Details





Titel:

28 APRIL 2021. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de [parameters] waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, inclusief hun berekeningsmethode, en van de andere parameters die nodig zijn voor de organisatie van de veilingen, alsook de methode en voorwaarden tot het verkrijgen van individuele uitzonderingen op de toepassing van de intermediaire prijslimiet(en) in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme <KB2024-05-25/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024> (NOTE : artikelen gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij KB2024-05-25/05, art. 8, 9, 11, 13, 14, 19, 20, 005; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2021 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Bepaling van het referentiescenario en de intermediaire waarden om de hoeveelheid aan te kopen capaciteit en de veilingparameters te berekenen
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Netbeheerdersverslag
Art. 6, 6/1, 7
HOOFDSTUK 4. - Parameters die de aan te kopen hoeveelheid capaciteit bepalen
Art. 8
Art. 8 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 9
Art. 9 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 10-11
Art. 11 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 5. - Reductiefactoren
Art. 12-14
HOOFDSTUK 6. - Intermediaire maximumprijs
Art. 15
Art. 15 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 16-17
Art. 17 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 18-19, 19bis
Art. 19bis TOEKOMSTIG RECHT
Art. 20
HOOFDSTUK 7. - Derogatie van de intermediaire maximumprijs
Art. 21-22
Art. 22 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 8. - Referentieprijs en uitoefenprijs
Art. 23
Art. 23 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 24-27
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 28-30
BIJLAGE.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.§ 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna te noemen "de wet van 29 april 1999", zijn van toepassing op dit besluit.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "werkingsregels" : de regels bedoeld in artikel 7undecies, § 12, van de wet van 29 april 1999;
  2° "Verordening (EU) 2019/943" : Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en van de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne elektriciteitsmarkt;
  3° "eenheid in de capaciteitsmarkt" : een capaciteit ("individuele eenheid") of meerdere gegroepeerde capaciteiten ("geaggregeerde eenheid"), gebruikt om de opeenvolgende fasen van het capaciteitsvergoedingsmechanisme ("CRM") te doorlopen, meer bepaald de prekwalificatiefase en vervolgens een transactie en dit met het doel om de dienst te leveren;
  4° "eenheid in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en)" : een eenheid in de capaciteitsmarkt met een dagelijkse limiet van uren waarin ze energie kan leveren of haar vraag kan beperken;
  5° "dienst" : de rechten en verplichtingen van een capaciteitsleverancier met betrekking tot de capaciteitslevering, zoals vastgelegd in de werkingsregels en in het capaciteitscontract;
  6° "dienstverleningsniveau" : het dienstverleningsniveau per kalenderjaar van een eenheid in de capaciteitsmarkt met (een) energiebeperking(en), zoals bepaald in het capaciteitscontract;
  7° "capaciteitscontract" : het tussen de capaciteitsleverancier en de netbeheerder ondertekende contract in overeenstemming met artikel 7undecies, § 11 van de wet van 29 april 1999;
  8° "capaciteit" : het aan een leveringspunt verbonden vermogen;
  9° "gecontracteerde capaciteit" : de capaciteit van een eenheid in de capaciteitsmarkt die het voorwerp is geweest van een transactie op de primaire of de secundaire markt (zoals gedefinieerd in de werkingsregels);
  10° "transactie" : een akkoord over de contractuele rechten en verplichtingen die uit de dienst voortvloeien, afgesloten tussen een capaciteitsleverancier en de netbeheerder op de primaire of secundaire markt (zoals gedefinieerd in de werkingsregels) op basis van een capaciteitscontract, op een transactiedatum, geïdentificeerd door een transactienummer, gekoppeld aan de gecontracteerde capaciteit, en dat een transactieperiode bestrijkt (zoals gedefinieerd in de werkingsregels);
  11° "nominaal referentievermogen" : het maximale vermogen van een capaciteit dat in het capaciteitsvergoedingsmechanisme kan worden aangeboden. Het nominaal referentievermogen van een geaggregeerde eenheid komt overeen met de som van de nominale referentievermogens van elke capaciteit die er deel van uitmaakt;
  12° "aggregatie" : een functie uitgevoerd door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die meerdere belastingen van elektriciteitsconsumptie of -productie van verschillende afnemers met het oog op de verkoop, aankoop of de veiling op een elektriciteitsmarkt combineert;
  13° "gesimuleerde tekortsituatie" : een situatie, gebaseerd op een simulatie, waarin de lading niet kan worden gedekt of waarbij de lading niet zou kunnen worden gedekt in geval van een bijkomende lading van 1MW, door het geheel van de productiemiddelen [3 en van de middelen voor opslag en vraagrespons]3 ter beschikking van het Belgische elektriciteitsnet, rekening houdend met de invoermogelijkheden en de energie beschikbaar op de markt;
  14° "maximumprijs" : de maximale hoogte van een bod die samenvalt met de maximale vergoeding die voor een bod kan worden verkregen;
  15° [2 "dagelijks programma": het productieprogramma, uitgedrukt in MW of het verbruiksprogramma van een eenheid in de capaciteitsmarkt, gegeven op kwartierbasis, opgelegd door het standaardcontract met betrekking tot de verantwoordelijke voor de programmatie in overeenstemming met de gedragscode voor elektriciteit bedoeld in artikel 11, § 2, van de wet van 29 april 1999;]2
  16° "piekuren" : de uren van 08.00 u. (CET) tot 20.00 u. (CET) van elke dag, met uitzondering van de weekends en de Belgische feestdagen;
  17° "eenvormige day-aheadkoppeling" : de eenvormige day-aheadkoppeling zoals gedefinieerd in artikel 2, 26, van verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;
  18° "NEMO" : een benoemde elektriciteitsmarktbeheerder met toepassing van de Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;
  19° "verwachte niet-geleverde energie" : de inschatting van de jaarlijkse vraag die niet kan worden gedekt met de op de energiemarkt beschikbare middelen, uitgedrukt in MWh;
  20° "beoogd volume" : het volume dat vereist is om aan het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7, eerste en tweede lid, van de wet van 19 april 1999 te voldoen voor een bepaalde periode van capaciteitslevering, zonder rekening te houden met de niet in aanmerking komende capaciteit en de tijdens vorige veilingen gecontracteerde capaciteit;
  21° "niet in aanmerking komende capaciteit" : de capaciteit die niet voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in artikel 7undecies, § 8 van de wet van 29 april 1999;
  22° "bij vorige veilingen gecontracteerde capaciteit" : de capaciteit die tijdens een eerdere veiling is gecontracteerd en waarvan het capaciteitscontract de periode van capaciteitslevering bestrijkt waarop de nieuwe veiling betrekking heeft;
  23° "brutokost van een nieuwkomer" : de som van de geannualiseerde investeringskosten en de vaste jaarlijkse exploitatie- en onderhoudskosten van een technologie, uitgedrukt in €/MW/jaar;
  24° "nettokost van een nieuwkomer" : het deel van de brutokost van een nieuwkomer dat naar verwachting onder normale marktomstandigheden niet gerecupereerd kan worden door marktinkomsten, uitgedrukt in €/MW/jaar;
  25° "Federaal Technisch Reglement" : het Koninklijk Besluit van 22 april 2019 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe;
  26° "derogatieaanvrager" : elke persoon die, met het oog op deelname aan een veiling zoals bedoeld in artikel 2, 73° van de wet van 29 april 1999, een aanvraag indient tot derogatie van de intermediaire maximumprijs die door de minister is vastgesteld in de beslissing bedoeld in artikel 7undecies, paragraaf 6 van de wet van 29 april 1999;
  27° "gekoppelde capaciteiten" : capaciteiten die op dezelfde geografische locatie zijn gevestigd, waartussen een verband van noodzaak en technische samenhang bestaat en die niet kunnen worden geaggregeerd omwille van hun verplichting om een dagelijks programma te verstrekken;
  28° [1 "jaarlijkse inframarginale inkomsten": het verschil tussen de opbrengsten van de energiemarkt en de variabele kosten;]1
  29° "missing money" : de jaarlijkse vergoeding die de capaciteitsleverancier toelaat zijn geannualiseerde kosten te dekken, rekening houdend met de inkomsten op jaarbasis uit de energiemarkt, de markten voor ondersteunende diensten en eventuele andere relevante inkomsten;
  [3 30° "MTU": de "market time unit", ofwel de kortste tijdsinterval waarvoor de marktprijs wordt vastgesteld, die minstens even kort is als de periode voor de onbalansverrekening;
   31° "inkomsten op termijn": inkomsten uit contracten die zijn afgesloten voor de toekomstige verkoop van de geproduceerde elektriciteit.]3
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

HOOFDSTUK 2. - Bepaling van het referentiescenario en de intermediaire waarden om de hoeveelheid aan te kopen capaciteit en de veilingparameters te berekenen
Art.2. § 1. De netbeheerder maakt zijn verslag en zijn voorstel bedoeld in artikel 7undecies, § 3, van de wet van 29 april 1999 en zoals beschreven in artikel 7, § 2 op basis van een referentiescenario, bedoeld in artikel 3, § 7 en de intermediaire waarden, bedoeld in artikel 4, op.
  § 2. De commissie doet haar voorstel bedoeld in artikel 7undecies, § 4, van de wet van 29 april 1999, op basis van datzelfde referentiescenario en dezelfde intermediaire waarden.

Art.3.§ 1. De netbeheerder maakt, in samenwerking met de Algemene Directie Energie en in overleg met de commissie, een selectie van één of meerdere scenario's en gevoeligheden volgens de stappen beschreven in artikel 4, §§ 2 tot en met 4.
  § 2. Uit de op het ogenblik van de selectie meest recent beschikbare Europese beoordeling bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2019/943 en/of de nationale beoordeling bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2019/943, worden één of meerdere scenario's en gevoeligheden geselecteerd. Deze selectie omvat minstens het Europese centrale referentiescenario bedoeld in artikel 23, lid 1, 5, b) van Verordening (EU) 2019/943. Tot zolang deze beoordelingen nog niet beschikbaar zijn, wordt een selectie gemaakt uit andere beschikbare studies.
  § 3. De gegevens en hypothesen waaruit deze scenario's en gevoeligheden zijn opgebouwd worden geactualiseerd op basis van de meest recente relevante informatie.
  § 4. Daarnaast kunnen andere gevoeligheden gedefinieerd worden die een impact kunnen hebben op de bevoorradingszekerheid in België, met inbegrip van gebeurtenissen buiten de Belgische regelzone.
  § 5. De geselecteerde scenario's en gevoeligheden, inclusief de gegevens en hypothesen waaruit ze zijn opgebouwd, worden onderworpen aan een openbare raadpleging bedoeld in artikel 5.
  § 6. Op basis van het consultatierapport en in het bijzonder de informatie die betrekking heeft op artikel 5, § 2, 1° en 2° maakt de commissie een voorstel op voor de Minister van de te weerhouden set van gegevens en hypotheses, die samen een voorstel van referentiescenario vormen.
  De Algemene Directie Energie formuleert een advies op dit voorstel.
  § 7. Rekening houdend met het voorstel van de commissie, de aanbevelingen van de netbeheerder en het advies van de Algemene Directie Energie, beslist de Minister, bij besluit vastgesteld na overleg in ministerraad vanaf de beslissing genomen in 2021, ten laatste op [1 30 september]1 van het jaar voorafgaand aan de veiling welke set van gegevens en hypotheses moet worden geselecteerd als het referentiescenario. De Minister kan hierbij afwijken van het voorstel van de commissie mits passende motivatie
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.4.§ 1. De commissie stelt in samenwerking met de netbeheerder een voorstel op van de volgende intermediaire waarden :
  1° de brutokost van een nieuwkomer van de technologieën die opgenomen zijn in de beperkte lijst van technologieën, bedoeld in artikel 10, § 4;
  2° de correctiefactor X, die toelaat de maximumprijs te bepalen, zoals bedoeld in artikel 10, § 8 en 9, en die toelaat het maximale volume tegen de maximumprijs te berekenen, door het niveau van bevoorradingszekerheid aan te passen, zoals bedoeld in artikel 11, § 2, 1°;
  [1 3° [2 de gewogen gemiddelde kost van kapitaal, hierna "WACC", die overeenkomt met de som van het minimumrendement en een risicopremie. De risicopremie wordt gedifferentieerd naargelang de referentietechnologie en naargelang de risicopremie wordt toegepast bij de berekening van de brutokost van een nieuwkomer, overeenkomstig, 1°, en de nettokost van een nieuwkomer, overeenkomstig artikel 10, § 6, dan wel bij de berekening van de intermediaire maximumprijs en de derogaties op de intermediaire maximumprijs, overeenkomstig artikel 19bis en artikel 22 § 7/1, tweede lid, 3°. De risicopremie kan gedifferentieerd worden in functie van de economische levensduur van de investering.]2]1
  § 2. Het voorstel wordt onderworpen aan een openbare raadpleging gedurende minimaal één maand en wordt aangepast in functie van de resultaten ervan. [1 ...]1
  § 3. De intermediaire waarden worden uiterlijk op [2 30 september]2 van elk jaar vastgelegd door de Minister op basis van het voorstel van de commissie en diens consultatieverslag. De Minister kan hierbij afwijken van het voorstel van de commissie mits passende motivatie.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.5. § 1. De netbeheerder organiseert een of meerdere openbare raadpleging(en ) met het oog op de opmaak van zijn verslag en zijn voorstel bedoeld in artikel 7undecies, § 3, derde lid van de wet van 29 april 1999, gedurende een periode van ten minste één maand.
  De netbeheerder informeert de marktdeelnemers over het houden van deze raadpleging(en ).
  § 2. De volgende onderwerpen worden ten minste aan openbare raadpleging onderworpen :
  1° de actualisatie van de gegevens en hypothesen van het scenario of de scenario's en de gevoeligheden zoals bedoeld in artikel 3, § 3;
  2° de relevantie van de gevoeligheden bedoeld in artikel 3, § 4, inclusief de gegevens en hypothesen waaruit ze zijn opgebouwd;
  3° het type bijkomende capaciteit bedoeld in artikel 6, § 1;
  4° de publieke bronnen van de scenario's voor de jaren na het leveringsjaar waaruit de invoergegevens gebruikt worden voor de berekening van de jaarlijkse inframarginale inkomsten, bedoeld in artikel 10, § 6;
  5° de beperkte lijst van bestaande technologieën die redelijkerwijs beschikbaar zullen zijn, en die in aanmerking komen voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs, bedoeld in artikel 18, § 1.
  § 3. De netbeheerder maakt een consultatierapport, inclusief aanbevelingen, en alle documenten die hij in het kader van de openbare raadpleging(en ) ontvangt, over aan de minister, aan de Algemene Directie Energie en aan de commissie.

HOOFDSTUK 3. - Netbeheerdersverslag
Art.6.§ 1. De netbeheerder verzekert zich ervan dat het referentiescenario zoals bepaald volgens artikel 3 § 7 beantwoordt aan het niveau van bevoorradingszekerheid dat worden geëist door artikel 7undecies, § 7, eerste en tweede lid, van de wet van 29 april 1999 door, indien nodig, aan de Belgische regelzone bijkomende capaciteit toe te voegen :
  1° afkomstig van de volgens artikel 10 voorgeselecteerde types van capaciteit die voorgesteld worden door de netbeheerder ter openbare raadpleging bedoeld in artikel 5 en daarna door de netbeheerder in samenwerking met de Algemene Directie Energie en in overleg met de commissie gekozen worden;
  2° op een iteratieve manier op basis van een economische optimalisatielus op basis van incrementele stappen ten belope van deze zoals toegepast in de meest recent beschikbare Europese of nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, bedoeld in de artikelen 23 en 24 van Verordening (EU) 2019/943, en van maximaal 100 MW.
  § 2. Op basis van het volgens artikel 3 § 7 geselecteerde referentiescenario, waar van toepassing aangepast volgens artikel 6, § 1, en met toepassing van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5 van Verordening (EU) 2019/943 voor zover van toepassing, maakt de netbeheerder het in artikel 7undecies, § 3 van de wet van 29 april 1999 bedoelde verslag en voorstel op tegen ten laatste [1 1 december]1 van het jaar voorafgaand aan de veiling, overeenkomstig artikel 7 undecies, § 3, derde lid van de wet van 29 april 1999.
  Het verslag bevat minstens de volgende informatie en berekeningen :
  1° het noodzakelijke capaciteitsvolume en het aantal uren tijdens dewelke deze capaciteit gebruikt zal worden ten behoeve van de toereikendheid, aan de hand van de duurcurve van de vraag, bedoeld in artikel 11, § 5, waaruit bovendien de daarmee samenhangende capaciteit, die gemiddeld minder dan 200 draaiuren heeft per jaar teneinde de totale piekcapaciteit af te dekken, afgeleid kan worden;
  2° de informatie waarover de netbeheerder beschikt inzake de hoeveelheid niet in aanmerking komende capaciteit;
  3° voor elke aangrenzende Europese lidstaat, de maximale beschikbare toegangscapaciteit voor de deelname van de onrechtstreekse buitenlandse capaciteiten, [1 overeenkomstig artikel 6/1]1;
  4° de jaarlijkse inframarginale inkomsten voor de technologieën die opgenomen zijn in de beperkte lijst van technologieën, bedoeld in artikel 10, § 6;
  5° het gemiddelde elektriciteitsverbruik in gesimuleerde tekortsituaties, bedoeld in artikel 11, § 2, 1° ;
  6° het volume dat overeenkomt met de nood voor de regeling van het evenwicht, bedoeld in artikel 11, § 2, 2° ;
  7° de gemiddelde waarde voor verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties, bedoeld in artikel 11, § 2, 3°.
  Het voorstel betreft :
  1° een voorstel voor de reductiefactoren overeenkomstig Hoofdstuk 5;
  2° een voorstel voor de intermediaire maximumprijs overeenkomstig Hoofdstuk 6;
  3° een voorstel voor [1 de referentieprijs]1 overeenkomstig Hoofdstuk 8;
  4° een voorstel voor de uitoefenprijs overeenkomstig Hoofdstuk 8;
  5° een voorstel voor het maximale volume aan capaciteit dat in het kader van de betreffende veiling kan gecontracteerd worden met alle houders van niet bewezen capaciteit.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.6/1. [1 § 1. De netbeheerder berekent de maximale toegangscapaciteit die beschikbaar is voor de deelname van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit op basis van de aanbeveling van het regionale coördinatiecentrum, overeenkomstig artikel 26, lid 7 van Verordening (EU) 2019/943. Wanneer deze aanbeveling niet beschikbaar is, wordt de bijdrage van elke regelzone die rechtstreeks elektrisch met België verbonden is, bepaald door de bijdrage van deze zones tijdens de gesimuleerde tekortsituaties, op basis van de resultaten van de simulatie bedoeld in artikel 12
   § 2. De maximale beschikbare toegangscapaciteit voor de deelname van de onrechtstreekse buitenlandse capaciteiten wordt uitgedrukt in vermogen [MW].
   § 3. De maximale beschikbare toegangscapaciteit voor de deelname van de onrechtstreekse buitenlandse capaciteiten van een regelzone houdt rekening met de manier waarop de grensoverschrijdende uitwisselingen op de markt worden gemodelleerd. Hij is gebaseerd op ofwel de stromen, ofwel de netto transfercapaciteit met de Belgische regelzone.
   § 4. De bijdrage van een regelzone in een stroomgebaseerde aanpak die de Belgische regelzone omvat en voor een specifiek gesimuleerd tekortuur:
   1° wordt voor de regelzones in een exportsituatie bepaald door de netto positie van de Belgische regelzone, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de netto positie van de regelzone in een exportsituatie en de som van de netto posities van het geheel van de regelzones in een exportsituatie, en;
   2° is nul voor de regelzones in een importsituatie.
   § 5. De bijdrage van een regelzone in een benadering gebaseerd op netto transfercapaciteit met de Belgische regelzone en voor een specifiek gesimuleerd tekortuur:
   1° wordt bepaald door de commerciële uitwisseling als die commerciële uitwisseling van de buitenlandse regelzone naar de Belgische regelzone gaat;
   2° is in het andere geval nul.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-25/05, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>


Art.7.De commissie geeft, overeenkomstig artikel 7undecies, § 3, vierde lid van de wet van 29 april 1999, ten laatste tegen [1 21 februari]1 van het jaar van de veiling een advies aan de minister over het voorstel van de netbeheerder bedoeld in artikel 6, § 2, derde lid.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

HOOFDSTUK 4. - Parameters die de aan te kopen hoeveelheid capaciteit bepalen
Art.8.§ 1. De commissie doet ten laatste tegen [1 7 februari]1 van het jaar van de veiling, overeenkomstig artikel 7undecies, § 4, van de wet van 29 april 1999, een voorstel aan de Minister voor de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, op basis van het in artikel 6 § 2 bedoelde netbeheerdersverslag, en de in de artikelen 9, 10 en 11 bedoelde methodologie. Deze parameters vormen samen een vraagcurve die overeenkomstig artikel 7undecies, § 7, van de wet van 29 april 1999, verzekert dat de betrouwbaarheidsnorm [1 tijdens de beoogde periode van capaciteitslevering]1 bereikt wordt. Dit voorstel bevat eveneens een voorstel voor het minimale volume dat moet worden gereserveerd voor de veiling die één jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt.
  § 2. Uiterlijk op 1 maart van ieder jaar, overeenkomstig artikel 7undecies, § 5, van de wet van 29 april 1999, geven de Algemene Directie Energie en de netbeheerder een advies aan de minister over het voorstel van de commissie.
  § 3. De Minister geeft de instructie zoals bedoeld in artikel 7undecies, § 6, van de wet van 29 april 1999.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.8 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. De commissie doet ten laatste tegen [1 7 februari]1 van het jaar van de veiling, overeenkomstig artikel 7undecies, § 4, van de wet van 29 april 1999, een voorstel aan de Minister voor de parameters waarmee het volume aan te kopen capaciteit wordt bepaald, op basis van het in artikel 6 § 2 bedoelde netbeheerdersverslag, en de in de artikelen 9, 10 en 11 bedoelde methodologie. Deze parameters vormen samen een vraagcurve die overeenkomstig artikel 7undecies, § 7, van de wet van 29 april 1999, verzekert dat de betrouwbaarheidsnorm [1 tijdens de beoogde periode van capaciteitslevering]1 bereikt wordt. Dit voorstel bevat eveneens een voorstel voor het minimale volume dat moet worden gereserveerd voor de veiling die één jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt [2 , berekend overeenkomstig artikel 11, § 5]2.
  § 2. Uiterlijk op 1 maart van ieder jaar, overeenkomstig artikel 7undecies, § 5, van de wet van 29 april 1999, geven de Algemene Directie Energie en de netbeheerder een advies aan de minister over het voorstel van de commissie.
  § 3. De Minister geeft de instructie zoals bedoeld in artikel 7undecies, § 6, van de wet van 29 april 1999.

  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 8,3°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.9.§ 1. De vraagcurve is een reeks punten waarvan de waarden worden gekenmerkt door twee assen :
  1° de abscis-as vertegenwoordigt het volume en wordt uitgedrukt in MW;
  2° de ordinaat-as vertegenwoordigt de prijs en wordt uitgedrukt in €/MW/jaar.
  De vraagcurve wordt opgebouwd met behulp van drie referentiepunten - A, B en C - die bepaald worden aan de hand van twee prijsparameters, die berekend worden in overeenstemming met artikel 10, en twee volumeparameters, die berekend worden in overeenstemming met artikel 11.
  Punt B heeft tot doel ervoor te zorgen dat het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 29 april 1999, wordt bereikt. Het wordt gekenmerkt door :
  1° het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° de nettokost van een nieuwkomer op de ordinaat.
  Punt A wordt gekenmerkt door :
  1° voor veilingen één jaar voor de periode van capaciteitslevering : het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° voor veilingen vier jaar voor de periode van capaciteitslevering : het maximale volume dat gecontracteerd kan worden tegen de maximumprijs op de abscis;
  3° de maximumprijs op de ordinaat.
  Punt C wordt gekenmerkt door :
  1° het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° een nul-kost op de ordinaat.
  § 2. De vorm van de vraagcurve verschilt [1 in functie van de veilingen]1 :
  1° voor veilingen één jaar voor de periode van capaciteitslevering wordt de vraagcurve gekenmerkt door :
  a) een verticale rechte door de punten A, B en C, zoals gedefinieerd in paragraaf 1;
  b) een horizontale lijn, gelijk aan de maximumprijs;
  2° voor veilingen vier jaar voor de periode van capaciteitslevering wordt de vraagcurve gekenmerkt door :
  a) een verticaal segment tussen de punten B en C;
  b) een lineair segment tussen de punten A en B;
  c) een horizontaal segment dat de ordinaat-as met punt A verbindt.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.9 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. De vraagcurve is een reeks punten waarvan de waarden worden gekenmerkt door twee assen :
  1° de abscis-as vertegenwoordigt het volume en wordt uitgedrukt in MW;
  2° de ordinaat-as vertegenwoordigt de prijs en wordt uitgedrukt in €/MW/jaar.
  De vraagcurve wordt opgebouwd met behulp van drie referentiepunten - A, B en C - die bepaald worden aan de hand van twee prijsparameters, die berekend worden in overeenstemming met artikel 10, en twee volumeparameters, die berekend worden in overeenstemming met artikel 11.
  Punt B heeft tot doel ervoor te zorgen dat het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 29 april 1999, wordt bereikt. Het wordt gekenmerkt door :
  1° het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° de nettokost van een nieuwkomer op de ordinaat.
  Punt A wordt gekenmerkt door :
  1° voor veilingen één jaar voor de periode van capaciteitslevering : het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° voor veilingen vier jaar [2 en twee jaar]2 voor de periode van capaciteitslevering : het maximale volume dat gecontracteerd kan worden tegen de maximumprijs op de abscis;
  3° de maximumprijs op de ordinaat.
  Punt C wordt gekenmerkt door :
  1° het op een veiling vereist volume op de abscis;
  2° een nul-kost op de ordinaat.
  § 2. De vorm van de vraagcurve verschilt [1 in functie van de veilingen]1 :
  1° voor veilingen één jaar voor de periode van capaciteitslevering wordt de vraagcurve gekenmerkt door :
  a) een verticale rechte door de punten A, B en C, zoals gedefinieerd in paragraaf 1;
  b) een horizontale lijn, gelijk aan de maximumprijs;
  2° voor veilingen vier jaar [2 en twee jaar]2 voor de periode van capaciteitslevering wordt de vraagcurve gekenmerkt door :
  a) een verticaal segment tussen de punten B en C;
  b) een lineair segment tussen de punten A en B;
  c) een horizontaal segment dat de ordinaat-as met punt A verbindt.

  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 9,1°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.10.§ 1. De vraagcurve wordt bepaald aan de hand van twee prijsparameters :
  1° de nettokost van een nieuwkomer;
  2° de maximumprijs.
  § 2. De nettokost van een nieuwkomer (in €/MW/jaar) is gelijk aan de "missing-money" van de technologie met het laagste "missing-money" van de technologieën die opgenomen zijn in de beperkte lijst van technologieën in paragraaf 4. [3 De overeenstemmende technologie]3 is de referentietechnologie.
  § 3. De "missing-money" van de technologieën die opgenomen zijn in de beperkte lijst van technologieën in paragraaf 4 wordt bepaald door de brutokost van een nieuwkomer te verminderen met de jaarlijkse inframarginale inkomsten voor de referentie voor elke technologie zoals bedoeld in paragraaf 6 en met de netto-opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten zoals bedoeld in paragraaf 7.
  § 4. [1 De methode voor het bepalen van de brutokost van verschillende technologieën, bedoeld in artikel 4, is gebaseerd op de in overeenstemming met artikel 27 van Verordening (EU) 2019/943 goedgekeurde methodologie van artikel 23, lid 6 van Verordening (EU) 2019/943 en volgt de twee hieronder beschreven stappen:]1 [1 ...]1
  Eerst wordt op basis van de volgende criteria een beperkte lijst van in aanmerking komende technologieën opgesteld :
  1° de referentie voor elke technologie moet een nieuwkomer zijn, die nog niet toegetreden is tot de elektriciteitsmarkt en waarvoor nog geen bestaande infrastructuur beschikbaar is;
  2° de lijst is gebaseerd op de in de Belgische regelzone bestaande technologieën en op de technologieën die redelijkerwijs voor het betrokken jaar beschikbaar zouden kunnen zijn;
  3° voor technologieën met een aantal draaiuren van dezelfde grootteorde, worden de technologieën met significant hogere kostenparameters uitgesloten van de beperkte lijst;
  4° de technologieën moeten voldoen aan de CO2-emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943 en andere wettelijke grenswaarden.
  Ten tweede wordt een gedetailleerde analyse van de kosten over de hele levensduur van de referentie voor elke technologie uitgevoerd op basis van de beperkte lijst van in aanmerking komende technologieën en rekening houdend met de reductiefactor verbonden aan elke technologie, zoals bedoeld in artikel 13, om de waarde van de brutokost van een nieuwkomer te bepalen, evenals het bijbehorende referentiemodel voor elke technologie.
  § 5. De brutokost van een nieuwkomer wordt ten minste om de [1 vijf jaar of op verzoek van de minister,]1 opnieuw beoordeeld op basis van de meest recente beschikbare informatie.
  § 6. [1 De geraamde jaarlijkse inframarginale inkomsten van elke referentietechnologie]1 worden uitgedrukt in €/MW/jaar en worden, op jaarlijkse basis, berekend [1 over hun levensduur]1, rekening houdend met de waarde van de marginale kost van de technologie als ondergrens. Deze inframarginale inkomsten worden voor elk jaar over de levensduur van de eenheid in de capaciteitsmarkt bepaald op basis van de [1 gemiddelde]1 inkomsten van de simulatiejaren op basis van het referentiescenario bedoeld in artikel 3 § 7 en houden rekening met het niveau van de toepasselijke uitoefenprijs bedoeld in artikel 26 [1 en worden geactualiseerd door rekening te houden met de gemiddelde kost van kapitaal bepaald overeenkomstig artikel 4, § 1, 3°]1.
  [1 ...]1
  Indien het referentiescenario niet beschikbaar is voor een jaar uit de levensduur van de referentie voor elke technologie, wordt een interpolatie uitgevoerd tussen de waarden van de jaren waarvoor het referentiescenario bestaat, eventueel bijgestuurd door bijkomende beschikbare gegevens. Deze gegevens worden voorgesteld door de netbeheerder en de bronnen ervan worden ter openbare raadpleging bedoeld in artikel 6, § 2, 4° voorgelegd en worden door de netbeheerder in samenwerking met de Algemene Directie Energie en in overleg met de commissie gekozen.
  § 7. De raming van de netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten zoals bedoeld in artikel 223, 1° van het Federaal Technisch Reglement :
  1° wordt geëvalueerd per technologie die opgenomen is in de beperkte lijst met in aanmerking komende technologieën bedoeld in § 4 van dit artikel;
  2° komt overeen met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de voor de regeling van het evenwicht bestemde diensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
  3° houdt rekening met de kosten, inclusief de opportuniteitskosten, die verband houden met de deelname aan deze balanceringsdiensten, om dubbeltellingen tussen inframarginale inkomsten en opbrengsten van de market van de balanceringsdiensten te vermijden.
  § 8. De maximumprijs wordt bepaald als het product van de nettokost van een nieuwkomer, vermenigvuldigd met de correctiefactor X zoals vastgelegd overeenkomstig artikel 4, § 3.
  § 9. De waarde van de correctiefactor X houdt rekening met de onzekerheden die verband houden met de raming van de nettokost van een nieuwkomer, zowel wat betreft kostenverschillen tussen de in aanmerking genomen technologieën, de variabiliteit van de brutokost van een nieuwkomer die verbonden is aan verschillende technologieën, als wat betreft de bepaling van de jaarlijkse inframarginale inkomsten en netto inkomsten uit balanceringsdiensten.
  [2 § 10. De nettokost van een nieuwkomer en de maximumprijs worden gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat is gebruikt voor de beoordeling van de inkomsten en de kosten en anderzijds de leveringsperiode waarvoor de vraagcurve wordt bepaald, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.11.§ 1. De vraagcurve wordt bepaald aan de hand van twee volumeparameters :
  1° het op een veiling vereist volume;
  2° het maximale volume tegen de maximumprijs.
  § 2. Deze twee volumes worden in [1 zes stappen]1 bepaald :
  1° het gemiddelde elektriciteitsverbruik in gesimuleerde tekortsituaties wordt als referentie genomen. Voor het op een veiling vereist volume, wordt dit vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7 bedoelde referentiescenario. Voor het maximale volume tegen de maximumprijs, wordt dit bepaald op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7, bedoelde referentiescenario, waarvoor echter rekening gehouden wordt met het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 19 april 1999, aangepast met de in artikel 4, § 3 bedoelde correctiefactor X;
  2° een volume dat overeenstemt met de vereiste reserves voor het bewaren van het evenwicht in het netwerk wordt toegevoegd aan het in 1° bedoelde verbruik;
  3° de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties, wordt in mindering gebracht van het in 1° bedoelde volume. Voor het op een veiling vereist volume, wordt de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7 bedoelde referentiescenario. Dit is het beoogd volume. Voor het maximale volume tegen de maximale prijs, wordt de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7, bedoelde referentiescenario, waarvoor echter rekening gehouden wordt met het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 19 april 1999, aangepast met de in artikel 4, § 3 bedoelde correctiefactor X;
  4° de niet in aanmerking komende capaciteit, berekend overeenkomstig § 3, en de bij vorige veilingen gecontracteerde capaciteit, berekend overeenkomstig § 4, worden uit het beoogd volume verwijderd;
  5° voor de veiling vier jaar voor de periode van capaciteitslevering wordt een volume, te reserveren voor de veiling een jaar voor de periode van capaciteitslevering, in mindering gebracht op basis van de in paragraaf 5 bedoelde methode. [1 ...]1
  [1 6° voor de veilingen vier jaar en twee jaar voor de periode van capaciteitslevering, wordt een volume afgetrokken dat overeenstemt met de som van de maximale beschikbare toegangscapaciteit voor elke regelzone die rechtstreeks met België verbonden is, berekend overeenkomstig artikel 6/1.]1
  § 3. De niet in aanmerking komende capaciteit wordt berekend door het nominale referentievermogen van elke niet in aanmerking komende eenheid te vermenigvuldigen met de passende reductiefactor als omschreven in artikel 13. In het kader van de opmaak van de vraagcurve wordt als assumptie voor de berekening genomen dat volgende capaciteiten niet in aanmerking komen : windturbines op land, windturbines op zee en zonne-energie installaties, alsook de centrales met warmtekrachtkoppeling (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering), de biomassacentrales (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering) en de afvalverbrandingscentrales (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering). Een actualisatie van deze assumptie zal na de prekwalificatie plaatsvinden overeenkomstig de werkingsregels.
  § 4. De bij vorige veilingen gecontracteerde capaciteit wordt bepaald door de gecontracteerde capaciteit van elke eenheid in de capaciteitsmarkt voor de periode van capaciteitslevering, zoals vermeld in het capaciteitscontract.
  § 5. De capaciteit die nodig is om de totale piekcapaciteit gedurende gemiddeld minder dan 200 draaiuren per jaar te dekken, wordt voor elk blok van 100 MW bepaald door het gemiddelde aantal draaiuren dat nodig is om te voldoen aan het criterium van de bevoorradingszekerheid op basis van de duurcurve van de vraag ("load duration curve"). Dit zijn de uren dat een bepaalde capaciteit nodig is om het maximale elektriciteitsverbruik te dekken.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.11 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. De vraagcurve wordt bepaald aan de hand van twee volumeparameters :
  1° het op een veiling vereist volume;
  2° het maximale volume tegen de maximumprijs.
  § 2. Deze twee volumes worden in [1 zes stappen]1 bepaald :
  1° het gemiddelde elektriciteitsverbruik in gesimuleerde tekortsituaties wordt als referentie genomen. Voor het op een veiling vereist volume, wordt dit vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7 bedoelde referentiescenario. Voor het maximale volume tegen de maximumprijs, wordt dit bepaald op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7, bedoelde referentiescenario, waarvoor echter rekening gehouden wordt met het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 19 april 1999, aangepast met de in artikel 4, § 3 bedoelde correctiefactor X;
  2° een volume dat overeenstemt met de vereiste reserves voor het bewaren van het evenwicht in het netwerk wordt toegevoegd aan het in 1° bedoelde verbruik;
  3° de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties, wordt in mindering gebracht van het in 1° bedoelde volume. Voor het op een veiling vereist volume, wordt de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7 bedoelde referentiescenario. Dit is het beoogd volume. Voor het maximale volume tegen de maximale prijs, wordt de gemiddelde waarde van de verwachte niet-geleverde energie in gesimuleerde tekortsituaties vastgesteld op basis van de in artikel 12 bedoelde simulatie en het in artikel 3, § 7, bedoelde referentiescenario, waarvoor echter rekening gehouden wordt met het niveau van bevoorradingszekerheid bedoeld in artikel 7undecies, § 7 van de wet van 19 april 1999, aangepast met de in artikel 4, § 3 bedoelde correctiefactor X;
  4° de niet in aanmerking komende capaciteit, berekend overeenkomstig § 3, en de bij vorige veilingen gecontracteerde capaciteit, berekend overeenkomstig § 4, worden uit het beoogd volume verwijderd;
  5° voor [2 de veilingen vier jaar en twee jaar]2 voor de periode van capaciteitslevering wordt een volume, te reserveren voor de veiling een jaar voor de periode van capaciteitslevering, in mindering gebracht op basis van de in paragraaf 5 bedoelde methode. [1 ...]1
  [1 6° voor de veilingen vier jaar en twee jaar voor de periode van capaciteitslevering, wordt een volume afgetrokken dat overeenstemt met de som van de maximale beschikbare toegangscapaciteit voor elke regelzone die rechtstreeks met België verbonden is, berekend overeenkomstig artikel 6/1.]1
  § 3. De niet in aanmerking komende capaciteit wordt berekend door het nominale referentievermogen van elke niet in aanmerking komende eenheid te vermenigvuldigen met de passende reductiefactor als omschreven in artikel 13. In het kader van de opmaak van de vraagcurve wordt als assumptie voor de berekening genomen dat volgende capaciteiten niet in aanmerking komen : windturbines op land, windturbines op zee en zonne-energie installaties, alsook de centrales met warmtekrachtkoppeling (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering), de biomassacentrales (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering) en de afvalverbrandingscentrales (voor eenheden aangesloten op het transmissienet enkel diegenen die volgens data aangeleverd via de [1 Algemene Directie Energie]1 productiesteun ontvangen tijdens de periode van capaciteitslevering). Een actualisatie van deze assumptie zal na de prekwalificatie plaatsvinden overeenkomstig de werkingsregels.
  § 4. De bij vorige veilingen gecontracteerde capaciteit wordt bepaald door de gecontracteerde capaciteit van elke eenheid in de capaciteitsmarkt voor de periode van capaciteitslevering, zoals vermeld in het capaciteitscontract.
  § 5. [2 Bij de veiling, die vier jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt, berekent de commissie het volume dat moet worden gereserveerd wat overeen kont met vijftig procent van de capaciteit die nodig is om gemiddeld de totale piekcapaciteit gedurende minder dan 200 draaiuren per jaar te dekken. Dit volume wordt gereserveerd voor de veiling die een jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt.
   Bij de veiling die twee jaar voor de periode van capaciteitslevering plaatsvindt, berekent de commissie het restvolume, namelijk de capaciteit die nodig is om gemiddeld de totale piekcapaciteit gedurende minder dan 200 draaiuren per jaar af te dekken, verminderd met het volume van de capaciteiten dat bij de veiling die vier jaar voor de betreffende periode van capaciteitslevering plaatsvindt, zonder daartoe verplicht te zijn, zijn geprekwalificeerd en een bod hebben ingediend met het oog op het verkrijgen van een capaciteitscontract dat één periode van capaciteitslevering bestrijkt, en dat geen niet bewezen capaciteiten zijn. Als voor dezelfde periode van capaciteitslevering het gereserveerde volume dat de commissie bij de veiling vier jaar vóór de periode van capaciteitslevering heeft berekend, groter is dan het restvolume, past de commissie het te reserveren volume aan door het vast te stellen op vijftig procent van het restvolume.]2
  De capaciteit die nodig is om de totale piekcapaciteit gedurende gemiddeld minder dan 200 draaiuren per jaar te dekken, wordt voor elk blok van 100 MW bepaald door het gemiddelde aantal draaiuren dat nodig is om te voldoen aan het criterium van de bevoorradingszekerheid op basis van de duurcurve van de vraag ("load duration curve"). Dit zijn de uren dat een bepaalde capaciteit nodig is om het maximale elektriciteitsverbruik te dekken.

  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 11,2°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


HOOFDSTUK 5. - Reductiefactoren
Art.12. § 1. De netbeheerder voert een simulatie van de elektriciteitsmarkt uit om de parameters te bepalen bedoeld in artikel 6, § 2, evenals de toevoeging van bijkomende capaciteit bedoeld in artikel 6, § 1.
  § 2. De simulatie is gebaseerd op de relevante delen van de methodologie voor de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2019/943, op voorwaarde dat deze methodologie op het ogenblik van de simulatie werd goedgekeurd in overeenstemming met artikel 27 van Verordening (EU) 2019/943.
  § 3. De simulatie past de eisen toe die worden beschreven in de methodologie bedoeld in § 2 op het referentiescenario bedoeld in artikel 3 § 7 voor zover ze geïmplementeerd zijn in de meest recente beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, zoals gepubliceerd door ENTSB op het ogenblik van de selectie van het referentiescenario bedoeld in artikel 3, § 7.
  § 4. De simulatie geeft de verdeling per uur weer van de productie per technologie evenals de netto positie van de Belgische regelzone en, ten minste, van het geheel van de regelzones die rechtstreeks elektrisch met de Belgische regelzone verbonden zijn.

Art.13. § 1. Voor de bepaling van de reductiefactoren worden de technologieën (in de Belgische regelzone en het geheel van de regelzones die rechtstreeks elektrisch met de Belgische regelzone verbonden zijn) die aan het capaciteitsvergoedingsmechanisme kunnen deelnemen in een van de volgende categorieën ingedeeld :
  1° de categorieën met overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau : deze categorie omvat de marktrespons, met inbegrip van de actieve deelname van de vraagzijde, de kleinschalige opslagtechnologieën en de noodstroomgroepen die in eilandbedrijf kunnen opereren, individueel of geaggregeerd; ze is ook naar keuze toegankelijk voor alle technologieën zonder dagelijks programma;
  2° de thermische technologieën met dagelijks programma : deze categorie omvat ten minste de stoom- en gasturbines, de gasturbines, de turbojets, de autonome gasmotoren, de autonome dieselmotoren, de centrales met warmtekrachtkoppeling, de biomassacentrales en de afvalverbrandingsinstallaties alsook de kerncentrales en de steenkoolcentrales;
  3° de technologieën met beperkte energie met dagelijks programma : deze categorie omvat ten minste de grootschalige opslagtechnologieën en de pomp-opslaginstallaties;
  4° de van de weersomstandigheden afhankelijke technologieën : deze categorie omvat ten minste de windturbines op het land, de windturbines op zee, de zonne-energie installaties en de waterkrachtcentrales op waterlopen met dagelijks programma, evenals de technologieën zonder dagelijks programma die ervoor hebben gekozen om niet deel te nemen aan een aggregatiecategorie bedoeld in artikel 13, § 1, 1° ;
  5° de thermische technologieën zonder dagelijks programma : deze categorie omvat ten minste de centrales met warmtekrachtkoppeling die biomassa gebruiken, de biomassacentrales, de afvalverbrandingsinstallaties en de centrales met warmtekrachtkoppeling op basis van gas die ervoor hebben gekozen om niet deel te nemen aan een aggregatiecategorie bedoeld in artikel 13, § 1, 1°.
  § 2. Voor de categorieën met overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau worden de invoergegevens van de simulatie eerst verdeeld in subcategorieën, vertegenwoordigd door verschillende overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau op basis van beperkingen met betrekking tot de activeringsduur of van elke andere technische beperking die wordt gedefinieerd in het verslag bedoeld in artikel 6, § 2. De reductiefactoren van elke overeenkomst inzake dienstverleningsniveau worden bepaald door de verwachte gemiddelde bijdrage van elke overeenkomst inzake dienstverleningsniveau tijdens gesimuleerde tekortsituaties te delen door het geaggregeerde nominale referentievermogen van elke overeenkomst inzake dienstverleningsniveau. De gemiddelde bijdrage wordt bepaald op basis van de simulatie bedoeld in artikel 12.
  § 3. De reductiefactoren van de thermische technologieën met dagelijks programma worden voor elke technologie bepaald door de verhouding onverwachte stilstanden, gebaseerd op historische gegevens en uitgedrukt in procent, af te trekken van 100 procent.
  § 4. De reductiefactoren van de technologieën met beperkte energie met dagelijks programma worden bepaald door de verwachte gemiddelde bijdrage van deze technologieën tijdens de gesimuleerde tekortsituaties te delen door het geaggregeerde nominale referentievermogen van de toepasselijke technologie. De gemiddelde bijdrage wordt bepaald op basis van de simulatie bedoeld in artikel 12.
  § 5. De reductiefactoren van de technologieën die afhankelijk zijn van de weersomstandigheden worden bepaald door de verwachte gemiddelde bijdrage van deze technologieën tijdens de gesimuleerde tekortsituaties te delen door het geaggregeerde nominale referentievermogen van de toepasselijke technologie. De gemiddelde bijdrage wordt bepaald op basis van de simulatie bedoeld in artikel 12.
  § 6. De reductiefactoren van de thermische technologieën zonder dagelijks programma worden bepaald door de verwachte gemiddelde bijdrage van deze technologieën tijdens de gesimuleerde tekortsituaties te delen door het geaggregeerde nominale referentievermogen. De gemiddelde bijdrage wordt bepaald op basis van de simulatie bedoeld in artikel 12. De reductiefactoren van de thermische technologieën zonder dagelijks programma worden bepaald op basis van de beschikbare meetgegevens. Indien de netbeheerder deze vereiste meetgegevens ontoereikend acht, worden de reductiefactoren bepaald door de maximale bijdrage van de thermische technologieën zonder dagelijks programma tijdens de gesimuleerde tekortsituaties op basis van de beschikbare gegevens te delen door het geaggregeerde nominale referentievermogen. De maximale bijdrage wordt bepaald op basis van de simulatie bedoeld in artikel 12.

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2024-05-25/05, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

HOOFDSTUK 6. - Intermediaire maximumprijs
Art.15. De intermediaire maximumprijs is de maximumprijs die van toepassing is op de biedingen voor een eenheid in de capaciteitsmarkt die valt binnen de capaciteitscategorie geassocieerd aan een capaciteitscontract voor één enkele periode van capaciteitslevering.

Art.15 TOEKOMSTIG RECHT. 1 Onverminderd de mogelijkheid om een afwijking te bekomen in toepassing van de artikelen 21 en 22, is de intermediaire maximumprijs de maximumprijs die van toepassing is op biedingen voor een eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, die, overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme:
   1° binnen de categorie van capaciteit valt die geassocieerd is met een capaciteitscontract dat betrekking heeft op één enkele periode van capaciteitslevering, of ;
   2° ingedeeld is in de categorie van capaciteit verbonden aan een capaciteitscontract die maximaal acht perioden van capaciteitslevering bestrijkt, bedoeld in artikel 19/1 van voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2021.]1  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 13, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.16.§ 1. De intermediaire maximumprijs (in €/MW/jaar) is gelijk aan de "missing-money" van de technologie met het hoogste "missing-money" van de technologieën die opgenomen zijn in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1.
  § 2. Het "missing-money" wordt voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1 berekend volgens de in artikel 20 bepaalde formule, rekening houdend met de raming van de kosten zoals bedoeld in de artikel 18 [1 , de raming van de inkomsten bedoeld in artikel 19 en de raming van het minimumrendement waaraan de risicopremie zoals bedoeld in artikel 19bis wordt toegevoegd]1.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>

Art.17.§ 1. De netbeheerder laat, in overleg met de commissie, een onafhankelijke deskundige een studie uitvoeren die tot doel heeft de kosten te bepalen van de technologieën die hij relevant acht voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs. Een technologie wordt relevant geacht voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs indien deze redelijkerwijs beschikbaar kan zijn tijdens de desbetreffende periode van capaciteitslevering om een reële bijdrage te leveren aan de bevoorradingszekerheid, het waarschijnlijk is dat deze één van de minst performante technologieën is en dat deze voldoet aan de limieten betreffende CO2-emissies overeenkomstig artikel 22, lid 4 van Verordening (EU) 2019/943 en alle andere wettelijke limieten. De studie van de onafhankelijke deskundige wordt geactualiseerd in het geval van significante evoluties van de markt of van de technologische omstandigheden, en ten minste om de drie jaar.
  § 2. Voor elke in de studie opgenomen bestaande technologie worden de elementen verstrekt die nodig zijn om de volgende kosten te bepalen :
  1° de recurrente investeringskosten op jaarbasis die niet rechtstreeks verband houden met een verlenging van de technische levensduur van de installatie of met een verhoging van het nominale referentievermogen (in €/MW/jaar), in voorkomend geval met inbegrip van de noodzakelijke kosten van grote onderhoudswerken aan installaties die niet noodzakelijk elk jaar gebeuren [1 , en de economische levensduur met betrekking tot deze investeringskosten]1;
  2° de jaarlijkse vaste operationele en onderhoudskosten (in €/MW/jaar);
  3° de variabele operationele en onderhoudskosten (in €/MWh).
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>

Art.17 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. De netbeheerder laat, in overleg met de commissie, een onafhankelijke deskundige een studie uitvoeren die tot doel heeft de kosten te bepalen van de technologieën die hij relevant acht voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs. Een technologie wordt relevant geacht voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs indien deze redelijkerwijs beschikbaar kan zijn tijdens de desbetreffende periode van capaciteitslevering om een reële bijdrage te leveren aan de bevoorradingszekerheid, het waarschijnlijk is dat deze één van de minst performante technologieën is [2 , dat deze]2 voldoet aan de limieten betreffende CO2-emissies overeenkomstig artikel 22, lid 4 van Verordening (EU) 2019/943 en alle andere wettelijke limieten [2 en voor zover in deze studie voor deze technologie op basis van objectieve elementen wordt vastgesteld dat de aard van deze technologie een raming van de kosten mogelijk maakt]2. De studie van de onafhankelijke deskundige wordt geactualiseerd in het geval van significante evoluties van de markt of van de technologische omstandigheden, en ten minste om de drie jaar.
  § 2. [2 Voor elke in de studie opgenomen bestaande technologie worden, voor zover relevant, ten minste de elementen verstrekt die nodig zijn om de volgende kosten te bepalen :
   1° de recurrente investeringskosten op jaarbasis, door het gebruiken van de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal die specifiek is voor de technologie en de economische levensduur van de investering, bepaald overeenkomstig artikel 19bis, § 3, die niet rechtstreeks verband houden met een verlenging van de technische levensduur van de installatie of met een verhoging van het nominale referentievermogen (in /MW/jaar), in voorkomend geval met inbegrip van de noodzakelijke kosten van grote onderhoudswerken aan installaties die niet noodzakelijk elk jaar gebeuren. De economische levensduur met betrekking tot deze investeringskosten wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 22, § 7/1 ;
   2° de directe jaarlijkse vaste kosten van de installatie (in /MW/jaar):
   a) Algemene kosten:
   i. Verzekeringskosten;
   ii. Lokale belastingkosten;
   iii. Administratieve kosten ter plaatse in verband met de productieactiviteit, exclusief personeelskosten;
   b) Gasnetwerkkosten:
   i. "Exit"-capaciteitskosten in het geval van gas;
   ii. Kosten van intraday-flexibiliteit, exclusief balancingskosten;
   c) Elektriciteitskosten:
   i. Geschatte "stand-by" kosten voor één jaar: elektriciteitskosten, kosten van groenestroomcertificaten en warmtekrachtkoppeling-certificaten, variabele toegangskosten;
   ii. Vaste kosten in verband met het elektriciteitsnet: aansluitkosten en toegangskosten;
   d) Terugkerende/normale onderhoudskosten, exclusief personeelskosten;
   e) Operationele kosten, exclusief personeelskosten;
   f) Kosten voor het in overeenstemming brengen:
   i. Op vlak van gezondheids en veiligheid;
   ii. Cyberveiligheid;
   iii. Milieukosten;
   iv. Certificering en audits;
   g) Personeelskosten ter plaatse, exclusief algemene kosten zoals beheer van de installatie, onderhoud en administratief personeel ter plaatse;
   3° De jaarlijkse algemene vaste kosten waarbij deze de volgende kosten dekken: Algemeen directie, Beheerscontrole, Financiële diensten, Human resources, Informatiesystemen, Algemene diensten en onroerend goed, Aankopen, Juridische diensten, Strategie en Regulatory/Public Affairs. De algemene vaste kosten worden forfaitair bepaald op 25% van de personeelskosten ter plaatse vermeld overeenkomstig punt 2°, g);
   4° De vaste personeelskosten verbonden aan het beheer van een portefeuille van leveringspunten die actief zijn op de day ahead energiemarkt en aan de levering van ondersteunende diensten, inclusief de kosten verbonden aan dispatching, benoemingen naar de transporteur en verificatie van day ahead posities en transacties. De kosten van intraday trading en -optimalisatie, futureshandel en portefeuilleoptimalisatie voorbij de day-aheadhorizon zijn expliciet uitgesloten;
   5° de directe variabele kosten van de installatie, andere dan de brandstofkosten en de CO2-kosten bedoeld in 6° en 7° (in /MWh):
   a) Variabele operationele kosten ;
   b) Variabele normale onderhoudskosten
   c) Variabele kosten van het elektriciteitsnettarief verbonden aan de injectie;
   d) Variabele kosten van het exit tarief van het gasnet;
   e) Vermindering van de "stand-by" kosten wanneer de installatie produceert:
   i. Elektriciteitskosten;
   ii. Kosten van groenestroomcertificaten en warmtekrachtkoppeling-certificaten;
   iii. Variabele toegangskosten door het hele jaar;
   6° de brandstofkosten (in /MWh);
   7° de CO2-kosten (in /tCO2);
   8° Gemiddelde opstart- en activeringskosten:
   a) Brandstof gebruikt voor de opstart (MWh/opstart);
   b) Brandstof gebruikt voor de opstart;
   c) Opstartkosten exclusief brandstof en exclusief voorziening voor groot onderhoud (/opstart);
   d) Voorziening voor groot onderhoud (/opstart).]2

  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 14, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.18.§ 1. De netbeheerder stelt op basis van de studie bedoeld in artikel 17, na de openbare raadpleging bedoeld in artikel 5, een beperkte lijst op van bestaande technologieën die redelijkerwijs beschikbaar zullen zijn en die in aanmerking genomen zullen worden voor de bepaling van de intermediaire maximumprijs.
  § 2. [3 Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën die redelijkerwijs beschikbaar zullen zijn bedoeld in artikel 18, § 1, beoordeelt de netbeheerder op basis van de studie bedoeld in artikel 17, voor zover relevant, de volgende kostenelementen voor de periode van capaciteitslevering waarop de intermediaire maximumprijs betrekking heeft :
   1° de recurrente investeringskosten op jaarbasis gebruikmakend van de gewogen gemiddelde kost van kapitaal die specifiek is voor de technologie zoals omschreven in artikel 19bis, § 3, en de economische levensduur van de investering, alsook de economische levensduur van deze investeringen, die niet rechtstreeks verband houden met een verlenging van de technische levensduur van de afgedankte installatie of met een verhoging van het nominale referentievermogen (in /MW/jaar), in voorkomend geval met inbegrip van de noodzakelijke kosten van grote onderhoudswerken aan installaties die niet noodzakelijk elk jaar gebeuren. De economische levensduur met betrekking tot deze investeringskosten wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 22, § 7/1:
   2° de directe jaarlijkse vaste kosten van de installatie (in /MW/jaar):
   a) Algemene kosten:
   i. Verzekeringskosten;
   ii. Lokale belastingkosten;
   iii. Administratieve kosten ter plaatse in verband met de productieactiviteit, exclusief personeelskosten;
   b) Gasnetwerkkosten:
   i. "Exit"-capaciteitskosten in het geval van gas;
   ii. Kosten van intraday-flexibiliteit, exclusief balancingskosten;
   c) Elektriciteitskosten:
   i. Geschatte "stand-by" kosten voor één jaar: elektriciteitskosten, kosten van groenestroomcertificaten en warmtekrachtkoppeling-certificaten, variabele toegangskosten;
   ii. Vaste kosten in verband met het elektriciteitsnet: aansluitkosten en toegangskosten;
   d) Terugkerende/normale onderhoudskosten, exclusief personeelskosten;
   e) Operationele kosten, exclusief personeelskosten;
   f) Kosten voor het in overeenstemming brengen:
   i. Op vlak van gezondheids en veiligheid;
   ii. Cyberveiligheid;
   iii. Milieukosten;
   iv. Certificering en audits;
   g) Personeelskosten ter plaatse, exclusief algemene kosten zoals beheer van de installatie, onderhoud en administratief personeel ter plaatse;
   3° de jaarlijkse algemene vaste kosten waarbij deze de volgende kosten dekken: Algemeen directie, Beheerscontrole, Financiële diensten, Human resources, Informatiesystemen, Algemene diensten en onroerend goed, Aankopen, Juridische diensten, Strategie en Regulatory/Public Affairs. De algemene vaste kosten worden forfaitair bepaald op 25% van de personeelskosten ter plaatse vermeld overeenkomstig punt 2°, g);
   4° De vaste personeelskosten verbonden aan het beheer van een portefeuille van leveringspunten die actief zijn op de day ahead energiemarkt en aan de levering van ondersteunende diensten, inclusief de kosten verbonden aan dispatching, benoemingen naar de transporteur en verificatie van day ahead posities en transacties. De kosten van intraday trading en -optimalisatie, futureshandel en portefeuilleoptimalisatie voorbij de day-aheadhorizon zijn expliciet uitgesloten;
   5° de directe variabele kosten van de installatie, andere dan de brandstofkosten en de CO2-kosten bedoeld onder punten 6° en 7° van deze paragraaf (in /MWh):
   a) Variabele operationele kosten ;
   b) Variabele normale onderhoudskosten
   c) Variabele kosten van het elektriciteitsnettarief verbonden aan de injectie;
   d) Variabele kosten van het exit tarief van het gasnet;
   e) Vermindering van de "stand-by" kosten wanneer de installatie produceert:
   i. Elektriciteitskosten;
   ii. Kosten van groenestroomcertificaten en warmtekrachtkoppeling-certificaten;
   iii. Variabele toegangskosten door het hele jaar;
   6° de brandstofkosten (in /MWh);
   7° de CO2-kosten (in /tCO2);
   8° de opstartkosten of de activeringskosten, met verduidelijking van de kosten per opstart of activering, exclusief de kosten voor de uitsluitend voor het opstarten benodigde brandstof (in /opstart of /activering), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de voorzieningen die de terugbetaling van de investeringsuitgaven en de vaste exploitatie- en onderhoudskosten moeten garanderen en anderzijds de specifieke kosten per opstart of activering, in voorkomend geval aangevuld met een opgave van het type en de hoeveelheid uitsluitend voor het opstarten benodigde brandstof (in MWh/opstart);
   9° de activatiekosten voor de beschikbaarheidstests (in /MWh) voorzien in de werkingsregels bedoeld in artikel 7undecies, § 12, van de wet van 29 april 1999.]3
  § 3. De raming van de kostenelementen wordt jaarlijks geactualiseerd.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.19.§ 1. Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, beoordeelt de netbeheerder de volgende opbrengstcomponenten voor de periode van capaciteitslevering waarop de intermediaire maximumprijs betrekking heeft :
  1° de jaarlijkse inframarginale inkomsten (in €/MW/jaar) [3 , met uitzondering van inkomsten op termijn, intraday en balancering]3;
  2° de netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten (in €/MW/jaar).
  § 2. De raming van de jaarlijkse inframarginale inkomsten :
  1° wordt bepaald op basis van een simulatie van de elektriciteitsmarkt bedoeld in artikel 12;
  2° houdt rekening met het referentiescenario bedoeld in artikel 3, § 7;
  3° [1 komt overeen met de gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten, rekening houdend met [2 de impact van de terugbetalingsverplichting]2 bedoeld in artikel 26 en met de variabele kosten zoals bepaald in de raming van de kostencomponenten bedoeld in artikel 18, § 2, 3° tot 5.]1
  § 3. De raming van de netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten :
  1° wordt geëvalueerd per technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1;
  2° komt overeen met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de voor de regeling van het evenwicht bestemde diensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
  3° houdt rekening met de kosten, inclusief de opportuniteitskosten, die verband houden met de deelname aan deze balanceringsdiensten, om dubbeltellingen tussen inframarginale inkomsten en netto-opbrengsten uit de levering van de balanceringsdiensten te vermijden.
  § 4. De raming van de opbrengstcomponenten wordt jaarlijks geactualiseerd.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art. 19bis.[1 § 1. Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, past de netbeheerder een risicopremie toe rekening houdend met artikel 6, lid 9 van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5 van Verordening (EU) 2019/943. De waarde van de door de netbeheerder toe te passen risicopremie houdt, naast het minimumrendement, rekening met de risico's verbonden aan de investeringsuitgaven zoals bepaald in § 2, 1° en 2°, rekening houdend met de economische levensduur die eraan verbonden is overeenkomstig de risicopremies van bijlage 1, met dien verstande dat deze risicopremie door de netbeheerder, binnen de grenzen van bijlage 1, wordt beoordeeld op basis van de omvang van de gedane investeringen en de economische levensduur die eraan verbonden is.
   § 2. Voor elke beschouwde technologie worden ten minste de volgende principes gehanteerd bij het bepalen van de risicopremie:
   1° de risicopremie stijgt met het risico dat het referentiescenario zoals gebruikt voor de simulatie van de inframarginale inkomsten afwijkt van de werkelijkheid waaraan de technologie is blootgesteld. Dit risico wordt in rekening gebracht zodra er kostencomponenten met een economische levensduur van drie jaar of langer zijn gedefinieerd, zoals bedoeld in artikel 18, § 2, 1°.
   2° de risicopremie stijgt met de non-normaliteit van de gesimuleerde inkomstenverdeling en het neerwaartse risico waaraan de technologie onderhevig is, rekening houdend met onder meer de marginale kosten van de technologie en het beschouwde marktkader.
   § 3. Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, bepaalt de netbeheerder de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal, overeenkomstig de volgende stappen:
   1° het minimumrendement door de minister vastgelegd als onderdeel van de intermediaire waarden, zoals bedoeld in artikel 4, § 3;
   2° Vermeerderd met de technologie-specifieke risicopremie bedoeld in paragraaf 1.
   § 4. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-01-27/04, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.19bis TOEKOMSTIG RECHT.    [1 § 1. Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, past de netbeheerder een risicopremie toe rekening houdend met artikel 6, lid 9 van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5 van Verordening (EU) 2019/943. De waarde van de door de netbeheerder toe te passen risicopremie houdt, naast het minimumrendement, rekening met de risico's verbonden aan de investeringsuitgaven zoals bepaald in § 2, 1° en 2°, rekening houdend met de economische levensduur die eraan verbonden is overeenkomstig [3 de risicopremies zoals door de minister vastgelegd als onderdeel van de intermediaire waarden, overeenkomstig artikel 4, § 3]3, met dien verstande dat deze risicopremie door de netbeheerder, [3 binnen de grenzen van de door de minister vastgelegde waarden overeenkomstig artikel 4, § 3]3, wordt beoordeeld op basis van de omvang van de gedane investeringen en de economische levensduur die eraan verbonden is.
   § 2. Voor elke beschouwde technologie worden ten minste de volgende principes gehanteerd bij het bepalen van de risicopremie:
   1° de risicopremie stijgt met het risico dat het referentiescenario zoals gebruikt voor de simulatie van de inframarginale inkomsten afwijkt van de werkelijkheid waaraan de technologie is blootgesteld. Dit risico wordt in rekening gebracht zodra er kostencomponenten met een economische levensduur van drie jaar of langer zijn gedefinieerd, zoals bedoeld in artikel 18, § 2, 1°.
   2° de risicopremie stijgt met de non-normaliteit van de gesimuleerde inkomstenverdeling en het neerwaartse risico waaraan de technologie onderhevig is, rekening houdend met onder meer de marginale kosten van de technologie en het beschouwde marktkader.
   § 3. Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, bepaalt de netbeheerder de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal, overeenkomstig de volgende stappen:
   1° het minimumrendement door de minister vastgelegd als onderdeel van de intermediaire waarden, zoals bedoeld in artikel 4, § 3;
   2° Vermeerderd met de technologie-specifieke risicopremie bedoeld in paragraaf 1.
   § 4. [2 ...]2]1

  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-01-27/04, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 17,1°, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2024>


Art.20.Voor elke technologie die opgenomen is in de beperkte lijst van bestaande technologieën bedoeld in artikel 18, § 1, berekent de netbeheerder het "missing-money", overeenkomstig de volgende stappen :
  1° [2 De kosten berekend als de som van:
   a) de geannualiseerde recurrente investeringskosten bedoeld in artikel 18, § 2, 1° ;
   b) de vaste operationele en onderhoudskosten bedoeld in artikel 18, § 2, 2° ;
   c) [3 de jaarlijkse algemene vaste kosten bedoeld in artikel 18, § 2, 3° ;]3]2
  [3 d) de vaste personeelskosten met betrekking tot het beheer van een portefeuille bedoeld in artikel 18, § 2, 4° ;
   e) en, voor de technologieën met een hoge variabele kost, de activatiekost bedoeld in artikel 18, § 2, 9° ;]3
  2° [1 ...]1
  3° [1 ...]1
  4° Verminderd met de inkomsten bedoeld in artikel 19, § 1, 1° ;
  5° Verminderd met de opbrengsten [2 netto]2 bedoeld in artikel 19, § 1, 2° ;
  6° Het totale resultaat wordt gedeeld door de reductiefactor bedoeld in artikel 13.
  7° [2 Dit laatste resultaat wordt gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat werd gebruikt om de opbrengsten en kosten te beoordelen en anderzijds de leveringsperiode waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

HOOFDSTUK 7. - Derogatie van de intermediaire maximumprijs
Art.21.§ 1. Een derogatieaanvrager heeft de mogelijkheid om voor de veiling in 2021 waaraan hij wenst deel te nemen, per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, een derogatie van de in artikel 15 bedoelde intermediaire maximumprijs aan te vragen volgens de procedure beschreven in dit artikel.
  In dat kader publiceert de netbeheerder uiterlijk op 15 mei 2021 een tabel die, voor elke technologie geïnstalleerd in de Belgische regelzone waarvoor een reductiefactor wordt berekend overeenkomstig artikel 13, § 1, de hypothesen herneemt rond de marginale kosten die in rekening zijn genomen voor de berekening van de jaarlijkse inframarginale inkomsten.
  § 2. De derogatieaanvrager dient op elektronische wijze maximaal een aanvraag per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, in bij de netbeheerder, ten vroegste op 16 juli 2021 en ten laatste dertig werkdagen voor de laatste dag waarop biedingen worden toegestaan, zoals bepaald in artikel 7undecies, § 10, eerste lid, van de wet van 29 april 1999.
  De vormvereisten voor deze aanvraag worden door de commissie opgemaakt en ter beschikking gesteld op de website van de commissie ten laatste op 15 mei 2021. Deze aanvraag omvat minstens volgende elementen :
  1° identificatie van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, via een uniek identificatienummer afkomstig van de prekwalificatieprocedure zoals bepaald in de werkingsregels, en de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
  2° een nauwkeurige inschatting en beschrijving, of beschrijving van de desgevallende afwezigheid, van volgende kostencomponenten met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is :
  a) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, jaarlijkse vaste operationele en onderhoudskosten (in €/jaar), inclusief verdere specificatie van vaste nettarieven en de activatiekosten voor de beschikbaarheidstests gevraagd door Elia zoals bepaald in de werkingsregels indien deze relevant geacht worden, aangevuld met, indien van toepassing, de hypothesen met betrekking tot minstens het aantal uren tijdens dewelke de eenheid (eenheden) geactiveerd is (zijn) en het aantal starts of activaties waarop deze inschattingen gebaseerd zijn, alsook de relatie tussen de vaste kosten en enerzijds het aantal activaties en anderzijds het aantal draaiuren;
  b) vaste kosten gerelateerd aan het beheer van een portfolio van leveringspunten relevant voor het opereren in de energiemarkt (in €/jaar) door de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is;
  c) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, recurrente investeringskosten op jaarbasis die niet rechtstreeks verband houden met een verlenging van de technische levensduur van de installatie of met een verhoging van het nominaal referentievermogen, in voorkomend geval met inbegrip van de provisies voor grote onderhoudswerken aan installaties die niet noodzakelijk elk jaar gebeuren (in €/jaar), aangevuld met, indien van toepassing, de hypothesen met betrekking tot minstens het aantal uren tijdens dewelke de eenheid (eenheden) geactiveerd is (zijn) en aantal starts of activaties waarop deze inschattingen gebaseerd zijn, alsook de relatie tussen de vaste kosten en enerzijds het aantal activaties en anderzijds het aantal draaiuren;
  d) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, geannualiseerde niet-recurrente investeringskosten relevant voor het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is (in €/jaar);
  e) variabele kosten voor het aanbieden van energie (in €/MWh), inclusief verdere specificatie van, indien van toepassing, ten minste volgende elementen die in deze variabele kosten inbegrepen zijn : variabele operationele en onderhoudskosten inclusief variabele nettarieven indien deze relevant geacht worden, efficiëntiefactor of in geval van opslagsystemen, round trip efficiëntie;
  f) Voor een geaggregeerde offerte, het verschil tussen de aangeboden capaciteit en de som van de geïnstalleerde capaciteit van de verschillende leveringspunten;
  g) Opstartkosten of vaste activatiekosten door specificatie van de kost per start of activatie exclusief kosten gerelateerd aan de louter voor de opstart noodzakelijke brandstof (in €/start of €/activatie), aangevuld met, indien van toepassing, indicatie van het type en de hoeveelheid louter voor de opstart noodzakelijke brandstof (in GJ/start).
  Voor elke investering dienen minstens de volgende gegevens te worden aangeleverd : totale investeringskost, financieringskost inclusief gewogen gemiddelde kapitaalskost, economische levensduur van de investering, motivatie m.b.t. de relevantie voor het leveren van de dienst, realisatiejaar van de investering en geannualiseerde kost die daaruit voortvloeit.
  De in aanmerking komende niet-recurrente investeringskosten voor het berekenen van de `missing-money' van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zijn de initiële en niet terugkerende investeringsuitgaven die worden besteld vanaf de eerste beslissing in toepassing van artikel 7undecies, § 6 van de Elektriciteitswet en die ten laatste de dag voorafgaand aan de eerste dag van de periode van capaciteitslevering worden uitgevoerd.
  3° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting en beschrijving van de inkomsten (in €/jaar) met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, andere dan de jaarlijkse inframarginale inkomsten en netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten bedoeld in paragraaf 8, 3° en 4°, zoals bijvoorbeeld maar niet noodzakelijk beperkt tot stoom en/of warmte-gerelateerde inkomsten;
  4° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting van de operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating die een invloed hebben op het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, en een beschrijving van de impact van die beperkingen op de inkomsten, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, zoals bijvoorbeeld en maar niet noodzakelijk beperkt tot : energiebeperkingen, activatiebeperkingen, geplande onderhoudsmomenten, must run beperkingen;
  5° een nauwkeurige inschatting en berekening van het "missing-money" (in €/MW/jaar) van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is.
  De componenten aangeleverd door de derogatieaanvrager bedoeld in punt 2° tot 4° ter ondersteuning van zijn aanvraag dienen specifiek te zijn aan de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft.
  § 3. De netbeheerder controleert de volledigheid van de aanvraag en informeert de derogatieaanvrager op elektronische wijze over het resultaat van haar volledigheidscontrole, binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag. In geval van een onvolledige aanvraag, heeft de derogatieaanvrager de mogelijkheid om de ontbrekende informatie aan te vullen. Indien de derogatieaanvrager zijn aanvraag niet binnen vijf werkdagen na notificatie van de resultaten van de volledigheidscontrole door de netbeheerder heeft vervolledigd, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard door de netbeheerder.
  Indien de aanvraag betrekking heeft op een eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, die, volgens de bepalingen van het Koninklijk Besluit tot vaststelling van de investeringsdrempels en de criteria voor de in aanmerking komende investeringskosten, vastgesteld overeenkomstig artikel 7undecies, § 9 van de wet van 29 april 1999 toegewezen is (zijn) aan een capaciteitscategorie geassocieerd aan een capaciteitscontract voor meer dan één enkele periode van capaciteitslevering, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard door de netbeheerder.
  De netbeheerder informeert de derogatieaanvrager van het resultaat van de ontvankelijkheidscontrole.
  § 4. Indien zijn aanvraag als ontvankelijk beschouwd wordt door de netbeheerder, heeft de derogatieaanvrager het recht om voor de in de aanvraag opgenomen eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, biedingen in te dienen in de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, die niet gelimiteerd zijn tot de intermediaire maximumprijs gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, vastgesteld door de minister in de beslissing bedoeld in artikel 7undecies, paragraaf 6 van de wet van 29 april 1999.
  § 5. De netbeheerder maakt de als ontvankelijk beschouwde aanvragen op elektronische wijze over aan de commissie, ten laatste op de laatste dag waarop biedingen worden toegestaan, zoals bepaald in artikel 7undecies, paragraaf 10 van de wet van 29 april 1999.
  § 6. De commissie beoordeelt de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag die gerelateerd is aan een eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, waarvoor een bieding weerhouden werd in de veiling waarop de aanvraag van toepassing is.
  Te dien einde, beoordeelt de commissie de aanvaardbaarheid van de kostencomponenten, de inkomsten en de impact van de beperkingen bedoeld in paragraaf2, 2° tot en met 4°. In het kader van die beoordeling kan de commissie een advies vragen van een onafhankelijke deskundige, waaronder de onafhankelijke deskundige bedoeld in artikel 17, § 1.
  Voor alle kostencomponenten, inkomsten en impact van de beperkingen bedoeld in paragraaf 2, 2° tot en met 4° die de commissie als onaanvaardbaar beoordeelt, bepaalt de commissie een alternatieve inschatting.
  § 7. De commissie maakt het resultaat van haar beoordeling bedoeld in paragraaf 6 op elektronische wijze over aan de netbeheerder, ten laatste vijftig werkdagen na de publicatie van de resultaten van de veiling bedoeld in artikel 7undecies, paragraaf 10 van de wet van 29 april 1999. Op basis van deze informatie berekent de netbeheerder het verwachte "missing-money", zoals beschreven in paragrafen 8 en 9.
  § 8. De netbeheerder bezorgt aan de commissie op elektronische wijze het door hem berekende verwachte "missing-money", ten laatste vijftig werkdagen na ontvangst van de resultaten van beoordeling van de commissie bedoeld in paragraaf 7.
  Deze berekening van het verwachte "missing-money" gebeurt op basis van :
  1° de vaste en variabele kostencomponenten, de investeringskosten en de andere inkomsten dan deze uit de energiemarkt of de markt voor ondersteunende diensten bedoeld in paragraaf 2, 2° en 3°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld paragraaf 6;
  2° de reductiefactor van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals vastgesteld in de prekwalificatie voor de betrokken veiling;
  3° een raming van de jaarlijkse inframarginale inkomsten (in €/MW/jaar), op basis van :
  a) een simulatie van de elektriciteitsmarkt zoals bedoeld in artikel 12;
  b) het referentiescenario bedoeld in artikel 4, paragraaf 7, gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
  c) de [1 gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten]1, gelimiteerd tot het niveau van de uitoefenprijs, of eventueel tot de gemotiveerde aangegeven marktprijs voor de eenheid in de capaciteitsmarkt zonder een dagelijks programma of eenheden, indien het gekoppelde capaciteiten betreft, van toepassing in de door de veiling beoogde leveringsperiode zoals bedoeld in artikel 26, verminderd met de variabele kosten en de opstartkosten of vaste activatiekosten voor het aanbieden van energie, en rekening houdend met andere operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating bedoeld in respectievelijk paragraaf 2, 2° en 4°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 6;
  4° een raming van de netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten (in €/MW/jaar) :
  a) geëvalueerd op basis van de technologie waartoe de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten, waarop de aanvraag van toepassing is, behoort;
  b) overeenkomend met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de balanceringsdiensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
  c) rekening houdend met de kosten, inclusief de opportuniteitskosten, die verband houden met de levering van deze balanceringsdiensten, teneinde dubbeltellingen tussen inframarginale inkomsten en opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten te vermijden;
  [1 5° het bijkomend vereist rendement rekening houdend met artikel 6, lid 9 van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5 van Elektriciteitsverordening (EU) 2019/943, zoals bepaald in bijlage [2 1]2 bij dit besluit.
   6° het totaal vereist rendement, gebaseerd op de som van:
   a) de gewogen gemiddelde kapitaalskost vastgesteld op 5,53%;
   b) vermeerderd met het technologie-specifieke bijkomend vereist rendement bedoeld in 5°. De bepaling van dit bijkomend vereist rendement houdt rekening met de economische levensduur van de investeringen in overeenstemming met paragraaf 2, 2°.]1
  § 9. De netbeheerder berekent het verwachte "missing-money", als volgt :
  1° de som van de vaste kostencomponenten en investeringskosten bedoeld in paragraaf 2, 2°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 6, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft. [1 Dit resultaat wordt vermenigvuldigd met de factor één vermeerderd met het totaal vereist rendement bedoeld in § 8, 6°.]1;
  2° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 8, 3° ;
  3° verminderd met de opbrengsten bedoeld in paragraaf 8, 4° ;
  4° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 2, 3°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 8, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende gekoppelde eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
  5° het totale resultaat wordt gedeeld door de reductiefactor bedoeld in § 8, 2°.
  § 10. [1 ...]1
  § 11. De commissie neemt een beslissing met betrekking tot de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag die gerelateerd is aan een eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, waarvoor een bieding weerhouden werd in de veiling waarop de aanvraag van toepassing is.
  § 12. De commissie aanvaardt de aanvraag voor derogatie van de intermediaire maximumprijs enkel indien het verwachte niveau van het "missing-money" van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, berekend overeenkomstig § 9, hoger is dan de intermediaire maximumprijs gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, vastgesteld door de minister in de beslissing bedoeld in artikel 7undecies, paragraaf 6 van de wet van 29 april 1999.
  § 13. Indien het verwachte niveau van het " missing money " van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, berekend overeenkomstig artikel § 9, lager of gelijk is aan de intermediaire maximumprijs, deelt de commissie aan de derogatieaanvrager zijn ontwerpbeslissing mee opdat deze laatste zijn opmerkingen kan laten gelden binnen een termijn van 15 werkdagen.
  Indien, op basis van de opmerkingen gegeven door de derogatieaanvrager, de commissie van oordeel is dat zij haar alternatieve beoordeling die ze gegeven heeft overeenkomstig artikel § 6 dient te herzien, vraagt ze aan de netbeheerder om, binnen een termijn van 30 werkdagen, een nieuwe berekening van het verwachte "missing money" te bezorgen van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, rekening houdend met deze nieuwe alternatieve evaluatie.
  § 14. De commissie maakt haar beslissing over aan de derogatieaanvrager en de netbeheerder, per aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs, ten laatste vijfentwintig werkdagen na ontvangst van, afhankelijk van het geval, de berekening door de netbeheerder van het verwachte "missing-money" overeenkomstig § 8, of § 13, tweede lid.
  § 15. Uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de beslissing van de commissie beschreven in paragraaf 14 past de netbeheerder, voor elke afgewezen aanvraag voor derogatie van de intermediaire maximumprijs, eenzijdig het betrokken capaciteitscontract aan, door de capaciteitsvergoeding voor de transactie die voortvloeit uit de weerhouden bieding met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of weerhouden biedingen met betrekking tot de eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, in de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, te reduceren tot het niveau van de intermediaire maximumprijs gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, vastgesteld door de minister in de beslissing bedoeld in artikel 7undecies, paragraaf 6 van de wet van 29 april 1999.
  § 16. De beslissing van de commissie met betrekking tot de aanvraag tot derogatie van intermediaire maximumprijs doet geen afbreuk aan het resultaat van de veiling en geeft geen enkel recht aan de capaciteitsleverancier om een capaciteitscontract te beëindigen.
  ----------
  (1)<KB 2021-07-04/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-07-2021>
  (2)<KB 2022-01-27/04, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>

Art.22.§ 1. [2 Een capaciteitshouder]2 heeft de mogelijkheid om voor elke veiling na 2021 waaraan hij wenst deel te nemen, [2 een derogatie van de in artikel 15 bedoelde intermediaire maximumprijs,]2 per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, [2 ...]2 aan te vragen volgens de procedure beschreven in dit artikel.
  In dat kader publiceert de netbeheerder uiterlijk op 31 maart [2 van het jaar van de veiling]2 een tabel die, voor elke technologie geïnstalleerd in de Belgische regelzone waarvoor een reductiefactor wordt berekend overeenkomstig artikel 13, § 1, de hypothesen herneemt rond de marginale kosten die in rekening zijn genomen voor de berekening van de jaarlijkse inframarginale inkomsten.
  § 2. [2 De derogatieaanvrager dient bij de commissie, op elektronische wijze, uiterlijk op 30 april van het jaar van de veiling, maximaal één derogatieaanvraag per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, in.]2
  [2 Ten laatste op 31 maart van het jaar van de veiling, publiceert de commissie op haar website de formele en materiële voorwaarden waaraan de aanvraag om vrijstelling moet voldoen, met inachtneming van de hierna genoemde elementen. De derogatieaanvraag omvat minstens volgende elementen:]2
  1° identificatie van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals bepaald in de werkingsregels, en de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
  2° [3 een nauwkeurige inschatting en beschrijving, of beschrijving van de desgevallende afwezigheid, van volgende kostencomponenten met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, voor zover deze kosten niet worden gemaakt door de capaciteitshouder van de eenheid voor de capaciteitsmarkt, of de eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit :
   a) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de categorieën van kosten bepaald in artikel 18, § 2, 1° tot en met 9° (in /jaar), maar exclusief de vaste kosten reeds opgenomen in een eerder goedgekeurde aanvraag tot derogatie;
   b) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, niet-recurrente investeringskosten, relevant voor het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, exclusief de onder a) bedoelde vaste kosten die reeds zijn opgenomen in een eerder goedgekeurde aanvraag tot derogatie of in de aanvraag tot derogatie voor de veiling in kwestie (in /jaar);
   c) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de kosten van het verhuren van de locatie aan een derde partij (in /jaar);
   d) Voor een geaggregeerde offerte, het verschil tussen de aangeboden capaciteit en de som van de geïnstalleerde capaciteit van de verschillende leveringspunten;
   e) De efficiëntiefactor of, in het geval van een energieopslagfaciliteit, de round trip efficiëntie;
   f) Voor elke investering dienen minstens de volgende gegevens te worden aangeleverd : totale investeringskost, gewogen gemiddelde kost van het kapitaal zoals bedoeld in paragraaf 7/1, tweede lid, 4°, de rechtvaardiging voor elk element dat de economische levensduur van de investering zou beperken, motivatie m.b.t. de relevantie voor het leveren van de dienst, realisatiejaar van de investering;]3
  3° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting en beschrijving van de inkomsten (in €/jaar) met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, andere dan jaarlijkse inframarginale inkomsten en netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten [3 ...]3 zoals bijvoorbeeld [2 maar zonder daarbij noodzakelijk beperkt te zijn, de tot stoom en/of warmte-gerelateerde inkomsten of de inkomsten in verband met het verlenen van de hersteldienst]2;
  4° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting van de operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating die een invloed hebben op het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, en een beschrijving van de impact van die beperkingen op de inkomsten, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, zoals bijvoorbeeld en maar niet noodzakelijk beperkt tot : energiebeperkingen, activatiebeperkingen, geplande onderhoudsmomenten, must run beperkingen;
  5° [2 een raming van de jaarlijkse inframarginale inkomsten [3 met uitzondering van inkomsten op termijn, intraday en balancering]3;]2
  [2 6° een raming van de netto-opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten;
   7° een raming en een nauwkeurige berekening van het "missing-money" (in /MW/jaar) van de betrokken eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag betrekking heeft.]2
  [2 De meegedeelde elementen door de derogatieaanvrager bedoeld in het tweede lid, 2° tot 6°, ter ondersteuning van zijn aanvraag zijn specifiek aan de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft. Indien de aanvrager deze voor de betrokken capaciteitseenheid niet kan verstrekken, verstrekt hij de commissie alle informatie die de commissie in staat stelt de juistheid van zijn ramingen te beoordelen.]2
  [3 De in het tweede lid, 2° tot en met 6°, bedoelde elementen worden door de derogatieaanvrager verantwoord overeenkomstig de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld. Een historiek van de elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, wordt door de aanvrager verstrekt overeenkomstig de hierboven vermelde formele en materiële voorwaarden.
   De elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, worden uitgedrukt in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de schatting van de inkomsten. De raming, bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 7°, wordt gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat werd gebruikt voor de raming van de opbrengsten en kosten en anderzijds de periode van capaciteitsvoorziening waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]3
  [3 De in aanmerking komende investeringskosten voor het berekenen van de `missing-money' van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of de eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zijn de investeringsuitgaven die worden besteld vanaf de eerste beslissing in toepassing van artikel 7undecies, § 6 van de wet van 29 april 1999 en die ten laatste de dag voorafgaand aan de eerste dag van de periode van capaciteitslevering worden uitgevoerd.]3
  § 3. [2 De commissie verifieert de volledigheid van de aanvraag en informeert de derogatieaanvrager op elektronische wijze over het resultaat van haar controle, binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag. Als de aanvraag als onvolledig wordt beoordeeld, heeft de derogatieaanvrager de mogelijkheid om zijn aanvraag binnen vijf werkdagen na notificatie van de resultaten van de verificatie. Indien de aanvrager de aanvullende informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, kan de commissie het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, na de aanvrager, bijgestaan door zijn raadsman, te hebben gehoord of hem ten minste naar behoren te hebben opgeroepen. De uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing van de commissie worden per aangetekende post of elektronische post met ontvangstbevestiging aan de aanvrager toegezonden.]2
  § 4. [2 ...]2
  § 5. [2 De commissie beoordeelt de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag.
   Te dien einde, beoordeelt de commissie de aanvaardbaarheid van de kostencomponenten, de inkomsten en de impact van de beperkingen bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, met inbegrip van hun voldoende gerechtvaardigd karakter. In het kader van die beoordeling kan de commissie een advies vragen van een onafhankelijke deskundige, dit kan de onafhankelijke deskundige zijn bedoeld in artikel 17, § 1.
   Indien de commissie van oordeel is dat aanvullende informatie nodig is voor haar beoordeling, kan zij de derogatieaanvrager uitnodigen om deze informatie door te geven binnen een termijn van vijf werkdagen binnen ontvangst van het verzoek tot aanvullende informatie. De commissie kan de derogatieaanvrager ook verzoeken haar binnen dezelfde termijn een bijgewerkte versie van het in zijn derogatieaanvraag opgenomen cijfer van "missing-money" voor te leggen, indien zij van oordeel is dat de in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 7°, bedoelde elementen die de aanvrager tot staving van zijn verzoek heeft meegedeeld, niet voldoen aan de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld.
   Voor elk onderdeel van de kosten, inkomsten of impact van de beperkingen zoals bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, dat de commissie onaanvaardbaar of onvoldoende gemotiveerd acht door de aanvrager, stelt de commissie een alternatieve raming op.]2
  § 6. [2 De commissie maakt, op elektronische wijze, aan de netbeheerder het resultaat van haar beoordeling bedoeld in paragraaf 5 over met betrekking tot de variabele kosten, opstartkosten, vaste activatiekosten en het effect van operationele beperkingen op de inkomsten, ten laatste dertig werkdagen na de uiterste datum voor de indiening van derogatieaanvragen.]2
  § 7. [2 De netbeheerder bezorgt op elektronische wijze aan de commissie, uiterlijk vijfentwintig werkdagen na ontvangst van de resultaten van de beoordeling van de commissie bedoeld in paragraaf 5, de volgende elementen die hij heeft berekend:
   1°, de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar, [3 ...]3 ;
   2°, de verwachte netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten en, in voorkomend geval, de inkomsten uit de hersteldienst.
   De berekening van de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar in euro van het referentiejaar waarmee in artikel 20 rekening is gehouden voor de evaluatie van de inkomsten (in /MW/jaar) gebeurt op basis van:
   1° een simulatie van de elektriciteitsmarkt zoals bedoeld in artikel 12;
   2° het referentiescenario bedoeld in artikel 3 § 7, gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
   3° [3 de economische dispatch van de capaciteitmarkteenheid, of van de eenheden in het geval van gebonden capaciteit, rekening houdend met de variabele kosten, de startkosten of vaste activeringskosten in verband met het energieaanbod en van de efficiëntiefactor of, in het geval van een energieopslagfaciliteit, de round trip efficiëntie;]3
   4° de gemiddelde jaarlijkse inkomsten die voortvloeien uit de economische dispatch van de eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit gelimiteerd tot het niveau van de uitoefenprijs, of eventueel tot de verklaarde marktprijs voor een eenheid in de capaciteitsmarkt zonder dagelijks programma of eenheden, indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals bedoeld in artikel 26, § 3, rekening houdend met de impact van de terugbetalingsverplichting tegen de uitoefenprijs van toepassing zoals bedoeld in artikel 26, verminderd met de variabele kosten en de opstartkosten (exclusief voorziening voor investeringen) of vaste activatiekosten voor het aanbieden van energie, en rekening houdend met andere operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating bedoeld in respectievelijk paragraaf 2, tweede lid, 2° en 4°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 5.
   De raming van de verwachte netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in /MW/jaar) wordt uitgevoerd op basis van de volgende principes:
   1° de netto opbrengsten worden gewaardeerd op basis van de technologie waartoe de eenheid in de capaciteitsmarkt, of de eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, behoort waarop de aanvraag van toepassing is;
   2° de netto opbrengsten zijn de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de balanceringsdiensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
   3° de netto opbrengsten houden rekening met de kosten, met inbegrip van de opportuniteitskosten, die verband houden met de levering van deze balanceringsdiensten, teneinde dubbeltellingen tussen jaarlijkse inframarginale inkomsten op de energiemarkt en opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten te vermijden.
   De raming van de inkomsten uit de hersteldienst in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in /MW/jaar) wordt gemaakt op basis van de inkomsten die overeenstemmen met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen die door de specifieke netbeheerder van de hersteldienst zijn betaald aan de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, op basis van de laatste zesendertig maanden.]2
  [2 § 7/1. De commissie beoordeelt de economische levensduur van elke investering op basis van:
   1° het verband tussen de technische levensduur van de investering en het aantal starts of activaties enerzijds en het aantal draaiuren anderzijds;
   2° het geschatte aantal draaiuren en het aantal starts of activaties over de leveringsperiode, zoals verstrekt door de netbeheerder;
   3° elk ander door de aanvrager aangevoerd element dat de economische levensduur van de investering zou beperken.
   Voor elke investering beoordeelt de commissie de geannualiseerde investeringskosten op basis van:
   1° de investeringskosten die relevant zijn voor de levering van de dienst;
   2° de economische levensduur van de investering;
   3° de risicopremie, rekening houdend met artikel 6, lid 9, van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5, van verordening (EU) 2019/943, zoals bepaald in bijlage 1 bij dit besluit. De waarde van de door de commissie toe te passen risicopremie houdt, naast het minimumrendement, rekening met de risico's verbonden aan elke investeringsuitgaven zoals bepaald in artikel 19bis, § 2, 1° en 2°, rekening houdend met de economische levensduur die eraan verbonden is overeenkomstig de risicopremies van bijlage 1, met dien verstande dat deze risicopremie door de commissie, binnen de grenzen van bijlage 1, wordt beoordeeld op basis van de omvang van de gedane investering en de economische levensduur die eraan verbonden is;
   4° de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal voor elke investeringsuitgave, gebaseerd op de som van:
   a) het minimumrendement door de minister vastgesteld als onderdeel van de intermediaire waarden, zoals bedoeld in artikel 4 § 3;
   b) vermeerderd met de technologie-specifieke risicopremie bedoeld in 3°. De bepaling van deze risicopremie houdt rekening met de economische levensduur van de investeringen in overeenstemming met de artikel 19bis, § 2, 2°.]2
  § 8. [2 De commissie berekent het verwachte "missing-money", als volgt:
   1° de som van:
   a) van alle kostencomponenten;
   b) van de geannualiseerde investeringskosten overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 7/1, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
   2° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 1° ;
   3° verminderd met de opbrengsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 2° ;
   4° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 3°, met uitzondering van de inkomsten uit de hersteldienst, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende gekoppelde eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
   5° het totale resultaat wordt gedeeld door de van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, zoals bepaald in de prekwalificatie voor de betrokken veiling;
   6° het resultaat wordt aangepast met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex tussen, enerzijds, het referentiejaar dat werd gebruikt om de opbrengsten en kosten te ramen en, anderzijds, de leveringsperiode waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]2
  § 9. [1 ...]1
  [2 § 10. De commissie neemt een beslissing over de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag
   § 11. De commissie aanvaardt de aanvraag enkel indien het verwachte niveau van het "missing-money" van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, berekend overeenkomstig paragraaf 8, hoger is dan de intermediaire maximumprijs vastgesteld voor de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, overeenkomstig artikel 7undecies, § 6, van de wet van 29 april 1999.
   Als het verwachte niveau van het "missing money" kleiner is dan of gelijk is aan de intermediaire maximumprijs wijst de commissie de aanvraag af.
  [3 Bovendien, wijst de commissie de derogatieaanvraag af als het betrekking heeft op een nieuwe capaciteit bedoeld in art. 1, § 2, 12° van het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, die, voor de betreffende veiling, geklasseerd is door de commissie in een capaciteitscategorie verbonden aan een capaciteitscontract die meer dan één periode bestrijkt van capaciteitslevering overeenkomstig artikel 11 van het voormeld Koninklijk Besluit van 4 juni 2021.]3
  [3 Indien de aanvraag goedgekeurd is en betrekking heeft op een bestaande capaciteit bedoeld in artikel 1, § 2, 5° van het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme die, voor de betreffende veiling, geklasseerd is door de commissie in een capaciteitscategorie verbonden aan een capaciteitscontract die maximum 8 perioden van capaciteitslevering bestrijkt overeenkomstig artikel 19/1, § 1, 1°, van voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2021, geldt de derogatie voor het geheel van de perioden van capaciteitslevering die door het capaciteitscontract worden bestreken.]3
   Uiterlijk op 25 augustus voorafgaand aan de veiling zendt de commissie de derogatieaanvrager haar ontwerpbeslissing toe. De derogatieaanvrager beschikt over tien werkdagen om zijn opmerkingen te maken.
   De definitieve beslissing wordt uiterlijk op 25 september voorafgaand aan de veiling waarop de derogatieaanvraag betrekking heeft, per e-mail met ontvangstbevestiging of per aangetekend schrijven aan de aanvrager en de netbeheerder meegedeeld.
   § 12. Indien de derogatieaanvraag wordt aanvaard door de commissie, is het toegestaan dat de aanvrager voor de in de aanvraag opgenomen eenheid in de capaciteitsmarkt of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, op de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft, een bod of biedingen hoger dan de maximale tussentijdse prijs, indient maar die gelimiteerd zijn tot de "missing-money" opgenomen in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2,tweede lid, 7°.
  [3 § 12/1. Indien, in het geval van een eenheid van de capaciteitsmarkt waarvan het bod werd geselecteerd in het kader van een pre-veiling, het verzoek wordt verworpen door de commissie en de aanvrager van de derogatie paragraaf 13 niet toepast, past de netbeheerder het bod automatisch aan tot het bedrag van de intermediaire maximumprijs.]3
   § 13. Indien de aanvraag wordt verworpen door de commissie op andere gronden dan die bedoeld in paragraaf 11, tweede lid, is de derogatieaanvrager niettemin gerechtigd om voor die eenheid van de capaciteitsmarkt, of die eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, op de veiling waarop het verzoek van toepassing is, een bod of biedingen in te dienen hoger dan de intermediaire maximumprijs, maar beperkt tot het in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, 7°, vermelde bedrag aan "missing-money", op voorwaarde dat de netbeheerder en de commissie uiterlijk twee werkdagen vóór de uiterste datum voor de indiening van biedingen bedoeld in artikel 7undecies, § 10, van de wet van 29 april 1999, op de hoogte worden gebracht via een verklaring waarin de derogatieaanvrager zich ertoe verbindt beroep tegen het besluit van de commissie bij de Marktenhof in te stellen overeenkomstig de artikelen 29bis en 29quater van de wet van 29 april 1999. Zodra het beroep is ingesteld stelt de derogatieaanvrager de netbeheerder en de commissie daarvan in kennis.
   § 14. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie en de indiening van een verklaring als bedoeld in paragraaf 13, een bod dat is ingediend voor de capaciteitseenheid, of biedingen voor de capaciteitseenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, is (zijn) geselecteerd op de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, maar de derogatieaanvrager heeft geen beroep ingesteld bij het Marktenhof tegen de beslissing van de commissie binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999, past de netbeheerder dit bod of deze biedingen, indien zij betrekking hebben op gekoppelde capaciteiten, eenzijdig aan door er de intermediaire maximumprijs op toe te passen. Zo nodig dient hij bij de commissie een aangepaste versie van het veilingverslag in.
   § 15. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie, de verklaring bedoeld in paragraaf 13 en de selectie van een bod voor de eenheid of eenheden van de capaciteitsmarkt in het geval van gekoppelde capaciteit, binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999 beroep is ingesteld tegen de beslissing van de commissie, maar dit beroep door het Marktenhof wordt verworpen past de netbeheerder uiterlijk tien werkdagen nadat de commissie de definitieve beslissing van het Marktenhof heeft meegedeeld, het desbetreffende capaciteitscontract eenzijdig aan door de capaciteitsvergoeding voor de transactie die voortvloeit uit de geselecteerde bieding, of biedingen in het geval van gebonden capaciteit, te verlagen tot het niveau van de intermediaire maximumprijs voor de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft. Deze aanpassing is van toepassing vanaf de eerste dag van de periode van capaciteitslevering.
   § 16. De verlaging van de vergoeding van de capaciteit vermeld in paragraaf 15 heeft geen enkele invloed op het resultaat van de veiling en geeft geen enkel recht aan de capaciteitsleverancier om het capaciteitscontract te beëindigen.]2
  § 17. De reductie vermeld in voorgaand lid doet geen afbreuk aan het resultaat van de veiling en geeft geen enkel recht aan de capaciteitsleverancier om een capaciteitscontract te beëindigen.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.22 TOEKOMSTIG RECHT.   § 1. [2 Een capaciteitshouder]2 heeft de mogelijkheid om voor elke veiling na 2021 waaraan hij wenst deel te nemen, [2 een derogatie van de in artikel 15 bedoelde intermediaire maximumprijs,]2 per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, [2 ...]2 aan te vragen volgens de procedure beschreven in dit artikel [5 voor de periode van capaciteitslevering waarvoor de intermediaire maximumprijs is vastgesteld]5.
  In dat kader publiceert de netbeheerder uiterlijk op 31 maart [2 van het jaar van de veiling]2 een tabel die, voor elke technologie geïnstalleerd in de Belgische regelzone waarvoor een reductiefactor wordt berekend overeenkomstig artikel 13, § 1, de hypothesen herneemt rond de marginale kosten die in rekening zijn genomen voor de berekening van de jaarlijkse inframarginale inkomsten.
  § 2. [2 De derogatieaanvrager dient bij de commissie, op elektronische wijze, uiterlijk op 30 april van het jaar van de veiling, maximaal één derogatieaanvraag per eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, in.]2
  [2 Ten laatste op 31 maart van het jaar van de veiling, publiceert de commissie op haar website de formele en materiële voorwaarden waaraan de aanvraag om vrijstelling moet voldoen, met inachtneming van de hierna genoemde elementen. De derogatieaanvraag omvat minstens volgende elementen:]2
  1° identificatie van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals bepaald in de werkingsregels, en de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
  2° [3 een nauwkeurige inschatting en beschrijving, of beschrijving van de desgevallende afwezigheid, van volgende kostencomponenten met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, voor zover deze kosten niet worden gemaakt door de capaciteitshouder van de eenheid voor de capaciteitsmarkt, of de eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit :
   a) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de categorieën van kosten bepaald in artikel 18, § 2, 1° tot en met 9° (in /jaar), maar exclusief de vaste kosten reeds opgenomen in een eerder goedgekeurde aanvraag tot derogatie;
   b) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, niet-recurrente investeringskosten, relevant voor het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, exclusief de onder a) bedoelde vaste kosten die reeds zijn opgenomen in een eerder goedgekeurde aanvraag tot derogatie of in de aanvraag tot derogatie voor de veiling in kwestie (in /jaar);
   c) opgesplitst in voorkomend geval per leveringspunt, de kosten van het verhuren van de locatie aan een derde partij (in /jaar);
   d) Voor een geaggregeerde offerte, het verschil tussen de aangeboden capaciteit en de som van de geïnstalleerde capaciteit van de verschillende leveringspunten;
   e) De efficiëntiefactor of, in het geval van een energieopslagfaciliteit, de round trip efficiëntie;
   f) Voor elke investering dienen minstens de volgende gegevens te worden aangeleverd : totale investeringskost, gewogen gemiddelde kost van het kapitaal zoals bedoeld in paragraaf 7/1, tweede lid, 4°, de rechtvaardiging voor elk element dat de economische levensduur van de investering zou beperken, motivatie m.b.t. de relevantie voor het leveren van de dienst, realisatiejaar van de investering;]3
  3° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting en beschrijving van de inkomsten (in €/jaar) met betrekking tot de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, andere dan jaarlijkse inframarginale inkomsten en netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten [3 ...]3 zoals bijvoorbeeld [2 maar zonder daarbij noodzakelijk beperkt te zijn, de tot stoom en/of warmte-gerelateerde inkomsten of de inkomsten in verband met het verlenen van de hersteldienst]2;
  4° indien van toepassing, een nauwkeurige inschatting van de operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating die een invloed hebben op het leveren van de dienst met de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, en een beschrijving van de impact van die beperkingen op de inkomsten, tijdens de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag van toepassing is, zoals bijvoorbeeld en maar niet noodzakelijk beperkt tot : energiebeperkingen, activatiebeperkingen, geplande onderhoudsmomenten, must run beperkingen;
  5° [2 een raming van de jaarlijkse inframarginale inkomsten [3 met uitzondering van inkomsten op termijn, intraday en balancering]3;]2
  [2 6° een raming van de netto-opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten;
   7° een raming en een nauwkeurige berekening van het "missing-money" (in /MW/jaar) van de betrokken eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, voor de periode van capaciteitslevering waarop de aanvraag betrekking heeft.]2
  [2 De meegedeelde elementen door de derogatieaanvrager bedoeld in het tweede lid, 2° tot 6°, ter ondersteuning van zijn aanvraag zijn specifiek aan de betrokken eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft. Indien de aanvrager deze voor de betrokken capaciteitseenheid niet kan verstrekken, verstrekt hij de commissie alle informatie die de commissie in staat stelt de juistheid van zijn ramingen te beoordelen.]2
  [3 De in het tweede lid, 2° tot en met 6°, bedoelde elementen worden door de derogatieaanvrager verantwoord overeenkomstig de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld. Een historiek van de elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, wordt door de aanvrager verstrekt overeenkomstig de hierboven vermelde formele en materiële voorwaarden.
   De elementen bedoeld in het tweede lid, 2° tot en met 6°, worden uitgedrukt in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de schatting van de inkomsten. De raming, bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 7°, wordt gecorrigeerd met de verwachte evolutie van de consumentenprijsindex tussen enerzijds het referentiejaar dat werd gebruikt voor de raming van de opbrengsten en kosten en anderzijds de periode van capaciteitsvoorziening waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]3
  [3 De in aanmerking komende investeringskosten voor het berekenen van de `missing-money' van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of de eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zijn de investeringsuitgaven die worden besteld vanaf de eerste beslissing in toepassing van artikel 7undecies, § 6 van de wet van 29 april 1999 en die ten laatste de dag voorafgaand aan de eerste dag van de periode van capaciteitslevering worden uitgevoerd.]3
  § 3. [2 De commissie verifieert de volledigheid van de aanvraag en informeert de derogatieaanvrager op elektronische wijze over het resultaat van haar controle, binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag. Als de aanvraag als onvolledig wordt beoordeeld, heeft de derogatieaanvrager de mogelijkheid om zijn aanvraag binnen vijf werkdagen na notificatie van de resultaten van de verificatie. Indien de aanvrager de aanvullende informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, kan de commissie het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, na de aanvrager, bijgestaan door zijn raadsman, te hebben gehoord of hem ten minste naar behoren te hebben opgeroepen. De uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing van de commissie worden per aangetekende post of elektronische post met ontvangstbevestiging aan de aanvrager toegezonden.]2
  § 4. [2 ...]2
  § 5. [2 De commissie beoordeelt de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag.
   Te dien einde, beoordeelt de commissie de aanvaardbaarheid van de kostencomponenten, de inkomsten en de impact van de beperkingen bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, met inbegrip van hun voldoende gerechtvaardigd karakter. In het kader van die beoordeling kan de commissie een advies vragen van een onafhankelijke deskundige, dit kan de onafhankelijke deskundige zijn bedoeld in artikel 17, § 1.
   Indien de commissie van oordeel is dat aanvullende informatie nodig is voor haar beoordeling, kan zij de derogatieaanvrager uitnodigen om deze informatie door te geven binnen een termijn van vijf werkdagen binnen ontvangst van het verzoek tot aanvullende informatie. De commissie kan de derogatieaanvrager ook verzoeken haar binnen dezelfde termijn een bijgewerkte versie van het in zijn derogatieaanvraag opgenomen cijfer van "missing-money" voor te leggen, indien zij van oordeel is dat de in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 7°, bedoelde elementen die de aanvrager tot staving van zijn verzoek heeft meegedeeld, niet voldoen aan de formele en materiële voorwaarden die de commissie overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, heeft vastgesteld.
   Voor elk onderdeel van de kosten, inkomsten of impact van de beperkingen zoals bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, dat de commissie onaanvaardbaar of onvoldoende gemotiveerd acht door de aanvrager, stelt de commissie een alternatieve raming op.]2
  § 6. [2 De commissie maakt, op elektronische wijze, aan de netbeheerder het resultaat van haar beoordeling bedoeld in paragraaf 5 over met betrekking tot de variabele kosten, opstartkosten, vaste activatiekosten en het effect van operationele beperkingen op de inkomsten, ten laatste dertig werkdagen na de uiterste datum voor de indiening van derogatieaanvragen.]2
  § 7. [2 De netbeheerder bezorgt op elektronische wijze aan de commissie, uiterlijk vijfentwintig werkdagen na ontvangst van de resultaten van de beoordeling van de commissie bedoeld in paragraaf 5, de volgende elementen die hij heeft berekend:
   1°, de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar, [3 ...]3 ;
   2°, de verwachte netto opbrengsten uit de levering van balanceringsdiensten en, in voorkomend geval, de inkomsten uit de hersteldienst.
   De berekening van de verwachte gemiddelde jaarlijkse inframarginale inkomsten voor het leveringsjaar in euro van het referentiejaar waarmee in artikel 20 rekening is gehouden voor de evaluatie van de inkomsten (in /MW/jaar) gebeurt op basis van:
   1° een simulatie van de elektriciteitsmarkt zoals bedoeld in artikel 12;
   2° het referentiescenario bedoeld in artikel 3 § 7, gerelateerd aan de veiling waarop de aanvraag van toepassing is;
   3° [3 de economische dispatch van de capaciteitmarkteenheid, of van de eenheden in het geval van gebonden capaciteit, rekening houdend met de variabele kosten, de startkosten of vaste activeringskosten in verband met het energieaanbod en van de efficiëntiefactor of, in het geval van een energieopslagfaciliteit, de round trip efficiëntie;]3
   4° de gemiddelde jaarlijkse inkomsten die voortvloeien uit de economische dispatch van de eenheid van de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit gelimiteerd tot het niveau van de uitoefenprijs, of eventueel tot de verklaarde marktprijs voor een eenheid in de capaciteitsmarkt zonder dagelijks programma of eenheden, indien het gekoppelde capaciteiten betreft, zoals bedoeld in artikel 26, § 3, rekening houdend met de impact van de terugbetalingsverplichting tegen de uitoefenprijs van toepassing zoals bedoeld in artikel 26, verminderd met de variabele kosten en de opstartkosten (exclusief voorziening voor investeringen) of vaste activatiekosten voor het aanbieden van energie, en rekening houdend met andere operationele beperkingen gelinkt aan de uitbating bedoeld in respectievelijk paragraaf 2, tweede lid, 2° en 4°, overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 5.
   De raming van de verwachte netto opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in /MW/jaar) wordt uitgevoerd op basis van de volgende principes:
   1° de netto opbrengsten worden gewaardeerd op basis van de technologie waartoe de eenheid in de capaciteitsmarkt, of de eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, behoort waarop de aanvraag van toepassing is;
   2° de netto opbrengsten zijn de gemiddelde historische kosten van de reserveringen door de netbeheerder van de balanceringsdiensten, op basis van de afgelopen zesendertig maanden;
   3° de netto opbrengsten houden rekening met de kosten, met inbegrip van de opportuniteitskosten, die verband houden met de levering van deze balanceringsdiensten, teneinde dubbeltellingen tussen jaarlijkse inframarginale inkomsten op de energiemarkt en opbrengsten van de levering van balanceringsdiensten te vermijden.
   De raming van de inkomsten uit de hersteldienst in euro van het referentiejaar dat in artikel 20 in aanmerking wordt genomen voor de beoordeling van de inkomsten (in /MW/jaar) wordt gemaakt op basis van de inkomsten die overeenstemmen met de gemiddelde historische kosten van de reserveringen die door de specifieke netbeheerder van de hersteldienst zijn betaald aan de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteiten, op basis van de laatste zesendertig maanden.]2
  [2 § 7/1. [5 De economische levensduur van elke investering wordt op 8 jaar vastgelegd. Toch kan de commissie deze duur naar beneden bijstellen op basis van elk door de aanvrager aangevoerd en naar behoren gestaafd element, dat de economische levensduur van de investering beperkt. Indien de aanvraag betrekking heeft op een bestaande capaciteit bedoeld in artikel 1, § 2, 5° van het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme die voor de betreffende veiling, door de commissie geklasseerd wordt in een capaciteitscategorie verbonden aan een capaciteitscontract dat maximum 8 perioden van capaciteitslevering bestrijkt, overeenkomstig artikel 19/1, § 1, 1°, van voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2021, kan de duur van het capaciteitscontract niet meer bedragen dan de economische levensduur van de investering.]5
   Voor elke investering beoordeelt de commissie de geannualiseerde investeringskosten op basis van:
   1° de investeringskosten die relevant zijn voor de levering van de dienst;
   2° de economische levensduur van de investering;
   3° [4 de risicopremie, rekening houdend met artikel 6, lid 9 van de methodologie zoals bedoeld in artikel 23, lid 5 van verordening (EU) 2019/943. De waarde van de door de commissie toe te passen risicopremie wordt beoordeeld overeenkomstig de principes die zijn vastgesteld voor de omvang van de betrokken investering en de economische levensduur die eraan verbonden is binnen de grenzen van de risicopremies zoals door de minister vastgelegd als onderdeel van de intermediaire waarden, overeenkomstig artikel 4, § 3;]4
   4° de gewogen gemiddelde kost van het kapitaal voor elke investeringsuitgave, gebaseerd op de som van:
   a) het minimumrendement door de minister vastgesteld als onderdeel van de intermediaire waarden, zoals bedoeld in artikel 4 § 3;
   b) vermeerderd met de technologie-specifieke risicopremie bedoeld in 3°. [4 ...]4]2
  § 8. [2 De commissie berekent het verwachte "missing-money", als volgt:
   1° de som van:
   a) van alle kostencomponenten;
   b) van de geannualiseerde investeringskosten overeenkomstig het resultaat van de beoordeling bedoeld in paragraaf 7/1, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
   2° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 1° ;
   3° verminderd met de opbrengsten bedoeld in paragraaf 7, eerste lid, 2° ;
   4° verminderd met de inkomsten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 3°, met uitzondering van de inkomsten uit de hersteldienst, gedeeld door het meest recent nominaal referentievermogen van de betreffende eenheid in de capaciteitsmarkt, of door de som van de meest recente nominale referentievermogens van de betreffende gekoppelde eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft;
   5° het totale resultaat wordt gedeeld door de van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, zoals bepaald in de prekwalificatie voor de betrokken veiling;
   6° het resultaat wordt aangepast met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex tussen, enerzijds, het referentiejaar dat werd gebruikt om de opbrengsten en kosten te ramen en, anderzijds, de leveringsperiode waarvoor het "missing-money" wordt berekend, op basis van de gegevens van het Federaal Planbureau.]2
  § 9. [1 ...]1
  [2 § 10. De commissie neemt een beslissing over de gegrondheid van elke ontvankelijke derogatieaanvraag
   § 11. De commissie aanvaardt de aanvraag enkel indien het verwachte niveau van het "missing-money" van de eenheid in de capaciteitsmarkt, of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, berekend overeenkomstig paragraaf 8, hoger is dan de intermediaire maximumprijs vastgesteld voor de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, overeenkomstig artikel 7undecies, § 6, van de wet van 29 april 1999.
   Als het verwachte niveau van het "missing money" kleiner is dan of gelijk is aan de intermediaire maximumprijs wijst de commissie de aanvraag af.
  [3 Bovendien, wijst de commissie de derogatieaanvraag af als het betrekking heeft op een nieuwe capaciteit bedoeld in art. 1, § 2, 12° van het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme, die, voor de betreffende veiling, geklasseerd is door de commissie in een capaciteitscategorie verbonden aan een capaciteitscontract die meer dan één periode bestrijkt van capaciteitslevering overeenkomstig artikel 11 van het voormeld Koninklijk Besluit van 4 juni 2021.]3
  [3 Indien de aanvraag goedgekeurd is en betrekking heeft op een bestaande capaciteit bedoeld in artikel 1, § 2, 5° van het koninklijk besluit van 4 juni 2021 tot vaststelling van de investeringsdrempels, de criteria voor het in aanmerking komen van investeringskosten, en de procedure van klassering van de capaciteiten in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme die, voor de betreffende veiling, geklasseerd is door de commissie in een capaciteitscategorie verbonden aan een capaciteitscontract die maximum 8 perioden van capaciteitslevering bestrijkt overeenkomstig artikel 19/1, § 1, 1°, van voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2021, geldt de derogatie voor het geheel van de perioden van capaciteitslevering die door het capaciteitscontract worden bestreken.]3
   Uiterlijk op 25 augustus voorafgaand aan de veiling zendt de commissie de derogatieaanvrager haar ontwerpbeslissing toe. De derogatieaanvrager beschikt over tien werkdagen om zijn opmerkingen te maken.
   De definitieve beslissing wordt uiterlijk op 25 september voorafgaand aan de veiling waarop de derogatieaanvraag betrekking heeft, per e-mail met ontvangstbevestiging of per aangetekend schrijven aan de aanvrager en de netbeheerder meegedeeld.
   § 12. Indien de derogatieaanvraag wordt aanvaard door de commissie, is het toegestaan dat de aanvrager voor de in de aanvraag opgenomen eenheid in de capaciteitsmarkt of eenheden indien het gekoppelde capaciteiten betreft, op de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft, een bod of biedingen hoger dan de maximale tussentijdse prijs, indient maar die gelimiteerd zijn tot de "missing-money" opgenomen in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2,tweede lid, 7°.
  [3 § 12/1. Indien, in het geval van een eenheid van de capaciteitsmarkt waarvan het bod werd geselecteerd in het kader van een pre-veiling, het verzoek wordt verworpen door de commissie en de aanvrager van de derogatie paragraaf 13 niet toepast, past de netbeheerder het bod automatisch aan tot het bedrag van de intermediaire maximumprijs.]3
   § 13. Indien de aanvraag wordt verworpen door de commissie op andere gronden dan die bedoeld in paragraaf 11, tweede lid, is de derogatieaanvrager niettemin gerechtigd om voor die eenheid van de capaciteitsmarkt, of die eenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, op de veiling waarop het verzoek van toepassing is, een bod of biedingen in te dienen hoger dan de intermediaire maximumprijs, maar beperkt tot het in de derogatieaanvraag overeenkomstig paragraaf 2, tweede lid, 7°, vermelde bedrag aan "missing-money", op voorwaarde dat de netbeheerder en de commissie uiterlijk twee werkdagen vóór de uiterste datum voor de indiening van biedingen bedoeld in artikel 7undecies, § 10, van de wet van 29 april 1999, op de hoogte worden gebracht via een verklaring waarin de derogatieaanvrager zich ertoe verbindt beroep tegen het besluit van de commissie bij de Marktenhof in te stellen overeenkomstig de artikelen 29bis en 29quater van de wet van 29 april 1999. Zodra het beroep is ingesteld stelt de derogatieaanvrager de netbeheerder en de commissie daarvan in kennis.
   § 14. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie en de indiening van een verklaring als bedoeld in paragraaf 13, een bod dat is ingediend voor de capaciteitseenheid, of biedingen voor de capaciteitseenheden in het geval van gekoppelde capaciteit, is (zijn) geselecteerd op de veiling waarop de aanvraag van toepassing is, maar de derogatieaanvrager heeft geen beroep ingesteld bij het Marktenhof tegen de beslissing van de commissie binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999, past de netbeheerder dit bod of deze biedingen, indien zij betrekking hebben op gekoppelde capaciteiten, eenzijdig aan door er de intermediaire maximumprijs op toe te passen. Zo nodig dient hij bij de commissie een aangepaste versie van het veilingverslag in.
   § 15. Indien na de afwijzing van de derogatieaanvraag door de commissie, de verklaring bedoeld in paragraaf 13 en de selectie van een bod voor de eenheid of eenheden van de capaciteitsmarkt in het geval van gekoppelde capaciteit, binnen de termijn bepaald in artikel 29quater van de wet van 29 april 1999 beroep is ingesteld tegen de beslissing van de commissie, maar dit beroep door het Marktenhof wordt verworpen past de netbeheerder uiterlijk tien werkdagen nadat de commissie de definitieve beslissing van het Marktenhof heeft meegedeeld, het desbetreffende capaciteitscontract eenzijdig aan door de capaciteitsvergoeding voor de transactie die voortvloeit uit de geselecteerde bieding, of biedingen in het geval van gebonden capaciteit, te verlagen tot het niveau van de intermediaire maximumprijs voor de veiling waarop de aanvraag betrekking heeft. Deze aanpassing is van toepassing vanaf de eerste dag van de periode van capaciteitslevering.
   § 16. De verlaging van de vergoeding van de capaciteit vermeld in paragraaf 15 heeft geen enkele invloed op het resultaat van de veiling en geeft geen enkel recht aan de capaciteitsleverancier om het capaciteitscontract te beëindigen.]2
  § 17. [5 Na de selectie van een bod voor een eenheid van de capaciteitsmarkt, of biedingen voor eenheden van de capaciteitsmarkt indien het gekoppelde capaciteiten betreft, op een veiling die vier jaar vóór de periode van capaciteitslevering wordt georganiseerd en waarvoor de derogatieaanvraag geldt, en na de sluiting van het capaciteitscontract voor deze transactie, heeft de commissie tot taak de relevantie te controleren van de elementen die bij de toekenning van de derogatie als doorslaggevend zijn aangemerkt.
   Op basis van haar bevindingen kan de commissie de derogatie intrekken indien :
   1° de oorspronkelijk geplande investeringen niet worden uitgevoerd of het bedrag ervan wordt verlaagd, en/of;
   2° een verhoging van de in paragraaf 2, tweede lid, 3°, bedoelde inkomstenvooruitzichten ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, die uitsluitend of hoofdzakelijk het gevolg is van keuzes die de aanvrager heeft gemaakt na de toekenning van de derogatie, leidt tot een verwachte "missing money" die lager is dan de intermediaire maximumprijs met betrekking tot de veiling waarop de derogatieaanvraag betrekking had.
   De commissie neemt haar beslissing uiterlijk op de laatste dag van de vijfde maand die volgt op de aanvang van de eerste periode van capaciteitslevering die het capaciteitscontract dekt, nadat zij de capaciteitsleverancier, zo nodig bijgestaan door zijn raadsman, heeft gehoord of althans naar behoren heeft opgeroepen. De uitnodiging voor de hoorzitting en de beslissing van de commissie worden per aangetekende zending of per elektronische schrijven met ontvangstbewijs naar de capaciteitsleverancier gestuurd. De commissie beveelt de netbeheerder om het capaciteitscontract aan te passen door de capaciteitsvergoeding voor de betrokken transactie te verminderen tot het niveau van de intermediaire maximumprijs die gekoppeld is aan de veiling waarop de derogatieaanvraag betrekking heeft.]5

  (1)<KB 2022-01-27/04, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>
  (2)<KB 2023-07-04/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<KB 2024-05-25/05, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (4)<KB 2024-05-25/05, art. 19,8°,b-c, 005; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
  (5)<KB 2024-05-25/05, art. 19,1°,8°,a,11°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >

HOOFDSTUK 8. - Referentieprijs en uitoefenprijs
Art.23.§ 1. Voor een eenheid in de capaciteitsmarkt gelden de referentieprijs en de uitoefenprijs in de terugbetalingsverplichting bedoeld in artikel 7undecies, § 11, van de wet van 29 april 1999, voor elk ogenblik van de periode van capaciteitslevering.
  § 2. De terugbetalingsverplichting wordt uitgedrukt in euro per [1 MTU (/MTU)]1.
  § 3. De modaliteiten van de terugbetalingsverplichting worden in de werkingsregels bepaald en worden meer gedetailleerd beschreven in het capaciteitscontract.
  § 4. De terugbetalingsverplichting wordt bepaald per transactie van een eenheid in de capaciteitsmarkt.
  § 5. De eenheden in de capaciteitsmarkt die (gedeeltelijk of volledig) onbeschikbaar zijn, zijn vrijgesteld van de terugbetalingsverplichting wegens gerechtvaardigde onbeschikbaarheid, in verhouding met hun onbeschikbaarheid zoals bepaald door de werkingsregels :
  1° De betreffende onbeschikbaarheid moet aan de netbeheerder worden meegedeeld voorafgaand aan de detectie van de ogenblikken waarop de monitoring van de beschikbaarheid van de eenheden in de capaciteitsmarkt, zoals bepaald in de werkingsregels, plaatsvindt.
  2° Een beschikbaarheidsratio wordt gedefinieerd door de verhouding van de beschikbare capaciteit in de zin van de beschikbaarheidsverplichting bedoeld in artikel 7undecies, § 11, van de wet van 29 april 1999 tegenover de totale gecontracteerde capaciteit (zoals gedefinieerd in de werkingsregels), berekend per eenheid.
  § 6. [1 De terugbetalingsverplichting is het resultaat van de vermenigvuldiging van :
   i. het positieve verschil tussen de referentieprijs bedoeld in artikelen 24 en 25 en de uitoefenprijs bedoeld in artikel 26 voor het gegeven MTU;
   ii. met de gecontracteerde capaciteit voor datzelfde MTU;
   iii. met het minimum tussen de beschikbaarheidsratio enerzijds en de activeringsratio anderzijds van een eenheid in de capaciteitsmarkt op een gegeven MTU, waarbij de beschikbaarheidsratio overeenkomt met de verrekening in de terugbetalingsverplichting van de al dan niet geplande onbeschikbaarheden van de eenheid in de capaciteitsmarkt en de activeringsratio overeenkomt met de verrekening in de terugbetalingsverplichting van de gedeeltelijke activatie van de eenheid in de capaciteitsmarkt.]1
  § 7. Voor de eenheden in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) is de terugbetalingsverplichting voor de transactie of transacties van de eenheid in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) van toepassing op elk gegeven [1 MTU]1 in de periode van capaciteitslevering waarvoor een berekening van de bewezen beschikbare capaciteit in aanmerking wordt genomen volgens de werkingsregels.
  § 8. Voor de eenheden in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) vervangt de gecontracteerde capaciteit, gedeeld door de reductiefactor van de transactie, de gecontracteerde capaciteit in de terugbetalingsverplichting van § 6 .
  § 9. De terugbetalingsverplichtingen die verband houden met transacties op de primaire markt of op de secundaire markt waarvoor de transactieperiodes één of meerdere volledige leveringsperioden betreft (zoals gedefinieerd in de werkingsregels) gedurende een periode van capaciteitslevering zijn het voorwerp van een mechanisme dat de verliezen beperkt ("Stop-Loss"). Dit betekent dat de terugbetalingsverplichting van een dergelijke transactie niet hoger kan zijn dan de som van de capaciteitsvergoedingen van de betrokken transactie (zoals gedefinieerd in de werkingsregels) voor die eenheid in de capaciteitsmarkt gedurende dezelfde periode van capaciteitslevering.
  § 10. De Algemene Directie Energie voert na de eerste veiling in het voorjaar van 2022, en nadien elke twee jaar, een techno-economische analyse uit die de biedingen en de uitslag van de veiling onderzoekt. Hierin zal in het bijzonder het effect van de terugbetalingsverplichting onderzocht worden. De Algemene Directie Energie legt de analyse ter openbare raadpleging voor. De analyse en het consultatieverslag worden door de AD Energie voor advies voorgelegd aan de commissie en de netbeheerder, die hun advies aan de Minister van Energie bezorgen binnen dertig dagen na ontvangst van de analyse en het consultatieverslag.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.23 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Voor een eenheid in de capaciteitsmarkt gelden de referentieprijs en de uitoefenprijs in de terugbetalingsverplichting bedoeld in artikel 7undecies, § 11, van de wet van 29 april 1999, voor elk ogenblik van de periode van capaciteitslevering.
  § 2. De terugbetalingsverplichting wordt uitgedrukt in euro per [1 MTU (/MTU)]1.
  § 3. De modaliteiten van de terugbetalingsverplichting worden in de werkingsregels bepaald en worden meer gedetailleerd beschreven in het capaciteitscontract.
  § 4. De terugbetalingsverplichting wordt bepaald per transactie van een eenheid in de capaciteitsmarkt.
  § 5. De eenheden in de capaciteitsmarkt die (gedeeltelijk of volledig) onbeschikbaar zijn, zijn vrijgesteld van de terugbetalingsverplichting wegens gerechtvaardigde onbeschikbaarheid, in verhouding met hun onbeschikbaarheid zoals bepaald door de werkingsregels :
  1° De betreffende onbeschikbaarheid moet aan de netbeheerder worden meegedeeld voorafgaand aan de detectie van de ogenblikken waarop de monitoring van de beschikbaarheid van de eenheden in de capaciteitsmarkt, zoals bepaald in de werkingsregels, plaatsvindt.
  2° Een beschikbaarheidsratio wordt gedefinieerd door de verhouding van de beschikbare capaciteit in de zin van de beschikbaarheidsverplichting bedoeld in artikel 7undecies, § 11, van de wet van 29 april 1999 tegenover de totale gecontracteerde capaciteit (zoals gedefinieerd in de werkingsregels), berekend per eenheid.
  [2 § 5/1. Eenheden op de capaciteitsmarkt zonder dagprogramma die gedeeltelijk actief zijn, zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de terugbetalingsverplichting wegens gerechtvaardigde gedeeltelijke activering, gedefinieerd door de activeringsratio zoals bepaald door de werkingsregels.]2
  § 6. [1 De terugbetalingsverplichting is het resultaat van de vermenigvuldiging van :
   i. het positieve verschil tussen de referentieprijs bedoeld in artikelen 24 en 25 en de uitoefenprijs bedoeld in artikel 26 voor het gegeven MTU;
   ii. met de gecontracteerde capaciteit voor datzelfde MTU;
   iii. met het minimum tussen de beschikbaarheidsratio enerzijds en de activeringsratio anderzijds van een eenheid in de capaciteitsmarkt op een gegeven MTU, waarbij de beschikbaarheidsratio overeenkomt met de verrekening in de terugbetalingsverplichting van de al dan niet geplande onbeschikbaarheden van de eenheid in de capaciteitsmarkt en de activeringsratio overeenkomt met de verrekening in de terugbetalingsverplichting van de gedeeltelijke activatie van de eenheid in de capaciteitsmarkt.]1
  § 7. Voor de eenheden in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) is de terugbetalingsverplichting voor de transactie of transacties van de eenheid in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) van toepassing op elk gegeven [1 MTU]1 in de periode van capaciteitslevering waarvoor een berekening van de bewezen beschikbare capaciteit in aanmerking wordt genomen volgens de werkingsregels.
  § 8. Voor de eenheden in de capaciteitsmarkt met energiebeperking(en ) vervangt de gecontracteerde capaciteit, gedeeld door de reductiefactor van de transactie, de gecontracteerde capaciteit in de terugbetalingsverplichting van § 6 .
  § 9. De terugbetalingsverplichtingen die verband houden met transacties op de primaire markt of op de secundaire markt waarvoor de transactieperiodes één of meerdere volledige leveringsperioden betreft (zoals gedefinieerd in de werkingsregels) gedurende een periode van capaciteitslevering zijn het voorwerp van een mechanisme dat de verliezen beperkt ("Stop-Loss"). Dit betekent dat de terugbetalingsverplichting van een dergelijke transactie niet hoger kan zijn dan de som van de capaciteitsvergoedingen van de betrokken transactie (zoals gedefinieerd in de werkingsregels) voor die eenheid in de capaciteitsmarkt gedurende dezelfde periode van capaciteitslevering.
  § 10. De Algemene Directie Energie voert na de eerste veiling in het voorjaar van 2022, en nadien elke twee jaar, een techno-economische analyse uit die de biedingen en de uitslag van de veiling onderzoekt. Hierin zal in het bijzonder het effect van de terugbetalingsverplichting onderzocht worden. De Algemene Directie Energie legt de analyse ter openbare raadpleging voor. De analyse en het consultatieverslag worden door de AD Energie voor advies voorgelegd aan de commissie en de netbeheerder, die hun advies aan de Minister van Energie bezorgen binnen dertig dagen na ontvangst van de analyse en het consultatieverslag.

  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>
  (2)<KB 2024-05-25/05, art. 20,2°, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art.24.De referentieprijs van een eenheid in de capaciteitsmarkt wordt waargenomen voor elk [1 MTU]1 van de terugbetalingsverplichting in de eenvormige day-aheadkoppeling zoals beschreven in artikel 25 en wordt uitgedrukt in euro per MWh voor een gegeven periode.
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art.25. § 1. De referentieprijs die wordt toegepast bij de berekening van de terugbetalingsverplichting van een eenheid in de capaciteitsmarkt wordt waargenomen in de prijs van de eenvormige day-aheadkoppeling van de gekozen NEMO die in België actief is op de elektriciteitsmarkt voor de gedefinieerde producten in eenvormige day-aheadkoppeling.
  § 2. De modaliteiten van de referentieprijs met betrekking tot onder meer de keuze, wijziging, vervanging in geval van ontbrekende gegevens of beëindiging van de activiteit van de gekozen NEMO worden in de werkingsregels vastgelegd.
  § 3. De referentieprijs die wordt toegepast voor onrechtstreekse buitenlandse capaciteit wordt vastgesteld volgens de bepalingen in het Koninklijk Besluit tot vaststelling van de ontvankelijkheidscriteria bedoeld in artikel 7undecies, § 8, eerste lid, 3°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, wat betreft de voorwaarden en modaliteiten waaronder houders van onrechtstreekse buitenlandse capaciteit kunnen deelnemen aan de prekwalificatieprocedure in het kader van het capaciteitsvergoedingsmechanisme en volgt de principes uit § 1 en § 2 toegepast op de desbetreffende aangrenzende Europese Lidstaat.

Art.26.§ 1. Er wordt een uitoefenprijs toegepast voor de berekening van de terugbetalingsverplichting voor alle transacties die in hetzelfde jaar worden gecontracteerd.
  § 2. [1 De uitoefenprijs wordt tijdens de leveringsperiode maandelijks geactualiseerd op basis van de evolutie van de Belgische elektriciteitsprijs. De modaliteiten betreffende de actualisatie worden in de werkingsregels gedefinieerd.]1
  § 3. De uitoefenprijs van een eenheid in de capaciteitsmarkt zonder dagelijks programma voor de beschouwde periode is de maximale waarde tussen de uitoefenprijs van de gecontracteerde capaciteit en de aangegeven marktprijs. De aangegeven marktprijs voor de beschouwde periode is gelijk aan de prijs op de eenvormige day-aheadkoppeling waarboven de capaciteitsleverancier heeft aangegeven dat de eenheid in de capaciteitsmarkt de energie aan de energiemarkt zou leveren, in overeenstemming met de werkingsregels. De werkingsregels voorzien via regels inzake de monitoring op de beschikbaarheid van de capaciteiten evenzeer in de nodige stimulansen om een correcte weergave te bekomen van de aangegeven marktprijs.
  ----------
  (1)<KB 2023-07-04/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

Art.27.§ 1. De methodologie voor de kalibratie van de uitoefenprijs bestaat erin om een actualisering van het niveau van de uitoefenprijs te bepalen binnen een vooraf bepaald spectrum, waarbij ervoor wordt gezorgd dat in de eenvormige day-aheadkoppeling een redelijk capaciteitsvolume wordt aangeboden en in de eenvormige day-aheadkoppeling wordt gekozen vooraleer de uitoefenprijs bereikt is. Om dit niveau van de uitoefenprijs te beoordelen, gebruikt men een glijdend venster op de historische prijzen van de eenvormige day-aheadkoppeling, aangevuld met bijkomende overwegingen met betrekking tot de energiemarkt.
  De methodologie bestaat uit :
  Als eerste stap, het verzamelen van de historische uurcurven van het elastische aanbod (MW; €/MWh) en de elastische vraag (MW; €/MWh) die het geheel weergeven van alle biedingen ingediend op de eenvormige day-aheadkoppelingsmarkt van alle NEMO's in de drie voorafgaande winterperioden, met uitzondering van de biedingen onder of gelijk aan de nulprijs en van de biedingen aan de toegelaten maximumprijs. Alle types ingediende biedingen worden in aanmerking genomen voor zover men deze technisch kan verwerken.
  Vooraleer dergelijke gegevens te gebruiken, wordt in de tweede stap een relevante voorfiltering toegepast, om coherent te zijn met en te focussen op de relevantste ogenblikken met betrekking tot de bevoorradingszekerheid. Alleen de wekelijkse piekuren van de drie vorige winterperioden worden gebruikt.
  Als derde stap compileert men deze gegevens om een geaggregeerde curve op te stellen die de vraag- en de aanbodcurven cumuleert per prijsniveau voor elk piekuur van de drie winterperioden, waarbij de deelname van de capaciteiten in de eenvormige day-aheadkoppeling (uitgedrukt in volume) als functie van het prijsniveau wordt weergegeven.
  Als vierde stap stelt men per winterperiode een gemiddelde curve van de geaggregeerde curven op.
  Als vijfde stap normaliseert men de gemiddelde curve voor de winterperiode op basis van het gemiddelde totale uurvolume van de winterperiode.
  Het totale uurvolume over de beschouwde winterperiode is het punt met het hoogst waargenomen vermogen op de gemiddelde curve voor de winterperiode.
  Als zesde stap stelt men de kalibratiecurve van de uitoefenprijs op, op basis van een gewogen gemiddelde van de gemiddelde curven van de vorige winterperioden. Het gewogen gemiddelde is gebaseerd op het gemiddelde totale uurvolume van elk van de gemiddelde curven.
  § 2. De gekalibreerde uitoefenprijs wordt geselecteerd op de kalibratiecurve, op een punt tussen een minimum van 75 procent en een maximum van 85 procent.
  De gekozen uitoefenprijs houdt rekening met de volgende overwegingen :
  1° de variabele kosten van de eenheden met dagelijks programma op de markt, zodanig dat zij onder de gekozen uitoefenprijs liggen en bepaald zijn op basis van de simulatie van de elektriciteitsmarkt bedoeld in artikel 12;
  2° de vorm van de kalibratiecurve;
  3° de evoluties van de energiemarkt;
  4° de stabiliteit van de uitoefenprijs in de tijd [1 , rekening houdend met het actualisatiemechanisme zoals bedoeld in artikel 26, § 2]1;
  5° een redelijke kans dat de uitoefenprijs door de referentieprijs wordt bereikt.
  ----------
  (1)<KB 2023-07-04/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 10-08-2023>

HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art.28. Bij wijze van overgangsmaatregel kan voor de eerste veiling afgeweken worden van de in de in hoofdstukken 2 tot en met 6 van dit besluit vooropgestelde kalender, voor zover hiermee niet wordt afgeweken van de kalender bepaald in artikel 7undecies van de wet van 29 april 1999.

Art.29. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.30. De minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N1.[1 Bijlage 1 - Risicopremie voor de intermediaire maximumprijs en de derogaties hierop]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-05-2024, p. 69020)
  ----------
  (1)<KB 2024-05-25/05, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 31-05-2024>

Art. N2.[1 Bijlage 2 - Risicopremie voor de berekening van de brutokost en de nettokost van een nieuwkomer / Annexe 2 - Prime de risque pour le calcul du coût brut et du coût net d'un nouvel entrant


Technologieën/Technologies Aanvullende risicopremie voor investeringskosten met een economische levensduur van 3 jaren of minder/ Prime de risque additionnelle considérant des dépenses d'investissements associées à une durée de vie économique de 3 ans ou moins Aanvullende risicopremie voor investeringskosten met een economische levensduur van meer dan 3 jaren / Prime de risque additionnelle considérant des dépenses d'investissements associées à une durée de vie économique de plus de 3 ans
Gasturbine gecombineerde cyclus
   Turbine à gaz cycle combiné
N/A 5 %
Gasturbine met open cyclus
   Turbine à gaz cycle ouvert
N/A 6 %
Verbrandingsmotor/moteur à combustion interne N/A 6 %
Warmtektrachtkoppeling (CHP)
   Cogénération
N/A 5 %
Vraagzijdebeheer
   Gestion de la demande
N/A 7.5 %
Wind onshore
   Eolien onshore
N/A 3,5 %
Wind offshore
   Eolien offshore
N/A 3,5 %
Batterijen
   Battéries
N/A 7,5 %
Zonne-energie
   Solaire
N/A 3, 5 %
]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-01-27/04, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-02-2022>