Details





Titel:

3 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-08-1999 en tekstbijwerking tot 18-10-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 2/1 Vlaams Gewest
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 6
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7
BIJLAGE.
Art. N
Art. N1 Vlaams Gewest
Art. N2 Vlaams Gewest



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2017031922  2019011323 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. binnenverblijf : een ruimte binnen een gebouw die afgesloten kan worden;
  2. buitenverblijf : een ruimte in open lucht waarvan de bovenkant open is of ten hoogste afgesloten door een traliewerk, gaasdak of een ander gepast materiaal waar regen en zon doorkunnen;
  3. schuilhok : een permanent toegankelijke plaats waar het dier zich kan terugtrekken of zich kan beschutten tegen ongunstige weersomstandigheden;
  4. slaaphok : een beschutte ruimte die ingericht is voor het dier om er te slapen en die voorzien is van gepast materiaal;
  5. rustplaats : een plaats die ingericht is opdat het dier er kan slapen of kan rusten;
  6. werphok : een beschutte ruimte voorzien van nestmateriaal waarin een vrouwelijk dier zich kan terugtrekken om te werpen of haar jongen te zogen.
  [1 7. verrijking: verbeteren van de kwaliteit van de omgeving door stimuli toe te voegen of acties aan te bieden die resulteren in een meetbare verbetering in gedragsmatig, psychologisch of fysiologisch welzijn.]1
  ----------
  (1)<MB 2022-10-10/02, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-10-2022>

Art.2. De minimale afmetingen en basisvoorschriften voor de inrichting van verblijven waarin zoogdieren tentoongesteld worden in een dierentuin, zijn vastgesteld in bijlage van dit besluit.

Art.2_VLAAMS_GEWEST.    De minimale afmetingen en basisvoorschriften voor de inrichting van verblijven waarin zoogdieren [1 gehuisvest]1 worden in een dierentuin, zijn vastgesteld in [1 de bijlagen]1 van dit besluit.
  ----------
  (1)<MB 2019-03-18/06, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>


Art.2/1_VLAAMS_GEWEST.   [1 De binnen- en buitenverblijven zijn zodanig ingericht dat de dieren over een lengte die ten minste gelijk is aan een kwart van de omtrek van het verblijf niet benaderd kunnen worden door het publiek.   Als dieren beschikken over een heel groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overschrijdt, kan de dienst toestaan dat afgeweken wordt van het eerste lid. De verantwoordelijke dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij de dienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2019-03-18/06, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>


Art.3. De dierentuin die een soort wil houden die niet opgenomen is in bijlage, moet vooraf een dossier indienen bij de Dienst, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie.

Art.3_VLAAMS_GEWEST.    De dierentuin die een soort wil houden die niet opgenomen is in [1 de bijlagen]1, moet vooraf een dossier indienen bij de Dienst, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie.  [1 De aanvrager kan binnen vijftien dagen na de dag waarop hij de beslissing van de dienst ontvangen heeft, een bezwaar indienen. De dienst neemt binnen 45 dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag van ontvangst van het bezwaar, een beslissing over het bezwaar.]1
  ----------
  (1)<MB 2019-03-18/06, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>


Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De dierentuin die een soort wil houden die niet opgenomen is in bijlage, moet vooraf een dossier indienen [1 bij het Instituut]1, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door [1 het Instituut]1 op advies van de Dierentuinencommissie.
  ----------
  (1)<BESL 2017-12-07/17, art. 8 en 32, 002; Inwerkingtreding : 22-12-2017>


Art.4. § 1. Wanneer meerdere soorten tezamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet alsdusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie;
  § 2. Wanneer dieren beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overtreft, kan de Dienst toestaan dat het aantal dieren van een soort die ten hoogste samen gehouden mogen worden, overschreden wordt;
  § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de uitbater en na gunstig advies van de Dienst, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag de Dienst deze periode verlengen.

Art.4_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Wanneer meerdere soorten tezamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet alsdusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie;  § 2. Wanneer dieren beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overtreft, kan de Dienst toestaan dat het aantal dieren van een soort die ten hoogste samen gehouden mogen worden, overschreden wordt. [1 De verantwoordelijke dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij de dienst.]1  § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de [1 verantwoordelijke]1 en na gunstig advies van de Dienst, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag de Dienst deze periode verlengen.
  ----------
  (1)<MB 2019-03-18/06, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>


Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    § 1. Wanneer meerdere soorten tezamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet alsdusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door [1 het Instituut]1 op advies van de Dierentuinencommissie;  § 2. Wanneer dieren beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overtreft, kan [1 het Instituut]1 toestaan dat het aantal dieren van een soort die ten hoogste samen gehouden mogen worden, overschreden wordt;  § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de uitbater en na gunstig advies van [1 het Instituut]1, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag [1 het Instituut]1 deze periode verlengen.
  ----------
  (1)<BESL 2017-12-07/17, art. 9 en 33, 002; Inwerkingtreding : 22-12-2017>


Art.5. Het houden en tentoonstellen van minder dieren dan het minimum aantal opgegeven in de bijlage zijn slechts toegestaan :
  1° om diergeneeskundige redenen;
  2° wanneer de dierentuin actief bezig is met de opbouw van de diergroep;
  3° wanneer de dierentuin wil stoppen met het houden van de diersoort en plaatsing van de aanwezige dieren in een andere inrichting niet mogelijk is.

Art.5_VLAAMS_GEWEST.    Het houden en tentoonstellen van minder dieren dan het minimum aantal opgegeven in de [1 bijlagen]1 zijn slechts toegestaan :  1° om diergeneeskundige redenen;  2° wanneer de dierentuin actief bezig is met de opbouw van de diergroep [1 en de bewijzen daarvan kan voorleggen aan de dienst]1;  3° wanneer de dierentuin wil stoppen met het houden van de diersoort en plaatsing van de aanwezige dieren in een andere inrichting niet mogelijk is [1 , voor zover de dierentuin de bewijzen daarvan kan voorleggen aan de dienst]1.
  ----------
  (1)<MB 2019-03-18/06, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>


Art.6. De dierentuin die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een soort houdt waarvoor geen normen zijn opgenomen in de bijlage, moet een dossier indienen bij de Dienst met beschrijving van het verblijf en de verzorging van de dieren. De Dienst beslist om het houden van deze soort in de bestaande omstandigheden al dan niet toe te laten, op advies van de Dierentuinencommissie.

Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De dierentuin die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een soort houdt waarvoor geen normen zijn opgenomen in de bijlage, moet een dossier indienen [1 bij het Instituut]1 met beschrijving van het verblijf en de verzorging van de dieren. [1 Het Instituut]1 beslist om het houden van deze soort in de bestaande omstandigheden al dan niet toe te laten, op advies van de Dierentuinencommissie.
  ----------
  (1)<BESL 2017-12-07/17, art. 10 en 34, 002; Inwerkingtreding : 22-12-2017>


Art.7. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage.
  Verklaring bij de tabellen I en II :
  (1) Diersoorten : de wetenschappelijke naam van de zoogdierensoorten die hierna gebruikt wordt, is gebaseerd op de systematiek en nomenclatuur volgens Wilson & Reeder (1993).
  (2) Aantal : * hieronder wordt het aantal dieren vermeld dat op de gegeven oppervlakte of volume kan gehouden worden :
  - alleen het cijfer "1" in deze rubriek, wijst op een solitaire diersoort waarvan de individuen alleen gehouden moeten worden;
  - alleen het cijfer "2" (of meer) in deze rubriek, wijst op een diersoort die in paren (of in een groep van " X " specimen) gehouden moet worden;
  - indien twee getallen vermeld worden, geeft dit het minimum en het maximum aantal dieren aan dat binnen de gegeven oppervlakte gehouden mag worden;
  * jonge dieren bij het moederdier worden niet als afzonderlijke individuen geteld gedurende de periode dat de jongen normaal bij de moeder blijven;
  * solitaire dieren die alleen gehouden moeten worden, kunnen gedurende een tijd samen geplaatst worden voor de voortplanting, op de oppervlakte vastgesteld voor één dier.
  (3) Bijkomende oppervlakte of volume per bijkomend dier :
  - hieronder wordt de oppervlakte of het volume aangegeven die extra voorzien moet worden per dier dat toegevoegd wordt aan het maximum aantal dieren vermeld in de kolom " aantal ";
  - indien het aantal gehouden dieren binnen een verblijf een x-voud plus y is van het maximum aantal dat op de gegeven oppervlakte gehouden kan worden, moet deze oppervlakte vermenigvuldigd worden met x en vermeerderd met y maal de aangeduide oppervlakte per bijkomend dier;
  - indien deze rubriek niet ingevuld is, betekent dit dat geen dier mag worden toegevoegd.
  (4) Bijzondere eisen : d.m.v. een lettercode wordt verwezen naar de bijzondere vereisten vermeld in tabel III.
  (5) Binnenverblijf en Buitenverblijf :
  - zie definitie in artikel 1, 1° en 2°;
  - als afmetingen opgegeven zijn voor buiten- en binnenverblijf betekent dit dat beide aanwezig moeten zijn;
  - als uitsluitend afmetingen voor een binnenverblijf opgegeven worden, sluit dit niet uit dat aan de dieren bijkomend een buitenverblijf verschaft wordt als extraruimte. Waar dit aanbevolen is wordt het ook alsdusdanig in de overeenstemmende voetnoot vermeld (" k "); het binnenverblijf moet permanent toegankelijk zijn voor de dieren;
  - als in de voetnoot is vermeld dat dieren ook binnen respectievelijk ook buiten gehouden kunnen worden (" s ") en er zijn slechts normen opgegeven hetzij voor het binnen- hetzij voor het buitenverblijf, moeten de vermelde minimumafmetingen toegepast worden op het gekozen verblijf.
  (6) Bassin :
  - de opgegeven oppervlakte is de minimum wateroppervlakte die beschikbaar moet zijn. De vermelde minimumdiepte moet beschikbaar zijn over minstens 50 % van de oppervlakte, behalve bij de Cetacea. De dieren moeten gemakkelijk op eigen kracht in en uit het bassin kunnen geraken behalve de Cetacea. Indien meerdere soorten zeezoogdieren gehouden worden, moet men per twee soorten een afzonderingsbassin voorzien.
  Tabel I. Minimumnormen voor de verblijven.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30838).
  Tabel II. Minimumnormen voor de bassins.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30843).
  Tabel III. Bijkomende eisen.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30844)

Art. N1_VLAAMS_GEWEST.   Bijlage.  Verklaring bij de tabellen I en II :  (1) Diersoorten : de wetenschappelijke naam van de zoogdierensoorten die hierna gebruikt wordt, is gebaseerd op de systematiek en nomenclatuur volgens Wilson & Reeder (1993).  (2) Aantal : * hieronder wordt het aantal dieren vermeld dat op de gegeven oppervlakte of volume kan gehouden worden :  - alleen het cijfer "1" in deze rubriek, wijst op een solitaire diersoort waarvan de individuen alleen gehouden moeten worden;  - alleen het cijfer "2" (of meer) in deze rubriek, wijst op een diersoort die in paren (of in een groep van " X " specimen) gehouden moet worden;  - indien twee getallen vermeld worden, geeft dit het minimum en het maximum aantal dieren aan dat binnen de gegeven oppervlakte gehouden mag worden;  * jonge dieren bij het moederdier worden niet als afzonderlijke individuen geteld gedurende de periode dat de jongen normaal bij de moeder blijven;  * solitaire dieren die alleen gehouden moeten worden, kunnen gedurende een tijd samen geplaatst worden voor de voortplanting, op de oppervlakte vastgesteld voor één dier.  (3) Bijkomende oppervlakte of volume per bijkomend dier :  - hieronder wordt de oppervlakte of het volume aangegeven die extra voorzien moet worden per dier dat toegevoegd wordt aan het maximum aantal dieren vermeld in de kolom " aantal ";  - indien het aantal gehouden dieren binnen een verblijf een x-voud plus y is van het maximum aantal dat op de gegeven oppervlakte gehouden kan worden, moet deze oppervlakte vermenigvuldigd worden met x en vermeerderd met y maal de aangeduide oppervlakte per bijkomend dier;  - indien deze rubriek niet ingevuld is, betekent dit dat geen dier mag worden toegevoegd.  (4) Bijzondere eisen : d.m.v. een lettercode wordt verwezen naar de bijzondere vereisten vermeld in tabel III.  (5) Binnenverblijf en Buitenverblijf :  - zie definitie in artikel 1, 1° en 2°;  - als afmetingen opgegeven zijn voor buiten- en binnenverblijf betekent dit dat beide aanwezig moeten zijn;  - als uitsluitend afmetingen voor een binnenverblijf opgegeven worden, sluit dit niet uit dat aan de dieren bijkomend een buitenverblijf verschaft wordt als extraruimte. Waar dit aanbevolen is wordt het ook alsdusdanig in de overeenstemmende voetnoot vermeld (" k "); het binnenverblijf moet permanent toegankelijk zijn voor de dieren;  - als in de voetnoot is vermeld dat dieren ook binnen respectievelijk ook buiten gehouden kunnen worden (" s ") en er zijn slechts normen opgegeven hetzij voor het binnen- hetzij voor het buitenverblijf, moeten de vermelde minimumafmetingen toegepast worden op het gekozen verblijf.  (6) Bassin :  - de opgegeven oppervlakte is de minimum wateroppervlakte die beschikbaar moet zijn. De vermelde minimumdiepte moet beschikbaar zijn over minstens 50 % van de oppervlakte, behalve bij de Cetacea. De dieren moeten gemakkelijk op eigen kracht in en uit het bassin kunnen geraken behalve de Cetacea. Indien meerdere soorten zeezoogdieren gehouden worden, moet men per twee soorten een afzonderingsbassin voorzien.  Tabel I. Minimumnormen voor de verblijven.  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30838.  Gewijzigd bij :  <MB 2019-03-18/06, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>)  Tabel II. Minimumnormen voor de bassins.  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30843.  Gewijzigd bij :  <MB 2019-03-18/06, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>)  Tabel III. Bijkomende eisen.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 19-08-1999, p. 30844)


Art. N2_VLAAMS_GEWEST.[1 Bijlage 2. Minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen
   HOOFDSTUK 1. - Verklaring bij de tabellen in hoofdstuk 2 1. De wetenschappelijke naam van de zoogdiersoorten in de kolom `diersoort' is gebaseerd op de systematiek en nomenclatuur volgens Wilson & Reeder - Mammal Species of the World, 3rd edition (2005).
   2. In de kolom `aantal' wordt het minimum- of het maximumaantal dieren vermeld dat gehouden mag worden op de oppervlakte, vermeld in de kolom `minimumafmetingen voor het aangegeven aantal dieren':
   2.1. Eén cijfer in de kolom `aantal' betekent dat niet meer of minder dan het aangegeven aantal dieren gehouden mag worden op de gegeven oppervlakte, tenzij het anders bepaald is bij de bijzondere eisen.
   2.2. Als in de kolom `aantal' twee getallen vermeld worden, geven die getallen het minimumaantal en maximumaantal dieren aan dat gehouden mag worden op de gegeven oppervlakte.
   2.3. Jonge dieren bij het moederdier worden niet als afzonderlijke individuen geteld zolang ze niet geslachtsrijp zijn.
   2.4. Dieren die solitair gehouden moeten worden, kunnen gedurende de tijd die nodig is voor de voortplanting, samen gehouden worden op de gegeven oppervlakte.
   3. In de kolommen `binnenverblijf' en `buitenverblijf' zijn de minimumafmetingen voor het binnenverblijf en het buitenverblijf aangegeven voor het maximumaantal dieren, aangegeven in de kolom `aantal'.
   3.1. Als afmetingen opgegeven zijn voor een binnen- en een buitenverblijf, moeten beide aanwezig zijn.
   3.2. Als uitsluitend afmetingen voor een binnenverblijf opgegeven zijn, mag daarnaast als bijkomende ruimte een buitenverblijf aan de dieren verschaft worden. Het binnenverblijf is permanent toegankelijk voor de dieren.
   3.3. Als uitsluitend afmetingen voor een buitenverblijf opgegeven zijn, mag daarnaast als bijkomende ruimte een binnenverblijf aan de dieren verschaft worden. Het buitenverblijf is permanent toegankelijk voor de dieren.
   3.4. Om de oppervlakte van het verblijf te bepalen, wordt alleen met het beschikbare landdeel van het buiten- of binnenverblijf rekening gehouden.
   4. In de kolom `bijkomende oppervlakte per bijkomend dier' wordt aangegeven in welke bijkomende oppervlakte voorzien moet worden per dier dat toegevoegd wordt aan het maximumaantal dieren, vermeld in de kolom `aantal'.
   4.1. Als het aantal gehouden dieren in een verblijf een x-voud plus y is van het maximumaantal dieren, vermeld in de kolom `aantal', is de totale vereiste oppervlakte gelijk aan x keer de oppervlakte, vermeld in de kolom `minimumafmetingen voor het aangegeven aantal dieren', vermeerderd met y keer de oppervlakte, vermeld in de kolom `bijkomende oppervlakte per bijkomend dier'.
   4.2. Als de kolom `bijkomende oppervlakte per bijkomend dier' niet is ingevuld, mogen er niet meer dieren samen gehouden worden dan het maximumaantal, vermeld in de kolom `aantal', tenzij het anders bepaald is bij de bijzondere eisen.
   5. In de kolom `bijzondere eisen' wordt met een lettercode verwezen naar de bijzondere vereisten, vermeld in de bijgevoegde tabellen.
   6. Als afmetingen voor een bassin opgegeven zijn, moet een bassin aanwezig en permanent toegankelijk zijn.
   6.1. De opgegeven oppervlakte voor het bassin, vermeld in kolom `oppervlakte', is de minimumwateroppervlakte die beschikbaar is voor de dieren. Die oppervlakte is niet inbegrepen in de oppervlakte van het buiten- of binnenverblijf, zoals bepaald in de kolom `minimumafmetingen voor het aangegeven aantal dieren'.
   6.2. De oppervlakte waarover de minimumdiepte, vermeld in de kolom `diepte', bereikt moet worden, wordt berekend op basis van de minimaal vereiste oppervlakte van het bassin voor het aantal aanwezige dieren. De dieren moeten gemakkelijk op eigen kracht in en uit het bassin raken, behalve de Cetacea.
   HOOFDSTUK 2. - Minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen
   Afdeling 1. - Minimumnormen voor het houden van primaten in dierentuinen
  Tabel 1. Minimumnormen voor de verblijven
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen)
  Tabel 2. Bijzondere eisen
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen)
  Afdeling 2. - Minimumnormen voor het houden van andere zeezoogdieren dan Cetacea in dierentuinen
  Tabel 1. Minimumnormen voor de verblijven
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen)
  Tabel 2. Minimumnormen voor de bassins
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen)
  Tabel 3. Bijzondere eisen
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2019-03-18/06, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 11-04-2019>