20 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 14 april 2016 tot bepaling van de modaliteiten voor de administratieve inbeslagneming bedoeld in artikel 42 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren
Art. 1-12
Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 14 april 2016 tot bepaling van de modaliteiten voor de administratieve inbeslagneming bedoeld in artikel 42 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, worden de volgende wijzigingen aangebracht;
1° punt 3° wordt vervangen als volgt :
"3° de opvangplaats : de geschikte opvangplaats bedoeld in artikel 42, § 1, van de wet, waarin het (de) in beslag genomen dier(en) tijdelijk worden gehuisvest;";
2° punt 5° wordt vervangen als volgt :
"5° de Dienst : de administratieve dienst van het Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, die belast is met het onderzoek, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van overtredingen inzake dierenwelzijn.".
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 2. § 1. De opvangplaats van het in beslag genomen dier is :
1° ofwel een dierenasiel;
2° ofwel een vereniging die erkend is voor de hulp en bijstand aan mishandelde dieren;
3° ofwel, als het soort in beslag genomen dier het vereist, een dierentuin.
Wanneer de ambtenaar of burgemeester geen opvangplaats als bedoeld in het eerste lid kan vinden, kan hij het dier in een andere verblijfplaats onderbrengen, op voorwaarde dat deze plaats geschikt is en dat de verantwoordelijke van de plaats bevoegd is en over voldoende kennis beschikt om het dier op te vangen.
§ 2. De ambtenaar die de inbeslagneming verricht of de burgemeester die de inbeslagneming beveelt, bepaalt de opvangplaats op grond van :
1° de gezondheidstoestand van het dier en het dringende karakter van zijn opvang;
2° de afstand tussen de plaats van inbeslagneming en de opvangplaats;
3° de opvangcapaciteit van de opvangplaats naar gelang van het betrokken soort;
4° voor zover vervoer vereist is, de mogelijkheid om het dier binnen de door de ambtenaar of burgemeester bepaalde termijn te vervoeren.".
Art.3. In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. De verantwoordelijke van de aangewezen opvangplaats kan bij de Waalse Overheidsdienst een voorschot vragen op de terugbetaling van de kosten verbonden aan de behandeling van het dier of de dieren die in beslag zijn genomen.";
2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "een voorschot op" ingevoegd tussen de woorden "verzoeken om" en de woorden "de terugbetaling";
3° in § 3, eerste lid, worden de woorden "bedoelde terugbetaling" vervangen door de woorden "bedoelde voorschot op de terugbetaling";
4° in § 3, tweede lid, worden de woorden "De forfaitaire terugbetaling" vervangen door de woorden "Het voorschot op de terugbetaling", het woord "forfaitaire" wordt opgeheven en de woorden "het forfaitaire bedrag" worden vervangen door de woorden "het voorschot".
Art.4. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 4.De verantwoordelijke voor de opvangplaats laat, zo spoedig mogelijk, een veterinair rapport opmaken over de gezondheidstoestand van het in beslag genomen dier. Bedoeld rapport wordt aan de Dienst of aan de burgemeester gestuurd uiterlijk de zevende dag na de effectieve tenlasteneming van het in beslag genomen dier.".
Art.5. In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de woorden "Direction Anti-braconnage et Répression des pollutions" vervangen door de woorden "Minister of burgemeester".
Art.6. In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden "wordt de terugbetaling waarin artikel 3, § 1, voorziet, niet toegekend" vervangen door de woorden "wordt het voorschot op de terugbetaling van de kosten niet toegekend".
Art.7. In Hoofdstuk V van hetzelfde besluit, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 6/1. Wanneer de teruggave van het dier wordt afgewezen vanwege de ernst van de feiten of de herhaling ervan en het dier niet is gedood vanwege de noodzaak van zijn toestand, is de aangewezen opvangplaats de plaats van bestemming van het dier. Deze bestemming kan gebeuren door verkoop of door schenking in volle eigendom.
In afwijking van het eerste lid, kan het in beslag genomen dier naar een andere bestemming dan de opvangplaats worden gezonden, wanneer laatstgenoemde verklaart dat ze aan het einde van de in artikel 42, § 5, van de wet bedoelde periode het dier niet meer kan onderbrengen. In dat geval brengt de verantwoordelijke van de opvangplaats advies uit over de beoogde bestemming en kan op eigen initiatief een bestemming voorstellen voor het dier.".
Art.8. In Hoofdstuk V van hetzelfde beslui,t wordt een artikel 6/2 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 6/2. § 1. Wanneer de inbeslagneming op initiatief van de ambtenaar wordt uitgevoerd, stuurt de Dienst de Minister een met redenen omkleed voorstel voor de bestemming van het dier. Dit voorstel wordt binnen een termijn van 40 dagen toegezonden te rekenen van de ontvangstdatum door de Dienst van het proces-verbaal bedoeld in artikel 42, § 2, van de wet, en van de beslissing tot inbeslagneming.
De Minister beslist over de bestemming van het dier binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangstdatum door de Dienst van het proces-verbaal bedoeld in artikel 42, § 2, van de wet, en van de beslissing tot inbeslagneming.
§ 2. Wanneer de inbeslagneming op initiatief van de Burgemeester wordt uitgevoerd, beslist hij over de bestemming van het dier binnen een termijn van 60 dagen te rekenen na de datum van de beslissing tot inbeslagneming. ".
Art.9. In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de woorden ", overeenkomstig artikel 42, § 2, van de wet" opgeheven.
Art.10. Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 8.Om een beslissing tot inbeslagneming of tot bestemming van een dier te nemen of voor de toepassing ervan, kan de ambtenaar, de Minister of de burgemeester een beroep doen op een deskundige of op elke andere nuttig geachte persoon.".
Art.11. Dit besluit treedt heeft uitwerking op 1juli 2018.
Art. 12. De Minister van Dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.