16 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-07-24/06, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-2009 en tekstbijwerking tot 27-02-2023)
Art. 1
Art. 1/1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3-4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7-8
BIJLAGEN.
Art. N1
Art. N1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. N1 Vlaams Gewest
Art. N2
2009024471 2009024472 2017031922 2018013558 2018204736 2020041973 2022034557
Artikel 1. Artikel 3bis van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren treedt, voor wat de niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren betreft, in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Onder "gehouden voor productiedoeleinden" wordt begrepen "gehouden voor de productie van vlees, melk, wol, huiden of andere consumptieproducten".
Art. 1/1_VLAAMS_GEWEST. [1 In dit besluit wordt verstaan onder de minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het dierenwelzijn.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2018-07-13/11, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 14-09-2018>
Art.2. § 1. De diersoorten of diercategorieën bedoeld in artikel 3bis, § 1, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, zijn, voor wat de niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren betreft, vermeld in de lijst opgenomen in bijlage I. Deze lijst kan gewijzigd worden door de Minister bevoegd voor Dierenwelzijn die hierbij rekening houdt met de volgende criteria :
1° het feit of de dieren van de betrokken soort al dan niet gemakkelijk te houden en te huisvesten zijn met inachtname van hun essentiële fysiologische, ethologische en ecologische behoeften;
2° de mate waarin de dieren van de betrokken soort van nature agressief en/of gevaarlijk zijn of een ander bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens inhouden;
3° het al dan niet bestaan van duidelijke aanwijzingen dat de soort zich in de natuur kan handhaven bij ontsnapping van specimens uit gevangenschap en bijgevolg een ecologische bedreiging vormt;
4° de beschikbaarheid van bibliografische gegevens over het houden van de soort;
5° in geval van tegenstrijdige gegevens of informatie over de houdbaarheid van een soort wordt beschouwd dat niet voldaan is aan een of meerdere van de voorgaande criteria.
§ 2. Bij de beoordeling van de criteria opgesomd in § 1 baseert de Minister zich op een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn en op de meest recente resultaten van het internationale onderzoek. De Minister wijzigt de lijst uitsluitend wanneer uit het onderzoek blijkt dat het houden van specimens van de betrokken soort geen reëel gevaar oplevert voor de bescherming van het dierenwelzijn, van de gezondheid en het leven van personen en dieren of van het milieu tegen een ecologische bedreiging zoals bedoeld in § 1, 3°.
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. § 1. De diersoorten of diercategorieën bedoeld in artikel 3bis, § 1, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, zijn, voor wat de niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren betreft, vermeld in de lijst opgenomen in bijlage I. Deze lijst kan gewijzigd worden door de [1 minister]1 die hierbij rekening houdt met de volgende criteria : 1° het feit of de dieren van de betrokken soort al dan niet gemakkelijk te houden en te huisvesten zijn met inachtname van hun essentiële fysiologische, ethologische en ecologische behoeften; 2° de mate waarin de dieren van de betrokken soort van nature agressief en/of gevaarlijk zijn of een ander bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens inhouden; 3° het al dan niet bestaan van duidelijke aanwijzingen dat de soort zich in de natuur kan handhaven bij ontsnapping van specimens uit gevangenschap en bijgevolg een ecologische bedreiging vormt; 4° de beschikbaarheid van bibliografische gegevens over het houden van de soort; 5° in geval van tegenstrijdige gegevens of informatie over de houdbaarheid van een soort wordt beschouwd dat niet voldaan is aan een of meerdere van de voorgaande criteria. § 2. Bij de beoordeling van de criteria opgesomd in § 1 baseert de [1 minister]1 zich op een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn en op de meest recente resultaten van het internationale onderzoek. De [1 minister]1 wijzigt de lijst uitsluitend wanneer uit het onderzoek blijkt dat het houden van specimens van de betrokken soort geen reëel gevaar oplevert voor de bescherming van het dierenwelzijn, van de gezondheid en het leven van personen en dieren of van het milieu tegen een ecologische bedreiging zoals bedoeld in § 1, 3°.
----------
(1)<BVR 2018-07-13/11, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 14-09-2018>
Art.3. Ieder particulier als bedoeld in artikel 3bis , § 2, 3°, eerste lid, a), van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit één of meer levende zoogdieren van soorten die niet vermeld zijn in de lijst bedoeld in artikel 2 houdt voor andere dan productiedoeleinden moet het houden ervan vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit kunnen aantonen en dit aan de hand van één van volgende bewijsstukken :
1° een originele factuur of ander bewijs van aankoop van het betrokken dier of de betrokken dieren voor zover dit :
a) een aankoopdatum vermeldt van vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit;
b) de correcte soortnaam van het dier of de dieren vermeldt;
c) het aantal dieren weergeeft;
2° een schriftelijke verklaring van een erkend dierenarts of van een vertegenwoordiger van de overheid waarin deze bevestigt dat het betrokken dier of de dieren in diens bezit is of zijn van vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.4.§ 1. Een particulier als bedoeld in artikel 3bis, § 2, 3°, eerste lid, b), van dezelfde wet, die na de inwerkingtreding van dit besluit één of meerdere zoogdieren die niet vermeld zijn in de lijst bepaald in bijlage I wil houden voor andere dan productiedoeleinden, dient hiervoor vooraf per aangetekend schrijven bij de Minister bevoegd voor Dierenwelzijn een gemotiveerd aanvraagdossier in. Uit dit dossier blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en fysiologische noden van deze soort. Het dossier moet tevens een beschrijving omvatten van de huisvesting en verzorging die de particulier het dier kan verschaffen.
[1 Voor elk ingediend dossier wordt een retributie betaald van 60 euro per soort. Deze betaling gebeurt door overschrijving op een door de Minister aangewezen rekening.]1
§ 2. De Minister beslist over de erkenning van deze particulier binnen de zes maanden na ontvangst van het aanvraagdossier op advies van de Dierentuinencommissie. Het dossier wordt beoordeeld op basis van een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn en op de meest recente resultaten van het internationale onderzoek. De beslissing van de Minister is positief indien uit het ingediende dossier duidelijk blijkt dat de voorziene huisvesting en verzorging en de kennis van de aanvrager voldoende garanties bieden om het welzijn van de dieren te verzekeren.
§ 3. De erkenning heeft een onbeperkte geldigheidsduur. De Minister kan een erkenning schorsen of intrekken indien niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldaan wordt of de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 inzake de bescherming en het welzijn der dieren overtreden worden.
----------
(1)<KB 2009-11-24/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-01-2010>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. § 1. Een particulier als bedoeld in artikel 3bis, § 2, 3°, eerste lid, b), van dezelfde wet, die na de inwerkingtreding van dit besluit één of meerdere zoogdieren die niet vermeld zijn in de lijst bepaald in bijlage I wil houden voor andere dan productiedoeleinden, dient hiervoor vooraf per aangetekend schrijven bij de [2 minister]2 een gemotiveerd aanvraagdossier in. Uit dit dossier blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en fysiologische noden van deze soort. Het dossier moet tevens een beschrijving omvatten van de huisvesting en verzorging die de particulier het dier kan verschaffen. [1 Voor elk ingediend dossier wordt een retributie betaald van 60 euro per soort. Deze betaling gebeurt door overschrijving op een door de [2 minister]2 aangewezen rekening.]1 § 2. [3 Na advies van de Vlaamse Dierentuinencommissie beslist de minister over de erkenning van de particulier, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen zes maanden nadat de minister het aanvraagdossier conform paragraaf 1 heeft ontvangen. De minister beslist op basis van al de volgende criteria: 1° het feit of de dieren van de soort in kwestie al dan niet gemakkelijk te houden en te huisvesten zijn met inachtname van hun essentiële fysiologische, ethologische en ecologische behoeften; 2° de mate waarin de dieren van de soort in kwestie van nature agressief of gevaarlijk zijn of een ander bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens inhouden; 3° het al dan niet bestaan van duidelijke aanwijzingen dat de soort zich in de natuur kan handhaven bij ontsnapping van specimens uit gevangenschap en bijgevolg een ecologische bedreiging vormt; 4° de beschikbaarheid van bibliografische gegevens over het houden van de soort; 5° de voorziene huisvesting biedt voldoende garanties om het welzijn van de dieren te verzekeren en is zo ontworpen en onderhouden dat de dieren niet kunnen ontsnappen en dat de veiligheid van de dieren, de omwonenden en de omgeving gewaarborgd is; 6° de voorziene verzorging en de kennis van de aanvrager bieden voldoende garanties om het welzijn van de dieren te verzekeren, inclusief de intenties van de particulier om met de aangevraagde diersoort te kweken of nieuwe individuen te verwerven. In het eerste lid wordt verstaan onder Vlaamse Dierentuinencommissie: het comité van deskundigen, vermeld in artikel 5, § 2, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren. In geval van tegenstrijdige gegevens of informatie over de houdbaarheid van een soort wordt beschouwd dat niet voldaan is aan een of meerdere van de criteria, vermeld in het eerste lid. Het aanvraagdossier, vermeld in paragraaf 1, wordt beoordeeld op basis van al de volgende elementen: 1° een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn; 2° de meest recente resultaten van het internationale onderzoek ter zake; 3° de minimumnormen, vermeld in het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen.]3 § 3. De erkenning heeft een onbeperkte geldigheidsduur. [3 In de erkenning wordt bepaald of kweken met de aangevraagde diersoort toegelaten wordt en of er een beperking opgelegd wordt voor het maximale aantal individuen van de soort in kwestie dat gehouden mag worden.]3 De [2 minister]2 kan een erkenning schorsen of intrekken indien niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldaan wordt of de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 inzake de bescherming en het welzijn der dieren overtreden worden. ----------
(1)<KB 2009-11-24/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-01-2010>
(2)<BVR 2018-07-13/11, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 14-09-2018>
(3)<BVR 2023-01-27/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 09-03-2023>
Art.5.De particulier die een erkenning bezit als bedoeld in artikel 4 deelt jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar aan de dienst bevoegd voor dierenwelzijn mee hoeveel dieren van de betrokken soort hij houdt en welke wijzigingen er eventueel werden aangebracht aan de huisvesting of verzorging ervan.
Art.5_VLAAMS_GEWEST. De particulier die een erkenning bezit als bedoeld in artikel 4 deelt jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar aan de dienst bevoegd voor dierenwelzijn mee hoeveel dieren van de betrokken soort hij houdt en welke wijzigingen er eventueel werden aangebracht aan de huisvesting of verzorging ervan. [1 De particulier zorgt ervoor dat de dieren niet kunnen ontsnappen.]1
----------
(1)<BVR 2023-01-27/02, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 09-03-2023>
Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De particulier die een erkenning bezit als bedoeld in artikel 4 deelt jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar [1 aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer ]1 mee hoeveel dieren van de betrokken soort hij houdt en welke wijzigingen er eventueel werden aangebracht aan de huisvesting of verzorging ervan. ----------
(1)<BESL 2017-12-07/17, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 22-12-2017>
Art.6. § 1. Ieder persoon die een soort wil laten toevoegen aan de lijst in bijlage I toont zijn belang aan en dient per aangetekend schrijven een dossier in bij de Minister bevoegd voor dierenwelzijn. Uit dit dossier blijkt dat voldoende objectieve wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn die aantonen dat de betrokken soort door ieder persoon zonder enige specifieke voorkennis gehouden kan worden zonder dat dit een risico oplevert voor het welzijn van de dieren. Dit dossier beantwoordt aan het model in bijlage II.
§ 2. De Minister beslist binnen de zes maanden na ontvangst van het dossier over de toevoeging van de betrokken soort aan de lijst in bijlage I. Bij de evaluatie van het dossier neemt hij de criteria vermeld in artikel 2, § 1, in acht en beoordeelt hij de gegevens zoals beschreven in artikel 2, § 2.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. § 1. Ieder persoon die een soort wil laten toevoegen aan de lijst in bijlage I toont zijn belang aan en dient per aangetekend schrijven een dossier in bij de [1 minister]1 bevoegd voor dierenwelzijn. Uit dit dossier blijkt dat voldoende objectieve wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn die aantonen dat de betrokken soort door ieder persoon zonder enige specifieke voorkennis gehouden kan worden zonder dat dit een risico oplevert voor het welzijn van de dieren. Dit dossier beantwoordt aan het model in bijlage II. § 2. De [1 minister]1 beslist binnen de zes maanden na ontvangst van het dossier over de toevoeging van de betrokken soort aan de lijst in bijlage I. Bij de evaluatie van het dossier neemt hij de criteria vermeld in artikel 2, § 1, in acht en beoordeelt hij de gegevens zoals beschreven in artikel 2, § 2.
----------
(1)<BVR 2018-07-13/11, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 14-09-2018>
Art.7. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art.8. De Minister bevoegd voor dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - Lijst van soorten of categorieën van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden
Nom scientifique - Wetenschappelijke naam | Nom néerlandais - Nederlandstalige naam | Nom français - Franstalige naam |
Macropus rufogriseus | Bennett's wallabie | Wallaby de bennett |
Canis familiaris | Hond | Chien |
Felis catus | Kat | Chat |
Mustela furio | Fret | Furet |
Equus asinus | Ezel (gedomesticeerd) | Ane (domestique) |
Equus asinus x E. caballus | Muildier | Mulet |
Equus caballus | Paard | Cheval |
Equus caballus x E. asinus | Muilezel | Bardot |
Sus scrofa | Varken | Cochon |
Lama glama | Lama (gedomesticeerd) | Lama (domestique) |
Lama guanicoe | Guanaco | Guanaco |
Lama pacos | Alpaca (gedomesticeerd) | Alpaga (domestique) |
Axis axis | Axishert | Axis |
Cervus elaphus | Edelhert | Cerf rouge |
Cervus nippon | Sikahert | Sika |
Dama dama | Damhert | Daim |
Bos taurus | Huisrund | Boeuf |
Bubalus bubalis | Aziatische buffel (gedomesticeerd) | Buffle d'asie (domestique) |
Capra hircus | Geit (gedomesticeerd) | Chèvre (domestique) |
Capra ibex | Steenbok | Bouquetin |
Ovis ammon | Wild schaap | Mouflon |
Ovis aries | Schaap (gedomesticeerd) | Mouton (domestique) |
Cynomys ludovicianus | Zwartstaartprairiehond | Chien de prairie |
Tamias sibiricus | Aziatische gestreepte grondeekhoorn | Ecureuil rayé de corée |
Tamias striatus | Oostelijke wangzakeekhoorn | Tamia strié |
Cricetulus barbarensis | Chinese dwerghamster | Hamster nain de Chine |
Mesocricetus auratus | Goudhamster | Hamster doré |
Phodopus campbelli | Campbells dwerghamster | Hamster nain de Campbell |
Phodopus roborovskii | Roborovski dwerghamster | Hamster nain de Roborowsky |
Phodopus sungorus | Dzjoengaarse dwerghamster | Hamster nain de Djoungarie |
Gerbillus spec. | Echte renmuizen | Gerbilles |
Meriones spec. | Woestijnmuizen | Meriones |
Acomys spec. | Stekelmuis | Souris épineuses |
Micromys minutus | Dwergmuis | Rat des moissons |
Mus minutoides | Afrikaanse dwergmuis | Souris naine d'Afrique |
Mus musculus | Huismuis (kweekvormen) | Souris domestique (forme d'élevage) |
Rattus norvegicus | Bruine rat (kweekvormen) | Rat surmulot (forme d'élevage) |
Chinchilla lanigera | Chinchilla (kweekvormen) | Chinchilla (forme d'élevage) |
Cavia porcellus | Cavia | Cobaye |
Dolichotis patagonum | Mara | Mara |
Octodon degus | Degoe | Dègue du Chili |
Oryctolagus cuniculus | Konijn | Lapin |