Details





Titel:

3 JUNI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de concurrerende inschrijvingsprocedure, de voorwaarden en de procedure tot toekenning van de domeinconcessies en de algemene voorwaarden voor het gebruik van de kavels voor de bouw en exploitatie van een installatie voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België



Inhoudstafel:

TITEL 1. - Algemene bepalingen: definities en voorwerp
Art. 1-2
TITEL 2. - Nadere regels van de concurrerende inschrijvingsprocedure met de voorwaarden en procedure tot toekenning van de domeinconcessies
HOOFDSTUK 1. - Ontvankelijkheidscriteria
Art. 3-4
Afdeling 1. - Algemene vereisten
Art. 5-7
Afdeling 2. - Uitsluitingsgronden
Art. 8-14
Afdeling 3. - Organisatorische en professionele capaciteit
Art. 15
Afdeling 4. - Technische capaciteit
Art. 16
Afdeling 5. - Financiële capaciteit
Art. 17
HOOFDSTUK 2. - Toekenningscriteria
Art. 18-21
HOOFDSTUK 3. - Indiening en behandeling van de aanvragen
Art. 22-31
HOOFDSTUK 4. - Gunning en sluiting van de domeinconcessie
Art. 32-38
TITEL 3. - Uitvoering van de domeinconcessie
HOOFDSTUK 1. - De start en de duur van de domeinconcessie
Art. 39
HOOFDSTUK 2. - Rechten en verplichtingen van de concessiehouder
Afdeling 1. - Ondersteuningsmechanisme
Onderafdeling 1. - Principe en duurtijd
Art. 40-43
Onderafdeling 2. - Basismechanisme
Art. 44-46
Onderafdeling 3. - Optioneel mechanisme
Art. 47-52
Afdeling 2. - Verplichtingen van de concessiehouder
Art. 53-54
HOOFDSTUK 3. - Activiteiten die de concessiehouder mag uitoefenen naast de productie van elektriciteit
Art. 55
HOOFDSTUK 4. - Financiële zekerheden
Art. 56-58
HOOFDSTUK 5. - Controlewijziging, fusie of splitsing van de concessiehouder
Art. 59
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van een domeinconcessie
Art. 60-64
HOOFDSTUK 7. - Overdracht van de domeinconcessie
Art. 65
HOOFDSTUK 8. - Beëindiging van de domeinconcessie
Art. 66-70
TITEL 4. - Keuringsinstellingen en conformiteitsattest
HOOFDSTUK 1. - Erkenning van keuringsinstellingen
Art. 71
HOOFDSTUK 2. - Conformiteitsattest
Art. 72-74
TITEL 5. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid
Art. 75-82
Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2013 betreffende de instelling van een systeem voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen
Art. 83-84
HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 85



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002011314  2013011374 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL 1. - Algemene bepalingen: definities en voorwerp
Artikel 1. § 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna te noemen "de wet van 29 april 1999", zijn van toepassing op dit besluit.
  § 2. Daarnaast wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:
  1° werkdagen: elke dag met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;
  2° betrokken administraties: de Algemene Directie Energie en Algemene Directie Leefmilieu, Dienst Marien Milieu, van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  3° concessieverlenende overheid: de minister en de minister bevoegd voor het mariene milieu en de mariene ruimtelijke planning die gezamenlijk optreden;
  4° domeinconcessie: een concessie zoals bedoeld in artikel 6/3, § 1, van de wet van 29 april 1999;
  5° aanvraag: een aanvraag voor de toekenning van een domeinconcessie, waarbij de inschrijver zich ertoe verbindt een project uit te voeren op grond van de concessiedocumenten en de voorwaarden die hij biedt;
  6° inschrijver: een onderneming die, of een samenwerkingsverband van ondernemingen dat een aanvraag indient;
  7° samenwerkingsverband van ondernemingen: een groep van ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid die samen een aanvraag indienen;
  8° concurrerende inschrijvingsprocedure: de procedure voor de toekenning van een domeinconcessie, die in voorkomend geval de volgende fasen omvat: de voorafgaande marktconsultatie, de bekendmaking, de selectie, de gunning en de sluiting van de domeinconcessie;
  9° gunning van de domeinconcessie: de beslissing van de concessieverlenende overheid om een domeinconcessie aan de gekozen inschrijver toe te kennen;
  10° sluiting van de domeinconcessie: de totstandkoming van de contractuele band tussen de concessieverlenende overheid en de concessiehouder;
  11° concessiehouder: de inschrijver met wie in voorkomend geval een concessieovereenkomst is gesloten;
  12° project: elke door een inschrijver of concessiehouder beoogde bouw, exploitatie en ontmanteling van een productie-installatie in zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;
  13° productie-installatie: een geheel van productie-eenheden voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, evenals alle bijbehorende infrastructuur en uitrustingen, met inbegrip van de fundering, de interne bekabeling en de aansluiting op het netwerk van de transmissienetbeheerder;
  14° productie-eenheid: een apparaat dat energie uit hernieuwbare energiebronnen omzet in elektriciteit;
  15° projectbeheer: de leiding en coördinatie van het ontwerp, de inkoop, de bouw, de installatie, de exploitatie en de ontmanteling van een productie-installatie;
  16° kavel: iedere kavel vastgesteld bij ministerieel besluit krachtens artikel 6/4, § 1, van de wet van 29 april 1999, gelegen in een van de zones vastgesteld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden;
  17° Prinses Elisabeth I: de kavel die minstens het punt met de coördinaten N 51° 37,266501' O 2° 33,402950' omvat;
  18° Prinses Elisabeth II: de kavel bestaande uit de kaveldelen Prinses Elisabeth II noord en Prinses Elisabeth II zuid;
  19° Prinses Elisabeth II noord: het kaveldeel dat minstens het punt met de coördinaten N 51° 32,281916' O 2° 32,852604' omvat;
  20° Prinses Elisabeth II zuid: het kaveldeel dat minstens het punt met de coördinaten N 51° 26,766270' O 2° 27,529081' omvat;
  21° Prinses Elisabeth III: de kavel die minstens het punt met de coördinaten N 51° 28,981371' en O 2° 24,085658' omvat;
  22° concessiedocumenten: alle documenten die door de minister of de Algemene Directie Energie worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of ter bepaling van onderdelen van de domeinconcessie of de concurrerende inschrijvingsprocedure, met inbegrip van de aankondiging van de concurrerende inschrijvingsprocedure, de technische en functionele specificaties, de voorgestelde concessievoorwaarden, de modaliteiten voor de indiening van documenten door inschrijvers, informatie over algemeen toepasselijke verplichtingen en een beschrijving van de resultaten van de studies bedoeld in artikel 6/3, § 5, van de wet van 29 april 1999;
  23° geïnstalleerd vermogen: het nominale vermogen aan energieproductie van een productie-installatie uitgedrukt in MW;
  24° strike price: de in de aanvraag van een inschrijver opgegeven biedprijs in euro per megawattuur (€/MWh), tot vier decimalen, die wordt gebruikt om het recht op betaling en de verplichting tot terugbetaling van de concessiehouder te bepalen overeenkomstig de artikelen 41 tot 50;
  25° elektriciteitsreferentieprijs: maandelijks gewogen gemiddelde, rekening houdend met de totale AAP voor alle offshore installaties in de Prinses Elisabethzone, in EUR/MWh van de noteringen van de beschouwde maand op de day-aheadmarkt van de biedzone waarin de concessiehouder zijn energie injecteert, dewelke niet negatief mag zijn;
  26° indienststelling (van een productie-installatie): het ogenblik waarop een productie-eenheid van de concessiehouder voor het eerst elektriciteit levert aan het transmissienet via een gekeurde meter;
  27° ontmanteling: het demonteren, afbreken en verwijderen van een productie-installatie;
  28° directe burgerparticipatie: burgerparticipatie waarbij burgers als aandeelhouder betrokken worden bij het project en die aan elk van de voorwaarden bepaald in artikel 21, § 3 voldoet;
  29° indirecte burgerparticipatie: financiële participatie van burgers in het project op één van de wijzen bepaald in artikel 21, § 4;
  30° met een inschrijver verbonden onderneming: elke onderneming waarop een inschrijver rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kan uitoefenen, of elke onderneming die een overheersende invloed kan uitoefenen op die persoon of die, zoals zij, onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere onderneming omwille van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften. De overheersende invloed wordt vermoed wanneer een persoon, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten opzichte van de onderneming:
  a) de meerderheid van het maatschappelijk kapitaal van de onderneming bezit, of;
  b) over de meerderheid van de stemmen beschikt die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen, of;
  c) meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan aanwijzen;
  31° Prinses Elisabeth-zone: zone bestaande uit Prinses Elisabeth I, Prinses Elisabeth II noord, Prinses Elisabeth II zuid en Prinses Elisabeth III zoals bepaald in 17° tot 21° ;
  32° AAP: Available Active Power, de mogelijke beschikbare elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen voor een productie-installatie zonder curtailment, maar met aftrek van de onbeschikbaarheden;
  33° tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen: een steunmechanisme waarbij de begunstigde een vooraf bepaald vast inkomstenniveau gegarandeerd krijgt ("strike price") op basis van AAP en waarbij het steunniveau (dat negatief kan zijn) verandert naargelang van de elektriciteitsreferentieprijs en de correctiefactor;
  34° correctiefactor: een correctie op de elektriciteitsreferentieprijs die rekening houdt met onbalanskosten voor afwijkingen tussen enerzijds de productievoorspelling en anderzijds de AAP;
  35° curtailment: de verlaging van de elektriciteitsproductie van de productie-installatie als gevolg van een marktsignaal of een vraag vanuit de netbeheerder en niet omwille van operationele beslissingen of onderhoudsactiviteiten;
  36° onbeschikbaarheid: geplande of ongeplande stilstand of vermindering van de elektriciteitsproductie van de productie-installatie als gevolg van operationele beslissingen of onderhoudsactiviteiten.

Art.2. De Algemene Directie Energie kan de inschrijver verzoeken om documenten of elementen bedoeld in hoofdstuk 1 en 2 van titel 2 of bijkomende informatie ter verduidelijking van voornoemde elementen, vereist voor de evaluatie van de aanvraag, over te maken.
  De inschrijver beschikt over een termijn van tien werkdagen om de gevraagde verduidelijkingen te bezorgen aan de Algemene Directie Energie. De informatie aangeleverd na deze termijn van tien werkdagen wordt niet aan het dossier toegevoegd.

TITEL 2. - Nadere regels van de concurrerende inschrijvingsprocedure met de voorwaarden en procedure tot toekenning van de domeinconcessies
HOOFDSTUK 1. - Ontvankelijkheidscriteria
Art.3. Alleen een aanvraag van een inschrijver die voldoet aan de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk is ontvankelijk. Deze voorwaarden moeten gedurende de gehele concurrerende inschrijvingsprocedure voldaan zijn.

Art.4. Per concurrerende inschrijvingsprocedure mag er niet meer dan één aanvraag per inschrijver ingediend worden.

Afdeling 1. - Algemene vereisten
Art.5. § 1. De inschrijver, of, indien de inschrijver een samenwerkingsverband betreft, iedere deelnemer van dat samenwerkingsverband, is een onderneming met rechtspersoonlijkheid die is opgericht overeenkomstig de Belgische wetgeving of overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van een ander land voor zover internationale overeenkomsten waardoor België gebonden is vereisen dat inschrijvers uit die landen aan de concurrerende inschrijvingsprocedure kunnen deelnemen.
  § 2. De inschrijver, of, indien de inschrijver een samenwerkingsverband betreft, iedere deelnemer van dat samenwerkingsverband, beschikt over een centrale administratie, een voornaamste inrichting of een maatschappelijke zetel gevestigd in een van de in paragraaf 1 bedoelde landen, op voorwaarde dat de activiteit van deze vestiging of maatschappelijke zetel een effectief en bestendig verband vertegenwoordigt met de economie van het land waarin het gevestigd is.

Art.6. De inschrijver voegt bij zijn aanvraag de volgende documenten:
  1° een aanvraag voor de vergunningen en machtigingen vereist door of krachtens de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat;
  2° een aanvraag tot overdracht van de vergunningen en machtigingen vereist door of krachtens de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden.

Art.7. De aanvraag bevat de volgende elementen:
  1° indien de inschrijver een samenwerkingsverband betreft, een door elke deelnemer ondertekende verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband;
  2° in een afzonderlijk document: een strike price die minder bedraagt dan 95 euro per MWh. Dit bedrag wordt geïndexeerd vanaf 1 maart 2024 tot 6 maand voor de uiterste indieningsdatum overeenkomstig de volgende formule:

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-07-2024, p. 79481)
  Waar:
  PPI2024 en PPItender x is de productie prijsindex, gebaseerd op de afzetprijzen voor de industrie (zonder bouw) voor de binnenlandse markt, totale industrie, zonder energie. Het gaat over respectievelijk de index van 1 maart 2024 en de meest recent beschikbare maandindex 6 maand voor de uiterste indieningsdatum;
  Arbeid2024 en Arbeidtender x is de arbeidskostenindex, gebaseerd op de seizoensgezuiverde arbeidskostenindex van de arbeidskosten voor "productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (D)". Het gaat respectievelijk over de kwartaalindex op 1 maart 2024 en de meest recente beschikbare kwartaalindex 6 maand voor de uiterste indieningsdatum;
  Koper2024 en Kopertender x is de prijsindex voor koper, gebaseerd op LME Copper Cash-Settlement (monthly average) in USD, converted to EUR. Het gaat respectievelijk over de maandindex op 1 maart 2024 en de meest beschikbare maandindex 6 maand voor de uiterste indieningsdatum. De gemiddelde index wordt geconverteerd van USD naar Euro aan de gemiddelde USD-EUR koers (op XE converter) van de laatste dertig dagen;
  Staal2024 en Staaltender x is de prijsindex voor staal, gebaseerd op European Steel Prices in Tonnes (T) for "Hot Rolled Plate". Het gaat respectievelijk over de maandindex van 1 maart 2024 en over de meest recent beschikbare maandindex 6 maand voor de uiterste indieningsdatum;
  Fuel2024 en Fueltender x is de prijsindex voor fuel, gebaseerd op EMEA Average for MGO in USD, converted to EUR. Het gaat over het gemiddelde van de dertig meest recente dagnoteringen in USD, geconverteerd naar Euro aan de gemiddelde USD-EUR koers (op XE converter) van de laatste dertig dagen op 1 maart 2024 en 6 maand voor de uiterste indieningsdatum.
  Indien een index waarnaar wordt verwezen in de bovenstaande formule niet (meer) beschikbaar is, moet een andere, soortgelijke index genomen worden, op 1 maart 2024 en 6 maand voor de uiterste indieningsdatum, die bepaald wordt door de minister.
  3° een beschrijving van het ontwerp van de productie-installatie waaruit blijkt dat de technische en functionele specificaties bedoeld in artikel 27, 4° zullen worden nageleefd en minimaal het volgende te installeren vermogen zal worden bereikt:
  a) 695 MW voor Prinses Elisabeth I;
  b) 1225 MW voor Prinses Elisabeth II en III;
  4° een tijdsschema minimaal per maand voor de bouw, exploitatie en ontmanteling van de productie-installatie, dat in overeenstemming is met artikel 39;
  5° de verbintenistermijn wat betreft de in de aanvraag geboden voorwaarden, die niet korter mag zijn dan zeven maanden te rekenen vanaf de opening van de aanvragen;
  6° een verklaring waarin de inschrijver bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de technisch-financiële vereisten voor de netaansluiting zoals opgenomen in bijlage bij de concessiedocumenten en verklaart dat hij het project overeenkomstig deze vereisten zal realiseren;
  7° een verklaring waarin de inschrijver bevestigt dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden voor de toekenning van de kabelvergunning bedoeld in artikel 6, 1° en van de vergunning bedoeld in artikel 6, 2° en de daarin opgenomen voorwaarden;
  8° een gedetailleerd plan dat de manier beschrijft waarop de inschrijver gebruik maakt van de best beschikbare technieken en praktijken met het oog op de meest duurzame keuze op vlak van herkomst, samenstelling en recycleerbaarheid van materialen en met het oog op het naleven van de voorwaarden opgelegd in de vergunning bedoeld in artikel 6, 2°, evenals de manier waarop deze duurzame werkmethoden zullen worden toegepast;
  9° in een afzonderlijk document: een gedetailleerd burgerparticipatieplan dat de manier beschrijft waarop minimum één procent van de totale investeringskosten van het project wordt opengesteld voor directe burgerparticipatie of indirecte burgerparticipatie, of een combinatie van beide. Dit burgerparticipatieplan geeft duidelijk en onderbouwd weer wat het vooropgestelde doel en de beoogde omvang in percentage is dat de inschrijver inzake burgerparticipatie zal nastreven in het licht van het toekenningscriterium bedoeld in artikel 19, § 2, 2°, en hoe de inschrijver dit doel in de praktijk zal nastreven. Dit burgerparticipatieplan omvat een communicatieplan dat voor burgers op transparante wijze de betrokken risico's en opportuniteiten alsook het toepasselijke wettelijke kader van deze burgerparticipatie beschrijft.
  Het communicatieplan bedoeld in het eerste lid, 9° voldoet aan volgende voorwaarden:
  a) het wordt in de vorm van één enkel document, bestaande uit twee versies in het Nederlands en het Frans opgesteld;
  b) het wordt in beknopte vorm en in begrijpelijke bewoordingen opgesteld. Ingeval van enkel directe of indirecte burgerparticipatie bevat het communicatieplan maximaal 50 A4 bladzijden. Ingeval van een combinatie van directe en indirecte burgerparticipatie bevat het communicatieplan na een algemene inleiding twee onderdelen waarin elke vorm van burgerparticipatie afzonderlijk geduid wordt. In dit geval bedraagt het totale communicatieplan maximaal 80 A4 bladzijden;
  c) het wordt zodanig voorgesteld en vormgegeven met gebruik van tekens en leesbare grootte dat het vlot leesbaar is;
  d) het geeft aan hoe duidelijke en eerlijke informatie zal worden verstrekt aan burgers over de voorwaarden en de financiële, economische en sociale opbrengsten maar ook de potentiële risico's van het project en de directe of indirecte participatie. Dit omvat mogelijke financiële risico's, zoals rendementsverwachtingen, marktvolatiliteit en projectrisico's, evenals milieu- en sociale risico's, zoals impact op het ecosysteem, de betrokken gemeenschappen en andere belanghebbenden. De risico-informatie moet begrijpelijk en toegankelijk zijn voor de betrokken burgers, en er moet worden gewaarborgd dat ze in staat zijn om geïnformeerde beslissingen te nemen over hun directe of indirecte participatie. Het communicatieplan moet ook aangeven welke maatregelen worden genomen om de risico's te beheersen en te verminderen, en hoe eventuele verliezen worden aangepakt;
  e) het voldoet aan de toepasselijke wetgeving inzake bescherming van het privéleven en van persoonsgegevens en geeft duidelijk aan welke gegevens worden verzameld, hoe ze worden gebruikt en met wie ze worden gedeeld;
  f) Het voldoet aan de geldende financiële wetgeving, zoals vereist voor het opstellen en publiceren van een prospectus, waarbij alle relevante financiële informatie nauwkeurig en begrijpelijk wordt gepresenteerd, in overeenstemming met de voorschriften en vereisten vastgesteld door de betreffende regelgevende instanties;
  g) het voorziet in een klachtenmechanisme dat burgers toelaat om eventuele klachten of zorgen in te dienen met betrekking tot het project en de directe of indirecte burgerparticipatie en legt uit hoe deze klachten zullen worden behandeld en opgelost;
  10° een beschrijving van de technieken en middelen die de inschrijver voor ogen heeft voor de realisatie van de werkzaamheden voor de bouw en de exploitatie van de productie-installatie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare technieken die reeds hun deugdelijkheid hebben bewezen door middel van een typecertificaat of door het gebruik in toepassingen op vergelijkbare schaal als het project en waarbij de impact op het marien milieu zoveel mogelijk wordt beperkt;
  11° een beschrijving van de technieken en middelen die de inschrijver voor ogen heeft voor de ontmanteling van de productie-installaties na de stopzetting van de exploitatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare technieken, de impact op het marien milieu zoveel mogelijk beperkt wordt, erosieverschijnselen zoveel mogelijk vermeden worden en maximaal ingezet wordt op hergebruik of recyclage van de onderdelen van de productie-installatie.
  12° een becijferd voorstel van een verzekeringsmaatschappij met maatschappelijke zetel in België of in een ander land van de Europese Economische Ruimte of in een ander land voor zover internationale overeenkomsten waardoor België gebonden is vereisen dat inschrijvers uit die landen aan de concurrerende inschrijvingsprocedure kunnen deelnemen, voor de risicodekking op het vlak van de burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de productie-installatie die voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 58.

Afdeling 2. - Uitsluitingsgronden
Art.8. § 1. De minister sluit een inschrijver uit van verdere deelname aan de concurrerende inschrijvingsprocedure, in welk stadium van deze procedure ook, wanneer de minister heeft vastgesteld of anderszins ervan op de hoogte is dat deze inschrijver door een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde veroordeeld is voor een van de volgende misdrijven:
  1° deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek of in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit;
  2° omkoping als bedoeld in artikelen 246 en 250 van het Strafwetboek of in artikel 3 van de Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn of in artikel 2.1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector;
  3° fraude als bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002;
  4° terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten als bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek of in de zin van de artikelen 1, 3 of 14 van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding;
  5° witwassen van geld zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten of financiering van terrorisme als bedoeld in artikel 3 van dezelfde wet of in de zin van artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie;
  6° kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel als bedoeld in artikel 433quinquies van het Strafwetboek of in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad;
  7° tewerkstelling van onderdanen van derde landen die illegaal in het land verblijven in de zin van artikel 35/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers of in de zin van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van vreemde arbeiders.
  § 2. De verplichting tot uitsluiting van de inschrijver van deelname aan de concurrerende inschrijvingsprocedure is ook van toepassing wanneer een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de inschrijver of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft door een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde veroordeeld is voor een van de in de paragraaf 1 vernoemde misdrijven.
  § 3. De in paragraaf 1 bedoelde uitsluitingsgronden gelden voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van de definitieve veroordeling.
  § 4. De inschrijver voegt bij zijn aanvraag het bewijs dat hij en de personen bedoeld in paragraaf 2 geen veroordeling voor de misdrijven zoals bedoeld in paragraaf 1 hebben opgelopen. Dat bewijs kan, onder meer, geleverd worden door middel van het overmaken van een uittreksel uit het strafregister of een evenwaardig document, dat niet meer dan drie maanden voor het indienen van de aanvraag werd uitgereikt door een gerechtelijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst.

Art.9. § 1. De minister sluit de inschrijver uit van verdere deelname aan de concurrerende inschrijvingsprocedure, in welk stadium van deze procedure ook, wanneer die heeft vastgesteld of anderszins ervan op de hoogte is dat deze inschrijver:
  1° kwalificeert als een onderneming in moeilijkheden zoals bepaald in de "Mededeling van 31 juli 2014 van de Commissie - inzake reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden";
  2° in staat van faillissement of van vereffening verkeert, zijn werkzaamheden heeft gestaakt, een gerechtelijke reorganisatie ondergaat, of aangifte heeft gedaan van zijn faillissement, voor hem een procedure van vereffening of gerechtelijke reorganisatie aanhangig is, of hij in een vergelijkbare toestand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure die bestaat in andere nationale reglementeringen.
  § 2. De inschrijver voegt bij zijn aanvraag het bewijs dat hij zich niet in een van de in paragraaf 1 bedoelde gevallen bevindt. Dat bewijs kan, onder meer, worden geleverd door middel van het overmaken van een recent bewijs van niet-faillissement en een bewijs van inschrijving, of evenwaardige documenten, uitgereikt door een gerechtelijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong.
  § 3. De minister kan een inschrijver uitsluiten in geval de aanvraag niet in aanmerking komt voor de overdracht bedoeld in artikel 6, 2° op basis van de informatie bedoeld in artikel 7, eerste lid, 8° en onverminderd artikel 31, § 2.
  § 4. De minister sluit een inschrijver uit in geval de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 27, 14° en niet in aanmerking komt voor de toekenning van de vergunning bedoeld in artikel 6, 1°.

Art.10. De minister kan een inschrijver uitsluiten van verdere deelname aan de concurrerende inschrijvingsprocedure, in welk stadium van deze procedure ook, wanneer de minister heeft vastgesteld of anderszins ervan op de hoogte is dat deze inschrijver het voorwerp uitmaakt van een procedure op basis van Europees of nationaal recht waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd, op basis van een terugvorderingsbesluit bedoeld in artikel 16, van Verordening (EU) 2015/1589 dat uitstaat ten aanzien van de begunstigde ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en met de interne markt onverenigbaar is verklaard.

Art.11. § 1. De minister sluit de inschrijver uit van verdere deelname aan de concurrerende inschrijvingsprocedure, in welk stadium van deze procedure ook, wanneer de minister heeft vastgesteld of anderszins ervan op de hoogte is dat deze inschrijver niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen.
  Deze uitsluitingsgrond geldt evenwel niet indien de inschrijver aantoont dat hij:
  a) geen bijdrageverplichting van meer dan 3.000 euro heeft; of
  b) een uitstel van betaling van zijn schuld heeft verkregen en de afbetalingen daarvan strikt in acht neemt.
  Als de inschrijver een bijdrageverplichting van meer dan 3.000 euro heeft, toont hij aan, om niet te worden uitgesloten, dat hij een of meer schuldvorderingen heeft bij een aanbestedende dienst of een openbaar bedrijf die zeker, verschuldigd en vrij van enige verplichting jegens derden zijn voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan zijn schuld verminderd met 3.000 euro.
  § 2. De minister verifieert de sociale en fiscale toestand van de inschrijvers op basis van de attesten die elektronisch beschikbaar zijn voor deze overheid via de Telemarc-toepassing of via gelijkaardige gratis toegankelijke elektronische toepassingen in andere lidstaten. Deze verificatie gebeurt binnen de twintig dagen na de uiterste datum voor het indienen van de aanvraag.
  Indien er geen attest beschikbaar is via een in het eerste lid bedoelde toepassing, voegt de inschrijver een attest bij zijn aanvraag dat niet meer dan drie maanden voor het indienen van de aanvraag werd uitgevaardigd.
  Indien de minister vaststelt dat de fiscale dan wel sociale schulden het in paragraaf 1, tweede lid, a) bedoelde bedrag overschrijdt en er geen uitstel van betaling is verleend, vraagt de Algemene Directie Energie de inschrijver of hij zich in het geval van paragraaf 1, derde lid, bevindt.
  § 3. Indien de minister vaststelt dat de inschrijver niet aan deze vereisten met betrekking tot zijn belastingen en socialezekerheidsverplichtingen voldoet, dan zal de minister de inschrijver hiervan in kennis stellen. Vanaf de dag volgend op deze mededeling beschikt de inschrijver over vijf werkdagen om bewijs van zijn regularisatie te leveren. Deze regularisatie kan slechts eenmaal worden gebruikt.

Art.12. Als een van de documenten of getuigschriften, vermeld in artikel 8, paragraaf 4 of artikel 9, paragraaf 2, niet wordt uitgereikt in het land in kwestie, kan het worden vervangen door een verklaring onder ede of een plechtige verklaring van de betrokkene voor een gerechtelijke of overheidsinstantie, voor een notaris of voor een bevoegde beroepsorganisatie van het land van oorsprong of herkomst.

Art.13. § 1. De minister kan, in elk stadium van de concurrerende inschrijvingsprocedure, een inschrijver van deelname aan deze procedure uitsluiten in de volgende gevallen:
  1° wanneer de minister over voldoende plausibele aanwijzingen beschikt om te besluiten dat de inschrijver handelingen zou hebben gesteld, overeenkomsten zou hebben gesloten of afspraken zou hebben gemaakt om de normale mededingingsvoorwaarden te vertekenen;
  2° wanneer de minister met elk passend middel kan aantonen dat de inschrijver de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het recht van de Europese Unie, het nationaal recht, de collectieve arbeidsovereenkomsten of de bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht vermeld in bijlage IV van de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten of in bijlage X van Richtlijn 2014/24/EU betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten heeft geschonden;
  3° wanneer de minister met elk passend middel kan aantonen dat de inschrijver een ernstige beroepsfout heeft begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;
  4° wanneer zich wegens de eerdere betrokkenheid van een inschrijver of een met een inschrijver verbonden onderneming bij de voorbereiding van de concurrerende inschrijvingsprocedure een vertekening van de mededinging heeft voorgedaan die niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden verholpen;
  5° wanneer de inschrijver of een met een inschrijver verbonden onderneming blijk heeft gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijke verplichting tijdens een eerdere concessie in de zin van de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten, een eerdere overeenkomst met een aanbesteder in de zin van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten of een eerdere domeinconcessie in de zin van de wet, en dit geleid heeft tot de stopzetting van de concessie, de overheidsopdracht of de domeinconcessie, schadevergoedingen, het nemen van ambtshalve maatregelen of andere vergelijkbare sancties;
  6° wanneer de inschrijver zich schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van informatie die nodig is voor de controle op het ontbreken van uitsluitingsgronden of de naleving van de ontvankelijkheids- of selectiecriteria, die informatie heeft achtergehouden, of niet in staat is de vereiste bewijsstukken voor te leggen;
  7° wanneer de inschrijver of een met een inschrijver verbonden onderneming heeft getracht om het besluitvormingsproces van de minister of de concessieverlenende overheid onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de concurrerende inschrijvingsprocedure kan bezorgen, of opzettelijk of door nalatigheid misleidende informatie heeft verstrekt die een belangrijke invloed kan hebben op beslissingen inzake uitsluiting, selectie of gunning;
  8° wanneer de minister over voldoende plausibele aanwijzingen beschikt om te besluiten dat de deelname van een inschrijver gevolgen kan hebben voor de openbare orde of de nationale veiligheid, onder meer door de aantasting van de bescherming van kritieke infrastructuren, de continuïteit van vitale processen, de integriteit van gevoelige kennis of de strategische onafhankelijkheid van de federale overheid.
  § 2. De in paragraaf 1 vermelde uitsluitingsgronden van deelname gelden slechts voor een periode van drie jaar vanaf de datum van de betrokken gebeurtenis.
  Indien de gedraging die valt onder de in paragraaf 1, 2°, 3°, 4°, 6° of 7°, bedoelde uitsluitingsgrond echter werd bestraft door middel van een besluit van een bevoegde administratieve of gerechtelijke autoriteit houdende vaststelling van een inbreuk op een rechtsregel, in het kader van een door het Unierecht of het nationale recht geregelde procedure, wordt de termijn van drie jaar zoals bedoeld in het eerste lid berekend vanaf de datum van dit besluit. De minister kan echter een beslissing tot uitsluiting nemen voorafgaand aan de beslissing van de bevoegde autoriteit, voor zover alle voorwaarden daartoe vervuld zijn, met inbegrip van de voorwaarde omtrent de berekening van de in het eerste lid bedoelde termijn van drie jaar.

Art.14. Indien de inschrijver een samenwerkingsverband is, zijn de in deze afdeling bepaalde uitsluitingsgronden van toepassing op elke deelnemer aan het samenwerkingsverband.

Afdeling 3. - Organisatorische en professionele capaciteit
Art.15. De inschrijver voegt de volgende documenten bij zijn aanvraag:
  1° een organigram van de organisatorische structuur die inschrijver voorstelt voor de uitvoering en uitbating van het project, met een beschrijving van de voorhanden profielen en aanduiding van de personeelsbezetting;
  2° een schematische voorstelling van de financiële structuur van de inschrijver, met inbegrip van een diagram van de aandeelhouders en een detaillering van de verdeling van het aandeelhouderschap, een kopie van het aandeelhoudersregister, een uittreksel uit het UBO-register gecreëerd op grond van artikel 73 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, alsook een duidelijke beschrijving van hoe directe burgerparticipatie en/of indirecte burgerparticipatie in deze financiële structuur zal geïncorporeerd worden;
  3° een beschrijving van een veiligheidsbeheersysteem en een handleiding voor de toepassing ervan voor de volledige levensduur van de installatie met als doel: de vrijwaring van de integriteit van de betrokken installaties, de openbare veiligheid, de bescherming van het milieu en het invoeren van een beleid om incidenten te voorkomen. Het veiligheidsbeheersysteem omvat:
  a) de rol, de verantwoordelijkheden en de opleiding van het personeel;
  b) de procedures voor identificatie en evaluatie van de risico's van de incidenten die zich kunnen voordoen in elke fase van het bestaan van de installaties;
  c) de procedures en instructies die werden uitgewerkt om bij te dragen tot het beheersen van de exploitatie van de installaties;
  d) de procedures voor het beheer van wijzigingen aan te brengen aan de bestaande installaties;
  e) de noodplannen;
  f) de procedures om incidenten te voorkomen en te analyseren alsook om de opvolging van de corrigerende acties te verzekeren.

Afdeling 4. - Technische capaciteit
Art.16. § 1. De inschrijver voegt bij zijn aanvraag een projectportfolio met een referentie met betrekking tot één project van windturbines op zee dat een productie-installatie voor een totaal geïnstalleerd vermogen van minstens 300 MW als voorwerp heeft of referenties met betrekking tot twee projecten van windturbines op zee die samen een productie-installatie voor een totaal geïnstalleerd vermogen van minstens 300 MW als voorwerp hebben, waarbij voornoemde projecten werden gerealiseerd in de Europese Economische Ruimte of het Verenigd Koninkrijk en waarvan de eerste productie-eenheid sinds minstens achttien maanden in dienst gesteld is. Voornoemde referenties bevatten een waarheidsgetrouwe projectbeschrijving die ervan doet blijken dat de inschrijver een actieve rol in het projectbeheer heeft vervuld en zijn rol dus niet beperkt bleef tot een zuivere financiële deelname. Indien de inschrijver het (de) project(en) die als referentie gebruikt worden samen met anderen heeft gerealiseerd, wordt het geïnstalleerd vermogen van dit (deze) project(en) bepaald op basis van het percentuele aandeel op het moment van financial close van de inschrijver in het eigenaarschap van het (de) in dienst gestelde project(en).
  Indien de inschrijver een samenwerkingsverband is, hebben de deelnemers aan dat samenwerkingsverband die de in het eerste lid bedoelde referentie kunnen voorleggen samen een aandeel van minstens vijfentwintig procent in het samenwerkingsverband en tonen zij bovendien aan dat zij een actieve rol zullen vervullen in het projectbeheer met betrekking tot het project waarvoor het samenwerkingsverband een aanvraag indient.
  § 2. Om aan de minimumdrempel van 300 MW uit de paragraaf 1 te voldoen, kan de inschrijver beroep doen op een derde als hij voor elke derde op wie hij beroep wil doen voor het ontwerp, de aankoop, de bouw, de indienststelling of de exploitatie van een productie-installatie,
  minstens één referentie toevoegt van een projectportfolio van productie-eenheden van vergelijkbare omvang waaraan deze derde een gelijkaardige bijdrage heeft geleverd als voor het project beoogd wordt, alsook een door deze derde, onderaannemer, ondertekende verbintenisbrief tot terbeschikkingstelling van middelen in het kader van de realisatie van het betreffende project.

Afdeling 5. - Financiële capaciteit
Art.17. § 1. De inschrijver voegt de volgende documenten bij zijn aanvraag:
  1° een financieringsplan van maximaal vijftien pagina's die de robuustheid van de financiering aantoont met een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het project zal worden gefinancierd, inclusief de beoogde financiers en het beoogde aandeel dat zij zouden dragen, waaruit blijkt dat het eigen vermogen van de inschrijver of, indien de inschrijver een samenwerkingsverband is, de som van de eigen vermogens van de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bij de financial close minstens twintig procent zal bedragen van de totale investeringskosten van het project;
  2° de jaarrekeningen met betrekking tot de drie meest recente boekjaren van de inschrijver of, indien de inschrijver een samenwerkingsverband is, van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband;
  3° een verklaring waaruit blijkt dat de inschrijver, desgevallend samen met haar aandeelhouders en/of verbonden ondernemingen zoals bedoeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, op het einde van het boekjaar vóór het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend activa bezit ten belope van ten minste 75 miljoen euro voor Princes Elisabeth I en ten minste 150 miljoen euro voor Princes Elisabeth II en III. In het geval dat de inschrijver een samenwerkingsverband is, blijkt uit de verklaring dat minstens een lid minimum een aandeel van 10 % van de gezamenlijke activa vertegenwoordigt en dat de gezamenlijke activa van de deelnemers die elk minstens een aandeel van tien procent vertegenwoordigen in het samenwerkingsverband deze drempels bereiken. Het aandeel dat wordt aangehouden via burgerparticipatie, wordt niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van voornoemde drempels;
  4° het bewijs dat een financiële garantie voor de daadwerkelijke en tijdige realisatie van het project werd verstrekt ten belope van 70 miljoen euro voor Prinses Elisabeth I en ten belope van 140 miljoen euro voor Prinses Elisabeth II en III;
  5° een realistisch zakelijk plan voor de bouw, tijdige indienststelling van de laatste productie-eenheid van de productie-installatie en uitbating van de productie-installaties, dat een inschatting van de kosten en opbrengsten bevat evenals de voornaamste assumpties van deze inschatting met inbegrip van een prognose van de opbrengst.
  § 2. De jaarrekeningen bedoeld in paragraaf 1 zijn gecertifieerd door een commissaris of voor authenticatie afgetekend door een externe boekhouder. Indien de jaarrekening niet gecertificeerd is door een commissaris of niet opgesteld werd door een externe accountant/boekhouder (zoals vermeld op de eerste pagina's van de neergelegde jaarrekening) dan wordt ofwel een geauthenticeerde getekende jaarrekening door een externe boekhouder voorgelegd of een verklaring op eer door de raad van bestuur die het getrouwe beeld van deze jaarrekening verklaart. Voor de organisaties die niet gehouden zijn tot de publicatie van hun jaarrekening of voor buitenlandse organisaties worden overgemaakt: financiële staten (omvattende een balans en resultatenrekening) geattesteerd door de commissaris of afgetekend voor authenticatie door een externe accountant.
  Indien een verkort schema van de jaarrekeningen wordt gepubliceerd: opgave van de gerealiseerde omzet.
  De overige documenten bedoeld in paragraaf 1 worden voor echt verklaard door een Belgische bedrijfsrevisor of voor authenticatie afgetekend door een externe accountant. Indien de documenten niet gecertificeerd zijn door een Belgische bedrijfsauditor of niet opgesteld werd door een externe boekhouder dan wordt een verklaring op eer door de raad van bestuur overgemaakt die het getrouwe beeld van deze documenten verklaart.
  De financiële garantie bedoeld in paragraaf 1, onder 4° kan verstrekt worden middels een bankgarantie of middels een waarborg in de vorm van een geldsom.
  Indien de financiële garantie verstrekt wordt door middel van een bankgarantie, dan is die bankgarantie onherroepelijk, onvoorwaardelijk en opvraagbaar op het eerste verzoek. De bankgarantie wordt uitgegeven door een financiële instelling die minstens een langetermijn kredietrating "A" heeft bij één van de kredietratingbureaus Moody's, Fitch en Standard & Poor's en die blijvend gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (via haar hoofdkantoor of via een filiaal).
  Indien de financiële garantie wordt verstrekt middels een waarborg in de vorm van een geldsom, gebeurt dit door storting van het bedrag op de rekening van de Deposito- en Consignatiekas of van een openbare instelling die een functie vervult die gelijkaardig is met die van genoemde Kas.

HOOFDSTUK 2. - Toekenningscriteria
Art.18. Alleen volledige en ontvankelijke aanvragen worden getoetst aan de toekenningscriteria in dit hoofdstuk en op grond daarvan gerangschikt.
  In geval meerdere regelmatige en ontvankelijke aanvragen op grond van de toekenningscriteria even hoog worden gerangschikt, gebeurt de toekenning overeenkomstig de criteria vastgelegd in artikel 32, derde lid.

Art.19. § 1. Elke aanvraag wordt beoordeeld op 100,0000 punten
  § 2. De aanvraag wordt getoetst aan de volgende toekenningscriteria:
  1° voor 90,0000 punten, de hoogte van de strike price;
  2° voor 10,0000 punten, de mate van burgerparticipatie.
  § 3. De aldus vastgestelde punten worden afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt.

Art.20. Voor de toepassing van het toekenningscriterium met betrekking tot de strike price bedoeld in artikel 19, § 2, 1°, worden de aanvragen gerangschikt van de aanvraag met de laagste strike price tot de aanvraag met de hoogste strike price.
  De aanvraag met de laagste strike price krijgt de maximumscore van 90,0000 punten. De volgende aanvragen krijgen een aantal punten in evenredige verhouding van de in de betrokken aanvraag opgegeven strike price tot de laagste strike price, waarbij een afwijking van 8% ten opzichte van de laagste strike price gelijkgesteld wordt aan een verschil van 10,0000 punten. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een eventueel gebruik door de inschrijver van de mogelijkheid geboden door artikel 47.

Art.21. § 1. In het kader van het toekenningscriterium met betrekking tot de burgerparticipatie bedoeld in artikel 19, § 2, 2°, kunnen inschrijvers tot 10 punten verdienen indien zij het aandeel burgerparticipatie verhogen tot meer dan het minimum van één procent van de totale investeringskosten van het project bedoeld in artikel 7, 9° waarbij:
  a) tot 3 punten verkregen kunnen worden voor burgerparticipatie ongeacht of het indirecte burgerparticipatie of directe burgerparticipatie is. Deze punten worden berekend als volgt:


Bijkomend procent burgerparticipatie boven op de één procent bedoeld in artikel 7,9° Punten Pourcentage de participation citoyenne en plus d'un pour cent visé à l'article 7,9° Points
≥ 1% 1 ≥ 1% 1
≥ 2% 2 ≥ 2% 2
≥ 3% 3 ≥ 3% 3
b) tot 4 bijkomende punten verkregen kunnen worden voor directe burgerparticipatie. Deze punten worden berekend als volgt:


Procent directe burgerparticipatie Punten Pourcentage de participation citoyenne directe Points
≥ 0.5% 1 ≥ 0.5% 1
≥ 1% 3 ≥ 1% 3
≥ 2% 4 ≥ 2% 4
c) tot 3 punten verkregen kunnen worden voor inspanningen inzake participatie, sensibilisering en actieve betrokkenheid van de burgers, opgenomen in het in artikel 7, 9° bedoelde burgerparticipatieplan, op de wijze nader bepaald in paragraaf 2.
  Het finale resultaat is de som van de stappen a), b) en c).
  Het in het eerste lid vermelde minimumpercentage mag geen deel uitmaken van de onder a) vermelde percentages burgerparticipatie, maar wel van de onder b) vermelde percentages directe burgerparticipatie.
  De in het eerste lid vermelde percentages voor burgerparticipatie worden bepaald volgens een breuk waarbij de teller bestaat uit de verzamelde gelden inclusief het aankoopbedrag van de aandelen en de noemer bestaat uit de investeringskosten van het project op het moment van de financial close.
  § 2. Het gedetailleerd burgerparticipatieplan bedoeld in artikel 7, 9° zet uiteen hoe de inschrijver de verhoogde burgerparticipatie beoogt te bereiken.
  Het burgerparticipatieplan zal worden beoordeeld op basis van volgende parameters en dit op gelijke basis :
  1° de mate van transparantie: Het burgerparticipatieplan is transparant en verstrekt duidelijke informatie aan de burgers over het project en de mogelijkheden voor directe of indirecte participatie. Het beschrijft de bronnen van informatie, de betrokken partijen en de besluitvormingsprocessen. Meer in het bijzonder zal het burgerparticipatieplan in deze gelijk beoordeeld worden op volgende punten:
  a) de mate waarin het project bijdraagt aan de creatie van een draagvlak voor de energietransitie, de noodzakelijke investeringen in hernieuwbare elektriciteitsproductie, in energiebesparingen en aan de flexibiliteit die het toekomstige energiesysteem vereist;
  b) de mate van transparantie met betrekking tot de gepresenteerde opportuniteiten en de identificatie en communicatie van potentiële risico's die gepaard gaan met de voorgestelde vormen van burgerparticipatie, waardoor een grondig begrip ontstaat van zowel de voordelen als de mogelijke uitdagingen voor de betrokken burgers;
  2° de mate van toegankelijkheid: Het plan zorgt ervoor dat de communicatiekanalen en -middelen toegankelijk zijn voor alle betrokken burgers.
  Dit kan onder andere betekenen dat informatie beschikbaar wordt gesteld in meerdere talen, dat er alternatieve formats worden aangeboden voor mensen met visuele of auditieve beperkingen, en dat er rekening wordt gehouden met digitale inclusie;
  3° de mate van participatie: het burgerparticipatieplan biedt burgers de mogelijkheid om zoveel mogelijk deel te nemen aan het besluitvormingsproces en hun standpunten kenbaar te maken. Het zet duidelijk uiteen hoe met die standpunten en de inspraak rekening gehouden wordt. Het bevat mechanismen voor het verzamelen van feedback, zoals openbare consultaties, informatiesessies of inspraakprocedures. Het bevat duidelijke regels over hoe het besluitvormingsproces zal verlopen. Het geeft aan hoe bij directe burgerparticipatie de democratische controle en de autonomie wordt verzekerd en hoe de burgers betrokken zijn bij de uitoefening van het eigendomsrecht.
  § 3. Directe burgerparticipatie in de zin van bovenstaande paragrafen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:
  a) open en vrijwillige deelname: de directe burgerparticipatie is gebaseerd op vrijwilligheid. Ze is open voor alle burgers die hierbij een verantwoordelijkheid willen opnemen, zonder enige discriminatie op basis van gender, sociale afkomst, ras, politieke voorkeur of religie. Ze dient zoveel als mogelijk burgers of eindgebruikers te laten participeren in de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, via lage instapkosten en beperkte bijdragen per persoon. De participatie wordt niet beschouwd als een beleggingsproduct, maar als een economische deelname in een dienstverlening en de deelname van de burgers kan niet hun belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen;
  b) democratische controle en eigenaarschap: bij de directe burgerparticipatie zijn het de participerende burgers die de controle hebben (zeggenschap in rechten en feiten) over het gedeelte dat via directe burgerparticipatie gerealiseerd wordt en de productie die dit oplevert;
  c) draagvlakcreatie: de structuur van directe burgerparticipatie nodigt burgers uit om rechtstreeks betrokken te worden bij haar activiteiten en voert mechanismen in om haar leden te mobiliseren om actief deel te nemen aan de energietransitie. Hierdoor motiveert directe burgerparticipatie de burgers om actief bij te dragen aan de energietransitie, waaronder elektrificatie van energiediensten en de flexibiliteit die het toekomstige energiesysteem vereist;
  d) economische participatie van de deelnemende burgers: de deelnemende burgers dragen op een billijke manier bij tot het aandeel in het kapitaal nodig voor het gedeelte van het project dat gerealiseerd wordt via directe burgerparticipatie en ze hebben er democratische controle over. De economische participatie gebeurt via aandelen in het kapitaal van het project. Als de deelnemende burgers een compensatie ontvangen voor het kapitaal dat ze inbrengen, dan is dit een bescheiden compensatie en worden de winsten hoofdzakelijk aangewend voor het realiseren van een sociale meerwaarde: versterken van lokale werking rond energietransitie, waaronder sensibilisering, energielevering, programma's voor elektrificatie en vraagsturing en maatregelen ter bestrijding van energiearmoede. De participerende burgers kunnen zo bijvoorbeeld beschikken over een deel van de geproduceerde elektriciteit onder de vorm van een contract voor de levering van elektriciteit dat wordt gesloten met het burgerinitiatief dat de burgers verenigt;
  e) autonomie en onafhankelijkheid: de directe burgerparticipatie wordt op zulke wijze vormgegeven dat ze autonoom en zelfredzaam is, en onder toezicht van de deelnemende burgers staat;
  f) directe burgerparticipatie kan ook verzekerd worden door een samenwerkingsverband tussen meerdere burgerinitiatieven voor hernieuwbare energie waartoe de burgers rechtstreeks kunnen toetreden. Directe burgerparticipatie kan ook voorzien, naast deelname door burgers, in een deelname van kmo's, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, onderwijsinstellingen en verenigingen. Het samenwerkingsverband dient dan ook te voldoen aan de voorwaarden beschreven hierboven.
  § 4 Indirecte burgerparticipatie in de zin van bovenstaande paragrafen is gebaseerd op vrijwilligheid en staat open voor alle burgers die hierbij een verantwoordelijkheid willen opnemen, zonder enige discriminatie op basis van gender, sociale afkomst, ras, politieke voorkeur of religie. Zij bestaat uit een financiële deelname in het project en kan onder andere één of meer van de volgende vormen aannemen:
  a) crowdfunding als een alternatieve financieringsvorm waarbij een breed publiek van burgers de mogelijkheid krijgt om financiële middelen ter beschikking te stellen van het project, zoals geregeld in de wet van 18 december 2016 betreffende de alternatieve financiering;
  b) een lening verschaft aan het project of aan één van de aandeelhouders met een percentage gewijd aan het project waarin individuele burgers rechtstreeks kunnen toetreden in het kapitaal;
  c) obligaties uitgegeven door de inschrijver en aangekocht door individuele burgers waardoor zij in staat worden gesteld om financieel te investeren in het project en waardoor zij de mogelijkheid geboden wordt om rente of periodieke uitkeringen te ontvangen op basis van de opbrengsten van het project.

HOOFDSTUK 3. - Indiening en behandeling van de aanvragen
Art.22. De minister zorgt ervoor dat de concurrerende inschrijvingsprocedure de beginselen van niet-discriminatie en gelijke behandeling respecteert en handelt op transparante en evenredige wijze.

Art.23. De minister organiseert de concurrerende inschrijvingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van de wet van 29 april 1999 en dit besluit.
  De minister verstrekt tijdens de concurrerende inschrijvingsprocedure geen informatie op een discriminerende wijze.

Art.24. De organisatie van een concurrerende inschrijvingsprocedure houdt geen verplichting in voor de concessieverlenende overheid tot het gunnen of sluiten van een domeinconcessie. De minister kan op elk moment beslissen om de concurrerende inschrijvingsprocedure op te schorten, te annuleren of te herbeginnen, desnoods op een andere wijze, waarbij de minister uitdrukkelijk de redenen daarvan vermeldt in zijn beslissing.
  Voornoemde gemotiveerde beslissing wordt door de minister ter kennis gegeven aan de betrokken inschrijvers en wordt gepubliceerd op de website van de Algemene Directie Energie uiterlijk vijf werkdagen nadat voornoemde beslissing werd genomen.

Art.25. Elke concurrerende inschrijvingsprocedure wordt aangekondigd door een bericht bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en het Belgisch Staatsblad.
  De aankondiging bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad mag geen andere inhoud hebben dan die bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, behalve dat zij de datum van verzending van de aankondiging naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie vermeldt.
  De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad mag niet plaatsvinden vóór de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  Enkel de aankondiging bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en het Belgisch Staatsblad geldt als officiële bekendmaking.
  Elke verbetering of aanvulling van de officiële bekendmaking wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt.
  Geen andere bekendmaking of verspreiding van de aankondiging mag plaatsvinden vóór de officiële bekendmaking. Ze mag geen andere inhoud hebben dan de officiële bekendmaking.

Art.26. § 1. Er wordt een kosteloze en volledige toegang geboden tot een elektronische versie van de concessiedocumenten en hun bijlagen, vanaf de datum van publicatie van de aankondiging van de concurrerende inschrijvingsprocedure in het Publicatieblad van de Europese Unie. De tekst van deze aankondiging vermeldt het internetadres waar de concessiedocumenten toegankelijk zijn.
  Op dezelfde wijze worden de gecertificeerde resultaten van de studies bedoeld in artikel 6/3, § 5, van de wet van 29 april 1999 ter beschikking gesteld.
  § 2. Vragen kunnen worden gesteld over de concessiedocumenten tot de zestigste dag voor de uiterste datum voor het indienen van de aanvragen. De minister of de Algemene Directie Energie maakt het antwoord over aan de vraagsteller en maakt een overzicht van vragen en antwoorden in het kader van de concurrerende inschrijvingsprocedure publiek bekend, uiterlijk de dertigste dag voor de uiterste datum voor het indienen van de aanvragen.

Art.27. De concessiedocumenten bevatten ten minste de bepalingen betreffende:
  1° het voorwerp van de domeinconcessie;
  2° de identificatie van de concessieverlenende overheid;
  3° de looptijd van de domeinconcessie;
  4° de technische en functionele specificaties van de werken en diensten die het voorwerp zijn van de domeinconcessie;
  5° de uiterste datum en de modaliteiten voor de indiening van aanvragen, hun vorm, hun inhoud en de ondertekening ervan;
  6° de plaats, de datum, het uur en de andere modaliteiten van opening van de aanvragen;
  7° de ontvankelijkheidscriteria overeenkomstig titel 2, hoofdstuk 1, alsook welke bewijsstukken de inschrijvers moeten verstrekken om aan te tonen dat zij aan de ontvankelijkheidscriteria voldoen;
  8° de verbintenissen van de inschrijvers die voortvloeien uit de indiening van aanvragen en de looptijd ervan;
  9° de beschrijving van de organisatie van de procedure;
  10° de toekenningscriteria overeenkomstig titel 2, hoofdstuk 2, alsook welke bewijsstukken de inschrijvers moeten verstrekken om aan te tonen dat zij aan de toekenningscriteria voldoen;
  11° de modaliteiten voor het sluiten van de domeinconcessie overeenkomstig titel 2, hoofdstuk 4
  12° de uitvoeringsvoorwaarden van de domeinconcessie overeenkomstig titel 3 en in dit kader:
  a) de algemene en specifieke verplichtingen van de concessiehouder, inzonderheid de verplichtingen bedoeld in artikel 53, § 1, om de minimumverplichtingen en verwachtingen in hoofde van de concessiehouder te duiden ;
  b) de uitvoeringsmodaliteiten van de werken en/of van de diensten;
  c) de garantie voor de daadwerkelijke en tijdige uitvoering van het project die de concessiehouder moet bieden overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, § 1, 4° ;
  d) de clausules betreffende de contractuele inbreuken van de concessiehouder en de toepasselijke sancties overeenkomstig artikel 67;
  e) de omvang van de aansprakelijkheid van de concessiehouder en de door hem af te sluiten verzekeringen;
  f) de respectieve rechten van de concessiehouder en van de federale overheid op de gronden en op de bestaande of op te richten bouwwerken, alsook de eventuele rechten van derden op bestaande bouwwerken, met het oog op de uitvoering van de domeinconcessie, tijdens de looptijd van de domeinconcessie en na afloop ervan;
  g) de modaliteiten voor de oplevering van de werken die het voorwerp uitmaken van de domeinconcessie;
  h) de modaliteiten voor de beëindiging van de domeinconcessie en de gevolgen ervan;
  13° de technische vereisten voor de netaansluiting;
  14° de voorwaarden voor de toekenning van de kabelvergunning vereist krachtens de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat.

Art.28. § 1. De inschrijvers dienen de aanvraag in ten vroegste na het verstrijken van een termijn van acht maanden en uiterlijk voor het verstrijken van een termijn van negen maanden te rekenen vanaf de datum van de publicatie van de aankondiging van de concurrerende inschrijvingsprocedure in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  Wanneer de minister of de Algemene Directie Energie, in toepassing van artikel 26, § 2, bijkomende informatie bij de concessiedocumenten verstrekt, of wanneer een rechtzetting van de concessiedocumenten noodzakelijk is voor de opstelling van de aanvragen, kan de minister de termijnen bedoeld in het eerste lid verdagen.
  De minister kan beslissen de limietdatum en het limiet uur voor het indienen van de aanvragen te verdagen, wanneer het elektronisch platform tijdens de periode voor het indienen van de aanvragen onbeschikbaar is geweest.
  In geval van een verdaging overeenkomstig het tweede en derde lid, gaat de minister of de Algemene Directie Energie over tot een aangepaste bekendmaking van de nieuwe datum voor indiening van de aanvragen, volgens dezelfde modaliteiten als toegepast voor de oorspronkelijke aankondiging.
  § 2. Onverminderd de eventuele verdaging overeenkomstig paragraaf 1 moeten de aanvragen bij de minister toekomen voor de limietdatum en het limietuur bepaald in de concessiedocumenten. Te laat ingediende aanvragen worden geweerd.

Art.29. § 1. De aanvraag wordt ingediend op het elektronisch platform ter beschikking gesteld door de Algemene Directie Energie op de in de concessiedocumenten bepaalde wijze.
  De aanvraag wordt ingediend gebruikmakend van het modelformulier dat door de Algemene Directie Energie beschikbaar wordt gesteld op de website van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie.
  De inschrijvers voorzien een correspondentieadres in België dat schriftelijke correspondentie toelaat en maken daarvan melding in hun aanvraag.
  De aanvraag bevat minstens de in de concessiedocumenten vereiste informatie.
  § 2. De aanvraag bevat het bewijs dat de ondertekenaars de inschrijver volgens zijn statuten op geldige wijze kunnen vertegenwoordigen. Indien de inschrijver een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid is, bevat de inschrijving het bewijs dat de ondertekenaars door elk van de deelnemers aan het samenwerkingsverband op geldige wijze gemachtigd zijn om in hun naam de aanvraag in te dienen.

Art.30. De opening van de aanvragen vindt plaats op de plaats, de datum en het uur bepaald in de concessiedocumenten.

Art.31. § 1. Na de opening van de aanvragen controleert de Algemene Directie Energie deze op hun volledigheid en ontvankelijkheid. Alleen volledige aanvragen die voldoen aan de in titel 2, hoofdstuk 1, bepaalde ontvankelijkheidscriteria en, in voorkomend geval, de aanvullende minimumeisen die de minister heeft vastgesteld in de concessiedocumenten, worden inhoudelijk beoordeeld.
  § 2. Alleen volledige aanvragen die volgens de minister van mariene milieu in aanmerking komen voor de overdracht van de milieuvergunning overeenkomstig de procedure bepaald krachtens de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden worden als ontvankelijk beschouwd en getoetst aan de toekenningscriteria bedoeld in artikel 19.
  § 3. De volledige en ontvankelijke aanvragen worden door de Algemene Directie Energie getoetst aan de toekenningscriteria bedoeld in artikel 19. Op basis van deze evaluatie kent de Algemene Directie Energie elke aanvraag punten toe en stelt die een gemotiveerd verslag op voor de concessieverlenende overheid over de beoordeling van de aanvragen.
  § 4. Binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf datum van opening van de aanvragen dient de Algemene Directie Energie het in paragraaf 3 bedoelde verslag in bij de concessieverlenende overheid. De minister kan deze termijn eenmalig met maximum drie maanden verlengen. Het verslag bevat een rangschikking van de regelmatige en ontvankelijke aanvragen op basis van de puntenquotering. In voorkomend geval bevat het verslag ook een motivering van de wering van onvolledige of niet-ontvankelijke aanvragen.
  Het in het eerste lid bedoelde verslag is een voorbereidende rechtshandeling en niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

HOOFDSTUK 4. - Gunning en sluiting van de domeinconcessie
Art.32. Onverminderd artikel 39, § 1, tweede lid, gunt de concessieverlenende overheid voor elke kavel bij gemotiveerde beslissing de domeinconcessie aan de inschrijver wiens regelmatige en ontvankelijke aanvraag het hoogst wordt gerangschikt op basis van de toekenningscriteria bedoeld in titel 2, hoofdstuk 2.
  Deze gunningsbeslissing dient uiterlijk te worden genomen binnen een maand na het ontvangen van het in artikel 31, § 3, bedoelde verslag.
  In geval meerdere regelmatige en ontvankelijke aanvragen even hoog worden gerangschikt, wordt voorrang gegeven aan de aanvraag die de hoogste punten verwerft wat de strike price betreft; en subsidiair de aanvraag met het hoogst geïnstalleerd vermogen; en nog in meer ondergeschikte orde aan de aanvraag die de kortste termijn voorziet waarbinnen de bouwfase wordt beoogd te zijn voltooid.
  De minister kan de gunningsbeslissing bedoeld in het eerste lid slechts nemen indien de Europese Commissie de steunmaatregelen vervat in dit besluit met betrekking tot de betrokken kavel(s) verenigbaar heeft verklaard met de interne markt overeenkomstig artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of indien de termijn waarbinnen de Europese Commissie gehouden is een beslissing te nemen over de steunmaatregelen met betrekking tot de betrokken kavel(s) verstreken is.
  Ten laatste twintig werkdagen na ontvangst van de beslissing van de Europese Commissie laat de minister in het Belgisch Staatsblad een bericht publiceren met een verwijzing naar voornoemde beslissing van de Europese Commissie.

Art.33. Voor iedere kavel wordt er slechts één domeinconcessie verleend met betrekking tot een project voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van dezelfde aard.
  Het eerste lid doet evenwel geen afbreuk aan de mogelijkheid om op het einde van de concessieduur reeds een nieuwe domeinconcessie te sluiten met betrekking tot eenzelfde kavel op voorwaarde dat dit gebeurt onder opschortende voorwaarde van het verstrijken of de voortijdige beëindiging van de vorige domeinconcessie voor die kavel. Hetzelfde geldt voor een domeinconcessie voor een kavel die gedeeltelijk met de bestaande kavel overlapt.

Art.34. Onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde gunningsbeslissing, deelt de concessieverlenende overheid per e-mail of een ander elektronisch middel, alsook, dezelfde dag bij aangetekende zending, het volgende mee:
  1° een domeinconcessie bedoeld in artikel 6/3, § 1, van de wet van 29 april 1999 en
  2° de vergunningen en machtigingen vereist krachtens de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet -levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat; en
  3° de overdracht van de vergunningen en machtigingen vereist door de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden.
  De voornoemde geselecteerde inschrijver verkrijgt zodoende het exclusieve recht op de bouw en exploitatie van een productie-installatie van dezelfde aard in de kavel waarop de concurrerende inschrijving betrekking heeft.

Art.35. Onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde gunningsbeslissing, deelt de concessieverlenende overheid per e-mail of een ander elektronisch middel alsook, dezelfde dag bij aangetekende zending, het volgende mee:
  1° aan elke inschrijver van wie de aanvraag onontvankelijk werd bevonden, de motieven voor de wering van diens aanvraag, in de vorm van een uittreksel van de gemotiveerde gunningsbeslissing;
  2° aan elke inschrijver van wie de aanvraag niet is gekozen en aan de gekozen inschrijver, de gemotiveerde gunningsbeslissing.
  De mededeling bevat de nauwkeurige vermelding van de duur van de termijn bedoeld in artikel 36, eerste lid en de aanbeveling om de in artikel 36, derde lid bedoelde verwittiging te sturen met vermelding van het e-mailadres of, in voorkomend geval, de andere elektronische communicatiemiddelen die de concessieverlenende overheid daartoe ter beschikking stelt.
  De in het eerste lid bedoelde mededeling doet geen contractuele verbintenis ontstaan ten aanzien van de gekozen inschrijver.
  De mededeling schorst de termijn tijdens dewelke de inschrijvers gehouden blijven door hun aanvraag. Voor alle aanvragen eindigt de schorsing van die termijn:
  1° indien er geen vordering tot schorsing wordt ingediend binnen de in artikel 36, eerste lid bedoelde termijn, de laatste dag van die termijn;
  2° indien een vordering tot schorsing wordt ingediend binnen de in artikel 36, eerste lid bedoelde termijn, de dag waarop de Raad van State de in artikel 36, tweede lid bedoelde beslissing heeft genomen.

Art.36. De sluiting van de domeinconcessie mag in geen geval plaatsvinden voor het verstrijken van een termijn van vijftien dagen die ingaat vanaf de mededeling van de gemotiveerde beslissing aan de betrokken inschrijvers overeenkomstig artikel 35. Indien de verzendingen niet gelijktijdig gebeuren, gaat de termijn in de dag van de laatste verzending.
  Wanneer er een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingesteld bij de Raad van State binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, mag de concessieverlenende overheid de domeinconcessie niet sluiten voordat de Raad van State uitspraak heeft gedaan, hetzij over de vordering tot voorlopige maatregelen, hetzij over de vordering tot schorsing.
  Te dien einde verwittigt de inschrijver van de vordering de concessieverlenende overheid binnen die termijn via e-mail of, in voorkomend geval, via een ander elektronisch communicatiemiddel dat door de concessieverlenende overheid ter beschikking wordt gesteld, van het indienen van die vordering.
  De domeinconcessie mag worden gesloten na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn, wanneer binnen de bedoelde termijn geen enkele vordering tot schorsing is ingediend.
  Het verbod om de domeinconcessie te sluiten, strekt enkel tot voordeel van de inschrijver van een vordering tot schorsing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.

Art.37. De sluiting van de domeinconcessie gebeurt door de kennisgeving aan de gekozen inschrijver van de goedkeuring van zijn aanvraag.
  De kennisgeving gebeurt bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.
  De minister stuurt gelijktijdig een kennisgeving van de sluiting van de domeinconcessie aan de commissie.

Art.38. De minister maakt uiterlijk tien werkdagen na de sluiting van de domeinconcessie de resultaten van de concurrerende inschrijvingsprocedure bekend door publicatie van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het Belgisch Staatsblad.
  Het in het eerste lid bedoelde bericht bevat geen informatie waarvan de openbaarmaking de rechtshandhaving in de weg zou staan, of op een andere wijze in strijd zou zijn met het openbaar belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van een bepaalde publieke of particuliere onderneming, of afbreuk zou doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.

TITEL 3. - Uitvoering van de domeinconcessie
HOOFDSTUK 1. - De start en de duur van de domeinconcessie
Art.39. § 1. De domeinconcessie wordt verleend voor een bepaalde duur van veertig jaar te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de domeinconcessie bedoeld in artikel 37, tweede lid. In deze termijn zijn zowel de bouwfase, exploitatiefase en de ontmantelingsfase inbegrepen.
  Wanneer op de dag van de kennisgeving bedoeld in artikel 37, tweede lid, het besluit bedoeld in artikel 6/5, § 2, van de wet van 29 april 1999 nog niet is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, wordt de domeinconcessie in voorkomend geval geschorst totdat deze publicatie heeft plaatsgevonden.
  Wanneer voor een productie-installatie die het voorwerp uitmaakt van een domeinconcessie, één of meer bijkomende vergunningen of machtigingen zijn vereist op grond van andere wetgeving dan de wet van 29 april 1999, de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat en de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden, wordt de domeinconcessie in voorkomend geval geschorst totdat de kennisgeving van de laatste vereiste vergunning of machtiging is gebeurd overeenkomstig de toepasselijke wetgeving. Indien een van de bijkomend vereiste vergunningen of machtigingen definitief is geweigerd, vervalt de domeinconcessie op de dag van de kennisgeving van deze weigering.
  In het kader van deze paragraaf moet onder een definitieve weigering worden begrepen een weigering waartegen geen georganiseerd administratief beroep openstaat noch hangende is.
  § 2. De bouwfase wordt uiterlijk voltooid binnen een termijn van achtenveertig maanden te rekenen vanaf de startdatum van de domeinconcessie als bepaald in paragraaf 1. In geval van overmacht of indien het aansluitingspunt bedoeld in artikel 6/5 van de wet van 29 april 1999 niet beschikbaar is kan de minister deze termijn verlengen. De bouwfase is voltooid wanneer de indienststelling heeft plaatsgevonden van de laatste productie-eenheid van het project waarvoor de concessiehouder de domeinconcessie heeft gekregen.
  § 3. De ontmantelingsfase van de productie-installaties begint ten laatste vierentwintig maanden voor het einde van de geldigheidsduur van de domeinconcessie, waarbij tijdens voornoemde ontmantelingsfase van vierentwintig maanden geen exploitatie meer is toegestaan, en de ontmanteling is in elk geval voltooid bij het einde van die geldigheidsduur.

HOOFDSTUK 2. - Rechten en verplichtingen van de concessiehouder
Afdeling 1. - Ondersteuningsmechanisme
Onderafdeling 1. - Principe en duurtijd
Art.40. De concessiehouder geniet voor elke productie-eenheid van een steunmechanisme in de vorm van een tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen.
  De inwerkingtreding van het tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen begint bij de datum van toekenning van het conformiteitsattest aan de eerste productie-eenheid.
  Het tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen is maximum twintig jaar geldig vanaf de inwerkingtreding en is van toepassing op een maximumvolume aan elektriciteit, met name het volume geproduceerd door alle productie-eenheden van de domeinconcessie tijdens 80.000 vollasturen en dat binnen de steunperiode van twintig jaar.

Art.41. § 1. In het kader van het tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen wordt het te compenseren bedrag elke maand berekend door de commissie per productie-eenheid.
  § 2. Het te compenseren bedrag wordt voor elke maand berekend door de commissie en uiterlijk op de vijfentwintigste dag van de volgende maand meegedeeld aan de concessiehouder en aan de Belgische Staat.
  Om de commissie in staat te stellen de in het eerste lid bedoelde berekening uit te voeren, verstrekt de concessiehouder de commissie uiterlijk op de tiende dag van elke maand de productiegegevens en het AAP voor de vorige maand.
  Indien de door de concessiehouder verstrekte AAP-gegevens significant afwijken van de reële productie, kan de commissie deze AAP, mits afdoende verantwoording, corrigeren.

Art.42. Onverminderd artikel 49, indien het compensatiebedrag positief is, wordt dit bedrag door de Belgische Staat aan de concessiehouder betaald. Indien het te compenseren bedrag negatief is, is de concessiehouder verplicht dit bedrag aan de Belgische Staat te betalen.
  De in het eerste lid bedoelde betalingen worden verricht binnen zestig dagen nadat de commissie het compensatiebedrag voor een bepaalde maand heeft meegedeeld.
  De praktische betalingsvoorwaarden worden vastgelegd in de domeinconcessie-overeenkomst waarnaar verwezen wordt in artikel 6/3 van de wet van 29 april 1999.

Art.43. In het geval dat aan de concessiehouder een vergoeding wordt toegekend wegens de onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid, overeenkomstig artikel 6/5, § 3, van de wet van 29 april 1999, wordt het bedrag van deze vergoeding in mindering gebracht van het te vergoeden bedrag bedoeld in artikel 41.

Onderafdeling 2. - Basismechanisme
Art.44. Onverminderd de mogelijkheid die de concessiehouder wordt geboden overeenkomstig onderafdeling 3, wordt het compensatiebedrag bedoeld in artikel 41 bepaald op basis van volgende formule:
  Compensatiebedragm = AAPm x Variabele premiem  Waarin:
  -"Compensatiebedragm" is het compensatiebedrag berekend door de commissie voor de maand "m";
  - "AAPm" is de AAP van de maand "m", voor het deel van het produceerbare volume waarvoor onderafdeling 3 niet wordt toegepast;
  - "Variabele premiem" komt overeen met het bedrag van de variabele premie berekend door de commissie voor maand "m" op basis van de volgende formule:
  Variabele premiem = Strike pricey - elektriciteitsreferentieprijs x (1- correctiefactor)
  Waarin Strike pricey de strike price is die van toepassing is voor het jaar y, bevestigd door de commissie uiterlijk op 15 januari van het jaar y aan iedere betrokken concessiehouder, en gelijk is aan:

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-07-2024, p. 79496)
  Waarin:
  a) CPIy-1 is de consumentenprijsindex voor december van het jaar y-1;
  b) CPIbid is de consumentenprijsindex van de maand december van het jaar van indiening van het bod voor de tendering;
  c) Strike priceintermediate is de strike price geïndexeerd overeenkomstig artikel 45.
  De formule voor het bepalen van de correctiefactor wordt vastgesteld door de minister op voorstel van de commissie.

Art.45. De door de concessiehouder in zijn aanvraag geboden strike price wordt vanaf de limietdatum voor de indiening van de aanvragen, bedoeld in artikel 28 tot de financial close, tot maximum één jaar na de gunning van de concessie, geïndexeerd op basis van de onderstaande methodologie.
  In een eerste stap wordt de strike price geïndexeerd voor de rentevoeten. Het zakelijk plan dat werd ingediend onder artikel 17, § 1, 5°, wordt geüpdatet op het moment van bepaling van de strike priceintermediate. Dit vindt plaats op het moment van financial close, of één jaar na de dag na het einde van eventuele schorsingen van de domeinconcessie overeenkomstig artikel 39 indien dit vroeger is dan de financial close. In het zakelijk plan wordt enkel en alleen de risicovrije interestvoet geüpdatet, op basis van de mid-market EUR swap rate voor een notioneel profiel gebaseerd op een volledig opgenomen lening op drie jaar in constante maandelijkse annuïteiten en daarna terugbetaald wordt op twintig jaar in constante halfjaarlijkse annuïteiten. Zo wordt de strike priceupdated bepaald als de strike price in het zakelijk plan dat de oorspronkelijke equity IRR constant houdt.
  In een tweede stap wordt de strike priceupdated geïndexeerd op basis van de raw materials. De strike priceintermediate wordt bekomen via de volgende formule:

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-07-2024, p. 79496)
  waar:
  a) PPIbid en PPIFC zijn de productie prijsindexen, gebaseerd op de afzetprijzen voor de industrie (zonder bouw) voor de binnenlandse markt, totale industrie, zonder energie. Het gaat over de meest recent beschikbare maandindexen, respectievelijk op het moment van neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate;
  b) Arbeidbid en ArbeidFC zijn de arbeidskostenindexen, gebaseerd op de seizoensgezuiverde arbeidskostenindex van de arbeidskosten voor "productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (D)". Het gaat over de meest recente beschikbare kwartaalindexen, respectievelijk op het moment van de neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate;
  c) Koperbid en KoperFC zijn de prijsindexen voor koper, gebaseerd op LME Copper Cash-Settlement (monthly average) in USD, converted to EUR. Het gaat over de meest recent beschikbare maandindexen, respectievelijk op het moment van neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate. De gemiddelde index wordt geconverteerd van USD naar Euro aan de gemiddelde USD-EUR koers (op XE converter) van de laatste dertig dagen;
  d) Staalbid en StaalFC zijn de prijsindexen voor staal, gebaseerd op European Steel Prices in Tonnes (T) for "Hot Rolled Plate". Het gaat over de meest recent beschikbare maandindexen, respectievelijk op het moment van neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate;
  e) Fuelbid en FuelFC zijn de prijsindexen voor fuel, gebaseerd op EMEA Average for MGO in USD, converted to EUR. Het gaat over het gemiddelde van de dertig meest recente dagnoteringen in USD, geconverteerd naar Euro aan de gemiddelde USD-EUR koers (op XE converter) van de laatste dertig dagen op het moment van de neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate.
  Indien een index waarnaar wordt verwezen in de formule in het derde lid niet (meer) beschikbaar is, moet een andere, soortgelijke index genomen worden, op het moment van neerlegging van het bid en van bepaling van de strike priceintermediate, die bepaald wordt door de minister.
  De termijn van één jaar kan verlengd worden door de minister in geval van overmacht.
  Wanneer de domeinconcessie geschorst wordt overeenkomstig de gevallen voorzien in dit besluit, wordt de strike price geïndexeerd op basis van de index van de consumptieprijzen gedurende de periode van schorsing.

Art.46. De garanties van oorsprong die aan de concessiehouder worden toegekend met toepassing van het koninklijk besluit van 30 juli 2013 betreffende de instelling van een systeem voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen worden verhandeld tegen een marktconforme prijs.
  De commissie controleert of deze verplichting wordt nageleefd.
  Daartoe dient de concessiehouder bij de commissie, uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar, per e-mail een verslag in met de gemiddelde maandprijs waartegen de garanties van oorsprong in het vorige kalenderjaar zijn verhandeld.
  De commissie kan de concessiehouder verzoeken haar, binnen de door haar vastgestelde termijn, alle aanvullende informatie te verstrekken die zij noodzakelijk acht.

Onderafdeling 3. - Optioneel mechanisme
Art.47. § 1. De concessiehouder kan tijdens de geldigheidsduur van het tweerichtingscontract ter verrekening van verschillen een deel van de geproduceerde elektriciteit verhandelen via stroomafnameovereenkomsten, volgens de voorwaarden en modaliteiten uit deze onderafdeling.
  Dergelijke stroomafnameovereenkomsten moeten minstens de volgende kenmerken hebben:
  1° ze worden gesloten met eindafnemers, rechtstreeks, via een leverancier of via een tussenpersoon;
  2° zij worden gesloten tegen een vaste prijs voor de eindafnemer die kan worden geïndexeerd volgens dezelfde modaliteiten als de modaliteiten die van toepassing zijn op de indexering van de strike price, in overeenstemming met artikel 45;
  3° ze hebben een "pay as produced" profiel;
  4° voortijdige beëindiging kan slechts rechtmatig verricht worden in geval van faillissement of op grond van overmacht.
  5° indien ze meer dan zes maanden na het sluiten van de domeinconcessie worden gesloten, moeten ze worden gesloten met de hoogste bieder aan het einde van een concurrerende, transparante en niet-discriminerende procedure. De commissie controleert het correcte verloop van de toewijzing;
  6° indien ze minder dan zes maanden na het sluiten van de domeinconcessie worden gesloten:
  a) hebben ze een duurtijd van 20 jaar
  b) mag slechts de helft van het in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde volume worden gecontracteerd via een leverancier of tussenpersoon met een machtspositie voor elektriciteitslevering in België, waarbij voornoemde regel eveneens geldt indien de betreffende leverancier of tussenpersoon een met de concessiehouder verbonden onderneming is;
  c) is het sluiten ervan afhankelijk van het betalen van een marktconforme financiële premie, door de afnemer, ten voordele van de concessieverlenende overheid; het bedrag van de premie, op voorstel van de afnemer, wordt vóór het sluiten van de stroomafnameovereenkomst door de commissie vastgesteld, rekening houdend met het risico dat de afnemer in gebreke blijft, met name zijn financiële rating en eventuele garanties die hij kan geven, en met het volume van stroom verkocht via de stroomafnameovereenkomst.
  § 2. Maximaal 50 % van de produceerbare elektriciteit door de concessiehouder, mag worden verhandeld aan de hand van stroomafnameovereenkomsten volgens de voorwaarden en modaliteiten van deze onderafdeling.
  Er mag een extra volume van maximaal 25 % worden verhandeld als dit extra volume wordt gereserveerd voor burgers, en kmo's, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, onderwijsinstellingen en verenigingen mits toepassing van de voorwaarden voor directe burgerparticipatie zoals bepaald in artikel 21, § 3.

Art.48. De in artikel 47 bedoelde stroomafnameovereenkomsten hoeven niet noodzakelijk aanvullende diensten te omvatten zoals garanties van oorsprong en balanceringskosten. De concessiehouder is hoe dan ook verplicht om deze diensten te verhandelen tegen een marktconforme prijs.
  De commissie controleert of deze verplichting wordt nageleefd.
  Daartoe dient de concessiehouder bij de commissie, uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar, per e-mail, een verslag in met de gemiddelde maandprijs waartegen de garanties van oorsprong in het vorige kalenderjaar zijn verhandeld.
  De commissie kan de concessiehouder verzoeken haar, binnen een door haar vastgestelde termijn, alle aanvullende informatie te verstrekken die zij noodzakelijk acht.

Art.49. Voor elektriciteitsvolumes die gedekt zijn door een stroomafnameovereenkomst volgens de voorwaarden en modaliteiten van deze onderafdeling wordt het te compenseren bedrag bedoeld in artikel 41 berekend aan de hand van de volgende formule:
  Compensatiebedragm = AAPm x Variabele premiem
  Waarin:
  -"Compensatiebedragm" is het compensatiebedrag berekend door de commissie voor de maand "m";
  - "AAPm" is de AAP van de maand "m", voor het deel van het geproduceerde volume waarvoor onderafdeling 3 wordt toegepast;
  - "Variabele premiem" komt overeen met het bedrag van de variabele premie berekend door de commissie voor maand "m" op basis van de volgende formule :
  Variabele premie = MIN (0 ; Strike pricey - PPA pricey + 3 EUR/MWh)
  Waarin:
  - PPA pricey is de PPA prijs van toepassing voor het jaar y;
  - Strike pricey is de strike price van toepassing voor het jaar y, bepaald conform artikel 44.

Art.50. Bij afloop van een stroomafnameovereenkomst bedoeld in artikel 47 of bij beëindiging ervan, zijn de overeenkomstige geproduceerde elektriciteitsvolumes opnieuw onderworpen aan het te compenseren bedrag, berekend overeenkomstig artikel 44, vanaf de maand die volgt op het aflopen van de stroomafnameovereenkomst of de effectieve beëindiging ervan, zoals meegedeeld aan de commissie.

Art.51. De commissie controleert of de voorwaarden van artikel 47 en 48 zijn nageleefd.
  Daartoe zendt de concessiehouder de commissie elke stroomafnameovereenkomst zoals bedoeld in artikel 47 en elke wijziging van een dergelijke stroomafnameovereenkomst voordat dit in werking treedt. Een dergelijke stroomafnameovereenkomst mag of wijzigingen daarvan mogen pas in werking treden nadat de commissie heeft bevestigd dat aan de voormelde voorwaarden is voldaan.
  In geval van vroegtijdige beëindiging van de stroomafnameovereenkomst informeert de concessiehouder de commissie ook over de redenen van deze beëindiging. Indien de commissie na haar onderzoek van oordeel is dat de werkelijke oorzaak van de beëindiging verschilt van de toelaatbare redenen van beëindiging bedoeld in artikel 47, § 1, tweede lid, 4° en in artikel 52, en te maken heeft met de wens van één partij om voordeel te halen uit veranderingen in de prijzen op de elektriciteitsmarkt ten koste van de stabiliteit die nodig is voor de stroomafnameovereenkomst, dan kan zij de aansprakelijke partij een administratieve boete opleggen in overeenstemming met artikel 6/3, paragraaf 12 en van de wet van 29 april 1999.

Art.52. Mits de eigen verbintenissen voortvloeiend uit de stroomafnameovereenkomst worden nageleefd en met toepassing van artikel 47, § 1, tweede lid, 4°, kunnen de concessiehouder of de afnemer aan de in artikel 47 bedoelde stroomafnameovereenkomst verzaken op grond van overmacht onder meer wanneer een wijziging van de toepasselijke wet- of regelgeving in het kader van voornoemde overeenkomst een prestatie verhinderende uitwerking heeft en zodoende tot gevolg heeft dat de uitvoering van voornoemde overeenkomst onmogelijk of economisch niet haalbaar is.

Afdeling 2. - Verplichtingen van de concessiehouder
Art.53. § 1. De concessiehouder heeft ten minste de volgende verplichtingen:
  1° voorafgaandelijk de Algemene Directie Energie en de commissie informeren over elke wijziging betreffende de organisatorische, professionele, technische en financiële elementen, alsook wijzigingen in de burgerparticipatie, vermeld in de aanvraag op basis waarvan de domeinconcessie werd gegund;
  2° ervoor zorgen dat alle beoogde productie-installaties zijn gebouwd en in dienst zijn gesteld binnen de in artikel 39 bepaalde termijnen;
  3° indien er bij toepassing van het in artikel 40 bedoelde ondersteuningsmechanisme een positief verschil is tussen de elektriciteitsreferentieprijs, inclusief correctiefactor, en de strike price, dit verschil terugbetalen;
  4° de ontmanteling van de productie-installaties aanvatten ten laatste vierentwintig maanden voor het verstrijken van de concessieduur en deze werken voltooien voor het einde van de concessieduur, waarbij alles in het werk wordt gesteld teneinde de locatie te herstellen in de oorspronkelijke toestand en eventuele resterende effecten op het mariene milieu tot het minimum te beperken;
  5° de Algemene Directie Energie op de hoogte brengen van elke wijziging van de statuten van de rechtspersoon ten gunste waarvan de concessie is verleend en die van toepassing waren bij het indienen van de concessieaanvraag;
  6° de Algemene Directie Energie inlichten over elk plan tot wijziging van de rechtspersoon, titularis van de concessie, waardoor de controle over de rechtspersoon wijzigt of waardoor er een gehele of gedeeltelijke overdracht plaatsvindt aan derden van de rechten die voortvloeien uit de domeinconcessie met toepassing van respectievelijk hoofdstuk 5, 6 en 7;
  7° legt de exploitatie van een aanzienlijk gedeelte van de productie-installatie niet gedurende meer dan één jaar stil behoudens wettige redenen of overmacht;
  8° alle noodzakelijke maatregelen treffen voor de bescherming van de openbare veiligheid tijdens de volledige duur van de concessie. Voor de eerste keer tijdens het jaar dat volgt op de indienststelling van de eerste productie-eenheid, als de concessiehouder niet beschikt over een gelijkwaardig auditverslag van minder dan vijf jaar geleden, en nadien minstens één keer voor iedere vijfde verjaardag van de indienststelling van de eerste productie-eenheid, onderwerpt de concessiehouder zijn veiligheidsbeheersysteem op eigen kosten aan een externe audit waarvan het resultaat en dus het auditverslag wordt ter kennis gegeven aan de Algemene Directie Energie;
  9° alle maatregelen treffen ter bescherming en behoud van het mariene milieu, zoals bepaald door de vergunningen en machtigingen vereist door de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden;
  10° een permanent systeem uitbouwen voor de evaluatie en de controle van de verplichtingen bedoeld in 8° en 9° ;
  11° gedurende de gehele concessieduur alle nodige maatregelen treffen inzake signalisatie en lichtbakens, die voorgeschreven zijn door de van kracht zijnde wetgevingen en reglementeringen om het risico te voorkomen dat schepen, luchtschepen en andere drijvende of vliegende toestellen met de productie-installaties in botsing zouden komen;
  12° de inplanting van de productie-installatie zodanig concipiëren dat het toegekende domein zo intensief mogelijk wordt gebruikt, rekening houdend met de toegepaste technologie;
  13° de productie-installatie bouwen volgens de normen en reglementen die van toepassing zijn in België, op een wijze die de uitbating, het onderhoud en alle andere tussenkomsten op een veilige manier toelaten. De bouw en de uitbating gebeuren mits toepassing van een kwaliteitsmanagementsysteem dat voldoet aan de norm ISO 9001 of gelijkwaardig en van een milieumanagementsysteem dat voldoet aan de norm ISO 14001 of gelijkwaardig;
  14° over voldoende waarborgen beschikken voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid ten gevolge van de productie-installatie, overeenkomstig artikel 58 en de Algemene Directie Energie op de hoogte brengen van elke wijziging van voornoemde waarborgen;
  15° zijn wettelijke verplichtingen inzake vennootschapsbelasting nakomen;
  16° aan de minister of de Algemene Directie Energie, jaarlijks en op verzoek, de nodige gegevens bezorgen om België toe te laten te voldoen aan zijn verplichtingen inzake het meedelen van informatie aan de Europese Commissie, die voortvloeien uit de richtlijnen 2009/72/EG, 2009/28/EG, (EU) 2019/943 en (EU) 2019/944, en verordening (EU) 2018/1999 inzake governance van de energie-unie en klimaatactie;
  17° elke vijf jaar, te rekenen vanaf de indienststelling van de eerste productie-eenheid van een productie-installatie, bij de commissie en de minister verslag uitbrengen over de naleving van zijn verbintenissen inzake burgerparticipatie;
  18° op verzoek toegang geven tot de site aan de personen die door de concessieverlenende overheid belast worden met het uitvoeren van voorstudies of andere wettelijke opdrachten;
  19° tijdens de concessieduur op verzoek toegang geven tot de site aan personen die door de concessieverlenende overheid of de begunstigde van een nieuwe domeinconcessie voor dezelfde kavel belast zijn met de uitvoering van voorbereidende handelingen, onderzoeken, metingen en boringen en op verzoek informatie verstrekken aan de concessieverlenende overheid of de begunstigde van de nieuwe domeinconcessie die relevant is voor de voorbereiding van de bouw en exploitatie van zijn productie-installaties, waarbij de nodige maatregelen worden genomen om bedrijfsgeheimen of andere commercieel gevoelige informatie te beschermen;
  20° voorafgaand aan de start van de bouwfase in overleg te treden met de exploitant van bestaande kabels, pijpleidingen en infrastructuur die zich situeren in de betreffende kavel om belemmeringen van ieders activiteiten zo veel als mogelijk te vermijden en daartoe voorstellen te doen tot afspraken met voornoemde exploitanten.
  21° voorafgaand aan de start van de bouwfase het bewijs overmaken aan de concessieverlenende overheid waaruit blijkt dat de in artikel 58 bedoelde waarborg werd voorzien en dat daartoe een verzekeringsovereenkomst werd gesloten met een verzekeringsmaatschappij met maatschappelijke zetel in België of in een ander land van de Europese Economische Ruimte, of in een ander land voor zover internationale overeenkomsten waardoor België gebonden is vereisen dat inschrijvers uit die landen aan de concurrerende inschrijvingsprocedure kunnen deelnemen.
  § 2. Bij niet naleving van de verplichting bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt de financiële garantie bedoeld in artikel 17 naar evenredigheid opgevraagd door de minister. De minister bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de opvraging van de financiële garantie in de concessiedocumenten.

Art.54. De concessiehouder is ertoe gehouden de in zijn aanvraag aangegane verbintenissen inzake burgerparticipatie na te leven gedurende de gehele periode van twintig jaar bedoeld in artikel 40 derde lid. Hij garandeert daarna nog minstens een minimumpercentage burgerparticipatie van één procent overeenkomstig artikel 7, 9° tot het einde van de exploitatie.
  Na verloop van één jaar te rekenen vanaf de indienststelling van de eerste productie-installatie van een concessiehouder controleert de commissie of de concessiehouder het minimumpercentage van één procent burgerparticipatie heeft behaald. Indien dit niet het geval is kan de commissie, aan de concessiehouder een administratieve boete opleggen ter waarde van maximaal het percentage van de totale investeringskosten dat overeenstemt met het niet-behaalde gedeelte van het minimumpercentage, behoudens indien de concessiehouder overmacht kan aantonen. De commissie kan bij het bepalen van de hoogte van de administratieve boete rekening houden met de omstandigheden en de geleverde inspanningen.
  Na verloop van drie jaar te rekenen vanaf de indienststelling van de eerste productie-eenheid van een concessiehouder controleert de commissie:
  1° of de concessiehouder zijn verbintenissen naleeft wat betreft het in zijn aanvraag beloofde percentage burgerparticipatie boven op het minimumpercentage;
  2° of hij zijn burgerparticipatieplan zoals bedoeld in artikelen 7, 9° en 21, § 2 naleeft.
  Indien de concessiehouder het (de) in zijn aanvraag beloofde percentage(s) burgerparticipatie boven op het minimumpercentage niet heeft behaald maar wel zijn plan van aanpak heeft gerespecteerd, beschikt de concessiehouder over een bijkomende termijn van één jaar te rekenen vanaf de vaststelling van de ontoereikende burgerparticipatie door de commissie om het (de) beloofde percentage(s) te bereiken.
  Indien de concessiehouder ook na het verstrijken van deze bijkomende termijn van één jaar het (de) in zijn aanvraag beloofde percentage(s) inzake burgerparticipatie niet behaalt, of indien hij na het verstrijken van de initiële termijn van drie jaar dit (deze) percentage(s) niet behaalt en ook niet kan aantonen dat hij zijn plan van aanpak heeft gerespecteerd, kan de commissie aan de concessiehouder de sancties opleggen waarin de wet van 29 april 1999 voorziet behoudens indien de concessiehouder overmacht kan aantonen. De commissie kan bij het bepalen van de hoogte van de administratieve boete rekening houden met de omstandigheden en de geleverde inspanningen.
  Naar aanleiding van de vijfjaarlijkse rapportering bedoeld in artikel 53, paragraaf 1, 17°, controleert de commissie of de concessiehouder zijn verplichtingen inzake burgerparticipatie en zijn financieringsplan terzake volgens artikel 17, § 1, 1° nog steeds naleeft. Indien dit niet het geval is, kan de commissie een boete opleggen overeenkomstig het tweede en vijfde, tenzij dat de reden voor het niet volgen van de verplichtingen te wijten is aan een reden bij de burgerparticipatie zelf. De commissie maakt ieder vijfjaarlijks controleverslag over aan de minister.

HOOFDSTUK 3. - Activiteiten die de concessiehouder mag uitoefenen naast de productie van elektriciteit
Art.55. Naast de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen mag de concessiehouder in de domeinconcessie enkel nevenactiviteiten uitoefenen die toegelaten zijn door de vergunningen en machtigingen bedoeld in wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van niet -levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat en de wet van 11 december 2022 ter bescherming van het marien milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de Belgische zeegebieden

HOOFDSTUK 4. - Financiële zekerheden
Art.56. § 1. De concessiehouder houdt de financiële garantie voor de daadwerkelijke en tijdige realisatie bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, aan voor zo lang als deze niet vrijgegeven is overeenkomstig paragraaf 3.
  § 2. De minister kan een beroep doen op de in paragraaf 1 bedoelde financiële garantie indien de initieel voorziene realisatiemijlpalen van het project zoals opgenomen in de aanvraag niet worden behaald.
  De modaliteiten en de procedure voor de opvraging van de garantie worden gepreciseerd in de concessieovereenkomst.
  § 3. De in paragraaf 1 bedoelde financiële garantie wordt als volgt vrijgegeven:
  1° voor vijftig procent bij de indienststelling binnen de termijn bedoeld in artikel 39, § 2, van de helft van de beoogde productie-eenheden van de productie-installatie;
  2° voor vijfenzeventig procent bij de indienststelling binnen de termijn bedoeld in artikel 39, § 2, van drie vierde van de beoogde productie-eenheden van de productie-installatie;
  3° volledig, binnen tien werkdagen na ontvangst van het bewijs van indienststelling binnen de termijn bedoeld in artikel 39, § 2, van de laatste productie-eenheid.
  Het deel van de garantie dat niet kan worden vrijgegeven overeenkomstig het eerst lid wordt gelicht door de concessieverlenende overheid.

Art.57. § 1. Na verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de dag van de indienststelling van de eerste productie-eenheid van de productie-installatie en tot het einde van de termijn van twintig jaar bedoeld in artikel 40 derde lid, stort de concessiehouder jaarlijks een provisie voor de ontmanteling van de productie-installatie op een rekening bij de Deposito- en Consignatiekas ten belope van een vijftiende van 190.000 euro per megawatt.
  De provisies voor de ontmanteling worden pas vrijgegeven door de concessieverlenende overheid met het oog op de bevredigende uitvoering van de verplichting tot ontmanteling bedoeld in artikel 53, § 1, 4°, binnen de termijn bedoeld in artikel 39, § 3, en onverminderd het bepaalde in artikel 70.
  Indien de garantie niet kan worden vrijgegeven overeenkomstig het tweede lid, dan wordt de garantie gelicht door de concessieverlenende overheid binnen drie maand na het einde van concessie.
  § 2. Het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde provisies wordt vanaf de indienststelling van de eerste productie-eenheid jaarlijks partieel geïndexeerd voor zeventig procent op basis van de index van de raw materials vermeld in artikel 45.

Art.58. De inschrijver is ertoe gehouden voldoende waarborgen samen te stellen voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de productie-installatie waarbij minstens 50 miljoen euro per schade berokkend incident gedekt is.

HOOFDSTUK 5. - Controlewijziging, fusie of splitsing van de concessiehouder
Art.59. Elke voorgenomen fusie, splitsing of andere verrichting waardoor de controle over de rechtspersoon die titularis is van de domeinconcessie wijzigt, wordt voorafgaandelijk aan de implementatie ervan aangemeld bij de minister. De aanmelding wordt gericht aan de minister en de Algemene Directie Energie, bij een aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs. Deze aanmelding bevat minstens:
  1° een beschrijving van de voorgenomen operatie;
  2° de identificatiegegevens van alle perso(o)n(en) die controle verwerven over de concessiehouder;
  3° de contractuele documentatie betreffende de operatie.
  De operatie mag niet worden uitgevoerd voor het verstrijken van een termijn van vijftig werkdagen te rekenen vanaf de in het eerste lid bedoelde aanmelding, tijdens de welke de minister, na advies van de commissie en op voorstel van de Algemene Directie Energie, aan de concessiehouder kan betekenen dat deze verrichting niet verenigbaar is met het behoud van de domeinconcessie. De verrichting is onverenigbaar met het behoud van de domeinconcessie indien deze tot gevolg zou hebben dat de concessiehouder niet meer voldoet aan ieder van de voorwaarden waaronder de domeinconcessie werd verleend.
  Bij ontstentenis van een beslissing van niet-verenigbaarheid door de minister binnen de in het tweede lid bepaalde termijn, mag de beoogde verrichting uitgevoerd worden.

HOOFDSTUK 6. - Wijziging van een domeinconcessie
Art.60. § 1. De aanvraag tot wijziging van een domeinconcessie wordt gericht aan de concessieverlenende overheid per aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs.
  De aanvrager voorziet een correspondentieadres in België dat schriftelijke correspondentie toelaat en dit vermeldt in de aanvraag.
  De aanvraag bevat alle informatie bedoeld in artikel 27.
  De Algemene Directie Energie kan bijkomende kopieën opvragen van alle of een gedeelte van de documenten bedoeld in artikel 27.
  De Algemene Directie Energie gaat na of de aanvraag alle in artikel 27 bedoelde informatie bevat.
  Daarnaast controleert de Algemene Directie Energie de aanvraag tot wijziging op haar volledigheid en ontvankelijkheid. Alleen volledige aanvragen die voldoen aan de in titel 2, hoofdstuk 1, bepaalde ontvankelijkheidscriteria en, in voorkomend geval, de aanvullende minimumeisen die de minister heeft vastgesteld in de concessiedocumenten, worden inhoudelijk beoordeeld.
  De volledige en ontvankelijke aanvragen worden door de Algemene Directie Energie getoetst aan de toekenningscriteria bedoeld in artikel 19.
  Indien de aanvraag volledig is en voldoet aan de toekenningscriteria bedoeld in artikel 19, stuurt de Algemene Directie Energie een kennisgeving van ontvangst aan de inschrijver bij aangetekende schrijven met ontvangstbewijs.
  Binnen veertig werkdagen na verzending van de ter kennisgeving van ontvangst aan de inschrijver wordt de aanvraag door de Algemene Directie Energie aan de betrokken administraties en aan de commissie bezorgd. De administraties en de commissie onderzoeken binnen de vijfentwintig werkdagen of de elementen van het dossier hen toelaten zich ten gronde uit te spreken.
  Op verzoek van de betrokken administraties en de commissie vraagt de Algemene Directie Energie binnen de tien werkdagen, aan de concessiehouder de bijkomende inlichtingen die voor hun onderzoeken nodig zijn.
  De betrokken administraties en commissie evalueren het technisch dossier dat met betrekking tot de aanvraag is aangelegd. Ze brengen hun advies uit binnen de zestig werkdagen nadat de zaak bij hen aanhangig werd gemaakt, eventueel met de termijn nodig voor het antwoord bedoeld in het negende lid,
  Binnen de zestig werkdagen na indiening van deze adviezen, eventueel verlengd met de termijn nodig voor het antwoord bedoeld in het negende lid, brengt de Algemene Directie Energie na raadpleging van de beheerder van het transmissienet, haar voorstel tot wijziging of haar voorstel tot weigering en alsook het geheel van het dossier dat hiermee verband houdt, inzonderheid de adviezen van de betrokken administraties en de commissie ter kennis aan de concessieverlenende overheid.
  § 2. De beslissing van de concessieverlenende overheid om de domeinconcessie te wijzigen wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de betrokken concessiehouder, van de commissie, van de beheerder van het transmissienet en de betrokken administraties, binnen een termijn van zestig werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel van de Algemene Directie Energie. Dit geeft aanleiding tot een ministerieel besluit bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Desgevallend vermeldt dit besluit bijzondere voorwaarden van toekenning.
  Indien de concessieverlenende overheid beslist de domeinconcessie niet te wijzigen, worden de betrokken concessiehouder, de commissie, de beheerder van het transmissienet en de betrokken administraties daarvan in kennis gesteld bij aangetekend schrijven, binnen een termijn van zestig werkdagen te rekenen van de ontvangst van het voorstel van de Algemene Directie Energie.
  § 3. In afwijking van paragraaf 1, voorzien de bepalingen van de artikelen 61 tot 63 een vereenvoudigde procedure voor elke aanvraag tot wijziging van technische en financiële elementen van de domeinconcessie, wanneer de concessiehouder het volgende verantwoordt:
  1° hetzij het marginaal karakter van de overwogen wijzigingen;
  2° hetzij de verplichting zo te handelen omwille van dwingende technische redenen, onafhankelijk van zijn wil en die niet konden ontdekt worden bij het toekennen van de domeinconcessie;
  3° hetzij de verplichting daarop een beroep te doen om zich te schikken naar een van de verplichtingen voorgeschreven in artikel 53.
  De vereenvoudigde procedure wordt echter niet toegepast indien de aanvraag tot wijziging gebeurt binnen een termijn die minder dan één jaar vanaf de gunningsbeslissing bedraagt, en voor zover dat de overwogen wijziging een invloed zou kunnen gehad hebben op de vergelijking van de aanbiedingen bij de gunning van de domeinconcessies.

Art.61. § 1. In geval van een vereenvoudigde procedure, wordt de aanvraag tot wijziging van de domeinconcessie gericht aan de Algemene Directie Energie, bij een aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs. De aanvraag wordt in twee exemplaren en per elektronische post gestuurd.
  De aanvraag wordt vergezeld van een nota die minstens de volgende elementen omvat:
  1° een opgave van de overwogen wijzigingen;
  2° de reden waarom de vereenvoudigde procedure van toepassing is, ten opzichte van het artikel 60, § 3;
  3° de veranderingen die de voorziene wijzigingen inhouden, in vergelijking met het dossier voor de aanvraag van de domeinconcessie;
  4° de redenen waarom de criteria voor selectie en toekenning vervuld blijven.
  § 2. De Algemene Directie Energie onderzoekt of de aanvraag het geheel van de elementen omvat, die bedoeld zijn in paragraaf 1.
  Indien de aanvraag volledig is, stuurt de Algemene Directie Energie een kennisgeving van ontvangst aan de concessiehouder.
  § 3. Indien de aanvraag onvolledig is, signaleert de Algemene Directie Energie, binnen een termijn van tien werkdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs en per elektronische post aan de concessiehouder, welke informatie of documenten ontbreken. De Algemene Directie Energie verleent hem een termijn van zeven werkdagen om de aanvraag te vervolledigen. De termijn begint op de werkdag volgend op de datum van ontvangst van de vraag naar informatie van de Algemene Directie Energie.
  § 4. De Algemene Directie Energie kan bijkomende kopieën eisen van alle documenten bedoeld in paragraaf 1 of van een gedeelte ervan.

Art.62. § 1. Binnen vijftig kalenderdagen volgend op de datum van verzending van de kennisgeving van ontvangst van de aanvraag tot wijziging, maakt de Algemene Directie Energie na de beheerder van het transmissienet te hebben geïnformeerd en het advies van de commissie te hebben gevraagd, haar voorstel tot wijziging of haar voorstel tot weigering en het geheel van het daarop betrekking hebbende dossier, over aan de concessieverlenende overheid.
  Het advies van de commissie wordt aan de Algemene Directie Energie bezorgd binnen de termijn bepaald door artikel 23, § 2, vierde lid, van de wet van 29 april 1999. Bij ontstentenis van een advies van de commissie binnen deze termijn, kan de procedure verdergezet worden.
  § 2. Indien noodzakelijk kan de Algemene Directie Energie, vooraleer haar voorstel te sturen, het advies vragen aan de betrokken administraties. In dit geval maakt de Algemene Directie Energie het dossier tot wijziging van de domeinconcessie over aan de betrokken administraties.
  Binnen vijftien werkdagen nadat de betrokken administratie gevat is, brengt zij haar advies uit. De termijn voorgeschreven bij paragraaf 1, eerste lid, wordt verlengd met een duur die gelijk is aan de termijn waarbinnen de geraadpleegde overheid geantwoord heeft of bij ontstentenis van advies, met een duur van vijftien werkdagen.

Art.63. De beslissing van de concessieverlenende overheid houdende wijziging van de domeinconcessie wordt per aangetekend schrijven en per elektronische post ter kennis gebracht van de betrokken concessiehouder, van de commissie, van de beheerder van het transmissienet en van de betrokken administraties, binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het voorstel van de Algemene Directie Energie aan de concessieverlenende overheid.
  Indien de concessieverlenende overheid beslist om de aanvraag tot wijziging van de domeinconcessie te weigeren, worden de betrokken concessiehouder, de commissie, en de beheerder van het transmissienet hiervan per aangetekend schrijven in kennis gesteld, binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel van de Algemene Directie Energie. De betrokken administraties worden hiervan onder dezelfde voorwaarden geïnformeerd indien zij werden geraadpleegd in toepassing van artikel 62, § 2.

Art.64. De bepalingen van de artikelen 60 tot 63 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvragen tot uitbreiding van de perimeter van de domeinconcessie.

HOOFDSTUK 7. - Overdracht van de domeinconcessie
Art.65. Elke voorgenomen verrichting waarbij de rechten voortvloeiend uit de domeinconcessie geheel of gedeeltelijk worden overgedragen aan een derde, alsook elke voorgenomen verrichting die ertoe strekt zakelijke rechten te vestigen op de domeinconcessie of deze te verhuren, moet voorafgaandelijk aan de Algemene Directie Energie ter kennis worden gebracht.
  Deze kennisgeving bevat ten minste:
  1° een beschrijving van de voorgenomen operatie;
  2° de identificatiegegevens de begunstigde(n) van de overdracht;
  3° de contractuele documentatie betreffende de overdracht.
  De voorgenomen verrichting kan slechts plaatsvinden met instemming van de minister, na advies van de commissie en op voorstel van de Algemene Directie Energie.
  De begunstigde derde is onderworpen aan de ontvankelijkheidscriteria van titel 2, hoofdstuk 1. De verplichtingen en voorwaarden betreffende de concessie zijn tegenstelbaar aan deze derde. Bij ontstentenis van een beslissing van niet-verenigbaarheid door de minister binnen de in het derde lid bepaalde termijn, mag de beoogde verrichting uitgevoerd worden.

HOOFDSTUK 8. - Beëindiging van de domeinconcessie
Art.66. De rechten die aan de domeinconcessie verbonden zijn, eindigen door het verstrijken van de geldigheidsduur van de concessie overeenkomstig artikel 39, door de vervallenverklaring van de domeinconcessie door de minister of verzaking door de concessiehouder.
  De rechten verbonden aan de domeinconcessie vervallen van rechtswege in geval van intrekking, verzaking, verval of verstrijken van de geldigheidstermijn van door andere wetgeving vereiste vergunningen of machtigingen.

Art.67. In geval van ernstige tekortkoming door de concessiehouder aan de verplichtingen verbonden aan de domeinconcessie, kan de intrekking wegens vervallenverklaring van de domeinconcessie worden uitgesproken door de concessieverlenende overheid, onverminderd de geldboetes die de commissie kan opleggen krachtens de wet van 29 april 1999.
  De concessieverlenende overheid richt via aangetekend schrijven een ingebrekestelling aan de concessiehouder, waarin een termijn wordt vastgelegd die niet korter mag zijn dan vijftig werkdagen, hetzij om te voldoen aan zijn verplichtingen, hetzij om uitleg te verschaffen.
  Bij het verstrijken van de door de concessieverlenende overheid verleende termijn, stuurt de Algemene Directie Energie desgevallend haar voorstel tot vervallenverklaring en het desbetreffende dossier naar de minister.
  De beslissing van de concessieverlenende overheid houdende de vervallenverklaring van de domeinconcessie wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de concessiehouder, van de commissie, van de beheerder van het transmissienet en van de betrokken administraties.
  Volgens dezelfde procedure kan de concessieverlenende overheid bij minder ernstige tekortkomingen ook de rechten voortvloeiend uit de domeinconcessie opschorten voor de termijn die de minister bepaalt.

Art.68. § 1. De aanvraag tot verzaking aan de domeinconcessie wordt aan de concessieverlenende overheid gericht.
  De aanvaarding van een verzaking is desgevallend onderworpen aan de uitvoering van de maatregelen vereist krachtens artikel 53, paragraaf 1, 8° en 9° en 48.
  De aanvaarding van de verzaking wordt door de minister uitgesproken, op voorstel van de Algemene Directie Energie.
  De beslissing van de concessieverlenende overheid houdende de aanvaarding van de verzaking van de domeinconcessie wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de concessiehouder, van de commissie, van de beheerder van het transmissienet en van de betrokken administraties.
  § 2. Een verzakingsvergoeding is verschuldigd, die ertoe strekt alle schade en kosten ten laste van de overheid die het gevolg zijn van de verzaking te compenseren, met inbegrip van de kosten verbonden aan de voorbereiding en organisatie van een nieuwe concurrerende inschrijvingsprocedure en het potentieel verlies van inkomsten uit het vergoedingsmechanisme.
  Bij een verzaking vóór de indienststelling van de eerste productie-eenheid is het bedrag verschuldigd van de financiële garantie zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, en omvat dit de verzakingsvergoeding.
  Bij een verzaking na de indienststelling van de eerste productie-eenheid blijven ook de financiële verplichtingen voor de ontmanteling ten laste van de concessiehouder.

Art.69. § 1. Bij vervallenverklaring of verzaking kan de concessieverlenende overheid een nieuwe concurrerende inschrijvingsprocedure organiseren overeenkomstig de bepalingen van dit besluit met het oog op de gunning van de domeinconcessie aan een andere onderneming of samenwerkingsverband van ondernemingen voor het resterende deel van de in artikel 39, § 1, bedoelde duurtijd van veertig jaar. In dat geval is de concessiehouder die verzaakt heeft aan de domeinconcessie of waarvan de domeinconcessie vervallen verklaard is aan de Staat een vergoeding verschuldigd ten belope van het totaalbedrag van de provisies voor de ontmanteling voor de gehele oorspronkelijke duur van de domeinconcessie, onverminderd de in voorkomend geval eveneens verschuldigde verzakingsvergoeding.
  § 2. Indien de concessieverlenende overheid geen nieuwe concurrerende inschrijvingsprocedure organiseert, worden de maatregelen die zijn voorgeschreven voor het definitief buiten gebruik stellen en het ontmantelen van de installatie, voor het beveiligen van de betrokken zone en voor het behoud en de bescherming van het mariene milieu, verwezenlijkt door de concessiehouder onder zijn verantwoordelijkheid.
  Mits akkoord van de concessieverlenende overheid, na advies van de betrokken administraties en van de commissie en in functie van de evolutie van de technieken, kunnen ook andere maatregelen worden toegepast dan die welke bij de toekenning van de domeinconcessie voorzien zijn en die ten minste een evenwaardig resultaat garanderen.
  § 3. Indien de concessiehouder in gebreke blijft om zijn verplichtingen krachtens paragraaf 2 uit te voeren, is hij aan de Staat de in paragraaf 1 bedoelde vergoeding verschuldigd, onverminderd de in voorkomend geval eveneens verschuldigde verzakingsvergoeding.

Art.70. Mits akkoord van de concessieverlenende overheid na advies van de betrokken administraties kunnen voor de ontmanteling van de productie-installatie, in functie van de evolutie van de technieken, andere technieken en middelen worden toegepast dan die welke bij de toekenning van de domeinconcessie beoogd werden en die tenminste een evenredig resultaat garanderen, waarbij de impact op het mariene milieu zoveel mogelijk beperkt wordt, erosieverschijnselen zoveel mogelijk vermeden worden en maximaal wordt ingezet op hergebruik of recyclage van onderdelen van de productie-installatie.
  Mits akkoord van de concessieverlenende overheid na advies van de betrokken administraties, kan de concessiehouder afwijken van de verplichting tot volledige ontmanteling van de productie-installatie, met het oog op hergebruik van een deel van de productie-installatie.

TITEL 4. - Keuringsinstellingen en conformiteitsattest
HOOFDSTUK 1. - Erkenning van keuringsinstellingen
Art.71. § 1. Om te worden erkend, dient een keuringsinstelling aan de volgende voorwaarden te voldoen:
  1° beschikken over de rechtspersoonlijkheid en onafhankelijk zijn van elke producent, uitbater van een opslaginstallatie, tussenpersoon of elektriciteitsleverancier;
  2° geaccrediteerd zijn op basis van de criteria van de NBN EN 45004-norm voor de activiteiten voorzien in dit besluit, overeenkomstig het accreditatiesysteem ingesteld in toepassing van artikel VIII.30 van het Wetboek van economisch recht, of door een gelijkwaardig accreditatiesysteem ingesteld in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
  3° zich ertoe verbinden verslagen, opgemaakt in het kader van de bezoeken gebracht aan de productie-installaties van groene stroom die betrekking hebben op het conformiteitsattest, aan de minister en aan de commissie over te maken.
  § 2. De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de minister en vergezeld van de nodige bewijsstukken. De minister kent de erkenning toe of weigert ze na onderzoek van de aanvraag en na advies van de commissie. De erkenning wordt toegekend voor een hernieuwbare periode van drie jaar.
  § 3. De minister trekt in de volgende gevallen de erkenning van een keuringsinstelling in:
  1° wanneer de keuringsinstelling niet meer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning bepaald in paragraaf 1;
  2° wanneer de keuringsinstelling het onderwerp uitmaakt van een intrekking van haar accreditatie;
  3° wanneer herhaaldelijke fouten zijn vastgesteld bij de uitoefening van haar opdrachten.
  De beslissing van intrekking wordt gemotiveerd. Zij wordt pas genomen nadat de instelling behoorlijk door de minister of de Algemene Directie Energie werd opgeroepen.
  § 4. De keuringsinstelling is belast met het afleveren van het conformiteitsattest bedoeld in titel 4, hoofdstuk 2, en het uitoefenen van een periodieke controle, minstens jaarlijks, op de conformiteit van de gegevens opgenomen in het conformiteitsattest.

HOOFDSTUK 2. - Conformiteitsattest
Art.72. § 1. Een productie-eenheid van een productie-installatie elektriciteit zoals bedoeld in artikel 6/3 van de wet van 29 april 1999 wordt enkel beschouwd als productie-eenheid van groene stroom indien haar een conformiteitsattest, afgeleverd door een erkende keuringsinstelling, werd toegekend.
  § 2. Het conformiteitsattest toont aan dat de effectief geproduceerde elektriciteit groene stroom is en dat de geproduceerde hoeveelheid wordt berekend volgens de geldende meetnormen. Het vermeldt minstens het volgende:
  1° de bron(nen) met aanwending van dewelke de elektriciteit wordt geproduceerd;
  2° de technologie gebruikt voor de productie;
  3° de technologie gebruikt voor de berekening van de productie;
  4° het netto-ontwikkelbaar vermogen van de installatie;
  5° eventuele tegemoetkomingen of subsidies toegekend voor de constructie of de werking van de productie-installatie, of voor elektriciteitsproductie door deze productie-installatie;
  6° de voorziene datum van indiensttreding van de installatie;
  7° de productieplaats.

Art.73. Elke aanvraag voor een conformiteitsattest wordt gericht aan een erkende keuringsinstelling overeenkomstig artikel 72.
  In geval van wijziging van de meetinstrumenten of van elk element opgenomen in het conformiteitsattest, meldt de houder van het attest dit aan een erkende keuringsinstelling binnen de vijftien dagen. Deze laatste zal, in voorkomend geval, een nieuw attest opmaken.

Art.74. De commissie kan te allen tijde van een erkende keuringsinstelling vereisen dat zij een controle verricht en nagaat of de elementen opgenomen in het conformiteitsattest met de werkelijkheid overeenstemmen. Zoniet wordt het conformiteitsattest ingetrokken.

TITEL 5. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid
Art.75. In artikel 1, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en de vergoeding van de houders van een offshore domeinconcessie in geval van onbeschikbaarheid van het Modular Offshore Grid worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest".

Art.76. § 1. De titel van hoofdstuk II wordt vervangen als volgt : "HOOFDSTUK II. Bijzondere bepalingen voor het toekennen van garanties van oorsprong voor groene stroom geproduceerd door de installaties bedoeld in de artikelen 6 en 6/3 van de wet en voor het toekennen van groenestroomcertificaten voor groene stroom geproduceerd door de installaties bedoeld in artikel 6 van de wet".
  § 2. In artikelen 2, 1° en 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 6 van de wet" vervangen door de woorden "artikel 6 of 6/3 van de wet".

Art.77. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, 3°, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest";
  2° in paragraaf 4, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest" en de woorden "gegevens opgenomen in de oorsprongsgarantie" vervangen door de woorden "gegevens opgenomen in het conformiteitsattest".

Art.78. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling II van hoofdstuk II als volgt vervangen:
  "Afdeling II - Conformiteitsattest.".

Art.79. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, worden de woorden "indien haar een certificaat van oorsprongsgarantie, afgeleverd door een erkende keuringsinstelling, toegekend wordt" vervangen door "indien haar een conformiteitsattest, afgeleverd door een erkende keuringsinstelling, toegekend wordt";
  2° in paragraaf 2, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest".

Art.80. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest";
  2° in het tweede lid, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest"; de woorden "het certificaat" worden vervangen door de woorden "het attest" en de woorden "een nieuw certificaat" worden vervangen door de woorden "een nieuw attest".

Art.81. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" telkens vervangen door het woord "conformiteitsattest".

Art.82. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest".

Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 2013 betreffende de instelling van een systeem voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen
Art.83. In artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 30 juli 2013 betreffende de instelling van een systeem voor de toekenning van garanties van oorsprong voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "artikel 3(9) van de richtlijn 2009/72/CE en in artikel 15 van de richtlijn 2009/28/CE" worden vervangen door de woorden " artikel 19 van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hiernieuwbare bronnen";
  2° in 3° worden de woorden "certificaat van oorsprongsgarantie" vervangen door het woord "conformiteitsattest".

Art.84. In hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 6 van de wet" telkens vervangen door de woorden "in artikel 6 of 6/3 van de wet".

HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 85. De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.