11 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen
Titel I. - Totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht
Art. 1
Titel II. - Overdracht van personeel naar HR Rail en terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail
Art. 2
Titel III. - Het personeel van de Belgische Spoorwegen
Art. 3
Titel IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
HOOFDSTUK 1. - In de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen
Art. 4-6
HOOFDSTUK 2. - In de wet van 21 maart 1991
Art. 7-21
HOOFDSTUK 3. - Andere
Afdeling 1. - Pensioenen
Art. 22-47
Afdeling 2. - Gezinsbijslag
Art. 48-52
Afdeling 3. - Beroepsziekten
Art. 53
Afdeling 4. - Arbeidsongevallen
Art. 54
Afdeling 5. - Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en Kas der geneeskundige verzorging
Art. 55-61
Afdeling 6. - Sociale zekerheid voor werknemers
Art. 62-65
Afdeling 7. - Diverse bepalingen
Art. 66-73
Titel V. - Overgangsbepalingen
Art. 74-79
Titel VI. - Fiscale bepaling
Art. 80
Titel VII. - Diverse bepalingen
Art. 81-82
1926072350 1927030201 1939121901 1954031601 1955052101 1957071202 1961021401 1963042504 1965041408 1966070402 1967102410 1968080501 1969040109 1969070907 1969112813 1970060309 1971041001 1974011001 1974121902 1978080501 1981001048 1984022160 1987022342 1990022394 1990022427 1991021064 1991021311 1991022102 1991022534 1991022552 1992022496 1994021117 2001000369 2001022201 2001022535 2002021488 2002022723 2002022916 2003022137 2003022411 2003022831 2004022066 2004022564 2005014228 2007022178 2008022534 2010022420 2011021115 2013014641
Titel I. - Totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht
Artikel 1. § 1. Op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 2, wordt de naamloze vennootschap, opgericht door NMBS Holding en Infrabel, met als benaming " HR-Test " zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid, omgevormd tot een publiekrechtelijke rechtspersoon, die de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiek recht, die de benaming " HR Rail " krijgt en die geregeld wordt door de bepalingen van dit besluit.
§ 2. Binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze paragraaf, stelt de Koning bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de statuten van HR Rail vast, die gelden vanaf de omvorming in een naamloze vennootschap van publiek recht.
§ 3. Op de datum van inwerkingtreding van het besluit bedoeld in paragraaf 2 stelt de algemene vergadering de omvorming van HR-Test in HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht vast.
§ 4. Artikel 559 van het Wetboek van vennootschappen en de bepalingen van boek XII van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing op de omvorming waarvan sprake in dit artikel.
Titel II. - Overdracht van personeel naar HR Rail en terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail
Art.2. § 1. Alle statutaire en niet statutaire personeelsleden in dienst van NMBS Holding op 31 december 2013 worden van rechtswege overgedragen naar HR Rail met ingang van 1 januari 2014 zonder dat hun rechtspositie hierbij wordt gewijzigd.
§ 2. Zonder afbreuk te doen aan de paragrafen 3, 4 en 5, worden de personeelsleden die op 31 december 2013 ter beschikking gesteld waren van Infrabel of NMBS op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS al naargelang zij op 31 december 2013 ter beschikking waren gesteld van het zij de ene, hetzij de andere vennootschap.
§ 3. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij Infrabel respectievelijk bij NMBS door de hervorming ondergebracht wordt bij (nieuwe) NMBS respectievelijk Infrabel, dan volgt het personeel dat op 31 december 2013 verbonden was aan deze activiteit en dat voor de hervorming ter beschikking was gesteld van Infrabel, respectievelijk NMBS, deze activiteit en wordt het op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van (nieuwe) NMBS respectievelijk Infrabel.
§ 4. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij NMBS Holding door de hervorming ondergebracht wordt bij Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS, dan volgt het personeel dat op 31 december 2013 verbonden was aan deze activiteit, deze activiteit en wordt het op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS.
§ 5. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij NMBS Holding door de hervorming gesplitst wordt waarbij de delen ondergebracht worden bij Infrabel, respectievelijk (nieuwe) NMBS, respectievelijk HR Rail, dan zullen de personeelsleden toegewezen worden aan Infrabel of (nieuwe) NMBS of HR Rail op basis van een akkoord tussen NMBS Holding, Infrabel en NMBS.
Titel III. - Het personeel van de Belgische Spoorwegen
Art.3. De wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, waarvan de bestaande tekst Boek 1 zal vormen met als opschrift " Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ", wordt aangevuld met een Boek 2, luidende :
Boek 2. Het personeel van de Belgische Spoorwegen
Titel 1. Definities
Art. 21. Voor de toepassing van dit boek, wordt verstaan onder :
Vennootschap(pen) : Infrabel, NMBS, HR Rail;
NMBS Holding : de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS Holding, voor het ogenblik waarop de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft;
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort " NMBS " : de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS, vanaf het ogenblik dat de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft;
Infrabel : de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel;
Belgische Spoorwegen : de drie vennootschappen gezamenlijk;
Hervorming : hervorming van de Belgische Spoorwegen op grond van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen;
Human resources, afgekort HR : omvat onder meer de volgende domeinen : sociale dialoog, terbeschikkingstelling van personeel, personeelsplanning, aanwerving en selectie, beloningsbeleid en arbeidsvoorwaarden, loopbaanbeleid, opleiding en ontwikkeling, performantiemanagement, opruststelling en (on)vrijwillige uitstroom, beheer van de uitbetalingen, sociale zaken, personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte, beheer van de opruststelling, tucht, evaluatie, opvolging van arbeidsongevallen en beroepsziekten, welzijn, medische dienst, CPS en het beheer van de bedrijfsrestaurants;
HR-beleid : het voorstellen en nader bepalen van het beleid inzake personeelszaken, waaronder onder meer de beleidsevaluatie en alle HR-beleidsbeslissingen worden gevat in één of meer domeinen van HR. Het HR-beleid heeft een algemene draagwijdte en betreft een deel of het volledige personeel van de Belgische Spoorwegen al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of NMBS;
HR-uitvoering : het doen, het opleveren of het administratief verwerken van het HR-beleid en het HR-beheer; het voeren van personeelsadministratie en het verlenen van aanverwante dienstverlening aan het personeel en de vennootschappen in één of meer domeinen van HR;
HR-beheer : het administratief beheer, waaronder onder meer het data-beheer, het documenteren, het onderhouden en het bewaren van informatie in één of meer domeinen van HR worden gevat;
HR-expertise : het adviseren en het informeren omtrent één of meer domeinen van HR;
HR-processen : het geheel van de opeenvolgende bewerkingen, verricht met als doel de HR-uitvoering, en de opeenvolgende ontwikkelingen strekkend tot voortdurende verbetering, modernisering en uitbouw van het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en/of de HR-expertise;
HR-dienstenovereenkomst : de wederzijdse overeenkomst(en) tussen HR Rail en Infrabel en HR Rail en NMBS waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen inzake het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en de HR-exptertise in één of meer van de domeinen van HR nader worden gepreciseerd en toebedeeld, afgesloten volgens de modaliteiten zoals voorgeschreven onder artikel 98;
HR Coördinatie Comité : Comité voor de coördinatie van het beheer van de personeelszaken, bedoeld in artikel 45 en volgende van deze wet;
Personeelsstatuut : het statuut van het personeel tewerkgesteld bij de Belgische Spoorwegen, zoals vastgesteld door de raad van bestuur van HR Rail overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75;
Syndicaal statuut : Hoofdstuk XIII van het personeelsstatuut en ARPS-bundel 548 en alle latere wijzigingen ervan;
Personeelsreglementering : interne reglementering vastgesteld ter uitvoering van het personeelsstatuut;
Arbeidsreglement : een arbeidsreglement in de zin van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;
Wet van 21 maart 1991 : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
Wet van 4 augustus 1996 : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
Kaderpersoneel : de leden van het hoger kader zoals omschreven in het personeelsstatuut.
Titel 2. HR Rail
Hoofdstuk 1. Maatschappelijk doel, kapitaal, statuten, wettelijke en reglementaire bepalingen
Afdeling 1. Maatschappelijk doel en opdracht van openbare dienst van HR Rail
Art. 22. § 1. HR Rail is een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven.
§ 2. Op alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, briefwisseling, publicaties, orders en andere stukken uitgaande van de vennootschap dient de benaming " HR Rail " steeds te worden voorafgegaan of gevolgd door de vermelding " naamloze vennootschap van publiek recht ".
Art. 23. § 1. HR Rail heeft tot doel :
1° de selectie en de aanwerving van het statutair en het niet statutair personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van de opdrachten van Infrabel en NMBS, de terbeschikkingstelling aan Infrabel en NMBS van dat personeel en het optreden als juridisch werkgever met betrekking tot dat personeel;
2° het beheer van personeelszaken, waaronder het bepalen en opvolgen van het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en de HR-expertise worden omvat, zoals omschreven en binnen de afbakening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, uiteengezet door hoofdstuk III, afdeling 5, van deze wet, en dit ten dienste van de Belgische Spoorwegen;
3° het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen;
4° het voorzien in een externe dienst in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, en dit ten dienste van de Belgische Spoorwegen;
5° het beheer van de statutaire pensioenen op grond van artikel 159 van de programmawet van 27 december 2005 en in overeenstemming met het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat, bekrachtigd door de programmawet van 20 juli 2006 en met de uitvoeringsbesluiten;
6° de selectie en de aanwerving en terbeschikkingstelling van statutair personeel dat nodig is voor de uitvoering van hun opdrachten aan vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS en/of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben;
7° de andere opdrachten waarmee zij belast is door of krachtens de wet.
§ 2. HR Rail kan de taken bedoeld in paragraaf 1, 2° en 4°, ook uitvoeren ten dienste van vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS en/of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben en, in de mate deze taken bijkomstig zijn aan de taken bedoeld in paragraaf 1, ten dienste van derden.
§ 3. De taak vervat onder paragraaf 1, 3° vormt de opdracht van openbare dienst van HR Rail.
§ 4. HR Rail mag in België en in het buitenland alle handelingen stellen en verrichtingen doen die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van haar doel, met inbegrip van het nemen of aanhouden van rechtstreekse of onrechtstreekse belangen in vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarvan het doel verenigbaar is met haar maatschappelijk doel.
Afdeling 2. Kapitaal - aandelen
Art. 24. § 1. Elke uitgifte van nieuwe aandelen is onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.
§ 2. Geen enkele verrichting kan tot gevolg hebben dat het aantal aandelen gehouden door of voor rekening van de Staat in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail daalt beneden twee procent van de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail, noch dat de overige aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail niet meer in gelijke delen door Infrabel en NMBS worden gehouden.
Art. 25. Ongeacht het deel van het maatschappelijk kapitaal dat zij vertegenwoordigen, geven de aandelen gehouden door of voor rekening van de Staat van rechtswege recht op zestig procent van de stemmen, de aandelen gehouden door Infrabel twintig procent van de stemmen en de aandelen gehouden door NMBS eveneens twintig procent van de stemmen.
Afdeling 3. Statuten
Art. 26. Een statutenwijziging heeft slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.
Afdeling 4. Wettelijke en reglementaire bepalingen
Art. 27. De vennootschap is onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen, in zoverre hiervan niet uitdrukkelijk door of krachtens deze wet of een andere bijzondere wet wordt afgeweken.
Art. 28. De handelingen van HR Rail worden geacht daden van koophandel te zijn.
Art. 29. Artikel 544 van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op HR Rail.
Art. 30. HR Rail is niet onderworpen aan de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen en aan de faillissementswet van 8 augustus 1997.
Art. 31. HR Rail geniet immuniteit van tenuitvoerlegging voor de goederen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd voor de uitvoering van haar opdracht van openbare dienst.
Hoofdstuk 2. Organisatie
Afdeling 1. De algemene vergadering
Art. 32. De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, of zijn afgevaardigde, vertegenwoordigt de Staat op de algemene vergadering.
Art. 33. De algemene vergadering oefent geen andere bevoegdheden uit dan die welke haar zijn voorbehouden of toegekend op grond van deze wet of op grond van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen.
Afdeling 2. De raad van bestuur
Onderafdeling 1. Samenstelling en werking
Art. 34. § 1. De raad van bestuur is samengesteld uit :
1° één bestuurder die wordt benoemd door de Koning overeenkomstig paragraaf 2;
2° de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, die van rechtswege deel uitmaakt van de raad van bestuur;
3° de gedelegeerd bestuurder van NMBS, die van rechtswege deel uitmaakt van de raad van bestuur;
4° de algemeen directeur, die wordt benoemd overeenkomstig artikel 39.
§ 2. De bestuurder die wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, treedt tevens van rechtswege op als voorzitter van de raad van bestuur. Deze bestuurder wordt gekozen omwille van zijn bijzondere bekwaamheid inzake sociale betrekkingen en kan slechts worden ontslagen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad.
§ 3. De bezoldiging van de voorzitter wordt door de algemene vergadering bepaald.
§ 4. Wanneer de betrekking van de voorzitter vacant wordt, voorzien de overblijvende bestuurders voorlopig in deze vacature tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig dit artikel.
§ 5. De voorzitter behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de algemeen directeur behoort.
Art. 35. § 1. Een beslissing van de raad van bestuur kan slechts geldig worden genomen indien alle leden van de raad van bestuur aanwezig of geldig vertegenwoordigd zijn. Dit aanwezigheidsquorum wordt geverifieerd bij het begin van de vergadering van de raad van bestuur en voor de goedkeuring van elke beslissing van de raad van bestuur. Dit aanwezigheidsquorum geldt niet voor beslissingen op grond van artikel 39, § 1, en artikel 41, § 3, die geldig kunnen worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige of geldig vertegenwoordigde bestuurders.
§ 2. De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de stemmen van de aanwezige of geldig vertegenwoordigde bestuurders.
Elk lid van de raad van bestuur dat een al dan niet bezoldigde functie, mandaat of activiteit, hetzij persoonlijk, hetzij via tussenkomst van een rechtspersoon, uitoefent ten dienste van NMBS kan niet deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur over beslissingen die uitsluitend betrekking hebben op personeel van Infrabel dat behoort tot de in artikel 199bis, § 1 van de wet van 21 maart 1991 beschreven gespecialiseerde dienst, noch aan de stemming in dat verband. Dergelijk lid wordt meegerekend voor de berekening van het aanwezigheidsquorum, maar zal geacht worden afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.
§ 3. Behoudens bij toepassing van artikel 39, § 1, en artikel 41, § 3, zal, indien binnen de raad van bestuur, op drie achtereenvolgende behoorlijk bijeengeroepen vergaderingen van de raad van bestuur binnen een tijdspanne van maximaal drie maanden, geen beslissing kon worden genomen over eenzelfde agendapunt, de voorzitter van de raad van bestuur een algemene vergadering bijeenroepen binnen een termijn van één maand, waarbij het betreffende agendapunt in de oproeping tot de algemene vergadering wordt vermeld. De algemene vergadering zal kunnen oordelen over het agendapunt bij gewone meerderheid van stemmen.
Onderafdeling 2. Bevoegdheden
Art. 36. § 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van HR Rail.
De raad van bestuur houdt toezicht op het beleid van de algemeen directeur.
§ 2. De raad van bestuur kan de in paragraaf 1 bedoelde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk opdragen aan de algemeen directeur, met uitzondering van :
1° het vaststellen van het ondernemingsplan en het algemeen beleid;
2° het toezicht op de algemeen directeur;
3° de andere bevoegdheden die door deze wet en door het Wetboek van vennootschappen uitdrukkelijk aan de raad van bestuur worden toegewezen.
§ 3. De algemeen directeur doet op geregelde tijdstippen verslag aan de raad van bestuur. De raad van bestuur of zijn voorzitter kan op elk ogenblik van de algemeen directeur een verslag vragen betreffende de activiteiten van HR Rail of sommige ervan, dat aan de raad van bestuur wordt meegedeeld.
Onderafdeling 3. Vertegenwoordiging
Art. 37. HR Rail wordt zowel in rechte als ten aanzien van derden geldig vertegenwoordigd door de gezamenlijke handtekening van de algemeen directeur en van een andere bestuurder.
Onderafdeling 4. Benoemings- en bezoldigingscomité
Art. 38. § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op, waarin de voorzitter van de raad van bestuur die bedoeld comité ook voorzit, de gedelegeerd bestuurder van Infrabel en de gedelegeerd bestuurder van NMBS zetelen.
§ 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 42 advies uit over de kandidaturen die door de algemeen directeur worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de adjunct van de algemeen directeur en van het kaderpersoneel van HR Rail dat niet is terbeschikking gesteld.
§ 3. Het benoemings- en bezoldigingscomité doet een voorstel van de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de adjunct van de algemeen directeur, evenals aan het kaderpersoneel van HR Rail dat niet is ter beschikking gesteld.
Afdeling 3. De algemeen directeur - de adjunct van de algemeen directeur
Onderafdeling 1. De algemeen directeur
Art. 39. § 1. De algemeen directeur, die onder meer een bijzondere bekwaamheid moet hebben op het vlak van HR, wordt benoemd door de raad van bestuur voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, op unanieme voordracht van de twee bestuurders bedoeld in artikel 34, § 1, 2° en 3°. Indien een algemeen directeur in functie is, neemt deze niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum. De algemeen directeur wordt op dezelfde wijze ontslagen. Zijn opdracht bedoeld in artikel 40, § 1, wordt op dezelfde wijze vastgesteld.
§ 2. De administratieve en geldelijke rechtspositie van de algemeen directeur wordt door de raad van bestuur van HR Rail vastgesteld. Indien een algemeen directeur in functie is, neemt deze niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.
Art. 40. § 1. De algemeen directeur is belast met het dagelijks bestuur van HR Rail, inclusief het financieel beheer, en met de bevoegdheden, inclusief de vertegenwoordigingsbevoegdheden, die hem krachtens deze wet zijn toegekend. Hij heeft als voornaamste doelstelling de modernisering van het beheer van de personeelszaken op basis van een opdrachtbrief. Hij waakt in het bijzonder over de uitvoering van de opdracht van openbare dienst, over het financieel evenwicht van HR Rail en over het welzijn van het personeel tewerkgesteld voor de uitvoering van de opdrachten van HR Rail.
§ 2. De algemeen directeur is tevens belast met de krachtens artikel 36, § 2, door de raad van bestuur opgedragen bevoegdheden alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
§ 3. De algemeen directeur vertegenwoordigt HR Rail voor wat betreft het dagelijks bestuur en voor wat betreft de bevoegdheden die hem krachtens deze wet zijn toegekend.
§ 4. De algemeen directeur vervult een voltijdse functie binnen HR Rail.
Art. 41. § 1. De algemeen directeur rapporteert ten minste tweemaal per jaar aan de raad van bestuur over de gemaakte vorderingen op het vlak van de modernisering bedoeld in artikel 40, § 1 en over de uitvoering van de opdracht van openbare dienst.
§ 2. Hij waakt erover dat hij vooraf de raad van bestuur informeert over alle standpunten die hij inneemt die een financiële impact kunnen hebben op Infrabel en NMBS.
§ 3. De evaluatie van de algemeen directeur van HR Rail gebeurt jaarlijks door de raad van bestuur. Opdat enige beslissing met betrekking tot deze evaluatie geldig kan worden genomen, dienen de twee bestuurders bedoeld in artikel 34, § 1, 2° en 3°, hun goedkeuring te verlenen. De algemeen directeur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.
Onderafdeling 2. De adjunct van de algemeen directeur
Art. 42. § 1. De adjunct van de algemeen directeur die een bijzondere bekwaamheid moet hebben onder meer op het vlak van HR, wordt benoemd bij beslissing van de raad van bestuur, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, op voordracht van de algemeen directeur en na het advies te hebben ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité. De algemeen directeur neemt niet deel aan de stemming. De adjunct van de algemeen directeur wordt op dezelfde wijze ontslagen.
§ 2. De adjunct van de algemeen directeur behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de algemeen directeur behoort.
§ 3. De administratieve en geldelijke rechtspositie van de adjunct van de algemeen directeur wordt door de raad van bestuur van HR Rail vastgesteld op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité zoals bedoeld in artikel 38, § 3.
Art. 43. § 1. De adjunct van de algemeen directeur heeft de bevoegdheden die hem krachtens deze wet zijn toegekend. Hij vervangt tevens de algemeen directeur indien deze laatste afwezig of verhinderd is.
§ 2. De adjunct van de algemeen directeur vervult een voltijdse functie binnen HR Rail.
Onderafdeling 3. Het mandaat van algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur
Art. 44. § 1. De algemeen directeur of de adjunct van de algemeen directeur die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van zijn mandaat. Indien hij ressorteert onder het personeelsstatuut zal hij gedurende deze periode zijn rechten op bevordering, op loonsverhoging en op pensioen behouden.
§ 2. Als de algemeen directeur of de adjunct van de algemeen directeur zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van zijn mandaat. Indien hij zich in een contractuele band met HR Rail bevond, zal hij gedurende deze periode zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging behouden.
Afdeling 4. Het HR Coördinatie Comité
Onderafdeling 1. Samenstelling en werking
Art. 45. Het HR Coördinatie Comité is samengesteld uit volgende vier leden, die er van rechtswege deel van uitmaken :
- de algemeen directeur van HR Rail;
- de adjunct van de algemeen directeur van HR Rail;
- de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel;
- de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS.
Onderafdeling 2. Bevoegdheden
Art. 46. Het HR Coördinatie Comité heeft onder meer de bevoegdheden die voortvloeien uit titel 3, hoofdstuk 5 van deze wet.
Onderafdeling 3. Huishoudelijk reglement
Art. 47. Het HR Coördinatie Comité stelt een huishoudelijk reglement op dat uitdrukkelijk het kader formuleert dat zijn werking regelt. Het huishoudelijk reglement zal voor de leden van het HR Coördinatie Comité een bepaling bevatten die analoog is aan artikel 35, § 2, tweede lid. Dit huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur.
Afdeling 5. Delegatie
Art. 48. De raad van bestuur kan bijzondere volmachten verlenen aan één of meer van zijn leden, of zelfs aan derden. Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van de delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de raad van bestuur.
Art. 49. De algemeen directeur kan bijzondere volmachten verlenen aan elke lasthebber binnen de perken van zijn eigen bevoegdheden. Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van de delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de algemeen directeur.
Afdeling 6. Discretie
Art. 50. Bij de uitoefening van hun mandaat en in het belang van de vennootschap zijn de bestuurders (waaronder de algemeen directeur), de adjunct van de algemeen directeur en leden van het HR Coördinatie Comité gehouden tot discretie.
Afdeling 7. Onverenigbaarheden
Art. 51. § 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet of door het organiek statuut van HR Rail is het mandaat van bestuurder, algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur onverenigbaar met het mandaat of de functie van :
1° lid van het Europees Parlement;
2° lid van de Wetgevende Kamers;
3° Minister of Staatssecretaris;
4° lid van de Raad of de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.
Bovendien is het mandaat van algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur onverenigbaar met het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Het mandaat van algemeen directeur en van adjunct van de algemeen directeur is onverenigbaar met elk mandaat of elke functie bij Infrabel en NMBS.
§ 2. Wanneer één van de leden bedoeld in paragraaf 1 een inbreuk pleegt op de bepalingen van paragraaf 1, moet hij de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij geacht van rechtswege zijn mandaat bij HR Rail te hebben neergelegd op het moment dat het mandaat of functie waarmee de onverenigbaarheid bestaat een aanvang heeft genomen, zonder dat dit afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
Hoofdstuk 3. Financiering van de opdracht van openbare dienst
Art. 52. De Koning kan de bijzondere regels en voorwaarden vastleggen waaronder HR Rail de opdracht van openbare dienst vervult die haar door artikel 23, § 3 is toevertrouwd.
De financiering van de opdracht van openbare dienst van HR Rail wordt jaarlijks bepaald in de Staatsbegroting.
Hoofdstuk 4. Het ondernemingsplan
Art. 53. § 1. De raad van bestuur van HR Rail stelt een ondernemingsplan op voor een duur van drie jaar dat de doelstellingen en de strategie van HR Rail vastlegt.
§ 2. Het ondernemingsplan moet volgende onderwerpen bevatten :
1° visie met betrekking tot die delen van HR die tot de bevoegdheid van HR Rail behoren, voor het geheel van de personeelsleden tewerkgesteld bij de Belgische Spoorwegen;
2° visie met betrekking tot het personeelsbeleid van het personeel tewerkgesteld bij HR Rail;
3° de evolutie van de exploitatierekening uitgedrukt in een financieel plan;
4° de beschrijving van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de andere activiteitssectoren van HR Rail;
5° visie met betrekking tot de werking van HR Rail.
§ 3. Het ondernemingsplan wordt jaarlijks aangepast en aan de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert meegedeeld.
§ 4. De onderdelen van het ondernemingsplan die de uitvoering van de opdracht van openbare dienst betreffen worden ter goedkeuring aan de raad van bestuur van HR Rail voorgelegd, na mededeling ter informatie aan het strategisch bedrijfscomité van HR Rail overeenkomstig artikel 129, § 1, 10°.
Hoofdstuk 5. Toezicht en controle
Afdeling 1. Het administratief toezicht
Art. 54. § 1. HR Rail is onderworpen aan de controle van de minister onder wiens bevoegdheid zij ressorteert.
Deze controle wordt uitgeoefend door tussenkomst van een Regeringscommissaris.
§ 2. De Regeringscommissaris wordt benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissaris en zijn bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van HR Rail.
§ 3. De Regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet en de statuten.
Hij brengt verslag uit bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.
Hij brengt verslag uit bij de Minister van Begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur en de algemeen directeur die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat.
§ 4. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur van HR Rail en heeft raadgevende stem.
Hij kan op elk ogenblik ter plaatse kennis nemen van alle boeken en documenten van HR Rail.
Hij kan aan de leden van haar bestuursorganen, personeelsleden en aangestelden alle inlichtingen vragen en alle verificaties uitvoeren die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
§ 5. De Regeringscommissaris kan tegen elke beslissing van de bestuursorganen van HR Rail welke hij strijdig acht met de wet of de statuten, beroep aantekenen bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.
Hij beschikt daartoe over een termijn van veertien dagen. Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen. Dit beroep heeft een schorsende werking.
Elk beroep van de Regeringscommissaris wordt de dag waarop het bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, wordt aangetekend, bij aangetekend schrijven meegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail die de overige bestuurders hiervan onverwijld op de hoogte brengt.
§ 6. Binnen een termijn van veertien dagen, ingaand op dezelfde dag als de in paragraaf 5, tweede lid, bedoelde termijn, betekent de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, aan de voorzitter van de raad van bestuur de nietigverklaring van de beslissing.
In geval de beslissing een weerslag heeft of kan hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat wordt de termijn vermeld in het eerste lid met veertien dagen verlengd. De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert informeert de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail over deze verlenging en vraagt het akkoord van de Minister van Begroting alvorens tot nietigverklaring van de beslissing over te gaan.
Bij ontstentenis van de betekening van de nietigverklaring van de beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, desgevallend verlengd met toepassing van het tweede lid, krijgt de beslissing van HR Rail een definitief karakter.
Afdeling 2. Controle op de financiële toestand
Art. 55. § 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van deze wet en van het organiek statuut, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt in HR Rail opgedragen aan een college van commissarissen dat drie leden telt. De leden van het college voeren de titel van commissaris.
§ 2. Een lid van het college van commissarissen wordt benoemd door het Rekenhof onder zijn leden. De twee andere leden worden overeenkomstig artikel 156 van het Wetboek van vennootschappen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren benoemd door de algemene vergadering van HR Rail, waarbij het strategisch bedrijfscomité van HR Rail de taak van de ondernemingsraad vervult.
§ 3. De commissarissen worden benoemd voor een eenmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste zes jaar.
Hoofdstuk 6. Boekhouding en jaarrekeningen
Art. 56. § 1. HR Rail is onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen. Zij voert haar boekhouding per kalenderjaar. Zij voorziet in een afzonderlijk stelsel van rekeningen voor de activiteiten die verband houden met haar opdracht van openbare dienst, enerzijds, en haar andere activiteiten, anderzijds.
De bijlage bij de jaarrekening bevat een samenvattende staat van de rekeningen betreffende de opdracht van openbare dienst en een desbetreffend commentaar. De Koning kan algemene of bijzondere regelen bepalen inzake de vorm en inhoud van deze samenvattende staat en commentaar.
§ 2. Elk jaar maakt de raad van bestuur een inventaris op, alsmede de jaarrekening en een jaarverslag. Het jaarverslag bevat de informatie bepaald in artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen.
Onder voorbehoud van bijzondere regelen vastgesteld krachtens artikel 10, § 2, derde lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1983, worden de jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen bekendgemaakt op de wijze bepaald in artikelen 98 en 100 van het Wetboek van vennootschappen. Artikelen 104 en 105 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing.
§ 3. De raad van bestuur zendt, veertien dagen vóór de algemene vergadering, de jaarrekening tezamen met het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen, over aan de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, alsmede aan de Minister van Begroting.
De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, zendt de in het eerste lid bedoelde stukken vóór 30 juni van het jaar volgend op het betrokken boekjaar ter nazicht over aan het Rekenhof.
Het Rekenhof kan door bemiddeling van haar vertegenwoordiger in het college van commissarissen een toezicht ter plaatse inrichten op de rekeningen en verrichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van de opdracht van openbare dienst. Het Hof kan de rekeningen in zijn Opmerkingenboek bekendmaken.
Vóór dezelfde datum deelt de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, de in het eerste lid bedoelde stukken mee aan de Wetgevende Kamers.
Hoofdstuk 7. Financiering
Art. 57. Onverminderd artikel 52, moet de facturatie door HR Rail aan Infrabel en NMBS van de HR-diensten, met inbegrip van de terbeschikkingstelling van personeel, minstens de kostprijs dekken.
Art. 58. HR Rail beslist, binnen de grenzen van haar maatschappelijk doel, over de belegging van haar beschikbare gelden.
Art. 59. HR Rail wendt geen middelen aan, afkomstig van staatstoelagen, voor de ontwikkeling, financiering en uitbating van activiteiten andere dan deze in het kader van haar opdracht van openbare dienst.
Hoofdstuk 8. Fiscaal statuut
Art. 60. HR Rail is een openbare instelling in de zin van artikel 161 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en in de zin van artikel 55 Wetboek der successierechten.
Zij is vrijgesteld van alle belastingen en taksen ten bate van de provincies en de gemeenten, met uitzondering echter van heffingen ter vergoeding van op haar verzoek verstrekte diensten.
Art. 61. Belastingheffing van de door HR Rail opgelopen niet-aftrekbare kosten is uitsluitend toegelaten in hoofde van de vennootschappen waaraan het personeel ter beschikking wordt gesteld en waaraan deze kosten worden doorgerekend, en dit in overeenstemming met de fiscale behandeling die eigen is aan deze kosten in hun hoofde. Een jaarlijkse afrekening van de niet aftrekbare kosten zal opgesteld worden en overgemaakt worden aan de entiteiten die gebruik maken van het personeel dat hen ter beschikking wordt gesteld. De niet-aftrekbare kosten verbonden aan het personeel dat niet ter beschikking wordt gesteld blijven belastbaar in hoofde van HR Rail volgens de normaal toepasselijke regels inzake vennootschapsbelasting.
Hoofdstuk 9. Ontbinding
Art. 62. De ontbinding van HR Rail kan slechts bij of krachtens een wet worden uitgesproken. De wet regelt de wijze en de voorwaarden van de vereffening.
Hoofdstuk 10. Diverse bepalingen
Art. 63. HR Rail beslist, binnen de grenzen van haar maatschappelijk doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van haar lichamelijke en onlichamelijke goederen, de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op deze goederen, alsmede over de uitvoering van dergelijke beslissingen.
Art. 64. De opdrachten van de aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur. De raad van bestuur duidt de opdrachten aan waarvan de gunning behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de algemeen directeur alsmede de opdrachten waarvoor de beslissing door de algemeen directeur mag worden gesubdelegeerd.
Art. 65. HR Rail kan dadingen aangaan en overeenkomsten tot arbitrage sluiten. Elke overeenkomst tot arbitrage gesloten met natuurlijke personen vooraleer het geschil is gerezen, is evenwel nietig.
Titel 3. Personeel
Hoofdstuk 1. Beginselen betreffende het personeelsstatuut en het syndicaal statuut
Art. 66. HR Rail is de enige werkgever van het statutaire en niet statutaire personeel van de Belgische Spoorwegen, al dan niet ter beschikking gesteld aan Infrabel en NMBS.
HR Rail stelt personeel te werk voor de uitvoering van haar eigen opdrachten. Infrabel en NMBS kunnen enkel personeel tewerkstellen dat hen ter beschikking wordt gesteld door HR Rail. Infrabel, NMBS en HR Rail stellen het personeelskader vast, elk voor wat betreft het personeel dat zij gebruiken.
Art. 67. § 1. Het personeel van de Belgische Spoorwegen wordt aangeworven bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur van HR Rail en tewerkgesteld krachtens het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.
§ 2. Echter, HR Rail kan personeelsleden aanwerven en tewerkstellen met een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met het oog op :
1° de tegemoetkoming aan een buitengewone en tijdelijke personeelsbehoefte, ten gevolge van de uitvoering van in de tijd beperkte projecten of een buitengewone toename in het werk;
2° de uitvoering van taken die een kennis of ervaring op hoog niveau vereisen;
3° de vervanging van statutaire of niet statutaire personeelsleden gedurende perioden van tijdelijke, gehele of gedeeltelijke afwezigheid;
4° de uitvoering van bijkomstige of specifieke opdrachten.
Art. 68. § 1. De hiërarchie der rechtsbronnen in de arbeidsbetrekkingen tussen de Belgische Spoorwegen en haar statutaire personeelsleden, wordt als volgt vastgesteld :
1° De dwingende bepalingen bepaald door of krachtens de wet;
2° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van het Comité Overheidsbedrijven overeenkomstig artikel 31, § 4, van de wet van 21 maart 1991;
3° Het personeelsstatuut;
4° De personeelsreglementering;
5° Het arbeidsreglement;
6° De instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent;
7° Aanvullende bepalingen van de wet;
8° Het gebruik.
§ 2. Bij strijdigheid van een norm uit een lagere rechtsbron met een norm uit een hogere rechtsbron krijgt de norm uit de hogere rechtsbron voorrang en wordt de norm uit de lagere rechtsbron buiten toepassing gelaten.
Art. 69. Infrabel en NMBS moeten in hun verhouding tot het statutair personeel dat aan hen is ter beschikking gesteld in overeenstemming handelen met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke rechtsbronnen met inbegrip van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.
Art. 70. Infrabel, NMBS en HR Rail zijn onderworpen aan het gemeen recht wat de arbeidsduur en de vrijheid van vereniging betreft.
Art. 71. § 1. De mobiliteit van het personeel tussen HR Rail, Infrabel en NMBS wordt geregeld door of krachtens het personeelsstatuut.
§ 2. De externe mobiliteit bepaald in artikel 29bis van de wet van 21 maart 1991 is van toepassing op het personeel van de Belgische Spoorwegen.
Hoofdstuk 2. Terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail
Art. 72. § 1. HR Rail stelt aan Infrabel en NMBS het statutair en niet statutair personeel ter beschikking dat nodig is voor de uitvoering van hun opdrachten. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het uitsluitende werkgeversgezag van Infrabel of NMBS.
De terbeschikkingstelling van het personeel gebeurt volgens de bepalingen van deze wet. De verdere voorwaarden en nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, kunnen worden vastgesteld in een overeenkomst die, na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, kan worden gesloten tussen HR Rail en Infrabel en/of NMBS. Deze overeenkomst evenals alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie die beslist met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.
§ 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in paragraaf 1.
§ 3. Het personeel dat ter beschikking is gesteld van Infrabel is financieel ten laste van Infrabel, en het personeel dat ter beschikking is gesteld van NMBS is financieel ten laste van NMBS.
Zonder afbreuk te doen aan de mobiliteit bedoeld in artikel 71, § 1, kan aan de terbeschikkingstelling van een personeelslid aan Infrabel of NMBS slechts een einde komen met voorafgaand akkoord van HR Rail.
Afdeling 7. van hoofdstuk 5 van deze titel is niet van toepassing op de beslissing te nemen door HR Rail inzake het einde van de terbeschikkingstelling bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf. § 4. HR Rail identificeert het beschikbare personeel op basis van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering. HR Rail zoekt in samenwerking met Infrabel of NMBS, naargelang het geval, voor het beschikbare personeel een passende benuttiging in toepassing van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering, met inachtneming van de verplichtingen inzake sociale dialoog.
§ 5. De personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld van Infrabel dienen te worden beschouwd als " aangestelde " van Infrabel en Infrabel als " aansteller " van die personeelsleden in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
De personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld van NMBS dienen te worden beschouwd als " aangestelde " van NMBS en NMBS als " aansteller " van die personeelsleden in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Hoofdstuk 3. Vaststelling van het personeelsstatuut en het syndicaal statuut
Art. 73. Het personeelsstatuut, het syndicaal statuut, alsmede alle personeelsreglementering die bestond op 31 december 2013, gaan van rechtswege over op HR Rail en vormen het eerste personeelsstatuut, het eerste syndicaal statuut en de eerste personeelsreglementering, zonder afbreuk te doen aan artikelen 68 en 78.
Art. 74. § 1. Zonder afbreuk te kunnen doen aan de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, zijn de grondregelen betreffende het administratief statuut, de bezoldiging, het pensioenstelsel van het statutair personeel, de organisatie van de eventuele sociale diensten, zoals opgesomd onder artikel 34, § 2, onder A, B, C en E in de wet van 21 maart 1991, andere aangelegenheden wat het statutair personeel aangaat zoals opgesomd onder artikel 34, § 2, F, van de wet van 21 maart 1991, en aangelegenheden wat de niet statutaire personeelsleden aangaat opgesomd onder artikel 34, § 2, G, van de wet van 21 maart 1991, deze die zijn opgenomen in het personeelsstatuut en in de personeelsreglementering inzake " Dienst- en rusttijden ".
§ 2. Zonder afbreuk te kunnen doen aan de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, zijn de grondregelen betreffende de collectieve arbeidsverhoudingen zoals opgesomd in artikel 34, § 2, D, van de wet van 21 maart 1991 deze opgenomen in het personeelsstatuut en het syndicaal statuut.
Art. 75. Elk voorstel houdende vaststelling of wijziging van het personeelsstatuut, van het syndicaal statuut of van de personeelsreglementering inzake " Dienst- en rusttijden " wordt voor onderhandeling voorgelegd aan de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig het personeelsstatuut.
Elk voorstel bedoeld in het eerste lid maakt het voorwerp uit van een onderhandelingsprocedure in de Nationale Paritaire Commissie, waarna deze beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Elke regeling aldus gestemd door de Nationale Paritaire Commissie, is bindend voor de raad van bestuur van HR Rail die de wijziging vaststelt.
Art. 76. § 1. Met uitsluiting van de reglementering inzake de administratieve en geldelijke loopbaan van het kaderpersoneel, die tot de bevoegdheid van de raad van bestuur van HR Rail behoort, maakt elk voorstel houdende vaststelling of wijziging van personeelsreglementering, het voorwerp uit van een overlegprocedure in de Nationale Paritaire Commissie, met het oog op een advies van deze Nationale Paritaire Commissie. De voorstellen worden aanhangig gemaakt overeenkomstig artikel 120, § 1, en zonder afbreuk te doen aan artikel 87.
§ 2. Deze reglementering wordt vastgesteld door de raad van bestuur van HR Rail.
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen met betrekking tot niet statutaire personeelsleden
Afdeling 1. Collectieve overeenkomsten
Art. 77. § 1. In de schoot van de Nationale Paritaire Commissie kunnen, bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, collectieve overeenkomsten worden gesloten die de individuele en collectieve betrekkingen met betrekking tot de niet statutaire personeelsleden regelen.
§ 2. De collectieve overeenkomsten gesloten in de Nationale Paritaire Commissie binden Infrabel, NMBS en HR Rail, de niet statutaire personeelsleden van HR Rail ongeacht of deze al dan niet ter beschikking zijn gesteld van Infrabel of NMBS, en de syndicale organisaties.
§ 3. Deze collectieve overeenkomsten worden genummerd, geregistreerd bij HR Rail en door HR Rail ter beschikking gesteld van de niet statutaire personeelsleden die daarom verzoeken.
Afdeling 2. Rechtsbronnen
Art. 78. § 1. De hiërarchie der rechtsbronnen in de arbeidsbetrekkingen tussen de Belgische Spoorwegen en haar niet statutaire personeelsleden, wordt als volgt vastgesteld :
1° De dwingende bepalingen bepaald door of krachtens de wet;
2° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van het Comité Overheidsbedrijven, overeenkomstig artikel 31, § 4, van de wet van 21 maart 1991;
3° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van de Nationale Paritaire Commissie;
4° De geschreven individuele arbeidsovereenkomst;
5° Het arbeidsreglement waarin onder meer geacht worden te zijn opgenomen de bepalingen van het personeelsstatuut en van de personeelsreglementering die eveneens op het niet statutair personeel van toepassing zijn verklaard;
6° De instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent;
7° Aanvullende bepalingen van de wet;
8° De mondelinge individuele overeenkomst;
9° Het gebruik.
§ 2. Bij strijdigheid van een norm uit een lagere rechtsbron met een norm uit een hogere rechtsbron krijgt de norm uit de hogere rechtsbron voorrang en wordt de norm uit de lagere rechtsbron buiten toepassing gelaten.
Art. 79. Infrabel en NMBS moeten in hun verhouding tot het niet statutair personeel dat aan hen ter beschikking is gesteld, in overeenstemming handelen met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke rechtsbronnen.
Hoofdstuk 5. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake personeelszaken
Art. 80. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op welzijn op het werk.
Afdeling 1. Basistaken van HR Rail
Art. 81. HR Rail zal voor wat betreft het ter beschikking gestelde personeel minstens instaan voor :
1° de selectie, de aanwerving, oriëntatie en het in kaart brengen van de talenten en competenties van het statutaire en niet statutaire personeel dat nodig is voor de uitoefening van de opdrachten van HR Rail, Infrabel en NMBS;
2° de betaling van de bezoldigingen en wedden van het statutair en niet statutaire personeel;
3° de transversale opleiding van het statutair en niet statutair personeel. Infrabel en NMBS organiseren beroepseigen specifieke opleidingen organiseren voor het hun ter beschikking gesteld personeel. Infrabel en NMBS informeren HR Rail over elk initiatief tot specifieke collectieve opleiding binnen de eigen vennootschap;
4° het nakomen van alle verplichtingen als werkgever teneinde de betaling van gezinsbijslagen te verzekeren;
5° het opvolgen van het beheer en van de uitvoering van de activiteiten van de Kas der Geneeskundige verzorging, onverminderd de bevoegdheden van haar bestuursorgaan;
6° het beheer en de uitvoering van alle aspecten verbonden met het Fonds van de Sociale Werken en het Fonds van de sociale documentatie, onverminderd de bevoegdheden van hun bestuursorgaan;
7° de organisatie van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en van de bestuursgeneeskunde waarvan de bevoegdheden en de taken zijn omschreven in het personeelsstatuut;
8° alle aspecten verbonden met het beheer van de statutaire pensioenen op grond van artikel 159 van de programmawet van 27 december 2005 en in overeenstemming met het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat, bekrachtigd door de programmawet van 20 juli 2006, en de verdere uitvoeringsbesluiten;
9° het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen;
10° de ondersteuning bij de HR-uitvoering en bij het HR-beleid, en organisatie en behoud van de kennis van het personeelsstatuut.
Afdeling 2. Bevoegdheden inzake HR-beleid
Onderafdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 82. HR Rail bewaakt de coherentie en de consistentie in de toepassing van het personeelsstatuut, met inbegrip van het syndicaal statuut, de personeelsreglementering, alsook de toepasselijke wetgeving en haar uitvoeringsbesluiten.
Art. 83. § 1. HR Rail heeft de bevoegdheden op het vlak van HR-beleid voor wat betreft de personeelsleden die niet zijn ter beschikking van Infrabel en NMBS gesteld.
§ 2. Infrabel en NMBS hebben, elk voor wat de eigen vennootschap betreft, de bevoegdheden voor het HR-beleid, wat onder meer inhoudt :
1° het bepalen van de HR-doelstellingen in lijn met de bedrijfsstrategie;
2° het bepalen van de resultaats- en kwaliteitsvereisten van de dienstverlening in samenspraak met HR Rail;
3° opdrachten geven aan HR Rail met betrekking tot het HR-beheer, de HR-uitvoering en de inbreng van HR-expertise;
4° opdrachten geven aan HR Rail in het kader van de modernisering van HR in samenspraak met HR Rail;
5° het evalueren van het HR-beleid, de uitvoering ervan en de beslissingen tot bijsturing;
6° het nemen van bepaalde beslissingen op procesniveau, waarbij de aard van de beslissingen nader wordt gepreciseerd in samenspraak met HR Rail.
Onderafdeling 2. Bijzondere bepalingen
Art. 84. Deze onderafdeling heeft betrekking op de algemene beslissingen met betrekking tot het HR-beleid zoals bedoeld in artikel 21.
Binnen het HR-beleid worden onderscheiden :
1° " Reglementair HR-beleid " : Het HR-beleid met inbegrip van alle beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van het personeelsstatuut met inbegrip van het syndicaal statuut, of van de personeelsreglementering.
Het betreft alle beslissingen van HR-beleid die niet bedoeld zijn door het onder 2°, vermelde HR-beleid.
2° " Niet-reglementair HR-beleid " : Het HR-beleid met inbegrip van alle overige beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van HR-beleid met een algemene draagwijdte, die geen verandering inhouden of noodzaken van het onder 1° omschreven reglementair HR-beleid.
1° Reglementair HR-beleid
Art. 85. § 1. Op eigen initiatief of op voorstel van Infrabel, NMBS of HR Rail, bereidt het HR Coördinatie Comité wijzigingen aan het reglementair HR-beleid voor.
§ 2. Wanneer het HR Coördinatie Comité niet binnen een termijn van dertig dagen een consensus vindt over een voorliggend ontwerp van reglementair HR-beleid, beslist - na overdracht van het voorstel op initiatief van hetzij algemeen directeur van HR Rail, hetzij de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel, hetzij de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS - de raad van bestuur van HR Rail. De raad van bestuur van HR Rail keurt het beleidsvoorstel al dan niet goed.
Art. 86. Na goedkeuring door het HR Coördinatie Comité of, desgevallend, de raad van bestuur of de algemene vergadering van HR Rail, legt de algemeen directeur van HR Rail het voorstel van reglementair HR-beleid voor overleg of onderhandeling voor aan de Nationale Paritaire Commissie, al naargelang de vereiste procedures in het kader van het sociale dialoog, zoals bepaald door artikelen 75 en 76 .
Art. 87. De raad van bestuur van HR Rail stelt het reglementair HR-beleid definitief vast, onverminderd de toepassing van artikel 75, waarin wordt voorgeschreven wanneer de raad van bestuur van HR Rail door het standpunt van de Nationale Paritaire Commissie is gebonden.
2° Niet-reglementair HR-beleid
Art. 88. De algemeen directeur van HR Rail, de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel en de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS zijn, elk voor de respectievelijke vennootschap die zij vertegenwoordigen, bevoegd om voor het personeel waarover de vennootschap het werkgeversgezag uitoefent het niet-reglementair HR-beleid voor te bereiden.
Art. 89. Elk ontwerp van niet-reglementair HR-beleid wordt overgemaakt aan het HR Coördinatie Comité. De algemeen directeur van HR Rail geeft binnen een termijn van dertig dagen gemotiveerd advies aan het HR Coördinatie Comité of de voorgenomen beleidsbeslissing een impact heeft die een aanpassing van het reglementair HR-beleid noodzaakt en of het ontwerp onder artikel 118 ressorteert. Wanneer het HR Coördinatie Comité op zijn eerstvolgende vergadering op basis van dit gemotiveerd advies bij gewone meerderheid vaststelt dat de voorgenomen beleidsbeslissing een impact heeft die een aanpassing van het reglementair HR-beleid noodzaakt, wordt de procedure gevolgd voor het reglementair HR-beleid.
Art. 90. De raden van bestuur van HR Rail, Infrabel of NMBS, al naargelang het geval, zijn bevoegd voor de definitieve vaststelling van het niet-reglementair HR-beleid binnen de eigen vennootschap. Zij informeren de algemeen directeur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité van de genomen beslissingen terzake.
Afdeling 3. Bevoegdheden inzake HR-uitvoering
Art. 91. § 1. Onverminderd paragraaf 2, is HR Rail bevoegd voor de HR-uitvoering voor de personeelsleden van HR Rail, ongeacht of ze ter beschikking zijn gesteld aan Infrabel of NMBS.
§ 2. In opdracht van Infrabel en NMBS, voert HR Rail HR-processen uit, overeenkomstig de in de HR-dienstenovereenkomst vastgelegde resultaats- en kwaliteitsvereisten. In dat kader stelt HR Rail het algemeen uitvoeringsbeleid vast en evalueert het uitvoeringbeleid op periodieke basis.
Art. 92. HR Rail organiseert op regelmatige basis bilaterale samenspraak met Infrabel en/of NMBS inzake HR-uitvoering.
Art. 93. HR Rail waakt over de vereiste eenvormigheid in de toepassing van het personeelsstatuut bij de HR-uitvoering.
In de mate dat HR Rail interpretatieproblemen vaststelt die de eenvormigheid kunnen ondermijnen, koppelt HR Rail terug met Infrabel en/of NMBS, al naargelang de modaliteiten voorgeschreven in de HR-dienstenovereenkomst.
Art. 94. HR Rail bewaakt de kwaliteit van de operationele HR-uitvoering op klantgerichtheid, effectiviteit en efficiëntie.
Art. 95. Infrabel en NMBS voeren voor bepaalde HR-processen zelf activiteiten uit. Het betreft steeds activiteiten waarvoor de realisatie een intensieve samenwerking vereist met de hiërarchische lijn van Infrabel of NMBS.
HR Rail brengt proactief of op vraag van Infrabel of NMBS HR-expertise in.
Afdeling 4. Bevoegdheden inzake HR-beheer
Art. 96. § 1. HR Rail is voor wat de personeelsleden betreft die niet ter beschikking worden gesteld bevoegd voor het HR-beheer.
§ 2. HR Rail is bevoegd voor het HR-beheer en verantwoordelijk voor minstens volgende taken voor wat het terbeschikkinggestelde personeel betreft :
1° het beheren van de data en know-how die voortvloeien uit de operationele uitvoering van het HR-beleid na hun administratieve verwerking;
2° het systematisch en gepast verzamelen, analyseren en ter beschikking stellen van de gegevens, statistieken en pertinente informatie met betrekking tot personeelszaken;
3° het faciliteren van de toegang van het databeheer voor Infrabel en NMBS;
4° het waken over de kwaliteit van de gegevens en de beveiliging van de gegevens;
5° het treffen van maatregelen om fraude op te sporen en tegen te gaan, onverminderd de fraudebestrijding door Infrabel en NMBS zelf;
6° het investeren in informaticasystemen en kwaliteitssystemen;
7° het beheer en de uitvoering van alle aspecten verbonden met het Fonds van de Sociale Werken, en het Fonds van de sociale documentatie en mogelijk andere Kassen of Fondsen ten behoeve van het personeel, onverminderd de bevoegdheid van hun bestuursorgaan;
8° het beheer van de collectieve overeenkomsten gesloten in toepassing van artikel 77.
Afdeling 5. Bevoegdheden inzake HR-expertise
Art. 97. § 1. HR Rail staat in voor de HR-expertise, met inbegrip van de juridische expertise, en adviseert en informeert proactief of op vraag van Infrabel en NMBS.
§ 2. De onder paragraaf 1 vermelde inbreng van HR-expertise houdt onder meer volgende taken in :
1° HR Rail organiseert binnen haar kern-HR-processen een systematiek van expertise-ontwikkeling en adviesverlening;
2° HR Rail analyseert HR-gegevens en verwerkt deze tot bruikbare beleidsinformatie voor Infrabel en NMBS;
3° HR Rail ontwikkelt HR-expertise in lijn met de visie op modern geïntegreerd beheer inzake personeelszaken;
4° HR Rail is bevoegd om externe dienstverlening in te schakelen met het oog op het ontwikkelen en/of verbeteren van een modern geïntegreerd beheer inzake personeelszaken;
5° HR Rail vergelijkt de operationele HR-processen met vergelijkbare HR-processen die als voorbeeld kunnen gelden.
§ 3. HR Rail kan het initiatief nemen om beleidsvoorstellen te doen met het oog op de modernisering van HR.
Afdeling 6. HR-dienstenovereenkomst
Art. 98. § 1. Voor die diensten die bij wet of door de toepasselijke HR-dienstenovereenkomst toebedeeld zijn aan HR Rail, zullen Infrabel en NMBS uitsluitend beroep doen op de diensten van HR Rail.
§ 2. Er wordt een HR-dienstenovereenkomst gesloten tussen Infrabel en HR Rail en tussen NMBS en HR Rail. In de HR-dienstenovereenkomst worden de wederzijdse rechten en verantwoordelijkheden inzake het HR-beleid, HR-uitvoering, HR-beheer en HR-expertise voor elk van het domeinen van HR zoals opgesomd onder artikel 21, nader gepreciseerd, zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen, met inbegrip van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.
In de HR-dienstenovereenkomst worden de sancties bepaald die zullen gelden wanneer een van de partijen zich niet aan de bepalingen van de HR-dienstenovereenkomst houdt.
§ 3. Het ontwerp van de HR-dienstenovereenkomst wordt, op gezamenlijk voorstel van HR Rail en respectievelijk Infrabel en NMBS, voor advies aan de Nationale Paritaire Commissie overgelegd alvorens te worden overgelegd aan de raad van bestuur van HR Rail.
De Nationale Paritaire Commissie beschikt over een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag nadat het ontwerp aan haar is overgemaakt, om advies te geven over het ontwerp.
Art. 99. Op initiatief van Infrabel, NMBS of HR Rail kan de HR-dienstenovereenkomst aangepast en/of gemoderniseerd worden, volgens de procedure zoals omschreven in artikel 98.
Art. 100. § 1. De HR-dienstenovereenkomst regelt de door HR Rail, Infrabel en NMBS te volgen samenspraak- of bemiddelingsprocedure, wanneer er een geschil rijst omtrent de toepassing en/of de interpretatie van de wederzijdse bevoegdheidsverdeling tussen de vennootschappen.
§ 2. De Koning kan de bijzondere elementen die in de HR-dienstenovereenkomst moeten staan en de modaliteiten betreffende de inwerkingtreding van de HR-dienstenovereenkomst nader bepalen, met inachtneming van artikel 81.
Art. 101. Indien uiterlijk op 30 juni 2014 geen HR-dienstenovereenkomst is gesloten met betrekking tot de in artikel 21 opgesomde domeinen van HR, tussen HR Rail en Infrabel of HR Rail en NMBS kan de Koning zelf op bindende wijze de inhoud van de bedingen die in de ontbrekende HR-dienstenovereenkomst hadden moeten staan, bepalen, na advies te hebben gevraagd aan de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 98, § 3.
Deze aldus vastgelegde bepalingen zullen van toepassing zijn tot de ontbrekende HR-dienstenovereenkomst is gesloten.
Afdeling 7. Bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte
Onderafdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 102. Voor de toepassing van deze afdeling, betreffen de " personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte " alle beslissingen ten aanzien van een identificeerbaar personeelslid van HR Rail, waaronder zowel de statutaire personeelsleden als niet statutaire personeelsleden zijn begrepen, die rechtsgevolgen teweegbrengen of kunnen teweegbrengen ten aanzien van het personeelslid.
Onder personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte worden ook de eerste aanwervingsbeslissingen begrepen, waardoor een personeelslid wordt aangeworven door HR Rail, ongeacht of hij ter beschikking wordt gesteld aan Infrabel of NMBS.
Art. 103. HR Rail organiseert op regelmatige basis bilaterale samenspraak met Infrabel en NMBS over de toepassing van de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte teneinde de eenheid van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering te bewaken.
Art. 104. In overeenstemming met afdeling 3 van dit hoofdstuk, staat HR Rail in voor de HR-uitvoering van personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte, ongeacht of de beslissingen genomen zijn door de HR Rail, Infrabel of NMBS.
Art. 105. De wederzijdse rechten en verbintenissen inzake de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte tussen HR Rail, Infrabel en NMBS, worden nader vastgesteld in de HR-dienstenovereenkomst.
Onderafdeling 2. Gewone beslissingsbevoegdheden
Art. 106. HR Rail neemt alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte ten aanzien van het statutair en niet statutair personeel dat niet ter beschikking is of zal worden gesteld van Infrabel en NMBS.
Art. 107. Onverminderd artikelen 111, 112 en 113, neemt HR Rail formeel alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte voor een personeelslid dat aan Infrabel of NMBS ter beschikking is of zal worden gesteld op eensluidend gemotiveerd voorstel van het bevoegd orgaan van Infrabel of NMBS, al naargelang het geval.
Art. 108. § 1. Infrabel of NMBS kunnen op eigen initiatief een gemotiveerd voorstel uitbrengen aan HR Rail over een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte van een personeelslid dat hun ter beschikking is of zal worden gesteld.
§ 2. Het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS bindt HR Rail.
§ 3. HR Rail neemt een gemotiveerde formele beslissing tot niet-uitvoering van een gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS wanneer het voorstel van Infrabel of NMBS in strijd is met een norm uit een hogere rechtsbron.
§ 4. HR Rail beslist formeel binnen een termijn van dertig dagen nadat het gemotiveerd voorstel aan haar is overgemaakt.
§ 5. Bij gebrek aan beslissing in de zin van paragraaf 4 door HR Rail binnen de termijn van dertig dagen, treedt Infrabel of NMBS in de plaats van HR Rail om ook de formele beslissing te nemen waarover het een bindend voorstel heeft uitgebracht. In de HR-dienstenovereenkomst kan een andere termijn worden overeengekomen.
Art. 109. § 1. Op verzoek van HR Rail, brengt Infrabel of NMBS, al naargelang het geval, binnen een termijn van dertig dagen een gemotiveerd voorstel uit over een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte van een personeelslid dat tot zijn beschikking is of zal worden gesteld.
§ 2. Het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS bindt HR Rail.
§ 3. HR Rail beslist formeel binnen een termijn van dertig dagen nadat het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS haar is overgemaakt.
§ 4. HR Rail neemt geen formele beslissing bij gebrek aan gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop HR Rail een verzoek tot voorstel aan Infrabel of NMBS heeft gericht.
Onderafdeling 3. Bijzondere beslissingsbevoegdheden
Art. 110. § 1. HR Rail treedt op als bevoegde evaluerende overheid voor het personeel dat niet ter beschikking is gesteld van Infrabel en NMBS.
§ 2. HR Rail treedt op als bevoegde tuchtoverheid voor het personeel dat niet ter beschikking is gesteld van Infrabel en NMBS.
§ 3. HR Rail is voor het personeel bedoeld in de paragrafen 1 en 2 exclusief bevoegd om evaluatiebeslissingen te nemen evenals om tuchtsancties op te leggen, overeenkomstig hetgeen bepaald in artikel 106.
Art. 111. § 1. Infrabel en NMBS treden op als bevoegde evaluerende overheid voor het personeel dat hun ter beschikking is gesteld door HR Rail.
§ 2. Infrabel en NMBS treden, in hoedanigheid van evaluerende overheid, bij het nemen van formele evaluatiebeslissingen van rechtswege in de plaats van HR Rail.
Art. 112. § 1. Infrabel en NMBS treden op als bevoegde tuchtoverheid voor het personeel dat hun ter beschikking is gesteld door HR Rail.
§ 2. Infrabel en NMBS treden, in hun hoedanigheid van tuchtoverheid, bij het formeel opleggen van voorgestelde of definitieve tuchtsancties van rechtswege in de plaats van HR Rail, behoudens bij de in paragraaf 3 vermelde uitzondering.
§ 3. Indien Infrabel en NMBS, in hun hoedanigheid van tuchtoverheid, voornemens zijn een personeelslid een tuchtsanctie op te leggen waardoor een einde wordt of kan worden gesteld aan de tewerkstelling van het statutair personeelslid dat hun ter beschikking is gesteld, geldt de gewone beslissingsbevoegdheid zoals voorzien in artikelen 106 en volgende.
Art. 113. In de uitzonderlijke gevallen van spoedeisendheid die zijn opgenomen in de HR-dienstenovereenkomst, kan Infrabel of NMBS van rechtswege in de plaats treden van HR Rail om ook de formele beslissing te nemen.
De reden tot spoedeisendheid moet worden gemotiveerd.
De beslissing wordt ter informatie en voor uitvoering aan de algemeen directeur van HR Rail overlegd.
Hoofdstuk 6. Sociale dialoog
Afdeling 1. Organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen
Onderafdeling 1. Algemeen
Art. 114. HR Rail is verantwoordelijk voor het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen.
Onderafdeling 2. De Nationale Paritaire Commissie
Art. 115. De Nationale Paritaire Commissie is het hogere orgaan voor sociale dialoog over sociale aangelegenheden van de Belgische Spoorwegen, zowel deze die eigen zijn aan één van de vennootschappen als deze die het niveau van één vennootschap overschrijden.
1° Samenstelling
Art. 116. De Nationale Paritaire Commissie bestaat uit zesentwintig leden samengesteld als volgt :
a) drie leden benoemd door de raad van bestuur van HR Rail, waaronder in ieder geval de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, die van rechtswege voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie is, en de algemeen directeur van HR Rail;
b) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van Infrabel;
c) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van NMBS;
d) één lid benoemd door elk van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, die ook in Infrabel, in NMBS en in HR Rail zijn vertegenwoordigd;
e) de overige leden benoemd door de erkende syndicale organisaties in de zin van het personeelsstatuut van naar evenredigheid van het aantal bijdragende leden van elk van deze syndicale organisaties bij Infrabel, NMBS en HR Rail samen.
Art. 117. De Nationale Paritaire Commissie wordt om de zes jaar vernieuwd, op een door het personeelsstatuut bepaalde datum, op grond van de gegevens per één januari van het jaar waarin tot de vernieuwing wordt overgegaan.
2° Bevoegdheden
Art. 118. Niettegenstaande elke andersluidende bepaling en onverminderd de andere bepalingen van deze wet, heeft de Nationale Paritaire Commissie de volgende bevoegdheden, ten aanzien van de Belgische Spoorwegen alsook waar van toepassing ten aanzien van elke vennootschap afzonderlijk :
1° het onderzoeken van al de kwesties betreffende de bepalingen van het personeelsstatuut en de arbeidsovereenkomsten, met inbegrip van de regelen inzake de vergoeding van schade naar aanleiding van arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar of van het werk en van beroepsziekten, en over het algemeen al de kwesties die voor het personeel rechtstreeks van belang zijn, kwesties die haar worden voorgelegd overeenkomstig artikel 120, § 1;
2° het uitbrengen van haar advies over al de kwesties van algemene aard die de personen of organen bedoeld in artikel 120 menen haar te moeten voorleggen, onder meer in de gevallen waarin die personen of organen oordelen dat die zaken voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn;
3° het onderzoek van de economische en financiële inlichtingen betreffende de vennootschappen, zoals bepaald in artikel 15, b), 1° en 2°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en zoals gepreciseerd en aangevuld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad;
4° het onderhandelen over het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering inzake " Dienst- en rusttijden " en hieromtrent een bindende regeling vaststellen bij een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75;
5° het onderzoeken van alle aangelegenheden die rechtstreeks of onrechtstreeks van belang zijn voor het niet statutair personeel;
6° met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen een of meer arbeidsreglementen opstellen en wijzigen overeenkomstig artikel 11 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, waarbij de Nationale Paritaire Commissie de taken van de ondernemingsraad vervult;
7° advies geven over de HR-dienstenovereenkomst(en);
8° voorafgaandelijk goedkeuren, met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, van de afsluiting en wijziging van de overeenkomsten inzake terbeschikkingstelling van personeel die overeenkomstig artikel 72 kunnen worden gesloten;
9° advies geven over de afsluiting en wijziging van de overeenkomsten inzake terbeschikkingstelling van personeel die overeenkomstig artikel 153 kunnen worden gesloten;
10° het deelnemen aan het beheer van de ten behoeve van het personeel opgerichte of op te richten instellingen;
11° het overleg met en de algemene informatie van het personeel inzake HR-beleid, met inbegrip van de aangelegenheden waarop de procedure bepaald in artikel 75 niet van toepassing is;
12° de kennisname van aangelegenheden betreffende het welzijn van het personeel op het werk, die haar worden meegedeeld door de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk;
13° het formuleren van een advies omtrent het driejaarlijks verslag van de algemeen directeur van HR Rail betreffende de woon-werkverplaatsingen van het personeel van de Belgische Spoorwegen, bedoeld in artikel 15, l), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, ingevoegd bij de programmawet van 8 april 2003;
14° het onderzoeken van de mogelijkheden tot wederbenuttiging bij afschaffing van betrekking van statutair personeel;
15° het onderhandelen en sluiten van collectieve overeenkomsten van toepassing op het niet statutaire personeel zoals bepaald in artikel 77;
16° het indienen van een aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar zoals bepaald in artikel 136.
Art. 119. Zonder afbreuk te doen aan artikel 136, heeft de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie of een door HR Rail in overleg met de voorzitter aangeduide lokale vertegenwoordiger een bemiddelende rol bij de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen en binnen elk van de drie vennootschappen. Hij kan uit eigen initiatief optreden, of hij kan daartoe aangezocht worden door de voorzitter van het desbetreffende orgaan van sociale dialoog. De voorzitter van een orgaan van sociale dialoog is verplicht de tussenkomst van de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie, of diens vertegenwoordiger, te vragen indien de leden van het orgaan van sociale dialoog hem daartoe verzoeken bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
3° Werking
Art. 120. § 1. Punten voor de agenda van de Nationale Paritaire Commissie kunnen worden aangebracht door :
1° de raad van bestuur van HR Rail;
2° de algemeen directeur van HR Rail;
3° het HR Coördinatie Comité;
4° de raad van bestuur of het directiecomité van Infrabel of NMBS;
5° de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie die in de Nationale Paritaire Commissie zetelt, overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut.
§ 2. Voor de aangelegenheden bepaald in artikel 118, 2°, kan ook de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven punten op de agenda van de Nationale Paritaire Commissie laten plaatsen.
Art. 121. De gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, of de algemeen directeur van HR Rail, of hun vertegenwoordigers, zijn, elk voor wat hun vennootschap betreft, ertoe gehouden aan de Nationale Paritaire Commissie de noodzakelijke inlichtingen te verstrekken voor het uitoefenen van haar bevoegdheden.
Art. 122. De Nationale Paritaire Commissie komt op geregelde tijdstippen bijeen, volgens de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut.
Onderafdeling 3. Het Sturingscomité 1° Oprichting en samenstelling
Art. 123. Bij de Belgische Spoorwegen wordt een sturingscomité ingericht, dat is samengesteld uit : de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, de algemeen directeur van HR Rail en drie vertegenwoordigers van de erkende syndicale organisaties in de zin van het personeelsstatuut; onder alternerend voorzitterschap van de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS en de algemeen directeur van HR Rail.
2° Bevoegdheden
Art. 124. Het sturingscomité pleegt samenspraak indien nodig voor de punctuele begeleiding van de uitbouw van nieuwe structuren, bij sociale conflicten en problemen in verband met operationeel beheer of wanneer de geëigende sociale dialoog geen oplossing biedt. Het sturingscomité kan tussenkomen bij betwistingen of nakende betwistingen tussen erkende syndicale organisaties en de vennootschappen.
Bovendien is het sturingscomité gedurende het eerste jaar na de inwerkingtreding van de hervorming bevoegd voor de begeleiding van de hervorming.
3° Werking
Art. 125. Jaarlijks laat de algemeen directeur van HR Rail een kalender vastleggen voor de vergaderingen van het sturingscomité, op basis van één vergadering per maand.
Onverminderd wat bepaald is in artikel 124, tweede lid, zullen de vergaderingen slechts doorgaan indien een lid van het sturingscomité hier ten laatste veertien dagen op voorhand om verzoekt. Ook de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité kunnen verzoeken om een vergadering te laten doorgaan.
Art. 126. Het HR Coördinatie Comité en elk lid van het sturingscomité kunnen punten op de agenda van het sturingscomité plaatsen.
Afdeling 2. Organen van sociale dialoog op het niveau van elke vennootschap
Onderafdeling 1. Strategisch bedrijfscomité 1° Oprichting
Art. 127. Infrabel, NMBS en HR Rail zijn verantwoordelijk om elk in hun schoot een strategisch bedrijfscomité op te richten en te beheren, dat hoofdzakelijk bevoegd is voor economische en financiële aangelegenheden van de vennootschap, zoals hierna bepaald.
2° Samenstelling
Art. 128. § 1. De samenstelling van de strategische bedrijfscomités wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze tweeledig zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel en dat er niet meer vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap dan vertegenwoordigers van het personeel mogen aangeduid zijn.
§ 2. Het strategisch bedrijfscomité van Infrabel wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van Infrabel. Het strategisch bedrijfscomité van NMBS wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van NMBS. Het strategisch bedrijfscomité van HR Rail wordt voorgezeten door de algemeen directeur van HR Rail. De gedelegeerd bestuurder of de algemeen directeur kan zich laten vervangen door zijn vertegenwoordiger.
3° Bevoegdheden
Art. 129. § 1. Onverminderd de andere bepalingen van deze wet en de bevoegdheden die voortvloeien uit de wet van 21 maart 1991, zijn de strategische bedrijfscomités, elk voor de vennootschap waarbinnen zij zijn opgericht, belast met de volgende bevoegdheden :
1° Onderzoek van de economische en financiële inlichtingen betreffende de betrokken vennootschap, zoals bepaald in artikel 15, b), 1° en 2°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en zoals gepreciseerd en aangevuld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad;
2° Het kennisnemen van de evolutie en van de aard van de tewerkstelling binnen de betrokken vennootschap, met inbegrip van het toezicht op de naleving van de afspraken met betrekking tot de terbeschikkingstelling ten behoeve van Infrabel en NMBS van het personeel door HR Rail;
3° Voordracht aan de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven van leden van het college van commissarissen binnen de betrokken vennootschap;
4° Het uitbrengen van een advies voorafgaand aan het afsluiten en wijzigen van het beheerscontract van Infrabel en van NMBS, en de opvolging van de uitvoering van dit beheerscontract;
5° Het kennisnemen van en het uitbrengen van een voorafgaand advies over maatregelen die de tewerkstelling op middellange en lange termijn kunnen beïnvloeden;
6° Het kennisnemen van en het uitbrengen van een voorafgaand advies over de maatregelen te nemen ten gevolge van beslissingen met een invloed op de lange termijn inzake algemene bedrijfsstrategie, dochterondernemingen, processen van fusies en overnames, herstructureringen, algemeen personeels- en investeringsbeleid, de ontwikkeling van jaarlijkse financiën en budgetten en de verdediging van de concurrentiepositie;
7° Het waken over de naleving van de afspraken gemaakt door de betrokken vennootschap in de HR-dienstenovereenkomst en desgevallend de overeenkomst inzake terbeschikkingstelling van personeel;
8° Het optreden als ondernemingsraad binnen de betrokken vennootschap in geval van overname of overdracht van activiteiten;
9° Het toezicht op de uitvoering van de activiteiten van de betrokken vennootschap, voor wat de benuttiging van het spoorwegpersoneel betreft, zowel voor de spoorwegactiviteiten als voor de logistieke ondersteuning en overeenkomstig de afspraken met betrekking tot terbeschikkingstelling door HR Rail van personeel ten behoeve van Infrabel en NMBS;
10° Het kennisnemen van de onderdelen van het ondernemingsplan die de uitvoering van de taken van openbare dienst betreffen met toepassing van artikel 26 van de wet van 21 maart 1991 en artikel 53, § 4.
§ 2. De strategische bedrijfscomités geven geen advies over de zaken die vallen onder paragraaf 1, 5°, 6° en 8°, waarover de Nationale Paritaire Commissie reeds advies heeft gegeven.
4° Werking
Art. 130. § 1. De gedelegeerd bestuurder of bij HR Rail de algemeen directeur, of hun vertegenwoordigers, zijn ertoe gehouden aan het strategische bedrijfscomité van hun vennootschap de inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van zijn bevoegdheden.
§ 2. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden beschikken de strategische bedrijfscomités, voor zover van toepassing, over de verslagen van het auditcomité van de betrokken vennootschap betreffende het onderzoek van de rekeningen van deze vennootschap.
Art. 131. De strategische bedrijfscomités kunnen ambtshalve advies verstrekken over de materies die tot hun bevoegdheden behoren.
Onderafdeling 2. Regionale sociale dialoog 1° Organisatie
Art. 132. De regionale sociale dialoog wordt georganiseerd en beheerd door Infrabel, NMBS en HR Rail, elk voor hun vennootschap, waarbij Infrabel en NMBS elk respectievelijk vijf gewestelijke paritaire comités inrichten en HR Rail vijf gewestelijke paritaire commissies inricht.
2° Samenstelling
Art. 133. § 1. De samenstelling van de gewestelijke paritaire comités en commissies wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze paritair zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel.
§ 2. Elk gewestelijke paritair comité van Infrabel of NMBS wordt voorgezeten door de lokaal verantwoordelijke van de regio, die wordt bijgestaan door de vertegenwoordiger van HR Rail bevoegd voor de uitvoering van het personeelsbeleid in deze regio.
§ 3. Elke gewestelijke paritaire commissie van HR Rail wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de algemeen directeur van HR Rail.
3° Bevoegdheden
Art. 134. § 1. De regionale sociale dialoog heeft onder meer betrekking op de volgende aangelegenheden, onverminderd de bevoegdheden toegekend aan andere organen van sociale dialoog :
1° Onderzoeken van de voorstellen en bezwaren van het personeel betreffende de regeling van de arbeid en de verbetering van de productie;
2° Helpen van de diensthoofden bij het opmaken van de lijsten van bijslagen, vergoeding voor dienstouderdom, dienststrepen en van de bevorderingstabellen;
3° Uitbrengen van advies over alle vraagstukken betreffende de werkregeling, telkens die door de bevoegde gewestelijke overheid worden voorgelegd, met inbegrip van de vraagstukken die voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn, met uitzondering van welzijn op het werk;
4° Mogelijkheid tot overmaken aan de bevoegde gewestelijke paritaire commissie van HR Rail van een vraag tot onderzoek van een kwestie die de mobiliteit van het personeel tussen Infrabel, NMBS en HR Rail en de wederbenuttiging van beschikbare personeelsleden betreft.
§ 2. De gewestelijke paritaire commissies van HR Rail zijn bovendien bevoegd om de kwesties met betrekking tot mobiliteit van het personeel tussen Infrabel, NMBS en HR Rail te onderzoeken, alsook de wederbenuttiging van beschikbare personeelsleden.
Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid nodigt de voorzitter van de gewestelijke paritaire commissie van HR Rail een vertegenwoordiger van Infrabel en/of NMBS uit als technisch expert.
§ 3. De gewestelijke paritaire comités en commissies brengen advies uit over de kwesties die hen worden voorgelegd door de betrokken vennootschap. Zij moeten niet ambtshalve of vooraf kennis krijgen van de vraagstukken betreffende de werkregeling, behalve in de gevallen bepaald in de wet, de personeelsreglementering of het personeelsstatuut.
De kwesties van algemene aard en de beginselkwesties vallen onder de bevoegdheid van de Nationale Paritaire Commissie.
4° Werking
Art. 135. De gewestelijke paritaire comités en commissies komen op geregelde tijdstippen bijeen, volgens de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut.
Afdeling 3. Bemiddeling
Art. 136. § 1. De Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bij de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wordt belast met de sociale bemiddeling op het niveau van de Belgische Spoorwegen en in elk van de vennootschappen met het oog op het voorkomen, opvolgen en beëindigen van de collectieve geschillen tussen Infrabel, NMBS en/of HR Rail en het personeel.
De sociaal bemiddelaars aangewezen krachtens artikel 12octies van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zijn bevoegd voor het vervullen van de opdrachten van sociale bemiddeling bij Infrabel, NMBS en HR Rail.
§ 2. De sociale bemiddeling omvat de volgende opdrachten :
1° het voorkomen van sociale geschillen en het opvolgen van het uitbreken, het verloop en de beëindiging ervan;
2° het vervullen van alle sociale bemiddelingsopdrachten.
§ 3. De sociaal bemiddelaars bedoeld in paragraaf 1 kunnen elke vergadering van een orgaan van sociale dialoog opgericht krachtens deze wet of krachtens het personeelsstatuut op het niveau van de Belgische Spoorwegen of binnen Infrabel, NMBS en HR Rail bijwonen als waarnemer en ontvangen hiervoor een uitnodiging alsof zij lid waren van deze organen.
§ 4. De Nationale Paritaire Commissie, de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven, het HR Coördinatie Comité en de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, kunnen een aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar indienen bij de Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bedoeld in paragraaf 1.
Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen inzake sociale dialoog
Art. 137. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen of op het niveau van één of meer vennootschappen na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.
§ 2. Nochtans kunnen na de inwerkingtreding van de hervorming de bevoegdheden van de organen van sociale dialoog opgenomen in deze wet worden gewijzigd, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.
§ 3. Na de inwerkingtreding van de hervorming kunnen bijkomende organen van sociale dialoog worden ingericht, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.
Art. 138. § 1. Indien drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nieuwe regels van samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog, zowel van deze die ingericht moeten worden krachtens de wet als van deze die uitsluitend ingericht worden krachtens het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, niet in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut zijn ingeschreven, kan de Koning dit regelen.
§ 2. Paragraaf 1 is ook van toepassing op de raad van beroep bedoeld in hoofdstuk 7 van deze titel.
Hoofdstuk 7. De raad van beroep
Art. 139. § 1. De raad van beroep is gelast het personeelslid ten aanzien van wie een maatregel van tuchtsanctie of van ambtshalve ontslag is uitgevaardigd, zoals die zijn vastgesteld in het personeelsstatuut, op zijn verzoek te horen en hierover een gemotiveerde beslissing te nemen en die over te maken aan respectievelijk de algemeen directeur van HR Rail, de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel en de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS, naargelang de vennootschap bij wie het betrokken personeelslid is tewerkgesteld.
§ 2. De raad van beroep bestaat uit twee kamers in functie van de aard van de voorgestelde maatregel lastens het personeelslid.
De eerste kamer neemt kennis van de beroepen tegen voorgestelde maatregelen naar aanleiding van overtredingen van het gemeen recht, van het personeelsstatuut of van de personeelsreglementering alsook van de beroepen tegen het ambtshalve ontslag na tien dagen ongewettigde afwezigheid. De tweede kamer neemt kennis van beroepen tegen voorgestelde maatregelen naar aanleiding van beroepsfouten in verband met de veiligheid van het spoorwegverkeer.
§ 3. De raad van beroep is samengesteld uit :
1° een voorzitter, magistraat, aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel;
2° een griffier-verslaggever, aangewezen door de raad van bestuur van HR Rail. De griffier-verslaggever is niet stemgerechtigd;
3° tien bijzitters per kamer, waarvan de helft aangewezen wordt door het personeel van de Belgische Spoorwegen en de helft aangewezen wordt door HR Rail, Infrabel en/of NMBS, al naargelang de hoedanigheid van het personeelslid dat beroep heeft ingesteld.
Indien het personeelslid dat beroep instelt, tewerkgesteld wordt bij HR Rail, worden de tien bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van HR Rail, één vertegenwoordiger van Infrabel, één vertegenwoordiger van NMBS en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.
Indien het personeelslid dat het beroep instelt, ter beschikking gesteld is aan Infrabel, worden de bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van Infrabel, één vertegenwoordiger van HR Rail, één vertegenwoordiger van NMBS en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.
Indien het personeelslid dat het beroep instelt, ter beschikking gesteld is aan NMBS, worden de bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van NMBS, één vertegenwoordiger van HR Rail, één vertegenwoordiger van Infrabel en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.
De bijzitters worden door het personeel, en respectievelijk door Infrabel, NMBS en HR Rail benoemd voor een mandaat van vier jaar, volgens de voorwaarden en regels vastgesteld in het personeelsstatuut.
§ 4. Het personeelsstatuut bepaalt de nadere procedurevoorschriften van de raad van beroep.
Hoofdstuk 8. Welzijn op het werk
Afdeling 1. Verplichtingen inzake welzijn op het werk
Art. 140. Infrabel, NMBS en HR Rail zijn onderworpen aan de wet van 4 augustus 1996, met dien verstande dat het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk, in de vennootschap waarbinnen het is opgericht met toepassing van artikel 145 de taken uitvoert en de bevoegdheden heeft van het comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de wet van 4 augustus 1996.
Art. 141.HR. Rail is bevoegd om te waken over de naleving van de verplichtingen opgelegd door de wet van 4 augustus 1996, met betrekking tot de personeelsleden die niet ter beschikking zijn gesteld van Infrabel en NMBS, onverminderd artikel 153, § 2.
Infrabel heeft die bevoegdheid met betrekking tot het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld. Ten aanzien van die personeelsleden, zal enkel Infrabel beschouwd worden als werkgever of gelijkgesteld met de werkgever in de zin van de wet van 4 augustus 1996.
NMBS heeft die bevoegdheid met betrekking tot het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld. Ten aanzien van die personeelsleden, zal enkel NMBS beschouwd worden als werkgever of gelijkgesteld met de werkgever in de zin van de wet van 4 augustus 1996.
Afdeling 2. Beleid inzake welzijn op het werk
Art. 142. Voor de toepassing van deze afdeling, wordt verstaan onder :
1° " Reglementair welzijnsbeleid " : Het beleid inzake welzijn op het werk met inbegrip van alle beleidsbeslissingen tot aanpassing van het personeelsstatuut met inbegrip van het syndicaal statuut, of van de personeelsreglementering. Het betreft alle beslissingen van welzijnsbeleid die niet bedoeld zijn onder 2°.
2° " Niet-reglementair welzijnsbeleid " : Het beleid inzake welzijn op het werk met inbegrip van alle overige beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van het welzijnsbeleid met een algemene draagwijdte, die geen verandering inhouden of noodzaken van het onder 1° omschreven reglementair welzijnsbeleid.
Art. 143. In afwijking van wat bepaald is in hoofdstuk 3 van deze titel, en onverminderd de toepassing van artikel 144, § 4, artikel 145, § 4, artikel 147, § 1 en § 2, lid 1, en artikel 153, § 2 :
1° stelt uitsluitend Infrabel het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld;
2° stelt uitsluitend NMBS het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld;
3° stelt uitsluitend HR Rail het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat niet aan Infrabel of NMBS ter beschikking is gesteld;
4° wordt het aldus vastgestelde reglementair welzijnsbeleid gelijkgesteld met de rechtsbron bepaald in artikel 68, § 1, 3° of 4°, al naargelang, en wordt het aldus vastgestelde niet-reglementair welzijnsbeleid gelijkgesteld met de rechtsbron bepaald in artikel 68, § 1, 6°, voor wat het statutair personeel betreft en wordt het aldus vastgestelde welzijnsbeleid beschouwd als een rechtsbron bedoeld in artikel 78, § 1, 6°, voor wat het niet statutair personeel betreft.
Afdeling 3. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk
Onderafdeling 1. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van de Belgische Spoorwegen 1° Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk
Art. 144. § 1. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt ingericht op het niveau van de Belgische Spoorwegen.
HR Rail is verantwoordelijk voor het organiseren en beheren van de sociale dialoog binnen de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk.
§ 2. De samenstelling van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat zij paritair is samengesteld en dat de drie vennootschappen erin vertegenwoordigd zijn.
§ 3. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt voorgezeten door de algemeen directeur van HR Rail of zijn vertegenwoordiger.
§ 4. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk heeft de volgende bevoegdheden :
1° onderzoek en adviesverlening in kwesties met betrekking tot welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangen;
2° de mogelijkheid tot overmaken aan de Nationale Paritaire Commissie van alle kwesties in verband met welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangen;
3° het geven van advies inzake een beoogde wijziging van reglementering inzake welzijn op het werk of een andere kwestie inzake welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangt.
§ 5. Punten kunnen op de agenda van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk worden geplaatst door één van de volgende personen of organen :
1° de voorzitter van een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk;
2° de vertegenwoordigers van Infrabel, NMBS of HR Rail of de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie die in een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk zetelen; of
3° het HR Coördinatie Comité.
Onderafdeling 2. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van elke vennootschap 1° Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk
Art. 145. § 1. Binnen elke vennootschap wordt een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk opgericht. Die vennootschap is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk. Wanneer de vennootschap een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk heeft opgericht, wordt zij beschouwd voldaan te hebben aan artikel 49 en 50 van de wet van 4 augustus 1996.
De wettelijke en reglementaire voorschriften die gelden voor een comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de wet van 4 augustus 1996, zijn slechts van toepassing op het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk voorzover deze niet tegenstrijdig zijn met de bepalingen van deze wet.
§ 2. De samenstelling van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze tweeledig is samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel en dat er niet meer vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap dan vertegenwoordigers van het personeel mogen aangeduid zijn.
§ 3. Het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder of de algemeen directeur van de betrokken vennootschap of zijn vertegenwoordiger.
§ 4. De Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk zijn, elk voor de vennootschap waarbinnen zij zijn opgericht, belast met de volgende bevoegdheden :
1° het uitoefenen van de bevoegdheden die overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 toekomen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk;
2° het geven van advies over een wijziging aan het reglementair of niet-reglementair welzijnsbeleid;
3° het geven van advies over voorstellen van aanpassingen aan de structuur van de organen voor preventie en bescherming op het werk waarvan zij de noodzakelijkheid erkend heeft;
4° de mogelijkheid tot ambtshalve of op verzoek uitbrengen van advies over alle vraagstukken betreffende welzijn op het werk;
5° de mogelijkheid tot overmaken aan de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk, voor advies, van alle kwesties in verband met welzijn op het werk die tot de bevoegdheid van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk behoren, overeenkomstig artikel 144, § 5;
6° het uitwerken en het in toepassing brengen van gepaste propagandamiddelen met het doel de welzijn op het werk binnen de vennootschap in alle aspecten te bevorderen;
7° het waken over de toepassing, binnen de betrokken vennootschap, van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake preventie en bescherming op het werk en in het bijzonder over de eenheid in het welzijnsbeleid;
8° het waken over de goede werking, binnen de betrokken vennootschap, van de verschillende organen voor preventie en bescherming op het werk;
9° het onderzoeken van de eventuele klachten die uitgaan van de vennootschap of van de delegatie van het personeel dat in het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk zetelt, inzake het verlenen van dienstvrijstellingen met toepassing van de toepasselijke personeelsreglementering;
10° het geven van advies over de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van de wet van 4 augustus 1996;
11° het geven van een voorafgaand advies over de keuze of de vervanging van de in toepassing van de bepalingen van de Codex Welzijn op het Werk of het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming erkende organismen, agenten-bezoekers, laboratoria, instellingen, deskundigen, firma's;
12° het geven van een voorafgaand advies over de keuze, de aankoop, het onderhoud en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
2° Comités voor preventie en bescherming op het werk
Art. 146. § 1. Elke vennootschap regelt de structuur, samenstelling en werking van haar Comités voor preventie en bescherming op het werk, na akkoord van haar Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
§ 2. De voorzitter van een Comité voor preventie en bescherming op het werk kan, ambtshalve of op gemotiveerd verzoek van tweederde van de leden van dat Comité, punten op de agenda laten plaatsen van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk van de betrokken vennootschap.
Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 147. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de samenstelling, bevoegdheden en werking van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.
§ 2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet wordt de samenstelling van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, volgens de procedure bepaald in artikel 75.
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de bevoegdheden en de werking van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld door de vennootschap bij dewelke het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk is ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet worden de samenstelling, de bevoegdheden en werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld door de vennootschap bij dewelke ze zijn ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk van die vennootschap, dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Art. 148. Indien drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nieuwe regels van samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk, niet zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 147, kan de Koning dit regelen.
Afdeling 4. Bemiddeling
Art. 149. Ook voor kwesties inzake welzijn op het werk kan beroep worden gedaan op de sociaal bemiddelaars in het kader van de opdracht bepaald in artikel 136.
Afdeling 5. Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk
Art. 150. HR Rail is bevoegd om een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in te richten, in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Die externe dienst kan dezelfde dienst zijn als deze die bevoegd was, op 31 december 2013, voor het personeel van de NMBS Holding.
Onverminderd de mogelijkheid voor andere werkgevers om ook beroep te doen op deze dienst als externe dienst of elke andere bevoegdheid die daaraan zou worden toegekend, en onverminderd artikel 153, § 2, tweede lid, is de externe dienst bevoegd voor het geheel van het personeel van HR Rail al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of van NMBS.
Hoofdstuk 9. Sociale werken
Art. 151. § 1. De organisatie, het beheer en de andere aspecten met betrekking tot sociale werken worden in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld met dien verstande dat :
1° de activiteiten en taken van het Beheerscomité van het Fonds van de sociale documentatie met ingang van datum van inwerkingtreding van de hervorming zullen worden uitgeoefend door het Nationaal Subcomité van de sociale werken;
2° de gewestelijke Comités van de sociale werken worden geherstructureerd tot vijf gewestelijke Comités van de sociale werken bij de Belgische Spoorwegen.
§ 2. De samenstelling van het Nationaal Comité van de sociale werken, het Nationaal Subcomité van de sociale werken en de gewestelijke Comités van de sociale werken wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze telkens paritair zijn samengesteld.
Hoofdstuk 10. Arbeidsongevallen en beroepsziekten
Art. 152. Voor de toepassing van artikel 46 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen en van artikel 51, § 1, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, moet de vennootschap aan wie een personeelslid ter beschikking is gesteld als werkgever van dat personeelslid worden beschouwd, en dat personeelslid als aangestelde van die vennootschap, met dien verstande dat waar dat artikel de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegen de werkgever en zijn lasthebbers of aangestelden onmogelijk maakt, de rechtsvordering ook niet mogelijk is tegen HR Rail en zijn lasthebbers of aangestelden.
Hoofdstuk 11. Personeel in de vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben
Art. 153. § 1. Zonder afbreuk te doen aan artikel 72, § 3, kan aan een personeelslid verlof zonder bezoldiging verleend worden om een specifieke opdracht te vervullen bij vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben.
§ 2. Onverminderd wat bepaald is in paragraaf 1, en zonder afbreuk te doen aan artikel 72, § 3, kan een statutair personeelslid ter beschikking worden gesteld aan vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. Gedurende de terbeschikkingstelling worden de personeelsleden verder bezoldigd door HR Rail.
Uitsluitend die vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht wordt voor de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 beschouwd als werkgever of met de werkgever gelijkgestelde.
De voorwaarden en nadere bepalingen met betrekking tot de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, kunnen worden vastgesteld in een overeenkomst die na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad kan worden gesloten tussen HR Rail en de betrokken vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding heeft. Deze overeenkomst evenals alle wijzingen ervan zijn onderworpen aan een voorafgaand advies van de Nationale Paritaire Commissie.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan de andere mogelijkheden van verloven en detachering zoals geregeld in het personeelsstatuut en de personeelsreglementering ook aan andere publieke of private rechtspersonen dan deze bedoeld in dit hoofdstuk.
§ 4. Een personeelslid dat ter beschikking gesteld is van Infrabel of NMBS en op wie de paragrafen 1, 2 of 3 worden toegepast, wordt geacht ter beschikking gesteld gebleven te zijn van respectievelijk Infrabel of NMBS, behoudens andersluidende beslissing van HR Rail met toepassing van artikel 72, § 3.
Titel IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
HOOFDSTUK 1. - In de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen
Art.4. Het opschrift van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen wordt vervangen als volgt : " wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ".
Art.5. Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1962, de wet van 21 april 1965, de wet van 10 oktober 1967, het koninklijk besluit nr. 452 van 29 augustus 1986, de wet van 21 maart 1991, het koninklijk besluit van 30 september 1992 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven, met uitzondering van het laatste lid met dien verstande dat de woorden " N.M.B.S. Holding " worden vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.6. Artikel 13bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 2. - In de wet van 21 maart 1991
Art.7. Artikel 4, § 2, van de wet van 21 maart 1991 wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Voor de toepassing van de twee voorgaande leden vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. "
Art.8. Artikel 21 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 5. Voor de toepassing van dit artikel vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. "
Art.9. Artikel 25, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Voor de toepassing van het voorgaande lid vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van de ondernemingsraad. "
Art.10. Artikel 26 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Voor de toepassing van het voorgaande lid, vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. "
Art.11. In artikel 30 van dezelfde wet wordt paragraaf 6, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 oktober 2004, opgeheven.
Art.12. In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. Er wordt een paritair comité opgericht voor de autonome overheidsbedrijven bevoegd voor alle autonome overheidsbedrijven en voor HR Rail, hierna het " Comité Overheidsbedrijven " genoemd. ";
2° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Het Comité Overheidsbedrijven is niet bevoegd inzake een voorontwerp van wet of van besluit dat uitsluitend het personeelsstatuut of het syndicaal statuut in de zin van Art. 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen regelt, met betrekking tot personeel dat al dan niet ter beschikking is gesteld van Infrabel of NMBS. "
3° in paragraaf 6 worden het eerste tot en met het derde lid vervangen door de volgende leden :
" Het Comité Overheidsbedrijven telt achttien leden, de voorzitter en de leden met raadgevende stem niet meegerekend.
De raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van de autonome overheidsbedrijven die dochteronderneming zijn van een ander autonoom overheidsbedrijf, en met uitzondering van Infrabel en NMBS, draagt ten minste drie kandidaten voor. De raad van bestuur van Infrabel en de raad van bestuur van NMBS dragen elk ten minste twee kandidaten voor.
De Koning benoemt, op voordracht van de Eerste Minister bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad, negen leden uit de door de raden van bestuur voorgedragen kandidaten. Hij benoemt ten minste twee leden op voordracht van de raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van Infrabel en NMBS, waar Hij minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van Infrabel en minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van NMBS benoemt.
Bovendien draagt de raad van bestuur van HR Rail ten minste twee kandidaten voor, om HR Rail in het Comité overheidsbedrijven met raadgevende stem te vertegenwoordigen. Uit deze voorgedragen kandidaten benoemt de Koning één vertegenwoordiger van HR Rail met raadgevende stem in het Comité overheidsbedrijven.
Negen leden worden benoemd door de ministers onder wie de betrokken overheidsbedrijven en HR Rail ressorteren, op voordracht van de representatieve vakorganisaties. Iedere representatieve vakorganisatie stelt een aantal leden voor in verhouding tot haar aantal bijdrageplichtige leden onder het totaal aantal personeelsleden van het geheel van de autonome overheidsbedrijven en HR Rail die bij een representatieve vakorganisatie zijn aangesloten. "
4° paragraaf 7 wordt aangevuld met een lid, luidende :
" Voor Infrabel en NMBS moeten de woorden " een paritair comité " in het voorgaande lid worden begrepen als de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. "
Art.13. In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " NMBS ";
2° paragraaf 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven;
3° in paragraaf 3 wordt het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, opgeheven.
Art.14. Artikel 157 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven.
Art.15. In artikel 162quinquies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het zesde lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden " de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende NMBS-Holding en haar verbonden vennootschappen ", vervangen door de woorden " het strategische bedrijfscomité, bedoeld in Art. 127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ", en worden de woorden " die Nationale Paritaire Commissie " vervangen door de woorden " dat strategische bedrijfscomité ";
2° in het achtste lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden " de in het zesde lid bedoelde Nationale Paritaire Commissie " vervangen door de woorden " het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité ".
Art.16. In dezelfde wet wordt een artikel 163bis ingevoegd, luidende :
" Art. 163bis. § 1. NMBS beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door HR Rail. Het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op het personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het uitsluitende gezag van NMBS.
De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.
§ 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1. "
Art.17. In dezelfde wet wordt een artikel 163ter ingevoegd, luidende :
" Art. 163ter. De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op NMBS en het personeel dat aan NMBS ter beschikking wordt gesteld. NMBS en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. "
Art.18. Artikel 197, 4°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, wordt vervangen als volgt :
" 4° " Nationale Paritaire Commissie " : de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ".
Art.19. In artikel 209, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het zesde lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden " de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende NMBS-Holding en haar verbonden vennootschappen ", vervangen door de woorden " het strategische bedrijfscomité, bedoeld in artikel 127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ", en worden de woorden " die Nationale Paritaire Commissie " vervangen door de woorden " dat strategische bedrijfscomité ";
2° in het achtste lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden " de in het zesde lid bedoelde Nationale Paritaire Commissie " vervangen door de woorden " het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité ".
Art.20. In artikel 214 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de eerste zin van paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ";
2° in de tweede zin van paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " het statuut van het personeel van N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen " en worden de woorden " onder het gezag van Infrabel " vervangen door de woorden " onder het uitsluitende gezag van Infrabel ".
3° het tweede lid van paragraaf 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt vervangen als volgt :
" De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. "
Art.21. Artikel 215 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, wordt vervangen als volgt :
" Art. 215. De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op Infrabel en het personeel dat aan Infrabel ter beschikking wordt gesteld. Infrabel en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. "
HOOFDSTUK 3. - Andere
Afdeling 1. - Pensioenen
Art.22. In artikel 1, tweede lid, van de wet van 21 mei 1955 betreffende betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " de N.M.B.S. Holding " en de woorden " ; hetzelfde geldt ".
Art.23. In artikel 1, tweede lid van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " N.M.B.S. Holding " en de woorden " ; hetzelfde geldt ".
Art.24. In artikel 11, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " N.M.B.S. Holding " en de woorden " , of aan de pensioenregeling ".
Art.25. In artikel 115, zesde lid, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " de N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ".
Art.26. In artikel 117, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " de N.M.B.S. Holding " worden vervangen door de woorden " HR Rail ";
2° de woorden " van deze Maatschappij " worden vervangen door de woorden " van HR Rail ".
Art.27. In artikel 3, tweede lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " of HR Rail " worden ingevoegd tussen de woorden " van de NMBS Holding " en de woorden " zijn loopbaan niet beëindigt ";
2° de woorden " of HR Rail " worden ingevoegd tussen de woorden " bij de NMBS Holding " en de woorden " bewezen diensten ".
Art.28. In artikel 1, eerste lid, e), van de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding en " geschrapt.
Art.29. In artikel 2 van koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gewijzigd bij de wet van 27 december 1973, het koninklijk besluit van 19 maart 1990 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden " of HR Rail ".
Art.30. In artikel 4, § 1, van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " , HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " van N.M.B.S. Holding " en de woorden " of ieder ander persoon ".
Art.31. In artikel 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " , HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " van N.M.B.S. Holding " en de woorden " of van enig andere persoon ".
Art.32. In artikel 10, eerste lid, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " door N.M.B.S. Holding " en de woorden " , hetzij met toepassing ".
Art.33. In artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 3 worden in de bepaling onder 14° de woorden " de NMBS Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen " vervangen door de woorden " Infrabel en NMBS ";
2° in paragraaf 3 worden in de bepaling onder 15° de woorden " de NMBS Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS). " vervangen door de woorden " Infrabel, NMBS en HR Rail ";
3° in paragraaf 4 worden de woorden " de NMBS " vervangen door de woorden " NMBS Holding of HR Rail ".
Art.34. In artikel 32, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 3 februari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden " of van HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " de NMBS Holding " en de woorden " Zij zijn niet van toepassing ".
Art.35. In artikel 1, eerste lid, van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2002 en 24 oktober 2011 en het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden " of van HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " van de NMBS Holding " en de woorden " , van het Fonds voor pensioenen ".
Art.36. In artikel 83, § 1, 1°, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, vervangen bij de wet van 6 juli 1982 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden " of van HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " van de NMBS Holding " en de woorden " , de magistraten van de rechterlijke orde ".
Art.37. In het artikel 46, § 3/1 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, wordt het derde lid aangevuld met de woorden " of bij HR Rail ".
Art.38. In artikel 49, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, wordt het derde lid aangevuld met de woorden " of van HR Rail ".
Art.39. In artikel 59, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, wordt de bepaling onder a) aangevuld met de woorden " of van HR Rail ".
Art.40. In artikel 3, § 1, eerste lid, a), derde streepje, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " van N.M.B.S. Holding " en de woorden " , krachtens iedere andere ".
Art.41. In artikel 68, § 6, eerste lid, 4°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 oktober 2004 en van 28 december 2006, worden de woorden " de N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.42. In artikel 12, eerste lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " door N.M.B.S. Holding " en de woorden " , hetzij bij toepassing ".
Art.43. In artikel 10, laatste lid, van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " , door N.M.B.S. Holding " geschrapt.
Art.44. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt :
" 4° " het Statuut van het personeel " : het personeelsstatuut bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ";
b) de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende : " " HR Rail " : de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ".
Art.45. In artikel 2, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden " artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen " vervangen door de woorden " de bepalingen van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ".
Art.46. In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 11/1 ingevoegd, luidende :
" De rechten en plichten die voortvloeien uit dit besluit, zijn uitvoeringsbesluiten en de overeenkomst bedoeld in artikel 9, laatste lid, worden vanaf 1 januari 2014 van rechtswege overgenomen door HR Rail. "
Art.47. In artikel 88, tweede lid, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, worden de woorden " de NMBS-Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Afdeling 2. - Gezinsbijslag
Art.48. In artikel 3 van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden " alsook HR Rail ".
Art.49. In artikel 56undecies, eerste lid, b), van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 juni 1998 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.50. In artikel 57, eerste lid, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 1951, 22 december 1989 en 30 december 2001 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " geschrapt.
Art.51. In artikel 149, tweede lid, 1°, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " van N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " van HR Rail ".
Art.52. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1987 tot uitvoering van artikel 18bis der samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders worden de woorden " de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Afdeling 3. - Beroepsziekten
Art.53. In artikel 2, § 1, tweede lid, c), van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Afdeling 4. - Arbeidsongevallen
Art.54. In artikel 4 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Afdeling 5. - Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en Kas der geneeskundige verzorging
Art.55. In artikel 3bis van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding " worden vervangen door de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail ";
2° de tweede zin wordt vervangen als volgt :
" De leden worden benoemd door de Koning, waarvan respectievelijk :
- vijf leden op voordracht van de raad van bestuur van HR Rail;
- vijf leden op voordracht van de leden van de Nationale Paritaire Commissie die de syndicale organisaties vertegenwoordigen. "
Art.56. In artikel 18, laatste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " N.M.B.S. Holding " worden vervangen door de woorden " HR Rail ";
2° de woorden " de Kas der geneeskundige verzorging van deze Maatschappij " worden vervangen door de woorden " de Kas der geneenskundige verzorging van HR Rail ".
Art.57. In artikel 6 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding " worden telkens vervangen door de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail ";
2° in het eerste lid worden de woorden " sociale werken van N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " sociale werken van HR Rail ";
3° in het tweede lid wordt de tweede zin vervangen als volgt : " De leden worden benoemd door de Koning, waarvan respectievelijk :
- vijf leden op voordracht van de raad van bestuur van HR Rail;
- vijf leden op voordracht van de leden van de Nationale Paritaire Commissie die de syndicale organisaties vertegenwoordigen. ".
Art.58. In artikel 32, eerste lid, 10°, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " of van HR Rail " ingevoegd tussen de woorden " N.M.B.S. Holding " en de woorden " recht hebben op ".
Art.59. In artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 en de wetten van 13 december 2006, van 26 maart 2007 en van 19 december 2008, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " telkens vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.60. In artikel 187, van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1997 en van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " telkens vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.61. De woorden " Kas der geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding " of " Kas voor geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding " worden vervangen door de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail " in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, en in het bijzonder in de volgende wetten en besluiten :
De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994;
De wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;
De wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;
De wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
Koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
Koninklijk besluit van 15 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 6 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Koninklijk besluit van 17 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 158 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Koninklijk besluit van 21 december 1992 tot uitvoering van artikel 50, § 2, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
Koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Koninklijk besluit van 15 juni 2001 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor de tariferingsdiensten;
Koninklijk besluit van 28 augustus 2002 betreffende de responsabilisering van de verzekeringsinstellingen met betrekking tot het bedrag van hun administratiekosten;
Koninklijk besluit van 21 oktober 2002 tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
De programmawet (I) van 24 december 2002;
Koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut die onder de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ressorteren, en tegelijk onder de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken voor wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Koninklijk besluit van 3 april 2003 betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;
Verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Koninklijk besluit van 22 januari 2004 tot vaststelling van de gegevens inzake te tariferen verstrekkingen die de verzekeringsinstellingen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering moeten overmaken;
Koninklijk besluit van 8 juli 2004 betreffende de vergoeding van weesgeneesmiddelen;
Koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen;
De wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen;
Koninklijk besluit van 17 september 2010 tot uitvoering van artikel 75, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.
Afdeling 6. - Sociale zekerheid voor werknemers
Art.62. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de volgende wijzingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 oktober 1996, worden de woorden " , HR Rail, " ingevoegd tussen de woorden " de instellingen van openbaar nut " en de woorden " en de autonome overheidsbedrijven ";
2° in paragraaf 2, eerste lid, gewijzigd bij koninklijk besluiten van 26 februari 1991, van 3 oktober 1985 en van 18 oktober 1996, worden de woorden " , HR Rail, " ingevoegd tussen de woorden " instellingen van openbaar nut " en de woorden " en de autonome overheidsbedrijven ";
3° in paragraaf 2, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 februari 2002, worden de woorden " de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen " vervangen door de woorden " HR Rail ";
4° in paragraaf 2, derde lid, ingevoegd bij koninklijk besluit van 26 februari 1991 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1998, worden de woorden " de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen " vervangen door de woorden " HR Rail ";
5° in paragraaf 3, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 2002, worden de woorden " HR Rail en " ingevoegd tussen de woorden " met uitzondering van " en de woorden " de autonome overheidsbedrijven ".
Art.63. In artikel 19ter, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juni 2006, worden de woorden " door de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in Art. 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, " ingevoegd tussen de woorden " sommige economische overheidsbedrijven " en de woorden " of door schriftelijke individuele overeenkomst ".
Art.64. In artikel 38, § 3bis, zesde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.65. In uitvoering van artikel 31 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt HR Rail aangesteld als mandataris voor het autonoom overheidsbedrijf N.M.B.S. Holding. HR Rail neemt de opdracht op zich om alle verplichtingen over te nemen, eigen aan een tewerkstelling voorafgaand aan 1 januari 2014 door N.M.B.S. Holding, en voortvloeiend uit de betrekkingen van N.M.B.S. Holding met de instellingen, zoals ze zijn opgesomd in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd door de wetten van 29 april 1996, 25 januari 1999, 24 december 2002 en 1 maart 2007.
Afdeling 7. - Diverse bepalingen
Art.66. In artikel 1, § 3, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : " 1° HR Rail ".
Art.67. In artikel 8, § 1, 1°, c) van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.68. In het opschrift van afdeling 2 van Titel VI, hoofdstuk I, en in artikel 205 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden " N.M.B.S. Holding " en " Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen " telkens vervangen door de woorden " HR Rail ".
Art.69. In artikel 154bis, eerste lid van het Wetboek van 10 april 1992 van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het tweede streepje worden de woorden " de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding " opgeheven;
2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een derde streepje, luidende :
" - hetzij als de contractuele of statutaire werknemers tewerkgesteld zijn door de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ".
Art.70. In artikel 275/1, tweede lid van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding " worden opgeheven;
2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een vierde streepje, luidende :
" - de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ".
Art.71. In artikel 275/5, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 1°, b), worden de woorden " de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding " opgeheven;
b) de bepalingen onder 1° worden aangevuld met de bepaling onder c), luidende :
" c) hetzij door statutaire werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ";
c) in de bepaling onder 2°, b) worden de woorden " de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding " opgeheven;
d) de bepalingen onder 2° worden aangevuld met de bepaling onder c), luidende :
" c) hetzij de statutaire werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ".
Art.72. In artikel 275/7, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2007 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding " worden opgeheven;
2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een vierde streepje, luidende :
" - de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail "
Art.73. In artikel 73 van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex worden de woorden " de NMBS-Holding " telkens vervangen door de woorden " HR Rail ".
Titel V. - Overgangsbepalingen
Art.74. § 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 zijn de Nationale Paritaire Commissie, het Sturingscomité, de Strategische bedrijfscomités en de gewestelijke paritaire comités en de gewestelijke paritaire commissies ingericht overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.
§ 2. Onverminderd paragraaf 3 blijven de organen van sociale dialoog die op 31 december 2013 bestonden voor het personeel van NMBS Holding na de inwerkingtreding van de hervorming zoals bedoeld in Art. 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen voortbestaan tot hun wedersamenstelling of uiterlijk tot 1 maart 2014.
§ 3. Worden opgeheven op het moment van de wedersamenstelling van de Nationale Paritaire Commissie en uiterlijk op 1 maart 2014 : de paritaire overlegcomités en het strategisch comité zoals bedoeld in artikel 161ter van de wet van 21 maart 1991 zoals ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 9 juli 2004 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004.
§ 4. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 effectief of plaatsvervangend lid waren van een orgaan van sociale dialoog, neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangesteld en uiterlijk op 1 maart 2014.
Art.75. § 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 wordt de raad van beroep samengesteld overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. Tot deze wedersamenstelling en uiterlijk tot 1 maart 2014 blijft de Raad van beroep in de samenstelling die hij had op 31 december 2013 voortbestaan.
§ 2. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 in de raad van beroep zetelden neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangewezen en uiterlijk op 1 maart 2014.
Art.76. § 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 zijn de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk ingericht overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.
De Nationale Paritaire Commissie en de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het Werk oefenen de bevoegdheden die zij op 31 december 2013 hadden op het vlak van welzijn op het werk verder uit tot de inrichting van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk en uiterlijk tot 1 maart 2014.
§ 2. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 effectief of plaatsvervangend lid waren van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangesteld en uiterlijk op 1 maart 2014.
Art.77. Bij ontstentenis van een regeling op het niveau van de vennootschap, blijft de structuur van de comités voor preventie en bescherming op het werk behouden in de vennootschap, met dien verstande dat de comités voor preventie en bescherming op het werk die op 31 december 2013 onder NMBS Holding ressorteerden, na de inwerkingtreding van de hervorming enkel nog voor HR Rail bevoegd zullen zijn en dat de comités voor preventie en bescherming op het werk die voor de bedrijfsactiviteit " Information and Communication Technology for Rail " bevoegd waren, blijven bestaan.
Art.78. In afwachting van een beslissing van HR Rail in dat verband, wordt de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, die bevoegd is voor het personeel van NMBS Holding op 31 december 2013, met ingang van 1 januari 2014 beschouwd als externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor het personeel van de Belgische Spoorwegen, al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of NMBS.
Art.79. Aan Infrabel en de NMBS wordt een overgangstermijn tot 30 juni 2014 toegekend om hun statuten in overeenstemming te brengen met de wijzigingen aan de wet van 21 maart 1991 op grond van dit besluit.
Titel VI. - Fiscale bepaling
Art.80. In artikel 208 van het Wetboek diverse rechten en taksen van 2 maart 1927, wordt een punt 5° ingevoegd luidende : " 5° HR Rail ".
Titel VII. - Diverse bepalingen
Art.81. § 1. Artikel 1 van dit besluit en dit artikel treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 1, § 1 en § 3, die in werking treden op de datum van de inwerkingtreding van het besluit bedoeld in artikel 1, § 2.
§ 2. Artikel 3, voor wat betreft de invoeging van artikelen 21 tot 65 in voormelde wet van 23 juli 1926, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het besluit bedoeld in artikel 1, § 2. In afwijking van artikel 34, § 1, 3° van voormelde wet van 23 juli 1926, zoals ingevoegd door dit besluit, zal de gedelegeerd bestuurder van NMBS Holding van rechtswege deel uitmaken van de raad van bestuur van HR Rail tot op het ogenblik waarop de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft.
§ 3. Artikel 2, de overige bepalingen van artikel 3, de artikelen 4 tot 80 en artikel 82 treden in werking op 1 januari 2014 of op een latere door de Koning vastgestelde datum doch uiterlijk op 1 april 2014.
Art. 82. De minister bevoegd voor Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit.