Details





Titel:

29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-02-2007 en tekstbijwerking tot 16-12-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2008022362  2010022182  2010022400  2011022203  2013022336  2013022427 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " het Instituut ", het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  2° " verzekeringsinstelling", een landsbond, de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de [1 Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail]1, zoals gedefinieerd in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  3° " contraceptieve middelen ", orale combinatiepillen met oestrogeen en progestageen, prikpillen en minipillen, contraceptieve pleisters, hormoonhoudende en koperhoudende spiraaltjes, intravaginale ringen, hormoonhoudende staafjes of implantaten, morning-afterpillen, met uitzondering van het condoom.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-11/02, art. 61, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.2.[2 (NOTA : In artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
   1° in het tweede streepje wordt het vijfde lid opgeheven;
   2° in het derde streepje wordt het tweede lid opgeheven; zie KB 2010-08-26/40, art. 1)]2
  [1 Onder de in artikel 3 vermelde voorwaarden kan tussen het Verzekeringscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de verzekeringsinstellingen een overeenkomst worden gesloten ter financiering van een specifieke tegemoetkoming in de kosten van de aankoop van contraceptieve middelen door vrouwen tot en met de leeftijd van twintig jaar.
   De specifieke tegemoetkoming wordt toegekend voor de middelen die zijn opgenomen op de lijst die volgt als bijlage bij dit besluit. Naast de verkoopprijs aan publiek en de rekenbasis voor de toekenning van de specifieke tegemoetkoming, staan in de kolommen A en B de bedragen van de specifieke tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is het verschil tussen het huidige persoonlijk aandeel van de rechthebbende en een theoretisch persoonlijk aandeel, berekend op basis van de rekenbasis, afhankelijk van de rangschikking in één van de volgende vijf klassen :
   - klasse 1 : 0 % van de rekenbasis;
   - klasse 2 : 15 % van de rekenbasis met een maximum van 7,20 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 25 %. van de vergoedingsbasis met een maximum van 10,80 euro voor de overige rechthebbenden.
   Het theoretisch persoonlijk aandeel van de rechthebbenden wordt vastgesteld op 15 % van de rekenbasis met een maximum van 8,90 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 25 % van de vergoedingsbasis met een maximum van 13,50 euro voor de overige rechthebbenden indien het een grote verpakking betreft van een farmaceutische specialiteit.
   Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder grote verpakking, elke publiekverpakking die meer dan 60 gebruikseeneden bevat, waarbij onder gebruikseenheid wordt verstaan de unidosis of in geval van multidosis de standaardeenheid zijnde 1 dosis.
   In geval de ziekenhuisofficina of het geneesmiddelendepot gemachtigd is om geneesmiddelen af te leveren aan niet ter verpleging opgenomen personen, is dit verhoogd persoonlijk aandeel van toepassing indien er meer dan 60 gebruikseenheden worden afgeleverd.
   - klasse 3 : 50 % van de rekenbasis met een maximum van 8,90 euro voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en met een maximum van 13,50 euro voor de overige rechthebbenden.
   - klasse 4 : 60,00 % van de rekenbasis.
   - klasse 5 : 80,00 % van de rekenbasis.
   Voor de contraceptieve middelen die ook zijn ingeschreven in de lijst gevoegd in bijlage bij het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden inzake de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de kosten van farmaceutische specialiteiten en die worden afgeleverd in een voor het publiek opengestelde apotheek is de tegemoetkoming echter het verschil tussen het huidige persoonlijk aandeel van de rechthebbende en een theoretisch persoonlijk aandeel, berekend op basis van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) afhankelijk van de rangschikking in één van de volgende vijf klassen :
   - klasse 1 : 0 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   - klasse 2 : 1,50 euro vermeerderd met 16 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en § 19, van de voornoemde gecoördineerde wet die recht hebben op een verhoogde verzekeringstegemoetkoming, en 2,50 euro vermeerderd met 27 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de overige rechthebbenden.
   Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het theoretisch persoonlijk aandeel vastgesteld op 26,52 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de rechthebbenden die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming genieten, en op 44,20 %. van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) voor de andere rechthebbenden.
   Het bedrag van het theoretisch persoonlijk aandeel wordt echter beperkt tot een maximaal bedrag :
   i) indien het gaat om een rechthebbende die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming geniet, is het plafond 7,20 euro voor een gewone verpakking en 8,90 euro voor een grote verpakking;
   ii) indien het gaat om een andere rechthebbende, is het plafond 10,80 euro voor een gewone verpakking en 13,50 euro voor een grote verpakking.
   - klasse 3 : 5,00 euro vermeerderd met 54 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 88,39 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   Het bedrag van het persoonlijk aandeel wordt echter beperkt tot een maximaal bedrag :
   i) indien het gaat om een rechthebbende die een verhoogde verzekeringstegemoetkoming geniet, is het plafond 8,90 euro;
   ii) indien het gaat om een andere rechthebbende, is het plafond 13,50 euro.
   - klasse 4 : 6,00 euro vermeerderd met 65 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 106,07 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   - klasse 5 : 8,00 euro vermeerderd met 86 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   Als de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf) kleiner is dan 14,38 euro, wordt het persoonlijk aandeel vastgesteld op 141,43 % van de vergoedingsbasis (niveau buiten bedrijf).
   De lijst kan om de zes maanden worden aangepast om rekening te houden met nieuwe middelen of met wijzigingen van de verkoopprijs aan publiek en/of rekenbasis. De aanpassing kan onder meer bestaan uit het rangschikken van de producten in een andere vergoedingsklasse. Maandelijks kan het Instituut een lijst publiceren via het netwerk internet op het adres http ://www.riziv.fgov.be met nieuwe middelen of met wijzigingen van de verkoopprijs aan publiek en/of rekenbasis, in afwachting van de zesmaandelijkse aanpassing van de lijst die volgt als bijlage bij dit besluit.
   De vrouwen tot en met de leeftijd van twintig jaar hebben recht op de tegemoetkoming op voorlegging van een geneesmiddelenvoorschrift voor een contraceptief middel en van hun SIS-kaart of een daarmee gelijkgesteld attest.
   De vrouwen die een contraceptief middel kopen dat niet voorschriftplichtig is, betalen bij de apotheker de volledige verkoopprijs aan publiek en krijgen van de apotheker een formulier " contante betaling ", waarmee ze zich tot hun verzekeringsinstelling kunnen wenden om de specifieke tegemoetkoming te bekomen.
   De tegemoetkoming is beperkt tot de middelen die door de apotheker aan de vrouw worden afgeleverd.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-03-16/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2010>
  (2)<KB 2010-08-26/40, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 25-09-2010>

Art.3. De vorenbedoelde overeenkomsten bevatten de volgende elementen :
  1. de modaliteiten waaronder de specifieke tegemoetkoming wordt geïntegreerd in de Farmanetfacturatie;
  2. de modaliteiten waaronder de afrekening gebeurt tussen de verzekeringsinstellingen en het Instituut, zowel in geval van facturatie via Farmanet als in geval van facturatie na contante betaling;
  3. de modaliteiten van controle door de Dienst voor Administratieve Controle van het Instituut;
  4. de modaliteiten voor het opmaken van een evaluatierapport na afloop van het experiment.

Art.4.De tegemoetkoming wordt voor het jaar 2007 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 6.203.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.
  [De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2008 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 3.102.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.] <KB 2007-12-20/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-01-2008>
  [De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 3.102.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.] <KB 2008-06-29/41, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 26-07-2008>
  [De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 6.204.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.] <KB 2008-12-23/38, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  [1 De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 8.319.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.]1
  [2 De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 8.982.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.]2
  [3 De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 vastgesteld op een begrotingsenveloppe van maximum 9.313.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.]3
  [4 De tegemoetkoming wordt voor de periode 1 januari 2013 tot en met 30 september 2013 vastgesteld op een jaarlijkse begrotingsenveloppe van maximum 9.313.000 euro, te verdelen onder de verzekeringsinstellingen overeenkomstig de hierboven bepaalde modaliteiten.]4
  ----------
  (1)<KB 2010-08-26/40, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 25-09-2010>
  (2)<KB 2011-05-24/10, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 26-06-2011>
  (3)<KB 2013-05-21/20, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2013>
  (4)<KB 2013-07-31/02, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 31-08-2013>

Art.5. De betrokken tegemoetkoming wordt aangerekend op de administratiekosten van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 6. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
  R. DEMOTTE.