Details





Titel:

4 JULI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 april 2021 tot vaststelling van de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, inclusief hun berekeningsmethode, en van de andere parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, alsook de methode en voorwaarden tot het verkrijgen van individuele uitzonderingen op de toepassing van de intermediaire prijslimiet(en) in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2021041351 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, § 2, eerste lid, 15°, van het koninklijk besluit van 28 april 2021 tot vaststelling van de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, inclusief hun berekeningsmethode, en van de andere parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, alsook de methode en voorwaarden tot het verkrijgen van individuele uitzonderingen op de toepassing van de intermediaire prijslimiet(en) in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, wordt vervangen als volgt:
  "15° "dagelijks programma": het productieprogramma, uitgedrukt in MW of het verbruiksprogramma van een eenheid in de capaciteitsmarkt, gegeven op kwartierbasis, opgelegd door het standaardcontract met betrekking tot de verantwoordelijke voor de programmatie in overeenstemming met de gedragscode voor elektriciteit bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 29 april 1999;"

Art.2. Artikel 10 van het koninklijk besluit van 28 april 2021 tot vaststelling van de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, inclusief hun berekeningsmethode, en van de andere parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, alsook de methode en voorwaarden tot het verkrijgen van individuele uitzonderingen op de toepassing van de intermediaire prijslimiet(en) in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2022, wordt aangevuld met een paragraaf 10, luidende:
  " § 10. De nettokost van een nieuwkomer en de maximumprijs worden gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat is gebruikt voor de beoordeling van de inkomsten en de kosten en anderzijds de leveringsperiode waarvoor de vraagcurve wordt bepaald, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.".

Art.3. In artikel 18, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2022, worden de woorden "gebruikmakend van de gewogen gemiddelde kost van kapitaal die specifiek is voor de technologie zoals omschreven in artikel 19bis, § 3, en de economische levensduur van de investering" ingevoegd tussen de woorden "de recurrente investeringskosten op jaarbasis" en de woorden ", alsook de economische levensduur".

Art.4. In artikel 19, § 2, 3°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2022, worden de woorden "het niveau van de toepasselijke uitoefenprijs" vervangen door de woorden "de impact van de terugbetalingsverplichting".

Art.5. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
  "1° De kosten berekend als de som van:
  a) de geannualiseerde recurrente investeringskosten bedoeld in artikel 18, § 2, 1° ;
  b) de vaste operationele en onderhoudskosten bedoeld in artikel 18, § 2, 2° ;
  c) en, voor de technologieën met een hoge variabele kost, de activatiekost bedoeld in artikel 18, § 2, 6° ;";
  2° in de bepaling onder 5° wordt het woord "netto" ingevoegd tussen de woorden "Verminderd met de" en de woorden "opbrengsten bedoeld in";
  3° de bepaling onder 7°, opgeheven bij het besluit van 27 januari 2022, wordt hersteld als volgt:
  "7° Dit laatste resultaat wordt gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat werd gebruikt om de opbrengsten en kosten te beoordelen en anderzijds de leveringsperiode waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.".

Art.6.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in het eerste lid worden de woorden "Een derogatieaanvrager" vervangen door de woorden "Een capaciteitshouder";
  b) in het eerste lid worden de woorden "een derogatie van de in artikel 15 bedoelde intermediaire maximumprijs," ingevoegd tussen de woorden "waaraan hij wenst deel te nemen," en de woorden "per eenheid in de capaciteitsmarkt";
  c) in het eerste lid worden de woorden `een derogatie van de in artikel 15 bedoelde intermediaire maximumprijs' tussen het woord "betreft," en de woorden "aan te vragen" opgeheven;
  d) in het tweede lid worden de woorden "van het jaar van de veiling" ingevoegd tussen de woorden "uiterlijk op 31 maart" en de woorden "een tabel die,";
  2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  " § 2. De derogatieaanvrager dient bij de commissie, op elektronische wijze, uiterlijk op 30 april van het jaar van de veiling, maximaal één derogatieaanvraag per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, in.";
  b) in het tweede lid worden de woorden "De vormvereisten voor deze aanvraag worden door de commissie opgemaakt en ter beschikking gesteld op de website van de commissie ten laatste op 31 maart van het jaar van de veiling. Deze aanvraag omvat minstens volgende elementen:" vervangen door de woorden "Ten laatste op 31 maart van het jaar van de veiling, publiceert de commissie op haar website de formele en materiële voorwaarden waaraan de aanvraag om vrijstelling moet voldoen, met inachtneming van de hierna genoemde elementen. De derogatieaanvraag omvat minstens volgende elementen:";
  c) in het tweede lid, 2°, wordt het woord "de" ingevoegd tussen de woorden "met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of" en de woorden "eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft,";
  d) in het tweede lid, 2°, a), worden de woorden "maar exclusief de onder c) bedoelde vaste kosten die reeds zijn opgenomen in een eerder aanvaarde derogatieaanvraag" ingevoegd tussen de woorden "jaarlijkse vaste operationele en onderhoudskosten (in €/jaar)" en de woorden ", inclusief verdere specificatie van vaste nettarieven en de activatiekosten";
  e) in het tweede lid, 2° worden de bepalingen onder b), c) en d) vervangen als volgt:
  "b) vaste kosten gerelateerd aan het beheer van een portfolio zodat de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt op de energiemarkt kan opereren (in €/jaar), tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is;
  c) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de recurrente investeringskosten op jaarbasis gebruik makend van de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal die specifiek is voor de technologie zoals bedoeld in artikel 19bis, § 3, en de economische levensduur van elke investering die niet rechtstreeks verband houden met een verlenging van de technische levensduur van de installatie of met een verhoging van het nominaal referentievermogen, in voorkomend geval met inbegrip van de investeringsuitgaven voor grote onderhoudswerken aan installaties die niet noodzakelijk elk jaar gebeuren maar exclusief de onder a) bedoelde vaste kosten die reeds zijn opgenomen in een eerder aanvaarde derogatieaanvraag of in de derogatieaanvraag voor de betrokken veiling (in €/jaar), aangevuld met, indien van toepassing, de hypothesen met betrekking tot minstens:
  i. het aantal uren in elk jaar gedurende welke de eenheid (eenheden) is (zijn) geactiveerd sinds de laatste investering die gelijkwaardig is aan de investering in de derogatieaanvraag;
  ii. het aantal uren in elk jaar gedurende welke de eenheid (eenheden) zal (zullen) worden geactiveerd tot de uitvoering van de investering waarop de derogatieaanvraag betrekking heeft;
  iii. het aantal uren in elk jaar waarin de eenheid (eenheden) zal (zullen) worden geactiveerd tot de uitvoering van de volgende gelijkwaardige investering;
  iv. en het aantal starts of activaties waarop deze ramingen zijn gebaseerd, alsmede, met het oog op de raming van de economische levensduur van de investering, het verband tussen de technische levensduur van de investering en, enerzijds, het aantal activeringen en, anderzijds, het aantal draaiuren, alsmede elk ander element dat de economische levensduur van de investering zou beperken;
  d) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de geannualiseerde niet-recurrente investeringskosten op basis van de gewogen gemiddelde kost van kapitaal die specifiek is voor de technologie zoals gedefinieerd in artikel 19bis, § 3, en de economische levensduur van elke investering, relevant voor het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is exclusief de onder a) bedoelde vaste kosten die reeds zijn opgenomen in een eerder aanvaarde derogatieaanvraag of in de derogatieaanvraag van de betrokken veiling (in €/jaar), in voorkomend geval aangevuld met de aannames betreffende ten minste :
  i. het aantal uren in elk jaar gedurende welke de eenheid (eenheden) is (zijn) geactiveerd sinds de laatste investering die gelijkwaardig is aan de investering in de derogatieaanvraag;
  ii. het aantal uren in elk jaar gedurende welke de eenheid (eenheden) zal (zullen) worden geactiveerd tot de uitvoering van de investering die in de derogatieaanvraag is opgenomen;
  iii. het aantal uren in elk jaar gedurende welke de eenheid (eenheden) zal (zullen) worden geactiveerd totdat de volgende gelijkwaardige investering is uitgevoerd;
  iv. en het aantal starts of activaties waarop deze ramingen gebaseerd zijn, alsmede, met het oog op de raming van de economische levensduur van de investering, het verband tussen de technische levensduur van de investering en, enerzijds, het aantal activeringen en, anderzijds, het aantal draaiuren, alsmede elk ander element dat de economische levensduur van de investering zou beperken;";
  f) in het tweede lid, 2°, g), worden de woorden ", hiertoe wordt een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor de vergoeding van kapitaaluitgaven en vaste exploitatie- en onderhoudskosten enerzijds en specifieke kosten per start of activering anderzijds" ingevoegd tussen de woorden "de opstart noodzakelijke brandstof (in €/start of €/activatie)" en de woorden ", aangevuld met, indien van toepassing";
  g) in het tweede lid, 2°, g), worden de woorden "financieringskost inclusief" opgeheven;
  h) in het tweede lid, 2°, g), worden de woorden "zoals bedoeld in paragraaf 7/1, tweede lid, 4° " ingevoegd tussen de woorden "gewogen gemiddelde kapitaalskost" en de woorden ", economische levensduur van de investering";
  i) in het tweede lid, 2°, g), worden de woorden "niet recurrente" opgeheven;
  j) in het tweede lid, 2°, g), wordt het woord "de" ingevoegd tussen de woorden "het berekenen van de `missing-money' van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of" en de woorden "eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft,";
  k) in het tweede lid, 3°, worden de woorden "maar niet noodzakelijk beperkt tot stoom en/of warmte-gerelateerde inkomsten" vervangen door de woorden "maar zonder daarbij noodzakelijk beperkt te zijn, de tot stoom en/of warmte-gerelateerde inkomsten of de inkomsten in verband met het verlenen van de hersteldienst";
  l) in het tweede lid wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt:
  "5° een raming van de jaarlijkse inframarginale inkomsten;";
  m) het tweede lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° en 7°, luidende:
  "6° een raming van de netto-opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten;
  7° een raming en een nauwkeurige berekening van het "missing-money" (in €/MW/jaar) van de betrokken eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag betrekking heeft.";
  n) het derde lid wordt vervangen als volgt:
  "De meegedeelde elementen door de derogatieaanvrager bedoeld in het tweede lid, 2° tot 6°, ter ondersteuning van zijn aanvraag zijn specifiek aan de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft. Indien de aanvrager deze voor de betrokken capaciteitseenheid niet kan verstrekken, verstrekt hij de commissie alle informatie die de commissie in staat stelt de juistheid van zijn ramingen te beoordelen.";
  o) paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "De in het tweede lid, 2° tot en met 6°, bedoelde elementen worden door de derogatieaanvrager verantwoord overeenkomstig de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld. Een historiek van de elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, wordt door de aanvrager verstrekt overeenkomstig de hierboven vermelde formele en materiële voorwaarden. De elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, worden uitgedrukt in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de schatting van de inkomsten. De raming,
  bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 7°, wordt gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat werd gebruikt voor de raming van de opbrengsten en kosten en anderzijds de periode van capaciteitsvoorziening waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.";
  3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. De commissie verifieert de volledigheid van de aanvraag en informeert de derogatieaanvrager op elektronische wijze over het resultaat van haar controle, binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag. Als de aanvraag als onvolledig wordt beoordeeld, heeft de derogatieaanvrager de mogelijkheid om zijn aanvraag binnen vijf werkdagen na notificatie van de resultaten van de verificatie. Indien de aanvrager de aanvullende informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, kan de commissie het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, na de aanvrager, bijgestaan door zijn raadsman, te hebben gehoord of hem ten minste naar behoren te hebben opgeroepen. De uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing van de commissie worden per aangetekende post of elektronische post met ontvangstbevestiging aan de aanvrager toegezonden.";
  4° paragraaf 4 wordt opgeheven;
  5° de paragrafen 5, 6 en 7 worden vervangen als volgt:
  " § 5. De commissie beoordeelt de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag.
  Te dien einde, beoordeelt de commissie de aanvaardbaarheid van de kostencomponenten, de inkomsten en de impact van de beperkingen bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, met inbegrip van hun voldoende gerechtvaardigd karakter. In het kader van die beoordeling kan de commissie een advies vragen van een onafhankelijke deskundige, dit kan de onafhankelijke deskundige zijn bedoeld in artikel 17, § 1.
  Indien de commissie van oordeel is dat aanvullende informatie nodig is voor haar beoordeling, kan zij de derogatieaanvrager uitnodigen om deze informatie door te geven binnen een termijn van vijf werkdagen binnen ontvangst van het verzoek tot aanvullende informatie. De commissie kan de derogatieaanvrager ook verzoeken haar binnen dezelfde termijn een bijgewerkte versie van het in zijn derogatieaanvraag opgenomen cijfer van "missing-money" voor te leggen, indien zij van oordeel is dat de in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 7°, bedoelde elementen die de aanvrager tot staving van zijn verzoek heeft meegedeeld, niet voldoen aan de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld.
  Voor elk onderdeel van de kosten, inkomsten of impact van de beperkingen zoals bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, dat de commissie onaanvaardbaar of onvoldoende gemotiveerd acht door de aanvrager, stelt de commissie een alternatieve raming op.
  § 6. De commissie maakt, op elektronische wijze, aan de netbeheerder het resultaat van haar beoordeling bedoeld in paragraaf 5 over met betrekking tot de variabele kosten, opstartkosten, vaste activatiekosten en het effect van operationele beperkingen op de inkomsten, ten laatste dertig werkdagen na de uiterste datum voor de indiening van derogatieaanvragen.
  § 7. De netbeheerder bezorgt op elektronische wijze aan de commissie, uiterlijk vijfentwintig werkdagen na ontvangst van de resultaten van de beoordeling van de commissie bedoeld in paragraaf 5, de volgende elementen die hij heeft berekend:
  1°, de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar, het aantal draaiuren, het aantal overeenkomstige starts en de overeenkomstige geproduceerde MWh ;
  2°, de verwachte netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten en, in voorkomend geval, de inkomsten uit de hersteldienst.
  De berekening van de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar in euro van het referentiejaar waarmee in artikel 20 rekening is gehouden voor de evaluatie van de inkomsten (in €/MW/jaar) gebeurt op basis van:
  1° een simulatie van de elektriciteitsmarkt zoals bedoeld in artikel 12;
  2° het referentiescenario bedoeld in artikel 3 § 7, gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
  3° de economische dispatch van de eenheid in een capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, rekening houdend met de variabele kosten en de opstartkosten of vaste activatiekosten in verband met het aanbieden van energie;
  4° de gemiddelde jaarlijkse inkomsten die voortvloeien uit de economische dispatch van de eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit gelimiteerd tot het niveau van de uitoefenprijs, of eventueel tot de verklaarde marktprijs voor een eenheid in de capaciteitsmarkt zonder dagelijks programma of eenheden, indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals bedoeld in artikel 26, § 3, rekening houdend met de impact van de terugbetalingsverplichting tegen de uitoefenprijs van toepassing zoals bedoeld in artikel 26, verminderd met de variabele kosten en de opstartkosten (exclusief voorziening voor investeringen) of vaste activatiekosten voor het aanbieden van energie, en rekening houdend met andere operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating bedoeld in respectievelijk paragraaf 2, tweede lid, 2° en 4°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 5.
  De raming van de verwachte netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in €/MW/jaar) wordt uitgevoerd op basis van de volgende principes:
  1° de netto opbrengsten worden gewaardeerd op basis van de technologie waartoe de eenheid in de capaciteitsmarkt, of de eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, behoort waarop de aanvraag van toepassing is;
  2° de netto opbrengsten zijn de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de balanceringsdiensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
  3° de netto opbrengsten houden rekening met de kosten, met inbegrip van de opportuniteitskosten, die verband houden met de levering van deze balanceringsdiensten, teneinde dubbeltellingen tussen jaarlijkse inframarginale inkomsten op de energiemarkt en opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten te vermijden.
  De raming van de inkomsten uit de hersteldienst in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in €/MW/jaar) wordt gemaakt op basis van de inkomsten die overeenstemmen met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen die door de specifieke netbeheerder van de hersteldienst zijn betaald aan de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, op basis van de laatste zesendertig maanden.";
  6° er wordt een paragraaf 7/1 ingevoegd, luidende:
  " § 7/1. De commissie beoordeelt de economische levensduur van elke investering op basis van:
  1° het verband tussen de technische levensduur van de investering en het aantal starts of activaties enerzijds en het aantal draaiuren anderzijds;
  2° het geschatte aantal draaiuren en het aantal starts of activaties over de leveringsperiode, zoals verstrekt door de netbeheerder;
  3° elk ander door de aanvrager aangevoerd element dat de economische levensduur van de investering zou beperken.
  Voor elke investering beoordeelt de commissie de geannualiseerde investeringskosten op basis van:
  1° de investeringskosten die relevant zijn voor de levering van de dienst;
  2° de economische levensduur van de investering;
  3° de risicopremie, rekening houdend met artikel 6, lid 9, van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5, van verordening (EU) 2019/943, zoals bepaald in bijlage 1 bij dit besluit. De waarde van de door de commissie toe te passen risicopremie houdt, naast het minimumrendement, rekening met de risico's verbonden aan elke investeringsuitgaven zoals bepaald in artikel 19bis, § 2, 1° en 2°, rekening houdend met de economische levensduur die eraan verbonden is overeenkomstig de risicopremies van bijlage 1, met dien verstande dat deze risicopremie door de commissie, binnen de grenzen van bijlage 1, wordt beoordeeld op basis van de omvang van de gedane investering en de economische levensduur die eraan verbonden is;
  4° de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal voor elke investeringsuitgave, gebaseerd op de som van:
  a) het minimumrendement door de minister vastgesteld als onderdeel van de intermediaire waarden, zoals bedoeld in artikel 4 § 3;
  b) vermeerderd met de technologie-specifieke risicopremie bedoeld in 3°. De bepaling van deze risicopremie houdt rekening met de economische levensduur van de investeringen in overeenstemming met de artikel 19bis, § 2, 2°. ";
  7° paragraaf 8 wordt vervangen als volgt:
  " § 8. De commissie berekent het verwachte "missing-money", als volgt:
  1° de som van:
  a) van alle kostencomponenten;
  b) van de geannualiseerde investeringskosten overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 7/1, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
  2° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 1° ;
  3° verminderd met de opbrengsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 2° ;
  4° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 3°, met uitzondering van de inkomsten uit de hersteldienst, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende gekoppelde eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
  5° het totale resultaat wordt gedeeld door de van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, zoals bepaald in de prekwalificatie voor de betrokken veiling;
  6° het resultaat wordt aangepast met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex tussen, enerzijds, het referentiejaar dat werd gebruikt om de opbrengsten en kosten te ramen en, anderzijds, de leveringsperiode waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.";
  8° de paragrafen 10 tot en met 16 worden vervangen als volgt:
  " § 10. De commissie neemt een beslissing over de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag
  § 11. De commissie aanvaardt de aanvraag enkel indien het verwachte niveau van het "missing-money" van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, berekend overeenkomstig paragraaf 8, hoger is dan de intermediaire maximumprijs vastgesteld voor de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, overeenkomstig artikel 7undecies, § 6, van de wet van 29 april 1999.
  Als het verwachte niveau van het "missing money" kleiner is dan of gelijk is aan de intermediaire maximumprijs wijst de commissie de aanvraag af.
  Bovendien, wijst de commissie de derogatieaanvraag af als het betrekking heeft op een eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, die, voor de betreffende veiling, geklasseerd is (zijn) door de commissie in een capaciteitscategorie geassocieerd aan een capaciteitscontract die meer dan één periode afdekt van capaciteitslevering overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komende investeringskosten, en de procedure van klassering
  Uiterlijk op 25 augustus voorafgaand aan de veiling zendt de commissie de derogatieaanvrager haar ontwerpbeslissing toe. De derogatieaanvrager beschikt over tien werkdagen om zijn opmerkingen te maken.
  De definitieve beslissing wordt uiterlijk op 25 september voorafgaand aan de veiling waarop de derogatieaanvraag betrekking heeft, per e-mail met ontvangstbevestiging of per aangetekend schrijven aan de aanvrager en de netbeheerder meegedeeld.
  § 12. Indien de derogatieaanvraag wordt aanvaard door de commissie, is het toegestaan dat de aanvrager voor de in de aanvraag opgenomen eenheid in de capaciteitsmarkt of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, op de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft, een bod of biedingen hoger dan de maximale tussentijdse prijs, indient maar die gelimiteerd zijn tot de "missing-money" opgenomen in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2,tweede lid, 7°.
  § 13. Indien de aanvraag wordt verworpen door de commissie op andere gronden dan die bedoeld in paragraaf 11, tweede lid, is de derogatieaanvrager niettemin gerechtigd om voor die eenheid van de capaciteitsmarkt, of die eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, op de veiling waarop het verzoek van toepassing is, een bod of biedingen in te dienen hoger dan de intermediaire maximumprijs, maar beperkt tot het in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, 7°, vermelde bedrag aan "missing-money", op voorwaarde dat de netbeheerder en de commissie uiterlijk twee werkdagen vóór de uiterste datum voor de indiening van biedingen bedoeld in artikel 7undecies, § 10, van de wet van 29 april 1999, op de hoogte worden gebracht via een verklaring waarin de derogatieaanvrager zich ertoe verbindt beroep tegen het besluit van de commissie bij de Marktenhof in te stellen overeenkomstig de artikelen 29bis en 29quater van de wet van 29 april 1999. Zodra het beroep is ingesteld stelt de derogatieaanvrager de netbeheerder en de commissie daarvan in kennis.
  § 14. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie en de indiening van een verklaring als bedoeld in paragraaf 13, een bod dat is ingediend voor de capaciteitseenheid, of biedingen voor de capaciteitseenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, is (zijn) geselecteerd op de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, maar de derogatieaanvrager heeft geen beroep ingesteld bij het Marktenhof tegen de beslissing van de commissie binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999, past de netbeheerder dit bod of deze biedingen, indien zij betrekking hebben op gekoppelde capaciteiten, eenzijdig aan door er de intermediaire maximumprijs op toe te passen. Zo nodig dient hij bij de commissie een aangepaste versie van het veilingverslag in.
  § 15. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie, de verklaring bedoeld in paragraaf 13 en de selectie van een bod voor de eenheid of eenheden van de capaciteitsmarkt in het geval van gekoppelde capaciteit, binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999 beroep is ingesteld tegen de beslissing van de commissie, maar dit beroep door het Marktenhof wordt verworpen past de netbeheerder uiterlijk tien werkdagen nadat de commissie de definitieve beslissing van het Marktenhof heeft meegedeeld, het desbetreffende capaciteitscontract eenzijdig aan door de capaciteitsvergoeding voor de transactie die voortvloeit uit de geselecteerde bieding, of biedingen in het geval van gebonden capaciteit, te verlagen tot het niveau van de intermediaire maximumprijs voor de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft. Deze aanpassing is van toepassing vanaf de eerste dag van de periode van capaciteitslevering.
  § 16. De verlaging van de vergoeding van de capaciteit vermeld in paragraaf 15 heeft geen enkele invloed op het resultaat van de veiling en geeft geen enkel recht aan de capaciteitsleverancier om het capaciteitscontract te beëindigen.".

Art.7. In artikel 26 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:
  " § 2. De uitoefenprijs wordt tijdens de leveringsperiode maandelijks geactualiseerd op basis van de evolutie van de Belgische elektriciteitsprijs. De modaliteiten betreffende de actualisatie worden in de werkingsregels gedefinieerd.".

Art.8. In artikel 27, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid van paragraaf 1 worden in de Franse tekst de woorden "exceptés les offres en deçà ou égaux au prix de zéro et ceux au prix maximal autorisé. Tous les types offres" vervangen door de woorden "exceptées les offres en deçà ou égales au prix de zéro et celles au prix maximal autorisé. Tous les types d'offres" ;
  2° de bepaling onder 4° in paragraaf 2 wordt aangevuld met de woorden ", rekening houdend met het actualisatiemechanisme zoals bedoeld in artikel 26, § 2;".

Art.9. § 1. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 2, 5, 3°, en 6, 2°, o), 5° en 7°, die in werking treden overeenkomstig paragraaf 2 of 3.
  § 2. De artikelen 2 en 5, 3°, van dit koninklijk besluit treden in werking de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van een bericht waaruit het volgende blijkt :
  1° de kennisgeving door de Europese Commissie dat de wijziging van bestaande steun vervat in de artikelen 2 en 5, 3°, geen onverenigbare steun uitmaakt in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of;
  2° het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van de verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zodanig dat de wijziging van bestaande steun vervat in de artikelen 2 en 5, 3°, toegepast mogen worden.
  De Minister doet een dergelijk bericht in het Belgisch Staatsblad publiceren uiterlijk tien dagen na ontvangst van de kennisgeving van de Europese Commissie dan wel binnen tien dagen na het verstrijken van die termijn.
  § 3. Artikel 6 van dit koninklijk besluit treedt in werking op 1 januari 2024.
  Onder voorbehoud van het eerste lid treedt artikel 6, 2°, o), 5° en 7°, in werking de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van een bericht waaruit het volgende blijkt :
  1° de kennisgeving door de Europese Commissie dat de wijzigingen van bestaande steun vervat in artikel 6, 2°, o), 5° en 7°, geen onverenigbare steun uitmaken in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, of;
  2° het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 4 van de verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zodanig dat de wijziging van bestaande steun vervat in artikel 6, 2°, o), 5° en 7°, toegepast mogen worden.
  De Minister doet een dergelijk bericht in het Belgisch Staatsblad publiceren uiterlijk tien dagen na ontvangst van die kennisgeving van de Europese Commissie dan wel binnen tien dagen na het verstrijken van die termijn.

Art. 10. De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.