]11.
Het is elke andere capaciteitshouder gelokaliseerd in de Belgische regelzone [6 ...]6 die [11 , individueel of op geaggregeerde wijze,]11 voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in het eerste lid, toegestaan om een prekwalificatiedossier in te dienen.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid van het prekwalificatiedossier, beschikt een capaciteitshouder die met toepassing van artikel 4, § 1, vergunningsplichtig is, [3 en die niet geacht wordt vergund te zijn overeenkomstig artikel 4, § 6, over een vergunning, zoals bedoeld in artikel 4,]3 voor de betreffende capaciteit, of heeft voornoemde capaciteitshouder een aanvraag ingediend voor het verkrijgen [3 van een vergunning bedoeld in artikel 4,]3 voor deze capaciteit uiterlijk binnen vijftien dagen volgend op de publicatie van de instructie tot organisatie van een veiling bedoeld in paragraaf 6, eerste lid.
Elke houder van rechtstreekse buitenlandse capaciteit die voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, heeft het recht om een prekwalificatiedossier in te dienen, voor zover:
1° [6 het interfacepunt, bedoeld in artikel 2, § 1, 4), 29°, van de gedragscode]6, van de betreffende rechtstreekse buitenlandse capaciteit zich op het Belgisch grondgebied bevindt of, ingevolge de uitvoering van het in het kader van de veiling geselecteerde project, op het Belgisch grondgebied zal bevinden uiterlijk de eerste dag van de betrokken periode van capaciteitslevering;
2° de betreffende capaciteit zich bevindt of zich zal bevinden in een aangrenzende lidstaat van de Europese Unie waarmee België een schriftelijke overeenkomst voor deelname van rechtstreekse buitenlandse capaciteiten aan het Belgische capaciteitsvergoedingsmechanisme heeft gesloten, die verzekert dat de deelname van elke rechtstreekse buitenlandse capaciteit afhankelijk is van een verklaring van de aangrenzende lidstaat van de Europese Unie, dat:
a) de betreffende capaciteit voldoet of zal voldoen aan de technische, organisatorische en financiële eisen die in de overeenkomst staan vermeld en dat alle vereiste vergunningen voor de betreffende capaciteit rechtmatig en onvoorwaardelijk afgeleverd zijn of dit binnen een redelijke termijn zullen zijn;
b) de deelname van deze capaciteit geen ernstige problemen veroorzaakt op het gebied van bevoorradingszekerheid van de betreffende aangrenzende lidstaat van de Europese Unie of hen onmisbare infrastructuur zou ontnemen om op gepaste wijze de gekende congestieproblemen op te vangen;
3° de verklaring bedoeld onder 2°, wordt voor de betrokken capaciteit voorafgaand aan de minister, aan de commissie en aan de netbeheerder overgemaakt.
Voorafgaand aan de sluiting van de schriftelijke overeenkomst bedoeld in het derde lid, wordt het advies van de netbeheerder en de commissie gevraagd.
De netbeheerder is belast met [6 de preveilingsprocedure overeenkomstig het eerste lid en]6 de prekwalificatie van de capaciteiten. De capaciteitshouder dient het prekwalificatiedossier in uiterlijk op 15 juni van hetzelfde jaar waarin de veiling plaatsvindt. [11 Onder voorbehoud van het prekwalificatiecriterium bedoeld in paragraaf 12, derde lid, 2°, c), deelt de netbeheerder het resultaat van de prekwalificatieprocedure mee aan de capaciteitshouders ten laatste op 15 september van hetzelfde jaar en vijf werkdagen daarna aan de Algemene Directie Energie en aan de commissie.]11
§ 9. Gelijktijdig met de indiening van het prekwalificatiedossier, waarin wordt aangetoond in welke mate voldaan is aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in paragraaf 8 en de prekwalicatiecriteria bedoeld in paragraaf 12, [11 derde lid]11, 2°, dient de capaciteitshouder die een capaciteitscontract wenst te verkrijgen voor meer dan één periode van capaciteitslevering, een ten opzichte van de criteria bepaald krachtens het vierde lid gemotiveerd en gedetailleerd investeringsdossier in bij de commissie.
Na onderzoek van het investeringsdossier, bepaalt de commissie de klassering van de capaciteit in een capaciteitscategorie.
De commissie deelt haar beslissing aan de capaciteitshouder en aan de netbeheerder mee uiterlijk vijftien dagen voor de uiterste indieningsdatum van de biedingen in het kader van de veiling bedoeld in paragraaf 10. De commissie kan haar beslissing over het investeringsdossier motiveren op basis van de afwijzing van het prekwalificatiedossier door de netbeheerder. De netbeheerder verstrekt de commissie alle nodige informatie in dit verband met de nodige zorgvuldigheid.
Op voorstel van de commissie, opgesteld na openbare raadpleging en na advies van de netbeheerder, legt de Koning de criteria vast voor het in aanmerking komen van de investeringskosten, die toelaten om elke capaciteit in een capaciteitscategorie te klasseren, de investeringsdrempels die deze categorieën onderscheiden, [11 de procedure van klassering, alsook na de klassering, de nadere regels voor de controle op het behoud van de capaciteit in de capaciteitscategorie waarin zij is geklasseerd en de gevolgen van het niet naleven van de voorwaarden tot klassering voor het capaciteitscontract]11.
§ 10. [11 Voor iedere periode van capaciteitslevering worden drie veilingen georganiseerd door de netbeheerder: een eerste veiling vier jaar voor de periode van capaciteitslevering, een tweede veiling twee jaar voor de periode van capaciteitslevering en een derde veiling één jaar voor de periode van capaciteitslevering.]11 In uitvoering van een instructie bedoeld in paragraaf 6, organiseert de netbeheerder een veiling waarvoor biedingen worden toegestaan uiterlijk tot en met 30 september, en waarvoor ten laatste op 31 oktober de resultaten van de veiling worden gepubliceerd op de website van de netbeheerder, behoudens toepassing van paragraaf 13. De netbeheerder deelt de resultaten van de veilingen mee aan de minister. Indien de commissie op grond van haar toezichthoudende bevoegdheden overeenkomstig paragraaf 13 de veiling annuleert, organiseert de netbeheerder een nieuwe veiling, waarvoor ten laatste op 30 november de resultaten van de veiling worden gepubliceerd op de website van de netbeheerder.
Elke capaciteitshouder wiens dossier voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in paragraaf 8 en eveneens voldoet aan de prekwalificatiecriteria, bedoeld in [11 paragraaf 12, derde lid,]11 2°, heeft het recht op deelname aan de veiling bedoeld in het eerste lid. De houder van een niet bewezen capaciteit heeft echter slechts recht op deelname aan een veiling die wordt georganiseerd vier jaar voorafgaand aan de periode van capaciteitslevering waarop die veiling betrekking heeft, [11 en heeft dus geen recht op deelname aan een andere veiling met betrekking tot dezelfde periode van capaciteitslevering]11. Indien de beoogde investering een activiteit impliceert waarvoor een vergunningsplicht geldt krachtens artikel 4, § 1, [3 en die niet geacht wordt vergund te zijn overeenkomstig artikel 4, § 6,]3 beschikt de indiener van het prekwalificatiedossier over [3 een vergunning bedoeld in artikel 4]3, uiterlijk twintig dagen voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de biedingen in het kader van de veiling bedoeld in paragraaf 10.
[10 Met uitzondering van houders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit voor wie tijdens de preveiling ten minste één bod is geselecteerd, kan een geprekwalificeerde capaciteitshouder]10 beslissen om geen bieding in te dienen in het kader van de veiling, op voorwaarde dat hij de netbeheerder er uiterlijk op 30 september van het betreffende kalenderjaar van op de hoogte brengt. De netbeheerder houdt rekening met deze niet-aangeboden capaciteit voor de veiling, overeenkomstig de werkingsregels bedoeld in paragraaf 12.
De veilingen worden georganiseerd op basis van de "pay-as-bid"-methode, waarvan de nadere regels worden bepaald in de werkingsregels, bedoeld in paragraaf 12. De Koning kan een andere methode van toepassing maken, op grond van een tweejaarlijks verslag dat wordt opgemaakt door de netbeheerder en betrekking heeft op de reeds gehouden veilingen, en op voorstel van de commissie voor zover er wordt vastgesteld dat middels de "pay-as-bid"-methode niet de meest kostenefficiënte selectie van capaciteiten bereikt wordt en dat van een andere methode een meer kostenefficiënte selectie van capaciteiten kan worden verwacht. Indien een andere methode van toepassing wordt gemaakt, dan worden de nadere regels daarvan bepaald in de werkingsregels bedoeld in paragraaf 12.
§ 11. De netbeheerder sluit een capaciteitscontract af met de capaciteitsleveranciers.
Het capaciteitscontract beschrijft de rechten en de verplichtingen van de netbeheerder en van de capaciteitsleverancier, met name de verplichtingen vóór de periode van capaciteitslevering, de beschikbaarheidsverplichting en [7 de terugbetaalverplichting van het capaciteitsvergoedingsmechanisme]7. Het capaciteitscontract is in overeenstemming met de werkingsregels bedoeld in paragraaf 12. Het standaardcapaciteitscontract wordt goedgekeurd door de commissie, op voorstel van de netbeheerder, en wordt gepubliceerd op de website van de netbeheerder. Gedurende de hele periode van capaciteitslevering gaat de netbeheerder de beschikbaarheid na van de gecontracteerde capaciteit, in overeenstemming met de werkingsregels bedoeld in paragraaf 12.
[7 In afwijking van het tweede lid, kan de Koning bepalen dat vraagrespons [13 en energieopslag niet onderworpen zijn]13 aan de terugbetaalverplichting van het capaciteitsvergoedingsmechanisme alsook de voorwaarden waaronder die uitzondering geldt.]7
Als tegenprestatie voor de verplichtingen vervat in het capaciteitscontract, kent de netbeheerder aan de capaciteitsleveranciers een capaciteitsvergoeding toe (in euro/MW/jaar). Deze capaciteitsvergoeding wordt maandelijks betaald, vanaf de eerste maand van de periode van capaciteitslevering. De nadere financieringsregels zoals beschreven in paragraaf 15 stellen de netbeheerder in staat om over de noodzakelijke middelen te beschikken om de maandelijkse capaciteitsvergoedingen te betalen.
Het aantal perioden van capaciteitslevering waarvoor de leverancier een capaciteitsvergoeding ontvangt, zoals bepaald in het capaciteitscontract, bedraagt maximaal één, drie, acht of vijftien perioden, in functie van de capaciteitscategorie waartoe de gecontracteerde capaciteit behoort, en maximaal één periode voor onrechtstreekse buitenlandse capaciteiten en voor niet bewezen capaciteiten.
[11 De Koning kan het maximaal aantal perioden van capaciteitslevering waarvoor de leverancier een capaciteitsvergoeding ontvangt, zoals bepaald in het capaciteitscontract, voor onrechtstreekse buitenlandse capaciteit aanpassen, indien blijkt uit een verslag dat wordt opgemaakt door de netbeheerder en na advies van de commissie, dat de risico's inzake het niveau en de beschikbaarheid van interconnectie en het risico van gelijktijdige systeemstress afdoende beperkt worden zodanig dat het toekennen van capaciteitscontracten van meer dan één periode van capaciteitslevering aan onrechtstreekse buitenlandse capaciteit geen onredelijke risico's voor de bevoorradingszekerheid creëren. Dit verslag wordt voor het eerst opgesteld ten laatste op 15 januari 2027 en nadien tweejaarlijks.]11
In geval de commissie overeenkomstig artikel 7undecies, § 2, derde lid, de individuele derogatie van de intermediaire prijslimiet weigert, wordt de capaciteitsvergoeding van rechtswege aangepast. Deze beslissing doet geen afbreuk aan het resultaat van de veiling.
[11 Onverminderd de verplichtingen van de capaciteitsleverancier overeenkomstig het capaciteitscontract, schort de netbeheerder de betaling van de nog te betalen capaciteitsvergoedingen op met betrekking tot de capaciteitsleverancier die het voorwerp uitmaakt van een procedure op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd, op basis van een terugvorderingsbesluit bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat uitstaat ten aanzien van de begunstigde ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en met de interne markt onverenigbaar is verklaard zolang deze procedure loopt. De FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie stelt de netbeheerder in kennis na ontvangst van de Belgische Staat van een besluit bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en wanneer een procedure wordt opgestart op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd op basis van dit terugvorderingsbesluit, die betrekking heeft op een onderneming waarmee een capaciteitscontract is afgesloten. De capaciteitsleverancier die het voorwerp uitmaakt van een procedure op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd, op basis van een terugvorderingsbesluit bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot steun die door een andere lidstaat wordt toegekend, stelt de netbeheerder en de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie hiervan in kennis.]11
[12 § 11/1. De Koning bepaalt bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad:
1° de CO2-emissiegrenswaarden waarvan de naleving een voorwaarde vormt voor het recht op een capaciteitsvergoeding en op grond waarvan het recht wordt verleend tot deelname aan de veiling bedoeld in paragraaf 10 en aan de secundaire markt, waarbij minstens de CO2-emissiegrenswaarden bepaald overeenkomstig artikel 22, lid 4, eerste alinea, a) en b) van de Verordening (EU) nr. 2019/943 van toepassing zijn;
2° de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen met het oog op het herleiden van de netto-uitstoot tot nul of bereiken van negatieve emissies tegen ten laatste 2050, met inbegrip van tussentijdse doelstellingen of verplichtingen, alsook de soorten van capaciteit die onderworpen zijn aan deze bepalingen, waarvan de naleving een voorwaarde vormt voor het recht op een capaciteitsvergoeding en op grond waarvan het recht wordt verleend tot deelname aan de veiling bedoeld in paragraaf 10 en aan de secundaire markt;
Indien naar aanleiding van de controle bedoeld in paragraaf 14 wordt vastgesteld dat de voorwaarden zoals vastgesteld overeenkomstig het eerste lid niet worden nageleefd, wordt de betreffende capaciteitsleverancier in gebreke gesteld door de netbeheerder met verwijzing naar de beslissing overeenkomstig paragraaf 14.
De netbeheerder schort het recht op iedere betaalde en nog te betalen capaciteitsvergoedingen op overeenkomstig de nadere regels bepaald in de Werkingsregels bedoeld in paragraaf 12, met betrekking tot deze capaciteit die de CO2-emissiegrenswaarden of de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen niet naleeft, vanaf de kennisgeving van de ingebrekestelling bedoeld in het tweede lid, gedurende de redelijke regularisatietermijn bepaald krachtens paragraaf 14.
Indien na de regularisatieperiode de naleving van de CO2-emissiegrenswaarden en de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bepaald overeenkomstig het eerste lid na de regularisatietermijn bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld aan de hand van een controle overeenkomstig paragraaf 14:
1° blijft het recht op capaciteitsvergoeding gevrijwaard voor de periode(n) van voldoening van de CO2-emissiegrenswaarden en de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bepaald overeenkomstig het eerste lid;
2° is er verlies van het recht op capaciteitsvergoeding voor de periode(n) van niet voldoening van de CO2-emissiegrenswaarden of de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bepaald overeenkomstig het eerste lid, voor de betreffende capaciteit, onverminderd de sancties die daartoe kunnen worden opgelegd overeenkomstig paragraaf 14.
Indien de niet-naleving van de CO2-emissie-grenswaarden of de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bepaald overeenkomstig het eerste lid, wordt vastgesteld overeenkomstig paragraaf 14 na de regularisatietermijn bedoeld in het derde lid, verliest de capaciteitsleverancier het recht op iedere capaciteitsvergoeding voor de betreffende capaciteit, onverminderd de sancties die daartoe kunnen worden opgelegd overeenkomstig paragraaf 14. Het vaststaan van het verlies van het recht op iedere capaciteitsvergoeding leidt tot het verval van het capaciteitscontract bedoeld in paragraaf 11. Het verlies van het recht op iedere capaciteitsvergoeding staat vast indien de administratieve beslissing tot vaststelling van de niet-naleving van de CO2-emissiegrenswaarden of de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, bepaald overeenkomstig het eerste lid, na de regularisatietermijn bedoeld in het derde lid, niet langer vatbaar is voor beroep of wanneer de rechterlijke beslissing over een ingesteld beroep kracht van gewijsde heeft gekregen. De Algemene Directie Energie stelt de commissie en de netbeheerder in kennis wanneer het verlies van het recht op iedere capaciteitsvergoeding vaststaat.
De netbeheerder vordert na het verlies van het recht op capaciteitsvergoeding zoals bedoeld in het vierde lid, 2°, of het vijfde lid de terugbetaling van de onrechtmatig verkregen capaciteitsvergoedingen inclusief rente overeenkomstig de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun die wordt toegepast vanaf het tijdstip van toekenning van de steun, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in de Werkingsregels bedoeld in paragraaf 12.]12
§ 12. De commissie stelt, op voorstel van de netbeheerder die voorafgaand de marktdeelnemers raadpleegt, de werkingsregels van het capaciteitsvergoedingsmechanisme [6 "bedoeld in deze afdeling, en in voorkomend geval bedoeld in afdeling 3,]6 vast.
Deze werkingsregels beogen:
1° de concurrentie in de veilingen zoveel mogelijk te stimuleren;
2° elke marktmanipulatie, elk concurrentiebeperkend gedrag en elke oneerlijke handelspraktijk, te voorkomen;
3° de economische efficiëntie van het capaciteitsvergoedingsmechanisme te verzekeren door ervoor te zorgen dat de toegekende capaciteitsvergoedingen passend en evenredig zijn en dat de mogelijke negatieve effecten op de goede werking van de markt zo beperkt mogelijk zijn;
4° de technische beperkingen van het net te respecteren en rekening te houden met de bepalingen van [6 de gedragscode]6 betreffende de indiening en de behandeling van aanvragen voor aansluiting aan het transmissienet en het afsluiten van aansluitingscontracten, onverminderd de technische beperkingen en verplichtingen die van toepassing zijn voor capaciteiten die aangesloten worden op andere netten.
De werkingsregels omvatten in het bijzonder:
1° een expliciete verwijzing naar de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in paragraaf 8, wat betreft het recht tot deelname aan de prekwalificatieprocedure [11 met inbegrip van de documenten die vereist zijn om aan te tonen dat aan de ontvankelijkheidscriteria is voldaan]11;
2° de criteria en nadere regels inzake prekwalificatie op grond waarvan het recht wordt verleend tot deelname aan de veiling bedoeld in paragraaf 10, en aan de secundaire markt. In ieder geval gelden de volgende criteria als prekwalificatiecriteria:
a) indien de beoogde investering een activiteit impliceert waarvoor een vergunningsplicht geldt krachtens artikel 4, § 1, [3 en die niet geacht wordt vergund te zijn overeenkomstig artikel 4, § 6,]3 beschikt de indiener van het prekwalificatiedossier over [3 een vergunning bedoeld in artikel 4]3, uiterlijk twintig dagen voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de biedingen in het kader van de veiling bedoeld in paragraaf 10;
b) [12 ]12
[5 c) indien (een) vergunning(en) krachtens gewestelijke regelgeving vereist is (zijn) voor de bouw en/of de uitbating van de betrokken capaciteit, het bewijs dat de capaciteitshouder beschikt over de vergunning(en) afgeleverd in laatste administratieve aanleg, voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de biedingen in het kader van de veiling bedoeld in paragraaf 10;]5
3° de modaliteiten met betrekking tot de kennisgeving omtrent niet-aangeboden capaciteit bedoeld in paragraaf 10, voorlaatste lid;
4° de veilingsmodaliteiten onverminderd de toepassing van de veilingsmethode bepaald in of in overeenstemming met paragraaf 10, laatste lid;
5° de beschikbaarheidsverplichtingen en de verplichtingen voorafgaand aan de periode van capaciteitslevering voor de capaciteitsleveranciers, en de boetes voor het niet naleven van deze verplichtingen;
6° de financiële garanties die de capaciteitsleveranciers moeten leveren;
7° ten laatste één jaar voor de eerste periode van capaciteitslevering, de mechanismen ter organisatie van de secundaire markt;
8° de nadere regels voor de uitwisseling van informatie en de regels die de transparantie van het capaciteitsvergoedingsmechanisme waarborgen;
9° de uiterlijke datum waarop iedere houder van niet bewezen capaciteit zijn dossier vervolledigt met de betreffende leveringspunten;
[6 10° desgevallend, voor een gerichte veiling als bedoeld in artikel 7duodecies, de specifieke elementen van de voorschriften betreffende de in 1° tot en met 9° genoemde punten;]6
[11 11° de modaliteiten van de procedure inzake de opschorting van de betaling van een capaciteitsvergoeding met betrekking tot de capaciteitsleverancier die het voorwerp uitmaakt van een procedure op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd zoals bedoeld in paragraaf 11;]11
[12 12° De nadere regels van de procedure inzake de opschorting of het verlies van het recht van een capaciteitsleverancier op de capaciteitsvergoeding en de terugvordering van de onrechtmatig verleende staatsteun overeenkomstig paragraaf 11/1.]12
De netbeheerder dient jaarlijks uiterlijk op 1 februari bij de commissie en de Algemene Directie Energie zijn voorstel in voor de werkingsregels. [6 Desgevallend, wordt voor een gerichte veiling het voorstel voor de werkingsregels die specifiek betrekking hebben op de betreffende gerichte veiling, voor 1 maart ingediend.]6 Uiterlijk op 15 mei publiceren de commissie en de netbeheerder de werkingsregels op hun website.
De werkingsregels hebben slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning en bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan de werkingsregels wijzigen of, in de plaats van de commissie optreden indien deze in gebreke blijft de werkingsregels vast te stellen.
[8 De bepalingen in de opeenvolgende versies van de werkingsregels zijn van toepassing op capaciteitsleveranciers die op het tijdstip van hun inwerkingtreding reeds een capaciteitscontract hebben gesloten, met uitzondering van de door de commissie of de Koning aangeduide nieuwe bepalingen die van dien aard zijn dat, indien de capaciteitsleverancier er op het tijdstip van het uitbrengen van zijn bieding kennis van had gehad, hij redelijkerwijs geen of een wezenlijk ander aanbod zou hebben gedaan. Deze uitzondering geldt niet voor nieuwe bepalingen waarvan de toepassing op capaciteitscontracten die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze nieuwe bepalingen reeds zijn gesloten, noodzakelijk is om het contractuele evenwicht te herstellen dat als gevolg van een plotselinge crisis op de energiemarkt is verbroken.]8
Na het standpunt te hebben ontvangen van de marktspelers, de netbeheerder en de Algemene Directie Energie, publiceert de commissie minstens elke twee jaar volgend op [11 de publicatie van de resultaten van de eerste veiling die één jaar voor de periode van capaciteitslevering werd georganiseerd]11 een evaluatieverslag over de werking van het capaciteitsvergoedingsmechanisme. Dit verslag omvat desgevallend suggesties voor wenselijke structurele of punctuele verbeteringen.
§ 13. [13 Met uitzondering van het toezicht op de naleving van de verplichtingen bedoeld in paragraaf 14, wordt het toezicht op de goede werking van het capaciteitsvergoedingsmechanisme bedoeld in deze afdeling, en in voorkomend geval bedoeld in afdeling 3, toevertrouwd aan de commissie, die daartoe over de bevoegdheden beschikt die haar bij deze wet zijn toegekend. In dit verband controleert de commissie onder andere:
1° de regelmatigheid van de prekwalificatieprocedures, de veilingen, desgevallend de preveilingen voor de deelname van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit en de transacties op de secundaire markt;
2° of er geen sprake is van concurrentieverstorend gedrag of oneerlijke handelspraktijken;
3° het naleven van de voorwaarden tot toekenning van een individuele uitzondering op de intermediaire prijslimiet(en), en het behoud hiervan, bedoeld in paragraaf 2, derde lid;
4° het naleven van de voorwaarden tot klassering van een capaciteit in een capaciteitscategorie en voor het behoud van de klassering, bedoeld in paragraaf 9, vierde lid.]13
[13 Onverminderd het derde tot en met het zevende lid, kan de Koning, na advies van de commissie, de nadere regels van de controle bedoeld in het eerste lid bepalen, in het bijzonder de nadere regels die de commissie in staat stellen een persoon aan te wijzen die in zijn naam en voor zijn rekening taken op het gebied van toezicht en rapportering uitvoert.]13
Elke marktmanipulatie in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme is verboden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder marktmanipulatie verstaan:
1° het uitbrengen van een bod of biedingen, of het nalaten van deelname aan een veiling en tegelijk het nalaten van het verrichten van een "opt-out"-kennisgeving bedoeld in paragraaf 10, voorlaatste lid, of het overmaken van enige andere informatie aan de netbeheerder of enige andere persoon, of het ondernemen van enige actie, of het afzien van enige actie die:
a) onjuiste of misleidende informatie geeft of waarschijnlijk zal geven over het aanbod, de vraag of de prijs van de op een veiling of op de secundaire markt verhandelde capaciteit;
b) de prijs die wordt toegekend aan een capaciteit in het kader van een veiling of het bedrag van een transactie op een veiling of op de secundaire markt door toedoen van een of meer in onderling overleg handelende personen op een kunstmatig niveau vaststelt of tracht vast te stellen, tenzij de betrokken persoon aantoont dat zijn beweegredenen gerechtvaardigd en in overeenstemming zijn met de gebruikelijke marktpraktijken; of
c) een oneigenlijke constructie of enige andere vorm van bedrog of misleiding gebruikt of tracht te gebruiken die onjuiste of misleidende signalen geeft of kan geven met betrekking tot het aanbod van of de vraag naar capaciteit op een veiling of op de secundaire markt, of de veilingprijs van een veiling of het bedrag van een transactie op een veiling of op de secundaire markt; of,
2° het verspreiden van informatie via de media, met inbegrip van internet, of via andere kanalen, die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot het aanbod, de vraag of de waarschijnlijke prijs van de capaciteit op een veiling of transactie op de secundaire markt geeft of kan geven, waarvan de persoon die deze informatie heeft verspreid, wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was.
Wanneer zij een dergelijke marktmanipulatie vaststelt, kan de commissie de in artikel 31 bedoelde maatregelen op de betrokken persoon toepassen.
De netbeheerder en de capaciteitshouders en -leveranciers melden elk vermoeden van marktmanipulatie, concurrentieverstorend gedrag of oneerlijke handelspraktijken op eigen initiatief aan de commissie.
[11 Indien de commissie vaststelt dat een transactie in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, met inbegrip van een transactie op de secundaire markt, onregelmatig is, het gevolg is van, marktmanipulatie, concurrentieverstorend gedrag of een oneerlijke handelspraktijk, dan kan de commissie, op voorwaarde dat de betrokken personen werden gehoord of naar behoren werden opgeroepen in aanwezigheid van hun raadsman, voornoemde transactie en het betreffende capaciteitscontract nietig verklaren zodoende dat voornoemde transactie geacht wordt zich nooit te hebben voltrokken en alle gevolgen ervan geacht worden ongedaan te zijn gemaakt. De beslissing van de commissie om de transactie nietig te verklaren wordt meegedeeld aan de capaciteitsleverancier en de netbeheerder.]11
§ 14. De Koning duidt de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie aan die belast zijn met de controle van de naleving en sanctionering van niet-naleving van de volgende verplichtingen:
1° de voorwaarden waaronder de capaciteitshouders die genieten of genoten hebben van steunmaatregelen het recht hebben tot deelname aan de prekwalificatieprocedure;
2° de verplichting voor iedere houder van productiecapaciteit gelokaliseerd in de Belgische regelzone en die voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in paragraaf 8, tot indiening van een prekwalificatiedossier;
[11 3° de verplichting van de capaciteitsleverancier bedoeld in het achtste lid van paragraaf 11 die het voorwerp uitmaakt van een terugvorderingsbesluit zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met betrekking tot steun die door een andere lidstaat wordt toegekend, om de netbeheerder en de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie hiervan in kennis te stellen;]11
[12 4° de verplichtingen inzake de CO2-emissiewaarden en de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig paragraaf 11/1 of de werkingsregels bedoeld in paragraaf 12.]12
De netbeheerder verstrekt aan de Algemene Directie Energie alle informatie in haar bezit die nodig is om deze controle mogelijk te maken. De Koning bepaalt de nadere regels van die controle en stelt de wijze vast van betaling en inning van de administratieve geldboetes.
Onverminderd de verplichting tot terugbetaling van de onrechtmatig verkregen subsidies inclusief rente, worden degenen die de verplichtingen bepaald in het eerste lid, 1°, niet naleven bestraft met een administratieve boete die niet lager mag zijn dan 1 240 euro, noch hoger mag zijn dan 50 000 euro of indien dat hoger zou zijn dan 50 000 euro: tien procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar. In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf het tijdstip van toekenning van de steun.
Met een administratieve boete die niet lager mag zijn dan 1 240 euro, noch hoger mag zijn dan 50 000 euro, worden bestraft degenen die de verplichtingen bepaald in het [11 eerste lid, 2° en 3°]11, niet naleven.
[12 De naleving van de verplichtingen inzake CO2-emissiegrenswaarden en de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen bedoeld in het eerste lid, 4°, wordt beoordeeld door ambtenaren bedoeld in het eerste lid. Een advies kan gevraagd worden aan de Federale overheidsdienst Volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu die zijn advies verstrekt uiterlijk 30 werkdagen na de adviesaanvraag. Indien het advies niet wordt verstrekt binnen deze termijn, wordt het advies geacht het voorstel te volgen dat de ambtenaren bedoeld in het eerste lid in de adviesaanvraag hadden geformuleerd.
De Koning kan de nadere regels bepalen voor de ex ante controle tijdens de prekwalificatieprocedure, de ex post controle na de periode van capaciteitslevering en de controle na de regularisatietermijn, van de naleving van de CO2-emissiegrenswaarden en de bepalingen omtrent de reductie van de uitstoot van broeikasgassen bedoeld in het eerste lid, 4°, waaronder in het bijzonder de nadere regels die de Algemene Directie Energie of capaciteitsleverancier in staat stellen een persoon aan te wijzen die in zijn naam en voor zijn rekening taken op het gebied van toezicht en rapportering uitvoert, alsook de nadere regels voor het vaststellen van de niet-naleving van de verplichtingen in het eerste lid, 4°, en van de administratieve boete.
Met een administratieve boete die niet lager mag zijn dan 1.240 euro, noch hoger mag zijn dan 50.000 euro, worden bestraft degenen die de verplichtingen bepaald in het eerste lid, 4°, niet naleven.]12
In geval van herhaling binnen de drie jaar na een administratieve beslissing kan de administratieve geldboete op het dubbele van de maximale bedragen worden gebracht. De voornoemde termijn van drie jaar vangt aan op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep.
Er kan geen administratieve geldboete meer opgelegd worden meer dan tien jaar na de feiten die de inbreuk uitmaakten waarop ze is gebaseerd.
De bevoegde administratie alsook de ambtenaren binnen deze administratie die door de Koning aangeduid zijn om de administratieve boetes op te leggen, oefenen deze bevoegdheid uit in omstandigheden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.
Deze ambtenaren nemen geen beslissing in een dossier waarin zij reeds in een andere hoedanigheid zijn tussengekomen, noch hebben zij een rechtstreeks of onrechtstreeks belang in de ondernemingen of instellingen die het onderwerp zijn van de procedure.
Wanneer een niet-naleving wordt vastgesteld of vermoed, brengt de respectievelijke ambtenaar aangeduid overeenkomstig het eerste lid, de overtreder bij een ter post aangetekende brief daarvan op de hoogte, alsook van de feiten die daaraan ten grondslag liggen met verwijzing naar het betreffende proces-verbaal en van diens voornemen om een boete op te leggen. De overtreder wordt in voornoemde brief verzocht om binnen een termijn van [11 zestig dagen zijn verweermiddelen in te dienen. Als er geen verweermiddelen binnen deze termijn werden ingediend of de verweermiddelen ontoereikend zijn, beslist de bevoegde administratie dat de inbreuk vaststaat. Een inbreuk op paragraaf 8, eerste lid, 1°, die komt vast te staan, leidt tot de nietigheid van het capaciteitscontract bedoeld in paragraaf 11. Wanneer de inbreuk vaststaat wordt een administratieve boete opgelegd]11.
De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een administratieve boete opgelegd krijgt, [11 verricht de betaling van de administratieve boete binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ter kennisgeving van de beslissing waarin de administratieve boete wordt opgelegd of]11 kan een beroep indienen tegen deze beslissing. [11 Het beroep tegen de beslissing dat de inbreuk vaststaat en het beroep tegen de beslissing waarin de administratieve boete wordt opgelegd, worden,]11 op straffe van onontvankelijkheid, ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg te Brussel binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ter kennisgeving van de beslissing [12 dat de inbreuk vaststaat of]12 waarin de administratieve boete wordt opgelegd. Het beroep wordt bij tegensprekelijk verzoekschrift ingediend op basis van de artikelen 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Dit beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing. Het beroep is slechts ontvankelijk indien een kopie van het verzoekschrift uiterlijk op de datum van neerlegging van het verzoekschrift bij de rechtbank bij aangetekende brief wordt gezonden aan de ambtenaar aangeduid overeenkomstig het eerste lid. De rechtbank kan, wanneer verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, het bedrag van een opgelegde administratieve geldboete onder het [12 derde lid, vierde lid en zevende lid]12 vermelde minimumbedragen verminderen, zonder dat de geldboete lager mag zijn dan 70 % van deze minimumbedragen.[11 De administratieve geldboete]11 staat vast indien de administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet langer vatbaar is voor beroep of wanneer de rechterlijke beslissing over een ingesteld beroep kracht van gewijsde heeft gekregen.
[11 "Bij niet-betaling van de administratieve geldboete, en voor zover de administratieve boete vaststaat, worden de verschuldigde bedragen ingevorderd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.]11
§ 15. De opdrachten waarmee de netbeheerder krachtens het capaciteitsvergoedingsmechanisme bedoeld in deze afdeling en in voorkomend geval, de opdrachten bedoeld in [13 afdeling 1 en in]13 afdeling 3, wordt belast, maken openbare dienstverplichtingen uit [2 waarvan de netto-kosten worden gefinancierd overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 21quinquies]2, na aftrek van de eventuele inkomsten gegenereerd krachtens het capaciteitsvergoedingsmechanisme bedoeld in deze afdeling en bedoeld in afdeling 3 en onverminderd de regels inzake toewijzing van specifieke inkomsten bedoeld in artikel 26, lid 9, van de Verordening (EU) 2019/943 [2 ...]2.
De kosten van de openbare dienstverplichtingen, vermeld in het eerste lid, omvatten onder meer de redelijke en billijke kosten die worden gemaakt door de buitenlandse transmissienetbeheerders waarmee een overeenkomst als bedoeld in paragraaf 8, eerste lid, 3°, is gesloten voor de ontwikkeling en de uitvoering van de deelname door de onrechtstreekse buitenlandse capaciteit aan het Belgische capaciteitsvergoedingsmechanisme voor zover, in het geval dat een capaciteitsvergoedingsmechanisme werd geïmplementeerd in de aangrenzende lidstaat van de Europese Unie waar de onrechtstreekse buitenlandse capaciteit gesitueerd is, tussen de netbeheerders van de twee betreffende lidstaten van de Europese Unie een akkoord werd gesloten dat werd goedgekeurd minstens door de commissie met daarin opgenomen de voorafgaandelijke aanvaarding dat de kosten van de netbeheerder die verband houden met de deelname van de Belgische capaciteit aan het capaciteitsvergoedingsmechanisme van de betrokken Staat, rechtstreeks of onrechtstreeks via het capaciteitsvergoedingsmechanisme van deze Staat worden gedragen.
[2 Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie, bepaalt de Koning de berekeningsmethode en de nadere regels voor de controle van de kosten van de maatregelen bedoeld in het eerste lid voor ieder jaar wordt vastgesteld. Voornoemde kost wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende procedure:
1° uiterlijk op 1 november van ieder jaar verricht de commissie een raming van de kost per maand van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot het volgende jaar. Daartoe bezorgt de netbeheerder een verslag met de relevante gegevens aan de commissie uiterlijk op 31 augustus;
2° uiterlijk op 1 juni van ieder jaar stelt de commissie een bedrag van een regularisatie met betrekking tot het voorgaande jaar op grond van de werkelijke kost die tijdens dat voorgaande jaar is voortgevloeid uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, vast. Daartoe bezorgt de netbeheerder een verslag met de relevante gegevens aan de commissie uiterlijk op 15 april. Indien er een saldo wordt vastgesteld, dan wordt de regularisatie met de Federale Staat uitgevoerd uiterlijk op 1 juli van het jaar waarin de regularisatie werd bepaald;
3° de commissie houdt een inventaris bij met een overzicht per jaar van de geraamde en de werkelijke kost van de maatregelen bedoeld in het eerste lid.]2
[2 De Federale Staat, de netbeheerder en de commissie sluiten een protocol teneinde de modaliteiten vast te leggen van de maandelijkse ter beschikkingstelling van de middelen bedoeld in het eerste lid, met het oog op de voldoening van de verplichtingen van de netbeheerder krachtens het capaciteitsvergoedingsmechanisme bedoeld in deze afdeling, alsook teneinde alle gerelateerde en overige rechten en verplichtingen van de contractpartijen nader te bepalen. De financieringsregels beschreven in voornoemde protocol stellen de netbeheerder in staat om tijdig over de bij deze wet bepaalde noodzakelijke middelen te beschikken, met als doel de nettokost voortvloeiend uit de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, tijdig te betalen en voorfinanciering van deze netto-kost in hoofde van de netbeheerder te vermijden.]2
§ 16. De overeenkomstig artikel 25, § 5, goedgekeurde jaarbegroting van de commissie houdt specifiek rekening met de taken die haar door deze afdeling zijn opgedragen, en in voorkomend geval, door afdeling 3.
§ 17. Als de Koning of minister beslist om van de voorstellen bedoeld in dit artikel af te wijken, dan vermeldt hij uitdrukkelijk de redenen daarvan in zijn beslissing, vastgesteld na overleg in Ministerraad.]1
[4 § 18. Voor elke capaciteit waarvoor de bieding geselecteerd werd in de veiling georganiseerd in 2021, bezorgt de capaciteitsleverancier aan de netbeheerder, uiterlijk op 15 maart 2022, het bewijs dat hij beschikt over de in laatste administratieve aanleg afgeleverde vergunning(en) vereist krachtens gewestelijke regelgeving voor de bouw en de uitbating ervan. In het kader van dit artikel moet onder in laatste administratieve aanleg afgeleverde vergunning worden begrepen een vergunning afgeleverd door een administratieve overheid en waartegen een georganiseerd administratief beroep niet openstaat noch hangende is.
Uiterlijk op 18 maart 2022 bezorgt de netbeheerder een rapport aan de minister dat de inlichtingen overgemaakt overeenkomstig het eerste lid bevat.
Indien blijkt, rekening houdend met het rapport bedoeld in het tweede lid, dat de afwezigheid van vergunning afgeleverd in laatste administratieve aanleg voor een geselecteerde capaciteit de bevoorradingszekerheid van de Belgische regelzone voor de betrokken leveringsperiode ernstig bedreigt, kan de minister, na overleg in Ministerraad, bij gemotiveerde beslissing genomen uiterlijk op 1 april 2022, de volgende instructies geven aan de netbeheerder:
1° onmiddellijk het capaciteitscontract gesloten ten gevolge van de selectie van deze capaciteit in de veiling georganiseerd in 2021 op te zeggen, en;
2° overgaan tot een bijkomende toewijzing voor de voornoemde veiling, met het oog op het bereiken van het vereiste volume overeenkomstig de instructie bedoeld in paragraaf 6. Deze instructie bevat een gedetailleerde kalender en elk ander procedureel aspect met het oog op de organisatie van de bijkomende toewijzing, die desgevallend kunnen afwijken van hetgeen is bepaald in paragraaf 10.
De instructie tot het opzeggen van het capaciteitscontract wordt gecommuniceerd aan de betrokken capaciteitsleverancier. De instructie tot het organiseren van een bijkomende toewijzing wordt gepubliceerd op de website van de Algemene Directie Energie uiterlijk de werkdag na zijn aanname.
De bijkomende toewijzing bedoeld in het derde lid, 2° wordt beheerst door de werkingsregels van het capaciteitsmechanisme bedoeld in paragraaf 12. Ze staat enkel open voor capaciteitshouders waarvan de bieding, uitgebracht in het kader van de veiling georganiseerd in 2021, niet werd geselecteerd bij de initiële toewijzing. Ze doet geenszins afbreuk aan biedingen die geselecteerd werden bij deze initiële toewijzing en waarvoor een capaciteitscontract werd afgesloten en niet werd opgezegd.
De prekwalificatiedossiers, de biedingen, alsook de technische netbeperkingen van toepassing in de veiling georganiseerd in 2021 blijven onveranderd voor de bijkomende toewijzing.
In afwijking van paragraaf 12, derde lid, 2°, c), en paragraaf 12, derde lid, 6°, zijn de capaciteitshouders bedoeld in het vijfde lid die deelnemen aan de procedure voor een bijkomende toewijzing, ertoe gehouden, binnen de termijn bepaald in de gedetailleerde kalender bedoeld in het derde lid, 2° :
1° indien (een) vergunning(en) krachtens gewestelijke regelgeving vereist is (zijn) voor de bouw en/of de uitbating van de betrokken capaciteit, aan de netbeheerder aan te tonen dat zij over deze vergunning(en) beschikken, afgeleverd in laatste administratieve aanleg; en
2° een financiële garantie aan de netbeheerder te bezorgen voor een bedrag en met identieke kenmerken als degene die zij hadden aangeleverd in het kader van hun deelname aan de veiling in 2021.
De bijkomende toewijzing is onderworpen aan de controle van de commissie overeenkomstig paragraaf 13. De commissie keurt de resultaten van de bijkomende toewijzing goed binnen de termijn bepaald in de instructie bedoeld in het derde lid, 2°. Met respect voor de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens past de netbeheerder de resultaten van de veiling aan en gaat over tot de bekendmakingen voorzien door de werkingsregels van het capaciteitsmechanisme bedoeld in paragraaf 12. De netbeheerder maakt het resultaat van de bijkomende toewijzing over aan de minister.]4
[11 § 19. Indien gedurende drie opeenvolgende jaren geen nieuwe capaciteitscontracten overeenkomstig paragraaf 11 worden afgesloten naar aanleiding van een veiling, worden in afwijking van paragraaf 6 vanaf het daaropvolgende jaar geen veilingen onder het capaciteitsvergoedingsmechanisme georganiseerd.
Indien de in het eerste lid bedoelde situatie zich voordoet, meldt de netbeheerder deze onverwijld aan de minister, de Algemene Directie Energie en de commissie. Volgend op deze melding stelt de Koning deze situatie vast en kan de Koning dit artikel geheel of gedeeltelijk opheffen.]11
[9 § 20. De Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie kan de gegevens verwerken, inclusief de persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor een adequate controle van de naleving en sanctionering van niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in paragraaf 14, eerste lid alsook met betrekking tot de taken die krachtens dit artikel rusten op de Algemene Directie Energie.
De verwerking van persoonsgegevens betreft de gegevens van de volgende personen:
1° van elk personeelslid en van elke persoon die lid is van het bestuurs-, beheers- of toezichthoudend orgaan, of die daar een vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van een onderneming of groep van ondernemingen die betrokken zijn bij een van de doelen voor de verwerking van gegevens bedoeld in het eerste lid;
2° van elke natuurlijke persoon of elk personeelslid van een onderneming, aangesteld door een onderneming of groep van ondernemingen die betrokken is bij een van de doelen voor de verwerking van gegevens bedoeld in het eerste lid, met het oog op het verrichten van een dienst voor rekening van die onderneming of groep van ondernemingen in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme;
3° van elk personeelslid en van elke persoon die lid is van het bestuurs-, beheers- of toezichthoudend orgaan, of die daar een vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van de overheidsorganen, de commissie of de netbeheerder die geconsulteerd kunnen worden in het kader van een van de doelen voor de verwerking van gegevens bedoeld in het eerste lid.
In het kader van de doelen voor de verwerking van gegevens bedoeld in het eerste lid, kan de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie de volgende categorieën persoonsgegevens van de betrokkene bedoeld in het tweede lid verwerken:
1° de persoonlijke identificatiegegevens: Naam, voornamen, e-mailadres en domicilieadres;
2° identificatiegegevens van de capaciteit wanneer de capaciteitshouder een natuurlijke persoon is;
3° de functie die de betrokken persoon bekleedt;
4° de bewijsstukken;
5° alle persoonsgegevens die de betrokkene op eigen initiatief wenst te delen.
De ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie die belast zijn met de taken bedoeld in het eerste lid hebben toegang tot de persoonsgegevens die worden verwerkt krachtens dit artikel.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie is verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens die hij verwerkt krachtens dit artikel.
De verwerking en bewaring van persoonsgegevens wordt beperkt tot de tijd die nodig is om het doel te bereiken waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt en mag niet langer zijn dan 10 jaar nadat aan de laatste verplichting zoals bedoeld in paragraaf 14, eerste lid is voldaan of aan de taak die aan de Algemene Directie Energie is toebedeeld krachtens dit artikel.
§ 21. De commissie kan de gegevens verwerken, inclusief de persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor een adequate uitoefening van de taken krachtens dit artikel.
De verwerking van persoonsgegevens betreft de gegevens van de volgende personen:
1° van elk personeelslid en van elke persoon die lid is van het bestuurs-, beheers- of toezichthoudend orgaan, of die daar een vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van een onderneming of groep van ondernemingen die betrokken is bij een taak die is toebedeeld aan de commissie krachtens dit artikel;
2° elke natuurlijke persoon of elk personeelslid van een onderneming, aangesteld door een onderneming of groep van ondernemingen die betrokken is bij een taak waarvoor de commissie krachtens dit artikel verantwoordelijk is, met het oog op het verrichten van een dienst voor rekening van die onderneming of groep van ondernemingen in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme;
3° van elk personeelslid en van elke persoon die lid is van het bestuurs-, beheers- of toezichthoudend orgaan, of die daar een vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, van de overheidsorganen, of de netbeheerder die geconsulteerd kunnen worden in het kader van de uitvoering van de taken waarmee de commissie krachtens dit artikel is belast.
Bij de uitvoering van haar taken krachtens dit artikel mag de commissie de volgende categorieën persoonsgegevens verwerken:
1° de persoonlijke identificatiegegevens: Naam, voornamen, e-mailadres en domicilieadres;
2° identificatiegegevens van de capaciteit wanneer de capaciteitshouder een natuurlijke persoon is;
3° de functie die de betrokken persoon bekleedt;
4° de bewijsstukken;
5° alle persoonsgegevens die de betrokkene op eigen initiatief wenst te delen.
De leden van het Directiecomité en het personeel van de commissie die belast zijn met de taken bedoeld in het eerste lid hebben toegang tot de persoonsgegevens die worden verwerkt krachtens dit artikel.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De commissie is verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens die zij verwerkt krachtens dit artikel.
De verwerking en bewaring van persoonsgegevens is beperkt tot de periode die nodig is om het doel te bereiken waarvoor de gegevens worden verwerkt, en deze periode mag niet langer zijn dan tien jaar na het einde van de laatste periode van capaciteitslevering.]9
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-03-15/01, art. 4, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(2)<W 2021-12-27/01, art. 82, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(3)<W 2022-02-14/04, art. 5, 063; Inwerkingtreding : 26-02-2022>
(4)<W 2022-02-28/01, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 04-03-2022>
(5)<W 2022-02-28/01, art. 3, 064; Inwerkingtreding : 04-03-2022>
(6)<W 2023-05-21/02, art. 4, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
(7)<W 2023-05-30/01, art. 3,1°, 072; Inwerkingtreding : 15-06-2023>
(8)<W 2023-05-30/01, art. 3,2°, 072; Inwerkingtreding : 13-05-2023>
(9)<W 2024-04-26/11, art. 2, 083; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(10)<W 2024-05-07/03, art. 8,10°,c, 084; Inwerkingtreding : 15-05-2024>
(11)<W 2024-05-07/03, art. 8, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
(12)<W 2024-05-15/16, art. 24, 089; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(13)<W 2025-01-31/19, art. 3, 091; Inwerkingtreding : 13-03-2025>
Afdeling 3. [1 - Gerichte veilingen]1
----------
(1)
Art. 7duodecies.[1 § 1. [2 Op basis van elke door de netbeheerder overgemaakte informatie of verslag [3 of op basis van het advies van de Algemene Directie Energie bedoeld in artikel 7ter]3 waaruit blijkt dat er een duidelijk risico bestaat voor de bevoorradingszekerheid in de Belgische regelzone [3 tijdens een]3 periode van capaciteitslevering van het in artikel 7undecies bedoelde capaciteitsvergoedingsmechanisme [3 die niet opgevangen kan worden binnen het in artikel 7undecies bedoelde capaciteitsvergoedingsmechanisme]3, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de minister, de netbeheerder instructie geven een gerichte veiling te organiseren.
Voorafgaand aan en met het oog op de vaststelling van het besluit bedoeld in het eerste lid, kan de minister elk initiatief nemen en elke maatregel van de netbeheerder en de Commissie verlangen. Zo nodig bepaalt de minister op basis van de beschikbare gegevens een referentiescenario. Daarbij neemt de minister zoveel mogelijk de verschillende fasen van de procedure in acht die zijn opgenomen in het koninklijk besluit bedoeld in artikel 7undecies, § 2, eerste lid, tenzij mits specifieke motivatie.
Het besluit zoals bedoeld in het eerste lid stelt minstens de volgende elementen vast:
1° op voorstel van de commissie, gedaan op basis van een verslag van de netbeheerder en na advies van de Algemene Directie Energie, het vereiste capaciteitsvolume in het kader van de gerichte veiling;
2° op voorstel van de netbeheerder, de andere parameters van de gerichte veiling dan die bedoeld in 1°, te weten de reductiefactoren, de referentieprijs, de limiet(en) voor de tussentarieven voor bepaalde capaciteiten die aan specifieke criteria voldoen en de uitoefenprijs;
3° de ontvankelijkheidscriteria voor deelname aan de gerichte veiling;
4° de voorwaarden, criteria en procedure voor de gunning van een contract voor een langere periode dan de leveringsperiode waarop de gerichte veiling betrekking heeft;
5° de methode en de voorwaarden voor het verlenen van een individuele afwijking door de commissie van de toepassing van de intermediaire prijslimiet(en).
De in het derde lid, onder de bepalingen 3° tot en met 5°, genoemde elementen worden zo mogelijk gebaseerd op de beginselen die van toepassing zijn op het in artikel 7undecies bedoelde capaciteitsvergoedingsmechanisme. De in het derde lid, onder de bepaling 2°, bedoelde parameters worden zoveel mogelijk gebaseerd op de parameter voor de veilingen in 2021 en 2022 van het in artikel 7undecies bedoelde capaciteitsvergoedingsmechanisme.
Na de gerichte veiling sluit de netbeheerder een contract met de geselecteerde capaciteitsleveranciers waarin het recht op een capaciteitsvergoeding of het recht op enige andere vorm van subsidie wordt toegekend. De kenmerken en voorwaarden die van toepassing zijn op het capaciteitscontract overeenkomstig artikel 7undecies, § 11, zijn van toepassing op dit contract.]2
De Koning heft de instructie bedoeld in het eerste lid op binnen tien dagen vanaf de kennisgeving door de Europese Commissie van haar beslissing dat de steunmaatregelen bedoeld in deze afdeling onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Die opheffing impliceert het verbod tot organisatie van de gerichte veiling of de onmiddellijke annulering.
In ieder geval wordt slechts het recht op een capaciteitsvergoeding of het recht op enige andere vorm van subsidie toegekend, na de verkrijging door de Belgische Staat van de beslissing van de Europese Commissie volgens dewelke de steunmaatregelen bedoeld in deze afdeling geen onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Ten laatste tien dagen na ontvangst van een beslissing van de Europese Commissie in het kader van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2015/1589, laat de minister in het Belgisch Staatsblad een bericht publiceren met een samenvatting en verwijzing naar voornoemde beslissing van de Europese Commissie of waarbij het bericht het verstrijken van voornoemde termijn vaststelt.
§ 2. [2 ...]2
§ 3. [2 ...]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-03-15/01, art. 6, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(2)<W 2023-05-21/02, art. 5, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
(3)<W 2024-05-07/03, art. 9, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
Afdeling 4. [1 - Uitbouw van nieuwe capaciteiten]1
----------
(1)
Art. 7terdecies. [1 Bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de netbeheerder en de commissie, kan de Koning iedere andere maatregel nemen die rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot de uitbouw van nieuwe capaciteiten, teneinde 's lands bevoorradingszekerheid te verzekeren. Dit besluit kan slechts genomen worden wanneer blijkt dat de maatregelen bedoeld in de artikelen 7undecies en 7duodecies niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
Het besluit bedoeld in het eerste lid, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet bekrachtigd is binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.
De Koning heft de beslissing genomen in toepassing van het eerste lid, op binnen tien dagen vanaf de kennisgeving door de Europese Commissie van haar beslissing dat de steunmaatregelen bedoeld in dit artikel onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Die opheffing impliceert het verbod op het nemen van een maatregel krachtens dit artikel die rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot de uitbouw van nieuwe capaciteiten, teneinde 's lands bevoorradingszekerheid te verzekeren.
In ieder geval wordt slechts het recht op een capaciteitsvergoeding of het recht op enige andere vorm van subsidie toegekend na de verkrijging door de Belgische Staat van de beslissing van de Europese Commissie volgens dewelke de steunmaatregelen bedoeld in dit artikel geen onverenigbare staatssteun vormen in de zin van artikel 107 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie en de netbeheerder, de financieringswijze van de maatregelen die krachtens dit artikel worden genomen. Dat besluit wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet bekrachtigd is binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-03-15/01, art. 8, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
Afdeling 5.
Art. 7quaterdecies.
<Opgeheven bij W 2021-03-15/01, art. 12, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
HOOFDSTUK III. - Beheer van het transmissienet.
Art.8.§ 1. [5 Het beheer van ieder systeem bestemd voor transmissie, dat deel uitmaakt van of samenvalt met het transmissienet, wordt waargenomen door één enkele beheerder, aangewezen overeenkomstig artikel 10.]5
De netbeheerder staat in voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het [5 betreffende systeem voor transmissie]5, met inbegrip van de koppellijnen daarvan naar andere elektriciteitsnetten, teneinde de continuïteit van de voorziening te waarborgen.
[5 Hiertoe wordt de netbeheerder onder meer met de volgende taken belast:
1° het op lange termijn waarborgen van het vermogen van het transmissienet en voldoen aan redelijke aanvragen voor de transmissie van elektriciteit, uitbaten, onderhouden en ontwikkelen, onder economisch aanvaardbare voorwaarden, en in nauwe samenwerking met aangrenzende transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders, van een zeker, betrouwbaar en doeltreffend transmissienet, mits het wijden van alle vereiste aandacht aan de eerbied voor het leefmilieu. Het ontwikkelen van een transmissienet dekt de hernieuwing en de uitbreiding van het net en wordt bestudeerd in het kader van het uitwerken van het ontwikkelingsplan;
2° zorgen voor een zeker, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsnet en er in dit verband op toe zien dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn en geïmplementeerd worden, voor zover die beschikbaarheid onafhankelijk is van ieder ander transmissienet waaraan zijn systeem gekoppeld is. De ondersteunende diensten omvatten diensten die worden geleverd door onder meer energieopslagfaciliteiten en, de diensten die worden verleend als antwoord op de vraag, met inbegrip van de activering van de flexibiliteit en de hulpdiensten in geval van het uitvallen van productie-eenheden, hierbij inbegrepen eenheden gebaseerd op hernieuwbare energieën en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling;
2° bis de verantwoordelijkheid ondersteunende diensten te kopen om de operationele veiligheid te waarborgen van het net;
3° bijdragen tot de bevoorradingszekerheid dankzij een adequate transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het net;
4° het beheren van de elektriciteitsstromen op het net met inachtneming van de uitwisselingen met andere onderling verbonden netten, en, in het kader hiervan, het verzekeren van de coördinatie van het beroep op de productie-installaties en de bepaling van het aanwenden van de interconnecties met het oog op het verzekeren van een bestendig evenwicht van de elektriciteitsstromen die voortvloeien uit de vraag en het aanbod van elektriciteit;
5° het verzekeren van de coördinatie van het beroep op de productie-installaties en de bepaling van het aanwenden van interconnecties op basis van objectieve criteria die door de commissie worden goedgekeurd. Deze criteria houden rekening met:
a) de economische rangorde van de elektriciteit afkomstig van de beschikbare productie-installaties of overdrachten door middel van interconnecties, evenals met de voor het net geldende technische beperkingen;
b) de voorrang die moet worden gegeven aan de productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, in de mate dat een veilig beheer van het transmissienet dit toelaat en op basis van transparante en niet-discriminerende criteria, evenals aan de installaties voor gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit. De Koning kan, na advies van de commissie en na overleg met de Gewesten, de criteria preciseren die door een productie-installatie die hernieuwbare energiebronnen aanwendt, moeten worden nageleefd om te kunnen genieten van deze voorrang en de technische en financiële voorwaarden bepalen die ter zake moeten worden toegepast door de netbeheerder;
c) het tot een minimum beperken van de belemmeringen voor uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit;
d) de te geven voorrang, omwille van de bevoorradingszekerheid, aan productie-installaties die binnenlandse brandstofbronnen voor primaire energie gebruiken, met een beperking van 15 % van de totale hoeveelheid primaire energie die nodig is om de in België in de loop van één kalenderjaar verbruikte energie te produceren;
6° de beheerder van ieder ander net dat met zijn net gekoppeld is de nodige informatie verstrekken om de zekere en efficiënte exploitatie, de gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het gekoppelde net te verzekeren;
7° garanderen dat er geen discriminatie zal ontstaan tussen gebruikers of categorieën van gebruikers van het net, meer bepaald ten gunste van zijn verbonden of geassocieerde bedrijven;
8° het verstrekken aan de netgebruikers van informatie die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net;
9° het innen van inkomsten uit het congestiebeheer en de betalingen die verricht werden als vergoedingsmechanisme tussen de beheerders van het transmissienet overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2019/943;
10° het verlenen en beheren van de toegang van derden tot het transmissienet en het motiveren van de redenen voor het weigeren van dergelijke toegang;
11° het publiceren van normen voor het plannen, uitbaten en de veiligheid die worden aangewend, met inbegrip van een algemeen plan voor de berekening van het totaal transfertvermogen en de betrouwbaarheidsmarge van de transmissie op basis van de elektrische en fysische karakteristieken van het net;
12° het ontwerpen en voorstellen van een systeembeschermingsplan, herstelplan en testplan overeenkomstig respectievelijk de artikelen 11, 23 en 43 van de Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet;
13° het publiceren van alle nuttige gegevens die betrekking hebben op de beschikbaarheid, de toegankelijkheid en het gebruik van het net, met daarin een verslag over de plaatsen en de oorzaken van de congestie, alsmede over de methodes die toegepast worden om de congestie te beheren en over de projecten betreffende het toekomstige beheer ervan;
14° het publiceren van een algemene beschrijving van de methode voor het beheer van de congestie die in verschillende omstandigheden wordt toegepast om de capaciteit die op de markt beschikbaar is te maximaliseren, evenals een algemeen plan voor de berekening van de interconnectiecapaciteit op de verschillende vervaldata, gebaseerd op de elektrische en fysische karakteristieken van het net;
15° ten laatste binnen de achttien maanden die volgen op de bekendmaking van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, een stappenverslag opstellen over de voorwaarden die noodzakelijk zijn om het evenwicht van de regelzone te verzekeren. Na overleg met de betrokken marktspelers zendt de netbeheerder dit verslag, waarin uitdrukkelijk de voorafgaande haalbaarheidsvoorwaarden worden bepaald voor de inrichting van het platform bedoeld in punt 2°, over aan de Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven, aan de commissie en aan de minister;
16° erop toezien dat wanneer hun eindafnemers die op het transmissienet, op een gesloten industrieel net of op een directe lijn zijn aangesloten, van leverancier wensen te veranderen, zonder de duur en de nadere bepaling van hun contracten te willen wijzigen en met inachtneming van deze duur en bepalingen, deze overstap binnen een maximumtermijn van drie weken wordt uitgevoerd;
17° de digitalisering van het transmissiesysteem;
18° gegevensbeheer, met inbegrip van de ontwikkeling van systemen voor gegevensbeheer, cyberbeveiliging en gegevensbescherming, met inachtneming van de toepasselijke regels en onverminderd de bevoegdheden van andere instanties;
19° zorgen voor afdoende middelen om te voldoen aan zijn verplichtingen;
20° bezorgen aan de minister en aan de commissie uiterlijk op 1 april van elke driejaarlijkse periode die volgt op de inwerkingtreding van deze wet, een studie over de beschikbaarheid voor een periode van vijf jaar, van de middelen waarmee de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten kunnen worden gedekt. Hij publiceert die studie op zijn website.]5
[6 § 1/1. Bij de uitvoering van de taak bedoeld in de bepaling onder 2° bis, van het derde lid in paragraaf 1, koopt de netbeheerder balanceringsdiensten onder voorwaarde van:
a) transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;
b) de deelname van alle in aanmerking komende elektriciteitsbedrijven en marktdeelnemers, waaronder marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, beheerders van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen.
Voor de toepassing van de bepaling onder b) van het eerste lid stelt de commissie, op voorstel van de netbeheerder opgemaakt na raadpleging van de marktspelers, in de gedragscode bedoeld in artikel 11, § 2, technische vereisten op voor deelname aan deze markten op basis van de technische kenmerken van dergelijke diensten.
Het eerste en het tweede lid zijn ook van toepassing op de verstrekking van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten door netbeheerders, tenzij de commissie op basis van een evaluatieverslag, dat op haar website wordt gepubliceerd, tot het oordeel is gekomen, dat de marktgebaseerde verstrekking van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten niet in overeenstemming is met de voorwaarden voor de verstrekking van ondersteunende diensten zoals bepaald overeenkomstig artikel 11, § 2, en een afwijking van deze beginselen heeft toegestaan.
De gedragscode bedoeld in artikel 11, § 2, bepaalt de nadere regels van deze afwijking. Deze nadere regels kunnen desgevallend de mogelijkheid inhouden om af te wijken van artikel V.2. van het Wetboek van economisch recht.
De netbeheerder stimuleert de toepassing van energie-efficiëntiemaatregelen wanneer deze de noodzaak wegnemen om de elektriciteitscapaciteit op kosteneffectieve wijze uit te breiden of te vervangen, en wanneer zij een efficiënte en veilige werking van het transmissiesysteem ondersteunen.
De commissie keurt op voorstel van de netbeheerder de producten en aanbestedingsprocedures voor niet-frequentie gerelateerde ondersteunende diensten goed overeenkomstig haar bevoegdheid krachtens artikel 23, § 2, 51°.
De in het vierde lid bedoelde verplichting om niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten te kopen, is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten.
De netbeheerder koopt de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en om een reservecapaciteit in het net in stand te houden volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.]6
[1 § 1bis. [7 In het kader van de in paragraaf 1 bedoelde taken zet de netbeheerder zich in de eerste plaats in om de marktintegratie te bevorderen.
Hiertoe zorgt de netbeheerder voor de nodige coördinatie met de beheerders van de naburige transmissienetten van Noordwest-Europa, namelijk deze van Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland, alsook met andere relevante Europese netbeheerders, met het oog op de inwerkingstelling van een gemeenschappelijke gecoördineerde methode en procedure voor het beheer van de congestie voor de toekenningen van capaciteiten die vervallen na een termijn van één jaar, één maand en één dag, zoals bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2019/943. De netbeheerder ziet erop toe dat deze coördinatie alle stappen van het proces dekt, vanaf de berekening van de capaciteiten en de optimalisering van de toekenning tot de veilige uitbating van het net, met een precieze verdeling van de verantwoordelijkheden, en dat dit onder meer het volgende omvat:
a) het aanwenden van een gemeenschappelijk vervoersmodel dat het mogelijk maakt de stromen van onderling afhankelijke fysische lussen efficiënt te beheren, terwijl er rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de fysische stromen en de commerciële stromen;
b) de toekenning en de reservatie van capaciteit met het oog op een doeltreffend beheer van de onderling afhankelijke fysische lusstromen;
c) identieke verplichtingen voor de houders van capaciteit inzake levering van informatie over het gebruik dat zij plannen te maken van de capaciteit die hen wordt toegekend, met andere woorden de reservatie van de capaciteit (voor de uitdrukkelijke veilingen);
d) identieke vervaldagen en afsluitingsdata;
e) een identieke structuur voor de toekenning van capaciteit tussen de verschillende vervaldagen in termen van verkochte capaciteitsblokken (hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MW, MWh, enz.);
f) een coherent contractueel kader met de markt-operatoren;
g) het nazicht van de stromen voor het verzekeren van de eisen inzake veiligheid van het net ten behoeve van de operationele planning en exploitatie in reële tijd;
h) de boekhoudkundige verwerking en vereffening van de maatregelen voor het beheer van de congestie.
2 De netbeheerder maakt eveneens alle nuttige gegevens openbaar betreffende de grensoverschrijdende uitwisselingen op basis van de best mogelijke vooruitzichten en van alle nuttige gegevens die door de marktoperatoren worden medegedeeld. De netbeheerder maakt ten minste de volgende gegevens openbaar:
a) ieder jaar: informatie over de evolutie op lange termijn van het net en de weerslag ervan op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit;
b) iedere maand: de vooruitzichten op één maand en één jaar van de transmissiecapaciteiten die ter beschikking staan van de markt, rekening houdend met alle nuttige gegevens waarover de netbeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de vooruitzichten (bijvoorbeeld, de weerslag van de seizoenen op het vermogen van de lijnen, de onderhoudsactiviteiten op het net, de beschikbaarheid van de productie-eenheden, enz.);
c) elke week: de vooruitzichten op één week van de transmissiecapaciteit die ter beschikking staat van de markt, rekening houdend met alle nuttige informatie waarover de netbeheerder beschikt op het ogenblik van de berekening van de vooruitzichten zoals de weersvooruitzichten, het plannen van onderhoudswerkzaamheden van het net, de beschikbaarheid van de productie-eenheden, enz.;
d) elke dag: de transmissiecapaciteiten op één dag en gedurende de dag die ter beschikking staan van de markt voor elke tijdseenheid van de markt, rekening houdend met het geheel van de dagreservaties op nettobasis, dagproductieprogramma's, vooruitzichten betreffende de vraag en de planning van onderhoudswerkzaamheden van het net;
e) de totale capaciteit die reeds werd toegekend per tijdseenheid van de markt, en alle nuttige voorwaarden waarbij deze capaciteit kan worden aangewend (bijvoorbeeld de evenwichtsprijs van de veilingen, de verplichtingen betreffende de modaliteiten voor het gebruik van de capaciteit, enz.) om de eventuele restcapaciteit te bepalen;
f) de toegekende capaciteit, zo spoedig mogelijk na elke toekenning, evenals een aanduiding van de betaalde prijzen;
g) de totale gebruikte capaciteit, per tijdseenheid van de markt, onmiddellijk na de reservatie;
h) in bijna werkelijke tijd: de commerciële en fysische stromen die verwezenlijkt worden, op een geaggregeerde basis, per tijdseenheid van de markt, met daarin een beschrijving van de weerslag van de eventuele bijsturingsmaatregelen die door de netbeheerder worden genomen (bijvoorbeeld, de inperking van de transacties) om net- of systeemproblemen op te lossen;
i) de ex-ante informatie betreffende de voorziene niet-beschikbaarheid en de ex-post informatie voor de vorige dag betreffende de voorziene en onvoorziene niet-beschikbaarheid van de productie-eenheden waarvan het vermogen hoger ligt dan 100 MW.
De netbeheerder werkt tijdens de uitoefening van zijn opdrachten samen met het ACER, op vraag van deze laatste. Hij werkt eveneens samen met de regionale operationele centra en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor het uitwerken van netcodes en de andere taken bedoeld in artikel 30 van Verordening (EU) 2019/943 en overeenkomstig artikel 34, van dezelfde Verordening.
Bij de uitvoering van de in § 1 bedoelde taken houdt de netbeheerder rekening met de door de regionale coördinatiecentra opgestelde aanbevelingen.]7
(§ 2. [1 Overeenkomstig zijn maatschappelijk doel, kan de netbeheerder elke andere activiteit uitoefenen op of buiten het Belgisch grondgebied, onverminderd de bepalingen van artikel 9, § 1. Onder voorbehoud van overleg met de Gewesten, kan de netbeheerder een gecombineerd transmissie- en distributienet exploiteren en ook activiteiten uitoefenen die onder meer bestaan uit diensten voor de exploitatie, het onderhoud, de verbetering, de vernieuwing, de uitbreiding en/of het beheer van lokale, regionale transmissie- en/of distributienetten met een spanningsniveau van 30 kV tot 70 kV. Hij kan deze activiteiten, met inbegrip van handelsactiviteiten, rechtstreeks uitoefenen of via deelnemingen in publieke of private instellingen, vennootschappen of verenigingen die reeds bestaan of nog opgericht zullen worden.
Deze werkzaamheden mogen slechts worden uitgeoefend, hetzij rechtstreeks hetzij door participatiedeelnames, indien zij geen negatieve invloed hebben op de onafhankelijkheid van de netbeheerder of op het vervullen van de taken die hem bij de wet zijn toevertrouwd.]1
[1 De netbeheerder deelt deze rechtsreeks of via participatiedeelnemingen uitgeoefende werkzaamheden mee aan de commissie, evenals elke wijziging die erop betrekking heeft.]1
Voor de in deze paragraaf bedoelde activiteiten wordt een afzonderlijke boekhouding gevoerd overeenkomstig artikel 22.
[1 De netbeheerder stelt nalevingsregels op met de genomen maatregelen die ertoe trekken ook discriminerendgedrag uit te sluiten en draagt er zorg voor dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de toepassing ervan. Deze regels bevatten de specifieke verplichtingen die aan het personeel worden opgelegd ter verwezenlijking van die doelstellingen. Een persoon die verantwoordelijk is voor de opvolging van de nalevingsregels bij de netbeheerder stelt jaarlijks voor de commissie een verslag op met daarin de beschrijving van de genomen maatregelen. Dit verslag wordt door de netbeheerder gepubliceerd.]1) <W 2005-06-01/32, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
[8 § 3. De netbeheerder kan de gegevens, inclusief persoonsgegevens in de zin van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens met uitsluiting van de bijzondere categorieën van persoonsgegevens bedoeld in artikel 34 van de voornoemde wet van 30 juli 2018, verwerken, in de mate dat de verwerking van die gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken waarmee de netbeheerder overeenkomstig deze wet is belast. Dit betreft de gegevens van:
1° de netgebruikers aangesloten op het transmissienet of netten met een transmissiefunctie;
2° de netgebruikers aangesloten op de distributienetten.
Wat betreft het ter beschikking stellen van de gegevens betreffende netgebruikers aangesloten op de distributienetten bedoeld in het eerste lid, 2°, werkt de netbeheerder samen met distributienetbeheerders of de personen die door de bevoegde gewestelijke overheden werden belast met het beheer van de in vorig lid bepaalde gegevens indien deze is aangeduid.
De netbeheerder mag de gegevens waarover hij beschikt of die hem ter beschikking worden gesteld in geen geval gebruiken voor commerciële doeleinden.
De netbeheerder is verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens waarover hij beschikt of die hem ter beschikking worden gesteld krachtens het eerste lid, en kan in de mate dat dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken overeenkomstig deze wet systemen ontwikkelen van gegevensbeheer, cyberbeveiliging en gegevensbescherming.
De netbeheerder verleent kosteloos toegang aan de netgebruiker tot zijn gegevens om deze te raadplegen en ter beschikking te stellen aan elke in aanmerking komende partij die de netgebruiker aanwijst.
De netbeheerder werkt samen met de distributiesysteembeheerders of met de personen die door de bevoegde gewestelijke overheden werden belast met het beheer van de in het eerste lid, 2° bedoelde gegevens, om alle gegevens waarover hij beschikt en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taken, ter beschikking te stellen aan de netgebruiker en aan elke in aanmerking komende partij die de netgebruiker aanwijst.
§ 4. De verwerking van persoonsgegevens geschiedt in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
De verwerking en het bewaren van persoonsgegevens blijven beperkt tot duur die noodzakelijk is en niet langer dan twaalf jaar.
De verwerking van persoonsgegevens door de netbeheerder, bedoeld in paragraaf 3, wordt enkel uitgevoerd door personen die in opdracht van de netbeheerder hiertoe belast zijn.
§ 5. Onverminderd artikel 9ter bepaalt de Koning in het in artikel 11, § 1 bedoelde Technisch Reglement de voorwaarden en nadere regels met betrekking tot het beheer en uitwisseling door de netbeheerder van de gegevens geviseerd in paragraaf 3.]8
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 8, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
(3)<W 2013-12-26/14, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(4)<W 2017-07-13/06, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(5)<W 2022-10-23/01, art. 5, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(6)<W 2022-10-23/01, art. 6, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(7)<W 2022-10-23/01, art. 7, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(8)<W 2022-10-23/01, art. 8, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art.9.<W 2005-06-01/32, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. [3 De netbeheerder moet zijn opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel en centrale administratie in een Staat van de Europese Economische Ruimte. [4 Hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7:97 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met dien verstande dat de netbeheerder voor de toepassing van deze verplichting wordt beschouwd als een genoteerde vennootschap als bedoeld in artikel 7:97 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.]4 Hij mag geen andere activiteiten ondernemen inzake productie of verkoop van elektriciteit dan de productie in de Belgische regelzone binnen de grenzen van zijn vermogensbehoeften inzake ondersteunende diensten en de verkopen die nodig zijn voor zijn coördinatieactiviteit als netbeheerder. De netbeheerder bezit, ontwikkelt, beheert of exploiteert geen energieopslagfaciliteiten. Hij mag ook geen activiteiten ondernemen inzake het beheer van distributienetten met een spanningsniveau dat lager is dan 30 kV Indien hij zich inlaat met productieactiviteiten in de Belgische regelzone binnen de grenzen van zijn vermogensbehoeften inzake ondersteunende diensten, wordt de netbeheerder onderworpen aan de met toepassing van artikel 12 goedgekeurde tarieven, alsook aan de bepalingen van artikel 11, § 2.
In dit kader kent hij een waarde toe aan de prestaties van ondersteunende diensten die hij verricht overeenkomstig de artikelen 11, § 2, en 12. De in dit kader door de netbeheerder geproduceerde elektriciteit mag niet worden gecommercialiseerd. De netbeheerder doet, in laatste instantie, onder de vorm van onderhandelde trekkingsrechten, beroep op productieactiviteiten binnen de Belgische regelzone binnen de vermogenslimieten van zijn behoeften inzake ondersteunende diensten, nadat hij eerst alle van toepassing zijnde voorafgaande procedures om een beroep te doen op de markt geïmplementeerd heeft en na akkoord van de commissie.
[4 ...]4]3
[4 § 1/1. Teneinde elk belangenconflict voor de netbeheerder te voorkomen, hem in staat te stellen onafhankelijk zijn beslissingen te nemen, transparantie en non-discriminatie ten aanzien van alle netgebruikers te waarborgen en de goede werking van de markt voor productie en levering niet te verstoren, voldoet de netbeheerder aan volgende voorwaarden:
1° de netbeheerder mag geen enkele vorm van rechtstreekse of onrechtstreekse zeggenschap uitoefenen over ondernemingen die één van de functies van productie of levering van elektriciteit en/of aardgas uitvoeren of over distributeurs of tussenpersonen;
2° het is niet toegestaan dat dezelfde persoon of personen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefenen over een netbeheerder, en rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefenen of enig recht uitoefenen over een onderneming die één van de functies van productie of levering van elektriciteit en/of aardgas uitvoert. Evenmin is het toegestaan dat dezelfde persoon of personen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefenen over een onderneming die één van de functies van productie of levering van elektriciteit en/of aardgas uitvoert, en rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefenen of enig recht uit te oefenen over een netbeheerder. Onder "enig recht" wordt voor de toepassing van dit lid met name verstaan:
a) de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen;
b) de bevoegdheid om leden aan te wijzen van enig bestuursorgaan of van enig orgaan dat de onderneming rechtsgeldig vertegenwoordigt; of
c) het hebben van een meerderheidsaandeel;
3° de statuten van de netbeheerder en de aandeelhoudersovereenkomsten mogen geen bijzondere rechten toekennen aan ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks actief zijn op het gebied van de productie en/of levering van elektriciteit en/of productie en/of levering van aardgas;
4° ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks actief zijn in de productie en/of levering van elektriciteit en/of productie en/of levering van aardgas, mogen geen leden benoemen van de raad van bestuur, het college van dagelijks bestuur, het corporate governance comité, het auditcomité, het vergoedingscomité of enig ander orgaan dat de netbeheerder rechtsgeldig vertegenwoordigt;
5° het is eenzelfde natuurlijke persoon niet toegelaten lid te zijn van de raad van toezicht, de raad van bestuur of één van de andere organen die de netbeheerder rechtsgeldig kan vertegenwoordigen en, tegelijkertijd van een onderneming die een van volgende functies uitoefent: productie en/of levering van elektriciteit en/of productie en/of levering van aardgas;
6° de uitoefening van een functie of activiteit in andere rechtspersonen door een lid van het college van dagelijks bestuur van de netbeheerder mag de onafhankelijkheid van het beheer van het transmissienet niet in het gedrang brengen.
De commissie is belast met de controle op de naleving van deze paragraaf.]4
§ 2. [4 De raad van bestuur van de netbeheerder bestaat uitsluitend uit niet-uitvoerende bestuurders en minstens voor de helft uit onafhankelijke bestuurders. Met uitzondering van een rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan één procent van de aandelen van de netbeheerder heeft, en waaraan de vaste vertegenwoordiger van die rechtspersoon zijn vergoeding overdraagt, kunnen bestuurders alleen als natuurlijke personen worden benoemd en hun mandaat uitoefenen, met uitsluiting van rechtspersonen, ongeacht hun rechtsvorm. De commissie geeft een eensluidend advies betreffende de onafhankelijkheid van de onafhankelijke bestuurders bedoeld in artikel 2, 30°, uiterlijk binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de benoeming van deze onafhankelijke bestuurders door het bevoegde orgaan van de netbeheerder. Naast hun onafhankelijkheid worden deze onafhankelijke bestuurders door de algemene vergadering met name benoemd vanwege hun kennis van financieel beheer en hun nuttige kennis van technische aangelegenheden. Ten minste één van de onafhankelijke bestuurders oefent geen functie of activiteit uit in dienst van de vennootschap die op maximaal twee na alle aandelen van de netbeheerder bezit. Het voorzitterschap van het corporate governance comité en van het auditcomité van de netbeheerder wordt waargenomen door een onafhankelijke bestuurder.]4
De raad van bestuur is voor minstens een derde samengesteld uit leden van het andere geslacht.
[2 ...]2
De raad van bestuur van de netbeheerder richt uit zijn midden minstens een auditcomité, een vergoedingscomité en een corporate governance comité op.
[2 Het auditcomité, het vergoedingscomité en het corporate governance comité zijn uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders en bestaan in meerderheid uit onafhankelijke bestuurders]2
[2 ...]2
§ 3. Het auditcomité is belast met de volgende taken :
1° de rekeningen onderzoeken en de controle van het budget waarnemen;
2° de auditwerkzaamheden opvolgen;
3° de betrouwbaarheid van de financiële informatie evalueren;
4° de interne controle organiseren en daarop toezicht uitoefenen;
5° de doeltreffendheid nagaan van de interne systemen van risicobeheer.
Het auditcomité is bevoegd om een onderzoek in te stellen in elke aangelegenheid die onder zijn bevoegdheden valt. Te dien einde beschikt het over de nodige werkmiddelen, heeft het toegang tot alle informatie, met uitzondering van commerciële gegevens betreffende de netgebruikers, en kan het interne en externe deskundigen om advies vragen.
§ 4. Het vergoedingscomité is belast met het opstellen van aanbevelingen ter attentie van de raad van bestuur inzake de bezoldiging van de leden van het [4 college van dagelijks bestuur]4.
§ 5. Het corporate governance comité is belast met de volgende taken :
1° aan de algemene vergadering van aandeelhouders kandidaten voorstellen voor de mandaten van onafhankelijk bestuurder;
2° [4 het geven van een voorafgaand advies bij de aanstelling en bij het ontslag van de leden van het college van dagelijks bestuur;]4
3° [4 op verzoek van elke onafhankelijke bestuurder, van de voorzitter van het college van dagelijks bestuur of van de commissie, elk belangenconflict onderzoeken tussen de netbeheerder, enerzijds, en een dominerende aandeelhouder, of een met een dominerende aandeelhouder geassocieerde of verbonden onderneming met uitzondering van de vennootschap die, op maximaal twee aandelen na, alle aandelen in de netbeheerder bezit, anderzijds, en hierover verslag uitbrengen aan de raad van bestuur;]4
4° zich uitspreken over de gevallen van onverenigbaarheid in hoofde van de directieleden en van de personeelsleden;
5° toezien op de toepassing van de bepalingen van dit artikel en van artikel 9ter, de doeltreffendheid ervan evalueren ten aanzien van de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet en elk jaar een verslag hierover aan de commissie voorleggen. [4 In het voormelde verslag aan de commissie meldt het corporate governance comité onder meer of het vaststellingen heeft kunnen doen waaruit blijkt dat er zich een belangenconflict in de zin van 3° heeft voorgedaan.]4
§ 6. Overeenkomstig [4 artikel 7:121 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]4, stelt de raad van bestuur van de netbeheerder een [4 college van dagelijks bestuur]4 aan.
[4 De leden van het college van dagelijks bestuur worden gekozen omwille van hun bekwaamheid, hun ervaring en hun onafhankelijkheid die ze in staat stelt het transmissienet te beheren in zijn technische, financiële, menselijke en strategische aspecten.]4
§ 7. [4 Na advies van het corporate governance comité benoemt en in voorkomend geval ontslaat de raad van bestuur van de netbeheerder de leden van het college van dagelijks bestuur, met inbegrip van de voorzitter en de vicevoorzitter.
Enkel natuurlijke personen kunnen worden benoemd en een mandaat uitoefenen als lid van het college van dagelijks bestuur.
De voorzitter en de vicevoorzitter van het college van dagelijks bestuur hebben een adviserende functie in de raad van bestuur van de netbeheerder.]4
§ 8. De raad van bestuur van de netbeheerder oefent met name de volgende bevoegdheden uit :
1° hij bepaalt het algemeen beleid van de vennootschap;
2° hij oefent de bevoegdheden uit die hem door of krachtens het [4 Wetboek van vennootschappen en verenigingen]4 worden toegekend, met uitzondering van de bevoegdheden die worden toegekend of gedelegeerd aan het [4 college van dagelijks bestuur]4 van de netbeheerder;
3° hij houdt een algemeen toezicht op het [4 college van dagelijks bestuur]4 van de netbeheerder, met inachtneming van de wettelijke beperkingen op het vlak van de toegang tot de commerciële en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de netgebruikers en de verwerking ervan;
4° hij oefent de bevoegdheden uit die hem door de statuten worden toegewezen.
§ 9. Het [4 college van dagelijks bestuur]4 van de netbeheerder oefent onder andere de volgende bevoegdheden uit :
1° [2 het operationele beheer van de elektriciteitsnetten;]2
2° het dagelijks bestuur van de netbeheerder;
3° de andere bevoegdheden die gedelegeerd zijn door de raad van bestuur;
4° de bevoegdheden die er door de statuten worden aan toegewezen.
§ 10. Bij de hernieuwing van de mandaten van de leden van de raad van bestuur en van het [4 college van dagelijks bestuur]4 wordt erop toegezien dat een taalevenwicht wordt bereikt en behouden.
[1 § 10bis. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, twee vertegenwoordigers van de federale regering die voortkomen uit twee verschillende taalrollen binnen de raad van bestuur van de netbeheerder aanwijzen. Deze vertegenwoordigers van de regering zetelen hierin met raadgevende stem.
De vertegenwoordigers van de regering kunnen bovendien binnen een termijn van vier werkdagen beroep indienen bij de minister tegen alle beslissingen van de raad van bestuur die zij strijdig achten met de richtsnoeren van het algemeen beleid van de regering, wat 's lands bevoorradingszekerheid inzake energie betreft. Deze termijn van vier dagen loopt vanaf de dag van de vergadering tijdens dewelke de betrokken beslissing genomen werd, voor zover de vertegenwoordigers van de regering er regelmatig werden op uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, vanaf de dag waarop de vertegenwoordigers van de regering of een van hen kennisgenomen hebben van de beslissing.
Het beroep heeft schorsende kracht.
Indien de minister de betrokken beslissing niet heeft vernietigd binnen een termijn van acht werkdagen na dit beroep, dan wordt deze definitief.
Het tweede lid is eveneens van toepassing op het budget dat de raad van bestuur elk boekjaar dient op te stellen.
De vertegenwoordigers van de regering worden niet vergoed.]1
(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof het woord « natuurlijke » in artikel 9, § 1, zesde lid vernietigd)
[2 § 11. De artikelen 6 tot 17 van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen zijn van toepassing op deelnemingen in de netbeheerder, ongeacht of de aandelen in de netbeheerder tot de verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten. De kennisgevingen aan de FSMA vereist krachtens voornoemde bepalingen worden eveneens tot de commissie gericht, binnen de termijnen en in de vorm bepaald door of krachtens de genoemde bepalingen.]2
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 9, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 5, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(3)<W 2022-10-23/01, art. 9, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(4)<W 2023-11-05/05, art. 3, 075; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
Art. 9bis.<Ingevoegd bij W 2003-01-14/36, art. 3; Inwerkingtreding : 10-03-2003> § 1. [3 In geval de netbeheerder onrechtstreeks bezitter of eigenaar is van het transmissienet, dan dient de netbeheerder]3, rechtstreeks of onrechtstreeks, op twee effecten na, het bezit te hebben van het volledige kapitaal van en de stemrechten verbonden aan de effecten uitgegeven door :
1° elke dochteronderneming die in opdracht van de netbeheerder het beheer van het transmissienet bedoeld in artikel 8 geheel of gedeeltelijk waarneemt;
2° elke dochteronderneming die eigenaar [3 of de bezitter]3 is van de infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet.
[2 In afwijking van het eerste lid, en onder voorbehoud van de bepalingen bedoeld in artikel 10, § 2bis, dient de netbeheerder, rechtstreeks of onrechtstreeks, het bezit te hebben van minstens de helft van het kapitaal en de stemrechten verbonden aan de effecten uitgegeven door een dochteronderneming die belast is met de ontwikkeling en het onderhoud van de infrastructuur en de uitrustingen die deel uitmaken van de offshore interconnector en die hiervan eigenaar is. De eventuele partners van de netbeheerder dienen de bepalingen van artikel 9 (1) van richtlijn 2009/72/EG na te leven.]2
Elke vervreemding door de netbeheerder en zijn dochterondernemingen van de infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet, is onderworpen aan het eensluidend advies van de commissie.
[1 Aan de eventuele effecten in het bezit van bedrijven die rechtstreeks of onrechtstreeks werkzaam zijn in de productie en/of de levering van elektriciteit en/of van aardgas, is geen stemrecht verbonden.
De statuten van de dochterbedrijven van de netbeheerder en de aandeelhoudersovereenkomsten mogen geen bijzondere rechten toekennen aan bedrijven die rechtstreeks of onrechtstreeks werkzaam zijn in de productie en/of de levering van elektriciteit en/of van aardgas.]1
§ 2. De rechten en verplichtingen die de netbeheerder krachtens de wet heeft, zijn van toepassing op elk van zijn dochterondernemingen bedoeld in § 1, eerste lid, 1° [2 en het tweede lid]2. De bevoegdheden waarover de commissie door of krachtens deze wet beschikt ten aanzien van de netbeheerder, zijn eveneens van toepassing op elk van de dochterondernemingen bedoeld in § 1.
§ 3. De raden van bestuur en de [4 colleges van dagelijks bestuur]4 van de netbeheerder en van elk van zijn dochterondernemingen bedoeld in § 1, eerste lid, zijn samengesteld uit dezelfde leden. Op voorstel van de commissie kan de minister hierop uitzonderingen toestaan indien deze nodig zijn voor een efficiënt bestuur van de netbeheerder en zijn dochterondernemingen en indien zij de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet niet bedreigen.
[2 De raad van bestuur van een dochteronderneming opgericht krachtens artikel 9bis, § 1, tweede lid, is minstens voor de helft samengesteld uit bestuurders die de netbeheerder vertegenwoordigen. De door de netbeheerder aangeduide bestuurders dienen afkomstig te zijn van zijn raad van bestuur of zijn [4 college van dagelijks bestuur]4.]2
Er is geen onafhankelijkheid vereist van het personeel van de netbeheerder ten aanzien van zijn dochterondernemingen bedoeld in § 1, [2 eerste en tweede lid]2, en omgekeerd. Er is geen onafhankelijkheid vereist van het personeel van de ene dochteronderneming bedoeld in § 1, [2 eerste en tweede lid]2, ten aanzien van een andere dochteronderneming bedoeld in § 1, eerste lid.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 6, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(3)<W 2021-07-21/11, art. 3, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(4)<W 2023-11-05/05, art. 4, 075; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
Art. 9ter.<W 2005-06-01/32, art. 9; Inwerkingtreding : 24-06-2005> [3 Op voorstel van de commissie en na overleg met de netbeheerder, bepaalt de Koning:]3:
1° [2 de vereisten inzake onafhankelijkheid van de personeelsleden en van het [6 college van dagelijks bestuur]6 van de netbeheerder ten opzichte van de gebruikers van het net en tussenpersonen;]2;
2° de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens [2 en andere vertrouwelijke gegevens]2 betreffende de netgebruikers;
3° maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de netbeheerder verbonden ondernemingen;
4° [1 de eventuele verplichting van de netbeheerder om te aanvaarden dat geschillen betreffende transmissieaangelegenheden, die onder meer betrekking kunnen hebben op de toegang tot het transmissienet, de toepassing van het technisch reglement [5 of van de gedragscode]5 of de tarieven bedoeld in artikelen [4 12 tot 12quater]4 , worden voorgelegd aan [2 de Geschillenkamer bedoeld in artikel 29]2.]1.
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(3)<W 2021-07-21/11, art. 4, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(4)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(5)<W 2023-05-21/02, art. 6, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
(6)<W 2023-11-05/05, art. 5, 075; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
Art. 9quater. [1 § 1. De netbeheerder behandelt commercieel gevoelige informatie waarvan hij kennis krijgt bij de uitoefening van zijn activiteiten vertrouwelijk en verhindert dat informatie over zijn activiteiten, die commercieel gunstig kan zijn, op discriminerende wijze wordt verspreid.
De netbeheerder maakt bovenbedoelde informatie niet over aan bedrijven die rechtstreeks of onrechtstreeks werkzaam zijn in de productie en/of de levering van elektriciteit.
Hij onthoudt er zich ook van zijn eigen personeel aan zulke bedrijven over te dragen.
Wanneer de netbeheerder elektriciteit verkoopt aan of aankoopt van een elektriciteitsbedrijf, maakt hij geen misbruik van de commercieel gevoelige informatie die hij van derden heeft verkregen ter gelegenheid van hun toegang tot het net of tijdens de onderhandelingen over hun toegang tot het net.
De informatie die noodzakelijk is voor een efficiënte mededinging en voor een goede marktwerking wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.10.§ 1. Na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad wijst de minister [5 de onderneming die aan alle vereisten voldoet bedoeld in artikel 9 en die gecertificeerd is overeenkomstig de procedure bedoeld in paragraaf 2ter die, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks, maar wel het volledige bezit of de volledige eigendom heeft van het volledige betreffende transmissiesysteem dat een deel uitmaakt van of samenvalt met het transmissienet gesitueerd binnen het nationale grondgebied, aan als netbeheerder]5.
[5 ...]5
[1 Vooraleer een bedrijf tot netbeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd overeenkomstig de procedure bedoeld in § 2ter.
De identiteit van de aangestelde netbeheerder wordt aan de Europese Commissie meegedeeld.
De netbeheerder die definitief is aangewezen vóór de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, wordt geacht te zijn gecertificeerd. De commissie kan op ieder ogenblik een certificeringsprocedure openen.]1
§ 2. De netbeheerder wordt aangewezen voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar. In elk geval eindigt zijn mandaat in geval van faillissement, ontbinding, fusie of splitsing. De minister kan, na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad, de aanstelling van de netbeheerder herroepen in geval van :
1° [6 significante wijziging, zonder voorafgaande certificering, hetzij in het aandeelhouderschap van de netbeheerder, hetzij in het aandeelhouderschap van de vennootschap die, op maximaal twee aandelen na, alle aandelen in de netbeheerder bezit, wanneer deze wijziging in het aandeelhouderschap de onafhankelijkheid van het beheer van het transmissienet in het gedrang zou kunnen brengen;]6
2° grove tekortkoming van de netbeheerder aan zijn verplichtingen krachtens deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
[1 3° afwezigheid van certificering van de netbeheerder met toepassing van de procedures voorzien in § § 2ter en 2quater van dit artikel.]1
[1 De minister kan het ministerieel besluit tot aanwijzing van de netbeheerder slechts intrekken na advies van de commissie en na de netbeheerder te hebben gehoord.
Vijf jaar vóór het verstrijken van zijn mandaat kan de netbeheerder om de hernieuwing van zijn aanwijzing verzoeken.]1
[1 § 2bis. Vóór elke transactie die een nieuwe evaluatie van de manier waarop hij zich schikt naar de vereisten voorzien bij artikel en 9 tot [4 9quater]4 verantwoordt, geeft de netbeheerder aan de commissie kennis van zijn voornemen om deze transactie te ondernemen. Dergelijke transacties kunnen slechts worden voortgezet mits voorafgaande certificering volgens de procedure die bepaald is bij § 2ter. In geval van sluiting van een transactie die een nieuwe evaluatie zou kunnen verantwoorden van de manier waarop de netbeheerder zich schikt naar de vereisten voorzien bij artikel en 9 tot [4 9quater]4 zonder voorafgaande certificering, stelt de commissie de netbeheerder in gebreke zich te schikken naar de vereisten krachtens § 2ter. De aanwijzing van de netbeheerder wordt herroepen bij gebrek aan regularisatie volgens deze procedure.
De kennisgeving op ieder ogenblik aan de commissie van de afstand van de betrokken transactie doet de certificeringsprocedure bedoeld in § 2ter vervallen.
§ 2ter. De commissie ziet erop toe dat de vereisten voorzien in de artikel en 9 tot [4 9quater]4 steeds door de netbeheerder worden nageleefd. Hiertoe opent zij een certificeringprocedure :
a) wanneer een kandidaat-netbeheerder de commissie hierom verzoekt;
b) in geval van kennisgeving vanwege de netbeheerder met toepassing van § 2bis ;
c) op eigen initiatief, wanneer zij kennis heeft van het feit dat een voorziene wijziging in de bevoegdheden of invloed uitgeoefend op de netbeheerder een overtreding kan uitmaken van de bepalingen van de artikel en 9 tot [4 9quater]4, of wanneer zij redenen heeft om te geloven dat een dergelijke overtreding kan gepleegd zijn; of
d) op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie.
De commissie brengt de minister op de hoogte van de opening van een certificeringsprocedure evenals de netbeheerder wanneer zij op eigen initiatief handelt of op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie.
Het verzoek tot certificering van een kandidaat-netbeheerder evenals de kennisgeving van een netbeheerder bedoeld in lid 1, b), geschiedt via aangetekende brief met ontvangstbewijs en vermeldt alle nuttige en noodzakelijke informatie. Desgevallend vraagt de commissie aan de kandidaat-netbeheerder of aan de netbeheerder aanvullende informatie over te zenden binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de aanvraag.
Wanneer zij op eigen initiatief of op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie handelt, vermeldt de commissie in haar schrijven de vermoede tekortkomingen ten opzichte van de bepalingen voorzien bij de artikel en 9 tot [4 9quater]4 of zendt zij de motivering van de Europese Commissie over.
Na desgevallend de netbeheerder ertoe te hebben uitgenodigd binnen een termijn van dertig werkdagen tegemoet te komen aan de tekortkomingen die zij vermoedt of aan de motivering van de Europese Commissie, stelt de commissie een ontwerpbeslissing vast over de certificering van de netbeheerder binnen vier maanden volgend op de datum van de aanvraag van de kandidaat-netbeheerder, de datum van de kennisgeving van de netbeheerder, de datum waarop zij de minister op de hoogte heeft gebracht, indien zij handelt op eigen initiatief, of de datum van het verzoek van de Europese Commissie. De certificering wordt geacht te zijn toegekend bij het verstrijken van deze periode. De uitdrukkelijke of stilzwijgende ontwerpbeslissing van de commissie wordt pas definitief na het afsluiten van de procedure die bepaald wordt in het zesde tot het negende lid.
De commissie geeft onverwijld kennis aan de Europese Commissie van haar uitdrukkelijke of stilzwijgende ontwerpbeslissing betreffende de certificering van de netbeheerder, vergezeld van alle nuttige informatie betreffende deze ontwerpbeslissing. De Europese Commissie geeft een advies overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 714/2009.
Nadat ze het uitdrukkelijk of stilzwijgend advies van de Europese Commissie heeft ontvangen, neemt de commissie haar definitieve beslissing van certificering en deelt deze aan de minister mee, onverwijld en ten laatste binnen de maand na het advies van de Europese Commissie, met motivering met betrekking tot het naleven van de vereisten van artikel en 9 tot [4 9quater]4. De commissie houdt bij haar beslissing zo veel mogelijk rekening met het advies van de Europese Commissie. De beslissing van de commissie en het advies van de Europese Commissie worden samen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Bovenvermelde certificeringprocedure vervalt wanneer :
a) er afstand werd gedaan van de transactie die ter kennis werd gebracht van de commissie met toepassing van § 2bis ; of
b) [3 de commissie beslist, op basis van de door de netbeheerder aangebrachte verbeteringen, de lopende certificeringsprocedure op te heffen.]3
[3 Indien de procedure wordt opgestart op gemotiveerde beslissing van de Europese Commissie, informeert de commissie, desgevallend, de Europese Commissie over het vervallen van de certificeringsprocedure voorzien in het achtste lid.]3
De commissie en de Europese Commissie kunnen bij de netbeheerder en/of bij de ondernemingen die werkzaam zijn in de productie en/of de levering van elektriciteit, alle nuttige informatie opvragen voor de vervulling van hun taken met toepassing van deze paragraaf. Zij zorgen voor de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie.
§ 2quater. Wanneer de certificering wordt aangevraagd door een eigenaar of een beheerder van een transmissienet waarop een of meer personen van een of meer derde landen zeggenschap uitoefenen, brengt de commissie de Europese Commissie hiervan op de hoogte.
De commissie brengt de Europese Commissie ook onmiddellijk op de hoogte van elke situatie die tot gevolg zou hebben dat een of meer personen van een of meer derde landen de controle verwerven van een transmissienet of van een transmissienetbeheerder.
Vóór de sluiting ervan, brengt de netbeheerder de commissie op de hoogte van elke [3 omstandigheid]3 die tot gevolg zou hebben dat een of meer personen van een of meer derde landen de controle over het transmissienet of de netbeheerder verwerven. [3 Dergelijke omstandigheden kunnen]3 slechts worden voortgezet middels de certificering volgens deze paragraaf. In geval van [3 het voortbestaan van deze omstandigheden]3 zonder certificering, stelt de commissie de netbeheerder in gebreke zich te schikken naar de vereisten van artikel en 9 tot [4 9quater]4 krachtens deze paragraaf. De aanwijzing van de netbeheerder wordt herroepen bij gebrek aan regularisatie volgens deze procedure.
De kennisgeving op elk ogenblik aan de commissie van de afstand van het ontwerp van transactie [1 of het verdwijnen van elke situatie zoals bedoeld in het tweede lid]1 doet de certificeringsprocedure van deze paragraaf vervallen.
De commissie neemt een ontwerp van beslissing aan betreffende de certificering van de netbeheerder binnen vier maanden volgend op de datum van de kennisgeving waartoe deze laatste is overgegaan. Zij weigert om de certificering toe te kennen indien niet is aangetoond :
a) dat de betrokken entiteit zich schikt naar de vereisten voorzien in de artikel en 9 tot [4 9quater]4 ; en
b) dat de toekenning van de certificering de bevoorradingszekerheid inzake energie van België of van de Europese Unie niet in gevaar brengt. Wanneer zij deze kwestie onderzoekt, houdt de commissie rekening met :
1° de rechten en plichten van de Europese Unie die voortvloeien uit het internationaal recht ten aanzien van dit derde land, met inbegrip van alle akkoorden afgesloten met een of meer derde landen waarbij de Europese Unie partij is en die het probleem van de bevoorradingszekerheid inzake energie behandelt;
2° de rechten en plichten van België ten aanzien van dit derde land die voortvloeien uit de met dit land afgesloten akkoorden, voor zover zij in overeenstemming zijn met het Unierecht; en
3° andere bijzondere feiten en omstandigheden van dit geval alsook van het betrokken derde land.
De commissie geeft de Europese Unie onverwijld kennis van haar ontwerp van beslissing, evenals van alle nuttige informatie in verband hiermee.
Alvorens haar beslissing te nemen, vraagt de commissie het advies van de Europese Commissie om te vernemen of :
a) de betreffende entiteit zich schikt naar de vereisten voorzien in de artikel en 9 tot [4 9quater]4 ; en
b) de toekenning van de certificering de bevoorradingszekerheid inzake energie van de Europese Unie niet in gevaar brengt.
De Europese Commissie onderzoekt de vraag zodra zij deze ontvangt. Ze brengt haar advies aan de commissie uit binnen twee maanden na ontvangst van de vraag.
Voor de opstelling van haar advies, kan de Europese Commissie de mening vragen van het ACER, van de Belgische Staat en van de belanghebbende partijen. Indien de Europese Commissie een dergelijke vraag stelt, wordt de termijn van twee maanden met twee bijkomende maanden verlengd.
Indien de Europese Commissie geen advies verleent binnen de in het achtste en het negende lid bepaalde periode, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben opgeworpen tegen het ontwerp van beslissing van de commissie.
De commissie beschikt over een termijn van twee maanden na verloop van de in het achtste en negende lid bedoelde termijn om haar definitieve beslissing aangaande de certificering te nemen. Hiertoe houdt de commissie zo veel mogelijk rekening met het advies van de Europese Commissie. In elk geval heeft de commissie het recht om de certificering te weigeren indien dit de bevoorradingszekerheid inzake energie van België of de bevoorradingszekerheid inzake energie van een andere lidstaat in gevaar brengt.
De definitieve beslissing van de commissie en het advies van de Europese Commissie worden samen gepubliceerd. Wanneer de definitieve beslissing van het advies van de Europese Commissie verschilt, geeft en publiceert de commissie, samen met de beslissing, de motivering van deze beslissing.]1
§ 3. (De inbreng in een vennootschap, in eigendom van infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet, enerzijds, zowel voor de verkoop van aandelen van de voornoemde maatschappij aan de netbeheerder, met de bijhorende creatie van schuld, als de inbreng in de netbeheerder van de aandelen van eerstgenoemde vennootschap, waardoor deze vennootschap een dochteronderneming wordt als vermeld in artikel 9bis , § 1, eerste lid, 2°, anderzijds, worden geacht opgericht te zijn volgens het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992, worden, beiden afzonderlijk, geacht een verrichting te zijn zoals bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Voor de toepassing van artikel 184, alinea 3, van hetzelfde Wetboek, zal, in geval van verkoop en inbreng in de netbeheerder van de aandelen van eerstgenoemde vennootschap, het vrijgemaakte kapitaal gelijk zijn aan de netto fiscale waarde van de verkochte en ingebrachte aandelen, verminderd met de prijs van de verkochte aandelen. Artikel 442bis van hetzelfde Wetboek is niet van toepassing op de verrichtingen bedoeld in dit lid.) <W 2003-01-14/36, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2001>
Wanneer een inbreng als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door een belastingplichtige onderworpen aan de rechtspersonenbelasting, worden de meerwaarden verkregen of vastgesteld ter gelegenheid van die inbreng voor de toepassing van hetzelfde Wetboek ten name van de netbeheerder geacht niet te zijn verwezenlijkt.
De inbrengen bedoeld in het eerste en het tweede lid zijn vrijgesteld van het recht bepaald in de artikelen 115 en 115bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.
(Lid 4 opgeheven) <W 2003-01-14/36, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2001>
(De inbreng in eigendom van infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet, genieten van artikel 11 van het Wetboek van de belasting op de toegevoegde waarde.) <W 2003-01-14/36, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2001>
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 13, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
(3)<W 2013-12-26/14, art. 5, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(4)<W 2014-05-08/23, art. 7, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(5)<W 2021-07-21/11, art. 5, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(6)<W 2023-11-05/05, art. 6, 075; Inwerkingtreding : 04-12-2023>
Art.11.[1 § 1.]1 [1 De Koning stelt een technisch reglement op voor het beheer van het transmissienet]1.
[1 Na overleg met de netbeheerder en na advies van de commissie, bepaalt de Koning in het technisch reglement, bedoeld in het eerste lid, minstens]1:
1° [1 de technische veiligheidscriteria en technische voorschriften met de minimumeisen inzake het technische ontwerp, de bedrijfsvoering en de exploitatie van productie-installaties, de distributiesystemen, de apparatuur van direct aangesloten afnemers, de interconnector circuits en de directe lijnen, waaraan moet worden voldaan. Die technische voorschriften zijn objectief en niet-discriminerend]1.
2° de operationele regels waaraan de netbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van de elektriciteitsstromen en bij de maatregelen die hij dient te treffen om het hoofd te bieden aan problemen van overbelasting, technische mankementen en defecten van productie-eenheden [1 met uitzondering van de vaststelling van de methode en de voorwaarden bedoeld in de bepalingen 1° en 2° van paragraaf 2, tweede lid]1;
3° in voorkomend geval, de prioriteit die in de mate van het mogelijke, rekening houdend met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, moet worden gegeven aan de productie-installaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, of aan eenheden van warmtekrachtkoppeling;
4° de ondersteunende diensten die de netbeheerder moet inrichten;
5° [1 ...]1
6° de informatie die door de netbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere elektriciteitsnetten waaraan het transmissienet is gekoppeld, teneinde een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen [1 met uitzondering van de vaststelling van de methode en de voorwaarden bedoeld in de bepaling onder 2° van paragraaf 2, tweede lid]1.
(7° [2 de bepalingen op het gebied van de verplichtingen tot informatieverstrekking relevant in het kader van deze paragraaf toepasbaar op de netbeheerder en, in voorkomend geval, op de netgebruiker;]2
[1 8° de omstandigheden waarin de commissie kan beslissen dat de elektriciteitsproductie-eenheid, de verbruikersinstallatie, de installatie van een distributienet aangesloten op een transmissienet, het distributienet aangesloten op het transmissienet, het HVDC-systeem of DC-aangesloten power park module op het transmissienet, bedoeld door de Europese netcode RfG, de Europese netcode DCC en de Europese netcode HVDC, te beschouwen is als bestaand of nieuw, voor de toepassing van deze Europese netwerkcodes en het technisch reglement;
9° de bepalingen inzake voorafgaande goedkeuring van het systeembeschermingsplan, het herstelplan en het testplan, alsook de elementen die deze plannen moeten bevatten, onverminderd de elementen daarin op te nemen met toepassing van de Europese netwerkcode E&R; deze plannen bevatten onder meer de methodologie voor de dimensionering van de behoeften aan systeembeschermingsdiensten en hersteldiensten, alsmede deze voor de bepaling van de middelen om aan deze behoeften te voldoen;
10° de elementen die het risicoparaatheidsplan moet bevatten onverminderd de elementen daarin op te nemen met toepassing van Verordening (EU) 2019/941.]1
[2 ...]2
[1 Op voorstel van de netbeheerder, en na advies van de commissie, keurt de Koning de volgende onderdelen van het technisch reglement bedoeld in het eerste en tweede lid goed:
1° de maximumcapaciteitsdrempelwaarden van toepassing op elektriciteitsproductie-eenheden van de types A, B, C en D overeenkomstig artikel 5, lid 3, van de Europese netwerkcode RfG;
2° de eisen voor algemene toepassing.]1
[1 In het technisch reglement bedoeld in het eerste lid wijst de Koning de bevoegde instantie aan bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 2019/941.]1
[1 § 2. [2 De commissie legt een gedragscode vast. In die gedragscode bepaalt de commissie:
1° op voorstel van de netbeheerder en na raadpleging van de netgebruikers, de voorwaarden inzake de aansluiting op en toegang tot het transmissienet, met inbegrip van de aansluitingsprocedures;
2° na raadpleging van de netgebruikers en van de netbeheerder, de voorwaarden inzake:
a) onverminderd artikel 8, § 1/1, de verstrekking van ondersteunende diensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen; dergelijke ondersteunende diensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria; en
b) de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.
In deze gedragscode bepaalt de commissie tevens, na raadpleging van de netgebruikers en van de netbeheerder, de documenten waaronder in voorkomend geval de type-overeenkomsten die de netbeheerder ter goedkeuring aan haar moet voorleggen betreffende de in deze paragraaf vermelde aangelegenheden.]2]1
[1 § 3. De commissie en de Algemene Directie Energie informeren elkaar regelmatig en minstens twee maal per jaar over hun werkzaamheden betreffende de gedragscode en het technisch reglement.]1
----------
(1)<W 2021-07-21/11, art. 6, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<W 2023-05-21/02, art. 7, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
Art. 11bis. [1 De netbeheerder, ten voordele van wie een koninklijk besluit van verklaring van openbaar nut is vastgesteld, kan, op zijn vraag en binnen de perken van dit besluit, evenals in overleg met de Gewesten en de betrokken gemeenten, door de Koning worden gemachtigd om in naam van de Staat maar op eigen kosten de nodige onteigeningen te verrichten voor het hele transmissienet dat hij beheert. De spoedprocedure bepaald in artikelen 2 tot 20 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte is van toepassing op deze onteigeningen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 14, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.12.[1 § 1. De aansluiting, het gebruik van de infrastructuren en van de elektrische systemen en, desgevallend, de ondersteunende diensten van de netbeheerder maken het voorwerp uit van tarieven voor het beheer van het transmissienet en de netten die een transmissiefunctie hebben. Met het begrip net met een transmissiefunctie wordt enerzijds het transmissienet bedoeld en anderzijds de distributienetten of de lokale of regionale transmissienetten met een spanningsniveau tussen 30kV en 70kV die hoofdzakelijk dienen voor het vervoer van elektriciteit voor niet-huishoudelijke afnemers en andere netten in België alsook de wisselwerking tussen installaties voor productie van elektriciteit en tussen elektrische netten met een transmissiefunctie.
§ 2. Na gestructureerd, gedocumenteerd en transparant overleg met de netbeheerder, werkt de commissie de tariefmethodologie uit die deze netbeheerder moet gebruiken voor het opstellen van diens tariefvoorstel.
De tariefmethodologie preciseert onder andere :
(i) de definitie van de kostencategorieën die door de tarieven worden gedekt;
(ii) de kostencategorieën waarop, in voorkomend geval, de bevorderende regelgeving van toepassing is;
(iii) de regels van de evolutie na verloop van tijd van de kosten bedoeld in (i), met inbegrip van de methode voor de bepaling van de parameters die zijn opgenomen in de evolutieformule;
(iv) de regels voor de toewijzing van de kosten aan de categorieën van netgebruikers;
(v) de algemene tariefstructuur en de tariefcomponenten.
Het overleg met de netbeheerder maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de commissie en deze beheerder. Bij gebrek aan een akkoord wordt het overleg ten minste gehouden als volgt :
1° de commissie stuurt de oproeping voor in § 2, eerste lid, bedoelde overlegvergaderingen naar de netbeheerder samen met de documentatie betreffende de agendapunten van deze vergaderingen, binnen een redelijk termijn voorafgaand aan de vergaderingen in kwestie. De oproeping vermeldt de plaats, de datum en het uur van de vergadering, alsook de punten van de dagorde;
2° na de vergadering stelt de commissie een ontwerp van proces verbaal op van de vergadering waarin de argumenten worden opgenomen die naar voren werden geschoven door de verschillende partijen en de vastgestelde punten waarover overeenstemmening en waarover geen overeenstemming bestond die zij ter goedkeuring verzendt naar de netbeheerder binnen een redelijke termijn na de vergadering;
3° binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het door de partijen goedgekeurde proces-verbaal van de commissie, verstuurt de netbeheerder naar de commissie zijn formeel advies over de tariefmethodologie dat het resultaat is van dit overleg, waarbij desgevallend de eventuele resterende punten waarover geen overeenstemming werd bereikt worden benadrukt.
In afwijking van de voorgaande bepalingen, kan de tariefmethodologie worden opgesteld door de commissie volgens een vastgestelde procedure van gemeenschappelijk akkoord met de netbeheerder op basis van een uitdrukkelijk transparant en niet-discriminerend akkoord.
§ 3. De commissie deelt haar ontwerp van tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de netbeheerder alsook alle documenten die zij noodzakelijk acht voor de motivering van haar beslissing met betrekking tot de tariefmethodologie mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de leveranciers of de netgebruikers, de persoonsgegevens en/of de gegevens waarvan de vertrouwelijkheid beschermd wordt krachtens bijzondere wetgeving.
De commissie publiceert op haar website de toepasselijke tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de netbeheerder en alle documenten die zij nuttig acht voor de motivering van haar beslissing betreffende de tariefmethodologie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens betreffende de leveranciers of de netgebruikers, persoonsgegevens en/of gegevens waarvan de vertrouwelijkheid wordt beschermd krachtens bijzondere wetgeving.
§ 4. De tariefmethodologie die is vastgesteld krachtens § 3 en die van toepassing is op de vaststelling van het tariefvoorstel wordt meegedeeld aan de netbeheerder ten laatste zes maanden vóór de datum waarop het tariefvoorstel moet worden ingediend bij de commissie. De wijzingen moeten gemotiveerd worden.
Deze tariefmethodologie blijft van toepassing gedurende de hele tariefperiode, met inbegrip van de eindbalans die betrekking heeft op deze periode. Wijzigingen aangebracht tijdens de periode aan de tariefmethodologie, conform de bepalingen van § 2, zijn slechts van toepassing vanaf de volgende tariefperiode, behoudens uitdrukkelijk transparant en niet-discriminerend akkoord tussen de commissie en de netbeheerder.
§ 5. De commissie stelt de tariefmethodologie op met inachtneming van volgende richtsnoeren :
1° de tariefmethodologie moet exhaustief en transparant zijn, teneinde het de netbeheerder mogelijk te maken om zijn tariefvoorstel op deze enkele basis op te stellen. Het bevat de elementen die verplicht moeten voorkomen in het tariefvoorstel. Het definieert rapporteringsmodellen die moeten worden gebruikt door de netbeheerder;
2° de tariefmethodologie moet toelaten om het geheel van de kosten op efficiënte wijze te dekken die noodzakelijk of efficiënte zijn voor de uitvoering van de wettelijke of reglementaire verplichtingen die op de netbeheerder rusten alsook voor de uitoefening van zijn activiteit van beheer van het transmissienet of netten met een transmissiefunctie;
3° de tariefmethodologie stelt het aantal jaren van de gereguleerde periode vast dat aanvangt op 1 januari. De jaarlijkse tarieven die hieruit voortvloeien worden bepaald bij toepassing van de voor die periode toepasselijke tariefmethodologie;
4° de tariefmethodologie maakt de evenwichtige ontwikkeling mogelijk van het transmissienet en de netten met een transmissiefunctie, in overeenstemming met het ontwikkelingsplan van de netbeheerder bedoeld in artikel 13 en de investeringsplannen zoals in voorkomend geval goedgekeurd door de bevoegde overheden;
5° de eventuele criteria voor de verwerping van bepaalde kosten zijn niet-discriminerend en transparant;
6° de tarieven zijn niet-discriminerend en proportioneel. Zij respecteren een transparante toewijzing van de kosten;
7° de structuur van de tarieven bevordert het rationeel gebruik van energie en infrastructuren;
8° de verschillende tarieven zijn uniform op het grondgebied dat door het net van de netbeheerder bediend wordt;
9° de normale vergoeding van in de gereguleerde activa geïnvesteerde kapitalen moet de netbeheerder in staat stellen om de noodzakelijke investeringen voor de uitoefening van zijn opdrachten te verwezenlijken.
In geval van onderscheid in behandeling van de kapitalen of van de duur van de afschrijvingen tussen de netbeheerders, wordt het onderscheid naar behoren gemotiveerd door de commissie;
10° de compensatiediensten van de onevenwichten van de Belgische regelzone worden op de meest kostefficiënte wijze verzekerd en leveren aan de gebruikers van het net geëigende stimuli opdat zij hun injectie en hun afname in evenwicht brengen. De met deze diensten verbonden tarieven zijn billijk, niet discriminerend en gebaseerd op objectieve criteria;
11° de netto kosten voor de openbare dienstverplichtingen die worden opgelegd door deze wet, het decreet of de ordonnantie en hun uitvoeringsbesluiten, worden verrekend in de tarieven op een transparante en niet-discriminerende wijze, conform de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
12° de belastingen, alsook de taksen en bijdragen van alle aard en de toeslagen die worden opgelegd door deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, het decreet of de ordonnantie en hun uitvoeringsbesluiten, worden toegevoegd aan de tarieven op transparante en niet-discriminerende wijze, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
13° de aankopen van goederen en diensten die verricht worden met inachtneming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden verondersteld te zijn verricht aan de marktprijs, onder voorbehoud van, desgevallend, de beoordelingsbevoegdheid van de commissie en zonder afbreuk te doen, wat de ondersteunende diensten betreft, aan de bepalingen van artikel [6 8, § 1/1]6 ;
14° de methodologie bepaalt de nadere regels voor de integratie en controle van de gestrande kosten bestaande uit de niet-gekapitaliseerde lasten voor het aanvullend pensioen of het pensioen van de publieke sector, die worden betaald aan personeelsleden die een gereguleerde elektriciteitstransmissieactiviteit of voor elektriciteitstransmissie bedoelde activiteit hebben verricht, die verschuldigd zijn voor de jaren vóór de liberalisering krachtens statuten, collectieve arbeidsovereenkomsten of andere voldoende geformaliseerde overeenkomsten, die werden goedgekeurd vóór 30 april 1999, of die worden betaald aan hun rechthebbenden of vergoed aan hun werkgever door een netbeheerder, die in de tarieven kunnen worden opgenomen;
15° de saldi alsook hun verdeling over de volgende gereguleerde periodes worden bepaald op transparante en niet-discriminerende wijze;
16° er wordt rekening gehouden met de bestaande objectieve verschillen tussen transmissienetbeheerders die niet kunnen worden weggewerkt op initiatief van de netbeheerder.
Iedere beslissing die gebruik maakt van vergelijkende technieken integreert kwalitatieve parameters en is gebaseerd op homogene, transparante, betrouwbare gegevens en gegevens die gepubliceerd zijn of integraal mededeelbaar zijn in de motivering van de beslissing van de commissie.
Het redelijk karakter van de kosten wordt beoordeeld door vergelijking met de overeenstemmende kosten van bedrijven die een vergelijkbare activiteit hebben onder vergelijkbare omstandigheden en rekening houdend met de reglementaire of gereguleerde specificiteit die bestaan onder andere in de uitgevoerde internationale vergelijkingen;
17° de tarieven voor het gebruik van het transmissienet of voor de netten met een transmissiefunctie, die van toepassing zijn op productie-eenheden, kunnen verschillen naar gelang van de technologie van deze eenheden en van de datum van de ingebruikname ervan. Deze tarieven worden bepaald rekening houdend met ieder criterium dat door de commissie relevant wordt geacht, zoals een benchmarking met de buurlanden, teneinde 's lands bevoorradingszekerheid door een daling van de concurrentiekracht van de betrokken productie-eenheden niet in het gedrang te brengen. In het tariefvoorstel vergezeld van het budget bedoeld in § 8, motiveert de netbeheerder deze verschillen;
18° de productiviteitsinspanningen die eventueel aan de netbeheerder worden opgelegd, mogen op lange of p korte termijn de veiligheid van personen en goederen noch de continuïteit van de levering in het gedrang brengen;
19° de kruissubsidiëring tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten is niet toegelaten;
20° de tarieven moedigen de netbeheerder aan om de prestaties te verbeteren, de integratie van de markt en de bevoorradingszekerheid te bevorderen alsook aan onderzoek en ontwikkeling te doen die nodig zijn voor zijn activiteiten;
21° de tarieven voor noodelektriciteit voor de kwalitatieve warmtekrachtkoppelinginstallaties die op het transmissienet of op netten met een transmissiefunctie aangesloten zijn, worden opgenomen bij de tarieven voor de ondersteunende diensten. Deze tarieven zijn voornamelijk afhankelijk van het elektriciteitsverbruik voor de nood- en onderhoudsbehoeften van de warmtekrachtkoppelinginstallaties;
22° wat de uitbreidingen van installaties of nieuwe installaties voor de transmissie van elektriciteit erkend als zijnde van nationaal of Europees belang betreft, kan de tariefmethodologie bedoeld in § 2 specifieke bepalingen voorzien inzake vergoeding van de kapitalen die noodzakelijk zijn voor de financiering ervan, die gunstiger zijn dan de normale vergoeding van de kapitalen bedoeld in § 5, 9°, alsook specifieke bepalingen inzake de dekking van de kosten teneinde hun realisatie te bevorderen en teneinde hun ontwikkeling op lange termijn mogelijk te maken.
Worden erkend als van nationaal of Europees belang, de investeringen gerealiseerd door de netbeheerder die bijdragen tot s lands bevoorradingszekerheid en/of de optimalisatie van de werking van grensoverschrijdende interconnecties met in voorkomend geval faseverdraaiende transformatoren en die alzo de ontwikkeling vergemakkelijken van de nationale en Europese interne markt of die bijdragen tot de nationale opvang van productie op basis van hernieuwbare energiebronnen die ofwel rechtstreeks zijn aangesloten op het transmissienet ofwel onrechtstreeks via de distributienetten. De investeringen van nationaal of Europees belang betreffen de installaties die :
- bestaande verbindingen versterken of nieuwe verbindingen creëren van het net beheerd door de netbeheerder met behulp van de technologie van gelijkstroom (DC);
- bestaande verbindingen versterken of nieuwe verbindingen creëren beheerd door de netbeheerder die zijn gelegen in mariene gebieden over dewelke België haar rechtsmacht uitoefent;
- bestaande grensoverschrijdende interconnectoren versterken of nieuwe grensoverschrijdende interconnectoren creëren of die voortkomen uit de uitbreiding van de capaciteit van deze interconnectoren;
23° de kosten bedoeld in de punten 11°, 12° en 14°, de financiële lasten, de kosten voor de ondersteunende diensten en de andere kosten dan deze bedoeld in § 2 (ii) worden niet onderworpen aan een bevorderende regelgeving;
24° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de eindafnemers worden gedragen.
[2 25° de tarieven bevatten geen prikkels die de algehele efficiëntie van de markt en van het elektrische systeem (inclusief de energie- efficiëntie) aantasten of die de marktdeelname van de vraagrespons in verband met balancerings- en nevendiensten kunnen belemmeren. De tarieven beogen de efficiëntie aangaande het ontwerp en het beheer van infrastructuur te verbeteren. Ze stimuleren de leveranciers om de participatie van de eindafnemer aan de algehele efficiëntie van het elektrische systeem te verhogen, met inbegrip van vraagrespons.]2
[5 26° de regels voor de toewijzing van de kosten van het "Modular Offshore Grid" tussen de verschillende categorieën verbruikers van het net worden vastgelegd rekening houdende met de vrijwaring van het concurrentievermogen van de elektro-intensieve eindafnemers.]5
[4 27° Voor de installaties voor de opslag van elektriciteit die aangesloten zijn op het transmissienet of op de netten met een transmissiefunctie, bevat de tariefmethodologie prikkels om op niet discriminerende en proportionele wijze de elektriciteitsopslag te bevorderen. Een apart tariefregime voor de opslag van elektriciteit kan daarbij worden bepaald door de Commissie;]4
[6 28° de actieve afnemers worden onderworpen aan transparante en niet-discriminerende nettarieven die de kosten weerspiegelen, waarbij de elektriciteit die in het net wordt geïnjecteerd en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt apart worden verrekend overeenkomstig artikel 18 van de Verordening (EU) 2019/943, waarbij ervoor wordt gezorgd dat zij op een passende en evenwichtige wijze bijdragen aan het delen van de totale kosten van het systeem;
29° de energiegemeenschappen van burgers worden onderworpen aan transparante en niet-discriminerende nettarieven die de kosten weerspiegelen, waarbij wordt gewaarborgd dat zij op voldoende en evenwichtige wijze bijdragen aan het delen van de totale kosten van het transmissienet.]6
De commissie kan de kosten van de netbeheerder toetsen aan de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen.
§ 6. De netbeheerder stelt het tariefvoorstel op, rekening houdend met de tariefmethodologie die werd opgesteld door de commissie, en dient deze in, met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
§ 7. De commissie onderzoekt het tariefvoorstel, beslist over de goedkeuring van deze en deelt haar gemotiveerde beslissing mee aan de netbeheerder met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
[7 In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissienettarieven kan de commissie de tarieven voorlopig vaststellen of goedkeuren en, na overleg met de netbeheerder, een besluit nemen over passende vergoedingsmaatregelen indien de definitieve tarieven afwijken van deze voorlopige tarieven.]7
§ 8. De invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de commissie en de netbeheerder. Bij gebrek aan een akkoord, is de procedure de volgende :
1° le netbeheerder dient binnen een redelijke termijn voor het einde van het laatste jaar van elke lopende gereguleerde periode zijn tariefvoorstel in, vergezeld van het budget, voor de volgende gereguleerde periode in de vorm van het rapporteringsmodel dat vastgesteld wordt door de commissie overeenkomstig § 5;
2° het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, wordt per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren overgezonden aan de commissie. De netbeheerder zendt eveneens een elektronische versie over op basis waarvan de commissie, indien nodig, het tariefvoorstel, vergezeld van budget, kan bewerken;
3° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, bevestigt de commissie aan de netbeheerder per brief per drager met ontvangstbevestiging, evenals per e-mail, de volledigheid van het dossier of bezorgt zij hem een lijst van bijkomende inlichtingen die het moet verstrekken.Binnen een redelijke termijn, na ontvangst van de hierboven bedoelde brief waarin hem bijkomende inlichtingen werden gevraagd, verstrekt de netbeheerder aan de commissie in drie exemplaren per brief per drager met ontvangstbevestiging deze inlichtingen. De netbeheerder bezorgt eveneens een elektronische versie van de antwoorden en bijkomende gegevens aan de commissie;
4° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel bedoeld in 2° of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de antwoorden en de bijkomende inlichtingen van de netbeheerder, bedoeld in 3°, brengt de commissie de netbeheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring van zijn voorstel of van haar ontwerp van beslissing tot weigering van het betrokken tariefvoorstel, vergezeld van het betrokken budget.
In haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, geeft de commissie op gemotiveerde wijze aan welke punten de netbeheerder moet aanpassen om een beslissing tot goedkeuring van de commissie te verkrijgen. De commissie heeft de bevoegdheid om aan de netbeheerder te vragen om zijn tariefvoorstel te wijzigen om ervoor te zorgen dat dit proportioneel is en op niet-discriminerende wijze wordt toegepast;
5° indien de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, van de netbeheerder afwijst in haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, kan de netbeheerder, binnen een redelijke termijn na de ontvangst van dit ontwerp van beslissing zijn bezwaren hieromtrent meedelen aan de commissie.
Deze bezwaren worden per drager en tegen ontvangstbevestiging overhandigd aan de commissie, alsook in elektronische vorm.
Op zijn verzoek wordt de netbeheerder, binnen een redelijke termijn na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, gehoord door de commissie.
Desgevallend, dient de netbeheerder, binnen een redelijke termijn na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren, zijn aangepast tariefvoorstel, vergezeld van het budget, in bij de commissie. De netbeheerder bezorgt eveneens een elektronische kopie aan de commissie.
Binnen een redelijke termijn na verzending door de commissie van het ontwerp van de beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de bezwaren en het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget, brengt de commissie de netbeheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging, evenals elektronisch, op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of weigering van het in voorkomend geval aangespaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget.
6° [7 ...]7
7° in geval van overgang naar nieuwe diensten en/of een aanpassing van bestaande diensten kan de netbeheerder binnen de gereguleerde periode aan de commissie een geactualiseerde tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen. Dit geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zonder de integriteit van de bestaande tariefstructuur te wijzigen.
Het geactualiseerde voorstel wordt ingediend door de netbeheerder en door de commissie behandeld overeenkomstig de geldende procedure, bedoeld in de punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
8° indien er zich tijdens een gereguleerde periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de netbeheerder, kan deze op elk ogenblik binnen de gereguleerde periode een gemotiveerde vraag tot herziening van zijn tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen aan de commissie voor wat de komende jaren van de gereguleerde periode betreft.
De gemotiveerde vraag tot herziening van het tariefvoorstel wordt door de netbeheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de toepasselijke procedure bedoeld in de voorafgaande punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
9° de commissie past, onverminderd haar mogelijkheid om de kosten te controleren in het licht van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, het niveau van de door de netbeheerder toegepaste toeslagen aan alle wijzigingen van openbare dienstverplichtingen aan, met name gewestelijke, die op hem van toepassing zijn binnen de drie maanden na het verzenden door de netbeheerder van dergelijke wijzigingen. De netbeheerder zendt deze wijzigingen zo spoedig mogelijk over aan de commissie zodra ze in werking zijn getreden;
10° de commissie publiceert op haar website, op een transparante wijze, de stand van zaken van de goedkeuringsprocedure van de tariefvoorstellen evenals, in voorkomend geval, de tariefvoorstellen die neergelegd worden door de netbeheerders.
§ 9. De commissie stelt een tariefmethodologie op en oefent haar tariefbevoegdheid uit om aldus een stabiele en voorzienbare regulering te bevorderen die bijdraagt tot de goede werking van de vrijgemaakte markt en die de financiële markt in staat stelt om met een redelijke zekerheid de waarde van de netbeheerder te bepalen. Ze waakt over het behoud van de continuïteit van de beslissingen die zij heeft genomen in de loop van de voorgaande gereguleerde periodes, onder andere inzake de waardering van de gereguleerde activa.
§ 10. De commissie oefent haar tariefbevoegdheid uit rekening houdend met het algemene energiebeleid zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving.
§ 11. Omwille van de transparantie in de doorberekening van de kosten aan de eindafnemers worden de verschillende elementen van het nettarief onderscheiden op de factuur, met name wat de openbare dienstverplichtingen en hun inhoud betreft.
§ 12. De boekhouding van de netbeheerder wordt gehouden volgens een uniform analytisch boekhoudkundig plan per activiteit dat wordt opgesteld op voorstel van de netbeheerder en dat wordt goedgekeurd door de commissie of dat, bij gebrek aan een voorstel vóór 1 oktober 2011, wordt opgesteld door de commissie in overleg met de netbeheerder.
§ 13. De commissie publiceert binnen de drie werkdagen na hun goedkeuring en bewaart op haar website de tarieven en hun motivering, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of netgebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens bijzondere wetgeving.
De netbeheerder deelt zo spoedig mogelijk aan de gebruikers van zijn net de tarieven mede die hij moet toepassen en stelt deze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken. Hij publiceert die tevens zo spoedig mogelijk op zijn website, samen met een berekeningsmodule die de praktische toepassing van de tarieven preciseert. De toegepaste tarieven mogen geen terugwerkende kracht hebben.
§ 14. Tegen de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie alsook tegen de door haar genomen beslissingen betreffende de tariefvoorstellen in uitvoering van deze tariefmethodologie, kan een beroep worden ingesteld door elke persoon die een belang aantoont bij het [3 Marktenhof]3 met toepassing van artikel 29bis.
Zulk beroep kan onder andere worden ingesteld indien :
- de beslissing van de commissie de richtsnoeren bedoeld in dit artikel niet in acht neemt;
- de beslissing van de commissie niet in overeenstemming is met het algemene energiebeleid, zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving;
- de beslissing van de commissie niet de noodzakelijke middelen waarborgt voor de realisatie van de investeringen van de netbeheerder en de instandhouding van de infrastructuur of de uitvoering van haar wettelijke opdracht.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2015-06-28/05, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 06-07-2015>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2017-07-13/06, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(5)<W 2017-07-13/07, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(6)<W 2022-10-23/01, art. 11, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(7)<W 2023-05-21/02, art. 8, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
Art. 12bis.[1 § 1. De aansluiting, het gebruik van de infrastructuren en de elektrische systemen en, desgevallend, de ondersteunende diensten van de distributienetbeheerders maken het voorwerp uit van tarieven voor het beheer van het distributienet, met uitzondering van de netten die een transmissiefunctie hebben en geregeld worden door artikel 12.
§ 2. Na overleg met de regionale regulatoren en na gestructureerd, gedocumenteerd en transparant overleg met de distributienetbeheerders, werkt de commissie de tariefmethodologie uit die deze netbeheerders moeten gebruiken voor het opstellen van hun tariefvoorstellen.
De tariefmethodologie preciseert onder andere :
(i) de definitie van de kostencategorieën die door de tarieven worden gedekt;
(ii) de kostencategorieën waarop de bevorderende regelgeving van toepassing kan zijn;
(iii) de regels van de evolutie na verloop van tijd van de kosten bedoeld in (i), met inbegrip van de methode voor de bepaling van de parameters die zijn opgenomen in de evolutieformule;
(iv) de regels voor de toewijzing van de kosten aan de categorieën van netgebruikers;
(v) de algemene tariefstructuur en de tariefdragers.
Het overleg met de distributienetbeheerders maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de commissie en deze beheerders. Bij gebrek aan een akkoord, wordt het overleg ten minste gehouden als volgt :
1° de commissie stuurt de oproeping voor de in het eerste lid bedoelde overlegvergaderingen naar de distributienetbeheerders, in de taal van de distributienetbeheerder, alsook de documentatie betreffende de agendapunten van deze vergaderingen binnen een redelijke termijn vóór de vergadering in kwestie. De oproeping vermeldt de plaats, de datum en het uur van de vergadering, alsook de punten van de dagorde;
2° na de vergadering stelt de commissie een ontwerp van proces-verbaal op van de vergadering waarin de argumenten worden opgenomen die naar voren werden gebracht door de verschillende partijen, alsook de vastgestelde punten waarover overeenstemming en waarover geen overeenstemming bestond ter goedkeuring over aan de distributienetbeheerders binnen een redelijke termijn na de vergadering;
3° binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het door de partijen goedgekeurde proces-verbaal van de commissie versturen de distributienetbeheerders, indien nodig nadat zij hierover overleg hebben gepleegd, naar de commissie hun formeel advies over de tariefmethodologie die het resultaat is van dit overleg, waarbij desgevallend de eventuele resterende punten waarover geen overeenstemming werd bereikt worden benadrukt, zowel ten aanzien van het voorstel van de commissie als onderling.
In afwijking van de voorgaande bepalingen, kan de tariefmethodologie worden opgesteld door de commissie volgens een vastgestelde procedure van gemeenschappelijk akkoord met de distributienetbeheerders op basis van een uitdrukkelijk, transparant en niet-discriminerend akkoord.
§ 3. De commissie deelt haar ontwerp van tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de distributienetbeheerders alsook alle documenten die zij noodzakelijk acht voor de motivering van haar beslissing met betrekking tot de tariefmethodologie mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de leveranciers of de netgebruikers, de persoonsgegevens en/of de gegevens waarvan de vertrouwelijkheid beschermd wordt krachtens bijzondere wetgeving.
De commissie publiceert op haar website de toepasselijke tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de distributienetbeheerders en alle documenten die zij nuttig acht voor de motivering van haar beslissing betreffende de tariefmethodologie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of netgebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens bijzondere wetgeving.
§ 4. De tariefmethodologie die is vastgesteld krachtens § 3 en die van toepassing is op de vaststelling van het tariefvoorstel wordt meegedeeld aan de distributienetbeheerder ten laatste zes maanden vóór de datum waarop het tariefvoorstel moet worden ingediend bij de commissie. De wijzingen moeten gemotiveerd worden.
Deze tariefmethodologie blijft van kracht gedurende de hele tariefperiode, met inbegrip van opmaak van de eindbalans die betrekking heeft op deze periode. Wijzigingen aangebracht aan de tariefmethodologie tijdens de periode, conform de bepalingen van § 2, zijn slechts van toepassing vanaf de volgende tariefperiode, behoudens uitdrukkelijk, transparant en niet-discriminerend akkoord tussen de commissie en de distributienetbeheerders.
§ 5. De commissie stelt de tariefmethodologie op met inachtneming van de volgende richtsnoeren :
1° de tariefmethodologie moet exhaustief en transparant zijn, teneinde het voor de distributienetbeheerders het mogelijk maken om hun tariefvoorstellen op deze enkele basis op te stellen. Het bevat de elementen die verplicht moeten voorkomen in het tariefvoorstel. Het definieert rapporteringsmodellen die moeten worden gebruikt door de distributienetbeheerders;
2° de tariefmethodologie moet het mogelijk maken om op efficiënte wijze het geheel van de kosten te dekken die noodzakelijk of efficiënt zijn voor de uitvoering van de wettelijke of reglementaire verplichtingen die op de distributienetbeheerders rusten alsook voor de uitoefening van hun activiteiten;
3° de tariefmethodologie stelt het aantal jaren van de gereguleerde periode vast dat aanvangt op 1 januari. De jaarlijkse tarieven die hieruit voortvloeien worden bepaald met toepassing van de voor die periode toepasselijke tariefmethodologie;
4° de tariefmethodologie maakt de evenwichtige ontwikkeling van de distributienetten mogelijk, in overeenstemming met de verschillende investeringsplannen van de distributienetbeheerders, zoals deze in voorkomend geval zijn goedgekeurd door de bevoegde regionale overheden;
5° de eventuele criteria voor de verwerping van bepaalde kosten zijn niet-discriminerend en transparant;
6° de tarieven zijn niet-discriminerend en proportioneel. Zij nemen een transparante toewijzing van de kosten in acht;
7° de structuur van de tarieven bevordert het rationeel gebruik van energie en infrastructuren;
8° [2 De verschillende tarieven worden gevormd op basis van een uniforme structuur op het grondgebied dat is aangesloten door de distributienetbeheerder. In geval van fusie van distributienetbeheerders, kunnen verschillende tarieven verder worden toegepast in elke geografische zone die is aangesloten door de voormalige distributienetbeheerders, om de door de fusie beoogde rationalisering mogelijk te maken.]2
9° de normale vergoeding van in de gereguleerde activa geïnvesteerde kapitalen moet de netbeheerder toelaten om de noodzakelijke investeringen voor de uitoefening van zijn opdrachten;
10° de nettokosten voor de openbare dienstverplichtingen die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en hun uitvoeringsbesluiten, en die niet worden gefinancierd door belastingen, taksen, bijdragen en heffingen bedoeld in 11°, worden verrekend in de tarieven op een transparante en niet-disciminerende wijze overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
11° de belastingen, taksen en bijdragen van alle aard en toeslagen die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en hun uitvoeringsbesluiten worden automatisch toegevoegd aan de tarieven en binnen de termijnen die worden bepaald door de procedure van invoering en goedkeuring van de tarieven. De commissie kan deze kosten controleren in het licht van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen.
12° de aankopen van goederen en diensten die verricht worden met inachtneming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden verondersteld te zijn verricht aan de marktprijs, desgevallend onder voorbehoud van de beoordelingsbevoegdheid van de commissie;
13° de methodologie bepaalt de nadere regels voor de integratie en controle van de gestrande kosten bestaande uit de niet-gekapitaliseerde lasten voor het aanvullend pensioen of het pensioen van de publieke sector, die worden betaald aan personeelsleden die een gereguleerde elektriciteitsdistributieactiviteit hebben verricht, die verschuldigd zijn voor de jaren vóór de liberalisering krachtens statuten, collectieve arbeidsovereenkomsten of andere voldoende geformaliseerde overeenkomsten, die werden goedgekeurd vóór 30 april 1999, of die worden betaald aan hun rechthebbenden of vergoed aan hun werkgever door een distributienetbeheerder, die in de tarieven kunnen worden opgenomen;
14° voor de bepaling van de positieve of negatieve saldi waarvan zij de verdeling bepaalt voor de volgende gereguleerde periode, stelt de commissie de kosten vast bedoeld in 10°, 11° en 13° en de andere kosten dan deze bedoeld in § 2 (ii) van dit artikel die worden gerecupereerd of teruggegeven via de tarieven van de volgende periode;
15° Onder voorbehoud van de conformiteitscontrole van de commissie maken de tarieven het mogelijk voor de distributienetbeheerder wiens efficiëntie rond het marktgemiddelde ligt om de totaliteit van zijn kosten en een normale vergoeding van de kapitalen in te vorderen. Iedere controlemethode van de kosten die gebaseerd is op vergelijkende technieken moet rekening houden met de bestaande objectieve verschillen tussen de distributienetbeheerders die niet weggewerkt kunnen worden op initiatief van deze laatsten.
Iedere beslissing die gebruik maakt van vergelijkende technieken integreert kwalitatieve parameters en is gebaseerd op homogene, transparante, betrouwbare gegevens en gegevens die gepubliceerd zijn of integraal mededeelbaar zijn in de motivering van de beslissing van de commissie.
Eventuele vergelijkingen met andere netbeheerders moeten gemaakt worden tussen bedrijven met dezelfde activiteiten die werken in vergelijkbare omstandigheden;
16° de tarieven voor het gebruik van een distributienet, die van toepassing zijn op productie-eenheden, kunnen verschillen naargelang van de technologie van deze eenheden en hun datum van ingebruikname. Deze tarieven worden bepaald rekening houdend met ieder criterium dat door de commissie relevant wordt geacht, zoals een benchmarking met de buurlanden, teneinde 's lands bevoorradingszekerheid door een daling van de concurrentiekracht van de betrokken productie-eenheden niet in het gedrang te brengen. In het tariefvoorstel vergezeld van het budget bedoeld in § 8, motiveert de distributienetbeheerder dit onderscheid;
17° de productiviteitsinspanningen die eventueel aan de distributienetbeheerders worden opgelegd mogen op korte of op lange termijn de veiligheid van personen en goederen noch de continuïteit van de levering niet in het gedrang brengen;
18° de kruissubsidiëring tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten is niet toegelaten;
19° de tarieven moedigen de distributienetbeheerders aan om de prestaties te verbeteren, de integratie van de markt en de bevoorradingszekerheid te bevorderen en aan onderzoek en ontwikkeling te doen die nodig zijn voor hun activiteiten, daarbij onder andere rekening houdend met hun investeringsplannen zoals, desgevallend, goedgekeurd door de bevoegde gewestelijke reguleringsoverheden;
20° de kosten bedoeld in de punten 10°, 11° en 13° en de andere kosten dan deze bedoeld in § 2 (ii) worden onderworpen noch aan beslissingen die gesteund zijn op methodes van vergelijking, noch aan een bevorderende regelgeving,
21° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de eindafnemers worden gedragen.
De commissie kan de kosten van de distributienetbeheerders in het licht van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen controleren.
§ 6. De distributienetbeheerders stellen hun tariefvoorstellen op met inachtneming van de tariefmethodologie die werd opgesteld door de commissie en voeren deze in met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
§ 7. De commissie onderzoekt het tariefvoorstel, beslist over de goedkeuring van deze en deelt haar gemotiveerde beslissing mee aan de distributienetbeheerder met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
§ 8. De invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen maken het voorwerp uit van een akoord tussen de de commissie en de distributienetbeheerders. Bij gebrek aan een akkoord is de procedure als volgt :
1° de distributienetbeheerder dient binnen een redelijke termijn voor het einde van het laatste jaar van elke lopende gereguleerde periode zijn tariefvoorstel in, vergezeld van het budget, voor de volgende gereguleerde periode in de vorm van het rapporteringsmodel dat vastgesteld wordt door de commissie overeenkomstig § 5;
2° het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, wordt per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren overgezonden aan de commissie. De distributienetbeheerder zendt eveneens een elektronische versie over op basis waarvan de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van budget, kan bewerken indien nodig;
3° binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, bevestigt de commissie aan de distributienetbeheerder per brief per drager met ontvangstbevestiging, evenals per e-mail, de volledigheid van het dossier of bezorgt zij hem een lijst van bijkomende inlichtingen die het moet verstrekken.
Binnen een redelijke termijn na ontvangst van de hierboven bedoelde brief waarin hem bijkomende inlichtingen werden gevraagd, verstrekt de distributienetbeheerder aan de commissie in drie exemplaren per brief per drager met ontvangstbevestiging deze inlichtingen. De distributienetbeheerder bezorgt eveneens een elektronische versie van de antwoorden en bijkomende gegevens aan de commissie;
4° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel bedoeld in 2° of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de antwoorden en de bijkomende inlichtingen van de distributienetbeheerder bedoeld in 3°, brengt de commissie de netbeheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of van haar ontwerp van beslissing tot weigering van het betrokken tariefvoorstel, vergezeld van het betrokken budget.
In haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, geeft de commissie op gemotiveerde wijze aan welke punten de distributienetbeheerder moet aanpassen om een beslissing tot goedkeuring van de commissie te verkrijgen. De commissie heeft de bevoegdheid om aan de netbeheerder te vragen om zijn tariefvoorstel te wijzigen om ervoor te zorgen dat dit proportioneel is en op niet-discriminerende wijze wordt toegepast;
5° indien de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, van de distributienetbeheerder afwijst in haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, kan de beheerder binnen een redelijke termijn, na ontvangst van dit ontwerp van beslissing, zijn bezwaren hieromtrent meedelen aan de commissie.
Deze bezwaren worden per drager en tegen ontvangstbevestiging overhandigd aan de commissie, alsook onder elektronische vorm.
Op zijn verzoek wordt de distributienetbeheerder, binnen een redelijke termijn na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, gehoord door de commissie.
Desgevallend, dient de distributienetbeheerder, binnen een redelijke termijn na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren, zijn aangepast tariefvoorstel, vergezeld van het budget, in bij de commissie. De distributienetbeheerder bezorgt eveneens een elektronische kopie aan de commissie.
Binnen een redelijke termijn na verzending door de commissie van het ontwerp van de beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de bezwaren en het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget, brengt de commissie de distributienetbeheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging, evenals elektronisch, op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of weigering van het desgevallend aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget;
6° indien de distributienetbeheerder zijn verplichtingen niet nakomt binnen de termijnen zoals bepaald in de punten 1° tot 5°, of indien de commissie een beslissing heeft genomen tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of van het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het aangepaste budget, zijn voorlopige tarieven van kracht tot alle bezwaren van de distributienetbeheerder of van de commissie zijn uitgeput of totdat over de twistpunten tussen de commissie en de distributienetbeheerder een akkoord wordt bereikt. De commissie is bevoegd om te besluiten tot passende compenserende maatregelen na overleg met de distributienetbeheerder indien de definitieve tarieven afwijken van de tijdelijke tarieven;
7° ingeval van overgang naar nieuwe diensten en/of aanpassing van bestaande diensten kan de distributienetbeheerder binnen de gereguleerde periode aan de commissie een geactualiseerd tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen. Dit geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zonder de integriteit van de bestaande tariefstructuur te wijzigen.
Het geactualiseerde voorstel wordt door de distributienetbeheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de geldende procedure, bedoeld in de voorafgaande punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
8° indien er zich tijdens een gereguleerde periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de distributienetbeheerder, kan deze op elk ogenblik binnen de gereguleerde periode een gemotiveerde vraag tot herziening van zijn tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen aan de commissie wat de komende jaren van de gereguleerde periode betreft.
Het gemotiveerd verzoek tot herziening van het tariefvoorstel wordt door de distributienetbeheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de toepasselijke procedure bedoeld in de punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
9° de commissie past, onverminderd haar mogelijkheid om de kosten te controleren in het licht van de toepasselijke en reglementaire bepalingen, de tarieven van de distributienetbeheerders aan alle wijzigingen van de openbare dienstverplichtingen aan, onder andere gewestelijke, die op hem van toepassing zijn uiterlijk drie maanden na het overmaken door de distributienetbeheerders van dergelijk wijzigingen. De distributienetbeheerders maken deze wijzigingen zo spoedig mogelijk over aan de commissie naar aanleiding van hun inwerkingtredingen;
10° de commissie publiceert op haar website, op een transparante wijze, de stand van zaken van de goedkeuringsprocedure van de tariefvoorstellen evenals, in voorkomend geval, de tariefvoorstellen die neergelegd worden door de netbeheerders.
§ 9. De commissie stelt een tariefmethodologie op en oefent haar tariefbevoegdheid uit om aldus een stabiele en voorzienbare regulering te bevorderen die bijdraagt tot de goede werking van de vrijgemaakte markt en die de financiële markt in staat stelt om om met een redelijke zekerheid de waarde van de distributienetbeheerders te bepalen. Ze waakt over het behoud van de continuïteit van de beslissingen die zij heeft genomen in de loop van de voorgaande gereguleerde periodes, onder andere inzake de waardering van de gereguleerde activa.
§ 10. De commissie oefent haar tariefbevoegdheid uit rekening houdend met het algemene energiebeleid zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving.
§ 11. Omwille van de transparantie in de doorberekening van de kosten aan de eindafnemers worden de verschillende elementen van het nettarief onderscheiden op de factuur, met name wat de openbare dienstverplichtingen en hun inhoud betreft.
§ 12. De boekhouding van de distributienetbeheerders wordt gehouden volgens een uniform analytisch boekhoudkundig plan per activiteit dat wordt opgesteld op voorstel van een of meerdere distributienetbeheerders die minstens vijfenzeventig procent van de bedrijven die dezelfde activiteit uitoefenen vertegenwoordigen en dat wordt goedgekeurd door de commissie of dat, bij gebrek aan een voorstel vóór 1 oktober 2011, wordt opgesteld door de commissie na overleg met de distributienetbeheerders.
§ 13. De commissie publiceert en bewaart de tarieven en hun motivering binnen drie werkdagen na hun goedkeuring op haar website, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of netgebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens specifieke regelgevingen.
De distributienetbeheerders delen zo spoedig mogelijk aan de gebruikers van hun netten de tarieven mede die zij moeten toepassen en stellen deze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken. Zij publiceren die tevens zo spoedig mogelijk op hun website, samen met een berekeningsmodule die de praktische toepassing van de tarieven preciseert. De toegepaste tarieven mogen geen terugwerkende kracht hebben.
§ 14. Tegen de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie alsook tegen de door haar genomen beslissingen in uitvoering van deze tariefmethodologie, kan een beroep worden ingesteld door elke persoon die een belang aantoont bij het [3 Marktenhof]3 met toepassing van artikel 29bis.
Zulk beroep kan onder andere worden ingesteld indien :
- de beslissing van de commissie de richtsnoeren bedoeld in dit artikel niet in acht neemt;
- de beslissing van de commissie niet in overeenstemming is met het algemene energiebeleid, zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving;
- de beslissing van de commissie niet de noodzakelijke middelen waarborgt voor de realisatie van de investeringen van de distributienetbeheerders of de uitvoering van hun wettelijke opdrachten.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 16, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 12bis_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2015-11-27/05, art. 48, 039; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
Art. 12ter.[1 De commissie motiveert en rechtvaardigt volledig en op omstandige wijze haar tariefbeslissingen, zowel op het vlak van de tariefmethodologieën als op het vlak van de tariefvoorstellen, teneinde de jurisdictionele controle ervan mogelijk te maken. Indien een beslissing op economische of technische overwegingen steunt, maakt de motivering melding van alle elementen die de beslissing rechtvaardigen.
Indien deze beslissingen op een vergelijking steunen, omvat de motivering alle gegevens die in aanmerking werden genomen om deze vergelijking te maken.
Krachtens haar transparantie- en motiveringsplicht publiceert de commissie op haar website de handelingen met individuele of collectieve draagwijdte die werden aangenomen in uitvoering van haar opdrachten krachtens de artikel en [2 12 tot 12quater]2, alsook iedere gerelateerde voorbereidende handeling, expertiseverslag, commentaar van de geraadpleegde partijen. Bij het verzekeren van deze openbaarheid vrijwaart zij de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter. De commissie stelt hiertoe, na overleg met de betrokken elektriciteitsbedrijven, richtsnoeren op die de informatie aangeven die binnen het toepassingsgebied van de vertrouwelijkheid valt.
De commissie hecht aan haar definitieve handeling een commentaar dat de beslissing om de commentaren van de geconsulteerde partijen al dan niet in aanmerking te nemen rechtvaardigt.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 17, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 12ter_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2015-11-27/05, art. 48, 039; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
Art. 12quater.[1 § 1. Het koninklijk besluit van 8 juni 2007 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerder van het nationaal electriciteitstransmissienet en het koninklijk besluit van 2 september 2008 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaalinkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van distributienetten voor elektriciteit, zoals bekrachtigd door de wet van 15 december 2009 houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, worden opgeheven.
§ 2. Als overgangsmaatregel, kan de commissie de tarieven die bestaan op de datum van de bekendmaking van de wet van [2 8]2 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, verlengen, of elke andere overgangsmaatregel treffen die zij dienstig zou achten ten gevolge van de inwerkingtreding van de voormelde wet tot de goedkeuring van de tariefmethodologie met toepassing van de artikel en 12 en 12bis. Wanneer zij gebruik maakt van deze paragraaf, houdt de commissie rekening met de richtsnoeren van artikel 12, § 5, evenals met deze van artikel 12bis, § 5.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
Art. 12quater_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Het koninklijk besluit van 8 juni 2007 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerder van het nationaal electriciteitstransmissienet en het koninklijk besluit van 2 september 2008 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaalinkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van distributienetten voor elektriciteit, zoals bekrachtigd door de wet van 15 december 2009 houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, worden opgeheven. § 2. [3 ...]3]1 ----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
(3)<DVR 2015-11-27/05, art. 48, 039; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
Art. 12quinquies.[1 Indien uit de in artikel 22bis bedoelde studie en advies van de commissie blijkt dat dit noodzakelijk is om het concurrentievermogen van de energiefactuur van bepaalde categorieën industriële verbruikers ten opzichte van de buurlanden te vrijwaren, bepaalt de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit, na raadpleging van de commissie, dat de tarieven van bepaalde categorieën van transmissienetgebruikers gedeeltelijk door de netbeheerder worden vergoed, alsmede de criteria en de procedures voor deze vergoeding.
In de mate dat de vergoeding bedoeld in het eerste lid de vermindering van de elektriciteitsfactuur van de ondernemingen beogen, slaan deze criteria onder meer op een engagement om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren en het versnellen van de energietransitie. Desgevallend kan het voldoen aan die twee specifieke criteria door de Koning worden gelijkgesteld met het deelnemen aan of toetreden tot een door een Gewest ingesteld beleidsinstrument. De Koning kan ook geval per geval voorzien in een evaluatie van deze criteria voor bedrijven die niet deelnemen aan of zich niet houden aan een beleidsinstrument dat door een Gewest is ingevoerd.
De in het eerste lid bedoelde verplichting van de netbeheerder vormt een openbare dienstverplichting waarvan de kosten worden gefinancierd overeenkomstig de procedures van artikel 21quinquies, eerste lid.
Het in het eerste lid bedoelde besluit bepaalt tevens de berekeningswijze en de wijze van controle van de kosten van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen voor elk jaar. Deze kosten worden vastgesteld volgens de volgende procedure:
1° uiterlijk op 1 november van elk jaar maakt de commissie een raming van de maandelijkse kosten van de vergoedingen bedoeld in het eerste lid voor het volgende jaar. Daartoe bezorgt de netbeheerder de commissie uiterlijk op 31 augustus een verslag met de relevante gegevens;
2° uiterlijk op 1 juni van elk jaar bepaalt de commissie het bedrag van een aanpassing voor het voorgaande jaar op basis van de werkelijke kosten die in dat voorgaande jaar zijn gemaakt als gevolg van de in het eerste lid bedoelde vergoeding. Daartoe dient de netbeheerder uiterlijk op 15 april bij de commissie een verslag in met de relevante gegevens. Indien er een saldo wordt vastgesteld, moet de verrekening met de Federale Staat plaatsvinden uiterlijk op 1 juli van het jaar waarin het saldo is vastgesteld;
3° de commissie houdt een inventaris bij van de geraamde en de werkelijke jaarlijkse kosten van de vergoeding bedoeld in het eerste lid.
De Federale Staat, de netbeheerder en de commissie sluiten een protocol om de nadere regels vast te leggen voor het maandelijks ter beschikking stellen van middelen om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het tweede lid, en om alle gerelateerde en andere rechten en plichten van de contracterende partijen te specificeren. Deze nadere regels zorgen ervoor dat de netbeheerder over de nodige middelen beschikt om de nettokosten die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde vergoeding tijdig te betalen en om voorfinanciering van deze nettokosten door de netbeheerder te voorkomen.]1
----------
(1)<W 2024-05-15/16, art. 27, 089; Inwerkingtreding : 23-06-2024>
Art. 12sexies.
<Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 12septies.
<Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 12octies.
<Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 12novies.
<Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.13.§ 1. [De netbeheerder stelt een plan voor de ontwikkeling van het transmissienet op in samenwerking met de Algemene Directie Energie en het Federaal Planbureau.
Het ontwikkelingsplan is onderworpen aan het advies van de commissie.
Het ontwikkelingsplan is onderworpen aan de goedkeuring van de minister.
Voor deze delen van het ontwikkelingsplan die betrekking hebben op de ontwikkelingen van het transmissienet die noodzakelijk zijn voor de aansluiting op het transmissienet van installaties voor de productie van elektriciteit uit wind in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, pleegt de minister vooraf overleg met de minister die bevoegd is voor het mariene milieu.
[1 Het ontwikkelingsplan dekt een periode van minstens tien jaar. Het wordt om de vier jaar aangepast. Die aanpassing moet plaatsvinden binnen de twaalf maanden na de publicatie van de prospectieve studie.]1
De Koning bepaalt de nadere regels van de procedure van opstelling, goedkeuring en publicatie van het ontwikkelingsplan.] <W 2005-06-01/32, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
§ 2. Het ontwikkelingsplan bevat een gedetailleerde raming van de behoeften aan transmissiecapaciteit, met aanduiding van de onderliggende hypothesen, en bepaalt het investeringsprogramma dat de netbeheerder zich verbindt uit te voeren om aan deze behoeften te voldoen. Het ontwikkelingsplan houdt rekening met de nood aan een adequate reservecapaciteit en met de projecten van gemeenschappelijk belang aangewezen door de instellingen van de Europese Unie in het domein van de transeuropese netten.
§ 3. Indien de commissie, na raadpleging van de netbeheerder, vaststelt dat de investeringen voorzien in het ontwikkelingsplan de netbeheerder niet in de mogelijkheid stellen om op een adequate en doeltreffende wijze aan de capaciteitsbehoeften te voldoen, kan de minister de netbeheerder verplichten om het ontwikkelingsplan aan te passen teneinde aan deze situatie te verhelpen binnen een redelijke termijn. Deze aanpassing gebeurt overeenkomstig de procedure bepaald in § 1, eerste lid.
[2 De minister kan bovendien aan de commissie vragen om zich uit te spreken over de noodzaak om al dan niet de met toepassing van artikel 12 vastgestelde tariefmethodologieën om de financieringsmiddelen van de overwogen investeringen te waarborgen te herzien.]2
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 163, 024; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 21, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 13/1.[1 § 1. Met inachtneming van de bepalingen in § 2, van artikel 2, 7° en van artikel 8 en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de commissie, domeinconcessies verlenen aan de netbeheerder voor de bouw en de exploitatie van installaties noodzakelijk voor de transmissie van elektriciteit in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht.
§ 2. Bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de domeinconcessies bedoeld in § 1, en inzonderheid :
1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;
2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;
3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;
4° de procedure voor de toekenning van bedoelde domeinconcessies;
5° de regels inzake de wijziging, verlenging, overname, intrekking en uitbreiding, van de domeinconcessie;
6° de bepaling van de levensduur van de concessie;
[2 7° de voorwaarden voor de overdracht van administratieve vergunningen die werden toegekend aan de houders van een domeinconcessie bedoeld in artikel 6 betreffende de elementen van het Modular Offshore Grid bedoeld in artikel 7, § 3, tweede lid;
8° de modaliteiten die kunnen verklaren dat er een openbaar nut bestaat om de installaties te plaatsen, bedoeld in § 1, binnen een domeinconcessie verleend op basis van artikel 6 [3 of een domeinconcessie op basis van artikel 6/3]3 of het gebruik van goederen of uitrustingen die toebehoren aan de titularis van [3 zulke concessies]3, evenals de voorwaarden waaronder de netbeheerder het toezicht op de installaties kan verzekeren en over kan gaan tot de onderhouds- en reparatiewerken.]2
De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu.
Deze procedure wordt gevoerd met respect voor de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België en haar uitvoeringsbesluiten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 8, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(2)<W 2017-07-13/07, art. 7, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(3)<W 2019-05-12/03, art. 9, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art.14. De personeelsleden van de netbeheerder zijn gebonden door het beroepsgeheim; zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder in het kader van de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 8, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd de mededelingen aan beheerders van andere elektriciteitsnetten of aan de commissie die uitdrukkelijk door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn bepaald of toegelaten.
Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing.
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Toegang tot niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid en coördinatie van civieltechnische werken]1
----------
(1)
Art. 14/1.[1 § 1. Elke beheerder van niet-actieve infrastructuur heeft het recht ondernemingen die elektronische communicatienetwerken aanbieden of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, toegang te geven tot zijn niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
§ 2. Op schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, willigt de beheerder van niet-actieve infrastructuur voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot zijn niet-actieve infrastructuur in onder billijke en redelijke eisen en voorwaarden met inbegrip van de prijs, met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid. Dat schriftelijke verzoek bevat een nadere omschrijving van de elementen van het project waarvoor om toegang wordt verzocht, met inbegrip van een tijdschema.
§ 3. Elke weigering om toegang te verlenen, is gebaseerd op objectieve, transparante en evenredige criteria, zoals :
1° de technische geschiktheid van de niet-actieve infrastructuur voor het onderbrengen van de in paragraaf 2 bedoelde elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;
2° de beschikbaarheid van ruimte om andere elementen van het transmissienet, van het gesloten industrieel net, van de aansluiting of van de directe leiding van de beheerder van niet-actieve infrastructuur te huisvesten, de toekomstige behoeften aan ruimte van de beheerder inbegrepen, of om de in paragraaf 2 bedoelde elementen van de elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid te huisvesten, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de toekomstige behoeften aan ruimte, die afdoende moeten worden aangetoond, van de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend en die het verzoek heeft ingediend of met de elementen van netwerken van andere ondernemingen;
3° overwegingen met betrekking tot veiligheid en volksgezondheid;
4° de integriteit en veiligheid van de niet-actieve infrastructuur, met name van kritieke nationale infrastructuur bedoeld in de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;
5° het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via de niet-actieve infrastructuur worden verstrekt;
6° de vraag of de beheerder van de niet-actieve infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van wholesaletoegang tot de fysieke niet-actieve infrastructuur die geschikt zijn voor het aanbieden van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden wordt verleend.
Uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het volledige verzoek om toegang geeft de beheerder van de niet-actieve infrastructuur de redenen voor de weigering op.
§ 4. [2 Indien uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek, toegang wordt geweigerd of geen overeenstemming wordt bereikt over specifieke eisen en voorwaarden, met inbegrip van de prijs, heeft elke partij het recht deze kwestie door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 14/5.
§ 5. Dit artikel laat het eigendomsrecht van de eigenaar van de niet-actieve infrastructuur, indien de beheerder van de niet-actieve infrastructuur niet de eigenaar is, alsmede het eigendomsrecht van derden, zoals landeigenaren en eigenaren van privaat eigendom, onverlet. Dit artikel laat eveneens de verplichting voor de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, om de toelatingen en vergunningen te bekomen die vereist zijn voor de aanleg van de bestanddelen van zijn elektronisch communicatienetwerk met hoge snelheid, onverlet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 11, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
(2)<W 2017-07-31/04, art. 11, 046; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. 14/2.[1 § 1. Iedere onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, heeft op verzoek recht op toegang tot de volgende minimuminformatie met betrekking tot een niet-actieve infrastructuur van de beheerder van een niet-actieve infrastructuur, teneinde overeenkomstig artikel 14/1, § 2, een verzoek om toegang tot niet-actieve infrastructuur in te dienen :
1° locatie en route;
2° aard en huidig gebruik van de infrastructuur; en
3° een contactpunt.
De onderneming die om toegang verzoekt, specificeert het gebied waarin wordt overwogen om elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid aan te leggen.
Een beperking van de toegang tot de minimuminformatie wordt gemotiveerd en uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de veiligheid en integriteit van de niet-actieve infrastructuur, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de openbare veiligheid, de vertrouwelijkheid en de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen.
§ 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde minimuminformatie niet via het centrale informatiepunt beschikbaar is, biedt de beheerder van de niet-actieve infrastructuur op specifiek schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, toegang aan tot dergelijke informatie.
In dat verzoek wordt gespecificeerd in welk gebied de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid wordt overwogen. Toegang tot informatie moet binnen twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden verleend, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1.
§ 3. Op specifiek, schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, gaat de beheerder van een niet-actieve infrastructuur in op redelijke verzoeken tot inspecties ter plaatse van specifieke elementen van hun niet-actieve infrastructuur, onverminderd de beperkingen beschreven in paragraaf 1, derde lid. In dat verzoek worden de elementen van het betrokken netwerk gespecificeerd met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
Inspecties ter plaatse van de gespecificeerde elementen van de niet-actieve infrastructuur moeten uiterlijk één maand vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden toegestaan, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1. De personen die de toestemming gekregen hebben moeten de procedures en veiligheidsmaatregelen die hun worden meegedeeld, nauwgezet naleven.
§ 4. [2 Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in dit artikel vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht het geschil door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 14/5.
§ 5. Wanneer zij overeenkomstig dit artikel toegang krijgen tot informatie, nemen de ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, de nodige maatregelen ter bescherming van vertrouwelijkheid en handels- en bedrijfsgeheimen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 12, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
(2)<W 2017-07-31/04, art. 12, 046; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. 14/3.[1 § 1. Onverminderd iedere bepaling ter regulering van de coördinatie van civieltechnische werken in het openbaar domein, ingevoerd bij decreet of ordonnantie, heeft de beheerder van een niet-actieve infrastructuur het recht om met ondernemingen die elektronische communicatienetwerken aanbieden of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, te onderhandelen over overeenkomsten met betrekking tot de coördinatie van civieltechnische werken met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
§ 2. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur die, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk met overheidsgeld gefinancierde civiele werken uitvoert, voldoet aan elk redelijk verzoek om onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden de civiele werken te coördineren, die gedaan worden door ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of waaraan vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, met het oog op de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid.
Dat verzoek kan worden ingewilligd, mits :
1° dit geen aanvullende kosten, daaronder begrepen kosten door bijkomende vertragingen, met zich zal meebrengen voor de oorspronkelijk geplande civiele werken;
2° dit geen belemmering zal vormen voor de controle over de coördinatie van de werken;
3° het verzoek om coördinatie zo spoedig mogelijk wordt gedaan, en in ieder geval ten minste één maand voordat het definitieve project wordt ingediend bij de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten.
§ 3. [2 Indien binnen een maand vanaf de datum van ontvangst van het formele verzoek om overleg overeenkomstig § 2 geen overeenstemming is bereikt over de coördinatie van civiele werken, heeft elke partij het recht de zaak door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 14/5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 13, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
(2)<W 2017-07-31/04, art. 13, 046; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. 14/4.[1 § 1. Met het oog op onderhandelingen over overeenkomsten met betrekking tot de coördinatie van civiele werken als bedoeld in artikel 14/3, stelt de beheerder van een niet-actieve infrastructuur, op specifiek schriftelijk ingediend verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, de volgende minimuminformatie ter beschikking over lopende of geplande civiele werken met betrekking tot zijn niet-actieve infrastructuur waarvoor een vergunning is verleend, waarvoor een vergunningsprocedure loopt of waarvoor binnen de komende zes maanden een eerste aanvraag voor een vergunning bij de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten zal worden ingediend :
1° de locatie en het type werkzaamheden;
2° de betrokken elementen van de niet-actieve infrastructuur;
3° de geraamde datum voor de aanvang van de werkzaamheden en de duur; en
4° een contactpunt.
In haar verzoek vermeldt de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatie-netwerken is verleend, het gebied waarin de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid wordt overwogen. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur verleent uiterlijk twee weken vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijke verzoek de gevraagde informatie, onder evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden.
Een beperking van de toegang tot de minimuminformatie wordt gemotiveerd en uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de veiligheid en integriteit van de niet-actieve infrastructuur, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de openbare veiligheid, de vertrouwelijkheid en de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen.
§ 2. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur kan het verzoek overeenkomstig § 1 weigeren in de volgende gevallen :
1° hij heeft de gevraagde informatie in elektronisch formaat openbaar gemaakt, of
2° de toegang tot dergelijke informatie is mogelijk via het centraal informatiepunt.
§ 3. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur stelt de in paragraaf 1 bedoelde minimuminformatie waar om is verzocht, ter beschikking via het centraal informatiepunt.
§ 4. [2 Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in dit artikel vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht het geschil door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 14/5.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 14, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
(2)<W 2017-07-31/04, art. 14, 046; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
Art. 14/5. [1 § 1. Het beroep bedoeld in artikel 14/1, § 4, tweede lid, 14/2, § 4, tweede lid, 14/3, § 3, tweede lid, of 14/4, § 4, tweede lid, wordt op straffe van onontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij verzoekschrift dat ondertekend wordt en ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel wordt neergelegd. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in evenveel exemplaren als er partijen in de zaak zijn.
§ 2. Binnen de drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift wordt het verzoekschrift door de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel bij gerechtsbrief betekend aan de partijen die door eiser voor de zaak worden opgeroepen.
Op elk ogenblik kan de rechtbank van eerste aanleg te Brussel voor de zaak alle andere personen ambtshalve oproepen wier situatie gevolgen dreigt te hebben door het beroep, om in het geding tussen te komen.
§ 3. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel bepaalt de termijnen binnen dewelke de partijen elkaar hun geschreven opmerkingen bezorgen en daarvan ter griffie kopie neerleggen. De rechtbank bepaalt eveneens de datum van de debatten.
De rechtbank van eerste aanleg te Brussel beslist binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in paragraaf 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 15, 046; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
HOOFDSTUK IV. - Toegang tot het transmissienet, directe lijnen, invoer.
Art.15.§ 1. [3 ...]3
De in aanmerking komende afnemers hebben een recht van toegang tot het transmissienet tegen de tarieven vastgesteld overeenkomstig artikel 12.
[1 De netbeheerder kan de toegang tot het net alleen weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De netbeheerder kan eveneens de toegang tot het net weigeren wanneer deze toegang de behoorlijke uitvoering van een openbare dienstverplichting in het algemeen economisch belang ten zijne laste zou verhinderen en voor zover de ontwikkeling van de uitwisselingen niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Europese Gemeenschap. De belangen van de Europese Gemeenschap omvatten, onder meer, de mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig Richtlijn 2009/72/EG en artikel 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed en gerechtvaardigd, waarbij in het bijzonder de met toepassing van artikel 21 genomen openbare dienstverplichtingen in acht moeten worden genomen, op basis van objektieve, technisch en economisch onderbouwde criteria.
In geval van tegenstrijdigheid met de [3 voorschriften]3 die worden voorzien door het technisch reglement [3 of de gedragscode]3 kan de netbeheerder de toegang afhankelijk maken van de voorwaarde van naleving van deze voorschriften.
De netbeheerder deelt zonder verwijl aan de commissie zijn met redenen omklede beslissing tot weigering mede.]1
§ 2. § 1 is eveneens van toepassing :
1° Op producenten gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de bevoorrading in elektriciteit van hun eigen vestigingen of dochterondernemingen : gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie of met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers;
2° op in België gevestigde tussenpersonen en, voorzover hun activiteit is toegelaten krachtens het recht van de Staat waar zij zijn gevestigd, op tussenpersonen gevestigd in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers.
§ 3. [1 De niet-huishoudelijke afnemers die op het transmissienet zijn aangesloten, hebben het recht om met verschillende leveranciers tegelijk contracten af te sluiten.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 22, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2021-07-21/11, art. 7, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(3)<W 2023-05-21/02, art. 9, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
Art.16. <W 2005-06-01/32, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> Vanaf 1 juli 2004 komen alle afnemers die op het transmissienet zijn aangesloten, in aanmerking.
Art.17.§ 1. De aanleg van nieuwe directe lijnen is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de minister [2 na advies ]2 van de commissie. De minister kan de aanleg toestaan van elke directe lijn die bestemd is voor de bevoorrading in elektriciteit :
1° door een in België gevestigde producent of tussenpersoon van één van zijn eigen vestigingen, dochterondernemingen of in aanmerking komende afnemers;
2° van een in België gevestigde in aanmerking komende afnemer door een producent of tussenpersoon die in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd.
§ 2. Na advies van de commissie bepaalt de Koning de criteria en de procedure voor de toekenning van vergunningen bedoeld in § 1 [2 meer bepaald de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier, de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager en de commissie moet meedelen, alsmede de vergoeding die aan de Algemene Directie Energie moet worden betaald voor het onderzoek van het dossier]2. [1 De toekenning van een vergunning is afhankelijk van een weigering van toegang tot het transmissienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een distributienet tegen redelijke economische en technische voorwaarden, na raadpleging van de netbeheerder.]1
§ 3. Artikel 10 van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening wordt aangevuld als volgt :
" g. om producenten, tussenpersonen en in aanmerking komende afnemers te verbinden door directe lijnen toegestaan krachtens artikel 17, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. ".
[1 § 4. De mogelijkheid tot levering van elektriciteit via een directe lijn doet geen afbreuk aan het recht van de afnemers die aangesloten zijn op de directe lijn om een leveringscontract overeenkomstig artikel en 15 en 18 af te sluiten.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 23, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2009-05-06/03, art. 164, 028; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.18.<W 2005-06-01/32, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> [1 § 1.]1 Onverminderd de toepassing van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de financiële tussenpersonen en beleggingsadviseurs, kan de Koning, na advies van de commissie :
1° de leveringen van elektriciteit in België langs het transmissienet [1 of directe lijnen ]1 door tussenpersonen en leveranciers aan een procedure van vergunning of voorafgaande melding onderwerpen;
2° gedragsregels vaststellen die van toepassing zijn op de tussenpersonen en leveranciers [1 , meer bepaald inzake transactie en balancering]1;
3° op gezamenlijk voorstel van de minister en de minister van Financiën, na advies van de commissie en de Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen, na overleg in de Ministerraad, de regels vaststellen betreffende de oprichting van, de toegang tot en de werking van markten voor de uitwisseling van energieblokken.
De toekenning van een krachtens het eerste lid ingestelde vergunning is onderworpen aan objectieve en transparante criteria die meer bepaald betrekking hebben op :
1° de betrouwbaarheid en professionele ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteiten en de kwaliteit van zijn organisatie;
2° de openbare dienstverplichtingen inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen [1 ...]1.
[1 3° het vermogen van de aanvrager om aan de noden van zijn afnemers te voldoen.]1
[1 De toekenning van een vergunning krachtens het eerste lid houdt rekening met de leveringsvergunningen die werden afgeleverd door de gewesten of andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte.]1
De krachtens het eerste lid vastgestelde regels en gedragsregels beogen inzonderheid :
1° gedragingen te vermijden die de elektriciteitsmarkt kunnen destabiliseren;
2° de transparantie van de transactie- en leveringsvoorwaarden te waarborgen door inzonderheid te specifiëren op de facturen aan de eindafnemers en in het promotiemateriaal :
a) het aandeel van elke energiebron in het geheel van de energiebronnen die de leverancier gebruikt heeft in de loop van het voorbije jaar [1 , op een begrijpelijke en dusdanige manier dat deze gegevens op het niveau van het transmissienet gemakkelijk kunnen worden vergeleken]1;
b) de indicatie van bestaande referentiebronnen en hun invloed op het milieu, tenminste met betrekking tot de uitstoot van CO2 en radioactief afval.
[1 c) de informatie betreffende hun rechten inzake de middelen tot geschillenbeslechting waarover zij beschikken in geval van een geschil.]1
[1 Voor bovenvermelde punten a) en b) kunnen voor de elektriciteit verkregen via een elektriciteitsbeurs of ingevoerd door een bedrijf die buiten de Europese Gemeenschap is gevestigd, de samengevoegde cijfers die tijdens het afgelopen jaar door de beurs of de bedrijf in kwestie werden verstrekt, worden gebruikt.]1
De Koning bepaalt de regels met betrekking tot de controlemechanismen betreffende de betrouwbaarheid [1 en de vergelijkbaarheid]1 van de in het [1 vierde lid]1 bedoelde informatie.
Om een hoog niveau van bescherming van de eindafnemers te waarborgen, kan de Koning maatregelen nemen met betrekking tot de transparantie van de contractuele voorwaarden, en de algemene informatie.
[1 § 2. [8 De leveranciers en tussenpersonen passen op de eindafnemers de met toepassing van de artikelen 12 tot 12quater goedgekeurde tarieven toe.
Ze zorgen er ook voor dat hun klanten die zijn aangesloten op het transmissienet niet onderworpen zijn aan technische en administratieve vereisten, procedures of discriminerende vergoedingen naargelang ze al dan niet een contract hebben met een aanbieder van flexibiliteitsdiensten of met een marktdeelnemer die aan aggregatie doet.
De leveranciers en tussenpersonen zorgen ervoor dat zij een hoog beschermingsniveau garanderen aan hun eindafnemers die op het transmissienet zijn aangesloten, meer bepaald inzake de transparantie van de voorwaarden van de contracten, de algemene informatie en de mechanismen voor geschillenbeslechting en beheren, beschermen en beveiligen de gegevens die nodig zijn voor het overstappen van de eindafnemer die aangesloten is op het transmissienet, naar een andere leverancier, de vraagresponsgegevens en de gegevens voor andere diensten.]8
[2 § 2/1. [4 Voor de facturatie aan de eindafnemers gelden de volgende verplichtingen:
1° de leveranciers en tussenpersonen bezorgen de eindafnemers al hun facturen en factureringsinformatie gratis;
2° de leveranciers en tussenpersonen geven aan de eindafnemers de mogelijkheid om te kiezen voor elektronische facturen en factureringsinformatie, en voor flexibele regelingen voor de feitelijke betaling van de facturen;
3° indien het leveringscontract voorziet in een toekomstige wijziging van het product of de prijs, of in een korting, vermelden de leveranciers en tussenpersonen dit samen met de datum waarop de wijziging in werking treedt op de factuur.
Na raadpleging van de Bijzondere raadgevende commissie Verbruik, bedoeld in het Koninklijk besluit van 13 december 2017 houdende oprichting van de bijzondere raadgevende commissie "Verbruik" binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en tot opheffing van de Commissie voor Milieu-etikettering en milieureclame, stelt de Koning de nadere minimumvereisten vast waaraan de facturen en factureringsinformatie moeten voldoen. Deze minimumvereisten omvatten minstens deze vastgelegd in Bijlage I van Richtlijn (EU) 2019/944]4.
[6 Onverminderd de verplichtingen in het eerste lid, en onverminderd artikel 1108 van het oud Burgerlijk Wetboek en artikel VI.84 van het Wetboek van Economisch Recht, gelden volgende verplichtingen voor de facturatie van voorschotten aan de huishoudelijke afnemers:
1° de leverancier komt overeen met de huishoudelijke afnemer wat de berekeningswijze omtrent de voorschotten is;
2° binnen de overeengekomen berekeningswijze kunnen de leverancier en de huishoudelijk afnemer het bedrag van de voorschotten ten allen tijde wijzigen;
3° bij de vaststelling van het bedrag van de voorschotten en bij elke wijziging van dit bedrag op initiatief van de leverancier, verschaft de leverancier aan de huishoudelijke afnemer een verantwoording van de berekeningswijze waarbij het niet voldoende is om enkel te verwijzen naar het verondersteld verbruik van de huishoudelijke afnemer;
4° de wijziging van het bedrag van de voorschotten op voorstel van de leverancier wordt slechts aangerekend indien de huishoudelijke afnemer zich hiertegen niet verzet binnen 15 dagen na voorafgaande kennisgeving door de leverancier van het initiatief tot wijziging en de verantwoording vereist in de bepaling onder 3° ;
5° elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, afbreuk doet aan de bepaling onder 4°, is van rechtswege nietig.]6
§ 2/2. Op voorstel van de minister en de minister bevoegd voor Consumentenbescherming worden de bepalingen vervat in het sectoraal akkoord " de consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt " voor 1 januari 2013 vervolledigd, zodat onder andere de volgende punten worden geregeld :
a) de invoering van de mogelijkheid voor de consument om de slot- en afrekeningsfacturen uit de eventuele bankdomiciliëring uit te sluiten;
b) de mededeling aan de consument van elke wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst in zijn nadeel op een wijze die zijn aandacht hierop uitdrukkelijk vestigt, met de vermelding dat de wijziging de consument het recht verleent om binnen een redelijke termijn de overeenkomst op te zeggen zonder opzegtermijn en zonder kosten.
Indien de wijzigingen aan het akkoord op het einde van de termijn bepaald in het eerste lid niet zijn aangenomen, dan bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de verplichtingen die aan de elektriciteitsleveranciers worden opgelegd inzake bescherming van de consumenten.
[5 § 2/2/1. Wanneer het contract van bepaalde duur van een huishoudelijke afnemer of kmo ten einde loopt, bezorgt de leverancier, ten minste twee maanden voor de einddatum van de overeenkomst, een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier wijst er de huishoudelijke afnemer of kmo uitdrukkelijk en op een duidelijk zichtbare manier op dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. Dit overzicht wordt aan de huishoudelijke afnemer of kmo ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk met de klant wordt gecommuniceerd in verband met de lopende overeenkomst.
Wanneer het bijhorende product niet langer een actief product is, of wanneer de prijs van het product verschilt van de huidige prijs van het actieve product, informeert de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo hierover, samen met de communicatie zoals bedoeld in het vorige lid. De leverancier legt de huishoudelijke afnemer of kmo hierbij een nieuw contractvoorstel voor. De leverancier legt duidelijk, ondubbelzinnig en op een specifieke wijze uit waarin de nieuw voorgestelde voorwaarden verschillen van de bestaande overeenkomst. Daarbij verzoekt de leverancier de klant zijn instemming met het nieuwe voorstel uitdrukkelijk te bevestigen via brief of andere duurzame drager.
Wanneer de huishoudelijke afnemer of kmo tegen de einddatum van de lopende overeenkomst op dit verzoek niet heeft gereageerd, zal de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product van bepaalde duur dat hij op de markt aanbiedt, toepassen.
De leverancier brengt de huishoudelijke afnemer of kmo hiervan uitdrukkelijk op de hoogte via brief of een andere duurzame gegevensdrager. Een bevestiging is niet vereist, wanneer bij het voorstel tot contractvernieuwing de leverancier het goedkoopste equivalent product heeft aangeboden en heeft gemeld dat er zonder reactie een overzetting naar dit product zal gebeuren.
§ 2/2/2. Wanneer het contract van onbepaalde duur van een huishoudelijke afnemer of kmo niet langer een actief product is en niet aan een contractuele prijsgarantie onderhevig is, bezorgt de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo ten minste twee maanden op voorhand een overzicht van al zijn huidige actieve producten. De leverancier wijst er de huishoudelijke afnemer of kmo uitdrukkelijk en op een duidelijk zichtbare manier op dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. Dit overzicht wordt aan de huishoudelijke consument of kmo ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk met de huishoudelijke afnemer of kmo wordt gecommuniceerd in verband met de lopende overeenkomst. De leverancier legt de huishoudelijke afnemer of kmo hierbij een nieuw contractvoorstel voor. De leverancier legt duidelijk, ondubbelzinnig en op een specifieke wijze uit waarin de nieuw voorgestelde voorwaarden verschillen van de bestaande overeenkomst. Daarbij verzoekt de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo zijn instemming met het nieuwe voorstel uitdrukkelijk te bevestigen via brief of een andere duurzame gegevensdrager.
Een bevestiging is niet vereist, wanneer bij het voorstel tot contractvernieuwing de leverancier het goedkoopste equivalent product heeft aangeboden en heeft gemeld dat er zonder reactie een overzetting naar dit product zal gebeuren.
Wanneer de huishoudelijke afnemer of kmo twee maanden na ontvangst van het schrijven op dit verzoek niet heeft gereageerd, zal de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product dat hij op de markt aanbiedt toepassen. De leverancier brengt de huishoudelijke afnemer of kmo hiervan uitdrukkelijk op de hoogte via brief of een andere duurzame gegevensdrager.]5
§ 2/3. De huishoudelijke afnemer of de K.M.O. heeft het recht een overeenkomst, zowel van bepaalde duur als van onbepaalde duur, voor de continue levering van elektriciteit op elk ogenblik te beëindigen mits een opzegtermijn [9 van ten hoogste drie weken vanaf de datum van het verzoek wordt nageleefd]9.
Elk contractueel beding dat afbreuk doet aan dit recht, is van rechtswege nietig.
De leverancier waarmee de huishoudelijke afnemer of de K.M.O. een overeenkomst tot continue levering van elektriciteit sluit, wordt verondersteld gemandateerd te zijn om het recht bedoeld in het eerste lid uit te oefenen, tenzij uitdrukkelijke, andersluidende overeenkomst.
Wanneer de huishoudelijke afnemer of de K.M.O. gebruik maakt van het recht dat hem wordt toegekend krachtens het eerste lid, mag hem hiervoor geen enkele vergoeding in rekening worden gebracht.
[9 Onverminderd hetgeen voorafgaat in het vierde lid, mogen leveranciers opzegvergoedingen in rekening brengen aan afnemers die geen huishoudelijke afnemer of KMO zijn die vrijwillig een elektriciteitsleveringscontract met een vaste looptijd en een vaste prijs vóór het einde van de looptijd opzeggen, voor zover zulke vergoedingen deel uitmaken van een contract dat de afnemer vrijwillig is aangegaan en zulke vergoedingen duidelijk aan de afnemer worden meegedeeld voordat het contract wordt aangegaan. Dergelijke vergoedingen zijn evenredig en mogen bovendien niet meer bedragen dan het rechtstreekse economische verlies dat de leverancier, lijdt als gevolg van de afnemer die zijn contract opzegt, met inbegrip van de kosten voor gebundelde investeringen of diensten die de afnemer reeds heeft ontvangen als onderdeel van het contract. De bewijslast voor het rechtstreekse economische verlies ligt bij de leverancier en de toelaatbaarheid van de opzegvergoedingen wordt gemonitord door de commissie.
De maximale opzegtermijn, bedoeld in het eerste lid, en het verbod op een opzegvergoeding, bedoeld in het vierde lid, zijn eveneens van toepassing op huishoudelijke afnemers die deelnemen aan collectieve overstapregelingen.]9
[7 § 2/3/1. Wanneer een overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan een variabele energieprijs met een vaste vergoeding wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na minder dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, kan een vaste vergoeding worden aangerekend voor een periode van maximaal 6 maand.
Wanneer een overeenkomst voor de levering van elektriciteit aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na meer dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, wordt een vaste vergoeding aangerekend naar rato van het aantal leveringsdagen.]7
§ 2/4. [12 De inbreuken op de bepalingen van de paragrafen 2/1 tot 2/3/1 en 5 tot 5/2, alsook hun uitvoeringsbesluiten, worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen bedoeld in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.]12]2
§ 3. De leveranciers en tussenpersonen zien erop toe dat zij het elektriciteitsverbruik van hun eindafnemers aangesloten op het transmisssienet optimaliseren door hen met name diensten op het gebied van energiebeheer aan te bieden.
§ 4. [10 De leveranciers en tussenpersonen houden de ter zake dienende gegevens met betrekking tot al hun transacties in elektriciteitsleveringscontracten met afnemers die aangesloten zijn op het transmissienet of elektriciteitsderivaten met tussenpersonen die aangesloten zijn op het transmissienet, en de netbeheerder gedurende een periode van vijf jaar ter beschikking van de Europese Commissie, de federale overheden en de Belgische Mededingingsautoriteit, voor de uitvoering van hun taken.
De gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken tussenpersoon (grootafnemer) te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten.
De commissie kan bepaalde van deze gegevens ter beschikking stellen van de marktpartijen, voor zover er geen commercieel gevoelige, vertrouwelijke informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter over bepaalde marktpartijen of transacties wordt bekendgemaakt. Deze paragraaf is niet van toepassing op informatie betreffende de financiële instrumenten die vallen onder Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU. Wanneer de in het eerste lid bedoelde instanties inzage nodig hebben in de gegevens die worden bewaard door de entiteiten die onder voorgaande Richtlijn vallen, verstrekken deze entiteiten hen de gevraagde gegevens.]10]1
[11 § 5. Onder voorbehoud van het naleven van Boek VI van Wetboek van Economisch Recht, dient in het contract tussen de eindafnemer en zijn leverancier ten minste het volgende te zijn opgenomen:
1° de identiteit en het adres van de leverancier;
2° de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;
3° de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;
4° de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende prijzen, onderhoudskosten en gebundelde producten of diensten kan worden verkregen;
5° de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract en diensten, met inbegrip van producten of diensten die gebundeld zijn met die diensten (...) en of kosteloze opzegging van het contract is toegestaan;
6° alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van een onnauwkeurige of een te late facturering;
7° de methode voor het inleiden van een buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2019/944;
8° de informatie over consumentenrechten, met inbegrip van informatie over klachtenbehandeling en alle in deze bepaling bedoelde informatie, welke duidelijk wordt meegedeeld op de factuur of op de websites van het elektriciteitsbedrijf.
De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de sluiting of bevestiging van het contract verstrekt. Indien het contract door middel van tussenpersonen wordt gesloten, wordt de in deze bepaling vastgelegde informatie eveneens verstrekt voorafgaand aan de ondertekening van het contract.
[12 § 5/1. Met inachtneming van boek VI van het Wetboek van economisch recht en onverminderd andere bij of krachtens de wet voorgeschreven precontractuele informatievoorschriften, verstrekt de leverancier en, indien de overeenkomst wordt afgesloten via een tussenpersoon, ook de tussenpersoon, aan de huishoudelijke afnemer op een duurzame drager ten minste de volgende informatie, naast de in paragraaf 5 bedoelde informatie, op duidelijke, leesbare, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze voordat de huishoudelijke afnemer door een overeenkomst tot levering van elektriciteit wordt gebonden:
1° de voornaamste kenmerken van het goed;
2° het telefoonnummer en e-mailadres van de leverancier. Daarnaast bevat de informatie, wanneer de leverancier andere vormen van onlinecommunicatie verstrekt waarmee de huishoudelijke afnemer de schriftelijke correspondentie met de leverancier, waaronder de datum en het tijdstip van dergelijke correspondentie, op een duurzame gegevensdrager kan bewaren, gedetailleerde informatie over deze andere vormen. Al deze door de leverancier aangeboden communicatiemethoden stellen de huishoudelijke afnemer in staat snel contact met de leverancier op te nemen en efficiënt met hem te communiceren;
3° wanneer dat verschilt van het overeenkomstig de bepaling onder 1° verstrekte adres, het geografisch adres van de bedrijfsvestiging van de leverancier waaraan de huishoudelijke afnemer eventuele klachten kan richten;
4° een lijst van alle actieve producten van de leverancier, met maximaal twee A4 pagina's per product;
5° een tariefkaart en, indien mogelijk, een vergelijking van de voorwaarden van de door de leverancier aangeboden overeenkomst voor de levering van elektriciteit met de voorwaarden van de lopende overeenkomst voor de levering van elektriciteit van de huishoudelijke afnemer;
6° een hyperlink naar de website van zowel de commissie als de regionale regulatoren met de informatie over de instrumenten die de aanbiedingen van de leveranciers vergelijken;
7° de betalings- en uitvoeringsvoorwaarden;
8° de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig paragraaf 5/2, alsmede het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 1 bij deze wet;
9° de informatie dat ingeval de huishoudelijke afnemer het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig paragraaf 5/2, vierde lid, heeft gedaan, de huishoudelijke afnemer ertoe gehouden is de leverancier redelijke kosten te vergoeden overeenkomstig paragraaf 5/2, tiende lid;
10° in voorkomend geval, het bestaan van het sectoraal akkoord bedoeld in paragraaf 2/2 en het bestaan van gedragscodes betreffende de relaties tussen leverancier en huishoudelijke afnemer en hoe daarvan kopie verkrijgbaar is;
11° de andere contractuele voorwaarden.
De in het eerste lid bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen.
De leverancier verstrekt de huishoudelijke afnemer een kopie van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomst op papier of, indien de huishoudelijke afnemer hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager. Deze kopie of bevestiging omvat alle informatie waarnaar wordt verwezen in het eerste lid en in het eerste lid van paragraaf 5.
De bewijslast voor de naleving van de in de huidige paragraaf bedoelde informatievoorschriften ligt bij de leverancier.]12
[12 § 5/2. De huishoudelijke afnemer beschikt over een termijn van veertien dagen om de overeenkomst tot levering van elektriciteit zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die bepaald in het tiende lid. Onverminderd het tweede lid, verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen vanaf de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten.
Indien de leverancier de huishoudelijke afnemer niet de ingevolge paragraaf 5/1, eerste lid, 8°, verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke overeenkomstig het eerste lid vastgestelde herroepingstermijn.
Indien de leverancier de in paragraaf 5/1, eerste lid, 8°, bedoelde informatie aan de huishoudelijke afnemer heeft verstrekt binnen twaalf maanden vanaf de dag waarop de overeenkomst bedoeld in het eerste lid wordt gesloten, verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen vanaf de dag waarop de huishoudelijke afnemer die informatie heeft ontvangen.
Wanneer de huishoudelijke afnemer wenst dat de levering van elektriciteit aanvangt tijdens de in het eerste lid bepaalde herroepingstermijn, en de overeenkomst voor de huishoudelijke afnemer een betalingsverplichting inhoudt, vereist de leverancier dat de huishoudelijke afnemer daar uitdrukkelijk om verzoekt.
Voor het verstrijken van de herroepingstermijn stelt de huishoudelijke afnemer de leverancier op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de huishoudelijke afnemer:
1° gebruikmaken van het modelformulier voor herroeping, opgenomen in bijlage 1 van deze wet; of
2° een andere ondubbelzinnige verklaring afgeven waarin hij verklaart de overeenkomst te herroepen.
De huishoudelijke afnemer heeft zijn herroepingsrecht binnen de het eerste en het tweede lid bedoelde herroepingstermijn uitgeoefend indien hij de mededeling betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht verzendt voordat deze termijn is verstreken.
De leverancier kan, naast de in het vijfde lid bedoelde mogelijkheden, de huishoudelijke afnemer de mogelijkheid bieden het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 1 van deze wet, of een andere ondubbelzinnige verklaring op de website van de leverancier elektronisch in te vullen en toe te zenden. In deze gevallen deelt de leverancier de huishoudelijke afnemer onverwijld en op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de ontvangst van de herroeping mee.
De bewijslast ten aanzien van de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig het vijfde, zesde en zevende lid ligt bij de huishoudelijke afnemer.
De leverancier vergoedt alle van de huishoudelijke afnemer ontvangen betalingen, onverwijld en in elk geval veertien dagen na de dag waarop hij wordt geïnformeerd van de beslissing van de huishoudelijke afnemer om de overeenkomst overeenkomstig het vijfde, zesde en zevende lid te herroepen. De leverancier verricht de terugbetaling onder gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel als hetgeen door de huishoudelijke afnemer tijdens de oorspronkelijke transactie werd gebruikt, tenzij de huishoudelijke afnemer uitdrukkelijk met een ander betaalmiddel heeft ingestemd en met dien verstande dat de huishoudelijke afnemer als gevolg van zulke terugbetaling geen kosten mag hebben.
Indien een huishoudelijke afnemer het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een uitdrukkelijk verzoek overeenkomstig het vierde lid heeft gedaan, betaalt hij de leverancier een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat hij de leverancier ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst. Het evenredige bedrag dat de huishoudelijke afnemer aan de leverancier moet betalen wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst. Als de totale prijs excessief is, wordt het evenredige bedrag berekend op grondslag van de marktwaarde van het geleverde.
De huishoudelijke afnemer draagt geen kosten voor de levering die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn is verleend, indien:
1° de leverancier heeft nagelaten de informatie overeenkomstig paragraaf 5/1, eerste lid, 8° of 9°, te verstrekken; of
2° de huishoudelijke afnemer er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht met de uitvoering van de levering van elektriciteit te beginnen tijdens de herroepingstermijn overeenkomstig het vierde lid.
Tenzij anders bepaald in deze paragraaf, kan de huishoudelijke afnemer in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht.
De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om de overeenkomst uit te voeren. De uitoefening door de huishoudelijke afnemer van zijn herroepingsrecht overeenkomstig deze paragraaf stelt automatisch een einde aan elke aanvullende overeenkomst, zonder kosten voor de huishoudelijke afnemer, behoudens de kosten bedoeld in het tiende lid.]12
§ 6. Onder voorbehoud van het naleven van Boek VI van Wetboek van Economisch Recht, worden de eindafnemers op toereikende wijze in kennis gesteld van ieder voornemen de contractuele voorwaarden te wijzigen en worden zij op de hoogte gesteld van hun recht de overeenkomst op te zeggen wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Leveranciers stellen hun eindafnemers op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van aanpassingen van de leveringsprijs, alsmede van de redenen en voorwaarden voor de aanpassing en de reikwijdte ervan, en doen dit uiterlijk twee weken, en voor zover het huishoudelijke afnemers betreft, uiterlijk één maand vóór de aanpassing in werking treedt.
§ 7. De eindafnemers ontvangen van leveranciers transparante informatie over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten.
§ 8. De eindafnemers worden door leveranciers een ruime keuze van betalingswijzen geboden, die geen enkele categorie afnemers onnodig discrimineert. Ieder verschil in tarieven in verband met betalingsmethoden of vooruitbetalingsregelingen is objectief, niet-discriminerend en evenredig, en bedraagt niet meer dan de directe kosten die door de begunstigde worden gedragen voor het gebruik van een specifieke betalingsmethode of vooruitbetalingsregeling, in lijn met artikel 62 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad.
§ 9. De huishoudelijke afnemers die toegang hebben tot vooruitbetalingssystemen, op grond van § 8, ondervinden geen nadeel als gevolg van die systemen.
§ 10. De eindafnemers krijgen van leveranciers eerlijke en transparante algemene voorwaarden aangeboden die gesteld zijn in duidelijke en begrijpelijke taal en die geen niet-contractuele belemmeringen bevatten voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie.
§ 11. De eindafnemers hebben recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun leveranciers. Leveranciers handelen klachten eenvoudig, eerlijk en snel af.
§ 12. De commissie brengt een vertrouwensmerk uit dat kan toegekend worden aan een vergelijkingsinstrument waarin het aanbod aan leveranciers wordt vergeleken, met inbegrip van aanbiedingen van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs. De vereisten waaraan het vergelijkingsinstrument dient te voldoen om het vertrouwensmerk te ontvangen worden door de Koning bepaald, na advies van de commissie, maar zijn minstens de volgende:
1° het vergelijkingsinstrument wordt gratis aangeboden aan huishoudelijke afnemers en KMO's;
2° het vergelijkingsinstrument is onafhankelijk van marktdeelnemers en waarborgt dat elektriciteitsbedrijven in zoekresultaten gelijk worden behandeld;
3° het vergelijkingsinstrument vermeldt duidelijk wie de eigenaars zijn en welke natuurlijke of rechtspersoon het instrument beheert en controleert, alsook hoe het instrument worden gefinancierd;
4° het vergelijkingsinstrument hanteert duidelijke en objectieve criteria als basis voor de vergelijking, waaronder diensten, en vermeldt deze;
5° het vergelijkingsinstrument maakt gebruik van gewone en ondubbelzinnige bewoordingen;
6° het vergelijkingsinstrument geeft nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;
7° het vergelijkingsinstrument is toegankelijk voor personen met een handicap door waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te zijn;
8° het vergelijkingsinstrument biedt een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden, en
9° het vergelijkingsinstrument voert vergelijkingen uit waarbij de opgevraagde persoonlijke gegevens beperkt blijven tot gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vergelijking.]11
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 24, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012. Is van toepassing op de lopende overeenkomsten, niettegenstaande elk andersluidend contractueel beding>
(3)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
(4)<W 2021-07-21/11, art. 8, 059; Inwerkingtreding : 13-09-2021>
(5)<W 2021-06-04/21, art. 5, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(6)<W 2022-02-28/03, art. 9, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(7)<W 2022-02-28/03, art. 9,2°, 065; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
(8)<W 2022-10-23/01, art. 13, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(9)<W 2022-10-23/01, art. 14, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(10)<W 2022-10-23/01, art. 15, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(11)<W 2022-10-23/01, art. 16, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(12)<W 2023-11-05/07, art. 80, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 18bis.[1 § 1. [2 Elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is of elke natuurlijke of rechtspersoon die beschikt over een gebruiksrecht op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net zoals bepaald bij artikel 2, 41°, en waarbinnen distributie van elektriciteit plaatsvindt op een nominale spanning hoger dan 70 kV, moet dit net melden aan de Algemene Directie Energie minstens 2 maanden voorafgaand aan de ingebruikname of binnen een termijn van zes maanden volgend op de bekendmaking van de wet van [3 26 december 2013]3 houdende diverse bepalingen inzake energie.
Deze aanmelding gebeurt in viervoud en bevat onder meer :
1° de argumentatie dat het net voldoet aan de definitie van gesloten industrieel net volgens artikel 2, 41° ;
2° een functioneel schema van het gesloten industrieel net;
3° een verklaring van conformiteit met het technisch reglement voor wat betreft het deel van het gesloten industrieel net dat uitgebaat wordt op nominale spanning hoger dan 70 kV;
4° de aanduiding van de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op het betrokken net voor het verkrijgen van de hoedanigheid van beheerder van het gesloten industrieel net;
5° de verklaring door deze natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op het betrokken net dat hij zich verbindt tot het naleven van de bepalingen die krachtens deze wet op de beheerder van een gesloten industrieel net van toepassing zijn.
Op voorstel van de Algemene Directie Energie, na advies van de commissie en de netbeheerder en nadat de betrokken Gewesten de mogelijkheid werd geboden een advies uit te brengen binnen een termijn van 60 dagen, kan de minister een net erkennen als gesloten industrieel net.
Op voorstel van de Algemene Directie Energie, en na advies van de commissie en de netbeheerder, kan de minister de hoedanigheid van beheerder van een gesloten industrieel net toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op een net en een aanvraag heeft ingediend voor wat betreft het gedeelte uitgebaat op een nominale spanning hoger dan 70 kV.
De Algemene Directie Energie publiceert en actualiseert op haar internetsite de lijst van beheerders van gesloten industriële netten.]2
§ 2. In afwijking van de bepalingen van deze wet en meer bepaald van de artikel en 8 tot 10, [5 12 tot 12quater]5, 18 en 22 moeten de beheerders van gesloten industriële netten zich slechts aan volgende verplichtingen houden :
a) elke beheerder van een gesloten industrieel net onthoudt zich, in het kader van deze functie, van elke discriminatie tussen de gebruikers van zijn gesloten industrieel net;
b) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert aan de gebruikers van zijn gesloten industrieel net het recht om hun elektriciteit bij de leverancier van hun keuze aan te kopen en om van leverancier te veranderen, zonder de duur en de modaliteiten van hun contracten in het gedrang te brengen, binnen maximaal drie weken. De gebruiker van een gesloten industrieel net kan de beheerder van dit net gelasten om voor en namens hem zijn in aanmerking komen uit te oefenen. Om rechtsgeldig te zijn, moet dit mandaat uitdrukkelijk worden voorzien en kunnen worden herzien per contractuele periode;
c) de beheerder van een gesloten industrieel net bepaalt de modaliteiten voor de aansluiting en de toegang tot dit net in een contract met de gebruikers van het gesloten industrieel net. Deze contracten preciseren met name :
1° de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de werking van de op het gesloten industrieel net aangesloten installaties, het maximale aansluitingsvermogen en de kenmerken van de geleverde stroom;
2° de commerciële modaliteiten voor de aansluiting op en de toegang tot het gesloten industrieel net;
3° de voorwaarden voor onderbreking van de aansluiting wegens niet-naleving van de contractuele verplichtingen of omwille van de veiligheid van het gesloten industrieel net.
Deze contracten moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Zij moeten eveneens bepalen dat de commissie bevoegd is in geval van betwisting door een gebruiker van het gesloten industrieel net van de op dit net toegepaste tarieven. Iedere beslissing van de commissie ter zake kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij het [4 Marktenhof]4 overeenkomstig artikel 29bis.
De afsluiting van deze contracten is afhankelijk van de vestiging van de gebruiker van het gesloten industrieel net op het gesloten industrieel net;
d) de beheerder van een gesloten industrieel net bezorgt de gebruikers van het gesloten industrieel net dat hij beheert :
1° een gedetailleerde en duidelijke factuur, gebaseerd op hun verbruik of eigen injecties en op de in dit artikel bedoelde tariefbeginselen en/of tarieven;
2° een juiste verdeling, op hun facturen, van de meerkosten toegepast op de transmissiefacturen, met naleving van de beginselen van iedere meerkost;
3° de mededeling van de relevante gegevens van hun verbruik en/of injecties, evenals de informatie voor een efficiënte toegang tot het net;
e) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie van de gebruikers van zijn net, waarvan hij kennis heeft in het kader van zijn activiteiten, uitgezonderd elke wettelijke verplichting tot het vrijgeven van informatie;
f) de beheerder van een gesloten industrieel net bewijst de technische conformiteit van zijn net met de relevante bepalingen uit het technisch reglement ingevoerd met toepassing van artikel 11, waaronder die betreffende de aansluiting;
g) de beheerder van een gesloten industrieel net exploiteert en onderhoudt zijn net en houdt hierbij toezicht, gelet op de kenmerken van het gesloten industrieel net, op de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van dit net, en dit in economisch aanvaardbare omstandigheden, met respect voor het milieu en de energie-efficiëntie.
§ 3. In afwijking van de bepalingen van deze wet en met name van haar artikel en [5 12 tot 12quater]5 past iedere beheerder van een gesloten industrieel net alsook iedere beheerder van een gesloten distributienet, voor zover de toepasselijke regionale bepalingen een regime van gesloten distributienet implementeren, voor de aansluiting, de toegang en de ondersteunende diensten van toepassing op dit net, tariefbeginselen en/of tarieven toe in overeenstemming met volgende richtsnoeren :
1° de tariefbeginselen en/of tarieven zijn niet-discriminerend, gebaseerd op de kosten en een redelijke winstmarge;
2° de tariefbeginselen en/of tarieven zijn transparant; zij worden uitgewerkt in functie van hun parameters en worden vooraf door de beheerder van het gesloten industrieel of het gesloten distributienet meegedeeld aan de netgebruikers en de bevoegde regulatoren;
3° het tarief dat door de beheerder van een gesloten industrieel of distributienet op de gebruikers van dit net wordt toegepast, omvat de kosten voor toegang, aansluiting en ondersteunende diensten, alsook desgevallend, de kosten die verband houden met de bijkomende lasten die het gesloten industrieel of distributienet moet dragen om het transmissie- of distributienet waarop hij aangesloten is te gebruiken. De beheerder van het gesloten industrieel net wordt gelijkgesteld met de netgebruikers die geen distributienetbeheerders zijn voor de toepassing van de tarieven die toegepast worden door de netbeheerder op de beheerder van het gesloten industrieel net;
4° de afschrijvingstermijnen en de winstmarges worden door de beheerder van het gesloten industrieel of distributienet gekozen binnen de marges tussen de waarden die hij toepast in zijn belangrijkste bedrijfssector en de marges die worden toegepast in de distributienetten;
5° de tariefbeginselen zijn, wat de aansluiting, de versterking ervan en de vernieuwing van de uitrusting van het net betreft, afhankelijk van de mate van socialisering of individualisering van de investeringen eigen aan de locatie, rekening houdend met het aantal gebruikers van het gesloten industrieel of distributienet.
§ 4. [2 ...]2 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 25, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2014-05-08/23, art. 9, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(4)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(5)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 18bis_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. [2 Elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is of elke natuurlijke of rechtspersoon die beschikt over een gebruiksrecht op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net zoals bepaald bij artikel 2, 41°, en waarbinnen distributie van elektriciteit plaatsvindt op een nominale spanning hoger dan 70 kV, moet dit net melden aan de Algemene Directie Energie minstens 2 maanden voorafgaand aan de ingebruikname of binnen een termijn van zes maanden volgend op de bekendmaking van de wet van [3 26 december 2013]3 houdende diverse bepalingen inzake energie. Deze aanmelding gebeurt in viervoud en bevat onder meer : 1° de argumentatie dat het net voldoet aan de definitie van gesloten industrieel net volgens artikel 2, 41° ; 2° een functioneel schema van het gesloten industrieel net; 3° een verklaring van conformiteit met het technisch reglement voor wat betreft het deel van het gesloten industrieel net dat uitgebaat wordt op nominale spanning hoger dan 70 kV; 4° de aanduiding van de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op het betrokken net voor het verkrijgen van de hoedanigheid van beheerder van het gesloten industrieel net; 5° de verklaring door deze natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op het betrokken net dat hij zich verbindt tot het naleven van de bepalingen die krachtens deze wet op de beheerder van een gesloten industrieel net van toepassing zijn. Op voorstel van de Algemene Directie Energie, na advies van de commissie en de netbeheerder en nadat de betrokken Gewesten de mogelijkheid werd geboden een advies uit te brengen binnen een termijn van 60 dagen, kan de minister een net erkennen als gesloten industrieel net. Op voorstel van de Algemene Directie Energie, en na advies van de commissie en de netbeheerder, kan de minister de hoedanigheid van beheerder van een gesloten industrieel net toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op een net en een aanvraag heeft ingediend voor wat betreft het gedeelte uitgebaat op een nominale spanning hoger dan 70 kV. De Algemene Directie Energie publiceert en actualiseert op haar internetsite de lijst van beheerders van gesloten industriële netten.]2 § 2. In afwijking van de bepalingen van deze wet en meer bepaald van de artikel en 8 tot 10, [6 12 tot 12quater]6, 18 en 22 moeten de beheerders van gesloten industriële netten zich slechts aan volgende verplichtingen houden : a) elke beheerder van een gesloten industrieel net onthoudt zich, in het kader van deze functie, van elke discriminatie tussen de gebruikers van zijn gesloten industrieel net; b) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert aan de gebruikers van zijn gesloten industrieel net het recht om hun elektriciteit bij de leverancier van hun keuze aan te kopen en om van leverancier te veranderen, zonder de duur en de modaliteiten van hun contracten in het gedrang te brengen, binnen maximaal drie weken. De gebruiker van een gesloten industrieel net kan de beheerder van dit net gelasten om voor en namens hem zijn in aanmerking komen uit te oefenen. Om rechtsgeldig te zijn, moet dit mandaat uitdrukkelijk worden voorzien en kunnen worden herzien per contractuele periode; c) de beheerder van een gesloten industrieel net bepaalt de modaliteiten voor de aansluiting en de toegang tot dit net in een contract met de gebruikers van het gesloten industrieel net. Deze contracten preciseren met name : 1° de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de werking van de op het gesloten industrieel net aangesloten installaties, het maximale aansluitingsvermogen en de kenmerken van de geleverde stroom; 2° de commerciële modaliteiten voor de aansluiting op en de toegang tot het gesloten industrieel net; 3° de voorwaarden voor onderbreking van de aansluiting wegens niet-naleving van de contractuele verplichtingen of omwille van de veiligheid van het gesloten industrieel net. Deze contracten moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Zij moeten eveneens bepalen dat de commissie bevoegd is in geval van betwisting door een gebruiker van het gesloten industrieel net van de op dit net toegepaste tarieven. Iedere beslissing van de commissie ter zake kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij het [5 Marktenhof]5 overeenkomstig artikel 29bis. De afsluiting van deze contracten is afhankelijk van de vestiging van de gebruiker van het gesloten industrieel net op het gesloten industrieel net; d) de beheerder van een gesloten industrieel net bezorgt de gebruikers van het gesloten industrieel net dat hij beheert : 1° een gedetailleerde en duidelijke factuur, gebaseerd op hun verbruik of eigen injecties en op de in dit artikel bedoelde tariefbeginselen en/of tarieven; 2° een juiste verdeling, op hun facturen, van de meerkosten toegepast op de transmissiefacturen, met naleving van de beginselen van iedere meerkost; 3° de mededeling van de relevante gegevens van hun verbruik en/of injecties, evenals de informatie voor een efficiënte toegang tot het net; e) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie van de gebruikers van zijn net, waarvan hij kennis heeft in het kader van zijn activiteiten, uitgezonderd elke wettelijke verplichting tot het vrijgeven van informatie; f) de beheerder van een gesloten industrieel net bewijst de technische conformiteit van zijn net met de relevante bepalingen uit het technisch reglement ingevoerd met toepassing van artikel 11, waaronder die betreffende de aansluiting; g) de beheerder van een gesloten industrieel net exploiteert en onderhoudt zijn net en houdt hierbij toezicht, gelet op de kenmerken van het gesloten industrieel net, op de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van dit net, en dit in economisch aanvaardbare omstandigheden, met respect voor het milieu en de energie-efficiëntie. § 3. [4 ...]4 § 4. [2 ...]2 ]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 25, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2014-05-08/23, art. 9, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(4)<DVR 2015-11-27/05, art. 48, 039; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(5)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(6)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 18ter.[1 De bepalingen met betrekking tot een gesloten industrieel net, zoals vermeld in artikel 18bis, §§ 2 en 3, zijn omwille van de technische en economische ondeelbaarheid van het net van toepassing op het tractienet spoor, voor zover de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur in geen andere regeling voorziet.
Op voorstel van de Algemene Directie Energie, na advies van de commissie en de netbeheerder en nadat de betrokken Gewesten de mogelijkheid werd geboden een advies uit te brengen binnen een termijn van 60 dagen, kan de minister de hoedanigheid van beheerder van het tractienet spoor toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op het betrokken net.]1
----------
(1)<W 2013-12-26/14, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.19.§ 1. [1 ...]1.
§ 2. Onverminderd lopende contracten en de verplichtingen van België krachtens internationale verdragen, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, in welke mate en tegen welke voorwaarden de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op producenten of tussenpersonen die ressorteren onder Staten die geen lid zijn van de Europese Unie.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 27, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Flexibiliteitbeheer.]1
----------
(1)
Art. 19bis.[1 § 1. [2 Onverminderd de technische voorschriften opgelegd door de bevoegde overheden, heeft elke eindafnemer het recht om zijn flexibiliteit te valoriseren en kan hij hiervoor een beroep doen op zijn leverancier of een aanbieder van flexibiliteitsdiensten van zijn keuze.
Elke eindafnemer is de eigenaar van alle meetgegevens met betrekking tot zijn elektrische installaties. Hij moet er kosteloos over kunnen beschikken binnen de termijnen die verenigbaar zijn met het vergroten van zijn flexibiliteit in alle betrokken markten en bijbehorende processen.
Elke aanbieder van flexibiliteitsdiensten dient de verantwoordelijkheid voor het evenwicht van de flexibiliteit die hij beheert toe te vertrouwen aan een evenwichtsverantwoordelijke.]2
§ 2. [2 Op voorstel van de netbeheerder legt de commissie, na overleg met de bevoegde gewestelijke overheden, de regels vast voor de organisatie van de energieoverdracht via een aanbieder van flexibiliteitsdiensten. Het voorstel van de netbeheerder wordt opgesteld na raadpleging van de marktspelers.
In de zin van dit hoofdstuk verstaat men onder energieoverdracht een activering van de flexibiliteit waarbij een leverancier en een aanbieder van flexibiliteitsdiensten betrokken zijn die een afzonderlijke evenwichtsverantwoordelijke hebben en/of een aanbieder van flexibiliteitsdiensten die niet hun leverancier is.
De in het eerste lid bedoelde regels zijn van toepassing op de day-ahead-markt, de intraday-markt, de strategische reservemarkt en de markt ter compensatie van de kwartuuronevenwichten, met uitzondering van de markt tot activatie van de primaire frequentieregeling.
Zij bepalen in het bijzonder:
1° de principes voor de bepaling van het geactiveerde flexibiliteitsvolume;
2° de principes om het kwartuuronevenwicht te corrigeren dat is ontstaan door de activering van de flexibiliteit door een aanbieder van flexibiliteitsdiensten;
3° de uitwisseling van informatie en gegevens nodig voor de implementatie van de energieoverdracht;
4° de gefaseerde implementatie van de energieoverdracht in de verschillende hoger genoemde markten.]2
§ 3. Na raadpleging van de marktspelers bepaalt de Commissie de volgende elementen :
1° de regels die moeten gevolgd worden inzake de vergoeding van de overgedragen energie;
2° ondanks artikel V.2 van het Wetboek van economisch recht, de formule(s) voor de bepaling van de standaardprijs voor de overdracht;
3° de mechanismen voor de van de aanbieder van flexibiliteitsdiensten te verkrijgen financiële en contractuele garanties.
§ 4. Indien er geen akkoord bereikt is bij de commerciële onderhandeling tussen de marktspelers past de CREG, na raadpleging van die marktspelers, de formule(s) voor de standaardprijs van de overdracht toe.
§ 5. De Commissie stelt een model op met van toepassing zijnde standaardclausules tussen de aanbieder van flexibiliteitsdiensten en de leverancier bij gebrek aan een akkoord over de modaliteiten van hun contractuele relatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-13/06, art. 6, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(2)<W 2022-10-23/01, art. 18, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 19ter.[1 § 1. [2 De netbeheerder staat in voor het beheer van de flexibiliteitsgegevens voor wat betreft de valorisatie van de flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt, zoals bedoeld in artikel 19bis.
Hiertoe is hij in het bijzonder belast met de volgende taken, met inachtneming van de bepalingen van het technisch reglement:
1° de informatie nodig voor de berekening van het flexibiliteitsvolume met een energieoverdracht, met inachtneming van de vertrouwelijkheid ervan, verzamelen, berekenen, verwerken en overmaken;
2° de markt regelmatig opvolgen en monitoren en de commissie op de hoogte brengen van elke eventuele aanwijzing van manipulatie die een invloed heeft op de bepaling van de geactiveerde flexibiliteitsvolumes met een energieoverdracht;
3° zorgen voor een veilig gegevensbeheer en aan de eigenaar van de gegevens tegelijkertijd een niet-discriminerende toegang tot deze gegevens garanderen.]2
§ 2. Wat betreft het beheer van flexibiliteitsgegevens betreffende de eindafnemers aangesloten op de distributienetten, komt de netbeheerder overeen met de personen die door de bevoegde gewestelijke overheden werden belast met het beheer van de flexibiliteitsgegevens en de meet- en submeetgegevens van de eindafnemers.
§ 3. De bijkomende kosten die de netbeheerder maakt bij de uitoefening van zijn opdrachten bedoeld in de voorgaande paragrafen, met inbegrip van de kosten van een eventuele externe controle die zou worden opgesteld met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 13°, worden gedekt door passende reguleringsmechanismen voorzien in de tariefmethodologie bedoeld in artikel 12.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-07-13/06, art. 6, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(2)<W 2022-10-23/01, art. 19, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
HOOFDSTUK IVter. [1 - Rechten en plichten van actieve afnemers.]1
----------
(1)
Art. 19quater. [1 § 1. Onverminderd de technische vereisten opgelegd door de bevoegde autoriteiten, heeft elke actieve afnemer aangesloten op het transmissienet de volgende rechten:
1° het recht om deel te nemen aan elektriciteitsdiensten;
2° het recht om een aggregatiecontract af te sluiten, zonder dat hij daartoe toestemming moet krijgen van andere marktdeelnemers;
3° het recht om zelf opgewekte elektriciteit te verkopen, onder meer door middel van stroomafname-overeenkomsten;
4° het recht om zijn flexibiliteit te valoriseren, in overeenstemming met artikel 19bis;
5° het recht om het beheer van de faciliteiten die nodig zijn voor zijn activiteiten, inclusief installatie, bediening, gegevensverwerking en onderhoud, aan een derde te delegeren, zonder dat die derde als een actieve afnemer wordt beschouwd;
6° het recht om zelfopgewekte elektriciteit te verbruiken;
7° het recht om elektriciteit op te slaan door middel van een energieopslagfaciliteit, ongeacht of deze elektriciteit zelf is opgewekt of van het net is afgenomen.
Een actieve afnemer die eigenaar is van een energieopslagfaciliteit:
1° heeft het recht om die installatie binnen een redelijke termijn en indien van toepassing op het transmissienet aan te sluiten;
2° heeft het recht om meerdere elektriciteitsdiensten tegelijk te leveren, indien technisch mogelijk;
3° krijgt geen dubbele tarieven aangerekend, waaronder transmissienettarieven, voor opgeslagen elektriciteit op zijn eigen terrein of als hij flexibiliteitsdiensten levert aan de netbeheerder;
4° en wordt niet onderworpen aan onevenredige vereisten met betrekking tot vergunningen, zoals bedoeld in artikel 4, of aan onevenredige vergoedingen.
De actieve afnemer heeft het recht om de in de eerste lid bedoelde activiteiten uit te oefenen, zonder onderworpen te zijn aan onevenredige of discriminerende technische vereisten, of aan administratieve vereisten, procedures en heffingen die de kosten niet weerspiegelen.
Elke actieve afnemer is financieel verantwoordelijk voor het onevenwicht dat hij veroorzaakt op het transmissienet. De verantwoordelijkheid wordt verzekerd voor het evenwicht van zijn activiteiten of door deze verantwoordelijkheid te delegeren aan een persoon die verantwoordelijk is voor het evenwicht.
De Koning kan in het in artikel 11, § 1 bedoelde Technisch Reglement, de nadere regels bepalen inzake de financiële verantwoordelijkheid van de actieve afnemer voor het onevenwicht dat hij veroorzaakt op het transmissienet.
§ 2. Elke contractuele clausule in een leveringscontract of ander contract tussen een afnemer of een onderneming aangesloten op het transmissienet en een elektriciteitsbedrijf, of elke onrechtmatige betaling of sanctie in het kader van een dergelijk contract die van invloed is op het recht van de afnemer of onderneming die aangesloten is op het transmissienet om flexibiliteitsdiensten of elektriciteitsdiensten anders dan de levering te kopen of verkopen of om een contract aan te gaan met een aanbieder van flexibiliteit, of die inbreuk maken op de rechten van de actieve afnemer zoals vermeld in paragraaf 1, is nietig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-10-23/01, art. 21, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 19quinquies. [1 § 1. Onverminderd de technische vereisten opgelegd door de bevoegde autoriteiten, en onverminderd de bevoegdheid van de Gewesten, bedoeld in artikel 6, § 1, VII, eerste lid, a), en tweede lid, d), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, heeft een energiegemeenschap van burgers die eigenaar is van energieopslagfaciliteiten die rechtstreeks aangesloten is of zijn op het transmissienet het recht om, wat deze opslagfaciliteiten betreft geen dubbele tarieven aangerekend te krijgen, waaronder transmissienettarieven, voor opgeslagen elektriciteit op zijn eigen terrein of als het flexibiliteitsdiensten levert aan de netbeheerder, en wordt, wat deze opslagfaciliteiten betreft, niet onderworpen aan onevenredige vereisten met betrekking tot vergunningen, zoals bedoeld in artikel 4, of onevenredige vergoedingen die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren.
Elke energiegemeenschap van burgers is financieel verantwoordelijk voor het onevenwicht dat hij veroorzaakt op het transmissienet. De verantwoordelijkheid wordt verzekerd voor het evenwicht van zijn activiteiten of door deze verantwoordelijkheid te delegeren aan een persoon die verantwoordelijk is voor het evenwicht.
De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze paragraaf.
§ 2. Onverminderd de technische vereisten opgelegd door de bevoegde autoriteiten, wordt aan elke hernieuwbare energiegemeenschap het recht toegekend om een of meer van de volgende activiteiten uit te voeren:
1° energie produceren uit een installatie, waarbij de energiegemeenschap één van de eigenaars is van de productie-installatie of over de gebruiksrechten beschikt;
2° het zelfverbruik van de energie, vermeld in punt 1° ;
3° energie opslaan door middel van een opslagfaciliteit;
4° energiediensten aanbieden of eraan deelnemen;
5° optreden als dienstverlener van flexibiliteit of aggregatie of deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie;
6° de energie, vermeld in punt 1°, verkopen, ook met een stroomafnameovereenkomst op het transmissienet;
De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning en deelname aan hernieuwbare-energiegemeenschappen.
Een hernieuwbare-energiegemeenschap heeft het recht om de in de eerste lid bedoelde activiteiten uit te oefenen, zonder onderworpen te zijn aan onevenredige of discriminerende technische vereisten, of aan administratieve vereisten, procedures en heffingen die geen kosten weerspiegelen.
§ 3. Elke contractuele clausule in een leveringscontract of ander contract tussen een energiegemeenschap van burgers en een elektriciteitsbedrijf, of elke onrechtmatige betaling of sanctie in het kader van een dergelijk contract die van invloed is op het recht van de energiegemeenschap van burgers om flexibiliteitsdiensten of elektriciteitsdiensten anders dan de levering te kopen of verkopen en om een contract aan te gaan met een aanbieder van flexibiliteit, of die inbreuk maken op de rechten van de energiegemeenschap van burgers zoals vermeld in § 1, is nietig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-10-23/01, art. 22, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
HOOFDSTUK V. - Tarifering, openbare dienstverplichtingen, boekhouding.
Art.20.§ 1. (§ 1. Na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad kan de federale minister bevoegd voor economie de maximumprijzen vaststellen voor de levering van elektriciteit aan eindafnemers [1 ...]1.) <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
§ 2. (Na advies van de commissie en overleg met de gewesten kan de federale minister bevoegd voor economie, na beraadslaging in Ministerraad, maximumprijzen vaststellen per kWh geldig voor het gehele grondgebied, voor de levering van elektriciteit aan [7 beschermde residentiële afnemers]7 [2 ...]2. (...) <W 2005-06-01/32, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
De elektriciteitsbedrijven verzekeren de bevoorrading van [7 beschermde residentiële afnemers]7 tegen de maximumprijzen bepaald krachtens het eerste lid en voeren een afzonderlijke boekhouding voor deze activiteit.
(lid 3 opgeheven) <W 2005-07-20/41, art. 65, 2°, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
(lid 4 opgeheven) <W 2005-07-20/41, art. 65, 2°, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
De bepalingen van de wet van 22 januari 1945 op de economische reglementering en de prijzen zijn van toepassing, met uitzondering van artikel 2, § 4, laatste lid, en § 5, voor de bepaling van de maximumprijzen bedoeld in paragraaf 1 en in het eerste lid.) <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[6 De Koning bepaalt, na advies van de commissie, de criteria voor de beoordeling van het aantal huishoudens dat kampt met energiearmoede.]6
[2 § 2/1. Voor de toepassing van de maximumprijzen bedoeld in § 2, wordt beschouwd als beschermde residentiële afnemer [7 elke huishoudelijke afnemer die kan bewijzen]7 dat hijzelf of iedere persoon die onder hetzelfde dak leeft een beslissing geniet tot toekenning van:
1° door een OCMW,
a) het leefloon toegekend in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
b) een financiële maatschappelijke dienstverlening, die geheel of gedeeltelijk door de Federale Staat ten laste wordt genomen op grond van artikel 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
c) een wachtuitkering op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, de inkomensgarantie voor ouderen of de uitkering voor personen met een handicap;
2° door de FOD Sociale Zekerheid Directie Generaal Personen met een Handicap,
a) de inkomensvervangende tegemoetkoming bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
b) de integratietegemoetkoming bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
c) een tegemoetkoming bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
d) een aanvullende tegemoetkoming, bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
e) de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bedoeld in artikel 2, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
f) ten minste 4 punten in pijler 1 bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002;
3° door een instelling van een gewest of een gemeenschap, een tegemoetkoming voor de hulp aan bejaarden die de Koning gelijkstelt met de in 2°, e), bedoelde tegemoetkoming;
4° op basis van een decreet of ordonnantie genomen beslissing tot [7 toekenning]7 van een aantal punten of een score aan een kind die de Koning gelijkstelt met een in 2°, f), bedoelde beslissing;
5° door de Federale Pensioendienst,
a) het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, bedoeld in de wet van 1 april 1969 tot instelling van het ingesteld gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
b) de inkomensgarantie voor ouderen, bedoeld in de wet van 22 maart 2001, tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;
c) een tegemoetkoming voor hulp van derden bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
d) een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
[4 6° voor zichzelf de verhoogde verzekeringstegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 19, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.]4
Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de lijst van beschermde residentiële afnemers, bedoeld in het eerste lid, door de Koning gewijzigd [3 of aangevuld]3 worden. Elk besluit dat voor dit doel wordt genomen, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.]2
[7 § 2/2. De toepassing van de maximumprijzen bedoeld in paragraaf 2 is niet van toepassing op:
1° tweede verblijfsplaatsen;
2° gemeenschappelijke delen van appartementsgebouwen;
3° professionele klanten;
4° occasionele klanten, tijdelijke aansluitingen.]7
§ 3. De maximumprijzen bedoeld in §§ 1 en 2 worden zodanig vastgesteld dat :
1° kruissubsidies tussen categorieën van afnemers worden vermeden;
2° wordt gewaarborgd dat een billijk deel van de productiviteitsverbetering ingevolge de openstelling van de elektriciteitsmarkt op evenwichtige wijze ten goede komt van residentiële en professionele afnemers, waaronder de kleine en middelgrote ondernemingen, in de vorm van een vermindering van de tarieven;
3° de tarieven voor de in 2° bedoelde afnemers geleidelijk worden afgestemd op de beste tariefpraktijken in hetzelfde marktsegment in de andere lidstaten van de Europese Unie, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de distributiesector.
(4° het recht van toegang tot energie, goed van eerste levensbehoefte, wordt gewaarborgd, waarbij in het bijzonder, in het kader van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor concurrentie, de continuïteit van de sociale voordelen toepasbaar op bepaalde catego-rieën residentiële verbruikers inzake aansluitingen en tarieven wordt verzekerd;) <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
(5° erop wordt toegezien dat eindafnemers genieten van de voordelen die uit het afschrijvingsbeleid gevoerd in het gereguleerde systeem zullen voortvloeien;) <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
(6° de transparantie in termen van tarieven wordt gewaarborgd en de rationele consumptiegedragingen worden bevorderd.) <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
§ 4. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na overleg met de gewestregeringen, kan de Koning de minister machtigen om, (na advies van de commissie), minimumprijzen vast te stellen voor de aankoop van elektriciteit geproduceerd door middel van warmtekrachtkoppeling en die beantwoordt aan de door Hem bepaalde kwaliteitscriteria, met het oog op de levering aan [1 eindafnemers]1. <W 2003-03-20/49, art. 21, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[5 § 5. Wanneer voor de levering van elektriciteit aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, van toepassing zijn, brengt de leverancier de huishoudelijke afnemer hiervan onverwijld in kennis en bezorgt een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier wijst de huishoudelijke afnemer op zijn vrije keuze tussen het overzicht van al zijn actieve producten. De leverancier wijst tevens op een duidelijk zichtbare manier op het feit dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is en dat de huishoudelijke afnemer steeds het recht heeft om te veranderen van leverancier overeenkomstig artikel 18, § 2/3. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. De kennisgeving, dit overzicht en de informatie inzake gewestelijke regulatoren en het recht krachtens artikel 18, § 2/3, wordt aan de huishoudelijke afnemer ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk werd gecommuniceerd wanneer die afnemer nog de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in paragrafen 1/1 of 2, genoot.
Wanneer voor de levering van elektriciteit aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, van toepassing zijn, past de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product toe van het product dat van toepassing was tijdens de periode dat de huishoudelijk afnemer de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 1/1 of 2, genoot.]5
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 28, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2019-05-02/30, art. 6, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<W 2020-12-20/09, art. 67, 055; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(4)<KB 2021-01-28/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(5)<W 2022-02-28/03, art. 10, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(6)<W 2022-10-23/01, art. 23, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(7)<W 2023-03-15/09, art. 5, 069; Inwerkingtreding : 31-03-2023>
Art. 20bis.[1 § 1. Teneinde de controle waarin § 3 voorziet te kunnen uitvoeren, stelt de commissie voor elke leverancier, voor elk variabel contracttype, evenals elk nieuw contracttype, en in overleg met hem, binnen twee maanden na de bekendmaking van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, een gegevensbank op teneinde de methodologie te registreren voor de berekening van de variabele energieprijzen, waaronder de parameters en de indexeringsformules die daarbij gehanteerd worden. Hiertoe kan de commissie extra informatie opvragen in het kader van haar opdracht.
§ 2. De variabele energieprijs voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s kan maximaal vier keer per jaar, en steeds de eerste dag van een trimester, geïndexeerd worden.
Binnen drie werkdagen volgend op de indexering publiceren de leveranciers voor contracten met variabele energieprijzen, de desbetreffende indexeringsformules voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers [4 en KMO's]4 op hun website, alsook de eventuele wijzigingen aan die formules.
§ 3. Binnen vijf dagen na elke indexering, die plaatsgrijpt na de registratie van de variabele energieprijzen overeenkomstig § 1, bezorgt elke leverancier aan de commissie een overzicht van de wijze waarop deze werd aangepast op grond van de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule. De commissie gaat na of de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule correct werd toegepast en in overeenstemming is met de gegevens zoals die zijn doorgegeven in het kader van § 1. [2 De commissie gaat tevens na of de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis. ]2
§ 4. De commissie stelt vast [3 ...]3 of de indexeringsformule zoals bedoeld in § 1 van de energiecomponent voor levering van elektriciteit met variabele energieprijs aan huishoudelijke eindafnemers en kmo's correct werd toegepast. [2 De commissie stelt tevens vast of de indexeringsformule zoals bedoeld in § 1 conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis.]2
De commissie doet op eigen initiatief een vaststelling in geval een leverancier geen aangifte doet van de in § 2 bedoelde gegevens. binnen de bovenvermelde termijnen, na ingebrekestelling van de leverancier om zijn aangifteplicht krachtens § 3 na te komen.
De commissie zendt per aangetekende brief met ontvangstmelding haar vaststelling over aan de leverancier binnen vijf werkdagen volgend op diens verklaring bedoeld in § 3 of volgend op de datum waarop zij op eigen initiatief is tussengekomen overeenkomstig het tweede lid. De leverancier heeft het recht de vaststelling door de commissie te betwisten binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de vaststelling. Betwistingen worden voorgelegd aan een neutraal en door beide partijen aanvaard lid van het Belgisch Instituut voor Bedrijfsrevisoren, dat binnen dertig dagen en op kosten van de in het ongelijk gestelde partij een bindende vaststelling doet die vaststelt of de indexeringsformule van de energiecomponent voor levering van elektriciteit met variabele energieprijs aan huishoudelijke afnemers en K.M.O.'s [2 correct werd toegepast en of deze indexeringsformule conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis.]2.
[2 Nadat de in het eerste lid vermelde vaststelling definitief is geworden, maant de commissie de leverancier aan om de betrokken klanten te crediteren voor het teveel aangerekende deel van de energiecomponent. De commissie legt aan de leverancier tevens een administratieve geldboete op ter hoogte van het totaal bedrag dat aan de klanten gecrediteerd dient te worden.]2
[2 § 4bis. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad legt de Koning, na voorstel van de commissie, een exhaustieve lijst vast van toegelaten criteria met het oog op de uitwerking door elkeen van de leveranciers van de indexeringsparameters opdat deze beantwoorden aan transparante, objectieve en niet-discriminataire criteria en de werkelijke bevooradingskosten vertegenwoordigen.
Met het oog op de monitoring, brengt de commissie jaarlijks verslag uit aan de regering betreffende de evolutie van de indexeringsparameters van de leveranciers.]2
§ 5. De leverancier geeft elke stijging van de variabele energieprijs voor huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s die niet het gevolg is van een beslissing van de bevoegde overheid, regulator, netbeheerder, distributienetbeheerder of die niet voortvloeit uit de toepassing van de § § 2 tot 4, per aangetekende brief met ontvangstmelding aan bij de commissie.
De melding aan de commissie gaat vergezeld van een motivering van de stijging van de variabele prijs zoals bedoeld in het eerste lid.
De inwerkingtreding van de stijging zoals bedoeld in het eerste lid wordt geschorst gedurende de duur van de in deze paragraaf bepaalde procedure.
De commissie oordeelt [3
]3 of de motivering van de stijging gerechtvaardigd is aan de hand van objectieve parameters, onder andere op basis van een permanente vergelijking van de energiecomponent voor de levering van elektriciteit en aardgas aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s met het gemiddelde van de energiecomponent in de zone Noordwest-Europa.
Op initiatief van de commissie [3
]3 wordt een beslissing genomen door de commissie in geval van afwezigheid van aangifte door een leverancier, na ingebrekestelling per aangetekende brief met ontvangstmelding van de leverancier om zijn aangifteplicht krachtens het eerste lid na te komen.
De commissie zendt [3
]3 haar beslissing over aan de leverancier binnen vijf werkdagen volgend op diens verklaring bedoeld in het eerste lid of volgend op de datum waarop zij op eigen initiatief is tussengekomen overeenkomstig het vijfde lid.
Indien de opwaartse aanpassing van de energiecomponent niet gerechtvaardigd is, knoopt de leverancier onderhandelingen aan met de commissie [3
]3 met het oog op het afsluiten van een akkoord over de variabele prijs voor de energiecomponent voor de levering aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s. De commissie overlegt met de Nationale Bank van België.
In geval van mislukking van de onderhandelingen binnen een termijn van twintig dagen vanaf de ontvangst door de commissie van voormelde aangifte, kan de commissie [3
]3 het geheel of een deel van de geplande stijging verwerpen. De commissie motiveert en deelt haar beslissing per aangetekende brief met ontvangstmelding mee aan de leverancier, onverminderd de rechtsmiddelen van de leveranciers overeenkomstig artikel 29bis.
De leveranciers publiceren de goedgekeurde stijging van hun energiecomponent voor levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s op hun website na afloop van deze procedure, binnen vijf werkdagen na de kennisname van de beslissing van de commissie.
Ingeval de commissie vaststelt dat de leveranciers hun verplichtingen krachtens deze paragraaf niet naleven binnen een termijn van twee maanden na de mededeling van haar beslissing aan de betrokken leverancier, kan ze de genoemde leverancier in gebreke stellen om zich te schikken naar zijn verplichtingen. Indien de leverancier nalaat dit te doen binnen een termijn van drie maanden na deze ingebrekestelling, kan de commissie hem een administratieve boete opleggen, bij afwijking van artikel 31. Deze boete mag 150.000 euro niet overschrijden.
[3 De commissie neemt de strikte vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens in acht.]3
§ 6. Er wordt onder het gezag van de commissie een Fonds opgericht dat beheerd wordt door de commissie en dat bestemd is voor de vermindering van de federale bijdrage.
De administratieve geldboetes worden gestort in het fonds ter vermindering van de federale bijdrage, opgericht door art. 20bis, § 6.
§ 7. Het mechanisme ingevoerd door dit artikel maakt het voorwerp uit van een jaarlijkse monitoring en een jaarlijks verslag door de commissie en de Nationale Bank van België teneinde met name de risico's van de marktverstorende effecten te identificeren.
Tot 31 december 2014, kan de Koning bij belangrijke marktverstorende effecten, op elk moment beslissen om een einde te stellen aan het mechanisme van dit artikel op voorstel van de minister bij besluit overlegd in Ministerraad op basis van de monitoring en het jaarverslag bedoeld in het eerste lid.
Ten laatste zes maanden vóór 31 december 2014, stellen de commissie en de Nationale Bank van België een evaluatierapport op over dit mechanisme ingesteld door dit artikel . Op basis van dit rapport kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister, het verlengen met een nieuwe periode van drie jaar, indien een hernieuwing nodig is volgens een identieke procedure, indien hij vaststelt dat de transparantie- en mededingingsvoorwaarden nog steeds niet vervuld zijn en dat de bescherming van de consument nog steeds niet gewaarborgd is. Op basis van de monitoring en het jaarverslag van de commissie en de Nationale Bank bedoeld in het eerste lid, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister, op elk moment besluiten om aan het mechanisme van dit artikel een eind te maken in aanwezigheid van belangrijke marktverstorende effecten.]1
NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 20bis, § 2, tweede lid in zoverre het niet voorziet in de publicatie van de indexeringsformules voor de levering van elektriciteit aan kleine en middelgrote ondernemingen vernietigd);
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 29, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2012, in wat betreft § 1 en §§ 5 tot en met 7 ; Inwerkingtreding : 01-01-2013, in wat betreft §§ 2 tot en met 4 (zie W 2012-03-29/01, art. 29)>
(2)<W 2012-03-29/01, art. 27, 027; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
(3)<W 2012-08-25/04, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
(4)<W 2013-12-26/14, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art. 20ter. [1 Voor de toepassing van de boete bedoeld in artikel 20bis, § § 4 en 5, deelt de commissie aan de betrokken leverancier haar bezwaren mee. De leverancier kan zijn opmerkingen meedelen binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de verzenddatum. De commissie organiseert vervolgens een hoorzitting tijdens welke de leverancier zijn opmerkingen kan indienen. De commissie neemt haar eindbeslissing binnen vijf dagen volgend op de hoorzitting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 30, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 20quater. [1 § 1. Voor huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s kan de leverancier ten hoogste de werkelijke kost van de gewestelijke verplichtingen inzake groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten doorrekenen aan de eindafnemer en hij houdt daarbij enkel rekening met de marktprijs van de certificaten en met een forfaitaire transactiekost. Na advies van de commissie bepaalt de Koning deze transactiekost bij besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Marges bij de transfer van certificaten tussen de verschillende entiteiten van een verticaal geïntegreerde onderneming die groter zijn dan het verschil tussen de door een federale of gewestelijke regeling gegarandeerde minimumaankoopprijs en de marktprijs van een groenestroomcertificaat zijn verboden. § 2. De commissie controleert de toepassing van onderhavig artikel. In dit opzicht beschikt ze over de bevoegdheden toegekend in artikel 26, § 1bis, eerste lid. Om de werkelijke kosten in te schatten, baseert de commissie zich meer bepaald op de documenten gepubliceerd door de bevoegde gewestelijke overheden. Als ze een inbreuk op de bepalingen van § 1 vaststelt, kan de commissie het elektriciteitsbedrijf gebieden ze na te leven en de betrokken afnemer te crediteren voor het deel dat te veel werd gefactureerd binnen een termijn van drie maanden. Indien het bewuste elektriciteitsbedrijf in kwestie in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn of geen bewijs levert dat de betrokken afnemers correct werden gecrediteerd, kan de commissie het bedrijf een administratieve boete opleggen, die, in afwijking van artikel 31, niet hoger mag liggen dan 150.000 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-25/04, art. 7, 028; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 20quinquies. [1 § 1. Iedere leverancier die meer dan 200 000 eindafnemers heeft, biedt een contract aan op basis van een dynamische elektriciteitsprijs aan iedere eindafnemer die daarom vraagt en bij wie een daarvoor geschikte meter is geïnstalleerd. In dergelijke aanbieding van een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs verstrekt de leverancier, onder voorbehoud van het naleven van Boek VI van het Wetboek van Economisch Recht, informatie aan de potentiële eindafnemer over de mogelijkheden en voordelen, kosten en mogelijke prijsrisico's van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs en betreffende de noodzaak om een passende elektriciteitsmeter te laten installeren.
§ 2. De commissie staat in voor het toezicht op de betreffende marktpraktijken. Daartoe identificeert de commissie risico's die de nieuwe producten en diensten met zich mee kunnen brengen, staat de commissie in voor de opsporing, vaststelling en sanctionering van misbruik, onverminderd de bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit.
In het kader van de uitvoering van de taken die aan de commissie zijn toegewezen bedoeld in het eerste lid, kan de commissie specifieke en individuele controle- en sanctioneringsopdrachten die dit verantwoorden, doorverwijzen naar de Belgische Mededingingsautoriteit of bijstand vorderen voor specifieke en individuele controle- en sanctioneringsopdrachten vanwege de ambtenaren van de Algemene Directie Energie en van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, die gevolmachtigd zijn overeenkomstig artikel 30bis.
In het geval misbruik wordt vastgesteld, kan de commissie de leverancier een administratieve geldboete overeenkomstig artikel 31 opleggen.
§ 3. Elke eindafnemer moet altijd expliciete toestemming geven aan de leverancier na de verkrijging van de in § 1 bedoelde informatie voordat wordt overgeschakeld op een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs.
§ 4. Gedurende tien jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet, staat de commissie in voor een permanent monitoring van de voornaamste marktontwikkelingen met betrekking tot de contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs, met inbegrip van het aanbod op de markt en de effecten op de facturen van de consument en, specifiek, de prijsvolatiliteit en stelt daarover een jaarverslag op dat uiterlijk binnen 60 werkdagen na de jaardag van de inwerkingtreding van deze wet aan de minister wordt ter kennis gegeven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-10-23/01, art. 24, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art.21.Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning :
1° de producenten, tussenpersonen (, leveranciers) en netbeheerder openbare dienstverplichtingen opleggen inzonderheid inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers (...)[1 , inzake milieubescherming [2 met betrekking tot de bescherming tegen ioniserende straling en doorvoer van radioactief afval, de milieubescherming in de mariene gebieden bedoeld [3 in de artikelen 6 en 6/3]3]2 de energie die geproduceerd wordt uit hernieuwbare energiebronnen [2 in de mariene gebieden bedoeld [3 in de artikelen 6 en 6/3]3]2 . ]1; <W 2003-03-20/49, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003> <W 2005-06-01/32, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
2° als tegenprestatie voor de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1°, afwijken van de bepalingen van de artikelen 4, 15 en 17 voor zover dergelijke afwijkingen strikt noodzakelijk zijn voor de correcte uitvoering van deze verplichtingen;
3° een fonds oprichten, onder beheer van de commissie, dat :
a) de volledige of een deel van de reële nettokost van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1° ten laste neemt, voor zover deze kost een onbillijke last zou vertegenwoordigen voor de ondernemingen die tot deze verplichtingen gehouden zijn [1 ...]1;
b) geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd door toeslagen op de tarieven bedoeld in artikel 12 of door heffingen op alle of objectief bepaalde categorieën van energieverbruikers of marktoperatoren, volgens de nadere regels bepaald door hetzelfde besluit.
In voorkomend geval wordt de berekening van de kosten en verliezen bedoeld in het eerste lid, 3°, a), door elke betrokken onderneming gedaan, overeenkomstig de door de commissie opgestelde methodologie, en door deze laatste geverifieerd.
Elk besluit dat krachtens het eerste lid, 3°, b), wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de (twaalf) maanden na de datum van zijn inwerkingtreding. <W 2003-03-20/49, art. 22, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
(lid 4 opgeheven) <W 2005-07-20/41, art. 65, 3°, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
(lid 5 opgeheven) <W 2005-07-20/41, art. 65, 3°, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
(lid 6 opgeheven) <W 2005-07-20/41, art. 65, 3°, 012; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 31, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2019-05-12/03, art. 10, 050; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 21bis.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 63, Inwerkingtreding : 01-10-2005> (§ 1. [10 Dit artikel regelt de financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en de controle op de elektriciteitsmarkt.
De volgende doelstellingen worden gedekt door de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716:
1° de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 (de oude pilootopwerkingsfabriek Eurochemic of passief BP1; de oude Afvalafdeling van het Studiecentrum voor Kernenergie of passief BP2) te Mol-Dessel en uit het kwart van de denuclearisatie van de BR3-reactor van het technisch passief van het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol, alsook uit de behandeling, de conditionering, de opslag en de berging van het geaccumuleerd radioactief afval, met inbegrip van het radioactief afval afkomstig uit de genoemde denuclearisaties, ten gevolge van de nucleaire activiteiten op de genoemde sites en reactor. De tussenkomst van de ontvangsten, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, in het kwart van de ontmantelingskost van de BR3-reactor is pas verschuldigd vanaf het jaar dat een financieringstekort zich dreigt voor te doen voor het technisch passief van het SCK.CEN. De tussenkomst van de ontvangsten, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid, in dit passief maakt geen deel uit van het regionaal evenwicht, bedoeld in het vierde lid van artikel 9 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1991 houdende de regelen betreffende het toezicht op en de subsidiëring van het Studiecentrum voor Kernenergie en tot wijziging van de statuten van dit Centrum;
2° de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de commissie zoals bedoeld in artikel 25, § 3, en dit onverminderd de overige bepalingen van artikel 25, § 3;
3° de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen van begeleiding en financiële maatschappelijke steunverlening inzake energie, zoals bepaald door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke bijstand aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
4° de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen met het oog op de naleving van de internationale verbintenissen van België inzake bescherming van het leefmilieu en duurzame ontwikkeling;
5° de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiële klanten, bedoeld in artikel 20, § 2/1, eerste lid, 1° tot 5°, van deze wet en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007.
Als het totaal van de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns, bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716 niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid te dekken, dan worden de ontvangsten aangewend voortvloeiend uit de verhoging van de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, onderdeel e) i) en onderdeel f) i) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017,voor gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, ten belope van een bedrag van 7 euro per 1 000 liter bij 15 ° C.
Als het totaalbedrag uit de in het derde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een gedeelte van de ontvangsten voortvloeiend uit het bijzonder accijnsrecht bepaald in artikel 419, onderdeel j) van de programmawet van 27 december 2004 voor steenkool, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 et 2704 bijkomend toegewezen.
Als het totaalbedrag uit de in het tweede, derde en vierde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een deel van de opbrengst van de vennootschapsbelastingen bijkomend toegewezen.
De codes van de in deze paragraaf bedoelde gecombineerde nomenclatuur verwijzen naar die welke zijn vastgesteld in de Verordening EEG nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van de Verordening EEG nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.]10
[8 § 1/1. De financiering van de reële nettokosten die voortvloeien uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan de andere door de Koning overeenkomstig artikel 20, § 2/1, tweede lid, aangewezen beschermde residentiële afnemers, komt ten laste van de staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen toekent aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, door middel van een herverdelingsbesluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]8
[9 § 1/2. Een bijkomende financiering voor het jaar 2021 van de doelstellingen voorzien in artikel 6, tweede lid, van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, wordt gedragen door de Staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen voorziet via het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°.
Deze bijkomende financiering wordt bij voorrang toegekend aan personen die niet vallen onder het stelsel van maximumprijzen voor de beschermde residentiële afnemers, zoals bepaald in artikel 20, § 2/1 van deze wet.]9
[11 § 1/3. Een bijkomende financiering voor het jaar 2023 van de doelstellingen bepaald in artikel 6, tweede lid, van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering wordt gedragen door de staatsbegroting via de middelen die daartoe zijn toegewezen aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°, en ten hoogte van 20 miljoen euro.
Deze bijkomende financiering is afkomstig van de onderbenutting van de middelen die de Belgische Staat toegekend heeft aan het fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 5°, in toepassing van artikel 24, § 1, van de wet van 28 februari 2022 houdende diverse bepalingen inzake energie. Dit bedrag van 20 miljoen euro wordt door de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas overgedragen aan bovenstaand fonds bedoeld in artikel 21ter, § 1, eerste lid, 2°.]11
§ 1bis. [10 ...]10
§ 2. [10 ...]10
§ 3. [10 ...]10
§ 4. [10 ...]10
§ 5. [10 ...]10
§ 6. [10 ...]10
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 32, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-12-27/05, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<W 2013-12-26/09, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
(4)<W 2013-12-26/14, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(5)<W 2014-05-15/02, art. 7, 035; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(6)<W 2017-07-13/06, art. 7, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(7)<W 2018-03-18/09, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(8)<W 2020-12-20/09, art. 68, 055; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(9)<W 2021-12-15/04, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 24-12-2021>
(10)<W 2021-12-27/01, art. 83, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(11)<W 2023-12-22/40, art. 4, 080; Inwerkingtreding : 19-01-2024>
Art. 21ter.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 64, Inwerkingtreding : 01-10-2005> § 1. [6 Onverminderd het tweede lid, bepaalt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de bedragen van de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten, in voorkomend geval rekening houdend met de saldi van de vorige begrotingsjaren, die moeten worden gestort:]6
1° [6 ...]6
2° in het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°, met het oog op de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, 3°;
3° [2 [9 3° aan Hedera, met het oog op de financiering van de uitvoering van de maatregelen bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, 1°;]9]2
4° in een fonds voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen, dat beheerd wordt door de commissie, zoals bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, 4°;
5° in een fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten, zoals bedoeld in [4 artikel 20, § 2/1]4 [7 , en de eenmalige forfaitaire tegemoetkomingen;]7
6° [2 ...]2
((7°) <hernummerd door W 2008-12-22/32, art. 33, 2°, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2009> in een fonds beheerd door de ombudsdienst voor energie met het oog op de financiering van de werkingskosten van deze dienst overeenkomstig artikel 27.) <W 2007-03-16/32, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007>
8° [1 ...]1.
[6 Het bedrag van de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten ter dekking van de werkingskosten van de commissie, met inbegrip van de reserve, voor een bepaald overeenkomstig artikel 25, § 3, vastgesteld begrotingsjaar, wordt op verzoek gestort in een door de commissie beheerd fonds, uiterlijk op 15 januari van het betreffende begrotingsjaar. Indien op het tijdstip van het verzoek om middelen van de commissie haar begroting voor het betrokken begrotingsjaar nog niet is goedgekeurd overeenkomstig artikel 25, § 3, wordt op eenvoudig verzoek een voorschot betaald ten belope van 50 % van de begroting van het voorafgaande jaar, en wel uiterlijk op 15 januari van het betrokken begrotingsjaar.]6
[5 Voor het verkrijgen van het bedrag van de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten dat voor haar bestemd is, richt de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen een geldopvraging aan de commissie volgens de nadere regels bepaald, in toepassing van § 2, 1°.]5
§ 2. [6 Onverminderd artikel 25, § 3, bepaalt de Koning bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie:
1° de berekeningswijze die wordt toegepast ter bepaling van de middelen die nodig zijn ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 21bis, § 1;
2° de nadere regels voor het beheer van de fondsen, bedoeld in paragraaf 1 door de commissie.]6
[6 § 2bis. Onverminderd paragraaf 1, tweede lid, sluiten de Federale Staat en de commissie een protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde middelen met het oog op de nakoming van de in het tweede lid, van artikel 21bis, § 1, bedoelde verplichtingen en tot precisering van alle daarmee verband houdende en andere rechten en plichten van beide contractpartijen, in het bijzonder de onafhankelijkheid van de commissie bij de uitvoering van haar begroting.]6
§ 3. [3 Na advies]3 van de commissie bepaalt de Koning de regels voor de bepaling van de kost voor de elektriciteitsondernemingen van de activiteit bedoeld in artikel 20, § 2, en van hun tussenkomst voor het ten laste nemen ervan [8 , alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen en de gevolgen bij overtreding]8.
[1 [3 Na advies]3 van de commissie kan de Koning de regels wijzigen, vervangen of opheffen die vastgesteld zijn in het bij de programmawet van 27 december 2004 bekrachtigde koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot vastelling van de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de elektriciteitsmarkt en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan.]1
§ 4. [6 ...]6
§ 5. [6 ...]6
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 33, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2013-12-26/14, art. 12, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<W 2019-05-02/30, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<W 2020-12-20/09, art. 69, 055; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(5)<W 2021-12-27/01, art. 75, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(6)<W 2021-12-27/01, art. 84, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(7)<W 2022-02-28/03, art. 3, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(8)<W 2022-02-28/03, art. 12, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(9)<W 2024-04-26/43, art. 65, 085; Inwerkingtreding : 05-06-2024>
Art. 21quater. <ingevoegd bij W 2008-12-22/32, art. 34; Inwerkingtreding : 01-01-2009> Onverminderd artikel 26, § 1bis, zoals ingevoegd door de wet van 8 juni 2008, en artikel 30bis, § 3, zoals ingevoegd door de programmawet van 22 december 2008, kan de Commissie de door deze artikelen verleende bevoegdheden uitoefenen om de correcte toepassing van de bepalingen inzake de in onderhavige wet en haar uitvoeringsbesluiten voorziene toeslagen te controleren.
Art. 21quinquies.[1 De opdrachten waarmee de netbeheerder krachtens artikel 7, § 1, eerste lid, krachtens artikel 7, § 2, tweede, vierde en vijfde lid [3 , krachtens artikel 7bis]3, krachtens 7undecies, § 1, en in voorkomend geval krachtens artikel 7duodecies [4 of artikel 12quinquies]4, belast wordt, maken openbare dienstverplichtingen uit waarvan de nettolasten gefinancierd worden door:
1° de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716;
2° als het totaal van de onder 1° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, de ontvangsten voortvloeiend uit de verhoging van de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, onderdeel e) i) en onderdeel f) i) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, voor gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, ten belope van een bedrag van 7 euro per 1 000 liter bij 15 ° C;
3° als het totaal van de onder 2° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, wordt een gedeelte van de ontvangsten, voortvloeiend uit het bijzonder accijnsrecht, bepaald in artikel 419, onderdeel j) van de programmawet van 27 december 2004 voor steenkool, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 et 2704 bijkomend toegewezen;
4° als het totaalbedrag uit de onder 1°, 2° en 3° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, wordt een deel van de opbrengst van de vennootschapsbelastingen bijkomend toegewezen.
[2 De maatregelen van marktorganisatie en het steunregime die vastgesteld worden krachtens artikel 7, § 1quater, worden gefinancierd door:
1° de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, k) van de programmawet van 27 december 2004 voor elektriciteit van de GN-code 2716;
2° als het totaal van de onder 1° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, de ontvangsten voortvloeiend uit de verhoging van de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, onderdeel e), i), en onderdeel f), i), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, voor gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, ten belope van een bedrag van 7 euro per 1.000 liter bij 15 ° C;
3° als het totaal van de onder 2° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, wordt een gedeelte van de ontvangsten, voortvloeiend uit het bijzonder accijnsrecht, bepaald in artikel 419, onderdeel j) van de programmawet van 27 december 2004 voor steenkool, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 et 2704 bijkomend toegewezen;
4° als het totaalbedrag uit de onder 1°, 2° en 3° vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten te dekken, wordt een deel van de opbrengst van de vennootschapsbelastingen bijkomend toegewezen.]2
De codes van de in deze paragraaf bedoelde gecombineerde nomenclatuur verwijzen naar die welke zijn vastgesteld in de Verordening EEG nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van de Verordening EEG nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-12-27/01, art. 85, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<W 2023-12-19/04, art. 5, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
(3)<W 2024-05-07/03, art. 10, 084; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
(4)<W 2024-05-15/16, art. 28, 089; Inwerkingtreding : 23-06-2024>
Art.22.§ 1. De wet van 17 juli 1975 op de boekhoudingen de jaarrekening van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede de artikelen 64 tot 66, 77 (met uitzondering van het zesde lid), 80, 80bis en 177bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn van toepassing op de netbeheerder en op de beheerders van de distributienetten, producenten, distributeurs (, leveranciers) en tussenpersonen die vennootschappen of organismen naar Belgisch recht zijn, ongeacht hun rechtsvorm. De jaarrekening van deze ondernemingen specificeert in de toelichting alle significante verrichtingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen tijdens het betrokken boekjaar. <W 2003-03-20/49, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
[1 § 1bis. De bedrijven die bedoeld in § 1 voeren in hun interne boekhouding gescheiden rekeningen in voor de werkzaamheden die verband houden met hun openbare dienstverplichtingen.]1
§ 2. De ondernemingen bedoeld in §1 die verticaal of horizontaal geïntegreerd zijn, houden in hun interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor hun productie-, transmissie- en distributieactiviteiten en, in voorkomend geval, voor het geheel van hun activiteiten buiten de elektriciteitssector, zoals zij zouden moeten doen indien deze activiteiten door juridisch onderscheiden ondernemingen werden uitgevoerd. (Zij houden ook rekeningen die kunnen geconsolideerd worden voor de andere activiteiten met betrekking tot elektriciteit die niet verbonden zijn met de transmissie of distributie.) <W 2005-06-01/32, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
(Tot 1 juli 2007, houden de in § 1 bedoelde ondernemingen, afzonderlijke rekeningen voor hun leveringsactiviteiten aan in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers. De inkomsten uit de eigendom van het transmissienet worden in de boekhouding vermeld.) <W 2005-06-01/32, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
(Wat de gescheiden rekeningen voor hun productieactiviteiten betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen de productie van nucleaire oorsprong en de productie van fossiele of andere oorsprong.) <W 2001-07-16/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
De jaarrekening van de ondernemingen bedoeld in het eerste lid bevat in de toelichting een balans en een resultatenrekening voor elke categorie van activiteiten, alsmede de regels voor de toerekening van de activa en passiva en de opbrengsten en kosten die bij de opstelling van de afzonderlijke rekeningen werden toegepast. Deze regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd en deze wijzigingen moeten in de toelichting bij de jaarrekening worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
§ 3. De commissie kan bepalen dat de ondernemingen bedoeld in § 1 of bepaalde categorieën ervan haar periodiek (boekhoudkundige) gegevens overmaken betreffende (hun gescheiden rekeningen of) hun financiële of commerciële betrekkingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen, teneinde de commissie in de mogelijkheid te stellen na te gaan of deze relaties niet van aard zijn de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming te schaden. <W 2001-07-16/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 30-07-2001> <W 2005-06-01/32, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
De commissie kan ondernemingen bedoeld in § 2 toestaan om gegevens van hun analytische boekhouding niet bekend te maken indien de betrokken onderneming aantoont dat de bekendmaking ervan haar concurrentiepositie kan schaden.
Elk besluit dat voor de elektriciteitssector wordt vastgesteld krachtens artikel 11, 2°, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, en elke afwijking die aan ondernemingen uit deze sector wordt toegestaan met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, is onderworpen aan het voorafgaand advies van de commissie.
[1 § 3bis. De commissie garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter, uitgezonderd de wettelijke verplichtingen tot bekendmaking van informatie.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 34, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
HOOFDSTUK Vbis. [1 - De energienorm.]1
----------
(1)
Art. 22bis.[1 § 1. Uiterlijk op 15 mei van ieder jaar publiceert de commissie een studie over de verschillende kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.
§ 2. Op advies van de commissie bepaalt de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de categorieën van verbruikers, wat betreft type van economische activiteit en de hoeveelheid verbruik, die zullen worden gebruikt voor het opmaken van de in paragraaf 1 bedoelde studie.
§ 3. Onverminderd haar in artikel 12 bedoelde bevoegdheden en uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar, en na het inwinnen van een advies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, geeft de commissie een advies aan de minister met aanbevelingen voor maatregelen ter vrijwaring van de concurrentiekracht van de ondernemingen en de koopkracht van de residentiële afnemers, waarbij die aanbevelingen slaan op de kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die onder de federale energiebevoegdheid vallen.]1
----------
(1)<W 2022-02-28/03, art. 14, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
Art. 22bis/1. [1 § 1. Elk jaar, uiterlijk op 15 mei, publiceert de commissie een analyse over de verhouding tussen de kostprijs voor de verwarming met warmtepompen en andere duurzamere technologieën en de kostprijs voor de verwarming met fossiele verwarmingsbronnen, met name aardgas, huisbrandolie, propaan in bulk en steenkool, als onderdeel van de studie voor de energienorm zoals vervat in artikel 22bis, § 1, van deze wet. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren en met bijzondere aandacht voor begunstigden van de maximumprijzen bedoeld in artikel 20 van deze wet.
§ 2. Onverminderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 12 en uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar, en na het inwinnen van een advies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, geeft de Commissie een advies aan de minister met aanbevelingen voor maatregelen ter vrijwaring en bevordering van de rendabiliteit van duurzamere technologieën, met inbegrip van warmtepompen, waarbij die aanbevelingen slaan op de kostencomponenten van de energiefactuur, waaronder deze die onder de federale energiebevoegdheid vallen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-26/03, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 25-05-2023>
HOOFDSTUK Vter. [1 - Plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten.]1
----------
(1)
Art. 22ter. [1 § 1. Bij dit artikel wordt een plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten ingesteld door middel van een heffing ten behoeve van de Staat op het surplus aan inkomsten die tussen 1 augustus 2022 en 30 juni 2023 door de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaars wordt behaald.
§ 2. De heffing is verschuldigd door:
1° iedere natuurlijke of rechtspersoon die in de paragraaf 1 bedoelde periode elektriciteit injecteert in het transmissienet, een net dat een transmissiefunctie heeft, een (gesloten) distributienet, een gesloten industrieel net, een tractienet spoor of een directe lijn, door middel van een in België gelegen installatie voor elektriciteitsproductie die gebruik maakt van een van de in artikel 7.1 van Verordening (EU) 2022/1854 genoemde technologieën, met een geïnstalleerd vermogen van minimaal 1 MW;
2° iedere kernexploitant in de zin van artikel 2, 5°, van de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage;
3° iedere bijdragende vennootschap in de zin van artikel 2, 11°, van de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage;
4° iedere eigenaar van de kerncentrale als bedoeld in artikel 4/1 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.
In afwijking van het eerste lid is de heffing niet verschuldigd door energiegemeenschappen van burgers en hernieuwbare energiegemeenschappen of door de gelijkgestelde energiegemeenschappen als bedoeld in de regionale wetgeving, mits het surplus aan inkomsten rechtstreeks aan consumenten die leden van deze gemeenschappen zijn wordt overgedragen.
§ 3. De heffing verschuldigd door de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaar, is gelijk aan 100 procent van het surplus aan inkomsten.
Het surplus aan inkomsten is het positief verschil tussen de marktinkomsten en het overeenkomstig paragraaf 4 vastgestelde plafond op marktinkomsten, berekend voor elke transactie tot verkoop van elektriciteit in MWh geleverd in de in paragraaf 1 bedoelde periode, en per installatie voor elektriciteitsproductie gelegen in België die gebruik maakt van een van de in artikel 7.1 van Verordening (EU) 2022/1854 genoemde technologieën, met een geïnstalleerd vermogen van minimaal 1 MW.
Het surplus aan inkomsten wordt geacht nul te zijn wanneer de op de markt verkochte elektriciteit is opgewekt door een installatie voor elektriciteitsproductie die onder een productiesteunregeling valt, en waarvan de marktinkomsten door een bevoegde autoriteit worden geplafonneerd.
§ 4. Het plafond op marktinkomsten bedraagt 130 euro per MWh elektriciteit.
In afwijking van het eerste lid, wanneer de verkochte elektriciteit is geproduceerd door middel van een installatie voor elektriciteitsproductie die productiesteun ontvangt welke varieert volgens de evolutie van de marktprijs van elektriciteit, wordt het plafond vastgesteld op 130 euro per MWh elektriciteit of op het niveau van de LCOE plus 50 euro per MWh elektriciteit indien dit resultaat hoger is dan 130 euro/MWh, maar niet meer dan 180 euro per MWh elektriciteit.
In afwijking van het eerste lid bedraagt het plafond op marktinkomsten voor installaties die elektriciteit opwekken uit vaste of gasvormige biomassabrandstoffen 180 euro per MWh elektriciteit.
Voor verbrandingsinstallaties voor stedelijk afval bedraagt het plafond op marktinkomsten 180 euro per MWh elektriciteit.
§ 5. Marktinkomsten zijn de inkomsten die de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaar voor elke transactie ontvangt in ruil voor de verkoop en levering van elektriciteit gedurende de in paragraaf 1 bedoelde periode, ongeacht de contractuele vorm waarin die ruil plaatsvindt, met inbegrip van stroomafnameovereenkomsten en andere verrichtingen ter afdekking van schommelingen op de groothandelsmarkt voor elektriciteit, met uitzondering van alle door een overheidsinstantie verleende steun of subsidie.
Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde marktinkomsten gelden de volgende vermoedens:
1° voor de kerncentrales bedoeld in de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage worden de marktinkomsten berekend per installatie overeenkomstig afdeling 3 van de bijlage bij de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage, zoals gewijzigd bij de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze centrales en van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, met dien verstande dat:
a) het volume van op termijn verkochte elektriciteit wordt geacht te zijn verhandeld op elke dag waarop een dagelijkse notering van een baseload kalenderproduct is gepubliceerd door het in voormelde afdeling 3 platform voor de uitwisseling van energieblokken;
b) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur voor het desbetreffende volume op uurbasis;
2° voor de kerncentrale bedoeld in artikel 4/1 van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie worden de marktinkomsten berekend overeenkomstig artikel 4/1, § 2, derde lid, van de wet van 31 januari 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie, met dien verstande dat:
a) het volume van op termijn verkochte elektriciteit wordt geacht te zijn verhandeld op de eerste werkdag van elke maand waarop een dagelijkse notering van een baseload kalenderproduct is gepubliceerd door het platform voor de uitwisseling van energieblokken in het kader van de toepassing van artikel 4/1 hierboven;
b) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur voor het desbetreffende volume op uurbasis;
3° voor de niet onder 1° en 2° bedoelde installaties voor elektriciteitsproductie waarvan de productie onder een stroomafnameovereenkomst valt, worden de marktinkomsten berekend overeenkomstig de bepalingen van dat contract, mits de commerciële voorwaarden van het contract overeenstemmen met redelijke marktvoorwaarden, met dien verstande dat:
a) het volume van op termijn verkochte elektriciteit wordt geacht te zijn verhandeld per dag die door de bovengenoemde overeenkomst in aanmerking wordt genomen om de prijs te bepalen;
b) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur voor het desbetreffende volume op uurbasis;
4° voor de niet onder 1°, 2° en 3° bedoelde installaties voor elektriciteitsproductie en waarvoor geen productiesteunregeling geldt, of waarvoor een productiesteunregeling geldt waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de evolutie van de elektriciteitsprijs, of waarvoor een productiesteunregeling geldt waarvan het bedrag afhankelijk is van de evolutie van de elektriciteitsprijs op een periode van drie jaar, worden de marktinkomsten berekend op basis van het volgende:
a) de verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 wordt geacht als op termijn verkocht te zijn op basis van een baseload kalenderproduct volgens de strategie van verkoop van een derde in jaar-3 (CAL+3), een derde in jaar-2 (CAL+2) en een derde in jaar-1 (CAL+1) tegen de prijzen die worden gepubliceerd door een platform voor de uitwisseling van energieblokken dat in België actief is. Deze verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 wordt beschouwd als de jaarproductie in 2019 voor installaties voor elektriciteitsproductie die vallen onder de technologieën bedoeld in artikel 7.1, onder a), b), d), e) en f), van Verordening (EU) 2022/1854. Indien de installatie voor elektriciteitsproductie in 2019 niet operationeel was, moet deze verwachte productie in jaar-1 door de schuldenaar worden gerapporteerd. Voor andere installaties voor elektriciteitsproductie wordt deze verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 geacht 85 % van de maximumcapaciteit van de installatie voor elektriciteitsproductie te bedragen;
b) het positieve verschil tussen het geproduceerde en verkochte volume van elektriciteit per kwartier en het in a) bedoelde volume van elektriciteit wordt geacht te zijn verkocht tegen de marktreferentieprijs per uur;
c) het volume van op termijn verkochte elektriciteit wordt geacht te zijn verhandeld per dag waarop een dagelijkse notering van een baseload kalenderproduct is gepubliceerd door een platform voor de uitwisseling van energieblokken dat in België actief is;
d) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur;
5° voor de niet onder 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde installaties voor elektriciteitsproductie, worden de marktinkomsten berekend op basis van het volgende:
a) de verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 wordt geacht als op termijn verkocht te zijn op basis van een baseload kalenderproduct in jaar-1 (CAL+1) tegen de prijzen die worden gepubliceerd door een platform voor de uitwisseling van energieblokken dat in België actief is. Deze verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 wordt beschouwd als de jaarproductie in 2019 voor installaties voor elektriciteitsproductie die vallen onder de technologieën genoemd in artikel 7.1, onder a), b), d), e) en f), van Verordening (EU) 2022/1854. Indien de installatie voor elektriciteitsproductie in 2019 niet operationeel was, moet deze verwachte productie in jaar-1 door de schuldenaar worden gerapporteerd. Voor andere installaties voor elektriciteitsproductie wordt deze verwachte gemiddelde jaarproductie voor verkoop in jaar-1 geacht 85 % van het maximumcapaciteit van de installatie voor elektriciteitsproductie te bedragen;
b) het positieve verschil tussen het geproduceerde en verkochte volume van elektriciteit per kwartier en het in a) bedoelde volume van elektriciteit wordt geacht te zijn verkocht tegen de marktreferentieprijs per uur;
c) het volume van op termijn verkochte elektriciteit wordt geacht te zijn verhandeld per dag waarop een dagelijkse notering van een baseload kalenderbasisproduct is gepubliceerd door een platform voor de uitwisseling van energieblokken dat in België actief is, op een periode van één jaar of, wanneer de productiesteunregeling gebaseerd is op de evolutie van de elektriciteitsprijs op een periode van zes maanden, op een periode van zes maanden;
d) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur;
6° voor de onder 3°, 4° en 5° bedoelde installaties voor elektriciteitsproductie, kan de in de paragraaf 2 bedoelde schuldenaar bewijzen dat de marktinkomsten afwijken van die welke zijn vastgesteld overeenkomstig onder 3°, 4° en 5°, op voorwaarde dat de schuldenaar dit bewijs aanbrengt voor zijn volledige productiepark, en met dien verstande dat:
a) de aan- en verkoop van elektriciteit binnen een verticaal geïntegreerde onderneming of tussen ondernemingen waarvan de ene in het bezit is van of rechtstreeks of onrechtstreeks gedeeltelijk gecontroleerd wordt door de andere, wordt voor de toepassing van dit artikel geacht te zijn gesloten op basis van een prijs die overeenkomt met de marktprijs op de dag van de transactie voor de leveringsperiode waarop de transactie betrekking heeft, zoals gepubliceerd door een platform voor de uitwisseling van energieblokken die in België actief is;
b) elk geproduceerd en verkocht, maar niet op termijn verkocht volume van elektriciteit wordt geacht te zijn verkocht tegen de marktreferentieprijs;
c) elke verkoop op termijn van elektriciteit is een transactie die wordt gedefinieerd door zijn transactiedatum, prijs en volume;
d) het volume van elektriciteit dat op de day-ahead markt is verkocht, wordt geacht te zijn verhandeld voor elke leveringsperiode van één uur.
Behoudens voor het onder 3° bedoelde vermoeden, wordt het surplus aan inkomsten verminderd met de kosten in verband met de aankoop van volumes van elektriciteit voor de levering van tijdens de in paragraaf 1 bedoelde periode verkochte en niet geproduceerde volumes van elektriciteit, wanneer de werkelijke productie lager is dan de op termijn verkochte productie, ten belope van het positieve verschil tussen de marktreferentieprijs en het in paragaaf 4 bedoelde plafond op marktinkomsten. Deze vermindering mag niet leiden tot een negatief surplus aan inkomsten en de betrokken kosten mogen niet van een vorige periode of naar een volgende periode worden overgedragen, noch tussen installaties voor elektriciteitsproductie worden overgedragen.
§ 6. Voor de heffing die verschuldigd is voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 dienen de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaars uiterlijk op 30 april 2023 bij de commissie een aangifte in.
Voor de heffing die verschuldigd is voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 dienen de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaars uiterlijk op 7 september 2023 bij de commissie een aangifte in.
In deze aangifte wordt minstens melding gemaakt van de volgende gegevens:
1° de volledige identificatie van de schuldenaar;
2° de volledige identificatie van elk van zijn installaties voor elektriciteitsproductie, met inbegrip van de EAN-code(s), en het totale volume van elektriciteit dat geïnjecteerd werd in de betrokken periode per installatie voor elektriciteitsproductie, zowel als het maximale geïnstalleerde vermogen van elke installatie voor elektriciteitsproductie, gevalideerd door de betrokken netbeheerder(s);
3° wanneer het totale volume van elektriciteit per installatie voor elektriciteitsproductie als bedoeld in 2° over verschillende schuldenaars wordt verdeeld, de verdeling van het desbetreffende volume van elektriciteit over de betrokken schuldenaars en elk document dat het akkoord van de betrokken schuldenaars over deze verdeling bewijst;
4° het profiel van geproduceerde en verkochte elektriciteit per kwartier van elke installatie voor elektriciteitsproductie, gevalideerd door de betrokken netbeheerder(s);
5° in voorkomend geval, de vermelding van het gebruikte platform voor de uitwisseling van energieblokken dat in België actief is;
6° in voorkomend geval, het in paragraaf 5, tweede lid, 6°, bedoelde bewijs, vergezeld van alle bewijsstukken en een motivering van de gevolgde verkoopstrategie;
7° in afwijking van 3° tot en met 6°, voor de rechtspersonen, bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, het bewijs dat het surplus aan inkomsten rechtstreeks aan consumenten wordt overgedragen. Bij gebreke daarvan verstrekken deze rechtspersonen de in 3° tot en met 6° bedoelde gegevens.
De commissie stelt het model van de aangifte en het formaat van de toe te zenden stukken vast:
1° voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022, uiterlijk op 28 februari 2023;
2° voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023, uiterlijk op 7 juli 2023.
§ 7. Voor elke in paragraaf 2 bedoelde schuldenaar stelt de commissie de overeenkomstig dit hoofdstuk verschuldigde heffing voor:
1° voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022, uiterlijk op 30 september 2023;
2° voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023, uiterlijk op 31 december 2023.
De commissie kan voorstellen de heffing ambtshalve vast te stellen op basis van het surplus aan inkomsten dat zij kan veronderstellen op grond van de gegevens waarover zij beschikt, wanneer de in paragraaf 2 bedoelde schuldenaar de aangifte niet binnen de in paragraaf 6 vastgestelde termijn heeft ingediend of niet alle gegevens heeft verstrekt die nodig zijn om zijn surplus aan inkomsten vast te stellen.
Bij deze ambtshalve heffing wordt rekening gehouden met het feit dat het volledige geïnjecteerd volume van elektriciteit op basis van de gegevens van de betrokken netbeheerder tegen de marktreferentieprijs is verkocht.
§ 8. Elk voorstel wordt door de commissie naar de Federale Overheidsdienst Economie gestuurd.
§ 9. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de Koning de nodige maatregelen nemen om de uitvoering te verzekeren van de verplichte bepalingen die voortvloeien uit elke wijziging van Verordening (EU) 2022/1854, met inbegrip van de verlenging van de toepassingsperiode bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) 2022/1854. In voorkomend geval past de Koning de procedures voor de aangifte en de vaststelling van de heffing aan. Deze besluiten worden geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien ze niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-12-16/05, art. 5, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
Art. 22quater.[1 § 1. De commissie is belast met de controle van de in artikel 22ter, § 6, bedoelde aangifte en met de formulering van het voorstel tot vaststelling voor elke in artikel 22ter, § 2, bedoelde schuldenaar van het bedrag van de verschuldigde heffing overeenkomstig dit hoofdstuk.
In het kader van de in het eerste lid bedoelde taak beschikt de commissie over de haar bij deze wet toegekende bevoegdheden. De commissie kan de betrokken netbeheerders en elke bevoegde autoriteit ook verzoeken de informatie te verstrekken die nodig is om de in artikel 22ter, § 6, bedoelde aangifte te controleren.
In de jaarlijkse begroting van de commissie, goedgekeurd overeenkomstig artikel 25, § 5, wordt specifiek rekening gehouden met de taken die dit hoofdstuk aan de commissie toekent.
§ 2. Binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van het voorstel overeenkomstig artikel 22ter, § 8, stelt de Federale Overheidsdienst Economie het bedrag, desgevallend voorlopig, van de overeenkomstig dit hoofdstuk verschuldigde heffing vast en geeft aan de betrokken schuldenaar kennis van een betalingsbericht. Het betalingsbericht vermeldt de grondslag van de heffing, het te betalen bedrag, de berekeningswijze, de vervaldatum van betaling, de na te leven formaliteiten en de beroepsmiddelen. De kennisgeving van het betalingsbericht heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending.
In geval van niet-betaling binnen de in het tweede lid gestelde termijn is over de verschuldigde bedragen van rechtswege een nalatigheidsinterest verschuldigd gelijk aan de wettelijke rentevoet en worden de verschuldigde bedragen ingevorderd door de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van fiscale en niet-fiscale schulden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
De nalatigheidsinterest op grond van het derde lid wordt per kalendermaand berekend over het uitstaande bedrag van de heffing, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 euro. Elk gedeelte van een maand wordt als een hele maand gerekend. De rente over een maand wordt pas gevorderd als deze 5 euro bereikt.
De terugvordering van de heffing verjaart door verloop van vijf jaar na het tijdstip waarop zij verschuldigd is geworden.
§ 3. Bij betaling van een hoger bedrag dan de verschuldigde heffing wordt het teveel betaalde bedrag terugbetaald.
Elk verzoek om teruggave moet binnen zes maanden vanaf de ingangsdatum van de betekening bedoeld paragraaf 2, eerste lid, bij de Federale Overheidsdienst Economie toekomen.
In geval van terugbetaling is moratoriuminterest over de terug te betalen heffing verschuldigd vanaf de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin het verzoek om teruggave bij de Federale Overheidsdienst Economie is ingediend.
In het geval van een onvolledig verzoek stelt de Federale Overheidsdienst Economie, in overleg met de commissie, de aanvrager binnen twee maanden na de indiening van het verzoek in kennis van de ontbrekende gegevens en documenten. Het verzoek wordt geacht volledig te zijn op de dag waarop de Federale Overheidsdienst Economie alle ontbrekende gegevens en documenten ontvangt.
De in het derde lid bedoelde moratoriuminterest wordt maandelijks berekend over het totale verschuldigde bedrag, naar beneden afgerond op tien euro. Elk gedeelte van een maand wordt als een hele maand gerekend. De rente over een maand is pas verschuldigd als deze vijf euro bereikt.
§ 4. De in artikel 22ter, § 2, bedoelde schuldenaars mogen de heffing op geen enkele wijze rechtstreeks of onrechtstreeks aan andere ondernemingen of eindverbruikers in rekening brengen of doorgeven.
§ 5. Voor de schuldenaars bedoeld in artikel 22ter, § 2, en bedoeld in artikel 4/1 van de wet van 31 januari 2003 betreffende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie is de in artikel 22ter bedoelde heffing een werkelijke kost zoals bedoeld in artikel 4/1, § 2, tweede lid, 1°, van de wet van 31 januari 2003 betreffende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.
Voor de schuldenaars bedoeld in artikel 22ter, § 2, en bedoeld in artikel 14 van de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage, wordt het bedrag van de in artikel 22ter bedoelde heffing verminderd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de verschuldigde repartitiebijdrage na toepassing van het degressiviteitsmechanisme, voor het betrokken jaar, zoals vastgesteld door de Koning overeenkomstig artikel 14, § 8, zestiende lid, van de wet van 11 april 2003 op de repartitiebijdrage en het bedrag dat deze repartitiebijdrage zou hebben vertegenwoordigd na toepassing van het degressiviteitsmechanisme, indien het bedrag van de heffing vóór de toepassing van de vermindering bedoeld in dit lid in mindering zou zijn gebracht bij de berekening van de inkomsten die in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van deze repartitiebijdrage. Het bedrag van de in artikel 22ter bedoelde heffing dat uit deze vermindering voortvloeit, mag evenwel niet negatief zijn.
In afwijking van artikel 22ter, § 7, eerste lid, stelt de commissie voor de in de eerste en tweede lid bedoelde betrokken schuldenaars de overeenkomstig artikel 22ter verschuldigde heffing voor de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 voor uiterlijk op het tijdstip waarop zij van de in de eerste lid bedoelde jaarlijkse vergoeding of van de in de tweede lid bedoelde repartitiebijdrage ter kennis wordt gebracht voor het jaar 2022.
In afwijking van artikel 22ter, § 7, eerste lid, stelt de commissie voor de in de eerste en tweede lid bedoelde betrokken schuldenaars de overeenkomstig artikel 22ter verschuldigde heffing voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023 voorlopig voor uiterlijk op 28 februari 2024. De commissie stelt de voor deze periode verschuldigde heffing definitief voor uiterlijk op het tijdstip waarop zij van de in de eerste lid bedoelde jaarlijkse vergoeding of van de in de tweede lid bedoelde repartitiebijdrage ter kennis wordt gebracht voor het jaar 2023.
§ 6. De inkomsten van de in dit hoofdstuk bedoelde heffing worden gebruikt overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2022/1854.
§ 7. De in het artikel 22ter bedoelde heffing is een fiscaal aftrekbare beroepskost in de zin van artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
§ 8. De in het artikel 22ter bedoelde heffing is geen heffing zoals bedoeld in artikel 4/1, § 4, of 4/2, § 2, van de wet van 31 januari 2003 betreffende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor industriële elektriciteitsproductie.]1
[2 § 9. Wanneer tegen een heffing, waarvan het bedrag werd vastgesteld overeenkomstig § 2, een vordering in rechte is ingesteld en de rechter de heffing geheel of ten dele nietig verklaart, om een andere reden dan verjaring, blijft de zaak gedurende een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de rechterlijke beslissing ingeschreven op de rol.
Gedurende die termijn van zes maanden die de termijnen om verzet of hoger beroep aan te tekenen of om een voorziening in cassatie in te dienen schorst, kan de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, desgevallend na raadpleging van de commissie, door middel van conclusies een subsidiaire heffing aan het oordeel van de rechter onderwerpen op naam van dezelfde schuldenaar en op grond van alle of een deel van dezelfde heffingselementen als de initiële heffing.
Als de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie een subsidiaire heffing binnen de voornoemde termijn van zes maanden aan de rechter voorlegt, beginnen, in afwijking van het eerste lid, de termijnen om verzet of hoger beroep aan te tekenen of om een voorziening in cassatie in te dienen te lopen vanaf de betekening van de rechterlijke beslissing betreffende de subsidiaire heffing.
De subsidiaire heffing is slechts invorderbaar of terugbetaalbaar ter uitvoering van de rechterlijke beslissing.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-12-16/05, art. 6, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
(2)<W 2023-12-19/04, art. 8, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
HOOFDSTUK VI. - Reguleringsinstantie, geschillenregeling.
Art.23.§ 1. [12 Er wordt een commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas, in het Duits "Elektrizitäts- und Gasregulierungs-kommission" en afgekort "CREG", opgericht. De commissie is een autonoom organisme met rechtspersoonlijkheid, met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De commissie neemt alle redelijke maatregelen om in het kader van haar in artikel 23, § 2, opgesomde opdrachten, desgevallend, in nauw overleg met de overige betrokken federale instanties, met inbegrip van de Belgische Mededingingsautoriteit, en onverminderd hun bevoegdheden, volgende doelstellingen te bereiken:
1° het bevorderen, in nauwe samenwerking met het ACER, de Europese Commissie, de reguleringsinstanties van de Gewesten en van de overige lidstaten, van een concurrentiële interne markt voor elektriciteit, veilig en duurzaam voor het milieu binnen de Europese Gemeenschap, en van een efficiënte vrijmaking van de markt voor alle afnemers en leveranciers van de Europese Gemeenschap, en het garanderen van de gepaste voorwaarden opdat de elektriciteitsnetten op efficiënte en betrouwbare wijze zouden functioneren, rekening houdend met de doelstellingen op lange termijn;
2° het ontwikkelen van een markt tussen de regio's van de Europese Gemeenschap, zoals bepaald in artikel 34, § 3, van Verordening (EU) 2019/943, die door mededinging gekenmerkt is en correct functioneert binnen de Europese Gemeenschap met het oog op de verwezenlijking van de in punt 1° bedoelde doelstellingen;
3° het opheffen van de handelsbelemmeringen in elektriciteit tussen de lidstaten, meer bepaald door voldoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit te voorzien om aan de vraag te beantwoorden en het versterken van de integratie van de markten van de verschillende lidstaten, hetgeen zou moeten leiden tot een betere circulatie van de elektriciteit doorheen de hele Europese Gemeenschap;
4° het bijdragen tot het verzekeren van de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende netten die klantgericht zijn, de adequaatheid van netten bevorderen alsmede, aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, alsook het beheer en de afstemming van het transmissienet en de efficiënte en gepaste interactie van dit transmissienet met andere energienetwerken voor gas of warmte teneinde de koppeling van laatstgenoemden met het transmissienet te faciliteren, te vergemakkelijken en te verbeteren;
5° het bevorderen van de toegang tot het net van nieuwe productiecapaciteit en energieopslagfaciliteiten, meer bepaald door de obstakels op te heffen die in de weg zouden staan van de komst van nieuwe marktpartijen en de integratie van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen;
5° bis het aanmoedigen van vraagzijdemiddelen, zoals vraagrespons, om deel te nemen aan het aanbod op de groothandelsmarkt op dezelfde wijze als de middelen met betrekking tot het aanbod;
[15 5° ter. het bevorderen en vergemakkelijken van de ontwikkeling van het zelfverbruik van hernieuwbare energie op basis van een beoordeling van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie;]15
6° ervoor zorgen dat de netbeheerder en de netgebruikers voldoende stimuli krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de prestaties van de netten te verbeteren en de integratie van de markt te bevorderen;
7° ervoor zorgen dat de afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van de markt en de daadwerkelijke mededinging bevorderen, alsook bijdragen tot het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming in nauwe samenwerking met de desbetreffende consumentenbeschermingsautoriteiten;
8° bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening in de sector van de elektriciteitsvoorziening en bijdragen tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens teneinde de afnemers die aangesloten zijn op het transmissienet toe te laten om te veranderen van leverancier.]12
§ 2. De commissie is belast met een raadgevende taak ten behoeve van de overheid inzake de organisatie en werking van de elektriciteitsmarkt, enerzijds, en met een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen, anderzijds.
Te dien einde zal de commissie :
1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen bepaald door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of van een gewestregering onderzoeken en studies uitvoeren in verband met de elektriciteitsmarkt [2 In dit kader waakt de commissie over het vrijwaren van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens en onthoudt zich derhalve ervan deze openbaar te maken;]2;
3° [toezicht houden op de transparantie en de mededinging op de elektriciteitsmarkt overeenkomstig artikel 23bis;] <W 2008-06-08/31, art. 85, 021; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
3°bis [de objectief verantwoorde verhouding beoordelen tussen de prijzen en de kosten van een bedrijf, bedoeld in artikel 23ter;] <W 2008-06-08/31, art. 85, 2°, 021; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
4° [5 houdt toezicht op en controleert de handelsuitwisselingen van voor de groothandel bestemde energieproducten overeenkomstig de Verordening (EU) nr. 1227/2011, met eerbiediging van de respectievelijke bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteiten van de FSMA.]5;
[8 4° bis overeenkomstig artikel 7undecies, § 13, toezicht houden op en controleren van, de handel in het kader van de markt van de capaciteitsvergoeding, ingesteld door afdeling 2 van hoofdstuk IIbis, alsook desgevallend, deze bedoeld in artikel 7duodecies, met inachtneming van de bevoegdheden van de Belgische mededingingsautoriteit;]8
5° [2 toezicht houden op de mate van transparantie, met inbegrip van de groothandelsprijzen en op de naleving van de transparantieverplichtingen van de elektriciteitsmaatschappijen;]2
6° (advies geven over) voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie en nieuwe directe lijnen krachtens de artikelen 4 en 17 onderzoeken [3 ...]3; <W 2005-06-01/32, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
7° [2 op haar website de normen en vereisten inzake de kwaliteit van de dienstverlening en levering in overleg met de netbeheerder bepalen en publiceren, rekening houdend met de middelen die worden toegekend via de tariefmechanismen;]2;
8° [2 controle uitoefenen op de naleving door de netbeheerder en de elektriciteitsbedrijven van de verplichtingen die op hen rusten krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook krachtens de overige voor de elektriciteitsmarkt toepasselijke wetgevende en reglementaire bepalingen, meer bepaald betreffende de grensoverschrijdende problemen en de materies bedoeld in Verordening (EG) nr. 714/2009;]2
9° [14 de toepassing van het technisch reglement controleren en, in voorkomend geval, de documenten goedkeuren die daarin worden beoogd;]14
[14 9° bis de gedragscode vastleggen, en, in voorkomend geval, de documenten goedkeuren die daarin worden beoogd, en de toepassing ervan controleren;]14
10° (een advies uitbrengen over het ontwikkelingsplan en het toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit plan [2 De Commissie analyseert de samenhang van dit plan met het ontwikkelingsplan van het net in de hele Europese Gemeenschap bedoeld in artikel 8, § 3, punt b) van Verordening nr. 714/2009. In voorkomend geval kan deze analyse aanbevelingen opnemen met het oog op de wijziging van het ontwikkelingsplan opgesteld door de netbeheerder.]2;) <W 2005-06-01/32, art. 20, 3°, 010; En vigueur : 01-09-2006>
11° de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 1°, en, in voorkomend geval, de toepassing van de afwijkingen toegestaan krachtens artikel 21, eerste lid, 2°, controleren en evalueren;
12° in voorkomend geval, het mechanisme bedoeld in artikel 7 en het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°, beheren [2 evenals de fondsen bedoeld in artikel 21ter, § 1, 1° en 4° ;]2;
(12°bis de maatregelen vastgesteld in toepassing van artikel 7 controleren;) <W 2003-03-20/49, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[16 12° ter. toezicht houden op en controleren van de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 6/3, § 3, 9° ;]16
13° [7 controle van de uitoefening van de opdracht voor het beheer van [12 flexibiliteitgegevens]12 met een energieoverdracht door de netbeheerder volgens criteria en modaliteiten vastgesteld door de Commissie;]7
[12 13° bis controleert de uitvoering van de datamanagement-opdracht door de netbeheerder, zoals bedoeld in artikel 8, paragraaf 3, 4 en 5 van deze wet;]12
14° [2 oefent de tariefbevoegdheden bedoeld in de artikel en [11 12 tot 12quater]11 uit;]2
(14°bis erop toezien dat de tarifering voor de levering van elektriciteit gericht is op het algemeen belang en zich in het globale energiebeleid integreert en, in voorkomend geval, de maximumprijzen controleren die toepasselijk zijn op eindafnemers [2 ...]2;) <W 2003-03-20/49, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
15° (de rekeningen) van de ondernemingen van de elektriciteitssector controleren inzonderheid ter verificatie van de naleving van de bepalingen van artikel 22 en de afwezigheid van kruissubsidies tussen de productie-, transmissie- en distributieactiviteiten; <W 2005-06-01/32, art. 20, 4°, 010; Inwerkingtreding : 23-03-2006>
16° [12 de afwezigheid van kruissubsidies tussen transmissie-, distributie- en leveringsactiviteiten of andere al dan niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten controleren;]12
17° alle andere taken uitvoeren die haar door wetten en reglementen betreffende de organisatie van de (...) elektriciteitsmarkt worden toevertrouwd. <W 2003-03-20/49, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
18° (...) <Ingevoegd bij W 2003-01-31/38, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 10-03-2003 en opgeheven bij W 2005-06-01/32, art. 20, 4°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(18° controleert de afwezigheid van kruissubsidies wanneer de netbeheerder artikel 8, § 2 toepast.) <W 2003-03-20/49, art. 24, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
(19° er op toezien dat de met name technische en tarifaire toestand van de elektriciteitssector alsook de evolutie van deze sector het algemeen belang beogen en kaderen in het algemene energiebeleid. De Commissie verzekert de permanente monitoring van de elektriciteitsmarkt, zowel op het vlak van de marktwerking als op het vlak van de prijzen. De Koning kan, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de permanente monitoring van de elektriciteitsmarkt nader bepalen;
20° toezien op de essentiële belangen van de consument en op de correcte toepassing van de openbare dienstverplichtingen door de betrokken ondernemingen.) <W 2008-06-08/31, art. 85, 3°, 021; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
[12 20° bis is bevoegd om een vertrouwensmerk toe te kennen aan vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de criteria zoals bepaald in artikel 18, § 14, en te waken over de naleving van deze criteria;]12
[2 21° toezien op het bereikte niveau en de bereikte efficiëntie inzake de vrijmaking van de markt en de mededinging voor de groot- en kleinhandelsmarkten, met inbegrip van de beurzen voor elektriciteit en toezien op de eventuele concurrentievervalsing of -beperking, door alle nuttige informatie mee te delen en de zaken die dit verantwoorden te verwijzen naar de [4 Belgische Mededingingsautoriteit]4;
22° toezien op het opduiken van beperkende contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsclausules, die niet-huishoudelijke afnemers die zijn aangesloten op het transmissienet zouden verhinderen om tegelijk met meer dan één leverancier contracten af te sluiten of die hun keuze ter zake zouden kunnen beperken en, in voorkomend geval, de [4 Belgische Mededingingsautoriteit]4 van deze praktijken op de hoogte brengen;
23° toezien op de tijd die de netbeheerder doet over de uitvoering van de aansluitingen en herstellingen;
24° bijdragen tot het waarborgen, in samenwerking met alle andere bevoegde instanties, van de efficiëntie en de implementatie van beschermingsmaatregelen voor de eindafnemers;
25° de toegang verzekeren tot de gegevens betreffende het verbruik van de eindafnemers aangesloten op het transmissienet en de beschikbaarstelling, voor facultatief gebruik verzekeren, van een gemakkelijk te begrijpen methode voor een geharmoniseerde voorstelling van de gegevens, betreffende het verbruik en de snelle toegang van alle eindafnemers aangesloten op het transmissienet tot deze gegevens, zodat deze kosteloos over hun verbruiksgegevens kunnen beschikken en toegang verlenen tot hun verbruiksoverzichten, middels uitdrukkelijk akkoord en kosteloos, voor alle als leverancier geregistreerde bedrijven;
26° toezien op de implementering van de regels betreffende de functies en verantwoordelijkheden van de netbeheerder, van de leveranciers, de eindafnemers en de andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 714/2009;
27° [12 toezien op de investeringen in de productie- en opslagcapaciteit vanuit het oogpunt van de bevoorradingszekerheid;]12
28° toezien op de technische samenwerking tussen de transmissienetbeheerders van de Europese Gemeenschap en van derde landen;
29° toezien op de implementering van de door artikel 32 en het technisch reglement voorziene veiligheidsmaatregelen;
30° bijdragen tot de compatibiliteit van de uitwisselingsmechanismen van gegevens betreffende de belangrijkste marktverrichtingen op regionaal vlak, zoals voorzien in artikel 12, § 3, van Verordening (EG) nr. 714/2009;
31° de netbeheerder certificeren overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § § 2ter en 2quater. De commissie zorgt voor de permanente monitoring van de naleving door de netbeheerder van zijn onafhankelijkheidsverplichtingen krachtens de artikel en 9 tot 9ter en, in voorkomend geval, gaat zij op eigen initiatief over tot de certificeringprocedure. De commissie kan van de netbeheerder en van de in de elektriciteitsproductie en -levering werkzame bedrijven alle nuttige informatie opvragen voor haar taken in het kader van de certificeringprocedures voorzien door artikel 10, § § 2ter en quater. De commissie ziet erop toe dat de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter in acht wordt genomen;
32° op verzoek van de gebruiker van een gesloten industrieel net, de in het gesloten industrieel net toegepaste tarieven of de berekeningsmethode van deze tarieven controleren en goedkeuren op basis van de door artikel 18bis vastgelegde criteria;
33° minstens eenmaal per jaar de aanbevelingen over de verenigbaarheid van de leveringsprijzen met de door deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vastgestelde openbare dienstverplichtingen publiceren en ze in voorkomend geval overzenden aan de [4 Belgische Mededingingsautoriteit]4;
34° erop toezien dat, zo nodig en ingeval van weigering van toegang, de netbeheerder de relevante informatie verstrekt over de nodige maatregelen om het net te versterken;
35° [9 ...]9
[12 35° bis [14 ...]14]12
36° toezien op het congestiebeheer van het transmissienet, met inbegrip van de interconnecties, en de invoering van de regels voor het congestiebeheer. De commissie brengt de Algemene Directie Energie hiervan op de hoogte. [14 De netbeheerder dient bij de commissie, ten behoeve van dit punt, zijn ontwerp van regels voor congestiebeheer ter goedkeuring in, met inbegrip van de toewijzing van capaciteit, rekening houdend inzonderheid met de voorwaarden vastgesteld in de gedragscode.]14 De commissie kan hem op een met redenen omklede wijze verzoeken om zijn regels te wijzigen, met inachtneming van de congestieregels die werden vastgelegd door de buurlanden waarvan de interconnectie betrokken is en in samenspraak met het ACER;
37° richtsnoeren vaststellen inzake de uitwisseling van gegevens en het reglement, de eigendom van de gegevens en de verantwoordelijkheden inzake de overzichten;
38° keurt het algemeen plan goed voor de berekening van de totale overdrachtscapaciteit en van de betrouwbaarheidmarge van de transmissie vanuit elektrische en fysische kenmerken van het net dat gepubliceerd wordt door de netbeheerder met toepassing van artikel 8, § 1, derde lid, 11° ;
39° voert een beoordeling uit van de begrippen en de basismethodes die het mogelijk maken de verantwoordelijkheden te bepalen in geval van verzaking aan verplichtingen die verband houden met transactiebeperkingen zoals bepaald en gepubliceerd door de netbeheerder met toepassing van artikel 8, § 1, derde lid, 12° ;
40° voert een beoordeling uit van het algemeen plan voor de berekening van de interconnectiecapaciteit voor de verschillende termijnen, gebaseerd op de elektrische en fysische karakteristieken van het net, gepubliceerd door de netbeheerder met toepassing van artikel 8, § 1, derde lid, 14° ;
41° voert een appreciatie uit van de manier waarop de netbeheerder alle nuttige gegevens openbaar maakt betreffende de grensoverschrijdende uitwisselingen op basis van de best mogelijke vooruitzichten met toepassing van artikel 8, § 1bis, derde lid;
42° keurt de criteria goed voor de coördinatie van de inschakeling van de productie-installaties en het gebruik van de interconnecties door de netbeheerder, overeenkomstig artikel 8, § 1, derde lid, 5° ;
43° [12 ...]12
44° kent afwijkingen toe voor de nieuwe interconnectoren bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009;
45° voor zover de toepasselijke gewestelijke bepalingen een regime voor gesloten distributienetten implementeren, op vraag van de gebruiker van een gesloten distributienet die is aangesloten op een distributienet de tarieven of de berekeningsmethodologie van de toegepaste tarieven op het gesloten distributienet nagaan en goedkeuren.]2
[9 46° [14 ...]14
47° [14 ...]14
48° [14 ...]14]9
[10 49° het jaarlijks uiterlijk op 15 mei publiceren van een, opgestelde studie over de verschillende kostencomponenten van de elektriciteitsfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat, overeenkomstig artikel 22bis. De commissie voert deze opdracht indien mogelijk uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren;]10
[12 49° monitort de marktontwikkelingen en beoordeelt de risico's die contracten met dynamische prijzen met zich mee kunnen brengen, en staat in voor het opsporen, vaststellen, en sanctioneren van misbruik ter zake;
50° toezicht houden op en beoordelen van de prestaties van de netbeheerder met betrekking tot de ontwikkeling van een slim netwerk dat gericht is op energie-efficiëntie en de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen op basis van een beperkte reeks indicatoren, en om de twee jaar een nationaal rapport publiceren met aanbevelingen;
51° producten en aanbestedingsprocedures voor niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten goedkeuren;]12
[13 52° in het kader van het in de artikelen 22ter, en 22quater bedoelde plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten, de aangiften van de schuldenaars controleren, het surplus aan inkomsten van elke schuldenaar berekenen en stelt de vaststelling van de door elke schuldenaar verschuldigde heffing voor;]13
[15 53° een beoordeling uitvoeren van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie en voornoemde beoordeling minstens iedere vijf jaar actualiseren.]15
[14 De commissie kan van de netbeheerder eisen dat laatstgenoemde, binnen de termijn die de commissie bepaalt zonder in de regel korter te zijn dan veertig dagen, een nieuw voorstel indient van regels, methodes en/of voorwaarden waarvoor de netbeheerder een voorstelbevoegdheid heeft op grond van of krachtens deze wet die de commissie reeds vastlegde of goedkeurde op voorstel van de netbeheerder, onder meer om hun evenredig en niet-discriminatoir karakter te behouden. Een kopie van dergelijk verzoek wordt ter informatie aan de minister overgemaakt.]14
In de gevallen waarin deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan het advies van de commissie vereisen, kan deze op eigen initiatief voorstellen doen.
(Het directiecomité overhandigt zijn adviezen (en voorstellen) aan de minister binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek, behalve wanneer de minister een langere termijn bepaalt. De minister kan een kortere termijn bepalen voor adviezen aangevraagd in het kader van de artikelen 19 en 32. [5 ...]5) <W 2006-07-20/39, art. 133, 2°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
[5 Bij de uitoefening van haar toezicht- en controleopdrachten, zoals bedoeld in het tweede lid, 4°, werkt de commissie samen met de Belgische Mededingingsautoriteiten en met de FSMA en wisselt met hen alle informatie uit en deelt de informatie mee, in voorkomend geval wederkerig, nodig en relevant voor de goede uitvoering van Verordening (EU) nr. 1227/2011 of in de gevallen voorzien of toegelaten door die Verordening. Wanneer de commissie informatie ontvangt vanwege andere autoriteiten in het kader van de uitoefening van haar toezicht-en controleopdrachten, verzekert zij hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid als de autoriteit die ze levert, onverminderd artikel 26, § 2, eerste lid.]5
[2 § 2bis. De commissie geeft een volledige motivering en verantwoording voor haar beslissingen om de jurisdictionele toetsing ervan mogelijk te maken.
De regels die van toepassing zijn op deze motiveringen en rechtvaardigingen worden nader omschreven in het huishoudelijk reglement van het directiecomité, onder meer rekening houdend met de volgende principes :
- in de motivering wordt het geheel van de elementen opgenomen waarop de beslissing gesteund is;
- de elektriciteitsondernemingen hebben de mogelijkheid om, vooraleer een beslissing die hen betreft wordt genomen, hun opmerkingen te laten gelden;
- het gevolg dat aan deze opmerkingen wordt gegeven wordt gerechtvaardigd in de eindbeslissing;
- de akten met een individuele of collectieve draagwijdte die worden aangenomen in uitvoering van haar opdrachten alsook iedere voorbereidende akte, expertiseverslag, opmerking van de geconsulteerde partijen die ermee samenhangen, worden gepubliceerd op de website van de commissie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of gegevens van persoonlijke aard.]2
[2 § 2ter. In het kader van de uitoefening van haar bevoegdheden, neemt de commissie de contractuele vrijheid in acht op het vlak van onderbreekbare leveringscontracten, en langetermijncontracten wanneer zij verenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht en in overeenstemming met het gemeenschapsbeleid.]2
§ 3. [2 De commissie stelt elk jaar een jaarverslag op dat zij vóór 1 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar aan de Kamer van volksvertegenwoordigers overzendt.
Het jaarverslag van de commissie heeft betrekking op :
1° de uitvoering van haar opdrachten;
2° de staat van haar werkingskosten en de wijze waarop zij gedekt zijn, met inbegrip van een overzicht van activa/passiva en het verslag van de bedrijfsrevisor;
3° de evolutie van de elektriciteitsmarkt;
4° de getroffen maatregelen en de behaalde resultaten voor elk van de in § 2 opgesomde opdrachten;
5° een analyse van het ontwikkelingsplan opgesteld door de netbeheerder met toepassing van artikel 13, vanuit het oogpunt van de samenhang ervan met het ontwikkelingsplan van het net over de hele Europese Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, punt b), van Verordening nr. 714/2009, alsook, in voorkomend geval, van de aanbevelingen tot wijziging van het ontwikkelingsplan opgesteld door de netbeheerder. In het kader van deze analyse houdt de commissie rekening met de prospectieve studie opgesteld met toepassing van artikel 3;
6° een kopie van de beslissingen die eventueel werden genomen tijdens het betrokken boekjaar inzake de methodologie voor de berekening van de tarieven met toepassing van de artikel en 12 en 12bis.
De commissie beschrijft in dit verslag de wijze waarop zij de doelstellingen heeft bereikt die werden geformuleerd in haar algemene beleidsnota en in de algemene richtsnoeren die worden voorgeschreven door de regering. Zij verklaart desgevallend de redenen waarom deze doelstellingen niet werden behaald.
Dit verslag wordt op de internetsite van de commissie gepubliceerd. Ter informatie wordt een afschrift van dit verslag eveneens naar de minister gestuurd.]2
[2 § 3bis. De commissie maakt ook, vóór 1 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar, aan het ACER en aan de Europese Commissie een jaarverslag over met betrekking tot haar activiteiten en de uitvoering van haar opdrachten. Dit verslag omvat de getroffen maatregelen en de behaalde resultaten voor elk van de in § 2 opgesomde opdrachten. Dit verslag bevat eveneens een analyse van het ontwikkelingsplan opgesteld door de netbeheerder in toepassing van artikel 13, vanuit het oogpunt van de samenhang ervan met het ontwikkelingsplan van het net over de hele Europese Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, punt b), van Verordening nr. 714/2009, alsook, in voorkomend geval, van de aanbevelingen tot wijziging van het ontwikkelingsplan opgesteld door de netbeheerder. In het kader van deze analyse houdt de commissie rekening met de prospectieve studie die opgesteld werd met toepassing van artikel 3.]2
(§ 4. In het kader van de uitvoering van de taken die aan de commissie zijn toegewezen in uitvoering van § 2, 6°, 8°, 9°, 10°, 11°, 15° en 17°, kan de voorzitter van het directiecomité van de commissie de bijstand vorderen van de ambtenaren (van de Algemene Directie Energie en Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie), die gevolmachtigd zijn overeenkomstig artikel 30bis.) <W 2001-07-16/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 30-07-2001> <W 2005-06-01/32, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
[2 § 5. De commissie ziet erop toe dat haar personeel en de personen belast met haar beheer :
a) onafhankelijk van alle commerciële belangen handelen;
b) in de uitoefening van hun opdrachten met toepassing van § 2 geen directe instructies vragen noch aanvaarden van gelijk welke regering of andere openbare of privé-entiteit. Deze vereiste geldt onverminderd een nauw overleg, in voorkomend geval, met alle overige bevoegde overheden, evenals de algemene, door de regering voorgeschreven richtsnoeren.]2
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 166, 024; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 36, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(3)<W 2009-05-06/03, art. 165, 028; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(4)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
(5)<W 2014-05-08/23, art. 10, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(6)<W 2015-06-28/05, art. 6, 038; Inwerkingtreding : 06-07-2015>
(7)<W 2017-07-13/06, art. 8, 044; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(8)<W 2021-03-15/01, art. 9, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(9)<W 2021-07-21/11, art. 9, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(10)<W 2022-02-28/03, art. 15, 065; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
(11)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(12)<W 2022-10-23/01, art. 25, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(13)<W 2022-12-16/05, art. 7, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
(14)<W 2023-05-21/02, art. 10, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
(15)<W 2023-07-31/11, art. 15, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(16)<W 2023-12-19/04, art. 6, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
Art. 23bis.<W 2008-06-08/31, art. 86, 021; Inwerkingtreding : 26-06-2008> De Commissie ziet er op toe dat elk elektriciteitsbedrijf, dat elektriciteit levert aan in België gevestigde afnemers, zich onthoudt, afzonderlijk of in overleg met meerdere andere elektriciteitsbedrijven, van elk anti-competitief gedrag of oneerlijke handelspraktijken die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt in België.
Indien de Commissie bij de uitoefening van haar toezichtscontroletaken oneerlijke handelspraktijken of een anti-competitief gedrag vaststelt, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister, met haar bevindingen en desgevallend elke maatregel waarvan zij het nodig acht dat die genomen wordt [2 ...]2 door elke andere bevoegde overheid om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt in België te verhelpen.
[2 De commissie kan maatregelen opleggen inzake transparantie, maatregelen overeenkomstig artikel 31 of andere maatregelen dan deze bedoeld in artikel 31 die noodzakelijk en proportioneel zijn om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt te voorkomen.
De commissie kan onder andere maatregelen opleggen om het belemmeren van de toegang tot de markt te verbieden.]2
De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.
[2 ...]2
De Commissie kan adviezen formuleren en [2 maatregelen nemen die de goede werking en de transparantie op de markt verhogen en die van toepassing zijn op alle elektriciteitsbedrijven]2 actief in België.
----------
(1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
(2)<W 2021-07-21/11, art. 10, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
Art. 23ter.<ingevoegd bij W 2008-06-08/31, art. 87; Inwerkingtreding : 26-06-2008> § 1. De prijzen van een elektriciteitsbedrijf dienen op een objectief verantwoorde wijze in verhouding te staan tot de kosten van het bedrijf. De Commissie beoordeelt deze verhouding door ondermeer de kosten en de prijzen van genoemd bedrijf te vergelijken met de kosten en de prijzen van vergelijkbare bedrijven, indien mogelijk ook op internationaal vlak.
§ 2. Als een elektriciteitsbedrijf een verbonden onderneming is, wordt misbruik van machtpositie vermoed indien het discriminatoire prijzen en/of voorwaarden aanbiedt aan niet-verbonden ondernemingen.
§ 3. Indien de Commissie vaststelt dat er geen objectief verantwoorde verhouding bestaat zoals bedoeld in § 1, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister dat haar bevindingen weergeeft [2 ...]2.
[2 De commissie kan maatregelen opleggen inzake niet-discriminatie, maatregelen inzake kosten gerelateerde prijzen, maatregelen overeenkomstig artikel 31 of andere maatregelen dan deze bedoeld in artikel 31 die noodzakelijk en proportioneel zijn om discriminatoire prijzen en/of voorwaarden die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt te voorkomen.
De commissie kan onder andere maatregelen opleggen die verbieden om:
1° abnormaal hoge prijzen te hanteren;
2° voorwaarden op te leggen die de toegang tot de markt belemmeren;
3° afbraakprijzen te hanteren die de mededinging beperken.]2
De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke confidentiële informatie mede.
[2 ...]2
Wat betreft de prijzen, kan de Commissie adviezen formuleren en [2 maatregelen nemen die van toepassing zijn]2 op alle elektriciteitsbedrijven, actief in België.
----------
(1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
(2)<W 2021-07-21/11, art. 11, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
Art. 23quater.[1 § 1er. § 1. [2 De commissie werkt voor de grensoverschrijdende zaken samen met de regulerende instanties of overheden van de betrokken lidstaten van de Europese Unie, en in voorkomend geval van naburige derde landen, en met het ACER.
De commissie consulteert en werkt nauw samen met de reguleringsoverheden van de andere lidstaten van de Europese Unie, zij wisselt met hen alle informatie uit voor de uitvoering van de taken die haar toebedeeld zijn krachtens deze wet, en deelt deze informatie mee aan het ACER. De overheid die deze uitgewisselde informatie ontvangt, behandelt ze met dezelfde strikte vertrouwelijkheid als de overheid die ze verstrekt.
De commissie werkt tenminste samen op regionaal niveau, zoals bedoeld in artikel 34.3 van Verordening (EG) nr. 2019/943, om:
a) de invoering van praktische modaliteiten te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, elektriciteitsbeurzen en toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit, mede door nieuwe interconnectie binnen de regio en tussen de regio's, zoals bedoeld in artikel 34.3, van Verordening (EG) nr. 2019/943, mogelijk te maken teneinde de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de bevoorradingszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers uit verschillende lidstaten van de Europese Unie te discrimineren;
b) de ontwikkeling van alle netcodes voor de relevante transmissienetbeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren; en
c) de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren;
d) het gezamenlijke toezicht op entiteiten die functies op regionaal of Uniebreed niveau uitvoeren en die zijn gevestigd op Belgisch grondgebied, te coördineren en in het bijzonder er in nauwe samenwerking met de andere regulerende instanties voor zorgen dat de regionale coördinatiecentra, het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit, hierna te noemen ENTSB voor elektriciteit, en de Europese entiteit van distributiesysteembeheerders, hierna te noemen EU-DSB-entiteit, die zijn gevestigd op Belgisch grondgebied, hun verplichtingen uit hoofde van deze wet, Verordening (EU) 2019/943, of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER, naleven;
e) het gezamenlijke toezicht op nationale, regionale en Uniebrede hulpbrontoereikendheidsbeoordelingen te coördineren, in samenwerking met andere betrokken autoriteiten.]2
§ 2. De commissie schikt zich naar en implementeert de juridisch dwingende beslissingen van het ACER en van de Europese Commissie.
De commissie kan het advies van het ACER vragen in verband met de overeenstemming van een beslissing genomen door een regionale [5 regulerende instantie]5 of een andere Lidstaat met de door de Europese Commissie opgestelde richtsnoeren in uitvoering van [3 Richtlijn (EU) 2019/944]3 of bedoeld in Verordening nr. 714/2009.
De commissie kan de Europese Commissie ook op de hoogte brengen van elke beslissing van toepassing op de grensoverschrijdende uitwisselingen, genomen door een regionale [5 regulerende instantie]5 of een andere lidstaat van de Europese Unie die zij in strijd acht met de in het tweede lid vermelde richtsnoeren, en wel binnen twee maanden na deze beslissing.
Wanneer de Europese Commissie aan de commissie vraagt om één van haar beslissingen in te trekken, gaat deze binnen een termijn van twee maanden over tot de intrekking ervan en brengt ze de Europese Commissie hiervan op de hoogte.
§ 3. De commissie werkt samen met de regionale [5 regulerende instanties]5.
De vertegenwoordiging en de contacten op communautair niveau binnen het ACER, overeenkomstig artikel 14, § 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009, worden verzekerd door een vertegenwoordiger van de commissie die in formele samenwerking met de regionale [5 regulerende instanties]5 handelt.]1
[4 § 4. [5 Met het oog op de snelle en efficiënte uitvoering van de in paragraaf 5 bedoelde taken,]5 beschikt de commissie over de volgende bevoegdheden:
1° het verzoeken om informatie van de regionale coördinatiecentra, het ENTSB voor elektriciteit en de EU-DSB-entiteit, die zijn gevestigd op Belgisch grondgebied;
2° het uitvoeren van inspecties, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de regionale coördinatiecentra, het ENTSB voor elektriciteit en de EU-DSB-entiteit, die zijn gevestigd op Belgisch grondgebied;
3° het vaststellen van gemeenschappelijke bindende besluiten betreffende de regionale coördinatiecentra, het ENTSB voor elektriciteit en de EU-DSB-entiteit die zijn gevestigd op Belgisch grondgebied.
Indien de commissie vaststelt dat een regionaal coördinatiecentrum of het ENTSB voor elektriciteit of een EU-DSB-entiteit, gevestigd op Belgisch grondgebied, een verplichting opgenomen in [5 deze wet,]5 Richtlijn 2019/944, Verordening (EU) 2019/943 of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER, [5 niet naleeft, kan de commissie, op voorwaarde dat de betrokken personen werden gehoord of naar behoren werden opgeroepen in aanwezigheid van hun raadsman, de betrokken regionale entiteit een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 1.240 euro, noch hoger is dan 2.500.000 euro]5.]4
[5 § 5. De commissie heeft, in nauw overleg met de andere regionale regulerende instanties van de systeembeheerregio waar een regionaal coördinatiecentrum is gevestigd, de volgende taken:
1° het voorstel voor de invoering van regionale coördinatiecentra, bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 goedkeuren;
2° de kosten in verband met de activiteiten van de regionale coördinatiecentra goedkeuren, die moeten worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en moeten worden meegewogen in de berekening van de tarieven, mits zij redelijk en passend zijn;
3° het op samenwerking gebaseerde besluitvormingsproces goedkeuren;
4° ervoor zorgen dat de regionale coördinatiecentra beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze wet en Richtlijn (EU) 2019/944 voortvloeiende verplichtingen na te komen en hun functies onafhankelijk en onpartijdig uit te voeren;
5° samen met andere regulerende instanties van een systeembeheerregio voorstellen doen voor eventuele door de lidstaten van de systeembeheerregio aan de regionale coördinatiecentra toe te kennen bijkomende taken en bevoegdheden;
6° zorgen voor naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze wet, Richtlijn (EU) 2019/944 en ander toepasselijk recht van de Unie, met name met betrekking tot grensoverschrijdende kwesties, en gezamenlijk de niet-naleving door de regionale coördinatiecentra van hun respectievelijke verplichtingen vast te stellen; indien de regulerende instanties er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken binnen een periode van vier maanden na het begin van de raadplegingen, wordt de kwestie overeenkomstig artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators, voor een beslissing aan ACER voorgelegd;
7° toezicht houden op de uitoefening van de systeemcoördinatie en in dit verband jaarlijks verslag uitbrengen aan ACER, overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2019/943.]5
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 37, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2022-10-23/01, art. 26, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(3)<W 2022-10-23/01, art. 27, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(4)<W 2022-10-23/01, art. 28, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(5)<W 2024-12-20/14, art. 2, 090; Inwerkingtreding : 09-01-2025>
Art.24.§ 1. [1 De organen van de commissie zijn het directiecomité en de Geschillenkamer bedoeld in artikel 29. Er wordt eveneens een algemene raad opgericht. Het directiecomité en de algemene raad [2 stelt]2 een huishoudelijk reglement op dat ter informatie aan de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt overgezonden.]1
§ 2. Het directiecomité staat in voor het operationeel bestuur van de commissie en stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 23, § 2. Het is een college dat beraadslaagt volgens de gewone regels van beraadslagende vergaderingen.
Het directiecomité bestaat uit een voorzitter en drie andere leden, benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit voor een [1 eenmaal]1 hernieuwbare termijn van zes jaar. In afwijking van het voorgaande worden bij de oprichting van de commissie twee leden benoemd voor een aanvankelijke termijn van drie jaar. De voorzitter en de leden van het directiecomité worden gekozen omwille van hun deskundigheid, inzonderheid voor de aangelegenheden (die onder hun bevoegdheid vallen : de voorzitter wat betreft het management van de commissie, de leden wat betreft de directies die zij moeten leiden). <W 2006-07-20/39, art. 134, 1°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
[1 Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministeraad, bepaalt de Koning de in het tweede lid bedoelde procedure van evaluatie van de benoeming of van de hernieuwing van het mandaat van voorzitter of lid van het directiecomité.]1
Bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de onverenigbaarheden met het mandaat van voorzitter of lid van het directiecomité en de regels die van toepassing zijn op belangenconflicten. (...). <W 2006-07-20/39, art. 134, 2°, 015; Inwerkingtreding : 11-12-2006>
(De Koning bepaalt, na overleg met de voorzitter en de leden van het directiecomité, de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het directiecomité. De Koning kan deze bevoegdheid delegeren aan de minister bevoegd voor energie. Met uitzondering van de voorzitter beschikken de leden van het directiecomité over een identieke bezoldiging. Worden als behorend tot de bezoldiging beschouwd, benevens de bezoldiging in strikte zin : elk voordeel of elke vergoeding die aan de voorzitter en de leden van het directiecomité van de commissie worden toegekend wegens of naar aanleiding van de uitoefening van hun mandaat, met inbegrip van een dertiende maand en een groepsverzekering.) <W 2006-07-20/39, art. 134, 2°, 015; Inwerkingtreding : 11-12-2006>
[1 Uiterlijk zes maanden voor het einde van het mandaat van de voorzitter of de leden van het directiecomité, wordt de procedure voor de selectie van de volgende voorzitter en leden aangevat.]1
[1 § 2bis. Bij besluit van de Ministerraad, genomen ingevolge een voorstel dat door de minister is gedaan op basis van het advies van de Tuchtraad volgens de procedure bepaald in deze paragraaf, kan een einde worden gemaakt aan het mandaat van de voorzitter of van een of van meerdere leden van het directiecomité van de commissie die aansprakelijk zijn voor een van de volgende inbreuken :
- schending van de voorwaarden van onafhankelijkheid waarin deze wet en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, alsmede de uitvoerings-besluiten genomen in uitvoering van deze wetten, voorzien;
- schending, in de uitoefening van hun mandaten, van elke andere wettelijke of reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de voorzitter en/of de leden van het directiecomité krachtens deze wet en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, alsmede de uitvoerings-besluiten genomen in uitvoering van deze wetten.
Na de vaststelling van een inbreuk, bedoeld in het eerste lid, en binnen de maand nadat hij van deze inbreuk heeft kennis genomen, zoekt de minister de Tuchtraad ingesteld door § 2ter aan bij een aangetekende brief met ontvangstmelding. Deze brief beschrijft inzonderheid de aard van de feiten die geacht worden de inbreuk te vormen. Geen enkele vermelding wordt gedaan in deze brief over de gevolgen die dienen te worden gegeven aan deze inbreuk.
Binnen drie maanden na de verzending van de in het tweede lid bedoelde brief, roept de Tuchtraad de partijen, zijnde de minister en de persoon jegens wie de inbreuk is vastgesteld, op voor een hoorzitting. De oproeping voor deze hoorzitting wordt bij een aangetekende brief met ontvangstmelding verstuurd uiterlijk de tiende dag voor de hoorzitting. De partijen kunnen zich ter zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.
Binnen de maand na de hoorzitting brengt de Tuchtraad een bindend advies uit voor de minister. Dit advies kan concluderen :
- ofwel dat er reden is om tot een vervroegde beëindiging van het mandaat over te gaan met verval van opzeggingsvergoedingen of andere ontslagvergoedingen die contractueel werden bedongen;
- ofwel dat er reden is om tot een vervroegde beëindiging van het mandaat over te gaan, zonder dat het noodzakelijk is het verval uit te spreken van opzeggingsvergoedingen of andere ontslagvergoedingen die contractueel werden bedongen;
- ofwel dat er geen reden is om tot een vervroegde beëindiging van het mandaat over te gaan.
§ 2ter. Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in § 2bis, wordt er een Tuchtraad opgericht. De Tuchtraad bestaat uit een [3 voorzitter en twee leden, allen magistraten, gewezen magistraten of plaatsvervangende magistraten]3, die worden verkozen door de Kamer van volksvertegenwoordigers voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar. De voorzitter van de Tuchtraad dient zijn kennis van het Nederlands en van het Frans te bewijzen. Het ene lid is Nederlandstalig en het andere Franstalig. [5 ...]5
Het secretariaat van de Tuchtraad wordt waargenomen door een Nederlandstalige griffier en een Franstalige griffier die door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden verkozen. De griffiers zijn [6 magistraten, gewezen magistraten, plaatsvervangende magistraten of griffiersvan de rechterlijke orde met tien jaar beroepservaring]6.
De Kamer van volksvertegenwoordigers stelt de regels voor de verkiezing van de leden van de Tuchtraad en zijn griffiers vast.
De Tuchtraad stelt zijn huishoudelijk reglement vast]1
§ 3. [2 ...]2
(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof de zin « Er wordt eveneens een algemene raad opgericht. » en de woorden « en de algemene raad » in artikel 24, § 1 vernietigd)
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 38, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 11, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(3)<W 2019-12-17/18, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 27-01-2020>
(4)<W 2019-12-17/18, art. 3, 053; Inwerkingtreding : 27-01-2020>
(5)<W 2023-05-29/05, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 25-06-2023>
(6)<W 2023-05-29/05, art. 3, 073; Inwerkingtreding : 25-06-2023>
Art.25.§ 1. (De diensten van de commissie zijn in een voorzitterschap en drie directies georganiseerd. De drie directies zijn de volgende :
) <W 2006-07-20/39, art. 135, 1°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
1° (...) <W 2006-07-20/39, art. 135, 2°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
1° (vroeger 2°) een directie voor de technische werking van de markt die inzonderheid verantwoordelijk is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 6° tot 11°; <W 2006-07-20/39, art. 135, 2°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
2° (vroeger 3°) (een directie voor de controle op de prijzen en de rekeningen die inzonderheid verantwoordelijk is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 12°bis tot 16 en 18°;) <W 2003-03-20/49, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <W 2006-07-20/39, art. 135, 2°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
3° (vroeger 4°) een administratieve directie die inzonderheid verantwoordelijk is voor het administratief en financieel beheer van de commissie, de juridische studies, de documentatie en, in voorkomend geval, het beheer van het mechanisme bedoeld in artikel 7 en van het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°. <W 2006-07-20/39, art. 135, 2°, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007>
§ 2. Het personeel van de commissie wordt [1 ...]1 tewerkgesteld krachtens arbeidsovereenkomsten beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de eidsovereenkomsten.
§ 3. [1 De werkingskosten van de commissie worden gedekt [2 door de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid bedoelde ontvangsten]2, ten belope van de begroting bepaald door de Kamer van volksvertegenwoordigers met toepassing van § 5.]1
[2 Bij de commissie wordt een reserve gevormd waarvan het bedrag, overeenkomend met maximaal 25 % van haar werkingskosten, mede wordt gedekt door de in artikel 21bis, § 1, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten.]2
§ 4. De commissie wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en reglementen betreffende de belastingen, heffingen, rechten en vergoedingen van de Staat, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
(§ 5. De commissie duidt, mits instemming van de minister, een bedrijfrevisor aan. Deze bedrijfsrevisor mag geen functie vervullen bij de netbeheerder, de distributienetbeheerders alsook bij de producenten, [1 leveranciers]1 en tussenpersonen.
De bedrijfsrevisor aangeduid overeenkomstig eerste lid controleert de financiële toestand en de jaarrekeningen van de commissie alsook de regelmatigheid van de verrichtingen te constateren in de jaarrekeningen ten aanzien van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, van deze wet en van hun uitvoeringsbesluiten.
[1 Het ontwerp van begroting van de commissie wordt opgemaakt door het directiecomité. Het ontwerp van begroting van de commissie, vergezeld van een algemene beleidsnota, opgesteld door het directiecomité, wordt vóór 30 oktober van het jaar voorafgaand aan dit waarop het betrekking heeft ter goedkeuring voorgelegd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De Kamer van volksvertegenwoordigers hoort het directiecomité. Het ontwerp van begroting, eventueel aangepast ingevolge het verhoor, wordt vervolgens door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd.
De commissie zendt de jaarrekening, vergezeld van het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld op basis van het tweede lid, vóór 1 mei van het jaar volgend op het betrokken jaar, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan het Rekenhof. Het Rekenhof controleert de jaarrekening van de commissie en zendt zijn auditverslag over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.]1
(§ 6. De commissie is onderworpen aan de wet van 29 oktober 1846 betreffende de inrichting van het Rekenhof.) <W 2005-06-01/32, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 39, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2021-12-27/01, art. 87, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.26.§ 1. [1 In de uitvoering van de haar toegewezen opdrachten kan de commissie de netbeheerder en de distributienetbeheerders, [4 alsook de producenten, leveranciers, tussenpersonen en tussenpersonen inzake groepsaankopen die op de Belgische markt tussenkomen]4, elke verbonden of geassocieerde onderneming evenals elke onderneming die een multilateraal commercieel platform beheert of uitbaat waarop energieblokken of financiële instrumenten worden verhandeld, die een rechtstreeks verband houden met de Belgische elektriciteitsmarkt of die er een directe impact op uitoefenen, vorderen om haar alle nodige informatie te verstrekken, met inbegrip van de verantwoording van elke weigering tot toegangverlening aan een derde, en alle informatie over de nodige maatregelen om het net te versterken, voor zover zij haar verzoek motiveert. Zij kan hun rekeningen ter plaatse controleren.]1
(Vanaf 1 januari 2003, kan de commissie ook van hen en van het controlecomité voor de Elektriciteit en het Gas, onverminderd de opdrachten die aan deze laatste toegewezen worden, de informatie vorderen die nodig is voor de voorbereiding van haar tarievenbeleid in het kader van de toepassing van de haar in artikel 23, punten 14°bis , 15 en 16 toegewezen opdracht;) <W 2003-03-20/49, art. 28, 008; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
(§ 1bis. Bij de uitvoering van de opdrachten die haar bij artikelen 23bis en 23ter worden toebedeeld, beschikt de Commissie bovendien over bevoegdheden en rechten die hierna beschreven zijn :
1° vanwege de elektriciteitsbedrijven [4 en de tussenpersonen inzake groepsaankopen]4 elke inlichting verkrijgen, onder welke vorm ook, over materies die tot haar bevoegdheid en haar opdracht behoren binnen de dertig dagen na haar vraag;
2° van deze bedrijven verslagen verkrijgen over hun werkzaamheden of bepaalde aspecten ervan;
3° de informatie bepalen die haar regelmatig dient te worden meegedeeld en de periodiciteit waarmee deze informatie aan haar dient te worden overgezonden;
4° bij weigering van het toezenden van de gevraagde informatie binnen de dertig dagen overgaan tot het ter plaatse kennisnemen van alle hoger bedoelde inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die haar zijn toegewezen en deze desgevallend kopiëren.) <W 2008-06-08/31, art. 88, 021; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
[1 De informatie die door de commissie wordt vergaard in het kader van deze paragraaf kan alleen worden aangewend voor de verslagen, [6 maatregelen,]6 adviezen en aanbevelingen die bedoeld zijn in de artikel en 23bis en 23ter. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, dit artikel uitbreiden tot bindende beslissingen die zouden kunnen bedoeld worden in de artikel en 23bis en 23ter.]1
[2 § 1ter. [5 In het kader van de artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011, [7 en van artikel 7undecies, § 13, desgevallend van artikel 7duodecies, artikel 22ter en artikel 22quater van deze wet]7, beschikt de commissie over de bevoegdheid om binnen een redelijke termijn informatie op te vragen aan alle betrokken natuurlijke of rechtspersonen, de bevoegdheid om een bezoek ter plaatse te brengen, waarbij zij alle informatie en documenten kan raadplegen die nodig zijn voor de uitvoering van de taken die haar op grond van bovengenoemde bepalingen zijn toevertrouwd, en deze in voorkomend geval kan kopiëren, alsook over de bevoegdheid hen op te roepen en te horen, op voorwaarde dat zij haar verzoek motiveert en dat dit verzoek aansluit op het kader en het doel van haar onderzoek.]5
De natuurlijke en rechtspersonen die overeenkomstig het eerste lid worden opgeroepen en gehoord, worden op hun verzoek bijgestaan door een raadsman.]2
[3 § 1quater. Bij de uitvoering van de opdrachten die haar door de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze centrales worden toebedeeld, beschikt de Commissie over de bevoegdheden en rechten zoals beschreven in paragraaf 1 ten opzichte van de exploitanten bedoeld in artikel 2, 5°, van voornoemde wet en van de vennootschappen bedoeld in artikel 24, § 1, van diezelfde wet.]3
§ 2. De leden van de organen en de personeelsleden van de commissie [2 alsook de controleurs en experten [8 die door de commissie werden aangeworven]8]2 zijn gebonden door het beroepsgeheim; zij mogen de vertrouwelijke gegevens [1 en/of de gegevens met een persoonlijk karakter]1 die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de commissie, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd § 3 en de uitwisseling van informatie (met de reguleringsinstanties voor elektriciteit en voor gas van de gewesten en van andere lidstaten van de Europese Unie) [2 en onverminderd artikel 16 en 17 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011, met de Belgische Mededingingsautoriteit en met de FSMA voor de informatie, overgedragen in uitvoering van deze Verordening]2 [8 , alsook wanneer de mededeling van dergelijke informatie vereist is door een wettelijke of reglementaire bepaling, een norm of een beslissing van het internationaal of Europees recht of een definitieve beslissing in rechte of een definitieve arbitrale uitspraak]8. <W 2006-07-20/39, art. 136, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
[2 De vertrouwelijke informatie die wordt ontvangen, uitgewisseld of doorgegeven krachtens de Verordening (EU) nr. 1227/2011 mag niet worden verspreid, met uitzondering van de gevallen die door artikel 16 en 17 van dezelfde Verordening zijn toegestaan.]2
Elke overtreding van het [2 deze paragraaf]2 wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing.
§ 3. [9 [10 Niettegenstaande]10 paragraaf 2 mag de commissie vertrouwelijke informatie meedelen aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, de Commissie voor nucleaire voorzieningen, de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen en aan Hedera, op voorwaarde dat de mededeling van die informatie geen afbreuk doet aan de taken van de commissie en het voorwerp heeft uitgemaakt van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek, dat deze informatie bestemd is voor de uitvoering van de taken van voornoemde instanties en dat de ontvangende instantie ten minste hetzelfde vertrouwelijkheidsniveau verzekert als het niveau zoals vereist van de commissie.]9
[10 Evenzo mag de commissie, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in het eerste lid, vertrouwelijke informatie inzake de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie en de beheerder van een interconnector bedoeld in de wet van 12 april 1965, inzake de beheerder van het transmissienet en een offshore interconnector bedoeld in artikel 2 van de wet van 29 april 1999, inzake de waterstofvervoersnetbeheerder bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 juli 2023 en inzake de plaatselijke vervoersnetbeheerder meedelen:
1° aan de minister en, in de aangelegenheden waarvoor hij bevoegd is, aan de minister bevoegd voor de Noordzee, op voorwaarde dat zij de nodige maatregelen treffen om de vertrouwelijke aard van die informatie te waarborgen;
2° aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
In het geval bedoeld in het tweede lid, 1°, kan de minister, wanneer zulks nodig is om de federale regering in de mogelijkheid te stellen haar beslissingsbevoegdheid uit te oefenen, die informatie overdragen aan de andere leden van de federale regering, op voorwaarde dat de ministers die de informatie ontvangen ten minste hetzelfde vertrouwelijkheidsniveau waarborgen als het vertrouwelijkheidsniveau dat van de minister wordt vereist.
In het geval bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt de vertrouwelijkheid van de overgedragen informatie gewaarborgd overeenkomstig de hiertoe in het Reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers vastgestelde bepalingen. De parlementsleden die uit hoofde van hun functie kennisnemen van dergelijke informatie zijn verplicht tot vertrouwelijkheid en geheimhouding, en zij treffen daartoe de nodige maatregelen.]10
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 40, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 12, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(3)<W 2016-12-25/04, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 29-12-2016>
(4)<W 2019-05-09/10, art. 5, 051; Inwerkingtreding : 24-06-2019>
(5)<W 2021-03-15/01, art. 10, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(6)<W 2021-07-21/11, art. 12, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(7)<W 2022-12-16/05, art. 8, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
(8)<W 2024-04-26/44, art. 5, 086; Inwerkingtreding : 15-06-2024>
(9)<W 2024-04-26/44, art. 6, 086; Inwerkingtreding : 15-06-2024>
(10)<W 2025-03-20/05, art. 3, 092; Inwerkingtreding : 03-04-2025>
Art.27.<W 2007-03-16/32, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007> § 1. Er wordt een autonome dienst met rechtspersoonlijkheid, " ombudsdienst voor energie ", " Ombudsstelle für Energie " genaamd in het Duits, opgericht die bevoegd is voor de verdeling van vragen en klachten betreffende het functioneren van de elektriciteitsmarkt en voor de behandeling van alle geschillen tussen een eindafnemer en een elektriciteitsbedrijf inzake aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren krachtens artikel 6, § 1, VI, vierde en vijfde lid en VII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
De ombudsdienst voor energie is belast met de volgende opdrachten :
1° het beoordelen en onderzoeken van alle vragen en klachten van eindafnemers die betrekking op de activiteiten van een elektriciteitsbedrijf en op het functioneren van de elektriciteitsmarkt. De ombudsdienst maakt op grond van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gewestelijke overheden de vragen en klachten over aan de terzake bevoegde gewestelijke overheidsdienst wanneer de vragen en klachten geheel betrekking hebben op een gewestelijke bevoegdheid.
De vragen van de eindafnemers worden ingediend bij de ombudsdienst voor energie per brief, per fax, met de elektronische post of telefonisch. De antwoorden op deze vragen worden per brief, per fax of met de elektronische post verstuurd.
De klachten van de eindafnemers worden ingediend bij de ombudsdienst voor energie per brief, per fax of met de elektronische post en zijn slechts ontvankelijk wanneer de aanklager voorafgaandelijk bij het betrokken bedrijf stappen heeft ondernomen. De ombudsdienst voor energie mag weigeren een klacht te behandelen wanneer die klacht meer dan één jaar voordien werd ingediend bij het betrokken bedrijf. Indien de klacht van een eindafnemer door de ombudsdienst voor energie ontvankelijk wordt verklaard, wordt de inningprocedure door het elektriciteitsbedrijf opgeschort tot de ombudsdienst voor energie hetzij een aanbeveling heeft geformuleerd, zoals bedoeld in 3°, hetzij een minnelijke schikking heeft bereikt, zoals bedoeld in 2°;
2° te bemiddelen tussen de eindafnemer en het elektriciteitsbedrijf met het oog op het vergemakkelijken van een minnelijke schikking;
3° een aanbeveling te formuleren ten aanzien van het elektriciteitsbedrijf ingeval geen minnelijke schikking kan worden bereikt. Een afschrift van de aanbeveling wordt naar de klager gestuurd. In geval het elektriciteitsbedrijf zich niet kan vinden in de aanbeveling, beschikt het over een termijn van 20 werkdagen om zijn beslissing te verantwoorden. Deze met redenen omklede beslissing wordt verstuurd naar de klager en naar de ombudsdienst voor energie;
4° op eigen initiatief of op verzoek van de minister, adviezen uitbrengen in het kader van zijn opdrachten.
[2 § 1bis. De ombudsdienst voor energie behandelt de vragen en de klachten die hem worden voorgelegd met toepassing van § 1 op basis van transparante, eenvoudige en goedkope procedures die een billijke en snelle regeling mogelijk maken van de geschillen binnen een termijn van veertig werkdagen. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd voor een periode van veertig werkdagen, op voorwaarde dat de partijen daarvan zijn geïnformeerd vóór het verstrijken van die termijn.
De ombudsdienst voor energie houdt ter zake rekening met de relevante gewestelijke of federale bepalingen, in voorkomend geval, op het vlak van consumentenbescherming en legt de nadruk op de hoogte en de modaliteiten van schadeloosstelling.
De ombudsdienst voor energie heeft de volle bevoegdheid om aan de gewestelijke regulatoren de vragen en klachten over te maken die onder hun uitsluitende bevoegdheden vallen.
De ombudsdienst voor energie werkt als een enig loket inzake klachtenbehandeling. De verdeling van de vragen en de klachten over de bevoegde federale en gewestelijke diensten, de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen die diensten en de oprichting van een permanente overlegwerkgroep met die diensten, worden geregeld door de bepalingen van dit artikel .
De ombudsdienst voor energie heeft toegang tot het Rijksregister der natuurlijke personen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister der natuurlijke personen.
§ 1ter. De ombudsdienst voor energie zendt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers een jaarverslag betreffende de uitoefening van zijn opdrachten. De dienst kan in het kader hiervan voorstellen doen om de procedure voor het behandelen van de geschillen te verbeteren.]2
§ 2. De ombudsdienst voor energie kan, in het kader van een bij hem ingediende klacht, ter plaatse kennis nemen van de boeken, briefwisseling, verslagen en, in het algemeen, van alle documenten en alle geschriften van het elektriciteitsbedrijf die rechtstreeks te maken hebben met het voorwerp van de klacht. De dienst kan van de bestuurders, agenten en aangestelden van het elektriciteitsbedrijf alle nodige uitleg en informatie vorderen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor zijn onderzoek.
De aldus verkregen informatie wordt op een vertrouwelijke manier door de ombudsdienst voor energie behandeld, wanneer de bekendmaking ervan schade zou kunnen toebrengen aan het elektriciteitsbedrijf op algemeen vlak. Elke overtreding van deze alinea wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden krijgt de ombudsdienst voor energie van geen enkele overheid instructies. Onduidelijkheden of meningsverschillen met betrekking tot de kwestie of een vraag of klacht tot de federale of regionale bevoegdheid behoort worden in overleg met het bevoegde Gewest geregeld overeenkomstig de procedure voorzien in het huishoudelijk reglement van de ombudsdienst voor energie.
De leden van de ombudsdienst voor energie mogen zich laten bijstaan door deskundigen.
Het onderzoek van de klacht wordt beëindigd wanneer omtrent het voorwerp van de klacht een rechtsvordering wordt ingesteld of een arbitrageprocedure wordt aangevat.
§ 3. De ombudsdienst voor energie bestaat uit twee leden die door de Koning benoemd zijn bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van [3 zes jaar]3 jaar. De leden behoren tot een verschillende taalrol.
[3 ...]3
[3 Het mandaat van lid van de ombudsdienst voor energie is evenwel slechts eenmaal hernieuwbaar.
De hernieuwing van het mandaat is afhankelijk van een gunstige evaluatie door een onafhankelijke instelling aangesteld door de bevoegde minister, uitgevoerd zes maanden voor het einde van het mandaat.
Bij deze evaluatie wordt onder meer rekening gehouden met de naleving van de verplichting bedoeld in de paragrafen 1ter en 15, en of op behoorlijke wijze werd uitvoering gegeven aan de opdrachten bedoeld in de paragrafen 1 en 1bis.
Het mandaat wordt hernieuwd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Wanneer het mandaat van lid van de ombudsdienst voor energie niet hernieuwd wordt, blijft het lid zijn functie uitoefenen tot aan de benoeming van zijn opvolger.
Een bericht tot vacantverklaring, met vaststelling van de voorwaarden tot indiening van de kandidaturen, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad bij een niet-hernieuwing van het mandaat ten gevolge van een ongunstige evaluatie, na afloop van het hernieuwde mandaat, pensionering, ontslag op eigen initiatief, ontslag zoals het veertiende lid erin voorziet,of overlijden van het lid van de ombudsdienst voor energie.]3
Het lid van de ombudsdienst voor energie dat zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of met enig andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld, overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut, voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en weddenverhoging en blijft hij onderworpen aan hetzelfde sociale zekerheidsstelsel dat op hem van toepassing is in de dienst van oorsprong.
Indien het lid van de ombudsdienst voor energie zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een contractuele band bevindt met de Staat of met enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en blijft hij onderworpen aan hetzelfde sociale zekerheidsstelsel dat op hem van toepassing is in de dienst van oorsprong.
De ombudsdienst voor energie handelt als college. Niettemin mogen de leden elkaar onderling delegaties verlenen via een collegiale beslissing, goedgekeurd door de minister.
Om als lid van de ombudsdienst voor energie te worden benoemd, moet men :
1° de Belgische nationaliteit bezitten;
2° van onberispelijk gedrag zijn en de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° houder zijn van een diploma dat bij de Rijksbesturen toegang geeft tot een ambt van niveau 1;
4° gedurende een periode van drie jaar voor de benoeming geen mandaat of functie hebben bekleed in een elektriciteitsbedrijf of ermee verbonden onderneming.
Het lidmaatschap van de ombudsdienst voor energie is onverenigbaar met :
1° een bezoldigd openbaar mandaat;
2° een bij verkiezingen verleend openbaar mandaat;
3° het beroep van advocaat;
4° het ambt van notaris, magistraat of gerechtsdeurwaarder;
5° een mandaat of functie in een elektriciteitsbedrijf of ermee verbonden onderneming.
Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalt de Koning de regels die van toepassing zijn op belangenconflicten en de basisprincipes van hun bezoldiging.
De leden van de ombudsdienst voor energie kunnen slechts om wettige reden worden ontslagen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 4. De leden van de ombudsdienst genieten voor de duur van hun functies dezelfde pensioenregeling als de vast benoemde personeelsleden van de Staat. Dit pensioen valt ten laste van de Staatskas.
Voor de opening van het recht op het in het eerste lid bedoelde pensioen en voor de berekening ervan, komen enkel de diensten gepresteerd als lid van de ombudsdienst in aanmerking. Deze diensten mogen niet in aanmerking genomen worden noch voor de opening van het recht op een ander pensioen van de overheidssector, noch voor de berekening ervan.
§ 5. De personeelsleden van de ombudsdienst voor energie worden aangeworven en tewerkgesteld krachtens de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of krachtens de voorwaarden zoals voorzien bij een koninklijk besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad.
Het personeelslid van de ombudsdienst voor energie dat zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of met enig andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld, overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut, voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en weddenverhoging en blijft hij onderworpen aan hetzelfde sociale zekerheidsstelsel dat op hem van toepassing is in de dienst van oorsprong.
§ 6. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning de regels betreffende de werking van de ombudsdienst voor energie.
De leden van de ombudsdienst voor energie stellen gezamenlijk een huishoudelijk reglement op dat aan de goedkeuring van de minister is onderworpen.
§ 7. Het bedrag van de werkingskosten van de ombudsdienst voor energie wordt jaarlijks bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, op basis van een begrotingsvoorstel opgesteld door de leden van de ombudsdienst voor energie. Het begrotingsvoorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Ministerraad voor 30 [2 juni]2 van het jaar dat het begrotingsjaar voorafgaat.
§ 8. [1 Voor het eerste werkingsjaar 2010]1 worden de bedragen van de federale bijdrage, bedoeld in artikel 21bis, § 1, en die door de commissie in het jaar 2005 zijn geïnd met toepassing van artikel 21ter, § 1, gestort in een fonds beheerd door de ombudsdienst voor energie overeenkomstig artikel 21ter, § 1, 6°. Het bedrag bestemd voor de dekking van de werkingskosten van de ombudsdienst voor energie voor het jaar 2005 wordt vastgesteld op 832.054 euro.
§ 9. Om de werkingskosten van de ombudsdienst voor energie te dekken, betalen de elektriciteits- en gasondernemingen vanaf het tweede werkingsjaar jaarlijks aan de ombudsdienst voor energie een bijdrage begroot op basis van de kosten voor de financiering van de ombudsdienst voor energie, " ombudsbijdrage " genoemd.
§ 10. Jaarlijks bepaalt de ombudsdienst voor energie het bedrag van de ombudsbijdrage, verschuldigd door elke elektriciteits- en gasonderneming.
Voor het tweede en derde werkingsjaar wordt de ombudsbijdrage per elektriciteits- en gasonderneming begroot op basis van het gemiddeld aantal klanten van het jaar voorafgaand aan de vaststelling van de ombudsbijdrage.
Vanaf het vierde en de daaropvolgende werkingsjaren wordt de ombudsbijdrage per elektriciteits- en gasonderneming begroot enerzijds op basis van het gemiddeld aantal klanten van het afgelopen jaar voorafgaand de vaststelling van de ombudsbijdrage, de vaste ombudsbijdrage genoemd en anderzijds op basis van het aantal ingediende klachten in het afgelopen werkingsjaar, de variabele ombudsbijdrage genoemd.
§ 11. De elektriciteits- en gasondernemingen delen de in § 10 bedoelde gegevens uiterlijk op 30 juni aan de ombudsdienst voor energie mee.
§ 12. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de Koning de nadere regels bepalen voor de berekening van de ombudsbijdragen.
Elk besluit dat krachtens voorgaand lid wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.
§ 13. De ombudsbijdragen moeten uiterlijk op 30 september van het jaar [2 dat voorafgaat aan dat]2 waarvoor zij verschuldigd zijn, worden betaald op het rekeningnummer dat door de ombudsdienst voor energie is opgegeven.
De bijdragen die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Deze intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Ten laatste één maand voor de vervaldatum deelt de ombudsdienst voor energie aan de elektriciteits- en gasondernemingen het bedrag mee van de verschuldigde bijdragen.
§ 14. De ombudsdienst voor energie deelt ieder jaar zijn rekeningen voor controle mede aan het Rekenhof.
§ 15. Elk jaar, vóór 1 mei, bezorgt de ombudsdienst voor energie aan de minister een verslag van zijn activiteiten. Het verslag vermeldt inzonderheid de verschillende klachten of typen klachten, een duidelijke opdeling naargelang de klachten en vragen betrekking hebben op federale of gewestelijke bevoegdheden, en het gevolg dat werd gegeven aan die klachten, zonder de aanklagers rechtstreeks of onrechtstreeks te identificeren. De minister maakt het verslag over aan de Wetgevende Kamers. Het wordt ter beschikking gesteld van het publiek.
[1 § 16. In afwijking van § 3, vijfde lid, § 6, tweede lid, en § 7, en wanneer slechts een van de twee leden van de ombudsdienst benoemd is, is dat lid gemachtigd de bevoegdheden waarin dit artikel voorziet, alleen uit te oefenen.
Het eerste lid is eveneens van toepassing wanneer een van de leden van de ombudsdienst zich in de onmogelijkheid bevindt zijn ambt uit te oefenen.]1
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 15, 025; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 41, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(3)<W 2024-02-27/02, art. 3, 081; Inwerkingtreding : 18-03-2024>
Art.28.[1 Elke belanghebbende partij die zich geschaad acht naar aanleiding van een door de commissie genomen beslissing mag, binnen een termijn van vijftien dagen na de bekendmaking of de kennisgeving van deze beslissing een klacht indienen bij de commissie teneinde de zaak opnieuw te laten onderzoeken.
Deze klacht heeft geen schorsende werking en sluit de indiening van een beroep voor het [2 Marktenhof]2 met toepassing van artikel 29bis niet uit, noch vormt zij een voorafgaande voorwaarde hiertoe.
De klacht met het oog op een nieuw onderzoek wordt via aangetekend schrijven of mits neerlegging met ontvangstbewijs tot de zetel van de commissie gericht. Zij bevat een afschrift van de bestreden beslissing evenals de redenen die een herziening verantwoorden.
De commissie neemt haar beslissing met betrekking tot de klacht binnen een termijn van twee maanden vanaf de neerlegging van de klacht met het oog op een nieuw onderzoek.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 59, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art.29.[1 § 1. Binnen de commissie wordt [2 een Geschillenkamer opgericht die]2, dat, op verzoek van één van de partijen, beslist over geschillen tussen de netbeheerder en de netgebruikers betreffende [2 de verplichtingen die aan de netbeheerder, aan de distributienetbeheerders en aan de beheerders van gesloten industriële netten krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan werden opgelegd ]2, behalve geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen.
§ 2. De Geschillenkamer bestaat uit een voorzitter, twee andere leden en drie plaatsvervangers, benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. In afwijking van het voorgaande worden bij de oprichting van de Geschillenkamer één lid en één plaatsvervanger benoemd voor een aanvankelijke termijn van twee jaar en één lid en één plaatsvervanger voor een aanvankelijke termijn van vier jaar.
De voorzitter en één plaatsvervanger worden aangewezen onder de magistraten van de rechterlijke orde; de andere leden en plaatsvervangers worden aangewezen omwille van hun deskundigheid inzake mededinging. De leden en de plaatsvervangers mogen niet onder de leden van de organen en de personeelsleden van de commissie worden gekozen. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hun worden toegekend.
[2 § 2bis. De leden van de wetgevende Kamers, van het Europees Parlement en van de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten, de ministers, de staatssecretarissen, de leden van een gemeenschaps- of gewestregering, de leden van het kabinet van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering en de leden van de bestendige deputaties van de provincieraden mogen de functies van voorzitter, van lid of plaatsvervanger van de Geschillenkamer niet uitoefenen.
De voorzitter, de leden en plaatsvervangers van de Geschillenkamer mogen geen enkele functie of activiteit, bezoldigd of niet, uitoefenen in dienst van de netbeheerder, van een van de eigenaars van het net, van een producent, van een distributiemaatschappij of van een tussenpersoon zoals omschreven in artikel 2, of van een gasbedrijf zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen.
Het verbod waarin het tweede lid voorziet blijft bestaan gedurende een jaar na het einde van het mandaat van de voorzitter, van de leden en de plaatsvervangers van de Geschillenkamer.
De bijslagen bedoeld in § 2 kunnen in de betaling voorzien, op het einde van het mandaat van de voorzitter, van de leden van van de plaatsvervangers van de Geschillendienst, van een compenserende vergoeding rekening houdend met het verbod bedoeld in het tweede en derde lid. Deze vergoeding mag de helft van de brutobijslag van de voorzitter, van de leden of van de plaatsvervangers voor de twaalf maanden voorafgaand aan het einde van hun mandaat niet overtreffen.
De voorzitter, de leden en de plaatsvervangers van de Geschillenkamer mogen geen aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door elektriciteitsbedrijven (andere dan zelfopwekkers) of gasbedrijven, bezitten, noch financiële instrumenten die de mogelijkheid bieden om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten welke hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren.
Indien de voorzitter, een lid of een plaatsvervanger, rechtstreeks of onrechtstreeks, een tegengesteld belang heeft bij een geschil voorgelegd aan de Geschillenkamer, mag hij de betreffende beraadslagingen van de Geschillenkamer niet bijwonen, noch deelnemen aan de stemming. Hij moet de voorzitter, de overige leden van het directiecomité en/of de overige plaatsvervangers van de Geschillenkamer hierover vooraf inlichten, die daarvan melding moet maken in haar beslissing.
De mandaten van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangers van de Geschillendienst verstrijken wanneer zij de volle leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt.]2
§ 3. De Geschillenkamer beslist met een gemotiveerde administratieve beslissing over de aangelegenheden die bij haar aanhangig worden gemaakt, na de betrokken partijen te hebben gehoord. Zij kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, indien nodig, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Zij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen.
Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, bepaalt de Koning de procedureregels die van toepassing zijn voor de Geschillenkamer.]1
[2 De Geschillenkamer doet uitspraak binnen twee maanden na de aanhangigmaking. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd ingeval de Geschillenkamer om bijkomende inlichtingen verzoekt. Een nieuwe verlenging van deze termijn is mogelijk mits akkoord van de aanvrager.
De beslissing van de Geschillenkamer is dwingend, voor zover zij niet werd vernietigd ingevolge een beroep voor de bevoegde rechtbanken.]2
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 168, 024; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2012-01-08/02, art. 43, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
HOOFDSTUK VIbis. - Rechtsmiddelen tegen de beslissingen genomen door de Commissie.
Afdeling 1. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van het [1 Marktenhof]1.
Art. 29bis.(NOTA : oude artikel 29bis is 29octies geworden) <ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006> § 1. [1 Elke persoon die een belang aantoont kan bij het [3 Marktenhof]3, zetelend zoals in kort geding, een beroep instellen tegen alle beslissingen van de commissie, waaronder die welke hierna worden opgesomd :]1
1° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 8°, betreffende de controle op de naleving door de netbeheerder van de bepalingen van artikel 9 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 9°, betreffende de controle op de toepassing van het technisch reglement bedoeld in artikel Marktenhof11 en de uitvoeringsbesluiten ervan [5 ...]5; <Erratum, B.S. 02-02-2007, p. 5514>
3° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 10°, betreffende de controle op de uitvoering door de netbeheerder van het ontwikkelingsplan bedoeld in artikel 13 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
4° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 11°, betreffende de controle op en de evaluatie van de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 1° en de uitvoeringsbesluiten ervan en, desgevallend, betreffende de toepassing van de afwijkingen die zijn toegestaan krachtens artikel 21, eerste lid, 2°, en de uitvoeringsbesluiten ervan;
5° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 13°, betreffende de goedkeuring van de berekeningsmethode en de controle van de berekeningen van de kosten en verliezen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°, a) en de uitvoeringsbesluiten ervan;
6° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 14° [1 ...]1);
7° de beslissingen genomen met toepassing van de opdracht die zij uitoefent krachtens artikel 23, § 2, tweede lid, 14°bis, betreffende het toezicht op het feit dat de tarifering voor de levering van elektriciteit gericht is op het algemeen belang en zich in het globale energiebeleid integreert en in voorkomend geval betreffende het toezicht op de maximumprijzen die toepasselijk zijn op eindafnemers en distributeurs die eindafnemers bevoorraden die geen in aanmerking komende afnemers zijn;
8° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 15°, betreffende de controle van de rekeningen van de ondernemingen uit de elektriciteitssector bedoeld in artikel 22 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
9° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 31 (om een administratieve boete op te leggen); <W 2006-07-20/39, art. 137, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
[2 10° De beslissingen genomen in toepassing van artikel 14, § 8, drieëntwintigste en vierentwintigste lid, van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales;]2
[4 11° De beslissing genomen met toepassing van artikel 7, § 3, vierde lid;]4
[5 12° de beslissingen van de commissie genomen met toepassing van artikel 30 van de wet van 23 oktober 2022 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU;
13° de beslissingen genomen met toepassing van de gedragscode en deze genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 9° bis, betreffende de controle op de toepassing van de gedragscode, met uitzondering van de beslissingen bedoeld in artikel 29ter.]5
§ 2. De grond van de zaak wordt voorgelegd aan het [3 Marktenhof]3 dat uitspraak doet met volle rechtsmacht.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 44, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2016-12-25/04, art. 9, 042; Inwerkingtreding : 29-12-2016>
(3)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(4)<W 2017-07-13/07, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 29-07-2017>
(5)<W 2023-05-21/02, art. 11, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
Afdeling 2. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1.
Art. 29ter.<ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 2 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006> Er kan een beroep worden ingesteld bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1 door elke persoon die een belang aantoont, tegen [2 de beslissingen van de Commissie, genomen met toepassing van artikel 23, § 2, tweede lid, 9° bis, betreffende de controle op de toepassing van de gedragscode]2, voorzover de beslissing de goedkeuring, de aanvraag tot herziening of de weigering tot goedkeuring betreft van :
1° de beslissingen van de netbeheerder betreffende de toegang tot het transmissienet, bedoeld in artikel 15, behalve in geval van contractuele rechten en verbintenissen;
2° de allocatiemethode of methoden voor de toewijzing van de beschikbare capaciteit op de interconnectoren voor de elektriciteitsuitwisselingen met de buitenlandse transmissienetten.
----------
(1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
(2)<W 2023-05-21/02, art. 12, 071; Inwerkingtreding : 17-06-2023>
Art. 29quater.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 67 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006> [1 Het beroep bedoeld in artikel 29bis heeft geen schorsende werking, tenzij het is ingesteld tegen een beslissing van de commissie tot het opleggen van een administratieve boete. Het [2 Marktenhof]2 waarbij een beroep aanhangig wordt gemaakt, kan evenwel, alvorens recht te doen, de schorsing bevelen van de tenuitvoerlegging van de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het beroep als de aanvrager ernstige middelen inroept die de vernietiging of hervorming van de beslissing kunnen rechtvaardigen en als de onmiddellijke tenuitvoerlegging ervan hem een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel dreigt te berokkenen. Zo ook kunnen alle personen die een belang hebben een beroep aanhangig maken bij het [2 Marktenhof]2 en de schorsing vragen van de tenuitvoerlegging van alle beslissingen van de commissie genomen met toepassing van de artikel en [3 12 tot 12quater]3 waardoor de commissie de wet zou overtreden. Op de vordering tot schorsing doet het hof uitspraak met voorrang boven alle andere zaken. Een vordering tot schorsing kan niet worden ingeleid zonder dat een vordering ten gronde wordt ingeleid.]1
§ 2. Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij ondertekend verzoekschrift dat wordt neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Brussel binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet ter kennis is gebracht, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing, of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
§ 3. [1 Binnen de drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift, wordt hiervan kennis gegeven via gerechtsbrief door de griffie van het hof van beroep aan alle partijen die door de verzoeker bij de zaak worden betrokken. De griffie van het hof van beroep vraagt het directiecomité van de commissie het administratief dossier betreffende de aangevochten akte bij de griffie neer te leggen, met het verzoekschrift. De neerlegging van het administratief dossier geschiedt ten laatste de dag van de inleidingszitting, zonder dat de termijn tussen de ontvangst van het verzoekschrift door de commissie en de inleidingszitting evenwel korter mag zijn dan tien dagen. In geval van uiterste hoogdringendheid kan het [2 Marktenhof]2 de termijn voor de indiening van het administratief dossier inkorten, zonder dat deze termijn evenwel korter mag zijn dan vijf dagen na de ontvangst van het verzoekschrift. Het administratief dossier kan door de partijen worden geraadpleegd bij de griffie van het hof van beroep vanaf de neerlegging ervan en tot de sluiting der debatten.]1
§ 4. Op ieder ogenblik kan het [2 Marktenhof]2 ambtshalve alle andere partijen, wier toestand beïnvloed dreigt te worden door de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het beroep, uitnodigen in het geding tussen te komen.
§ 5. Deel IV, Boek II, Titel III, Hoofdstuk VIII van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de procedure voor het [2 Marktenhof]2.
§ 6. Het [2 Marktenhof]2 stelt de termijnen vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen meedelen en een kopie ervan neerleggen ter griffie. Het hof bepaalt eveneens de datum van de debatten.
Het [2 Marktenhof]2 beslist binnen een termijn van zestig dagen na de neerlegging van het in § 2 beoogde verzoekschrift.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 45, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(3)<W 2022-10-23/01, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
Art. 29quinquies.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 68 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006> § 1. Het beroep ingesteld bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1 is onderworpen aan de onderzoeksbepalingen en procedureregels met betrekking tot de restrictieve mededingingspraktijken, zoals bepaald in (de wetten van 10 juni 2006 tot bescherming van de economische mededinging en tot oprichting van een Raad voor de Mededinging). <W 2006-07-20/39, art. 116, 1°, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
§ 2. Het beroep wordt ingesteld bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1 binnen een termijn van dertig dagen vanaf de betekening van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet is betekend, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan.
(De [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, opgericht door de wet van 10 juni 2006, beslist binnen een termijn van vier maanden.) <W 2006-07-20/39, art. 116, 2°, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
----------
(1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
HOOFDSTUK VIter. - [1 Adviesraad Gas en Elektriciteit.]1
----------
(1)
Art. 29sexies.[1 § 1. Er wordt een Adviesraad Gas en Elektriciteit opgericht bij de commissie en de minister. Zijn zetel is gelegen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. De Adviesraad Gas en Elektriciteit stelt zijn huishoudelijk reglement vast, dat aan de Koning ter goedkeuring voorgelegd wordt.
§ 2. De Adviesraad Gas en Elektriciteit is samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale regering, van werknemers-, werkgevers-, en middenstandsorganisaties, van milieuverenigingen, van producenten, van de netbeheerder, distributienetbeheerders, tussenpersonen, leveranciers en verbruikers. De gewestregeringen worden uitgenodigd om vertegenwoordigers af te vaardigen. Bij een besluit, vastgesteld na overleg in Ministerraad, bepaalt de Koning de samenstelling en de werking van de Adviesraad Gas en Elektriciteit.
§ 3. De Adviesraad Gas en Elektriciteit heeft als taak :
1° op eigen initiatief of op verzoek van de minister aanbevelingen voor te stellen voor de toepassing van deze wet en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister studies uitvoeren en adviezen uitbrengen over onderwerpen vallend onder diens bevoegdheid, hierbij inbegrepen de studies en adviezen van de commissie;
3° antwoorden op iedere suggestie voor advies die aan hem wordt voorgelegd door de commissie; de commissie kan op gemotiveerde wijze de Adviesraad Gas en Elektriciteit verzoeken te antwoorden op deze suggestie binnen 40 dagen, na ontvangst van de suggestie, voor kwesties met betrekking tot adviezen gevraagd in het kader van de artikelen 19 en 32; te dien einde kunnen buitengewone vergaderingen van de Adviesraad Gas en Elektriciteit worden georganiseerd;
4° een discussieforum te zijn over de doelstellingen en strategieën van het energiebeleid, meer bepaald over gas en elektriciteit.
De Adviesraad Gas en Elektriciteit kan aan de commissie suggereren studies uit te voeren of adviezen uit te brengen.
De definitieve versies van de adviezen en studies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website van de Adviesraad Gas en Elektriciteit met volledig behoud van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens en/of gegevens van persoonlijke aard.
§ 4. Voor de uitoefening van zijn opdrachten beschikt de Adviesraad Gas en Elektriciteit over een passend budget dat gedekt wordt door de commissie. De nadere regels van die dekking en de aard van de kosten van de Adviesraad kunnen worden toegelicht aan de hand van een akkoord tussen de commissie en de Adviesraad.
§ 5. De Adviesraad Gas en Elektriciteit geeft geen enkele instructie aan de commissie; hij handelt onafhankelijk van de commissie en omgekeerd.]1
----------
(1)<W 2014-05-08/23, art. 14, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
HOOFDSTUK VIquater. - Openbaarheid van de beslissingen van de Commissie.
Art. 29septies.<ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 69 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006> De definitieve versies van de beslissingen van het directiecomité [2 ...]2 van de commissie zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website van de Commissie, www.creg.be, [1 waarbij de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie en/of persoonsgegevens wordt gevrijwaard]1.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 47, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 15, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
Art. 29octies.(oude art. 29bis; als 29octies vernummerd bij W 2005-07-27/32, art. 5; Inwerkingtreding : 01-02-2006) <Ingevoegd bij W 2001-07-16/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 30-07-2001> § 1. De Koning kan op voorstel van de minister en tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de verplichting opleggen aan het geheel of aan objectief omschreven categorieën van operatoren op de energiemarkten, om aan (de Algemene Directie Energie), mededeling te doen van de noodzakelijke gegevens [1 voor de opvolging van de energieprijzen,]1 voor het opmaken van energiebalansen, alsook voor het periodiek opmaken van vooruitzichten op korte, middellange en lange termijn, die toelaten om de energieprestaties van het land te situeren in het internationaal kader en de behoeften te evalueren die zijn verbonden met de dekking van zijn energiebevoorrading en met de vermindering van zijn afhankelijkheid van energie, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de commissie op het vlak van het verzamelen van gegevens bij de operatoren. <W 2005-06-01/32, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> <W 2005-07-27/32, art. 5, 011 ; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
§ 2. De ambtenaren van (de Algemene directie Energie) zijn onderworpen aan het beroepsgeheim. De vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd voor de individuele gegevens, verkregen in het kader van § 1 [1 alsook voor het geheel van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens die door de Algemene Directie Energie werden verzameld in het kader van haar bevoegdheden krachtens deze wet en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen alsook hun uitvoeringsbesluiten]1. Elk gebruik van de verzamelde gegevens voor andere doeleinden dan die welke bepaald zijn in § 1, is verboden. <W 2005-06-01/32, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Elke inbreuk op het eerste lid wordt bestraft met de straffen, bepaald bij artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 48, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 29novies. [1 De elektriciteitsbedrijven delen aan de Algemene Directie Energie op straffe van een dwangsom van een maximumbedrag van 1 % van de jaaromzet van de betrokken activiteit in België, alle informatie mede die voor haar noodzakelijk is voor het uitoefenen van haar opdrachten krachtens deze wet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 49, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
HOOFDSTUK VII. - Sancties, opheffings- en slotbepalingen.
Art.30.§ 1. Worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van [1 1,24 tot 495,79 euro]1 of met één van deze straffen alleen :
1° zij die de verificaties en onderzoeken van de commissie of van de Beroepskamer krachtens deze wet hinderen, weigeren hun informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mee te delen krachtens deze wet, of hun bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;
2° zij die de bepalingen van de artikelen 4, § 1, eerste lid, of 17, § 1, overtreden.
§ 2. De Koning kan strafsancties bepalen voor inbreuken op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet die Hij aanduidt. Deze strafsancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van [1 495,79 euro]1 niet overschrijden.
§ 3. De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in §§ 1 en 2. De vennootschappen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten waarvoor hun bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers wegens dergelijke inbreuken worden veroordeeld.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 50, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art. 30/1. [1 Zij die artikel 18, §§ 2/1 tot 2/3/1 en §§ 5 tot 5/2, van deze wet alsook hun uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met hetzij een strafrechtelijke geldboete hetzij met een administratieve geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 10.000 euro of tot vier procent van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de strafrechtelijke of administratieve geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt.
Zij die te kwader trouw artikel 18, §§ 2/1 tot 2/3/1 en §§ 5 tot 5/2 van deze wet en hun uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met hetzij een strafrechtelijke geldboete hetzij met een administratieve geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 25.000 euro of tot zes procent van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de strafrechtelijke of administratieve geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 81, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30bis.<W 2008-12-22/32, art. 67, 023; Inwerkingtreding : 29-12-2008> § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, wijst de Koning de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan die bevoegd zijn om de inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten op te sporen en vast te stellen. Hun proces-verbaal heeft bewijskracht tot het tegenbewijs wordt geleverd.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen :
1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling van inbreuken nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen.
Wanneer deze handelingen de kenmerken van een huiszoeking vertonen, mogen ze door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren enkel worden gesteld met machtiging van de onderzoeksrechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die daartoe bij verzoekschrift is aangezocht.
§ 2. De Koning wijst de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan die bevoegd zijn voor de administratieve controle op de naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
[6 § 2/1. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in paragraaf 2, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.
§ 2/2. Wanneer inbreuken op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 30/1, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningsmodaliteiten van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.]6
§ 3. Onverminderd artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering, wijst de Koning de leden van het Directiecomité en de personeelsleden van de Commissie aan die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
De leden bedoeld in het voorgaande lid zijn bevoegd om inbreuken op [1 artikel [4 7undecies, § 13, desgevallend op artikel 7duodecies, [5 op artikelen 22ter, 22quater,]5 op artikel]4 23, § 2, 3°, 3° bis, [3 4°,]3 [4 4° bis,]4 5°, [7 12° bis en 12° ter]7 19° tot 22°, 25° [5 , 29° en 52°]5, op artikel 23bis, op artikel 23ter en op artikel 26, § 1, [3 evenals op artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011]3 wat betreft de uitvoering van de opdrachten van de commissie bedoeld in artikel [4 7undecies, § 13, desgevallend op artikel 7duodecies, [5 op artikelen 22ter, 22quater,]5 op artikel]4 23, § 2, 3°, 3° bis, [4 4, 4° bis,]4 19° tot 22°, 25° [5 , 29° en 52°]5, artikel 23bis, artikel 23ter en artikel 26, § 1bis]1 op te sporen en vast te stellen, door middel van processen-verbaal die bewijs opleveren tot het tegendeel. Hiertoe kunnen zij :
1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;
2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling van inbreuken nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen;
3° alle inlichtingen verzamelen en alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen afnemen;
4° bijstand verlenen in het kader van de uitvoering van de beslissingen van de commissie.
[3 Om de toepassing van de artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen kan de commissie eisen dat haar, in het kader van en met het oog op het onderzoek, bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer worden bezorgd.]3
[4 Wanneer die daden de kenmerken van een huiszoeking hebben, mogen zij alleen met toestemming van de onderzoeksrechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waar de zaak aanhangig is gemaakt, worden gesteld.]4
[3 Wanneer deze handelingen de kenmerken hebben van het afluisteren van telefoonverkeer, kunnen zij enkel gesteld worden met toepassing van de artikelen 90ter tot 90decies van het Wetboek van strafvordering.
Wanneer een persoon een verklaring of gelijk welke schriftelijke of mondelinge getuigenis aflegt overeenkomstig paragraaf 3, tweede lid, 2°, wordt hij bijgestaan door een raadsman.]3
De leden bedoeld in het eerste lid, kunnen voor de uitvoering van hun opdrachten een beroep doen op de openbare macht en beschikken over alle middelen die aan de agenten van de openbare macht worden toegekend. Onverminderd de bijzondere wetten die de geheimhouding van de verklaringen garanderen, zijn de openbare besturen gehouden hun bijstand te verlenen aan deze leden in de uitoefening van hun opdrachten. De leden kunnen eveneens de bijstand vorderen van de overtreder of van zijn aangestelden.
De leden bedoeld in het eerste lid oefenen hun opdracht van officier van gerechtelijke politie uit volgens de regels bepaald door een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de Commissie. Zij leggen de eed af voor de Minister van Justitie, overeenkomstig de bepalingen in uitvoering van het decreet van 31 juli 1831. In hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, zijn zij onderworpen aan het toezicht van de procureur-generaal.
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 51, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2012-08-25/04, art. 8, 028; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
(3)<W 2014-05-08/23, art. 16, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(4)<W 2021-03-15/01, art. 11, 057; Inwerkingtreding : 29-03-2021>
(5)<W 2022-12-16/05, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
(6)<W 2023-11-05/07, art. 82, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
(7)<W 2023-12-19/04, art. 7, 079; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
Art. 30bis/1. [1 § 1. De inbreuken op artikel 18, §§ 2/1 tot 2/3/1 en §§ 5 tot 5/2, en hun uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van:
1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 30bis, § 2/2;
2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
3° een strafrechtelijke vervolging.
§ 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht en overeenkomstig de artikelen 30bis/2 en 30bis/3 van deze wet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 83, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30bis/2. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 84, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30bis/3. [1 Indien het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek, en indien er aanvullende onderzoeksdaden hebben plaatsgevonden, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van deze onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 85, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30bis/4. [1 § 1. De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in artikel 30/1.
§ 2. De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten zijn van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in artikel 30/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 86, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30bis/5. [1 De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken bedoeld in artikel 30/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 87, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>
Art. 30ter. [1 Elke overtreding op de door deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan uitgevaardigde vertrouwelijkheidsregels wordt bestraft met de straffen bepaald bij artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 52, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.31.Onverminderd de andere door deze wet voorziene maatregelen, kan de commissie elke [4 ...]4 natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen [1 van deze wet, van de uitvoeringsbesluiten ervan, van latere wetten betreffende de tarieven of betreffende de bijdrage bedoeld in artikel 21bis of van alle andere bepalingen op de toepassing waarvan ze toeziet krachtens artikel 23, § 2, tweede lid, [5 3°, 3° bis]5 [2 4°,]2 8°]1 [7 ,49° en 52°]7 binnen de termijn bepaald door de commissie. Indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kan de commissie, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, [2 in aanwezigheid van zijn raadsman]2 een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag, per kalenderdag, [1 niet lager zijn dan duizend tweehonderd veertig euro, noch hoger zijn dan ]1 [3 10]3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar [3 ...]3. [2 ...]2
[2 Bovendien, indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn, bepaald door de commissie, in gebreke blijft al de bepalingen na te leven op de toepassing waarvan de commissie toeziet krachtens artikel 23, § 2, tweede lid, [5 3°, 3° bis]5 4° [7 ,49° en 52°]7, kan de commissie, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen in aanwezigheid van zijn raadsman, een dwangsom opleggen. De dwangsom mag, per kalenderdag, niet minder bedragen dan 250 euro, noch meer bedragen dan 50.000 euro, noch in het totaal 2.500.000 euro overschrijden.
In het geval van recidive van een persoon die nalaat om zich in overeenstemming te brengen met de bepalingen waarover de commissie toezicht uitoefent op de naleving ervan uit hoofde van artikel 23, § 2, tweede lid, [5 3°, 3° bis]5 4° [7 ,49° en 52°]7, kan de commissie de geldboete en/of de dwangsom maximaal vermeerderen tot het dubbele van het maximale bedrag zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid.
De geldboete en de dwangsom worden ten gunste van de Schatkist geïnd door de Administratie bevoegd voor de niet-fiscale invordering binnen de FOD Financiën.]2
[1 De administratieve boetes [2 en de dwangsommen]2 die door de commissie aan de netbeheerder worden opgelegd worden niet opgenomen in zijn kosten, maar worden afgetrokken van zijn billijke winstmarge.]1
[1 De administratieve boetes [2 en de dwangsommen]2 die door de commissie aan de distributienetbeheerders worden opgelegd, worden niet opgenomen in hun kosten, maar worden afgetrokken van hun billijke winstmarge.
De elektriciteitsbedrijven mogen aan hun afnemers het bedrag van de administratieve boetes [2 en de dwangsommen]2 die de commissie hen oplegt niet doorfactureren.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 53, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
(2)<W 2014-05-08/23, art. 17, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(3)<W 2016-12-25/03, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
(4)<W 2020-07-31/23, art. 3, 054; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(5)<W 2021-07-21/11, art. 13, 059; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
(6)<W 2022-10-23/01, art. 29, 066; Inwerkingtreding : 26-10-2022>
(7)<W 2022-12-16/05, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 22-12-2022>
Art. 31/1.[1 § . 1. Ten einde de toepassing van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen en mits een voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter kunnen de personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, op basis van een met redenen omklede beslissing, behalve in een privéwoning, het beslag bevelen op de activa die eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een door de commissie gevoerd onderzoek en die, ofwel het voorwerp uitmaken van de inbreuk die onderzocht wordt, ofwel die bestemd waren of bijgedragen hebben om de inbreuk in kwestie te begaan, ofwel een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk gehaald wordt of er het equivalent van vormen.
De personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, vermelden in hun beslissing de feitelijke omstandigheden die het nemen van de maatregel rechtvaardigen en bij de motivering van hun beslissing houden zij rekening met de principes van proportionaliteit en subsidiariteit.
Om dit bevel uit te voeren, kunnen de personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, zo nodig de hulp vragen van het openbaar gezag.
De uitvoering van de beslaglegging maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal waaraan de inventaris van alle in beslag genomen activa wordt toegevoegd. In de mate van het mogelijke worden de activa geïndividualiseerd.
§ 2. De gemotiveerde beslissing van de beslagmaatregel, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, die genomen wordt door de personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, vervalt van rechtswege, ofwel na afloop van de beroepstermijn tegen de beslissing van de commissie om een boete op te leggen en/of een dwangsom, overeenkomstig artikel 31, ofwel de eerste dag na de dag waarop het arrest van het [2 Marktenhof]2 is uitgesproken met betrekking tot de beslissing, genomen op basis van artikel 31, met toepassing van artikel 29bis.
In afwijking van het eerste lid vervalt het beslag, met betrekking tot de activa die in de beslissing van de commissie of, desgevallend, van het [2 Marktenhof]2, beschouwd worden als een vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit de inbreuk gehaald wordt of als het equivalent van dergelijk voordeel, enkel op het ogenblik waarop de geldboete en de dwangsom die opgelegd zijn met toepassing van artikel 31, integraal betaald zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 18, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(2)<W 2016-12-25/14, art. 109, 043; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 31/2. [1 Ten einde de toepassing van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen en mits een voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter kunnen de personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, op basis van een met redenen omklede beslissing, aan een natuurlijke of rechtspersoon uit hoofde van wie er duidelijke aanwijzingen zijn van een inbreuk in de betekenis van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011, een tijdelijk verbod opleggen om beroepsactiviteiten uit te oefenen die een risico op nieuwe inbreuk van deze bepalingen inhouden en die in de beslissing worden uiteengezet.
Het verbod kan enkel betrekking hebben op de natuurlijke en rechtspersonen die vermeld zijn in de beslissing van een persoon bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, alsook op de beroepsactiviteiten die daarin nauwkeurig omschreven zijn.
De personen bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid, vermelden in hun beslissing de feitelijke omstandigheden die het nemen van de maatregel rechtvaardigen en bij de motivering van hun beslissing houden zij rekening met de principes van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het verbod is geldig voor een termijn van drie maanden, eenmalig verlengbaar volgens dezelfde procedure.
Het verbod begint pas te lopen op het ogenblik waarop de beslissing aan de betrokken persoon is betekend door een persoon bedoeld in artikel 30bis, § 3, eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 18, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
Art. 31/3.[1 De sancties die in artikel 31 voorzien zijn mogen niet meer worden opgelegd binnen een termijn van meer dan 5 jaar te rekenen vanaf het begaan van de inbreuk op of van de schending van bepaalde bepalingen van deze wet, van haar uitvoeringsbesluiten, van latere wetten betreffende de tarieven o[2 ...]2, of van alle andere bepalingen waarvan zij toeziet op de toepassing ervan krachtens artikel 23, § 2, tweede lid, 4° en 8°.
In het geval van voortdurende inbreuk op of van voortdurende schending van bepaalde bepalingen van deze wet, van haar uitvoeringsbesluiten, van latere wetten betreffende de tarieven [2 ...]2, of van alle andere bepalingen waarvan zij toeziet op de toepassing ervan krachtens artikel 23, § 2, tweede lid, 4° en 8°, is de eerste dag van die termijn de dag waarop de inbreuk heeft opgehouden.
Deze termijn wordt onderbroken telkens wanneer een onderzoeksdaad of een daad van administratieve repressiemaatregel wordt uitgeoefend ten aanzien van de betrokken persoon.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 18, 037; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
(2)<W 2021-12-27/01, art. 88, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.32.In geval van een plotse crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van het transmissienet wordt bedreigd, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie [1 en in overleg met de netbeheerder]1, de nodige beschermingsmaatregelen nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet.
[1 Deze maatregelen moeten zo weinig mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en mogen de draagwijdte niet overstijgen die strikt noodzakelijk is om de plotse moeilijkheden te verhelpen die zich hebben voorgedaan.
De minister geeft onmiddellijk kennis van deze maatregelen aan de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie.]1
----------
(1)<W 2012-01-08/02, art. 54, 026; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
Art.33. De vennootschappen (...) met een sterke positie op de Belgische elektriciteitsmarkt dragen er zorg voor om in hun intern besluitvormingsproces aangepaste mechanismen in te bouwen teneinde te vermijden dat belangenconflicten in hoofde van verbonden of geassocieerde ondernemingen ertoe leiden dat beslissingen of strategieën worden aangenomen die de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming kunnen schaden. <W 2005-06-01/32, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
De commissie doet aanbevelingen ter invulling van wat in het eerste lid is bepaald; zij inspireert zich hierbij op de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur. De betrokken vennootschappen lichten de commissie in over het gevolg dat zij aan deze aanbevelingen geven; in voorkomend geval lichten zij haar de specifieke redenen toe op grond waarvan zij menen er van af te moeten wijken.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een onderneming geacht een sterke positie te hebben op de Belgische elektriciteitsmarkt wanneer zij een aandeel heeft van meer dan 25 procent van deze markt of een segment ervan.
Art.34. Het Nationaal Comité voor de Energie wordt opgeheven. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, regelt de Koning de ontbinding van deze instelling en alle kwesties waartoe deze aanleiding geeft, inzonderheid de overdracht van haar bevoegdheden, haar personeel en haar goederen, rechten en verplichtingen.
Art.35. De artikelen 168, 169 en 173, § 1, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 worden opgeheven.
Art.36. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen, of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen, en die de organisatie of de werking van de elektriciteitsmarkt betreffen.
De besluiten die krachtens het eerste lid worden vastgesteld, kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Art. 36bis. (opgeheven) <W 2006-02-13/41, art. 21, 014; Inwerkingtreding : 10-03-2006>
Art.37. <W 2005-06-01/32, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. De Koning kan de bepalingen van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
§ 2. Te dien einde kan Hij :
1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;
4° de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.
De coördinatie krijgt het volgende opschrift : " Elektriciteitswetboek ".
Art.38. De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet. (NOTA : Zie 1999-05-03/36).
BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage 1. - MODELFORMULIER VOOR HERROEPING (Dit formulier alleen invullen en terugzenden als u de overeenkomst wilt herroepen)
- Aan [hier moet de leverancier zijn naam, adres en e-mailadres invullen]:
- Ik/Wij (*) deel/delen (*) u hierbij mede dat ik/wij (*) mijn/onze (*) overeenkomst betreffende de levering van elektriciteit herroep/herroepen (*)
- Afgesloten op (...)
- Naam/Namen huishoudelijke afnemer(s)
- Adres huishoudelijke afnemer(s)
- Leveringsadres van elektriciteit, indien verschillend van het adres van de huishoudelijke afnemer(s)
- Handtekening van huishoudelijke afnemer(s) (alleen wanneer dit formulier op papier wordt ingediend)
- Datum (*) Doorhalen wat niet van toepassing is.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 88, 077; Inwerkingtreding : 21-12-2023>