21 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. (NOTA 1 : De woorden " Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen " worden vervangen door de woorden " Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding " ; zie KB2004-10-18/32, art. 38 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-2002 en tekstbijwerking tot 24-05-2022)
TITEL I. - Definities.
Art. 1
TITEL II. - De boekhouding van de mutualistische instellingen.
Art. 2-11
TITEL III. - De jaarrekening van de mutualistische instellingen.
HOOFDSTUK I. - Algemene principes.
Art. 12-17
HOOFDSTUK II. - Waarderingsregels en toerekeningsregels.
Afdeling 1. - Algemene beginselen.
Art. 18-20
Afdeling 2. - Waarderingsregels.
Art. 21-24
Afdeling 3. - Aanschaffingswaarde - Beginselen en uitzonderingen.
Art. 25-34
Afdeling 4. - Afschrijvingen en waardeverminderingen.
Art. 35-39
Afdeling 5. - Voorzieningen voor risico's en kosten.
Art. 40-46
Afdeling 6. [1 - Technische voorzieningen van de dienst voorhuwelijkssparen]1
Art. 47-51
Afdeling 7. - Bijzondere regels.
Onderafdeling 1. - Bijzondere regels betreffende de oprichtingskosten.
Art. 52-53
Onderafdeling 2. - Bijzondere regels betreffende immateriële vaste activa.
Art. 54-55
Onderafdeling 3. - Bijzondere regels betreffende materiële vaste activa.
Art. 56-59
Onderafdeling 4. - Bijzondere regels betreffende financiële vaste activa.
Art. 60
Onderafdeling 5. - Bijzondere regels betreffende vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar.
Art. 61-62
Onderafdeling 6. - Bijzondere regels betreffende voorraden.
Art. 63-65
Onderafdeling 7. - Bijzondere regels betreffende geldbeleggingen en liquide middelen.
Art. 66-68, 68bis
Onderafdeling 8. - Bijzondere regels betreffende schulden.
Art. 69
Onderafdeling 9. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een fusie, bedoeld bij artikel 44 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.
Art. 70-71
Onderafdeling 10. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een splitsing.
Art. 72
Afdeling 8. - Toerekeningsregels.
Art. 73-80
HOOFDSTUK III. - Structuur van de jaarrekening.
Afdeling 1. - Algemene beginselen.
Art. 81-86
TITEL I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "prestaties van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de prestaties bedoeld in titel III, hoofdstuk III, in titel IV, hoofdstuk III en in titel V, hoofdstuk III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
2° "administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de kosten en opbrengsten bedoeld in artikel 194 van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;
3° "boekhouding en jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de prestaties van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de [2 inboekingen]2 van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, c), van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen die de verplichte verzekering betreffen, alsook de hiermee verbonden tegoeden, schulden, verbintenissen, opbrengsten en kosten;
4° [3 boekhouding en jaarrekening van de aanvullende verzekering": de boekhouding en de jaarrekening van de inboekingen die betrekking hebben op de diensten bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, b) en c) en 7, §§ 2 en 4, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 en de diensten bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) die de aanvullende verzekering of het voorhuwelijkssparen betreffen, alsook de hiermee verbonden tegoeden, schulden, verbintenissen, opbrengsten en kosten;]3
5° "mutualistische instellingen" :
a) in het kader van de boekhouding en de jaarrekening van de [1 ...]1 aanvullende verzekering :
- de landsbonden van ziekenfondsen, zoals bepaald in artikel 6, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990;
- de ziekenfondsen, zoals bepaald in artikel 2, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990;
- [3 de andere maatschappijen van onderlinge bijstand dan deze die verzekeringen aanbieden in toepassing van de artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van voornoemde wet van 6 augustus 1990]3;
b) in het kader van de boekhouding en de jaarrekening van de verplichte verzekering : de verzekeringsinstellingen, zoals bepaald in artikel 2, i), van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;
6° "Controledienst" : de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld bij artikel 49, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990.
(7° [3 het "administratief centrum": de dienst waarop worden aangerekend:
a) wat de diensten bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, b) en c) en 7, §§ 2 en 4, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 en 67, vijfde lid, van de voornoemde wet van 26 april 2010 betreft, de financiële stromen betreffende de gemeenschappelijke werkingskosten en werkingsopbrengsten, die niet rechtstreeks ten laste of ten bate van deze diensten kunnen worden gelegd;
b) wat de dienst bedoeld in artikel 3, eerste lid, a), van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 betreft, het gunstig of nadelig resultaat vertoond op het einde van een dienstjaar door de rekening administratiekosten, bedoeld in artikel 195, § 5, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, alsook de opbrengsten en kosten die worden vastgesteld door de Controledienst;]3
[3 8° "zorgverzekering": de dienst bedoeld bij artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 12 mei 2011 tot uitvoering van artikel 67, zesde lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I);
9° "aanvullend bijzonder reservefonds": de dienst bedoeld bij artikel 1, 3°, van het voormelde koninklijk besluit van 12 mei 2011;
10° "voorhuwelijkssparen": de dienst bedoeld bij artikel 7, § 4, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990.]3
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(3)<KB 2022-03-29/16, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
TITEL II. - De boekhouding van de mutualistische instellingen.
Art.2.[1 De artikelen III.83, eerste lid, tweede zin en derde lid, III.84, derde en vierde lid, tweede zin, en achtste lid, III.85, III.86, derde lid, III.89, § 2, tweede en derde lid, III.90, § 2, en III.91 tot en met III.95, van het Wetboek van economisch recht zijn niet van toepassing op de boekhouding van de mutualistische instellingen.]1
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.3.Voor de toepassing op de mutualistische instellingen van de regels bedoeld [1 in de artikelen III.84, vijfde lid, en III.88, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht]1 dient het woord " onderneming " door de woorden " mutualistische instelling " vervangen te worden.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.4.[1 Voor hun toepassing op de mutualistische instellingen, worden de artikelen van het Wetboek van economisch recht die niet bedoeld worden bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit aangepast zoals in de artikelen 5 tot en met 11 van dit besluit is vermeld.]1
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.5.[2 Artikel III.82, § 2, van het Wetboek van economisch recht]2 wordt als volgt gelezen :
" Elke mutualistische instelling voert een voor de aard en de omvang van haar activiteiten passende boekhouding van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen enerzijds, en van de [1 ...]1 aanvullende verzekering anderzijds, en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende die activiteiten in acht. "
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.6.[4 Artikel III.83, van het Wetboek van economisch recht]4 wordt als volgt gelezen :
" § 1. De boekhouding van de mutualistische instellingen omvat al hun [3 inboekingen]3, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook.
Voor de onderscheiden activiteiten van de mutualistische instelling inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen enerzijds en inzake de [2 ...]2 aanvullende verzekering anderzijds, wordt een afzonderlijk systeem van rekeningen aangelegd.
§ 2. In afwijking van § 1, eerste lid, gelden voor de verwerking van de prestaties en de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen volgende bijzondere regels :
1° de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen omvatten de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar en die gekend zijn op de laatste dag van de maand februari van het volgend jaar.
De prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering, bedoeld in respectievelijk titel IV en titel V van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, omvatten eveneens de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar en die gekend zijn op 5 januari van het volgende jaar.
De verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in titel III van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, die aan de mutualistische instellingen worden aangerekend volgens de derdebetalersregeling worden als kosten en opbrengsten van het boekjaar in aanmerking genomen indien :
a) in geval de facturatie per [1 elektronische of magnetische drager]1 verplicht is gesteld, deze [1 elektronische of magnetische drager]1 ten laatste op 31 december van het boekjaar ontvangen werd;
b) in geval de facturatie per [1 elektronische of magnetische drager]1 niet verplicht is gemaakt, de papieren factuur ten laatste op 31 december van het boekjaar werd ontvangen.
De desbetreffende kosten en opbrengsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging worden aan het boekjaar toegewezen nadat ze het voorwerp hebben uitgemaakt van tarificatie en de papieren factuur, alsook in voorkomend geval de [1 elektronische of magnetische drager]1 onderworpen werden aan de nodige validiteitcontroles, bedoeld in artikel 335 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging die aan de leden worden betaald, worden slechts in aanmerking genomen als kosten en opbrengsten van het boekjaar indien de tarificatie van deze verstrekkingen ten laatste op 31 december van het boekjaar heeft plaatsgevonden.
(De prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging die ingevolge de validiteitscontroles, bedoeld in artikel 335 van voornoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996, door de mutualistische instellingen worden verworpen, mogen na regularisatie worden toegewezen als kosten tot uiterlijk het einde van het tweede kwartaal volgend op het kwartaal waarin de bedoelde verstrekkingen werden geboekt. Voor de prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering mogen de aldus verworpen prestaties heringediend worden tot uiterlijk het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de bedoelde verstrekkingen werden geboekt. Voor de verwerpingen die gebeuren door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, lopen voormelde termijnen vanaf het einde van het kwartaal waarin de verzekeringsinstelling werd ingelicht van de verwerpingen.) <KB 2007-06-20/41, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 13-08-2007>
De impact op het passief van de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, die voortvloeit uit de toepassing van voormelde bepalingen, wordt in de toelichting bij de jaarrekening vermeld, volgens een door de Controledienst vastgesteld schema;
2° de terugvorderingen van ten onrechte betaalde prestaties, bedoeld bij artikel 164 van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden door de mutualistische instellingen geboekt overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 322 tot en met 327 van het voornoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996;
3° de terugvorderingen van prestaties die bij indeplaatsstelling zijn verleend, zoals bedoeld bij artikel 136, § 2, van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden door de mutualistische instellingen geboekt op het ogenblik van de effectieve terugbetaling. Het terug te vorderen bedrag wordt evenwel in de toelichting bij de jaarrekening opgenomen van zodra het bedrag dat aan de mutualistische instelling toekomt, definitief gekend is;
4° de persoonlijke bijdragen, bedoeld bij artikel 191, eerste lid, 2°, van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, zijn niet opeisbaar en worden door de mutualistische instellingen geboekt op het ogenblik dat deze bijdragen effectief geïnd worden. "
----------
(1)<KB 2009-11-24/19, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2010>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(3)<KB 2022-03-29/16, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(4)<KB 2022-03-29/16, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.7.§ 1. [2 Artikel III.84, zesde lid, van het Wetboek van economisch recht]2 wordt als volgt worden gelezen :
" De rekeningen worden ondergebracht in een voor elke activiteit van de mutualistische instelling passend rekeningenstelsel. Die rekeningenstelsels worden zowel in de zetel van de mutualistische instelling als in de belangrijke boekhoudafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden. "
§ 2. [2 Artikel III.84, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht, wordt als volgt gelezen:
"Met toepassing van artikel 30 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, bepaalt de Controledienst de minimumindeling van het rekeningenstelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en van de aanvullende verzekering. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel bevatten en hoe ze worden gebruikt. Voornoemde minimumindeling van het rekeningenstelsel houdt voor de aanvullende verzekering rekening met een van het gemeenschappelijk geldbeheer afgezonderd geldbeheer voor elk van de diensten voorhuwelijkssparen, zorgverzekering en aanvullend bijzonder reservefonds.]2
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.8.[3 Artikel III.86, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht]3 wordt als volgt gelezen :
" De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en [1 zeven jaar]1 bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.
De bepalingen van het voorgaande lid zijn van toepassing op de mutualistische instellingen, voor zover door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of door de uitvoeringsbesluiten van laatstgenoemde wet, geen andere nadere regels of geen specifieke bewaringstermijnen worden vastgesteld. De Controledienst kan bewaringstermijnen inzake de verantwoordingsstukken van de [2 ...]2 aanvullende verzekering bepalen. "
----------
(1)<KB 2009-11-24/19, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2010>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(3)<KB 2022-03-29/16, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.9.[1 Artikel III.87, van het Wetboek van economisch recht]1 wordt als volgt gelezen :
" § 1. De boeken worden per blad genummerd; ze vormen elk in hun soort een doorlopende reeks; ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats in de reeks en de naam of het identificatienummer van de mutualistische instelling.
§ 2. De boeken worden op zodanige wijze gehouden dat de materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.
Nadere regels voor het houden en bewaren van de boeken, alsook de werkwijze die de materiële continuïteit van de boeken, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen waarborgt, worden door de Controledienst vastgesteld. "
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.10.[2 Artikel III.89, van het Wetboek van economisch recht]2 wordt als volgt gelezen :
" § 1. Elke mutualistische instelling verricht, omzichtig en te goeder trouw, ten minste eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om vóór de afsluiting van elk boekjaar de inventaris op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op elk van haar activiteiten, en van de eigen middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek. De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd.
§ 2. De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het rekeningenstelsel van de mutualistische instelling voor enerzijds de [1 ...]1 aanvullende verzekering en anderzijds de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. "
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.11.[1 rtikel XV.75, eerste lid, 2°, van het Wetboek van economisch recht, wordt als volgt gelezen:
"Met geldboete van vijftig tot tienduizend euro wordt gestraft hij die als commissaris, revisor of onafhankelijk deskundige rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen attesteert of goedkeurt, terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van de artikelen III.82 tot en met III.84, en III.86 tot en met III.90, die van toepassing zijn op de boekhouding van de mutualistische instellingen, en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan. Hij wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van vijftig tot tienduizend euro of met één van die straffen alleen, als hij met bedrieglijk opzet heeft gehandeld."]1
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
TITEL III. - De jaarrekening van de mutualistische instellingen.
HOOFDSTUK I. - Algemene principes.
Art.12. De jaarrekening omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting.
Deze documenten vormen een geheel.
De posten van de jaarrekening worden in euro uitgedrukt.
Art.13.De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit op het niveau van elke mutualistische instelling voor wat betreft de [2 ...]2 aanvullende verzekering en op het niveau van elke verzekeringsinstelling voor wat betreft de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
De jaarrekening van de [2 ...]2 aanvullende verzekering wordt binnen de zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering van de mutualistische instelling.
Onverminderd het vierde lid, wordt de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering van de verzekeringsinstelling binnen een termijn van zes maand aanvangend de eerste van de maand volgend op de maand waarin de definitieve afsluiting van de rekeningen door de bevoegde beheersorganen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd goedgekeurd.
Voor de Hulpkas voor ziekte en invaliditeitsverzekering en [1 Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail]1, wordt de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen aan het beheerscomité ter goedkeuring voorgelegd binnen de in het vorige lid vastgestelde termijn. <KB 2006-09-15/78, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(De Controledienst kan deze termijn met maximaal 6 maand verlengen.) <KB 2006-09-15/78, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.14.De jaarrekening geeft een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de mutualistische instelling.
Wanneer de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan dit voorschrift worden aanvullende inlichtingen verstrekt in de toelichting.
Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel geldt dat de posten van de balans en de resultatenrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in overeenstemming moeten zijn met de globale verzamelbescheiden, die worden opgesteld met toepassing van artikelen 334, 342 en 343 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. De bepalingen van [2 Artikel III.83, van het Wetboek van economisch recht]2, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 6 van dit besluit, zijn terzake van toepassing.
[1 Voor de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zijn voor de vaststelling van het resultaat van een boekjaar, wat de verzekering voor geneeskundige verzorging betreft, de bepalingen van titel IX, hoofdstuk I, afdeling IV, van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, van toepassing.]1
----------
(1)<KB 2009-11-24/19, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2010>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.15.§ 1. (De jaarrekening van zowel de [1 ...]1 aanvullende verzekering als van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt duidelijk opgesteld en geeft stelselmatig weer, enerzijds, de aard en het bedrag, op 31 december van het boekjaar dat wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten, van de schulden en verplichtingen evenals van [2 het werkkapitaal of]2 de reserves, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van de kosten en de opbrengsten). De bepalingen van [2 Artikel III.83, van het Wetboek van economisch recht]2, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 6 van dit besluit, zijn terzake van toepassing. <KB 2006-09-15/78, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 2. Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door dit besluit, alsook in de gevallen die voortvloeien uit de toepassing van [2 Artikel III.84, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht]2, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 7, § 2, van dit besluit.
§ 3. In de toelichting worden per soort de rechten en verplichtingen vermeld die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de mutualistische instelling aanmerkelijk kunnen beïnvloeden.
Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.16.§ 1. De balans wordt opgesteld na toewijzing van het boni of mali van het boekjaar aan, naargelang het geval, [1 het werkkapitaal, de reserves of het gecumuleerd tekort]1 van het voorgaande boekjaar.
§ 2. De beginbalans van een boekjaar stemt overeen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.17.Het rekeningenstelsel van, enerzijds de [1 ...]1 aanvullende verzekering en anderzijds de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt zodanig opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening, alsmede de vermeldingen in de toelichting inzake een ventilering of een opsplitsing van de rubrieken van de balans of van de resultatenrekening, zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming brengen bedoeld in [2 Artikel III.90, § 1, van het Wetboek van economisch recht]2.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
HOOFDSTUK II. - Waarderingsregels en toerekeningsregels.
Afdeling 1. - Algemene beginselen.
Art.18.§ 1. Elke mutualistische instelling bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk en de richtlijnen van de landsbond van ziekenfondsen bij dewelke zij aangesloten is en van de Controledienst, gelden voor :
1° de waardering van de inventaris bedoeld in [1 Artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1 en, onder meer, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen voor risico's en kosten en technische voorzieningen, aangelegd met toepassing van [1 artikel 7, § 4,]1 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
2° [1 de toerekening aan de verschillende door de mutualistische instelling ingerichte diensten, bedoeld bij artikelen 3 en 7, §§ 2 en 4, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 en artikel 67, vijfde lid, van de voornoemde wet van 26 april 2010, van de opbrengsten en kosten die niet rechtstreeks aan deze diensten kunnen toegewezen worden.]1
Deze regels worden bepaald door de raad van bestuur van de mutualistische instelling en wat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in het bijzonder betreft, door de raad van bestuur van de verzekeringsinstelling. Zij worden vastgelegd in het boek bedoeld in [1 Artikel III.89, § 1, van het Wetboek van economisch recht]1 en worden samengevat in de toelichting; overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 14, eerste lid, van dit besluit is deze samenvatting voldoende nauwkeurig zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderings- en toerekeningsmethoden.
Behalve in geval van ontbinding van een dienst of indien het voortzetten van een dienst niet kan worden behouden en onverminderd § 2 wordt bij de vaststelling en de toepassing van deze regels ervan uitgegaan dat de mutualistische instelling haar activiteiten zal voortzetten.
§ 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de mutualistische instellingen in vereffening.
Indien de mutualistische instelling besluit haar activiteiten stop te zetten of indien, in tegenstelling met het bepaalde in § 1, derde lid, er niet meer kan van worden uitgegaan dat de mutualistische instelling haar activiteiten zal voortzetten, of in geval van ontbinding van rechtswege, bedoeld in artikel 47, § 1, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990, worden de waarderings- en toerekeningsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende :
a) de oprichtingskosten worden volledig afgeschreven;
b) voor de vaste en vlottende activa wordt zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;
c) een voorziening wordt gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel en de, met toepassing van de bepalingen van [1 artikel 48, §§ 2 en 2bis]1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 aan de leden van de mutualistische instelling, uit te keren vergoedingen.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.19. Indien in uitzonderlijke gevallen zou blijken dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderings- of toerekeningsregel niet leidt tot nakoming van het bepaalde in artikel 14, dan wordt daarvan afgeweken teneinde te voldoen aan de in het voornoemde artikel bedoelde verplichting.
Dergelijke afwijking wordt in de toelichting vermeld en verantwoord.
De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de mutualistische instelling wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderings- of toerekeningsregel voor het eerst wordt toegepast.
Art.20. De waarderings- en toerekeningsregels bedoeld in artikel 18, § 1, eerste lid, blijven van het ene boekjaar op het andere identiek en worden stelselmatig toegepast.
Ze worden evenwel gewijzigd wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de mutualistische instelling, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden de vroeger gevolgde waarderings- of toerekeningsregels niet langer aan de voorschriften van artikel 14 beantwoorden.
Het tweede en het derde lid van artikel 19 zijn van toepassing op deze wijzigingen.
Afdeling 2. - Waarderingsregels.
Art.21. Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.
Art.22. De waarderingen voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art.23. Onverminderd de bepalingen van artikel 14 wordt er rekening gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door de raad van bestuur van de mutualistische instelling wordt opgesteld. In de gevallen waarin, bij gebreke aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen, rekening houdend met de doelstelling van artikel 14, belangrijk zijn.
Onverminderd de bepalingen van artikel 14 wordt er rekening gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is. Ten laste van het boekjaar worden inzonderheid geboekt : de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht. Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting.
Art.24. De methoden en grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen worden in de toelichting vermeld bij de in artikel 18, § 1, bedoelde waarderingsregels. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta in de jaarrekening worden verwerkt.
Behoudens anders luidende bepalingen van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 en de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, gebeurt de omrekening in euro tegen de gemiddelde dagkoers op de datum van de afsluiting van de jaarrekening en worden de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta in resultaat genomen.
Afdeling 3. - Aanschaffingswaarde - Beginselen en uitzonderingen.
Art.25. Onverminderd de toepassing van de artikelen 19, 61, 63, 66 en 69, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.
Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan, ofwel de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 26, ofwel de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 27, ofwel de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 29.
Art.26. De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.
De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen actiefbestanddeel(-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum van de ruil.
Art.27. De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten der grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, evenals het evenredig deel van de productiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. Het staat de mutualistische instellingen echter vrij deze onrechtstreekse productiekosten niet geheel of gedeeltelijk in de vervaardigingsprijs op te nemen; in geval van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt zulks in de toelichting vermeld.
Art.28. In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat.
In de vervaardigingsprijs van voorraden mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen.
Het opnemen van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van voorraden, wordt bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld.
Art.29. De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng.
De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng voor de aankoop van de betrokken goederen op de markt zou moeten worden betaald.
De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar waarin de inbreng is geschied, worden ze opgenomen in de rubriek "Oprichtingskosten".
Art.30. Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen de betaling van een lijfrente :
1° wordt onder aanschaffingswaarde verstaan, het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten;
2° wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het hiervoor genoemde kapitaal; deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.
Art.31. De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar waarin ze werden aangegaan.
Art.32. In afwijking van de artikelen 21, 25, 37, 42, 62, 63, 64 en 67 mogen het klein materieel, evenals de grond- en hulpstoffen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de prijs voor de hernieuwing van deze bestanddelen opgenomen onder de werkingskosten.
De immateriële en materiële vaste activa met een beperkte aanschaffingswaarde, vast te leggen door de mutualistische instelling, rekening houdend met de richtlijnen van de landsbond van ziekenfondsen bij dewelke zij aangesloten is en de Controledienst, mogen definitief ten laste genomen worden op het ogenblik van de aanschaffing ervan.
Art.33. De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald, hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, hetzij volgens de methode "Fifo" (eerst in - eerst uit).
Art.34. Indien bij het begin van het eerste boekjaar waarin voor een mutualistische instelling dit besluit toepasselijk wordt de aanschaffingswaarde van bepaalde actiefbestanddelen niet kan worden wedersamengesteld, is de aanschaffingswaarde van elk van die bestanddelen gelijk aan de waarde waarvoor ze, vóór toepassing van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen, in de inventaris van het voorgaande boekjaar voorkwamen.
De met toepassing van het vorige lid bepaalde aanschaffingswaarde :
1° maakt, in voorkomend geval, het voorwerp uit van afschrijvingen of waardeverminderingen overeenkomstig de afdelingen III en VI van dit hoofdstuk;
2° wordt, voor de toepassing van artikel 33, beschouwd als aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen.
Afdeling 4. - Afschrijvingen en waardeverminderingen.
Art.35. Onder "afschrijvingen" verstaat men de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, teneinde, hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.
Onder "waardeverminderingen" verstaat men correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, andere dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.
De gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.
Art.36. De afschrijvingen en de waardeverminderingen voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art.37. De afschrijvingen en waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of waardeverminderingen geacteerd worden.
Art.38. De afschrijvingen en de waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd volgens de door de mutualistische instelling overeenkomstig artikel 18, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
Art.39. De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 36, van de minderwaarden waarvoor ze werden gevormd.
Afdeling 5. - Voorzieningen voor risico's en kosten.
Art.40. De voorzieningen voor risico's en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat.
Voorzieningen voor risico's en kosten mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.
Art.41. De voorzieningen voor risico's en kosten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
Art.42. De voorzieningen voor risico's en kosten worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde aard worden de soorten van risico's en kosten verstaan die bij wijze van voorbeeld in artikel 44 zijn vermeld.
Art.43. De voorzieningen voor risico's en kosten worden stelselmatig gevormd, volgens de door de mutualistische instelling overeenkomstig artikel 18, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
Art.44.Voorzieningen voor risico's en kosten worden, onder meer, gevormd met het oog op :
a) de verplichtingen die op de mutualistische instelling rusten inzake rust- en overlevingspensioenen, [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1 en andere gelijkaardige pensioenen of renten;
b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;
c) [2 de verlies- of kostenrisico's die voor de mutualistische instelling voortvloeien uit zekerheden verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden of uit hangende geschillen.]2
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.45. De voorzieningen voor risico's en kosten mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 41, van de risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd.
Art.46.De artikelen 40 tot en met 45 zijn niet van toepassing :
a) op de prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering, bedoeld in respectievelijk titel IV en V van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, noch op de prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in titel III van diezelfde gecoördineerde wet;
b) op de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De voorzieningen voor risico's en kosten met betrekking tot deze administratiekosten, zoals o.m. voorzieningen voor [2 werkloosheid met bedrijfstoeslag]2, worden in de boekhouding van de [1 ...]1 aanvullende verzekering, meer bepaald [3 in de component van het administratief centrum bedoeld bij artikel 76, tweede lid, 2°, geboekt]3.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(2)<KB 2022-03-29/16, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
(3)<KB 2022-03-29/16, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 6. [1 - Technische voorzieningen van de dienst voorhuwelijkssparen]1
----------
(1)
Art.47.De technische voorzieningen, die met toepassing van [1 artikel 7, § 4,]1 van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 door de [1 landsbonden van ziekenfondsen]1 worden aangelegd, voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.48. Die technische voorzieningen worden geïndividualiseerd naar gelang van de risico's van dezelfde aard, die ze moeten dekken.
Art.49.De technische voorzieningen worden stelselmatig gevormd, volgens de door de Controledienst overeenkomstig [1 artikel 7, § 4,]1 van voornoemde wet van 6 augustus 1990 vastgelegde berekeningswijzen. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.50. De technische voorzieningen worden in die mate aangepast dat zij op het einde van het boekjaar beantwoorden aan hetgeen vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 47, van de risico's waarvoor ze werden gevormd.
Art.51.
<Opgeheven bij KB 2022-03-29/16, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Afdeling 7. - Bijzondere regels.
Onderafdeling 1. - Bijzondere regels betreffende de oprichtingskosten.
Art.52.De oprichtingskosten worden slechts op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het boekjaar waarin ze werden besteed.
Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, indien het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de mutualistische instelling en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit van de mutualistische instelling. In de toelichting wordt verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten, met uitzondering van de aldus geactiveerde voorzieningen voor [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1, die het karakter hebben van werkingskosten of van uitzonderlijke kosten, worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag, respectievelijk van de werkingskosten en van de uitzonderlijke kosten.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Art.53.Voor de oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen, behoudens voor wat betreft de [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1, die geactiveerd werden als herstructureringskosten. Deze worden minstens afgeschreven volgens het ritme van de afname van de voorzieningen voor [1 werkloosheid met bedrijfstoeslag]1.
----------
(1)<KB 2022-03-29/16, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 09-05-2014>
Onderafdeling 2. - Bijzondere regels betreffende immateriële vaste activa.
Art.54. Andere dan van derden verworven immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de mutualistische instelling.
Art.55. § 1. Voor immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot lineaire afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 18, § 1, opgesteld plan.
Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de mutualistische instelling.
De afschrijvingen, met toepassing van het eerste lid op immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur, mogen niet worden teruggenomen.
§ 2. Voor immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.
Onderafdeling 3. - Bijzondere regels betreffende materiële vaste activa.
Art.56. De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de mutualistische instelling beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten zoals omschreven in artikel 95, § 1, III.D, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, worden onverminderd de toepassing van de artikelen 35 en 58, § 1, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Art.57. De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op dat zelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleaste vast actief voor het betrokken boekjaar.
Art.58. § 1. Voor materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot lineaire afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 18, § 1, opgesteld plan. Behalve indien de kenmerken of de gebruiksintensiteit van de desbetreffende vaste activa een andere afschrijvingstermijn rechtvaardigen, hetgeen in de toelichting wordt gemotiveerd, worden volgende afschrijvingspercentages toegepast :
- gebouwen : | 3 %; |
- inrichting van de gebouwen : | 5 %; |
- materieel en meubilair : | 10 %; |
- rollend materieel : | 20 %; |
- informatica : | 20 %; |
- burotica : | 33 %; |
- materieel uitgeleend aan de leden : | 33 %; |