28 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat. (NOTA : word bekrachtigd met ingang van de dag van zijn inwerkingtreding : zie W2006-07-20/38, art. 70>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2005 en tekstbijwerking tot 30-03-2016)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Financiële en andere verplichtingen van de N.M.B.S. Holding (en van de Staat).
Art. 4-8
HOOFDSTUK IV.
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 11, 11/1
HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding.
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° " N.M.B.S. Holding " : de naamloze vennootschap van publiek recht N.M.B.S. Holding zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
[1 1°/1 " HR Rail " : de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen;]1
2° " de Staat " : de Belgische Staat;
3° " de personeelsleden " : het statutair en gewezen statutair personeel van de N.M.B.S. Holding;
4° [1 " het Statuut van het personeel " : het personeelsstatuut bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen]1
5° " rustpensioenen ": de rustpensioenen en de pensioenen wegens vroegtijdige invaliditeit zoals opgenomen in hoofdstuk XVI van het Statuut van het personeel;
6° " de PDOS " : de Pensioendienst voor de overheidssector bedoeld in artikel (3) van de Wet van ... tot oprichting van " de Pensioendienst voor de overheidssector ".
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK II. - Overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding.
Art.2.§ 1. De personeelsleden en hun rechthebbenden genieten, met ingang van 1 januari 2007, respectievelijk een rustpensioen of een overlevingspensioen ten laste van de Staatskas.
De toekennings- en berekeningsvoorwaarden en de uitvoeringsregels en -modaliteiten van toepassing op 1 januari 2007 zullen dezelfde zijn als deze toegepast op 31 december 2005.
§ 2. De procedures voor de wijzigingen van de uitvoeringsregels en -modaliteiten zullen vanaf 1 januari 2006 dezelfde blijven als deze geldend op 31 december 2005, met respect voor [1 de bepalingen van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ]1.
§ 3. In afwijking van de artikelen 6 en 7 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, genieten, bij het overlijden van de titularis van een rustpensioen, de rechthebbenden, of bij gebreke van rechthebbenden, elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen, met ingang van 1 januari 2007, een begrafenisvergoeding onder dezelfde voorwaarden en volgens de regels van toepassing op 31 december 2005 krachtens het statuut van het personeel.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.3. De overname van de pensioenverplichtingen door de Staat overeenkomstig dit koninklijk besluit is tegenstelbaar aan de begunstigden en derden door de bekendmaking van dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad, zonder dat enige bijkomende vorm van publiciteit, betekening of goedkeuring vereist is.
HOOFDSTUK III. - Financiële en andere verplichtingen van de N.M.B.S. Holding (en van de Staat).
Art.4. § 1. De N.M.B.S. Holding zal op of voor 31 december 2005 om middernacht 295.215.041 euro voor de uitgaven die thans niet gecompenseerd worden in toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen, in één of meerdere betalingen in contanten overmaken aan de Staat.
In voorkomend geval kan de Koning voor het geheel of een gedeelte van de betalingen deze vervaldag uitstellen met een maximale periode van 6 maanden en de nadere regels bepalen die gepaard gaan met deze verlenging. Op de betalingen gemaakt na 31 december 2005, zullen interesten verschuldigd zijn door de N.M.B.S. Holding, berekend op basis van de interestvoet die overeenkomt met Euribor drie maanden voor de periode tussen 1 januari 2006 en de datum van betaling.
Het bedrag bedoeld in lid 1 is een gewone sociale zekerheidsbijdrage.
De N.M.B.S. Holding zal het bedrag vermeld in het eerste lid bij de N.M.B.S. en Infrabel recupereren prorata de bezoldigingen van het desbetreffende personeel betaald in de maand december 2005, op een periode van vijftien jaar.
§ 2. In afwachting van de overdracht van de verplichtingen van de N.M.B.S. Holding bedoeld in artikel 2, zal de Staat, voor het boekjaar 2006, de pensioenuitgaven die niet gecompenseerd worden in toepassing van de Verordening (EEG) nr. 1192/69 bedoeld in §1 van dit artikel, ten hare last nemen, in het kader van de financiering van de lasten van het Pensioenfonds van de N.M.B.S. Holding thans van toepassing.
Art.5. § 1. De N.M.B.S. Holding stort vanaf 1 januari 2007 aan de PDOS :
1° een percentage dat gelijk is aan datgene vastgesteld voor de patronale bijdrage die voorzien is in artikel 38, § 3, 1° van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers. Dat percentage wordt berekend op het loon van de statutaire personeelsleden zoals bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
2° Het gedeelte van de loonmatigingsbijdrage bedoeld in artikel 38, § 3bis, van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers gelijk aan 5,67 % van het bedrag van de patronale bijdragen bedoeld in 1).
§ 2. De patronale bijdragen bedoeld in § 1, zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen.
§ 3. [1 ...]1.
De N.M.B.S. Holding stort vanaf 1 januari 2007 aan de PDOS de persoonlijke bijdrage bedoeld in het eerste lid.
§ 4. De inhouding bedoeld in artikel 39 quater van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid van de werknemers wordt vanaf 1 januari 2007 gestort ten belope van 7,5 % aan PDOS. De rest van de inhouding bedoeld in artikel 39 quater wordt toegekend aan de N.M.B.S. Holding met het oog op de financiering van de sociale uitkeringen ten voordele van de personeelsleden.
----------
(1)<W 2016-03-18/03, art. 159, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.6. De Koning bepaalt de modaliteiten betreffende de storting van de bijdragen en de inhoudingen bedoeld in het artikel 5.
Art.7. Indien de N.M.B.S. Holding vanaf 1 januari 2007 een nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de opruststelling toestaat, zal de N.M.B.S Holding de patronale bijdrage zoals omschreven in artikel 5 dienen te betalen op het onverminderd bedrag van de wedde dat dient voor de berekening van het pensioenbedrag overeenkomstig artikel 60 van de Wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Voor de periodes die ingevolge de toepassing van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten of ingevolge andere soortgelijke regelingen geheel of gedeeltelijk buiten de pensioenberekening vallen, is geen of slechts een pro rata patronale bijdrage verschuldigd. De terugbetaling aan de N.M.B.S. Holding van de onverschuldigde bijdrage wordt gedaan op het ogenblik van de opruststelling van het personeelslid begunstigde van dit pensioen, mits betaling van nalatigheidsintresten berekend vanaf de datum van de storting van deze bijdrage.
De patronale bijdragen bedoeld in lid 1 zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen.
De regels van betaling worden bij koninklijk besluit bepaald.
Art.8. § 1. Elke voorgenomen wijziging vanaf 1 januari 2007 op initiatief van de N.M.B.S. Holding aan het Statuut van het personeel die een verhoging van de rustpensioenen tot gevolg heeft ingevolge de toepassing van artikel 12 van de Wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector dient voorafgaand ter kennis te worden gebracht aan de Minister van Pensioenen, die over een termijn van tien dagen beschikt, ingaand de dag volgend op de werkdag van de ontvangst van de voorgestelde wijziging, om een gemotiveerd negatief advies te geven.
§ 2. Indien de rustpensioenen door de toepassing van artikel 12 van de Wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector verhogen als gevolg van een wijziging aangebracht vanaf 1 januari 2007 op initiatief van de N.M.B.S. Holding aan het Statuut van het personeel zonder voorafgaandelijke kennisgeving of na een negatief advies van de Minister van Pensioenen bedoeld in §1, dan zal de N.M.B.S. Holding aan de PDOS een betaling doen.
In het geval bedoeld in het vorige lid betaalt de N.M.B.S. Holding voor de rustpensioenen van de betreffende personeelsleden aan de PDOS de actuele waarde van de verhoging van de rustpensioenen. Deze compensatiebetaling is verschuldigd op het ogenblik dat de verhoging effectief voor het eerst wordt toegekend aan de begunstigden en alleen op de dan lopende rustpensioenen.
De betalingen bedoeld in het vorige lid zijn gewone sociale zekerheidsbijdragen.
De actuariële factoren op grond waarvan de actuele en de gekapitaliseerde waardes worden berekend, zullen bij koninklijk besluit overlegd in Ministerraad worden bepaald en het voorwerp uitmaken van een billijkheidsattest van een actuaris die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.
De nadere regels van betaling worden bij koninklijk besluit bepaald.
HOOFDSTUK IV.
Art.9.
LT}Opgeheven bij W 2016-03-18/03, art. 160, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.10.
<Opgeheven bij W 2016-03-18/03, art. 160, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.11. Artikel 44 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2007.
Art. 11/1. [1 De rechten en plichten die voortvloeien uit dit besluit, zijn uitvoeringsbesluiten en de overeenkomst bedoeld in artikel 9, laatste lid, worden vanaf 1 januari 2014 van rechtswege overgenomen door HR Rail.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/02, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK VI. - Inwerkingtreding.
Art.12. Dit koninklijk besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 13. Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris van Overheidsbedrijven zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.