Details





Titel:

24 JULI 2018. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de lijst van de zoogdieren die gehouden mogen worden(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-09-2018 en tekstbijwerking tot 19-07-2021)



Inhoudstafel:


Art. 1-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986016195  2009024254 



Uitvoeringsbesluit(en):

2019200725 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 het Wetboek : het Waalse Dierenwelzijnwetboek;]1
  2° de Minister : de Minister bevoegd voor het welzijn der dieren;
  3° [1 de Dienst : de Directie Kwaliteit en Dierenwelzijn van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;]1
  4° de erkende dierentuin : de erkende dierentuin [1 overeenkomstig het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten]1;
  5° het erkend asiel : het dierenasiel, erkend [1 overeenkomstig het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten]1.
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-07/06, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.2.
  <Opgeheven bij BWG 2019-02-07/06, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.3.De diersoorten of -categorieën bedoeld in artikel [1 D.20, § 1, van het Wetboek]1 zijn, wat zoogdieren betreft, opgenomen in de lijst in bijlage 1.
  De Minister kan de lijst bedoeld in lid 1 wijzigen, rekening houdend met de volgende criteria :
  1° het feit dat de dieren van de betrokken soort al dan niet gemakkelijk te houden en te huisvesten zijn, met inachtname van hun essentiële fysiologische, ethologische en ecologische behoeften;
  2° de mate waarin de dieren van de betrokken soort van nature agressief of gevaarlijk zijn of een ander bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens inhouden;
  3° het al dan niet bestaan van duidelijke aanwijzingen dat de soort zich in de natuur kan handhaven bij ontsnapping van specimens uit gevangenschap en bijgevolg een ecologische bedreiging vormt;
  4° de beschikbaarheid van bibliografische gegevens over het houden van de soort;
  5° in geval van tegenstrijdige gegevens of informatie over de houdbaarheid van een soort, wordt beschouwd dat niet voldaan is aan een of meerdere van de voorgaande criteria.
  Bij de beoordeling van de criteria opgesomd in lid 2 baseert de Minister zich op een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn en op de meest recente resultaten van het internationale onderzoek.
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-07/06, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.4.§ 1. [1 Elke gespecialiseerde particulier bedoeld in artikel D.20, § 2, eerste lid, 2°, a), van het Wetboek]1, die op 1 oktober 2009 een levend zoogdier van een soort die in bijlage 1 niet vermeld is, voor andere dan productiedoeleinden houdt, moet het houden ervan vóór 1 oktober 2009 kunnen aantonen, en dit via hetzij :
  1° een originele factuur of ander bewijs van aankoop van het betrokken zoogdier voor zover dit :
  b) een aankoopdatum vóór 1 oktober 2009 vermeldt;
  b) de correcte naam van de diersoort of van het zoogdier vermeldt;
  c) het aantal zoogdieren weergeeft;
  2° een schriftelijke verklaring van een erkend dierenarts of van een vertegenwoordiger van de overheid waarin deze bevestigt dat het betrokken zoogdier vóór 1 oktober 2009 in het bezit van de particulier is.
  § 2. Wanneer het zoogdier bedoeld in paragraaf 1 tot de soort " Tamias sibiricus " behoort, moet uit de in paragraaf 1 bedoeld bewijsstuk blijken dat het zoogdier gehouden wordt vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De houder mag het in lid 1 bedoelde zoogdier enkel blijven houden indien hij niet alleen het in lid 1 bedoelde bewijs levert maar ook indien de volgende voorwaarden nageleefd worden :
  1° het zoogdier wordt door een steriele transponder geïdentificeerd die aan de volgende normen voldoet : ISO 11784 : 1996(E) en 11785 : 1996 (E);
  2° het zoogdier is gesteriliseerd;
  3° het zoogdier wordt tot zijn dood gehouden en de houder mag geen ander exemplaar van de in lid 1 bedoelde soort verwerven.
  Het zoogdier mag niet in de natuur vrijgelaten worden. Wanner het zoogdier achtergelaten wordt, wordt het aan een erkende dierentuin of erkend dierenasiel toevertrouwd.
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-07/06, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.5. Elke houder van zoogdieren die vóór de inwerkingtreding van dit besluit voor productiedoeleinden werden gehouden en die niet in bijlage 1 vermeld zijn, mag die na die datum blijven houden indien de volgende voorwaarden cumulatief nageleefd worden :
  1° de zoogdieren worden individueel geïdentificeerd door een oormerk of een steriele transponder die aan de volgende normen voldoet : ISO 11784 : 1996(E) en 11785 : 1996 (E), geïdentificeerd;
  2° de zoogdieren worden niet vóór het slachten in de handel gebracht;
  3° een sluitend bewijs wordt aan de Dienst geleverd, waaruit blijkt dat de zoogdieren al gehouden waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
  4° er moet een plan opgesteld worden voor de beëindiging of omschakeling van de activiteit waarbij zoogdieren van een niet in bijlage 1 vermelde soort worden gehouden, zodat deze uiterlijk op 31 december 2019 verwijderd worden.
  Het plan bedoeld in 4° wordt uiterlijk op 1 mei 2019 aan de Dienst bezorgd.
  De zoogdieren mogen niet in de natuur vrijgelaten worden. Wanneer de zoogdieren achtergelaten worden, worden ze aan een erkende dierentuin of erkend dierenasiel toevertrouwd.

Art.6.§ 1. [1 Elke gespecialiseerde particulier bedoeld in artikel D.20, § 2, eerste lid, 2°, a), van het Wetboek]1, die een zoogdier wil houden van één van de soorten die in de lijst bepaald in bijlage 1 niet vermeld zijn, dient hiervoor vooraf per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst [2 bij de inspecteur-generaal van het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van de administratie"]2 een erkenningsaanvraagdossier in.
  Het dossier bedoeld in lid 1 :
  1° omschrijft de motivering van de aanvraag;
  2° bewijst dat de particulier zich gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en fysiologische noden van deze soort;
  3° omvat een beschrijving van de huisvesting en verzorging die de particulier het zoogdier kan verschaffen.
  Voor elk ingediend dossier wordt een retributie betaald van 60 euro per soort op de rekening geopend door het Begrotingsfonds van de dierenbescherming en -welzijn.
  De Minister bepaalt welke stukken in het erkenningsaanvraagdossier moeten staan en bepaalt de modellen van de aanvraagformulieren.
  § 2. De [2 directeur-generaal van de administratie]2 beslist over de erkenning bedoeld in paragraaf 1 binnen de zes maanden na ontvangst van het aanvraagdossier, op advies van de Dierentuinencommissie. Het dossier wordt beoordeeld op basis van een uitgebreid onderzoek dat berust op de meest betrouwbare wetenschappelijke gegevens die beschikbaar zijn en op de meest recente resultaten van het internationale onderzoek. De beslissing van de [2 directeur-generaal van de administratie]2 is positief indien uit het ingediende dossier duidelijk blijkt dat de motivering, de voorziene huisvesting en verzorging en de kennis van de aanvrager het welzijn van de zoogdieren verzekeren.
  De [2 directeur-generaal van de administratie]2 bepaalt de voorwaarden waaraan voldaan moet worden voor de toekenning en het behoud van de erkenning. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk voor het dierenwelzijn en kunnen met name betrekking hebben op het aantal zoogdieren, hun huisvesting alsook hun verzorging, hun identificatie en sterilisatie.
  § 3. De erkenning heeft een onbeperkte geldigheidsduur. De [2 directeur-generaal van de administratie]2 kan een erkenning schorsen of intrekken indien niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldaan wordt of indien de bepalingen [1 van het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten]1 overtreden worden.
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-07/06, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BWG 2021-07-08/10, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.7. § 1. De particulier die een erkenning bezit zoals bedoeld in artikel 6 deelt jaarlijks vóór het einde van het kalenderjaar een register van de zoogdieren van de betrokken soort die hij houdt en welke wijzigingen er eventueel werden aangebracht aan de huisvesting of verzorging ervan, aan de Dienst mee.
  De Minister bepaalt de modellen van de registers.
  § 2. De particulier die een erkenning bezit zoals bedoeld in artikel 6 mag de bedoelde zoogdieren of hun nakomelingen niet onder kosteloze of bezwarende titel afstaan.
  In afwijking van het eerste lid mogen de zoogdieren waarvoor de particulier een erkenning behaald heeft enkel afgestaan worden aan natuurlijke of rechtspersonen die gemachtigd zijn om deze soorten te houden. In dit geval moet de particulier de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren bepaald door de Minister naleven.

Art.8. Iedere persoon die een soort wil laten toevoegen aan de lijst in bijlage 1 toont zijn belang aan en dient per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst een dossier in bij de Minister. Uit dit dossier blijkt dat voldoende objectieve wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn die aantonen dat de betrokken soort door ieder persoon zonder enige specifieke voorkennis gehouden kan worden zonder dat dit een risico oplevert voor het welzijn van de zoogdieren. Dit dossier beantwoordt aan het model in bijlage 2.
  De Minister beslist binnen de zes maanden na ontvangst van het volledig dossier over de toevoeging van de betrokken soort aan de lijst in bijlage 1, rekening houdend met de criteria vermeld in artikel 3, lid 2, en na de evaluatie ervan overeenkomstig artikel 3, lid 3.
  De Minister kan een verzoek om toevoeging enkel afwijzen indien het houden van specimens van de betrokken soort een reëel gevaar vormt voor de bescherming van het dierenwelzijn, de gezondheid en het leven van mensen en dieren, of de bescherming van het milieu tegen een ecologische bedreiging zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, 3°.

Art.9.De erkenningen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden, hebben een onbeperkte geldigheidsduur en blijven onderworpen aan de regels bepaald in dit besluit.
  De [2 directeur-generaal van de administratie]2 kan een erkenning schorsen of intrekken indien niet langer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden van het koninklijk besluit van 16 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden, of indien de bepalingen [1 van het Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten]1 overtreden worden.
  ----------
  (1)<BWG 2019-02-07/06, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BWG 2021-07-08/10, art. 48, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.10. Het koninklijk besluit van 16 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 november 2009, wordt opgeheven.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art.12. De Minister van Dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage n° 1
  Lijst van de zoogdiersoorten of -categorieën die mogen worden gehouden overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Waalse regering tot vaststelling van de lijst van zoogdieren die mogen worden gehouden


Wetenschappelijke naam Nederlandse naam
Macropus rufogriseus Wallaby de bennett
Canis familiaris Hond
Felis catus Kat
Mustela furio Fret
Equus asinus Ezel (gedomesticeerd)
Equus asinus x E. caballus Muildier
Equus caballus Paard
Equus caballus x E. asinus Muilezel
Sus scrofa Huisvarken - wild zwijn en zwijntje
Lama glama Lama (gedomesticeerd)
Lama guanicoe Guanaco
Lama pacos Alpaca (gedomesticeerd)
Axis axis Axishert
Cervus elaphus Edelhert
Cervus nippon Sikahert
Dama dama Damhert
Bos taurus Huisrund
Bison Bison amerikaanse bizon
Bubalus bubalis Aziatische buffel (gedomesticeerd)
Capra hircus Geit (gedomesticeerd)
Capra ibex Steenbok
Ovis ammon Wild schaap
Ovis aries Schaap (gedomesticeerd)
Cynomys ludovicianus Zwartstaartprairiehond
Tamias striatus Oostelijke wangzakeekhoorn
Cricetulus barbarensis Chinese dwerghamster
Mesocricetus auratus Goudhamster
Phodopus campbelli Campbells dwerghamster
Phodopus roborovskii Roborovski dwerghamster
Phodopus sungorus Dzjoengaarse dwerghamster
Gerbillus spec. Echte renmuizen
Meriones spec. Woestijnmuizen
Acomys spec. Stekelmuis
Micromys minutus Rat des moissons Dwergmuis
Mus minutoides Afrikaanse dwergmuis
Mus musculus Huismuis (kweekvormen)
Rattus norvegicus Bruine rat (kweekvormen)
Chinchilla lanigera Chinchilla (kweekvormen)
Cavia porcellus Cavia
Dolichotis patagonum Mara
Octodon degus Degoe
Oryctolagus cuniculus Konijn
Capreolus capreolus Ree
Art. N2. Bijlage n° 2
  Aanvraagformulier voor de toevoeging van een soort aan de lijst van de zoogdieren bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2018 tot vaststelling van de lijst van de zoogdieren die gehouden mogen worden
  Een bibliografie van de gebruikte literatuur met vermelding van de volledige referenties wordt bij de aanvraag gevoegd. Une espèce par formulaire. Eén soort per formulier.
  1. Aanvrager
  Naam en voornaam :
  Adres :
  Telefoonnummer :
  e-mailadres :
  2. Identificatie van de soort
  Wetenschappelijke naam :
  Nederlandse naam :
  Beschermingsstatuut van de soort op regionaal, nationaal of internationaal vlak :
  3. Fysiologische, ethologische en ecologische behoeften (gedetailleerde beschrijving van de soort in het wild)
  a) Het natuurlijk leefmilieu, rekening houdend met eventuele migratie
  (1) natuurlijk biotoop :
  (2) temperatuur :
  (3) luchtvochtigheid :
  (4) grootte van het territorium :
  (5) andere soorten die in hetzelfde milieu leven
  i concurrerende of vijandige soorten :
  ii andere soorten :
  b) Het natuurlijke voedingspatroon, rekening houdend met eventuele seizoensgebonden variatie
  (1) soort voeding :
  (2) frequentie van voeden :
  c) Sociale structuur
  (1) groepsgrootte en -structuur :
  (2) hiërarchie :
  d) Natuurlijk gedrag
  (1) gedrag tegenover soortgenoten, zowel volwassen als jonge dieren:
  (2) gedrag tijdens de paartijd :
  (3) gedrag tegenover andere soorten :
  (4) foerageergedrag :
  (5) gemiddelde dagelijks afgelegde afstand :
  (6) eventuele migratie :
  (7) noodzakelijke gedragingen die jongen leren van het moederdier of de groep met vermelding van de benaderende leeftijd :
  (8) tijdsbesteding van de dieren :
  e) Voortplanting
  (1) paarseizoen :
  (2) drachtduur :
  (3) gemiddeld aantal jongen per dracht :
  (4) aantal drachten per jaar :
  (5) periode waarin de jongen bij de moeder blijven :
  (6) rol van het vaderdier bij het opgroeien van de jongen :
  f) Gezondheid
  (1) vaak voorkomende ziekten, met name viraal, bacterieel, parasitair, en mortaliteit :
  (2) aandoeningen eigen aan de soort :
  (3) mortaliteit tijdens de eventuele migratie :
  (4) gemiddelde levensduur :
  4. Houden en huisvesting (gedetailleerde beschrijving van de soort in gevangenschap)
  a) Huisvesting
  (1) vereiste minimale afmetingen van een hok dat het dier toelaat zijn natuurlijk gedrag te vertonen :
  (2) vereiste minimale of maximale temperatuur en luchtvochtigheid :
  (3) de manier waarop de vereiste temperatuur of luchtvochtigheid bereikt kunnen worden :
  (4) te gebruiken materialen voor de bouw van het hok :
  (5) materialen die niet gebruikt mogen worden voor de bouw van het hok :
  (6) maatregelen om het ontsnappen van de dieren te voorkomen :
  (7) beschikbaarheid van correcte, voor iedereen begrijpelijke en vlot toegankelijke informatie
  i referentie(s) :
  ii taal :
  iii beschikbaarheid :
  iiii kostprijs :
  b) Verzorging
  (1) soort voeding :
  (2) hoeveelheid voeding :
  (3) frequentie van voeden :
  (4) verkrijgbaarheid van de voeding :
  (5) beschikbaarheid van correcte, voor iedereen begrijpelijke en vlot toegankelijke informatie
  i referentie :
  ii taal :
  iii beschikbaarheid :
  iiii kostprijs :
  c) Welzijn
  (1) minimaal/maximaal aantal dieren dat samen gehouden mag worden :
  (2) groepssamenstelling :
  (3) samenhouden met andere soorten
  i soorten die samen gehouden kunnen worden :
  ii soorten die niet samen gehouden kunnen worden :
  (4) inrichting van het hok :
  (5) terrijking :
  (6) tijdsbesteding van de dieren :
  (7) manipulatie
  i voorwaarden en voorzorgsmaatregelen voor het manipuleren van de dieren :
  ii risico's bij manipulatie :
  (8) beschikbaarheid van correcte, voor iedereen begrijpelijke en vlot toegankelijke informatie
  i referentie :
  ii taal :
  iii beschikbaarheid :
  iiii kostprijs :
  d) Voortplanting
  (1) kweekresultaten :
  (2) bijzondere voorwaarden voor huisvesting en verzorging
  i tijdens de drachtperiode :
  ii tijdens de eerste periode na de geboorte :
  iii tijdens de verdere periode waarin de jongen bij het moederdier blijven :
  (3) speenleeftijd :
  (4) manieren om voortplanting te voorkomen en de invloed ervan op het welzijn van de dieren :
  (5) beschikbaarheid van correcte, voor iedereen begrijpelijke en vlot toegankelijke informatie
  i referentie :
  ii taal :
  iii beschikbaarheid :
  iiii kostprijs :
  e) Gezondheid
  (1) al dan niet infectieuze aandoeningen waaraan bijzondere aandacht besteed moet worden :
  (2) ziektepreventie :
  (3) andere diersoorten die een risico kunnen betekenen in verband met ziekteoverdracht :
  (4) gemiddelde levensduur :
  (5) beschikbaarheid van correcte, voor iedereen begrijpelijke en vlot toegankelijke informatie
  i referentie :
  ii taal :
  iii beschikbaarheid :
  iiii kostprijs :