11 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit met betrekking tot de openbare dienstverplichtingen in de elektriciteitsmarkt. (NOTA : De wijzigingen aangebracht bij KB2003-07-08/33zijn bekrachtigd met hun respectievelijke datum van inwerking, bij W2009-12-15/03) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-10-2002 en tekstbijwerking tot 23-12-2009)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Openbare dienstverplichtingen inzake de regelmaat en de kwaliteit van elektriciteitsleveringen, inzake de bevoorrading van afnemers alsook inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - De financiering van de openbare dienstverplichtingen.
Afdeling 1. - Het fonds.
Art. 6
Afdeling 2. - Financiering van het gedeelte van het fonds, bedoeld in artikel 6 van dit besluit.
Art. 7
Afdeling 3. - Beheer van het fonds.
Art. 8-9
HOOFDSTUK IV. - Controle en evaluatie van de openbare dienstverplichtingen.
Art. 10
HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen.
Art. 11
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding.
Art. 12-15
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna " de wet " genoemd, zijn van toepassing op dit besluit.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " technisch reglement " : het koninklijk besluit van 27 juni 2001 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe;
2° " ondersteunende diensten " : het geheel van diensten, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 4 april 2001 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven en de boekhouding van de beheerder van het nationaal transmissienet voor elektriciteit en opgesomd in artikel 231 van het koninklijk besluit van 27 juni 2001 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe.
HOOFDSTUK II. - Openbare dienstverplichtingen inzake de regelmaat en de kwaliteit van elektriciteitsleveringen, inzake de bevoorrading van afnemers alsook inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen.
Art.3. De openbare dienstverplichtingen inzake de regelmaat en de kwaliteit van elektriciteitsleveringen, die opgelegd worden aan producenten, tussenpersonen en netbeheerder, zijn bepaald door de volgende normen :
1° wat betreft de regelmaat van de elektriciteitsleveringen, de naleving van de volgende minimumnormen :
a) Het toegelaten niveau van storingen op het net veroorzaakt door de aansluitingsinstallaties en de installaties van de netgebruikers wordt bepaald door de normen die algemeen worden toegepast in vergelijkbare sectoren op Europees niveau en, onder meer, door de technische rapporten CEI 61000-3-6 en CEI 61000-3-7.
b) De netgebruiker stelt alle gepaste middelen in het werk om te vermijden dat de installaties, waarvan hij het beheer heeft, op het net storende verschijnselen veroorzaken die de grenzen bedoeld in punt a), gepreciseerd door de netbeheerder en in het aansluitingscontract tussen deze gebruiker en de netbeheerder, overschrijden.
c) De Minister kan, na overleg met de netbeheerder en advies van de marktoperatoren vertegenwoordigd binnen een ad hoc werkgroep zoals voorzien in artikel 406 van het technisch reglement, bijkomende minimale normen vaststellen om de regelmaat van de elektriciteitsleveringen te verzekeren of te verbeteren. Deze normen :
- kunnen strengere vereisten omvatten dan de minimale vereisten bepaald in punt a) en worden bepaald door verwijzing naar de best beschikbare praktijken gekend binnen de Europese gemeenschap en/of naar eerdere prestatieniveaus vastgesteld op de Belgische elektriciteitsmarkt;
- kunnen bestemd zijn voor het geheel of categorieën van duidelijk geïdentificeerde producenten en tussenpersonen en/of voor de netbeheerder;
- worden geïntegreerd in de aansluitingscontracten bedoeld in punt a);
2° wat betreft de kwaliteit van de elektriciteitsleveringen, de naleving van de volgende minimumnormen :
a) De netbeheerder levert aan de netgebruiker een spanning op het aansluitingspunt met een kwaliteit die ten minste voldoet aan de norm EN 50160.
b) De norm EN 50160 dient als referentiepunt voor alle spanningsniveaus voorzien in het technisch reglement;
c) De Minister kan, na overleg met de netbeheerder en advies van de marktoperatoren vertegenwoordigd binnen een ad hoc werkgroep zoals voorzien in artikel 406 van het technisch reglement, bijkomende minimale normen vaststellen om de kwaliteit van de elektriciteitleveringen te verzekeren of te verbeteren. Deze normen :
- kunnen strengere vereisten omvatten dan de minimale vereisten bepaald in punt a) en worden bepaald door verwijzing naar de best beschikbare praktijken gekend binnen de Europese gemeenschap en/of naar eerdere prestatieniveaus vastgesteld op de Belgische elektriciteitsmarkt.
- kunnen bestemd zijn voor het geheel of categorieën van duidelijk geïdentificeerde producenten en tussenpersonen en/of voor de netbeheerder.
Art.4. § 1. In het geval dat de netbeheerder veronderstelt of vaststelt dat het onmogelijk wordt om op de beschikbaarheid toe te zien en, in voorkomend geval, één of meerdere van de ondersteunende diensten opgenomen in artikel 231 van het technisch reglement aan een redelijke prijs in werking te stellen, inzonderheid wanneer de primaire, secundaire of tertiaire reserves niet voldoende zijn ten opzichte van de hoeveelheden voorzien in artikel 233 van het technisch reglement, of wanneer de prijsaanbiedingen voor het geheel of een deel van deze diensten duidelijk onredelijk zijn, kan hij tijdelijk in de hierna aangeduide volgorde de volgende handelingen ondernemen :
1° aan de producenten of aan andere netgebruikers die door hem werden aangeduid in de regelzone, de terbeschikkingstelling van één of meerdere van deze diensten aan een billijke prijs opleggen;
2° hij bepaalt, in voorkomend geval, op individuele basis en op basis van transparante technische criteria, de hoeveelheid door één of meerdere van deze diensten die producenten of netgebruikers dienen te worden geleverd of ter beschikking te worden gesteld van de netbeheerder in functie van hun bestaande productiemiddelen in de regelzone. De netbeheerder licht de commissie en de Minister in over zijn ondernomen acties.
§ 2. In het geval dat de Minister, op basis van de informatie van de netbeheerder of na advies van de commissie, vaststelt dat het onmogelijk is om op de beschikbaarheid toe te zien en, in voorkomend geval, één of meerdere ondersteunende diensten waarvan sprake in § 1 aan een redelijke prijs in werking te stellen, in het bijzonder wanneer de primaire, secundaire of tertiaire reserves niet voldoende zijn ten opzichte van de hoeveelheden voorzien in art. 233 van het technisch reglement, of wanneer de prijsaanbiedingen voor het geheel of een deel van deze diensten duidelijk onredelijk zijn, kan de Minister aan de commissie vragen om, in overleg met de netbeheerder, de elementen die aan deze situatie ten gronde liggen of de pistes of aanbevelingen om hieraan te verhelpen vast te stellen.
De commissie onderzoekt met name de mate waarin één of meerdere operatoren aan deze situatie bijdragen.
Op basis van het verslag opgesteld door de commissie binnen een termijn van hoogstens 60 kalenderdagen, kan de Minister aan bepaalde categorieën producenten in de regelzone prijs- en leveringsvoorwaarden opleggen voor het geheel of een deel van deze diensten en/of transparante en niet-discriminerende regels vaststellen om een permanente beschikbaarheid van deze diensten te verzekeren aan de netbeheerder zodat deze kan toezien op de zekerheid, betrouwbaarheid en doeltreffendheid van het net.
Deze maatregelen worden vastgesteld voor een welbepaalde duur en worden minstens jaarlijks geëvalueerd.
Art.5. De openbare dienstverplichtingen inzake de toepassing van het beleid ter reductie van broeikasgasemissies, die opgelegd worden aan producenten, tussenpersonen en netbeheerder, maken dat :
1° In het onderzoek van de aansluitingsaanvraag van een netgebruiker verleent de netbeheerder in de mate van het mogelijke en rekening houdende met de nodige continuïteit van de voorziening, voorrang aan aansluitingsaanvragen die betrekking hebben op productie-eenheden die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling waarvan het nominale vermogen lager of gelijk is aan 25 MW;
2° In afwijking van de bepalingen van artikel 157 van het technisch reglement, genieten productie-eenheden die hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling gebruiken, teneinde bij te dragen aan hun bevordering, van een tolerantiemarge met betrekking tot het evenwicht, geplaatst tussen een maximum en een minimum niveau, dat afhangt van :
1° het soort van productie-eenheid; en
2° de injectie van actief vermogen in het net; en
3° van Pnom van de productie-eenheid en van de plaats.
De Minister legt de criteria bepaald in het voorgaande lid vast op voorstel van de netbeheerder.
Elke compensatie van een eventueel onevenwicht buiten het kader van de hierboven bedoelde tolerantiemarge is voor rekening van de betrokken toegangsverantwoordelijke, op basis van een tarief dat aan de voorwaarden in artikel 12 van de wet van 29 april 1999 en haar uitvoeringsbesluiten beantwoordt;
3° de netbeheerder, overeenkomstig het technisch reglement, geeft voorrang, op het transmissienet, aan productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling gebruiken.
HOOFDSTUK III. - De financiering van de openbare dienstverplichtingen.
Afdeling 1. - Het fonds.
Art.6. (Opgeheven) <KB 2003-07-08/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
Afdeling 2. - Financiering van het gedeelte van het fonds, bedoeld in artikel 6 van dit besluit.
Art.7. <KB 2003-07-08/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
Afdeling 3. - Beheer van het fonds.
Art.8. <KB 2003-07-08/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
Art.9. <KB 2003-07-08/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
HOOFDSTUK IV. - Controle en evaluatie van de openbare dienstverplichtingen.
Art.10. § 1. De commissie of het controlecomité, naargelang het geval, controleren en evalueren de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in het onderhavige besluit en leggen jaarlijks hun verslag betreffende de controle en de evaluatie van de openbare dienstverplichtingen voor aan de Minister.
§ 2. De commissie kan in het bijzonder :
- inlichtingen inwinnen bij om het even welke bevoegde openbare overheid om zich ervan te verzekeren dat de fondsen op een duidelijk bepaalde, doorzichtige, niet discriminerende en controleerbare manier gebruikt worden;
- van elke bevoegde overheid de nodige documenten en inlichtingen opvragen voor het opstellen van het jaarlijkse verslag waarvan sprake in dit artikel.
HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen.
Art.11. De inbreuken op de bepalingen van artikelen 4 en 7, § 3, van dit besluit worden gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en een boete van vijf tot vijfhonderd euro of enkel één van deze straffen.
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding.
Art.12. § 1. Voor het jaar 2002, wordt 50 % van het bedrag waarvan sprake in artikel 9 gestort door de netbeheerder op 15 november 2002 en wordt 50 % van het bedrag waarvan sprake in artikel 9 gestort door de netbeheerder op 31 december 2002.
§ 2. Voor het jaar 2002, is een bedrag van 4.634.000 EUR in mindering gebracht van het bedrag voorzien in artikel 6.
Art.13. Dit besluit treedt, met uitzondering van de artikel 7, in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. (NOTA : de W 2002-12-24/31, art. 429, bevestigt de hoofdstukken III en VI van onderhavig besluit met uitwerking op 1 oktober 2002. Justel heeft beschouwd dat de inwerkingtredingdatum van de bevestigde beschikkingen ook bevestigd is.)
Art.14. Artikel 7 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002. (NOTA : de W 2002-12-24/31, art. 429, bevestigt de hoofdstukken III en VI van onderhavig besluit met uitwerking op 1 oktober 2002. Justel heeft beschouwd dat de inwerkingtredingdatum van de bevestigde beschikkingen ook bevestigd is.)
Art. 15. Onze Vice-Eerste Minister en Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie worden belast, ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 oktober 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Mobiliteit en Vervoer,
Mevr. I. DURANT
De Staatssecretaris voor Energie,
O. DELEUZE.