2 MAART 1927. - Wetboek diverse rechten en taksen - Eertijds : Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen <Opschrift Vervangen bij W2006-12-19/33, art. 2) (NOTA : artikelen 25; 136; 166; 166/2; 179.1; 180; 181; 183; 183octies; 183nonies; 183decies; 187.3; 187.4;187.5; 197; 199; 201/9/2; 201.2; 201.14; 201.17; 201.25; 201.27; 201.34; 201.36; 201.37/2 gewijzigd in de toekomst door W2024-05-12/11, art. 83-107, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2028) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-2011 en tekstbijwerking tot 29-05-2024)
Boek I. [Rechten op geschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Titel I. [Vestiging van het recht op geschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 1-2
Titel II. [Vaststelling van de rechten op geschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Hoofdstuk I. [Akten van notarissen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 3-5
Hoofdstuk II. [Akten van gerechtsdeurwaarders] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 10, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 6-7
Hoofdstuk III. [Bankgeschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 13, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 8
Hoofdstuk IV. [Andere geschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 13, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 9-10
Titel III. [Verschuldigdheid en betaling van de rechten op geschriften] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 18, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 11-12
Titel IV. [Administratieve sancties] <W 2006-12-19/33, art. 21, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 13-17
Titel V. [Diverse bepalingen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 27, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 18-20
Titel VI. [Vrijstellingen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 31, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 21-22
Titel VII. [Terugbetalingen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 34, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 23
Titel VIIbis. [1 Vervolgingen en gedingen - Zekerheden gegeven aan de Schatkist]1
Art. 23.1-23.4
Titel VIII. [Overgangsbepalingen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 36, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 24-111, 112/1, 112/2, 112/3, 112/4
Titel VII. [Titel VII (art. 113119) opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art. 113-119
Boek II. [Diverse taksen] <Ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Titel I. Taks op de beursverrichtingen [1 ...]1 <Oorspronkelijke titel VIII vernummerd tot titel I bij W 2006-12-19/33, art. 42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Hoofdstuk I. Beursverrichtingen [1 ...]1 <Opschrift "Sectie" vervangen door "Hoofdstuk" bij W 2006-12-19/33, art. 41, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 120, 120bis, 121-125, 126/1, 126/2, 126/3, 127-129, 129/1, 129/2, 130/1, 130/2, 131-137
Hoofdstuk 2. Reportverrichtingen <W 2006-12-19/33, art. 41, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 138-139, 139bis, 140-150
Titel II. [1 Taks op de effectenrekeningen]1
Art. 151-158, 158/1, 158/2, 158/3, 158/4, 158/5, 158/6
Titel III. [1 - Taks op de inscheping van een luchtvaartuig]1
Art. 159-166, 166/1, 166/2, 166/3
Titel IV.
Art. 167-173
Titel V. [Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen] <Opschrift vervangen bij W 2005-12-27/30, art. 133, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen> Oorspronkelijke titel XII vernummerd tot titel V bij W 2006-12-19/33, art.42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 173.1-175, 175/1, 175/2, 175/3, 176/1, 176/2, 177-178, 179/1, 179/1bis, 179/2, 179/3, 180-183
Titel VI. Jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen <Oorspronkelijke titel XIIbis (art. 183bis-183undecies) , vernummerd tot titel VI bij W 2006-12-19/33, art. 42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 183bis, 183ter, 183quater, 183quinquies, 183sexies, 183septies, 183octies, 183nonies, 183decies, 183undecies
Titel VII.
Art. 183duodecies, 183terdecies, 183quaterdecies, 183quindecies, 183sedecies, 183septiesdecies, 183duodevicies, 183undevicies, 183vicies
Titel VIII. [Taks op het lange termijnsparen] <Oorspronkelijke titel XIII (art. 184-1876) opnieuw opgenomen bij W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993, en vernummerd tot titel VIII bij W 2006-12-19/33, art. 42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 184-186, 187/1, 187/2, 187/3, 187/4, 187/5, 187/6
Titel IX. Belasting voor aanplakking <Oorspronkelijke titel XIV vernummerd tot titel IX bij W 2006-12-19/33, art. 42, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 188-200, 201/1, 201/2
Titel X. [1 Jaarlijkse taks op de effectenrekeningen]1
Art. 201/3, 201/4, 201/5, 201/6, 201/7, 201/8, 201/9, 201/9/1, 201/9/2, 201/9/3
Art. 201/9/3 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 201/9/4, 201/9/5
Titel XI. [1 - Jaarlijkse taks op de kredietinstellingen]1
Art. 201/10, 201/11, 201/12, 201/12/1, 201/13, 201/14, 201/15, 201/16, 201/17, 201/18, 201/19
Titel XII. [1 - Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen]1
Art. 201/20, 201/21, 201/22, 201/23, 201/24, 201/25, 201/26, 201/27, 201/28
Titel XIII. [1 - Jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen]1
Art. 201/29, 201/30, 201/31, 201/32, 201/33, 201/34, 201/35, 201/36, 201/37, 201/37/1
Titel XIV. [1 - Bepalingen gemeen aan de diverse taksen]1
Art. 201/38, 201/39
Boek III. [Bepalingen gemeen aan de diverse rechten en taksen] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 46, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Titel I. [1 Antimisbruik]1
Art. 202, 202/1, 202/2, 202/3
Titel II.[1 - Verjaring en betaling]1
Art. 202/4, 202/4bis, 202/5, 202/6, 202/7, 202/8, 202/8/1, 202/9, 202/10, 203/1, 203/2, 204/1, 204/2, 204/3
Titel III. [Controle en boeten] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 57, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 205/1, 205/2, 206/1, 206/2
Art. 206/2 TOEKOMSTIG RECHT
Titel IV. [Strafrechtelijke sancties en procedure] <Opschrift ingevoegd bij W 2006-12-19/33, art. 59, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 207, 207bis, 207bis/1, 207ter, 207quater, 207quinquies, 207sexies, 207septies, 207octies, 207nonies, 207decies, 208-210, 210bis
Titel V. [[1 Bepalingen]1 gemeen aan alle belastingen] <Oorspronkelijke titel XVI (art. 211) ingevoegd bij R 1947-11-25/01, art. 6 en vernummerd tot titel V en opschrift gewijzigd bij W 2006-12-19/33, art. 61, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 211, 211bis, 211bis/1, 211bis/2, 211bis/3, 211bis/4, 211bis/5, 211bis/6, 211bis/7, 211bis/8, 211bis/9, 211bis/10, 211bis/11, 211bis/12, 211ter, 211quater
Titel VI. [Beroepsgeheim] <Oorspronkelijke titel XVII (art. 212) ingevoegd bij W 1978-08-04/01, art. 55, en vernummerd tot titel VI bij W 2006-12-19/33, art. 63, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 212
2013014728 2016003405 2017020263 2018014678 2018032125 2019012034 2019014460 2019042701 2020041537 2020042205 2020042206 2021032327 2021032584 2021034085 2022020691 2022020706 2022020877 2022030780 2022032175 2023040786 2023042941 2024006558
Boek I. [Rechten op geschriften]
Titel I. [Vestiging van het recht op geschriften]
Artikel 1.<W 2006-12-19/33, art. 4, Inwerkingtreding : 01-01-2007> [1 Er wordt een recht, "recht op geschriften" genaamd, gevestigd op de akten en geschriften bedoeld in Titel II van dit Boek.]1
De bij dit boek bepaalde rechten zijn slechts van toepassing op de in België opgemaakte akten en geschriften.
[1 De belastingschuldige is:
1° de notaris voor zijn akten;
2° de gerechtsdeurwaarder voor zijn akten;
3° de bank of de beursvennootschap voor de akten en geschriften bedoeld in artikel 8.]1
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.2.
<Opgeheven bij W 2021-02-07/01, art. 26, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Titel II. [Vaststelling van de rechten op geschriften]
Hoofdstuk I. [Akten van notarissen]
Art.3.[1 De notariële akten worden onderworpen aan een recht van 50 euro.]1
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.4.[1 In afwijking van artikel 3 worden aan een recht van 100 euro onderworpen:
1° de akten die aan hypothecaire overschrijving onderworpen zijn en de akten die de vestiging, de bevestiging of de erkenning van een bedongen hypotheek op een onroerend goed inhouden;
2° de akten verleden voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.]1
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 4, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.5.
<Opgeheven bij W 2022-05-18/04, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Hoofdstuk II. [Akten van gerechtsdeurwaarders]
Art.6. <W 2006-12-19/33, art. 11, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Behoudens in het geval bepaald bij artikel 7, zijn de door gerechtsdeurwaarders opgemaakte processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende voorwerpen onderworpen aan een recht van 50 euro.
Art.7. <W 2006-12-19/33, art. 12, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De processen-verbaal van openbare verkoping van lichamelijke roerende goederen die voortvloeien uit de gedwongen aflossing van schulden, zijn onderworpen aan een recht van 7,5 euro.
Hoofdstuk III. [Bankgeschriften]
Art.8.<W 2006-12-19/33, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Worden onderworpen aan een recht van 0,15 euro:
1° de akten van geldlening of van kredietopening toegestaan door [1 banken]1 en de akten houdende schuldverbintenis of schuldbekentenis van geldsommen of pandgeving ten bate van [1 banken]1, wanneer zij niet anders getarifeerd zijn;
2° de al dan niet ondertekende ontvangstbewijzen of andere geschriften welke de [1 banken of de beursvennootschappen]1 aan particulieren afleveren als bewijs van een afgifte of een neerlegging van effecten of stukken; de ontvangstbewijzen van effecten of stukken welke hun door particulieren worden afgeleverd;
3° de al dan niet ondertekende afsluitingen en uittreksels uit rekening opgemaakt door de [1 banken]1 en bestemd voor particulieren, met uitsluiting van de opgaven van toestand welke aan de titularis van een rekening ten titel van een eenvoudige inlichting en zonder melding van interesten worden afgeleverd, tussen de data vastgesteld voor de periodieke verzending van rekeninguittreksels;
4° de al dan niet ondertekende ontvangstbewijzen of getuigschriften, tot vaststelling van het neerleggen van effecten om een vergadering van aandeel- of obligatiehouders te kunnen bijwonen evenals de ontlastingen verstrekt bij het terugnemen van die effecten;
Worden met [1 banken]1 gelijkgesteld, alle natuurlijke of rechtspersonen die gewoonlijk geld in deposito ontvangen.
[1 Wanneer een akte of een geschrift bedoeld in het eerste lid in meerdere dubbels of originelen is opgemaakt, is het recht op elk exemplaar verschuldigd.]1
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 6, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Hoofdstuk IV. [Andere geschriften]
Art.9.
<Opgeheven bij W 2013-12-21/26, art. 88, 012; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
Art.10.
<Opgeheven bij W 2022-05-18/04, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Titel III. [Verschuldigdheid en betaling van de rechten op geschriften]
Art.11.[1 De in de artikelen 3 tot 8, eerste lid, 1° bedoelde akten en geschriften zijn aan het recht onderworpen van zodra zij zijn opgemaakt en ondertekend of geparafeerd, hetzij met de hand, hetzij via elektronische handtekening in de zin van artikel 3.10. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG of een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van dezelfde verordening, door de persoon of door één van de personen van wie die akten en geschriften uitgaan.
De in artikel 8, eerste lid, 2°, 3° en 4° bedoelde geschriften zijn aan het recht onderworpen van zodra zij zijn opgemaakt door de bank, een ermee gelijkgestelde persoon of de beursvennootschap van wie deze uitgaan.]1
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 8, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.12. <W 2006-12-19/33, art. 20, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Het recht moet worden betaald bij het bevoegde kantoor en binnen de termijn vastgesteld bij koninklijk besluit.
De betaling van het recht kan niet worden uitgesteld onder voorwendsel dat de rechtshandeling waarvoor de akte tot titel strekt, zou afhangen van een schorsende voorwaarde, een goedkeuring, een machtiging of een bekrachtiging.
Titel IV. [Administratieve sancties]
Art.13.[1 ...]1
Voor elke overtreding van de verplichting het recht te kwijten op de in de artikelen 3 tot 7 bedoelde geschriften, is er een boete verschuldigd gelijk aan drie maal het ontdoken recht, met een minimum van 75 euro, te weten: door de ambtenaren en openbare officieren, voor de door hen of door hun tussenkomst opgemaakte geschriften, en wat de andere akten betreft, door elk der opstellers of ondertekenaars ervan.
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 9, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.14.<W 2006-12-19/33, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Voor elke overtreding van de verplichting het recht te kwijten op de bij artikel 8 getarifeerde akten en geschriften, is er een boete verschuldigd van 10 euro, door ieder der opstellers of ondertekenaars alsook door [1 de banken en de ermee gelijkgestelde personen of de beursvennootschappen]1 die deze akten of geschriften aanvaarden.
----------
(1)<W 2022-05-18/04, art. 10, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.15.<W 2006-12-19/33, art. 24, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Lopen een boete op van 25 euro per overtreding:
1° de notaris die het neerleggen onder zijn minuten aanvaardt van een akte of geschrift waarvan het verplichte recht niet is voldaan;
2° de [1 ambtenaar]1 die een dergelijke akte of geschrift registreert.
----------
(1)<W 2021-02-07/01, art. 27, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Art.16. <W 2006-12-19/33, art. 25, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De personen die de bij de bepalingen van deze titel opgelegde boeten hebben opgelopen, zijn hoofdelijk gehouden tot de betaling van het ontdoken recht, behoudens hun verhaal indien daar aanleiding toe bestaat.
Art.17.
<Opgeheven bij W 2022-05-18/04, art. 11, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Titel V. [Diverse bepalingen]
Art.18. <W 2006-12-19/33, art. 28, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Wanneer een akte vrijgesteld is van het recht uit hoofde van haar bestemming of van de hoedanigheid van de persoon aan wie ze wordt afgeleverd, mag zij tot geen andere doeleinden of door geen andere personen worden aangewend op straf van een boete gelijk aan twintigmaal het ontdoken recht, zonder dat deze minder dan 25 euro mag bedragen, en benevens de betaling van dit recht. Bedoelde boete wordt persoonlijk en zonder verhaal opgelopen door al wie dit verbod overtreedt.
Art.19. <W 2006-12-19/33, art. 29, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Wordt als niet bestaande beschouwd de betaling van het recht dat niet gedaan werd overeenkomstig de wijze bepaald bij dit boek of bij het in uitvoering van dit Wetboek genomen koninklijk besluit.
Art.20.
<Opgeheven bij W 2018-03-29/16, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Titel VI. [Vrijstellingen]
Art.21.<W 2006-12-19/33, art. 32, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Worden van het recht vrijgesteld:
1° akten en geschriften opgemaakt of afgeleverd ter uitvoering van wetten, reglementen en transacties ten bate van de Staat, gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten en openbare organismen betreffende belastingen, onteigeningen en ruilverkavelingen;
2° akten en geschriften betreffende de uitvoering van het Waals Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium van 14 mei 1984, het Brussels Wetboek van ruimtelijke ordening van 9 april 2004 en het Vlaams decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, alsook hun uitvoeringsbesluiten;
3° akten en geschriften opgemaakt of afgeleverd voor de toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in gerechtszaken en in bestuurszaken;
4° de exploten van gerechtsdeurwaarders opgesteld ter vervanging van een gerechtsbrief in het geval bepaald bij [4 artikel 46, § 3]4, van het Gerechtelijk Wetboek.
Bovenaan het exploot dient te worden vermeld dat het is opgesteld ter vervanging van een gerechtsbrief en dit met vermelding van het artikel van het Gerechtelijk Wetboek op grond waarvan de betekening wordt gedaan;
5° akten en geschriften betreffende de uitvoering van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen;
6° de ontvangstbewijzen afgeleverd om van de afgifte van spaar- of depositoboekjes aan of door de uitgevende instelling te doen blijken en de afsluitingen van rekeningen die in die boekjes worden geschreven;
7° de ontvangstbewijzen uitgereikt of opgesteld om het afgeven of deponeren van effecten aan toonder met het oog op hun dematerialisering vast te stellen of om de boeking vast te stellen op de rekeningen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium en in artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en de depositobewijzen, evenals de afsluitingen en uittreksels van de rekeningen waarop die effecten zijn geboekt;
8° akten en geschriften betreffende de invordering van de door de Staat gedane voorschotten in uitvoering van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de gerechtelijke bijstand;
9° akten en geschriften betreffende de vrijwillige erkenning van een natuurlijk kind;
10° akten en geschriften afgeleverd aan vreemde overheden of openbare besturen in uitvoering van internationale akkoorden;
11° de akten en geschriften betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën;
[12° de akten bedoeld in artikel 103 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.] <W 2010-05-19/02, art. 25, Inwerkingtreding : 07-06-2010>
[1 13° de verklaring van verwerping ten overstaan van een notaris bedoeld in artikel [5 4.44, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid]5 van hetzelfde artikel.]1
[2 [3 14°]3 de authentieke volmacht bedoeld in artikel 9, § 3, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt;]2
[6 15° de akten van erfopvolging bedoeld in artikel 3.30, § 1, 7°, van het Burgerlijk Wetboek, op voorwaarde dat de instrumenterende ambtenaar voor het opstellen van de akte geen vacaties of kosten vraagt en de akte opgesteld wordt binnen de 6 maanden na het overlijden.]6
----------
(1)<W 2017-07-06/24, art. 120, 023; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(2)<W 2017-07-06/24, art. 203, 023; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(3)<W 2022-01-21/03, art. 90,b, 049; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(4)<W 2022-01-21/03, art. 90,a, 049; Inwerkingtreding : 07-02-2022>
(5)<W 2022-01-19/18, art. 47, 051; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
(6)<W 2022-05-18/04, art. 12, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.22. <W 2006-12-19/33, art. 33, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Wanneer een akte of geschrift vrijgesteld is van rechten uit hoofde van een omstandigheid die niet blijkt uit de tekst der akte, meer bepaald omwille van de bestemming of de bevoegdheid van de persoon aan wie het werd afgeleverd, dan dient bovenaan de akte melding te worden gemaakt van de oorzaak der vrijstelling, op straf er het voordeel van te verliezen.
Titel VII. [Terugbetalingen]
Art.23. <W 2006-12-19/33, art. 35, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Het recht wordt tot beloop van het nodige bedrag terugbetaald voor akten en geschriften waarvoor het recht werd voldaan terwijl zij van het recht vrijgesteld waren evenals voor de akten en geschriften die aanleiding gaven tot de betaling van een recht tegen een hoger bedrag dan het wettelijke tarief.
De Koning bepaalt de wijze waarop de teruggave geschiedt, de formaliteiten en voorwaarden waarvan zij afhankelijk wordt gesteld, alsmede de ontvanger die bevoegd is om ze uit te voeren.
Titel VIIbis. [1 Vervolgingen en gedingen - Zekerheden gegeven aan de Schatkist]1
----------
(1)
Art. 23.1. [1 Moeilijkheden die zich kunnen voordoen met betrekking tot de heffing of de invordering van de rechten vóór het inleiden van een rechtsgeding, worden opgelost door de minister van Financiën of de door hem gemachtigde ambtenaar.
Indien na onderhandelingen met de minister of met de door hem gemachtigde ambtenaar geen akkoord wordt bereikt over een moeilijkheid als bedoeld in het eerste lid, kan de belastingplichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld in artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).
De Koning kan bepalen voor welke moeilijkheden met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten tussenkomst door de fiscale bemiddelingsdienst is uitgesloten.
De minister van Financiën gaat dadingen aan met de belastingplichtigen, voor zover deze niet leiden tot vrijstelling of vermindering van belasting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 74, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 23.2.[1 De eerste akte van vervolging tot invordering van de rechten of boeten en bijbehoren is een dwangschrift.
Het wordt door de met de invordering belaste ontvanger uitgevaardigd; het wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de rechten bedoeld [2 in dit boek van het Wetboek]2 en bij deurwaardersexploot betekend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 75, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-12-20/04, art. 26, 048; Inwerkingtreding : 07-01-2022>
Art. 23.3. [1 De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan slechts worden gestuit door een rechtsvordering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 76, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 23.4.[1 Voor de invordering van de rechten bedoeld in dit Wetboek, evenals van de [3 nalatigheidsinteresten]3 en kosten, heeft de Schatkist een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de schuldenaar en een wettelijke hypotheek op al zijn onroerende goederen. Het voorrecht neemt rang onmiddellijk na deze vermeld in de artikelen 19 en 20 van de Wet van 16 december 1851 en deze in artikel 23 van [2 het Wetboek van bepaalde voorrechten op zeeschepen en diverse bepalingen]2. De wettelijke hypotheek neemt rang te rekenen vanaf de dag van de inschrijving die genomen wordt krachtens het dwangschrift dat is opgesteld, geviseerd en uitvoerbaar verklaard overeenkomstig artikel 232 van dit Wetboek.
Bovendien kan de schuldenaar, in geval van verzet tegen het dwangschrift, op vervolging van de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de rechten vastgesteld door het Wetboek en vóór het vonnis dat het geschil beslecht, veroordeeld worden, volgens de rechtspleging ingesteld door de artikelen 1035 tot 1041 van het Gerechtelijk Wetboek, tot het verstrekken, binnen de termijn door de rechter vast te stellen, hetzij van een provisionele storting, hetzij van een borgstelling, voor het geheel of een deel van de door het dwangschrift gevorderde sommen. Het bevel is uitvoerbaar niettegenstaande beroep.
Ingeval het verzet tegen dwangschrift verworpen werd, kan geen beroep tegen de rechterlijke beslissing geldig aangetekend worden alvorens het bedrag der verschuldigde sommen geconsigneerd werd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 77, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-02-07/01, art. 28, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
(3)<W 2022-11-20/01, art. 19, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Titel VIII. [Overgangsbepalingen]
Art.24. <W 2006-12-19/33, art. 37, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De bepalingen van dit boek beheersen niet de vóór de datum van zijn inwerkingtreding door de Schatkist verworven rechten in toepassing van het opgeheven Wetboek der zegelrechten.
Art.25. <W 2006-12-19/33, art. 38, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De verjaringen die vóór de inwerkingtreding van dit boek een aanvang genomen hadden in toepassing van het opgeheven Wetboek der zegelrechten, worden overeenkomstig de bepalingen ervan geregeld.
Art.26. <W 2006-12-19/33, art. 39, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Onder voorbehoud van de bepalingen bedoeld in artikel 25, blijft de teruggave van de vóór de inwerkingtreding van dit boek geïnde rechten onderworpen aan de bepalingen van de vroegere wetten.
Art.27. <W 2006-12-19/33, art. 40, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De repertoriums en registers welke in gebruik zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit boek, zijn niet langer onderworpen aan een afzonderlijk recht per blad.
De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit boek ongebruikte gezegelde bladen in voormelde repertoriums en registers, alsook het ongebruikt gezegeld papier, kunnen volgens de modaliteiten bepaald door de minister van Financiën, in aanmerking komen voor een terugbetaling.
Art.28. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.29. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.30. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.31. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.32. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.33. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.34. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.35. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.36. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.37. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.38. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.39. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.40. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.41. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.42. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.43. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.44. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.45. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.46. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.47. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.48. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.49. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.50. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.51. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.52. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.53. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.54. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.55. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.56. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.57. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.58. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.59. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.60. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.61. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.62. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.63. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.64. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.65. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.66. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.67. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.68. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.69. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.70. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.71. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.72. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.73. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.74. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.75. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.76. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.77. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.78. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.79. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.80. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.81. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.82. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.83. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.84. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.85. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.86. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.87. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.88. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.89. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.90. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.91. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.92. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.93. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.94. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.95. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.96. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.97. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.98. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.99. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.100. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.101. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.102. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.103. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.104. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.105. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.106. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.107. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.108. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.109. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.110. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art.111. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 112/1. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 112/2. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 112/3. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 112/4. [opgeheven] <W 1969-07-03/32, art. 94, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Titel VII. [Titel VII (art. 113119) opgeheven]
Art.113. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.114. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.115. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.116. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.117. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.118. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Art.119. [opgeheven] <W 1977-12-22/06, art. 23, Inwerkingtreding : 01-01-1978>
Boek II. [Diverse taksen]
Titel I. Taks op de beursverrichtingen [1 ...]1
Hoofdstuk I. Beursverrichtingen [1 ...]1
Art.120.<W 1993-12-24/33, art. 35, Inwerkingtreding : 01-01-1994> De hiernavolgende verrichtingen die in België worden aangegaan of uitgevoerd zijn aan de taks op de beursverrichtingen onderworpen, wanneer zij Belgische of vreemde openbare fondsen tot voorwerp hebben :
1° elke verkoop, elke aankoop en, meer algemeen, elke afstand en elke verwerving onder bezwarende titel;
2° [...] <W 2004-12-27/30, art. 344, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
3° elke inkoop van eigen aandelen, door een beleggingsvennootschap, indien de verrichting slaat op kapitalisatieaandelen;
4° [...] <W 2004-12-27/30, art. 344, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
[1 De verrichtingen bedoeld in het eerst lid worden ook geacht in België te zijn aangegaan of uitgevoerd wanneer het order daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks aan een in het buitenland gevestigde tussenpersoon wordt gegeven :
- hetzij door een natuurlijke persoon met gewone verblijfplaats in België;
- hetzij door een rechtspersoon voor rekening van een zetel of een vestiging ervan in België.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/01, art. 122, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 120bis.[1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan :
1° onder instelling voor collectieve belegging :
- een gemeenschappelijk beleggingsfonds of een beleggingsvennootschap als bedoeld in deel II van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;
- een gemeenschappelijk beleggingsfonds of een beleggingsvennootschap als bedoeld in deel III van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;
- een andere instelling die onder het recht van een andere lidstaat van de EER wordt aangemerkt als, of gelijkgesteld met, een instelling voor collectieve belegging in effecten in de zin van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten of een alternatieve beleggingsinstelling in de zin van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010, en die als zodanig gereglementeerd is en voorwerp is van een inschrijving, aanmelding of notificatie bij de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de EER;
2° onder gereglementeerde vastgoedvennootschap : enigerlei openbare of institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap, bedoeld in artikel 2 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschap;
3° onder kapitalisatieaandeel : een aandeel uitgegeven door een beleggingsvennootschap bedoeld in 1°, eerste of tweede streepje, waarvoor de statuten van de vennootschap geen uitkering van de netto-opbrengst voorzien en dat niet bedoeld is in artikel 19, § 1, 4° , van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.]1
----------
(1)<W 2017-12-25/03, art. 21, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.121.<W 1993-12-24/33, art. 37, Inwerkingtreding : 01-01-1994> § 1. Voor de in artikel 120, 1°, vermelde verrichtingen, wordt het tarief van de taks vastgesteld:
1° op [5 1,20 per duizend]5, indien de verrichting slaat op effecten van de Belgische openbare schuld in het algemeen; effecten van de openbare schuld van buitenlandse Staten of leningen uitgegeven door de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies of de gemeenten, zowel in het binnen- als in het buitenland; obligaties [...] van Belgische of buitenlandse vennootschappen en andere rechtspersonen of obligatiebewijzen; [6 effecten, andere dan rechten van deelneming van beleggingsfondsen, uitgegeven door in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen, ter vertegenwoordiging of als tegenwaarde van aandelen, obligaties of welke effecten dan ook, die zijn uitgegeven door derde vennootschappen, collectiviteiten of autoriteiten of hoeveelheden van dergelijke aandelen, obligaties of effecten; aandelen uitgegeven door een gereglementeerde vastgoedvennootschap; aandelen of rechten van deelneming uitgegeven door een instelling voor collectieve belegging;]6 <KB 2007-12-07/30, art. 12, Inwerkingtreding : 01-01-2008>
2° op [5 3,50 per duizend]5, indien de verrichting slaat op enig ander effect.
[lid 2 opgeheven] <W 2004-12-27/30, art. 345, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
Voor de in artikel 120, 3°, vermelde verrichtingen, wordt het tarief van de taks op [4 1,32 pct.]4 vastgesteld. <W 2005-12-27/30, art. 130, ED ; 01-01-2006, Opheffing : 01-01-2008>
[lid 4 opgeheven] <W 2004-12-27/30, art. 345, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
§ 2. [In afwijking van § 1, wordt het tarief van de taks vastgesteld op [4 1,32 pct.]4 voor de in artikel 120, 1°, vermelde verrichtingen, indien ze slaan op kapitalisatieaandelen.] <W 2004-12-27/30, art. 345, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
----------
(1)<W 2011-12-28/01, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<W 2014-05-12/18, art. 100, 015; Inwerkingtreding : 16-07-2014>
(4)<W 2014-12-19/07, art. 99, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(5)<W 2017-12-25/01, art. 132, 027; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
(6)<W 2017-12-25/03, art. 22, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.122.<W 1993-12-24/33, art. 38, Inwerkingtreding : 01-01-1994>
[...] <Verdeling in paragrafen afgeschaft bij W 2004-12-27/30, art. 346, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
Wat de verrichtingen betreft vermeld:
1° onder artikel 120, 1°, is een taks van [1 [4 1,20, 3,50 per duizend]4 of 1,32 pct.]2]1 volgens het geval, afzonderlijk verschuldigd of de verkoop of afstand en op de aankoop of verwering;
2° [...]; <W 2004-12-27/30, art. 346, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
3° onder artikel 120, 3°, is de taks enkel verschuldigd uit hoofde van de afstand van het aandeel aan de beleggingsvennootschap [3 of aan de gereglementeerde vastgoedvennootschap]3.
[Oorspronkelijke § 2 opgeheven] <W 2004-12-27/30, art. 346, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
----------
(1)<W 2011-12-28/01, art. 59, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2014-12-19/07, art. 100, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<W 2014-05-12/18, art. 101, 015; Inwerkingtreding : 16-07-2014 (KB 2014-07-13/01, art. 33)>>
(4)<W 2017-12-25/01, art. 133, 027; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
Art.123.<W 1993-12-24/33, art. 39, Inwerkingtreding : 01-01-1994> De vorderbare taks wordt berekend:
1° [wat betreft de aankopen of verwervingen, op de sommen door de koper te betalen, het loon van de makelaar niet inbegrepen;] <W 2004-12-27/30, art. 347, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
2° wat aangaat de verkopen of afstanden, op de door de verkoper of afstanddoener te ontvangen som, zonder aftrek van het loon van de makelaar;
3° voor de inkopen bedoeld in artikel 120, 3°, op de netto-inventariswaarde van de aandelen, zonder aftrek van de forfaitaire vergoeding;
4° [1 wat de inkopen van kapitalisatieaandelen bedoeld in artikel 120, 3°, betreft, op de inventariswaarde van deze aandelen, zonder aftrek van de forfaitaire vergoeding, maar met aftrek van de ingehouden roerende voorheffing, wanneer de inkoop is gedaan door:
a) een collectieve beleggingsinstelling waaraan toelating is verleend overeenkomstig de richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten;
b) een collectieve beleggingsinstelling gevestigd buiten het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie krachtens zijn artikel 355 van toepassing is.]1
----------
(1)<W 2021-02-07/01, art. 29, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Art.124.<W 2005-04-28/37, art. 2, Inwerkingtreding : 31-12-2004> Op elk van de verrichtingen waarop overeenkomstig artikel 122 afzonderlijke taks wordt geheven, mag geen taks worden geheven ten belope van een bedrag van meer dan [3 1 300 euro]3, behalve wat betreft [1 de verrichtingen bedoeld in artikel 121, § 1, eerste lid, 2°, [2 voor welke verrichtingen dat bedrag op [3 1 600 euro]3 wordt gebracht, en voor de verrichtingen met kapitalisatieaandelen, voor welke verrichtingen dat bedrag op [3 4 000 euro]3 wordt gebracht]2]1.
----------
(1)<W 2012-06-22/02, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 01-08-2012>
(2)<W 2014-12-19/07, art. 101, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<W 2016-12-25/01, art. 124, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.125.[1 § 1. De taks is betaalbaar uiterlijk de laatste werkdag :
1° van de tweede maand die volgt op die waarin de verrichting werd aangegaan of uitgevoerd, wanneer de ordergever de belastingschuldige is;
2° van de maand die volgt op die waarin de verrichting werd aangegaan of uitgevoerd, in de andere gevallen.
De taks wordt betaald door storting of overschrijving op de bankrekening van het bevoegde kantoor.
Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige op dat kantoor een opgave ingediend die de maatstaf van heffing opgeeft alsmede alle elementen noodzakelijk ter bepaling ervan.
§ 2. [2 ...]2
Indien de opgave bedoeld in paragraaf 1 niet binnen de bepaalde termijn werd ingediend, wordt een boete verbeurd van 50 euro per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week aangerekend. Deze boete kan per overtreding niet meer bedragen dan het bedrag dat na 52 weken vertraging verschuldigd is.
Iedere onjuistheid of onvolledigheid in de opgave bedoeld in paragraaf 1 wordt gestraft met een boete gelijk aan vijf maal de ontdoken taks zonder dat ze minder dan 250 euro kan bedragen.
Het niet afgeven van het in artikel 127 bedoelde borderel, wordt gestraft met een boete gelijk aan vijf maal de ontdoken taks zonder dat ze minder dan 1 000 euro kan bedragen.
§ 3. De elementen die in de in paragraaf 1 bedoelde opgave moeten worden meegedeeld evenals het bevoegde kantoor worden door de Koning bepaald.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/01, art. 125, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 20, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 126/1.<Ingevoegd bij W 1947-08-13/02, art. 50, Inwerkingtreding : 27-09-1947> Zijn van de taks vrijgesteld:
1° de verrichtingen waarin geen tussenpersoon van beroep optreedt of een overeenkomst sluit hetzij voor rekening van een der partijen, hetzij voor zijn eigen rekening;
2° [de verrichtingen voor zijn eigen rekening gedaan, door een tussenpersoon als bedoeld in artikel 2, 9° en 10°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, door een verzekeringsonderneming als bedoeld in artikel [9 2, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "6 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen]9, [door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening], door een instelling voor collectieve belegging [3 , door een gereglementeerde vastgoedvennootschap]3 of door een niet-inwoner;] <W 2004-12-27/30, art. 349, Inwerkingtreding : 15-07-2004> <W 2006-12-27/32, art. 329, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
3° [6 de verrichtingen met als voorwerp de aan institutionele of professionele beleggers voorbehouden rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging, of de rechten van deelneming van een institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap;]6
4° [de verrichtingen die effecten van de Belgische openbare schuld in 't algemeen tot voorwerp hebben en die [2 de Algemene Administratie van de Thesaurie]2 uitvoert of doet uitvoeren voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, van het Muntfonds of in het kader van haar liquiditeitsbeheer;] <W 1991-01-02/52, art. 27, Inwerkingtreding : 29-01-1991>
5° [de verrichtingen die effecten van de Belgische openbare schuld in 't algemeen tot voorwerp hebben en die [2 de Algemene Administratie van de Thesaurie]2 uitvoert of doet uitvoeren;] <W 1991-01-02/52, art. 27, Inwerkingtreding : 29-01-1991> <W 2005-12-23/31, art. 50, Inwerkingtreding : 30-12-2005>
6° [de verrichtingen met als voorwerp schatkistcertificaten of lineaire obligaties uitgegeven door de [1 Belgische Staat of met als voorwerp de schatkistcertificaten of obligaties analoog aan de Belgische lineaire obligaties, uitgegeven door een lidstaat van de Europees Economische Ruimte]1;] <W 1991-01-02/52, art. 27, Inwerkingtreding : 29-01-1991>
7° [7 ...]7
8° [5 de verrichtingen die, met het oog op het bevorderen van de liquiditeit van zijn aandelen, voortvloeien uit een door de algemene vergadering van een emittent genomen voorafgaand besluit zoals voorzien [8 in artikel 7:215, § 1, 1°, van het Wetboek van de vennootschappen en verenigingen]8, en die voor rekening van de emittent die beursgenoteerd is op een gereglementeerde markt zoals bedoeld in artikel 2, 5° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, worden uitgevoerd door een tussenpersoon als bedoeld in artikel 2, 9° en 10°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarmee de emittent een overeenkomst tot het verschaffen van liquiditeit heeft afgesloten;]5
9° [de verrichtingen met betrekking tot thesauriebewijzen en depositobewijzen uitgegeven overeenkomstig de wet van 22 juli 1991;] <W 1991-07-22/39, art. 10, Inwerkingtreding : 01-10-1991>
10° [de verrichtingen met als voorwerp de rechten van deelneming van een private instelling voor collectieve belegging; <W 2006-12-27/32, art. 329, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
11° [...] <W 2004-12-27/30, art. 349, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
12° [...] <W 2004-12-27/30, art. 349, Inwerkingtreding : 15-07-2004>
13° [de verrichtingen met als voorwerp kortlopende schuldbewijzen van de Nationale Bank van België;
14° [9 de verrichtingen die het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, als bedoeld in artikel 3 van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten doet uitvoeren in het kader van het beheer van door dit fonds ingestelde of beheerde beleggers- of depositobeschermingsregelingen;]9
15° [...] <W 2004-12-15/39, art. 68, Inwerkingtreding : 11-02-2005>
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 63, 008; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(2)<W 2014-04-25/36, art. 81, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(3)<W 2014-05-12/18, art. 102, 015; Inwerkingtreding : 16-07-2014>
(4)<W 2016-08-03/17, art. 19, 020; Inwerkingtreding : 26-08-2016>
(5)<W 2017-10-22/13, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2017>
(6)<W 2017-12-25/03, art. 23, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(7)<KB 2019-04-22/13, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(8)<W 2019-03-17/14, art. 104, 036; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(9)<W 2023-12-22/05, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art. 126/2.<Ingevoegd bij W 1947-08-13/02, art. 50, Inwerkingtreding : 27-09-1947> De tussenpersoon van beroep zijn persoonlijk gehouden tot de betaling der rechten op de verrichtingen welke zij hetzij voor rekening van derden, hetzij voor hun eigen rekening doen.
[1 Wanneer evenwel de tussenpersoon van beroep in het buitenland gevestigd is, wordt de ordergever schuldenaar van de belasting en is hij onderworpen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 125, tenzij hij kan aantonen dat de taks werd betaald.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/01, art. 123, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 126/3. [1 De niet in België gevestigde tussenpersonen van beroep kunnen, vooraleer beursverrichtingen in België uit te voeren of aan te gaan, door of vanwege de minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen. Deze vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk jegens de Belgische Staat, tot de betaling der rechten op de verrichtingen welke de tussenpersoon van beroep hetzij voor rekening van derden, hetzij voor zijn eigen rekening doet, en tot uitvoering van alle verplichtingen waartoe de tussenpersoon van beroep krachtens deze titel gehouden is.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.
De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere bepalingen van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/01, art. 126, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.127. <W 2001-12-10/33, art. 28, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Uiterlijk de werkdag die volgt op die waarop de verrichting werd uitgevoerd, is de tussenpersoon ertoe gehouden aan elke persoon die hem een beursorder geeft een borderel af te geven vermeldende de namen van de lastgever en van de tussenpersoon, het soort van verrichtingen, het bedrag of de waarde van de verrichtingen en het bedrag van de verschuldigde taks.
Art.128. <W 2001-12-10/33, art. 29, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Het borderel bepaald bij artikel 127 wordt genummerd volgens één of meerdere series van doorlopende nummerreeksen en opgemaakt in tweevoud.
Het duplicaat van het borderel kan evenwel worden vervangen door een van dag tot dag opgestelde listing, genummerd volgens een doorlopende nummerreeks, waarin het volgende wordt vermeld:
a) de datum van het borderel;
b) het nummer van het borderel;
c) de naam van de ordergever en de tussenpersoon;
d) de gedetailleerde opgave van de verrichtingen;
e) het bedrag of de waarde van de verrichtingen;
f) het bedrag van de taks op de beursverrichtingen of de reporten dat werd geheven;
g) in geval van vernietiging van het borderel, de referentie van het vernietigde borderel naast de aanduiding van het vernietigde borderel.
Art.129. <W 2004-12-27/30, art. 350, Inwerkingtreding : 15-07-2004> Wanneer de taks verschuldigd is op een verkoop-, aankoop- of inkoopverrichting gedaan door een tussenpersoon van beroep voor zijn eigen rekening, wordt zij betaald op de wijze aangeduid door de artikelen 127 en 128, onder voorbehoud dat in plaats van aan de ordergever uitgereikt te worden, het borderel door de tussenpersoon wordt bewaard.
Art. 129/1. [opgeheven] <W 2001-12-10/31, art. 30, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 129/2. [artikel nummer afgeschaft bij hernummering tot art. 129] <W 2001-12-10/31, art. 31, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 130/1.<W 2001-12-10/31, art. 32, Inwerkingtreding : 01-01-2002> De duplicaten van de borderellen of van de listings die ze vervangen evenals de borderellen betreffende de verrichtingen welke de tussenpersonen voor hun eigen rekening doen, moeten worden bewaard gedurende zes jaar te rekenen vanaf hun datum.
Bij beëindiging van de zaken, mogen die stukken worden vernield, mits voorafgaande machtiging door de [1 bevoegde adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1 uit het ressort.
----------
(1)<W 2016-04-27/04, art. 86, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 130/2.<W 2001-12-10/31, art. 33, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Op straf van een boete van 250 tot 2500 EUR per overtreding, zijn de tussenpersonen gehouden op elke vordering [2 van de ambtenaren]2 van [1 administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1, registratie en domeinen [2 ...]2, zonder verplaatsing inzage te verlenen van de duplicaten van de borderellen of van de listings die hen vervangen, van de borderellen betreffende de verrichtingen gedaan voor hun eigen rekening, van hun boeken, contracten en van alle andere bescheiden in verband met hun verrichtingen die over openbare fondsen gaan.
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 82, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 87, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art.131. <W 2001-12-10/31, art. 34, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Wordt gestraft met een boete van 250 tot 2500 EUR, iedere overtreding van de verplichting de duplicaten van de borderellen of de listings die hen vervangen bepaald bij artikel 128 te houden en te bewaren. Al de overtreders zijn, bovendien, ieder hoofdelijk gehouden tot het betalen van de ontdoken rechten, behoudens beroep zo daartoe redenen zijn.
Art.132. [opgeheven] <W 1947-08-13/02, art. 60, Inwerkingtreding : 27-09-1947>
Art.133. [opgeheven] <KB264 1936-03-27/01, art. 8>
Art.134. [opgeheven] <KB264 1936-03-27/01, art. 8>
Art.135. [opgeheven] <KB63 1939-11-28/35, art. 10>
Art.136. [De taks wordt terugbetaald:
1° wanneer de betaalde taks de belasting overtreft waartoe de verrichting aanleiding geeft;
2° wanneer de intrekking, wijziging of verbetering van de beurskoersen de nietigverklaring of wijziging van het oorspronkelijk verstrekte borderel tot gevolg heeft.] <W 2001-12-10/31, art. 35, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De regering bepaalt de wijze en de voorwaarden waarop de terugbetaling plaats heeft.
Er wordt geen gevolg gegeven aan aanvragen van terugbetaling indien de terug te betalen som geen [0,25 EUR] bedraagt. <KB 2001-07-13/50, art. 9, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[...] <KB63 1939-11-28/35, art. 10>
Art.137. [opgeheven] <KB63 1939-11-2835/, art. 10>
Hoofdstuk 2. Reportverrichtingen
Art.138.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.139.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art. 139bis.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.140.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.141.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.142.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.143.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 130, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.144. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.145. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.146. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.147. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.148. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.149. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Art.150. [opgeheven] <KB114 1935-02-27/34, art. 1>
Titel II. [1 Taks op de effectenrekeningen]1
----------
(1)
Art.151.[1 De natuurlijke persoon die tijdens de referentieperiode titularis is van één of meerdere effectenrekeningen in België of in het buitenland, is over zijn aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op die rekeningen onderworpen aan een taks overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
De taks is evenwel niet verschuldigd indien het aandeel van de titularis in de in het eerste lid bedoelde gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op die rekeningen minder bedraagt dan 500 000 euro.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.152.[1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
1° effectenrekening :
a) wat de rijksinwoners betreft, de effectenrekeningen gehouden bij een of meerdere tussenpersonen, ongeacht waar de tussenpersoon opgericht of gevestigd is, en wat de niet-inwoners betreft, de effectenrekeningen gehouden bij een of meerdere in België opgerichte of gevestigde tussenpersonen, waarop één of meer belastbare financiële instrumenten zijn ingeschreven;
b) de belastbare financiële instrumenten zoals bedoeld in het 2°, a), ingeschreven op een effectenrekening, die het voorwerp uitmaken van een omzetting vanaf 9 december 2017 naar niet-belastbare financiële instrumenten ingeschreven in een register van effecten op naam, uitsluitend voor de referentieperiode waarin de plaatsvindt. De omzetting die heeft plaatsgevonden tussen 9 december 2017 en de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt toegerekend aan de eerste referentieperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van de wet;
2° belastbare financiële instrumenten:
a) al dan niet beursgenoteerde aandelen alsmede certificaten betreffende dergelijke instrumenten;
b) al dan niet beursgenoteerde obligaties alsmede certificaten betreffende dergelijke instrumenten;
c) al dan niet beursgenoteerde rechten van deelneming in gemeenschappelijke beleggingsfondsen of aandelen in beleggingsvennootschappen, die niet zijn gekocht of waarop niet werd ingeschreven in het kader van een levensverzekering of een regeling voor pensioensparen;
d) kasbons;
e) warrants;
3° beursgenoteerd: verhandeld en toegelaten zijn tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 2, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, voor zover deze werkt met minstens één dagelijkse notering, dan wel op een in een derde land gevestigd handelsplatform dat een soortgelijke functie vervult;
4° gemeenschappelijke beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen: beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, of bedoeld in de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, of in analoge bepalingen van buitenlands recht;
5° titularis: de natuurlijke persoon, ongeacht of deze volle eigenaar, blote eigenaar of vruchtgebruiker is, die houder is van een effectenrekening of die door de tussenpersoon die de rekening beheert, is geregistreerd of wordt geïdentificeerd als de houder van een effectenrekening.
Elke inbreng van een effectenrekening die plaatsvindt vanaf 1 januari 2018 in een aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon met als enig doel aan de taks bedoeld in deze titel te ontkomen, heeft tot gevolg dat de inbrenger van de effectenrekening geacht wordt titularis te zijn van de ingebrachte effectenrekening;
6° referentieperiode: een periode van twaalf opeenvolgende maanden die aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgend jaar;
7° aandeel in de gemiddelde waarde: het gedeelte van de op de effectenrekeningen staande belastbare financiële instrumenten van de titularis dat wordt vermoed proportioneel te zijn met het aantal geregistreerde titularissen van de effectenrekeningen;
8° tussenpersoon: een kredietinstelling of een beursvennootschap bedoeld in artikel 1, § § 2 en 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen en de beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, die krachtens nationaal recht toegelaten worden om financiële instrumenten voor rekening van de klanten aan te houden;
9° Belgische tussenpersoon: een tussenpersoon naar Belgisch recht evenals een tussenpersoon die gevestigd is in België. De niet in België gevestigde tussenpersonen die een vertegenwoordiger hebben aangesteld bedoeld in artikel 158/2 worden voor de toepassing van deze titel gelijkgesteld met een Belgische tussenpersoon;
10° waarde :
a) voor beursgenoteerde financiële instrumenten, de slotkoers van het financieel instrument. Wanneer er op een van de referentietijdstippen geen notering is, wordt de slotkoers genomen op de eerste voorgaande dag waarop er een notering was;
b) voor niet-beursgenoteerde gemeenschappelijke beleggingsfondsen of beleggingsvennootschappen, de op het referentietijdstip laatst publiekelijk beschikbare netto-inventariswaarde;
c) voor andere niet beursgenoteerde financiële instrumenten:
- de waarde waarvoor het instrument is opgenomen in het laatst beschikbare overzicht van de financiële instrumenten dat de tussenpersoon aan de titularis moet toezenden in overeenstemming met artikel 63 van de gedelegeerde verordening (EG) nr. 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn;
- de laatst publiekelijk beschikbare marktwaarde, of bij gebrek daaraan, de naar best vermogen geschatte waarde wanneer het financieel instrument niet is opgenomen in een overzicht van financiële instrumenten bedoeld in het eerste streepje.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.153.[1 Het tarief van de taks wordt vastgesteld op 0,15 pct.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.154.[1 § 1. De gemiddelde waarde bedoeld in artikel 151 wordt als volgt berekend :
1° doorheen de referentieperiode vormt de laatste dag van elke driemaandelijkse periode een referentietijdstip;
2° op elk referentietijdstip wordt een staat opgemaakt van de waarde van de belastbare financiële instrumenten ingeschreven op de effectenrekeningen;
3° de waarden van de staten opgemaakt op de verschillende referentietijdstippen worden opgeteld en gedeeld door het aantal referentietijdstippen.
§ 2. In geval van opening, wijziging of afsluiting van een effectenrekening of wanneer een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening of geen titularis meer is in de loop van de referentieperiode, wordt ook de dag van de opening, de wijziging of de afsluiting van de effectenrekening alsook de dag waarop een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening of geen titularis meer is, als een referentietijdstip beschouwd en wordt dit referentietijdstip voor de berekening van de gemiddelde waarde bijgevoegd bij de referentietijdstippen uit paragraaf 1.
De referentieperiode vangt, in afwijking van artikel 152, 6°, aan op het moment dat een natuurlijke persoon titularis wordt van een effectenrekening. Zij eindigt de dag dat een natuurlijke persoon niet langer titularis is van een effectenrekening.
Wanneer de referentieperiode naar aanleiding van een volledige of gedeeltelijke overdracht van financiële instrumenten op een effectenrekening van een Belgische tussenpersoon naar een andere Belgische tussenpersoon, aanvangt of eindigt gedurende de referentieperiode bepaald in artikel 152, 6°, en de overdragende titularis hierdoor zijn hoedanigheid van titularis van laatstgenoemde effectenrekening verliest maar titularis wordt van de effectenrekening waarnaar de financiële instrumenten worden overgedragen, wordt enkel de referentieperiode bij de laatste Belgische tussenpersoon waarbij de effectenrekening op het einde van de referentieperiode bedoeld in artikel 152, 6°, wordt gehouden, in aanmerking genomen voor het berekenen van de taks.
Wanneer de referentieperiode eindigt doordat de titularis die België verlaat en daardoor niet langer rijksinwoner is tezelfdertijd zijn effectenrekening verplaatst naar het buitenland of niet langer titularis of medetitularis is van een of meerdere effectenrekeningen, wordt het bedrag van de taks vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal dagen waarop men nog rijksinwoner was in de referentieperiode als bedoeld in artikel 152, 6° en de noemer bestaat uit het aantal dagen dat de referentieperiode als bedoeld in artikel 152, 6° omvat.
In het geval bedoeld in artikel 152, 1°, b), wordt voor het bepalen van de gemiddelde waarde van de omgezette belastbare instrumenten rekening gehouden met een referentieperiode bedoeld in artikel 152, 6°. De referentiepunten tijdens de voornoemde referentieperiode waarop de belastbare instrumenten nog op een effectenrekening werden gehouden voor de omzetting ervan, worden geacht een nulwaarde te kennen.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 6, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.155.[1 De Belgische tussenpersonen maken op elk referentietijdstip de in artikel 154 bedoelde staat op voor iedere titularis die de volgende gegevens vermeldt :
1° de naam en het adres van de titularis;
2° het rekeningnummer van de titularis;
3° het aandeel in de op dat referentietijdstip opgetekende waarde van de belastbare financiële instrumenten die op één of meerdere effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) worden gehouden;
4° de periode waarover het aandeel in de waarde als bedoeld in het 3° werd berekend.
Met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde vormvereisten, maken de Belgische tussenpersonen, behalve in geval van overdracht als bedoeld in artikel 154, § 2, derde lid, op het einde van elke referentieperiode een overzicht op met daarin vermelding van de in artikel 154 bedoelde gemiddelde waarde, de uiteindelijk verschuldigde taks, het tarief en in voorkomend geval de reeds ingehouden taks. Dit overzicht wordt medegedeeld aan de titularis uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van de referentieperiode.
De Belgische tussenpersoon stelt in het overzicht als bedoeld in het tweede lid de mogelijkheid tot inhouding voor aan de titularis indien zijn aandeel in de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) bij die Belgische tussenpersoon het in artikel 151, tweede lid, bedoelde bedrag niet overschrijdt.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 7, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018>
Art.156.[1 De taks is verschuldigd op de eerste dag die volgt op het einde van de referentieperiode.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 8, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.157.[1 Behalve in geval van overdracht bedoeld in artikel 154, § 2, derde lid, gaat de Belgische tussenpersoon over tot een bevrijdende inhouding, aangifte en betaling van de taks indien :
1° het aandeel van de titularis op de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a) gehouden bij de Belgische tussenpersoon gelijk is aan of meer bedraagt dan het in artikel 151, tweede lid, bepaalde bedrag; of indien
2° de titularis, uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand die volgt op het einde van de referentieperiode, geopteerd heeft voor de bevrijdende inhouding op de effectenrekeningen bedoeld in artikel 152, 1°, a), door de Belgische tussenpersoon, wanneer de taks niet werd ingehouden zoals bepaald in 1°.]1
----------
(1)<W 2018-02-07/14, art. 9, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art.158. [opgeheven] <KB5 1934-08-22/03, art. 37 (Errat. B.S. 25-08-1935)>
Art. 158/1. [1 In alle andere gevallen dan deze bedoeld in artikel 157, gaat de titularis zelf over tot aangifte en betaling van de taks, tenzij de titularis kan bewijzen dat de taks reeds ingehouden, aangegeven en betaald werd door een tussenpersoon die niet opgericht of gevestigd is in België.
In afwijking van artikel 152, 7°, kan de titularis die een of meerdere effectenrekeningen in onverdeeldheid of hetzij in zijn geheel, hetzij deels in vruchtgebruik of blote eigendom houdt, in zijn aangifte het aandeel in de onverdeeldheid, het vruchtgebruik of de blote eigendom opgeven dat hem wettelijk of contractueel toekomt. Hij voegt hiertoe de bewijsstukken toe die het wettelijke of contractuele aandeel vastleggen van de titularis, alsook dat van de andere medegerechtigden in de onverdeeldheid, het vruchtgebruik of de blote eigendom. Wat het vruchtgebruik of de blote eigendom op het geheel of delen van de effectenrekeningen betreft, wordt de waarderingsmethode zoals bedoeld in artikel 158/5, § 2, tweede lid, toegepast. Wanneer uit het vastleggen van het wettelijke of contractuele aandeel blijkt dat het aandeel van een medegerechtigde in de onverdeeldheid, van een vruchtgebruiker of een blote eigenaar, natuurlijke persoon, die geen titularis is, het bedrag als bepaald in artikel 151, tweede lid, bereikt of overschrijdt, wordt deze gelijkgesteld met een titularis voor de toepassing van deze titel.
Indien een titularis opteert om het wettelijke of contractuele aandeel op te geven als bedoeld in het tweede lid, wordt een gezamenlijke aangifte ingediend, waarvan de nadere regels door de Koning worden bepaald.
Indien een aangifte wordt ingediend als bedoeld in het derde lid, staat elke medegerechtigde in de onverdeeldheid, elke vruchtgebruiker of elke blote eigenaar, alsook de titularis, hoofdelijk in voor de betaling van de taks.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 10, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art. 158/2. [1 De niet in België gevestigde of opgerichte tussenpersonen kunnen, wanneer zij voor een natuurlijke persoon een aan de taks onderworpen rekening beheren, door of vanwege de minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen. Deze vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk jegens de Belgische Staat, tot de betaling van de taks welke de tussenpersoon voor rekening van de titularis doet, en tot uitvoering van alle verplichtingen waartoe de tussenpersoon krachtens deze titel gehouden is.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.
De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere regels van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 11, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art. 158/3. [1 § 1. De in artikel 157 bedoelde belastingschuldigen dienen een aangifte in bij het bevoegde kantoor, uiterlijk op de twintigste dag van de derde maand die volgt op het einde van de referentieperiode.
De taks wordt betaald op de in het eerste lid bedoelde dag door storting of overschrijving op de rekening van het bevoegde kantoor met vermelding van de heffingsbasis. De Koning bepaalt de wijze waarop de schuldenaars van de taks aangifte doen evenals het bevoegde kantoor.
§ 2. Niet aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10 pct.
Wanneer de taks niet binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn is betaald, is de interest van rechtswege verschuldigd met ingang van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 12, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art. 158/4. [1 § 1. De in artikel 158/1 bedoelde belastingplichtigen dienen een elektronische aangifte in, uiterlijk op de laatste dag voor indiening van de aangifte in de personenbelasting via het elektronisch platform MyMinfin.
De taks wordt uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de gronden voor belastbaarheid aanwezig zijn, betaald door storting of overschrijving op de rekening van het bevoegde kantoor met vermelding van de heffingsbasis. De Koning bepaalt het bevoegde kantoor, alsook de nadere regels van de aangifte. Er moet slechts overgegaan worden tot betaling van de taks wanneer het door de aangifte verschuldigde bedrag meer bedraagt dan 10 euro.
§ 2. De elektronische aangifte bedoeld in paragraaf 1, die moet worden ingevuld en overgezonden overeenkomstig de daarin voorkomende aanduidingen, wordt door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking gesteld en wordt gelijkgesteld met een nauwkeurig gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte.
In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, zijn de in artikel 158/1 bedoelde belastingplichtigen vrijgesteld van de verplichting een aangifte in te dienen langs elektronische weg in de gevallen door de Koning bepaald of zolang zij of in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangifte namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van de aangifte geschieden op papier bij het bevoegde kantoor.
De door de belastingplichtigen ingediende aangiften bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, alsook de hierbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken, die door de administratie die bevoegd is voor de vestiging, inning of invordering van de taks op effectenrekeningen, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek diverse rechten en taksen.
§ 3. De niet aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10 pct.
Wanneer de taks niet binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn is betaald, is de interest van rechtswege verschuldigd met ingang van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 13, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Art. 158/5.[1 § 1. De taks wordt teruggegeven wanneer deze een hogere som vertegenwoordigt dan die welke wettelijk verschuldigd was op de laatste dag van de referentieperiode. De Koning bepaalt de nadere regels en het bevoegde kantoor voor de vraag tot teruggave.
§ 2. Indien het aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten op effectenrekeningen bepaald in artikel 152, 7°, een hogere som vertegenwoordigt dan het aandeel in de onverdeeldheid dat wettelijk of contractueel toekomt aan de titularis, kan de titularis teruggave van de betaalde taks vorderen. De titularis legt hiertoe de nodige bewijsstukken voor die het wettelijke of contractuele aandeel vastleggen.
Wanneer de taks werd ingehouden voor een titularis die delen of het geheel van een of meerdere effectenrekeningen hetzij in vruchtgebruik, hetzij in blote eigendom heeft, en het aandeel waarop de inhouding is berekend een hogere som vertegenwoordigt dan het wettelijke of contractuele aandeel in het vruchtgebruik of de blote eigendom, kan die titularis teruggave van de betaalde taks vorderen. Voor de berekening van het wettelijke of contractuele aandeel van de vruchtgebruiker of blote eigenaar in de gemiddelde waarde met het oog op teruggave, wordt het vruchtgebruik gewaardeerd volgens de regels van de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 juli 2017 tot bepaling van de omzettingstabellen van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 745sexies, § 3, van het Burgerlijk Wetboek.
In geval van teruggave wordt het deel dat het wettelijke of contractuele aandeel in de belastbare financiële instrumenten zoals bedoeld in het eerste of het tweede lid, al dan niet gehouden over meerdere effectenrekeningen, overstijgt, gevoegd bij het aandeel van de medegerechtigden, van de vruchtgebruiker of van de blote eigenaar, zoals bepaald in artikel 152, 7°, om de uiteindelijk verschuldigde taks te berekenen. Het verschil tussen de uiteindelijk verschuldigde taks en de reeds betaalde taks wordt aangerekend aan de medegerechtigde in de onverdeeldheid, de vruchtgebruiker of de blote eigenaar. Wanneer de medegerechtigden in de onverdeeldheid, de vruchtgebruiker of de blote eigenaar natuurlijke personen zijn die geen titularissen zijn van een effectenrekening, worden deze in geval van teruggave gelijkgesteld met een titularis wanneer het aangerekende deel gelijk is aan of meer bedraagt dan het in artikel 151 bedoelde bedrag.
Wanneer de in het derde lid bedoelde teruggave aanleiding geeft tot een aanrekening van het deel dat het wettelijke of contractuele aandeel van de titularis overstijgt, aan een of meerdere medegerechtigden in de onverdeeldheid, aan de vruchtgebruiker of aan de blote eigenaar, staat elke medegerechtigde in de onverdeeldheid, elke vruchtgebruiker of elke blote eigenaar, alsook de titularis, hoofdelijk in voor de taks die verschuldigd is door de aanrekening van dat deel.
De Koning kan bepalen in welke gevallen voor een gezamenlijke aangifte geopteerd moet worden en de nadere regels hiervoor vastleggen.
§ 3. In het geval wordt overgegaan tot teruggave van een deel of het geheel van de taks, zijn de moratoire interesten op de terug te betalen sommen van rechtswege verschuldigd volgens het percentage in burgerlijke zaken, en uiterlijk vanaf de eerste dag van de achtste maand die volgt op de maand tijdens dewelke de aanvraag tot teruggave is ingediend voor zover het bevoegde kantoor reeds heeft bevestigd dat het dossier volledig is. Die interest wordt berekend per kalendermaand op het bedrag van elke betaling afgerond op het hoger veelvoud van 10 euro. De maand waarin de betaling wordt uitgevoerd, wordt niet meegerekend.
[2 § 3/1. In geval van een eindbeslissing in een geschillenbeslechtingsprocedure bedoeld in de artikelen 3, 4, 6, 10 of 15 van de wet van 2 mei 2019 tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie, ontstaat in voorkomend geval een recht op teruggave op de dag van de verzaking van het recht om enig rechtsmiddel aan te wenden, behalve in het geval bepaald in artikel 15, § 4, derde lid, van de voormelde wet.]2
§ 4. Er wordt slechts overgegaan tot teruggave wanneer het bedrag dat het voorwerp vormt van de teruggave meer bedraagt dan 10 euro.
§ 5. De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden volgens welke de terugbetaling geschiedt en bepaalt tevens de termijn binnen dewelke de terugbetaling moet worden gevraagd met een maximumgrens van twee jaar te rekenen van de dag waarop de taks opeisbaar is geworden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 14, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
(2)<W 2019-05-02/21, art. 23, 037; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
Art. 158/6. [1 [Met het oog op het onderzoek van de fiscale toestand van de titularis van een effectenrekening mag de administratie aan die titularis elke inlichting vragen die de administratie nodig acht om de juiste heffing van de taks te verzekeren.] (ERRATUM, zie B.St. van 14-03-2018, p. 22979)
Voor elke foutieve mededeling of gebrek aan mededeling gevraagd met toepassing van het eerste lid kan een geldboete van 750 tot 1 250 euro opgelegd worden. De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten. Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van de minimumboete van 750 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-02-07/14, art. 15, 029; Inwerkingtreding : 10-03-2018> Bij arrest nr 138/2019 van 17-10-2019 (BS van 05-11-2019, p. 103582) heeft het Grondwettelijk hof dit wet vernietigd)
Titel III. [1 - Taks op de inscheping van een luchtvaartuig]1
----------
(1)
Art.159.[1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
1° luchthaven: een burgerlijk luchthaventerrein bedoeld in artikel 43 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart;
2° luchthavenexploitant: rechtspersoon of natuurlijke persoon die de luchthaven als onderneming drijft, of bij gebrek daaraan, de eigenaar van de luchthaven;
3° luchtvaartuig: elk gemotoriseerd toestel dat in de dampkring kan worden gehouden als gevolg van de krachten die de lucht erop uitoefent;
4° luchtvaartmaatschappij: een onderneming die geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen met een luchtvaartuig, alsmede ieder ander op wiens naam een luchtvaartuig is ingeschreven in het register bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, dan wel is ingeschreven in een buitenlands register van luchtvaartuigen;
5° passagier: natuurlijke persoon van 2 jaar of ouder die anders dan als lid van het boordpersoneel wordt vervoerd met een luchtvaartuig;
6° boordpersoneel: cockpit- en cabinebemanning die door de luchtvaartmaatschappij belast is met taken inzake de besturing en de veiligheid van het vliegen, de zorg voor de passagiers en de begeleiding van de vracht, alsmede ieder die uitsluitend wordt vervoerd om aan boord van een ander luchtvaartuig tijdens een vlucht van dat andere luchtvaartuig werkzaamheden als lid van het boordpersoneel te verrichten;
7° bestemming: de plaats naar waar de luchtvaartmaatschappij de passagier moet vervoeren, in voorkomend geval, krachtens de vervoerovereenkomst.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 29, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.160.[1 § 1. Een taks op de inscheping van een luchtvaartuig wordt geheven ter zake van het vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven.
Als vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven wordt ook aangemerkt, het vertrek van een passagier per helikopter vanaf een andere in België gelegen plaats dan een luchthaven.
Als vertrek van een passagier wordt niet aangemerkt, het vertrek vanaf een luchthaven indien:
1° dat vertrek als onderdeel van één vervoerovereenkomst plaatsvindt aansluitend op de aankomst van de passagier met een luchtvaartuig op die luchthaven;
2° de aansluiting de belangrijkste reden is voor het gebruik van de luchthaven; en
3° de passagier het gebied van de luchthaven, dat een vertrekkende passagier alleen mag betreden met een geldig vervoersbewijs, tussen het moment van aankomst en het moment van vertrek niet langer dan 24 uur heeft verlaten.
§ 2. De taks is niet van toepassing in geval van vertrek met een luchtvaartuig:
1° ingeschreven in het Belgische militaire luchtvaartregister of een gelijkaardig buitenlands luchtvaartuig;
2° gebezigd voor Staatsdiensten, als politie en douane;
3° voor een lokale vlucht bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van paramotoren;
4° voor vluchten met vertrek van een luchthaven en terugkomst op dezelfde luchthaven, zonder tussenlanding;
5° voor het uitvoeren van een professionele activiteit in het luchtruim waarvoor het gebruik van een luchtvaartuig noodzakelijk of het meest efficiënt is.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 30, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.161.[1 De belastingschuldige is de luchtvaart-maatschappij.
De niet in België gevestigde luchtvaartmaatschappijen die hun hoofdkantoor hebben buiten de Europese Economische Ruimte, moeten door de minister van Financiën of zijn gemachtigde een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen.
De niet in België gevestigde luchtvaartmaatschappijen die hun hoofdkantoor hebben binnen de Europese Economische Ruimte, kunnen door de minister van Financiën of zijn gemachtigde, een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen.
De aansprakelijke vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk tegenover de Belgische Staat tot de aangifte van de taks, tot betaling van de verschuldigde sommen en tot uitvoering van alle andere verplichtingen waartoe de luchtvaartmaatschappij krachtens deze titel is gehouden.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.
Luchtvaartmaatschappijen die zijn onderworpen aan de taks en die minstens twee vluchten per kalenderjaar met passagiers vanaf een in België gelegen luchthaven uitvoeren, registreren zich bij de bevoegde dienst.
Elke overtreding van deze bepalingen wordt gestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 250 tot 250 000 euro.
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger, alsook de modaliteiten van de registratie van de luchtvaartmaatschappijen.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 31, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.162.[1 De taks bedraagt:
1° 10 euro voor een passagier met een bestemming die niet verder gelegen is dan 500 km in vogelvlucht te rekenen vanaf het ARP van de luchthaven met het hoogste jaarlijkse aantal passagiers van het land;
2° 2 euro voor een passagier met een bestemming verder dan onder 1° en binnen de Europese Economische Ruimte, het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland;
3° 4 euro voor een passagier met een bestemming verder dan onder 1° en buiten de Europese Economische ruimte, het Verenigd Koninkrijk of Zwitserland.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 32, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.163.[1 De taks wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de passagier met een luchtvaartuig vertrekt.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 33, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.164.[1 Worden van de taks vrijgesteld:
1° de passagiers die als gevolg van technische incidenten, ongunstig weer of enig ander geval van overmacht, een onderbroken vlucht hernemen;
2° de passagiers van een luchtvaartuig dat uitsluitend voor medische of humanitaire doeleinden wordt gebruikt.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 34, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.165.[1 Uiterlijk op de laatste werkdag van de maand volgend op het kalenderkwartaal waarin de taks verschuldigd wordt, verstrekt de luchthavenexploitant aan de bevoegde dienst de door de Koning bepaalde nodige gegevens om de juiste heffing van de taks te verzekeren.
Elke overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 250 euro tot 25 000 euro.
De Koning kan voor de juiste heffing van de taks nuttige en noodzakelijke elementen bepalen, waaronder voor de identificatie van de luchtvaartmaatschappijen: hun ondernemingsnummer in geval van rechtspersonen, of hun rijksregisternummer in geval van natuurlijke personen.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 35, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art.166.[1 § 1. De taks wordt betaald uiterlijk op de laatste werkdag van de maand volgend op die waarin de taks verschuldigd wordt.
De taks wordt betaald door storting of overschrijving op de bankrekening van de bevoegde dienst.
Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige bij de bevoegde dienst een aangifte ingediend die alle voor de juiste heffing van de taks noodzakelijke elementen, zoals bepaald door de Koning, bevat.
§ 2. Een luchtvaartmaatschappij die niet gehouden is om zich te laten registreren krachtens artikel 161, zesde lid, dient, vóór elk vertrek van een passagier vanaf een in België gelegen luchthaven, een aangifte in en betaalt de taks.
§ 3. [2 ...]2
Bij niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook bij niet-betaling of laattijdige betaling, is een boete verschuldigd. De Koning bepaalt de boete volgens een schaal van 10 pct. tot 200 pct. van de taks, naargelang de aard of de ernst van de overtreding.]1
----------
(1)<W 2022-03-28/01, art. 36, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 21, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 166/1. [1 De belastingschuldige is gehouden op elk verzoek van de ambtenaren van de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II, zonder verplaatsing inzage te verlenen van al zijn documenten die de juiste heffing van de taks kunnen aantonen.
Een boete van 250 tot 2 500 euro is verschuldigd voor elke weigering van overlegging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-03-28/01, art. 37, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art. 166/2. [1 In geval van betaling van een bedrag hoger dan het verschuldigde bedrag wordt het teveel betaalde teruggegeven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-03-28/01, art. 38, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Art. 166/3. [1 De Koning kan het gebruik verplichten van een model van aangifte en van vraag tot teruggave.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-03-28/01, art. 39, 050; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
Titel IV.
Art.167.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.168.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.169.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.170.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.171.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art. 172.1.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Art.173.
<Opgeheven bij W 2021-01-26/12, art. 132, 044; Inwerkingtreding : 20-02-2021>
Titel V. [Jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen]
Art. 173.1.[1 art. 173 wordt art. 173.1]1 <W 2005-12-27/30, art. 134, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen> De verzekeringsverrichtingen zijn onderworpen aan een jaarlijkse taks wanneer het risico in België is gelegen.
Het risico van de verzekeringsverrichting wordt geacht in België gelegen te zijn indien de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats in België heeft, of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, indien de vestiging van deze rechtspersoon waarop de overeenkomst betrekking heeft zich in België bevindt.
Het risico van de verzekeringsverrichting wordt eveneens geacht in België gelegen te zijn, in de volgende gevallen:
1° indien de goederen zich in België bevinden, wanneer de verzekeringsverrichting betrekking heeft:
a) hetzij op onroerende goederen;
b) hetzij op onroerende goederen en op de inhoud daarvan, voor zover deze door dezelfde verzekeringsovereenkomst worden gedekt;
c) hetzij op roerende goederen die zich bevinden in een onroerend goed, met uitzondering van commerciële transitogoederen, ook al worden het onroerend goed en de inhoud daarvan niet door dezelfde verzekeringsovereenkomst gedekt;
2° indien de registratie in België plaatsvindt, wanneer de verzekeringsverrichting betrekking heeft op voer- en vaartuigen van om het even welke aard;
3° indien de overeenkomst in België werd gesloten, wanneer het een verzekeringsverrichting betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking hebben op tijdens een reis of vakantie gelopen risico's, ongeacht de betrokken tak.
Onder vestiging, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de hoofdvestiging van de rechtspersoon en elke andere duurzame aanwezigheid van die rechtspersoon in welke vorm dan ook.
----------
(1)<W 2012-12-13/03, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 30-12-2012>
Art.174. <W 2006-12-27/32, art. 332, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Worden met de verzekeringen gelijkgesteld, de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming, elke verbintenis aangegaan door instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening of door andere pensioeninstellingen, alsmede de verbintenissen aangegaan door de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.
Art.175. [Art. 175/1 geworden.] <W 1953-07-27/40, art. 16.>
Art. 175/1.<W 2003-04-28/36, art. 99, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vervallen of worden betaald vanaf 1 januari 2004> § 1. Het tarief van de taks bedraagt 9,25 %.
§ 2. Dit tarief wordt verminderd tot 4,40 % wat betreft:
1° de verzekeringen in geval van leven;
2° de verzekeringen in geval van overlijden;
3° [de vestigingen van lijfrenten of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming;] <W 2005-12-27/30, art. 136, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
4° [de collectieve toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel beroepsziekte of ziekte, indien ze worden uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen of pensioensinstellingen bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of door de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, en indien deze collectieve toezeggingen op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan;] <W 2006-12-27/32, art. 333, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
5° [de pensioentoezeggingen die worden uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen of pensioeninstellingen bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of door de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;] <W 2006-12-27/32, art. 333, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
6° de individuele voortzetting van pensioentoezeggingen als bedoeld in artikel 33 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid [2 en de pensioenovereenkomsten als bedoeld in titel 2 van de wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen]2;
[1 7° de pensioenovereenkomsten als bedoeld in artikel 2, 7°, van de wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijke persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers.]1
§ 3. [Elke toezegging begrepen in de plannen die worden uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen of pensioeninstellingen bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, of door de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, wordt onderworpen aan het tarief dat op die bepaalde toezegging van toepassing is overeenkomstig §§ 1 en 2, indien:
het collectief plan en de eventueel voorziene alternatieve individuele keuzemogelijkheden, op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan, en
de eventuele toezegging bij overlijden van de aangeslotene, de eventuele toezegging bij arbeidsongeschiktheid van de aangeslotene en de eventuele toezegging medische kosten van de aangeslotene, kan onderschreven worden zonder uitsluiting op basis van een medisch onderzoek indien meer dan tien personen bij dat collectief plan zijn aangesloten, en
dat plan door de verzekeringsonderneming, door de pensioeninstelling of door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening op een gedifferentieerde wijze wordt beheerd zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen.] <W 2006-12-27/32, art. 333, 3°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
In geval van een collectief plan waarbij voor alle aangeslotenen in een globaal premiebudget wordt voorzien en iedere aangeslotene zelf vrij de aanwending van dit premiebudget mag invullen en ventileren over de verschillende in het plan aangeboden dekkingen, moet er in een standaard toezegging worden voorzien. In afwachting van een keuze of indien de aangeslotene geen keuze maakt, wordt de standaard toezegging voor deze aangeslotene toegepast. Voor elke dekking wordt in een standaard dekking voorzien. Het verbod van uitsluiting op grond van een medisch onderzoek geldt zowel voor deze standaard dekking als de standaard toezeggingen; de standaard dekkingen en de standaard toezegging moeten in het reglement worden omschreven en een betekenisvolle inhoud hebben.
§ 4. Bij niet-naleving van één van de in § 3 vermelde voorwaarden wordt op alle toezeggingen begrepen in een in § 3 bedoeld plan, het in § 1 bepaalde tarief toegepast.
----------
(1)<W 2018-02-18/07, art. 67, 030; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(2)<W 2018-12-06/23, art. 51, 033; Inwerkingtreding : 27-03-2019>
Art. 175/2. <W 2003-04-22/41, art. 2, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vanaf 1 januari 2000 vervallen> De taks wordt eveneens verminderd tot 1,40 pct. :
1° voor de verzekeringen inzake zee- en binnenvaart en de verzekeringen tegen de risico's van vervoer te land of te lucht, wanneer zij betrekking hebben op de goederen;
2° voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen inzake motorrijtuigen en de verzekeringen van materiële schade, wanneer zij betrekking hebben op:
autovoertuigen die, op basis van een vergunning, aangewend worden hetzij voor een taxidienst hetzij voor verhuring met bestuurder, overeenkomstig de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten en de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;
autobussen en autocars met hun aanhangwagens;
een motorvoertuig dat uitsluitend bestemd is voor het vervoer van goederen over de weg en een maximaal toegelaten massa heeft van meer dan 3,5 ton en minder dan 12 ton.
Worden met de in het eerste lid, 2°, derde gedachtenstreepje, bedoelde motorvoertuigen gelijkgesteld, de aanhangwagens waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt en minder dan 12 ton.
Art. 175/3.<Ingevoegd bij W 2005-12-27/30, art. 137, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen> De taks wordt verminderd tot [1 2 pct.]1 voor de verrichtingen van levensverzekeringen, ook indien deze met een beleggingsfonds verbonden zijn, en de vestigingen van lijfrenten of tijdelijke renten, wanneer ze worden aangegaan door natuurlijke personen.
[1 In afwijking van het eerste lid wordt de taks verminderd tot 1,10 pct. voor de verrichtingen van tijdelijke verzekeringen bij overlijden met afnemend kapitaal die dienen voor het waarborgen van een hypothecaire lening om een onroerend goed te verwerven of te behouden, wanneer ze worden aangegaan door natuurlijke personen.]1
[2 In afwijking van het eerste lid wordt de taks verminderd tot 1,10 pct. voor verzekeringsovereenkomsten die beantwoorden aan de criteria en voorwaarden bepaald in de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen.]2
Het begrip levensverzekering duidt op de personenverzekeringen tot uitkering van een vast bedrag, waarbij het zich voordoen van het verzekerde voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur.
----------
(1)<W 2012-12-27/06, art. 104, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2013. Is van toepassing op de premies die vanaf 1 januari 2013 worden betaald.>
(2)<W 2013-12-26/07, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 176/1.<Oorspronkelijk artikel 176 hernummerd tot Art. 176/1 bij KB 63 1939-11-28/35, art. 9> <W 2005-12-27/30, art. 138, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen> De invorderbare taks wordt berekend op [1 het bedrag van de premies, persoonlijke bijdragen en werkgeversbijdragen, alsmede op de vergoeding voor met de verzekering samenhangende diensten wanneer die vrijgesteld zijn van de belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde]1, in de loop van het belastingjaar te betalen of te dragen door hetzij de verzekeringnemers, hetzij de aangeslotenen en hun werkgevers.
----------
(1)<W 2023-12-28/01, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art. 176/2.<[2 ]2 <Deel van oorspronkelijk art. 176, hernummerd en gewijzigd bij KB63 1939-11-28/35, art. 9> [Zijn alleen van de taks vrijgesteld]: <KB63 1939-11-28/35, art. 9>
1° [de kredietverzekeringscontracten tegen commerciële risico's, tegen landenrisico's of tegen deze beide risico's;] <W 2009-03-27/37, art. 23, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vervallen vanaf 7 april 2009>
2° [de overeenkomsten voor herverzekering;] <KB63 1939-11-28/35, art. 9>
3° [de verzekeringen en de lijfrenten of tijdelijke renten aangegaan ter uitvoering van de wet op de vergoeding van schade voortspruitende uit arbeidsongevallen [alsmede enige verzekering die betrekking heeft op een der doeleinden beschreven in artikel 57, eerste lid, van de wet betreffende de overzeese sociale zekerheid];] <KB127 1935-02-28/31, art. 39> <W 1963-07-17/01, art. 6, Inwerkingtreding : 18-01-1964>
4° [de spaarverzekeringen aangegaan in het kader van het pensioensparen, omschreven in de artikelen 1458 tot 14516 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;] W 2005-12-27/30, art. 139, b), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
4°bis [elke verbintenis aangegaan, zowel door de verzekeringsondernemingen of pensioeninstellingen bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, door de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, of door de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging, in het kader van de pensioenstelsels die voldoen aan de voorwaarden bepaald in titel II, hoofdstuk II, afdeling II, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, voor zover die verbintenissen door de verzekeringsonderneming, door de pensioeninstelling, door de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of door de rechtspersoon op een gedifferentieerde wijze worden beheerd zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen;] <W 2006-12-27/32, art. 334, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
4°ter [elke verbintenis aangegaan door een onderneming of pensioeninstelling als bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, 5°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, die worden belast met de opbouw van het aanvullend pensioen en/of de uitkering van de prestaties in het kader van het aanvullend pensioen en het stelsel van solidariteitsprestaties dat wordt ingericht ten voordele van de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden, wanneer die verbintenis voldoet aan de door titel II, hoofdstuk I, afdeling IV, van de programmawet (I) van 24 december 2002 inzake de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen opgelegde voorwaarden; <W 2006-12-27/32, art. 334, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
5° [de verzekeringen aangegaan ter uitvoering van de reglementering betreffende het rust- of overlevingspensioen, met uitzondering van die met betrekking tot de buitenwettelijke voordelen;] <W 1988-12-07/33, art. 42, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-1989>
6° [4 de door de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de havenbedrijven zoals bedoeld in het Vlaams decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens en de openbare instellingen aangegane verzekeringen;]4
7° [de diensten die door de ziekenfondsen, landsbonden en maatschappijen van onderlinge bijstand, andere dan deze bedoeld in artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, voor hun leden worden ingericht indien ze worden erkend overeenkomstig de bepalingen van de zelfde wet;] <W 2010-04-18/19, art. 2, a), Inwerkingtreding : 01-07-2011>
[7°bis met uitzondering van de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 138bis-1, § 2 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, de ziektekostenverzekeringen zoals bedoeld in artikel 138bis-1, § 1, 1° van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst die voldoen aan de hierna bepaalde voorwaarden:
a) De verzekering is toegankelijk voor alle kandidaat verzekerden die de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt.
Bovendien is de verzekering ongeacht de leeftijd van de betrokkenen toegankelijk voor de hoofdverzekerden en bijverzekerden van beroepsgebonden ziektekostenverzekeringen, die het voordeel van deze verzekering verliezen en voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op de individuele voortzetting van die beroepsgebonden ziektekostenverzekering, zoals bedoeld in artikel 138bis-8 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
b) In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, neemt de verzekering de kosten van de door haar gedekte schade ten laste, zelfs indien deze voortkomt uit een vooraf bestaande ziekte, aandoening of toestand;
c) De aanwezigheid van een reeds bestaande ziekte, aandoening of toestand in hoofde van de hoofdverzekerde of van een bijverzekerde mag niet leiden tot de weigering van de hoofdverzekerde of van een bijverzekerde en mag geen aanleiding geven tot een verhoging van de premies of een beperking op het vlak van de tussenkomst.
Het bestaan van vooraf bestaande ziekten en aandoeningen in hoofde van de verzekerde op het moment van het afsluiten van de overeenkomst kan evenwel leiden tot een beperking of een uitsluiting van tussenkomst in de supplementen die verontschuldigd zijn ingevolge een verblijf in een éénpersoonskamer; d) De verzekeringsovereenkomsten mogen geen wachtperiode voorzien van meer dan 12 maanden.] <W 2010-04-18/19, art. 2, b), Inwerkingtreding : 01-07-2011>
8° [de lijfrenten of tijdelijke renten die zijn aangelegd tegen storting met afstand van een kapitaal dat is gevormd met bijdragen of premies als bedoeld in [5 artikel 34, § 1, 2°, 2° bis en 2° ter]5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;] <W 2005-12-27/30, art. 139, e), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
9° [alle andere verzekeringen inzake zeevaart en binnenvaart dan deze vermeld in de artikelen 1752, 1°, en 1762, 10°;] < W 2003-04-22/41, art. 3, A), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vanaf 1 januari 2000 vervallen>
10° [[7 de cascoverzekeringen van schepen in de zin van het Belgisch Scheepvaartwetboek die voor winstgevende scheepvaartverrichtingen worden gebruikt]7, evenals de verzekeringen van vliegtuigen die hoofdzakelijk in het internationaal verkeer gebruikt worden voor openbaar vervoer;] <W 1998-07-05/56, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1998>
[10°bis de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen inzake motorrijtuigen en de verzekeringen van materiële schade, wanneer zij betrekking hebben op een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen die worden gedekt door een zelfde contract, indien het motorvoertuig of het samenstel van voertuigen uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg en waarvan de maximaal toegelaten massa ten minste 12 ton bedraagt.
Worden met deze motorvoertuigen gelijkgesteld, de aanhangwagens waarvan de maximaal toegelaten massa ten minste 12 ton bedraagt en de opleggers, speciaal gebouwd om aan een motorvoertuig te worden gekoppeld met het oog op het goederenvervoer over de weg;] <W 2003-04-22/41, art. 3, B), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vanaf 1 januari 2000 vervallen>
11° [de afkoopwaarden zoals bedoeld in artikel 364quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wanneer deze sommen worden gebruikt voor het aangaan van een levensverzekeringscontract bepaald bij artikel 1753;] <W 2011-07-28/03, art. 10, Inwerkingtreding : 01-01-2011>
[12° [6 ...]6
[1 13° de premies en bijdragen voor het gedeelte dat overeenstemt met de voorzieningen [3 als bedoeld in artikel 66 van de programmawet van 22 juni 2012]3 bestaand op het einde van het laatste boekjaar met een afsluitdatum voor 1 januari 2012, en die worden overgedragen aan een verzekeringsonderneming of pensioeninstelling bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of aan een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;
14° de premies en bijdragen voor het gedeelte dat overeenstemt met de kapitalen en afkoopwaarden die worden overgedragen onder de voorwaarden bepaald bij artikel 515novies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.]1
[2 15° de overdracht van reserves of afkoopwaarden van verbintenissen bedoeld in artikel 1751, § 2, 5°, en 6°, naar aanleiding van het faillissement of de vereffening van een verzekeringsonderneming of pensioeninstelling bedoeld in artikel 2, § 1 of § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, of van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, naar een gelijkaardige onderneming of instelling.]2
[Lid 2 opgeheven] <W 2005-12-27/30, art. 139, g), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
[Lid 3 opgeheven] <W 2005-12-27/30, art. 139, h), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
----------
(1)<W 2012-06-22/02, art. 67, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2012, van toepassing op de premies en bijdragen, wat de overdrachten van voorzieningen betreft; en inwerkingtreding : 01-07-2012, van toepassing op de premies en bijdragen, wat de overdrachten van kapitalen en afkoopwaarden van levensverzekeringen betreft>
(2)<W 2013-06-17/06, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
(3)<W 2015-12-18/12, art. 76, 017; Inwerkingtreding : 07-01-2016.>
(4)<W 2017-07-31/11, art. 53, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(5)<W 2018-02-18/07, art. 68, 030; Inwerkingtreding : 30-06-2018>
(6)<W 2019-04-22/15, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(7)<W 2019-05-08/14, art. 20, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.177.De jaarlijkse taks op de verzekeringsovereenkomsten wordt [1 verschuldigd]1:
1° [door de vennootschappen, kassen, verenigingen, verzekeringsondernemingen, pensioeninstellingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging in het kader van de pensioenstelsels bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, alsmede door alle andere verzekeringsondernemingen, wanneer ze in België hun hoofdinrichting, een agentschap, een bijhuis, een vertegenwoordiger of enige zetel voor hun verrichtingen hebben [1 , behoudens wat betreft de vergoeding voor de met verzekeringen samenhangende diensten als bedoeld in 2° bis]1;] <W 2006-12-27/32, art. 335, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
2° [door de in België verblijvende makelaars en alle andere tussenpersonen, voor de overeenkomsten onderschreven door hun tussenkomst met niet in België gevestigde verzekeraars die in België de onder artikel 178 bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger niet hebben, alsmede door de niet in België gevestigde verzekeringsondernemingen die in België geen aansprakelijke vertegenwoordiger hebben en die verzekeringsverrichtingen doen waarvan het risico in België ligt zonder beroep te doen op in België verblijvende tussenpersonen;] <W 2005-12-27/30, art. 140, a), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
[1 2° bis door de in België verblijvende makelaars en alle andere tussenpersonen, voor de met verzekeringen samenhangende diensten wanneer die diensten deel uitmaken van een afzonderlijke overeenkomst met hetzij de verzekeringnemer, hetzij de aangeslotenen en hun werkgevers en ze van de belasting over de toegevoegde waarde vrijgesteld zijn overeenkomstig artikel 44, § 3, 4°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;]1
3° [2 door de verzekeringnemers of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de Belgische inrichting waarop het contract betrekking heeft in de in artikel 1792, § 2, bedoelde gevallen.]2 <W 2005-12-27/30, art. 140, b), Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
----------
(1)<W 2023-12-28/01, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
(2)<W 2024-05-12/11, art. 81, 060; Inwerkingtreding : 08-06-2024>
Art.178.[2 ...]2
De niet in België gevestigde verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor hebben buiten de Europese Economische Ruimte moeten, vooraleer verzekeringsverrichtingen in België uit te oefenen, door of vanwege de Minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen. Deze vertegenwoordiger verbindt zich persoonlijk en schriftelijk jegens de Staat, tot betaling van de jaarlijkse abonnementstaks en van de boeten die mochten verschuldigd zijn.
De niet in België gevestigde verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor hebben binnen de Europese Economische Ruimte kunnen, door of vanwege de Minister van Financiën, een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger, zoals bedoeld in het vorige lid, laten erkennen.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die tot zijn onbevoegdheid leidt, wordt dadelijk in zijn vervanging voorzien.
Elke overtreding van deze bepalingen wordt gestraft met een boete van 250 euro.
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger.
----------
(1)<W 2016-04-27/04, art. 89, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
(2)<W 2021-06-27/02, art. 100, 047; Inwerkingtreding : 10-07-2021>
Art. 179/1.<W 1992-12-28/32, art. 113, Inwerkingtreding : 01-07-1995> [Wat de in [3 artikel 177, 1°, 2° en 2° bis]3, bedoelde belastingschuldigen betreft, is de jaarlijkse taks betaalbaar uiterlijk op de [1 twintigste]1 van de maand welke volgt op die waarin een premie, werkgeversbijdrage of persoonlijke bijdrage is vervallen.] <W 2005-12-27/30, art. 142, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
Een voorschot op de jaarlijkse taks twintigsteverschuldigd in de maand januari, volgens de tarieven bepaald in de artikelen [1751, § 1,] en 1752, is betaalbaar uiterlijk op de 15de van de maand december die voorafgaat; dat voorschot is gelijk aan het bedrag van de jaarlijkse taks, verschuldigd volgens de voornoemde tarieven en betaald in november van het lopende jaar. <W 2003-04-28/36, art. 103, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vervallen of worden betaald vanaf 1 januari 2004>
De taks wordt betaald door storting of door overschrijving op de postrekening van het bevoegde kantoor.
[Op de dag van de betaling dient de belastingschuldige op dat kantoor met betrekking tot de in het eerste lid vermelde betaling, een opgave in die afzonderlijk de maatstaven van heffing vermeldt van de taks die volgens ieder van de in artikel 1751, 1752 en 1753 bepaalde tarieven verschuldigd is wegens verzekeringsverrichtingen waarvoor tijdens de vorige maand een premie, werkgeversbijdrage of persoonlijke bijdrage vervallen is. De regels voor de opgave met betrekking tot het voorschot bedoeld in het tweede lid, worden door de Koning vastgesteld.] <W 2005-12-27/30, art. 142, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
[2 ...]2
Wanneer de opgave niet binnen de vastgestelde termijnen ingediend is, wordt een boete verbeurd van [12,50 EUR] per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week gerekend. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2013-06-17/06, art. 66, 008; Inwerkingtreding : 08-07-2013. Is van toepassing op premies en werkgeversbijdragen of persoonlijke bijdragen die vervallen vanaf november 2013>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 22, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<W 2023-12-28/01, art. 4, 058; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.179/1bis. [1 De in artikel 177, 2° bis, bedoelde belastingschuldige kan de taks die verschuldigd is op de met verzekeringen samenhangende diensten betalen aan de in artikel 177, 1°, bedoelde belastingschuldige die de tegenpartij is van de verzekeringnemer bij de verzekeringsovereenkomst waar de dienst mee samenhangt.
In dat geval is de in artikel 177, 1°, bedoelde belastingschuldige gehouden tot de verplichtingen bepaald in artikel 1791.
De terugbetaling van de teveel betaalde taks op de met verzekeringen samenhangende diensten wordt gedaan aan de belastingschuldige die de verplichtingen bepaald in artikel 1791 heeft nageleefd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-12-28/01, art. 5, 058; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art. 179/2.[1 § 1. De artikelen 1791 en 180 zijn van toepassing op de aansprakelijke vertegenwoordiger bedoeld in artikel 178, eerste en tweede lid.
De verzekeringsonderneming en zijn aansprakelijke vertegenwoordiger zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van elke verschuldigde som met betrekking tot de belastbare verzekeringsverrichtingen.
§ 2. Bij gebrek aan aansprakelijke vertegenwoordiger of in geval van afwezigheid van betaling van de taks, is de verzekeringnemer of, indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de Belgische inrichting op wie het contract van toepassing is, gehouden tot het betalen van de taks binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de vastgestelde vervaldatum voor elke premie.
De aangifte wordt ingediend uiterlijk de laatste werkdag voorafgaand aan de uiterste betaaldatum. De aangifte vermeldt voor de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn lasthebber, de naam, het adres, het ondernemingsnummer in geval van rechtspersonen, het rijksregisternummer in geval van natuurlijke personen, alsook met name de periode waarop de aangifte betrekking heeft, de belastbare basis, de vrijstellingen, de verrekeningen en het verschuldigd saldo.
De nadere regels, de vorm en de inhoud van de aangifte worden door de Koning vastgesteld.
Indien de aangifte niet binnen de bepaalde termijn wordt ingediend, wordt een boete verbeurd van 12,50 euro per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week aangerekend.]1
----------
(1)<W 2024-05-12/11, art. 82, 060; Inwerkingtreding : 08-06-2024>
Art. 179/3. <Ingevoegd bij W 2005-12-27/30, art. 144, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen> De Belgische en buitenlandse verzekeringsondernemingen die de in artikel 1753 bedoelde verrichtingen van verzekeringen aan Belgische verzekeringnemers aanbieden, zijn verplicht op het einde van ieder jaar een staat op te stellen die, voor iedere verzekeringnemer, de volgende gegevens vermeldt:
de benaming en het adres van de belastingschuldige;
het contractnummer van de verzekeringsovereenkomst;
de voor dat jaar vervallen premies;
de betaalde taks;
de datum van betaling van de taks.
De staat moet vóór 1 juni van het jaar volgend op dat waarop de staat betrekking heeft, worden ingediend op het bevoegde kantoor. Het model van de staat, de wijze van indiening en het bevoegde kantoor worden bij koninklijk besluit vastgesteld.
Wanneer de staat niet binnen de vastgestelde termijn werd ingediend, wordt een boete geheven van 12,50 euro per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week gerekend.
Art.180. Elke onnauwkeurigheid of weglating bevonden in de staat of in de aangifte waarvan sprake in de [drie] vorige artikelen wordt gestraft met een boete gelijk aan vijfmaal het ontdoken recht, zonder dat ze minder dan [250 EUR] bedragen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, ED 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2005-12-27/30, art. 145, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
Art.181. <W 1947-08-13/02, art. 56> De taks wordt naar behoren teruggegeven wanneer zij een hogere som vertegenwoordigt dan die welke wettelijk verschuldigd was op het ogenblik van de betaling.
De regering bepaalt de wijze en de voorwaarden volgens welke de terugbetaling geschiedt en bepaalt tevens, binnen de maximumgrens van twee jaar te rekenen van de dag waarop de vordering ontstaan is, de termijn binnen welke de terugbetaling moet worden gevraagd.
Art.182.
<Opgeheven bij W 2013-08-17/31, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.183.[De Belgische verzekeraars, de pensioeninstellingen [, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening] en de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid alsmede de vertegenwoordigers in België van de vreemde verzekeraars, alsmede de makelaars zijn gehouden hun repertoria, registers, boeken, polissen, contracten en alle andere stukken, zonder verplaatsing, mede te delen op elk aanzoek [2 van de ambtenaren]2 van [1 administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1 [2 ...]2.] <W 2003-04-28/36, art. 104, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies die vervallen of worden betaald vanaf 1 januari 2004> <W 2006-12-27/32, art.337, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[Dezelfde verplichting wordt aan de verzekeringnemers opgelegd wanneer ze handelaars zijn, voor de polissen, kwijtschriften en andere bescheiden inzake verzekeringsverrichtingen.] <W 2005-12-27/30, art. 146, Inwerkingtreding : van toepassing op de premies en bijdragen die vanaf 1 januari 2006 vervallen>
Elke weigering van mededeling wordt [...] met een boete van [250 tot 2.500 EUR] gestraft. <W 1947-08-13/02, art. 60> <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[lid 4 afgeschaft] <W 1947-08-13/02, art. 60>
[De Belgische verzekeraars, de pensioeninstellingen, de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en de vertegenwoordigers in België van de vreemde verzekeringsondernemingen zijn gehouden, onder de sancties voorgeschreven door het derde lid, de overeenkomsten van medeverzekering gesloten tussen hun klanten en een vreemde verzekeringsonderneming aan het bevoegd kantoor te vermelden, zodra ze kennis ervan hebben, wanneer die overeenkomsten betrekking hebben op een in België gelegen risico.] <W 2006-12-27/32, art.337, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[De Koning treft elke aanvullende regeling die een juiste heffing van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten kan verzekeren.] <W 1990-07-20/38, art. 12, Inwerkingtreding : 01-07-1990>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 84, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 90, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Titel VI. Jaarlijkse taks op de winstdeelnemingen
Art. 183bis. <W 2003-04-28/36, art. 105, Inwerkingtreding : 01-01-2004> De sommen verdeeld als winstdeelneming die betrekking hebben op levensverzekeringen, op contracten van lijfrente of tijdelijke renten, of op aanvullende pensioenen die op een andere wijze worden opgebouwd dan door middel van een levensverzekering, gesloten [met een verzekeringsonderneming, een pensioeninstelling of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening], die in België zijn hoofdinrichting, een agentschap, een bijhuis, een vertegenwoordiger of om het even welke zetel van verrichtingen heeft, zijn onderworpen aan een jaarlijkse taks. <W 2006-12-27/32, art. 338, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 183ter. <Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> Het percentage van de taks bedraagt 9,25 pct.
Art. 183quater. <Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> De invorderbare belasting wordt berekend op het totale bedrag van de sommen verdeeld als winstdeelnemingen voor het belastingjaar.
[lid 2 opgeheven] <W 1999-01-20/32, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 183quinquies. <W 1992-12-28/32, art. 115, Inwerkingtreding : 01-01-1994> Van de taks zijn vrijgesteld de sommen uitgekeerd als winstdeelneming:
1° welke betrekking heeft op spaarverzekeringscontracten beheerst door de artikelen 117 tot 125, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze bestonden voordat ze door artikel 85 van de wet van 28 december 1992 werden opgeheven, of beheerst door de artikelen 1458 tot 14516 van hetzelfde Wetboek;
2° welke betrekking heeft op de verzekeringscontracten vermeld in de artikelen 81, 1° en 2°, en 104, eerste lid, 10°, van hetzelfde Wetboek, zoals ze bestonden voordat ze door de artikelen 80 en 81 van de wet van 28 december 1992 werden opgeheven, of in artikel 1451, 2°, 3°, en 5°, van hetzelfde Wetboek, waarvoor de verzekeringnemer geen vrijstelling, vermindering of aftrek inzake inkomstenbelastingen heeft verkregen krachtens bepalingen van toepassing vóór het aanslagjaar 1993 of geen belastingverminderingen verleend bij de artikelen 1451, 2°, 3° of 5° en 14517, 1° of 2°, van hetzelfde Wetboek.
De in het eerste lid, 2°, vermelde vrijstelling wordt onderworpen aan de voorwaarden en de regels die de Koning bepaalt.
Art. 183sexies. <Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> De jaarlijkse taks op winstdeelnemingen wordt gekweten door [de vennootschappen, kassen, verenigingen, pensioeninstellingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening] of verzekeringsondernemingen en alle andere verzekeraars, die in België hun hoofdinrichting, een agentschap, een bijhuis, een vertegenwoordiger of enige zetel voor hun verrichtingen hebben. <W 2006-12-27/32, art. 339, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 183septies.<Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> De aansprakelijke vertegenwoordiger, die de vreemde verzekeraars ter utivoering van artikel 178, [1 eerste lid]1, moeten laten aannemen, moet zich persoonlijk en schriftelijk jegens de Staat verbinden om de bij de huidige titel bepaalde taks en de boeten die mochten verschuldigd zijn, te betalen.
----------
(1)<W 2021-06-27/02, art. 101, 047; Inwerkingtreding : 10-07-2021>
Art. 183octies.<Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> De jaarlijkse taks is betaalbaar binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van de beslissing tot verdeling van de winstdeelnemingen.
De taks wordt betaald door storting of overschrijving op de postrekening van het bevoegde kantoor.
Op de dag van de betaling wordt door de belastingschuldige op dat kantoor een opgave ingediend met vermelding van het belastingjaar, de datum van de beslissing tot verdeling, de maatstaf van heffing, de aanslagvoet en het bedrag van de taks.
[1 ...]1
Wanneer de opgave niet binnen de bedoelde termijn werd ingediend, wordt een boete verbeurd van [12,50 EUR] per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week gerekend. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2022-11-20/01, art. 23, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 183nonies. (NOTA : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) <Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> Elke onnauwkeurigheid of weglating in de aangifte waarvan sprake in het vorige artikel wordt gestraft met een boete gelijk aan vijfmaal het ontdoken recht, zonder dat ze minder dan [250 EUR] mag bedragen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 183decies. <Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> De taks wordt naar behoren teruggegeven wanneer zij een hogere som vertegenwoordigt dan die welke wettelijk verschuldigd was op het ogenblik van de betaling.
De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden volgens welke de terugbetaling geschiedt en bepaalt tevens, binnen de maximumgrens van twee jaar te rekenen van de dag waarop de vordering ontstaan is, de termijn binnen welke de terugbetaling moet worden gevraagd.
Art. 183undecies.<Ingevoegd bij W 1988-12-07/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-1989> [De Belgische verzekeringsondernemingen, de pensioeninstellingen, de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en de vertegenwoordigers in België van de vreemde verzekeringsondernemingen] zijn gehouden hun repertoria, registers, boeken, polissen, contracten en alle andere stukken, zonder verplaatsing, mede te delen op elk aanzoek [2 van de ambtenaren]2 van [1 administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1 [2 ...]2. <W 2006-12-27/32, art. 340, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Elke weigering van mededeling wordt met een boete van [250 tot 2.500 EUR] gestraft. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 85, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 91, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Titel VII.
Art. 183duodecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183terdecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183quaterdecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183quindecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183sedecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183septiesdecies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183duodevicies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183undevicies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art. 183vicies.
<Opgeheven bij W 2014-04-25/36, art. 86, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Titel VIII. [Taks op het lange termijnsparen]
Art.184. <W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> § 1. Een taks wordt gevestigd:
1° op de theoretische afkoopwaarde van de individueel gesloten levensverzekeringscontracten, waarvan de verzekeringnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft en een vrijstelling, vermindering of aftrek inzake inkomstenbelastingen heeft verkregen krachtens bepalingen van toepassing vóór het aanslagjaar 1993 of een belastingvermindering verleend bij artikel 1451, 2° en 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
2° op de pensioenen, renten, kapitalen of afkoopwaarden van individueel afgesloten levensverzekeringscontracten, die zijn betaald of toegekend op de datum dat de verzekeringnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft en een vrijstelling, vermindering of aftrek inzake inkomstenbelastingen heeft verkregen krachtens bepalingen van toepassing vóór het aanslagjaar 1993 of een belastingvermindering verleend bij artikel 1451, 2° en 5°, van hetzelfde Wetboek;
3° op het spaartegoed geplaatst op een collectieve of individuele spaarrekening waarvan de houder de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft en de aftrek heeft verkregen bepaald bij artikel 104, eerste lid, 10°, van hetzelfde Wetboek zoals het bestond voordat het door artikel 81, 2°, van de wet van 28 december 1992 werd opgeheven, of de belastingvermindering verleend bij artikel 1451, 5°, van hetzelfde Wetboek.
§ 2. Wanneer het levensverzekeringscontract of de spaarrekening afgesloten of geopend wordt door een persoon die de leeftijd van 55 jaar of meer bereikt heeft, is de taks gevestigd in § 1 niet opeisbaar op de dag dat de verzekeringnemer of de rekeninghouder de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft, maar op de dag van de tiende verjaardag van de datum van het afsluiten van het contract of het openen van de rekening.
Indien de afkoopwaarden of het spaartegoed evenwel vóór deze datum wordt betaald of toegekend en de verzekeringnemer of de rekeninghouder 60 jaar of ouder is, is de taks opeisbaar op de dag waarop de afkoopwaarden of het spaartegoed worden betaald of toegekend.
§ 3. Met de in § 2 vermelde levensverzekeringscontracten of spaarrekeningen afgesloten of geopend door een persoon die de leeftijd van 55 jaar of meer bereikt heeft, worden gelijkgesteld de contracten of de rekeningen die, zelfs bij het afsluiten of openen ervan, voorzien in een verhoging van de premies of betalingen vanaf de leeftijd van 55 jaar.
Voor de toepassing van § 2 worden deze contracten of deze rekeningen beschouwd als zijnde afgesloten of geopend op de dag waarop de verhoging ingaat.
Wanneer de voordelen evenwel vóór de in § 2 bedoelde 10e verjaardag worden uitgekeerd en de verzekeringnemer of de rekeninghouder 60 jaar of ouder is, is de taks opeisbaar op de dag waarop de eerste betaling plaatsvindt.
Art.185.<W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> § 1. [1 ...]1
§ 2. [1 De taks wordt vastgesteld op 10 pct. :
1° voor de theoretische afkoopwaarde, pensioenen, renten, kapitalen of afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten;
2° voor het spaartegoed op een spaarrekening.]1
[2 § 2/1. In afwijking van § 2 wordt de taks vastgesteld op 8 pct. voor de theoretische afkoopwaarde van de spaarverzekeringen in het kader van pensioensparen en op het spaartegoed geplaatst op een collectieve of individuele spaarrekening gevestigd voor het pensioensparen.]2
§ 3. In afwijking van [2 de §§ 2 en 2/1]2, wordt de taks vastgesteld op 33 pct.:
1° voor de afkoopwaarden vermeld in artikel 184, § 1, 2°, of het spaartegoed vermeld in artikel 184, § 1, 3°, indien zij betaald of toegekend worden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 171, 1°, f) en g) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
2° voor de afkoopwaarden of het spaartegoed vermeld in artikel 184, § 2, tweede lid, indien zij betaald of toegekend worden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 171, 1°, f) en g), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
[2 § 4. Gedurende de jaren 2015 tot 2019 wordt elk jaar een vervroegde inning van 1 pct. uitgevoerd van de taks als bedoeld in § 2/1.]2
----------
(1)<W 2012-06-22/02, art. 78, 003; Inwerkingtreding : 30-09-2012 (zie KB 2012-09-27/01, art. 1>
(2)<W 2014-12-19/07, art. 103, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.186.<W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> § 1. De opeisbare taks wordt berekend:
1° wat de levensverzekeringscontracten betreft waarvoor op de datum dat de verzekeringnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft geen prestaties worden betaald of toegekend, op het bedrag van de theoretische afkoopwaarde vastgesteld op de dag waarop de verzekeringnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft. Onder theoretische afkoopwaarde wordt verstaan de reserve bij de verzekeringsonderneming gevormd door de kapitalisatie van de betaalde premies, rekening houdend met de verbruikte sommen;
2° wat de levensverzekeringscontracten betreft waarvoor prestaties betaald of toegekend worden op de datum waarop de verzekeringnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft, op het kapitaal of de afkoopwaarde. Wanneer de prestaties de vorm van renten of pensioenen hebben, wordt de taks berekend op het vestigingskapitaal van die rente of dat pensioen, vastgesteld op die datum;
3° wat de spaarrekeningen betreft, op het spaartegoed geplaatst op dergelijke rekeningen, vastgesteld op de dag waarop de rekeninghouder de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft, hetzij overeenkomstig artikel 34, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het bestond voor dat het door artikel 75 van de wet van 28 december 1992 werd gewijzigd, wat de stortingen vóór 1 januari 1992 betreft, hetzij overeenkomstig artikel 34, § 3, van hetzelfde Wetboek, wat de stortingen gedaan vanaf 1 januari 1992 betreft.
§ 2. Voor de gevallen vermeld in artikel 184, § 2, eerste lid, zijn de in § 1 gestelde regels niet van toepassing op de dag waarop de verzekeringnemer of de rekeninghouder de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft, maar op de dag van de tiende verjaardag van de datum van het afsluiten van het contract of het openen van de rekening.
Voor de gevallen vermeld in artikel 184, § 2, tweede lid, zijn de in § 1, 2° en 3° gestelde regels van toepassing op de dag waarop de afkoopwaarde of het spaartegoed betaald of toegekend worden.
§ 3. [1 De vervroegde inning bedoeld bij artikel 185, § 4, wordt berekend:
1° wat de spaarverzekeringen in het kader van pensioensparen betreft, op het bedrag van de theoretische afkoopwaarde, samengesteld door de premies, bijdragen of stortingen, zoals vastgesteld op 31 december 2014;
2° wat de spaarrekeningen betreft, op het spaartegoed geplaatst op dergelijke rekeningen, zoals vastgesteld op 31 december 2014.
Indien de taks op het lange termijnsparen betaalbaar is tijdens de jaren 2015 tot 2019 krachtens artikel 184 van het Wetboek diverse rechten en taksen, is de vervroegde inning betaalbaar tot het jaar voorafgaand aan het tijdstip van de betaling van de taks.
Het bedrag van de vervroegde inning wordt afgetrokken van de taks verschuldigd op het tijdstip bepaald bij artikel 184.]1
----------
(1)<W 2014-12-19/07, art. 104, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 187/1. <W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> De taks wordt betaald:
1° wat de levensverzekeringscontracten betreft, door de genootschappen, kassen, verenigingen of verzekeringsondernemingen;
2° wat de spaarrekeningen betreft, door de instellingen of ondernemingen gemachtigd om spaarrekeningen te openen, vermeld in artikel 14515, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
De in het eerste lid bedoelde belastingschuldigen hebben het recht de taks in te houden op de in artikel 184 bedoelde afkoopwaarden, pensioenen, renten, kapitalen of spaartegoeden.
Art. 187/2. <W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> Van de taks zijn vrijgesteld:
1° de verzekeringscontracten die uitsluitend voordelen voorzien bij overlijden;
2° de levensverzekeringscontracten in zoverre ze ertoe strekken de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening te waarborgen.
Art. 187/3.<W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> § 1. De taks is betaalbaar uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan.
[1 De vervroegde inning, bedoeld bij artikel 185, § 4, is betaalbaar uiterlijk op 30 september van elk der jaren 2015 tot 2019.]1
De taks wordt betaald door storting of overschrijving op de postrekening van het bevoegde kantoor, op voorlegging op de dag van de betaling van een opgave die onder andere de heffingsbasis laat kennen.
De elementen die in de opgave moeten meegedeeld worden, elk stuk waarvan het overleggen nodig is voor de controle van de heffing van de taks, evenals het bevoegde kantoor worden bij koninklijk besluit vastgesteld.
§ 2. [2 ...]2
Wanneer de opgave niet binnen de vastgestelde termijn is ingediend, wordt een boete verbeurd van [12,50 EUR] per week vertraging. Iedere begonnen week wordt voor een gehele week gerekend. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2014-12-19/07, art. 105, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 24, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 187/4. <W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> Elke onnauwkeurigheid of weglating in de opgave of in de stukken waarvan sprake in artikel 1873, wordt gestraft met een boete gelijk aan vijf maal het ontdoken recht, zonder dat ze minder dan [250 EUR] mag bedragen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Elke weigering tot mededeling gevraagd met toepassing van artikel 1873, wordt met een boete van [250 tot 2.500 EUR] gestraft. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 187/5. <W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> De taks wordt naar behoren teruggegeven:
1° wanneer zij meer bedraagt dan de som die wettelijk verschuldigd was op het ogenblik van de betaling;
2° wanneer het gaat om een verzekeringscontract bij leven waarvoor de verzekeraar, op het ogenblik dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, van elke verbintenis bevrijd is.
De wijze en de voorwaarden volgens welke de terugbetaling geschiedt worden bij koninklijk besluit vastgelegd.
Art. 187/6.<W 1992-12-28/32, art. 117, Inwerkingtreding : 01-01-1993> De schuldenaars van de taks zijn gehouden hun repertoria, registers, boeken, polissen, contracten en alle andere stukken zonder verplaatsing mede te delen op elk verzoek van de ambtenaren van [1 administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1 [2 ...]2.
Elke weigering van mededeling wordt met een boete van [250 tot 2.500 EUR] gestraft. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB %2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 87, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 92, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Titel IX. Belasting voor aanplakking
Art.188. <R 1947-11-25/01, art. 2> Er wordt een taks gevestigd op alle om 't even welke plakbrieven die voor het publiek zichtbaar zijn [en waarvan de oppervlakte groter is dan [1 vierkante meter] ]. <W 2003-04-22/37, art. 2, Inwerkingtreding : 23-05-2003> <W 2006-12-19/33, art. 43, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.189. [opgeheven] <W 2003-04-22/37, art. 11, 1°, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Art.190. <W 2006-12-19/33, art. 44, Inwerkingtreding : 01-01-2007> Het bedrag van de taks bedraagt 0,50 euro per vierkante meter of breuk van vierkante meter wanneer de oppervlakte van de plakbrief gelijk is aan of groter is dan 1 vierkante meter.
[Het bedrag van de taks op de affiches van gewoon papier die zonder enige bescherming op panelen worden geplakt, ligt evenwel niet hoger dan 5 euro.] <W 2007-05-07/34, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art.191. De lichtaankondigingen en de aankondigingen bij middel van lichtprojecties, met meervoudige en achtereenvolgende, al dan niet afwisselende advertenties, zijn onderworpen, welke ook het getal en de veelvuldigheid der aankondigingen zij, aan een jaarlijkse belasting gelijk aan [vijfmaal] de belasting gevestigd bij voorgaand artikel. <W 2003-04-22/37, art. 4, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Art.192. [abrogé] <W 2003-04-22/37, art. 11, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Art.193. De belastbare oppervlakte wordt, voor de toepassing van de voorgaande artikelen, bepaald door de oppervlakte van de rechthoek waarvan de kanten lopen door de uiterste punten van de gedaante der aankondiging.
Zijn twee of verscheidene gelijkaardige aankondigingen naast elkander geplaatst of zijn ze derwijze bij elkander gebracht dat zij een geheel uitmaken, dan dient men, tot vaststelling van de belastbare oppervlakte, het geheel te beschouwen.
Art.194. Zijn niet onderhevig aan de belasting voor aanplakking:
1° de uithangborden;
2° de akten, afschriften, kopieën of uittreksels, ter uitvoering van de wet of van een rechterlijke beslissing aangeplakt.
Art.195. <W 2003-04-22/37, art. 5, Inwerkingtreding : 23-05-2003> De belasting en de boete zijn hoofdelijk verschuldigd:
1° door de persoon die er belang bij heeft dat de plakbrief wordt aangebracht;
2° door de ondernemer van aanplakking.
Elke aanplakking gedaan of behouden vóór de betaling van de belasting wordt gestraft met een boete gelijk aan vijfmaal de ontdoken belasting, zonder dat zij minder dan 25 EUR mag bedragen.
De onrechtmatig aangeplakte plakbrieven kunnen in beslag worden genomen of vernietigd.
Art.196.<W 2003-04-22/37, art. 6, Inwerkingtreding : 23-05-2003> De schuldenaars van de belasting zijn gehouden op elk verzoek van de ambtenaren van [1 administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]1 [2 ...]2, zonder verplaatsing inzage te verlenen van al hun repertoria, registers, boeken en van alle andere bescheiden in verband met hun verrichtingen inzake aanplakking.
Elke weigering van overlegging wordt met een boete van 250 tot 2.500 EUR gestraft.
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 88, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 93, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art.197. Elke jaarlijkse belasting is voor een gans jaar verschuldigd, zonder breuk.
Het jaar vervalt de 31 december, welke de datum ook zij waarop de aanplakking geschiedde.
De betaling van een tweede jaarlijkse belasting of van een volgende jaarlijkse belasting kan eerst worden gevorderd wanneer de plakbrief niet is ingetrokken binnen de maand volgende op het einde van het vervallen jaar.
Deze bepaling is echter niet van toepassing of houdt op van toepassing te zijn, wanneer de plakbrief wordt vernieuwd of in stand gehouden na afloop van het jaar.
De jaarlijkse belasting is invorderbaar de 2 januari van elk jaar en moet uiterlijk op 31 januari betaald worden.
Elke jaarlijkse belasting kan ineens worden betaald voor een of verscheidene jaren.
Art.198. Zijn vrij van de belasting voor aanplakking:
1° [de plakbrieven aangeplakt door de Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de polders en wateringen en de openbare instellingen; de plakbrieven van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers;] <W 2003-04-22/37, art. 7, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
2° de plakbrieven in kieszaken;
3° de plakbrieven uitsluitend betreffende het aanvragen en aanbieden van betrekkingen;
4° de plakbrieven van de bedienaars der erediensten erkend door de Staat, betreffende de oefeningen, plechtigheden en diensten van de eredienst;
5° de plakbrieven ter aankondiging van openbare voordrachten of vergaderingen die worden belegd tot onderricht ofwel tot politieke, wijsgerige of godsdienstige propaganda en waarvoor geen betaling vereist wordt;
6° [de plakbrieven van de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij, la Société régionale wallonne du logement en de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij erkende maatschappijen; de plakbrieven van de coöperatieve vennootschappen, het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, het Vlaamse Woningfonds van de Grote Gezinnen, het Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest; de plakbrieven van het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, en die van de verenigingen die actief zijn bij de opsporing van verdwenen kinderen of in de strijd tegen de seksuele uitbuiting van kinderen, wanneer zij handelen in overleg met of op verzoek van het genoemde centrum;] <W 2003-04-22/37, art. 7, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
7° de plakbrieven houdende aankondiging van feesten, vermakelijkheden, plechtigheden of inzamelingen uitsluitend ingericht met een liefdadig en menslievend doel;
8° [...] <KB 1957-09-12/32, art. 8, B>
Art.199. <W 2003-04-22/41, art. 8, Inwerkingtreding : 23-05-2003> [...] De schuldenaar dient op het bevoegde kantoor een opgave in die de maatstaf van heffing opgeeft alsmede alle noodzakelijke elementen ter bepaling ervan.
De belasting wordt betaald door storting of overschrijving op de postrekening van dat kantoor. <verdeling van het artikel in paragrafen afgeschaft bij W 2006-12-19/33, art. 45, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De wijze waarop de registers van de ondernemers van aanplakking en van de fabrikanten van plakbrieven moeten gehouden worden alsmede die waarop hun overeenkomsten er moeten in vermeld worden en over het algemeen al de maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze titel worden bepaald bij koninklijk besluit.
De overtredingen van de ter uitvoering van het voorgaande lid genomen koninklijke besluiten worden gestraft met een boete van 25 EUR.
[§ 2 opgeheven en verdeling van het artikel in paragrafen afgeschaft] <W 2006-12-19/33, art. 45, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.200. (Federale tekst) Ten einde de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren, wordt de regering gemachtigd de aanplakking van alle hoe ook genaamde plakbrieven die een zekere grootte te buiten gaan, op bepaalde plaatsen [...] te verbieden. <KB63 1939-11-28/35, art. 9>
De overtredingen van de koninklijke besluiten, ter uitvoering van dit artikel genomen, worden gestraft met een boete van [1,25 EUR tot 50 EUR]. Het bepaalde in het eerste boek van het Strafwetboek is van toepassing op die overtredingen. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Door het strafvonnis wordt de vernietiging van de onwettelijk aangebrachte plakbrief, op kosten van de veroordeelde, voorgeschreven.
Art. 200 (Vlaams Gewest) Ten einde de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren, wordt de regering gemachtigd de aanplakking van alle hoe ook genaamde plakbrieven die een zekere grootte te buiten gaan, op bepaalde plaatsen [...] te verbieden. <KB63 1939-11-28/35, art. 9> De overtredingen van de koninklijke besluiten, ter uitvoering van dit artikel genomen, worden gestraft met een boete van [50 EUR tot 2000 EUR]. Het bepaalde in het eerste boek van het Strafwetboek is van toepassing op die overtredingen. <DVR 2010-07-09/15, art. 70, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Door het strafvonnis wordt de vernietiging van de onwettelijk aangebrachte plakbrief, op kosten van de veroordeelde, voorgeschreven.
Art. 201/1.<W 1947-08-13/02, art. 60> [De personen bevoegd om proces-verbaal op te maken zijn, naast de [1 ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën]1, de leden van de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus en de ambtenaren die daartoe worden gemachtigd door de minister die bevoegd is voor Openbare werken.] <W 2003-04-22/41, art. 9, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Deze [1 ambtenaren]1 hebben recht van toegang tot de plaats waar de plakbrief is aangebracht om na te gaan of de bepalingen van deze titels en de koninklijke besluiten tot uitvoering er van werden nagekomen.
----------
(1)<W 2016-04-27/04, art. 94, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 201/2. De belasting voor aanplakking wordt terugbetaald wanneer zij de belasting overtreft welke eisbaar is volgens de aard en [de oppervlakte] van de plakbrief of volgens de inhoud van de door de belastingschuldige gedane uitgifte. <W 2003-04-22/41, art. 10, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
[De laatste twee alinea's van artikel 136] zijn toepasselijk op de belasting voor aanplakking. <KB63 1939-11-28/35, art. 10>
Titel X. [1 Jaarlijkse taks op de effectenrekeningen]1
----------
(1)
Art. 201/3.[1 Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder:
1° inwoners:
a) de in artikel 2, § 1, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde rijksinwoners;
b) de in artikel 2, § 1, 5°, b, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vennootschappen;
c) de in artikel 220 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde rechtspersonen;
2° niet-inwoners: de in artikel 227 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde belastingplichtigen;
3° effectenrekening: een rekening waarop financiële instrumenten mogen worden gecrediteerd of gedebiteerd, ongeacht of deze effectenrekening wordt aangehouden in onverdeelde eigendom, of in gesplitste eigendom, en die:
a) wat de inwoners betreft, wordt aangehouden bij een tussenpersoon, ongeacht waar de tussenpersoon opgericht of gevestigd is;
b) wat de niet-inwoners betreft, wordt aangehouden bij een Belgische tussenpersoon, uitgezonderd het onder c) bedoelde geval;
c) wat de in artikel 229 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde Belgische inrichtingen van niet-inwoners betreft, deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van die inrichting en aangehouden wordt bij een tussenpersoon, ongeacht waar de tussenpersoon opgericht of gevestigd is;
4° belastbare financiële instrumenten: alle financiële instrumenten, zoals onder meer die bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en geldmiddelen, die worden aangehouden op een effectenrekening;
5° referentieperiode: een periode van twaalf opeenvolgende maanden die aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar, of, in voorkomend geval, op het moment:
a) dat de effectenrekening wordt afgesloten; of
b) waarop de enige of laatste titularis inwoner wordt van een Staat waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten en waarbij dat verdrag tot gevolg heeft dat de heffingsbevoegdheid voor het vermogen op de effectenrekening toekomt aan de andere Staat;
c) waarop de effectenrekening niet langer deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een in artikel 229 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde Belgische inrichting van een niet-inwoner, indien dit ertoe leidt dat België ten gevolge van een dubbelbelastingverdrag niet langer bevoegd is om het vermogen op de effectenrekening te belasten;
d) waarop de rekening niet langer voldoet aan de definitie bedoeld in de bepaling onder 3° ;
6° tussenpersoon: de Nationale Bank van België, de Europese Centrale Bank en de buitenlandse centrale banken die soortgelijke functies uitoefenen, een centrale effectenbewaarinstelling bedoeld in artikel 198/1, § 6, 12°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, een kredietinstelling of een beursvennootschap bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, en de beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, die krachtens nationaal recht toegelaten worden om financiële instrumenten voor rekening van de klanten aan te houden;
7° Belgische tussenpersoon: een tussenpersoon die opgericht is naar Belgisch recht evenals een tussenpersoon die gevestigd is in België. De niet in België gevestigde tussenpersonen die een vertegenwoordiger hebben aangesteld bedoeld in artikel 201/9/1, worden voor de toepassing van deze titel gelijkgesteld met een Belgische tussenpersoon;
8° titularis: de houder(s) van de effectenrekening, met inbegrip van de oprichter(s) van juridische constructies, dochterconstructies, moederconstructies en ketenconstructies in het kader waarvan de rekening wordt aangehouden;
9° oprichter: de persoon die als oprichter van een juridische constructie wordt beschouwd in toepassing van artikel 2, § 1, 14°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;
10° juridische constructie, dochterconstructie, moederconstructie en ketenconstructie: de constructies, waar ook gevestigd, die als juridische constructie, dochterconstructie, moederconstructie en ketenconstructie worden beschouwd in toepassing van respectievelijk artikel 2, § 1, 13°, 13° /2, 13° /3 en 13° /4, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;
11° belastingschuldige: naargelang het geval, de Belgische tussenpersoon, de aansprakelijke vertegenwoordiger bedoeld in artikel 201/9/1 of de titularis.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/4.[1 Er wordt een jaarlijkse taks geheven op de effectenrekeningen.
De belastbare grondslag is de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten tijdens de referentieperiode.
De taks is slechts verschuldigd indien deze gemiddelde waarde meer bedraagt dan 1 000 000 euro.
De taks is niet verschuldigd wat betreft de effectenrekeningen die, zonder dat een derde, andere dan een in dit lid geviseerde instelling, vennootschap of entiteit, over enig rechtstreeks of onrechtstreeks vorderingsrecht beschikt verbonden aan de waarde van de aangehouden effectenrekening, worden aangehouden door:
1° de Nationale Bank van België, de Europese Centrale Bank en de buitenlandse centrale banken die soortgelijke functies uitoefenen, en de in artikel 198/1, § 6, 1° tot en met 12°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde financiële instellingen;
2° een beursvennootschap bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;
3° in artikel 2, § 1, 13° /1, eerste lid, a tot c, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde instellingen en entiteiten, met uitsluiting van de in artikel 2, § 1, 13° /1, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde instellingen, entiteiten en compartimenten.
De taks is eveneens niet verschuldigd wat betreft de effectenrekeningen die:
1° rechtstreeks of onrechtstreeks, en uitsluitend voor eigen rekening, worden aangehouden door niet-inwoners die deze effectenrekeningen niet aanwenden binnen een in artikel 229 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde Belgische inrichting waarover zij beschikken, bij een centrale effectenbewaarinstelling bedoeld in artikel 198/1, § 6, 12°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, of bij een depositobank vergund door de Nationale Bank van België in toepassing van artikel 36/26/1, § 6, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;
2° voor rekening van derden worden aangehouden door de tussenpersonen, als dekking voor financiële instrumenten die zijn ingeschreven op effectenrekeningen in hun boeken of als dekking voor rechten gehouden door een instelling, vennootschap of entiteit bedoeld in het vierde lid, bij een andere tussenpersoon of bij een centrale effectenbewaarinstelling bedoeld in artikel 2, eerste lid, punt 1, van de Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012.
Voor de toepassing van dit artikel zijn niet tegenstelbaar aan de belastingadministratie, de verrichtingen gesteld vanaf 30 oktober 2020 die bestaan in: 1° het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen aangehouden bij dezelfde tussenpersoon; 2° de omzetting van belastbare financiële instrumenten, aangehouden op een effectenrekening, naar financiële instrumenten op naam.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021, (NOTA : bij arrest nr. 138/2022 van 27-10-2022 (2022-10-27/15, B.St. 30-01-2023, p. 13678), heeft het Grondwettelijk Hof de woorden in cursief van dit artikel vernietigd) >
Art. 201/5.[1 Tijdens de referentieperiode zijn de referentietijdstippen 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september.
De belastbare grondslag is de som van de waarden van de belastbare financiële instrumenten op de referentietijdstippen, gedeeld door het aantal van die tijdstippen.
In geval van de opening of de sluiting van een effectenrekening gedurende de referentieperiode worden de referentietijdstippen bedoeld in het eerste lid waarop de rekening bestond in aanmerking genomen voor de berekening van de belastbare grondslag.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 5, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/6.[1 Het tarief van de taks bedraagt 0,15 pct.
Het bedrag van de taks wordt beperkt tot 10 % van het verschil tussen de belastbare grondslag en het in artikel 201/4, derde lid, bedoelde drempelbedrag.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/7.[1 Uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van de referentieperiode leveren de Belgische tussenpersonen aan de titularissen een overzicht af dat de volgende gegevens bevat:
1° het rekeningnummer van de effectenrekening;
2° de identiteit van de titularis(sen), bevattende de naam, eerste voornaam en woonplaats, of het ondernemingsnummer, de naam en het adres van de zetel;
3° de elementen voor de berekening van de belastbare grondslag;
4° de vermelding van de referentieperiode.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 7, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/8.[1 De taks is verschuldigd op de eerste dag die volgt op het einde van de referentieperiode.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/9.[1 § 1. De Belgische tussenpersoon gaat over tot inhouding, aangifte en betaling van de taks.
§ 2. In alle andere gevallen gaat de titularis zelf over tot aangifte en betaling van de taks, tenzij hij kan bewijzen dat de taks reeds aangegeven en betaald werd door een al dan niet in België opgerichte of gevestigde tussenpersoon.
§ 3. Indien een effectenrekening wordt aangehouden door meerdere titularissen, kan elke titularis de aangifte indienen voor alle titularissen.
Elke titularis is hoofdelijk gehouden tot de betaling van de taks, de boetes en de [2 nalatigheidsinteresten]2.]1
----------
(1)<W 2021-02-17/05, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 25, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/9/1. [1 De niet in België gevestigde of opgerichte tussenpersonen kunnen, wanneer zij een aan de taks onderworpen rekening beheren, door of vanwege de minister van Financiën een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen. Deze vertegenwoordiger verbindt zich hoofdelijk tegenover de Belgische Staat tot de aangifte en de betaling van de taks, alsook tot de uitvoering van alle verplichtingen waartoe de tussenpersoon krachtens deze titel is gehouden.
In geval van overlijden van de aansprakelijke vertegenwoordiger, van intrekking van zijn erkenning of van een gebeurtenis die het hem onmogelijk maakt om als vertegenwoordiger op te treden, wordt binnen een maand in zijn vervanging voorzien.
De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere regels van erkenning van de aansprakelijke vertegenwoordiger.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 10, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Art. 201/9/2.[1 § 1. De Belgische tussenpersonen dienen een aangifte in bij het bevoegde kantoor, uiterlijk op de twintigste dag van de derde maand die volgt op het einde van de referentieperiode.
De taks wordt betaald op de in het eerste lid bedoelde dag.
De Koning bepaalt de nadere regels van de aangifte.
§ 2. Niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de niet-betaling of laattijdige betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een door de Koning vastgelegde schaal die gaat van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks.
Bij ontstentenis van kwade trouw is er geen boete verschuldigd.
§ 3. [2 ...]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 11, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 26, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/9/3.[1 § 1. In de in artikel 201/9, § 2, bedoelde gevallen dient de titularis zelf een elektronische aangifte in.
De indieningstermijn van deze aangifte is dezelfde als die geldende voor de indiening van de aangifte in de personenbelasting, door een belastingplichtige zelf, via MyMinfin.
De taks wordt uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het einde van de referentieperiode, betaald.
De Koning bepaalt de nadere regels van de aangifte.
§ 2. Een elektronisch aangifteformulier wordt door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking gesteld. Het ingediende formulier wordt gelijkgesteld met een nauwkeurig gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte.
In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, is de titularis vrijgesteld van de verplichting een aangifte in te dienen langs elektronische weg in de door de Koning bepaalde gevallen of zolang zij of in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangifte in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van de aangifte op papier geschieden bij het bevoegde kantoor.
De aangiften bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, alsook de hierbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken, die door de administratie belast met de vestiging of de inning en invordering van de taksen gevestigd door Boek II, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek diverse rechten en taksen en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 3. Niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling of niet-betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks.
Bij ontstentenis van kwade trouw is er geen boete verschuldigd.
§ 4. [2 ...]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 12, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 27, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.201/9/3 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. In de in artikel 201/9, § 2, bedoelde gevallen dient de titularis zelf een elektronische aangifte in [3 , ten laatste op 15 juli van het jaar volgend op het einde van de referentieperiode]3.
[3 ...]3
De taks wordt uiterlijk op 31 augustus van [3 hetzelfde jaar]3, betaald.
De Koning bepaalt de nadere regels van de aangifte.
§ 2. Een elektronisch aangifteformulier wordt door de Federale Overheidsdienst Financiën ter beschikking gesteld. Het ingediende formulier wordt gelijkgesteld met een nauwkeurig gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte.
In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, is de titularis vrijgesteld van de verplichting een aangifte in te dienen langs elektronische weg in de door de Koning bepaalde gevallen of zolang zij of in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde aangifte in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van de aangifte op papier geschieden bij het bevoegde kantoor.
De aangiften bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, alsook de hierbij gevoegde documenten en verantwoordingsstukken, die door de administratie belast met de vestiging of de inning en invordering van de taksen gevestigd door Boek II, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de bepalingen van het Wetboek diverse rechten en taksen en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 3. Niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling of niet-betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de verschuldigde taks.
Bij ontstentenis van kwade trouw is er geen boete verschuldigd.
§ 4. [2 ...]2]1
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 12, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 27, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<W 2023-12-28/01, art. 7, 058; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art. 201/9/4.[1 In geval van betaling van een bedrag hoger dan het verschuldigde bedrag wordt het teveel betaalde teruggegeven.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de vraag tot teruggave.
[2 ...]2
In geval van een eindbeslissing in een geschillenbeslechtingsprocedure bedoeld in de artikelen 3, 4, 6, 10 of 15 van de wet van 2 mei 2019 tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie, ontstaat in voorkomend geval een recht op teruggave op de dag van de verzaking van het recht om enig rechtsmiddel aan te wenden, behalve in het geval bepaald in artikel 15, § 4, derde lid, van de voormelde wet.
De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden van teruggave, alsook de termijn van indiening van het verzoek tot teruggave. Deze termijn mag niet twee jaar overschrijden, te rekenen van de dag waarop de taks opeisbaar is geworden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 13, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 28, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/9/5. [1 Met het oog op het onderzoek van correcte inning, aangifte en betaling van de taks, mag de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen gevestigd door Boek II aan de titularis elke inlichting vragen die de administratie nodig acht om de juiste heffing van de taks te verzekeren.
Voor elke foutieve mededeling of gebrek aan mededeling gevraagd met toepassing van het eerste lid kan een geldboete van 750 tot 1 250 euro opgelegd worden.
De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.
Bij ontstentenis van kwade trouw is er geen boete verschuldigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 14, 045; Inwerkingtreding : 26-02-2021>
Titel XI. [1 - Jaarlijkse taks op de kredietinstellingen]1
----------
(1)
Art. 201/10.[1 De volgende kredietinstellingen zijn aan een jaarlijkse taks onderworpen :
a) de kredietinstellingen naar Belgisch recht die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel [2 14 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen]2;
b) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is en die, aangezien ze in België werkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel [2 312]2 van dezelfde wet, er een bijkantoor hebben gevestigd;
c) de kredietinstellingen waarvan de Staat van herkomst een derde Staat is en die, aangezien ze in België werkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel [2 333]2 van dezelfde wet, er een bijkantoor hebben gevestigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 50, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
(2)<W 2015-12-18/12, art. 33, 017; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
Art. 201/11.[1 Een kredietinstelling bedoeld in artikel 20110 is de taks verschuldigd op het gemiddeld bedrag van haar schulden tegenover cliënten in het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het gemiddeld bedrag van de schulden van de kredietinstelling tegenover cliënten verstaan het rekenkundig gemiddelde van de bedragen die op het einde van iedere maand van het bedoelde jaar overeenkomstig de voorschriften van de Nationale Bank van België in het kader van de territoriale rapportering moeten worden vermeld op lijn 229 in tabel 00.20 "Schulden tegenover cliënten" (kolom 05, Totaal bedrag) van het Schema A.]1
----------
(1)<W 2016-08-03/13, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 21-08-2016 (overgangsbepalingen art. 14 en 15)>
Art. 201/12.[1 Het tarief van de taks wordt vastgesteld [2 op 0,13231 pct.]2 [3 voor de eerste 50 miljard euro van de belastbare grondslag en op 0,17581 pct. voor het deel van de belastbare grondslag dat 50 miljard euro overschrijdt.]3]1
----------
(1)<W 2013-07-30/01, art. 75, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<W 2016-08-03/13, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 21-08-2016 (overgangsbepalingen art. 14 en 15)>
(3)<W 2023-12-22/06, art. 2, 056; Inwerkingtreding : 30-12-2023>
Art. 201/12/1.[1 De jaarlijkse taks is niet van toepassing op de vennootschappen die [2 een vergunning bezitten of erkend zijn als centrale effectenbewaarinstelling]2 in de zin van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, of die een vergunning hebben als [2 depositobank overeenkomstig artikel 36/26/1, § 6]2, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organieke statuut van de Nationale Bank van België.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-08-03/13, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 21-08-2016 (overgangsbepalingen art. 14 en 15)>
(2)<W 2021-06-27/02, art. 102, 047; Inwerkingtreding : 10-07-2021>
Art. 201/13.[1 De taks is opeisbaar op 1 januari van elk jaar en voor de eerste keer op 1 januari [2 2016]2.
Hij moet betaald zijn uiterlijk op 1 juli van elk jaar [2 ...]2.
[3 ...]3]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
(2)<W 2016-08-03/13, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 21-08-2016 (overgangsbepalingen art. 14 en 15)>
(3)<W 2022-11-20/01, art. 29, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/14. [1 De kredietinstellingen en bijkantoren zijn gehouden uiterlijk op 1 juli van elk jaar op het bevoegde kantoor een aangifte in te dienen waarin hun benaming, de belastbare grondslag, het tarief en het bedrag van de taks wordt opgegeven.
Indien de aangifte niet binnen de voorgeschreven termijn wordt ingediend, wordt een boete verbeurd van 250 euro per week vertraging. Elke begonnen week wordt voor een gehele week gerekend.
De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 54, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
Art. 201/15.
<Opgeheven bij W 2016-04-27/04, art. 95, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 201/16. [1 Elke onnauwkeurigheid of weglating vastgesteld in de aangifte, evenals iedere andere onregelmatigheid begaan in de uitvoering van de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt gestraft met een boete gelijk aan tweemaal het ontdoken recht, zonder dat ze minder dan 250 euro mag bedragen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 56, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
Art. 201/17. [1 De taks wordt teruggegeven voor het gedeelte dat meer bedraagt dan hetgeen wettelijk verschuldigd is.
De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden van de terugbetaling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
Art. 201/18.[1 Op straf van een boete van 250 tot 2.500 euro zijn de schuldenaars van de taks gehouden op elk verzoek van een ambtenaar van [2 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in Boek II]2, zonder verplaatsing inzage te verlenen van alle documenten nodig voor de juiste heffing van de taks.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 58, 003; Inwerkingtreding : 08-07-2012>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 96, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 201/19.[1 De kredietinstellingen en hun bijkantoren mogen noch de taks noch de in het tweede lid bedoelde boete verhalen op de cliënten bedoeld in artikel 20111.
Elke overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een boete volgens een door de Koning vastgelegde schaal die gaat van 10 pct. tot 200 pct. in functie van de herhaling van de overtreding. De boete wordt berekend op de verschuldigde taks voor het aanslagjaar waarop de verhaalde taks of de boete betrekking heeft.]1
----------
(1)<W 2023-12-22/06, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 30-12-2023>
Titel XII. [1 - Jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen]1
----------
(1)
Art. 201/20. [1 Onderworpen aan een jaarlijkse taks vanaf de eerste januari volgend op hun inschrijving hetzij bij de Federale Overheidsdienst Financiën op de lijst van gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen, hetzij bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten zijn
1° de beleggingsvennootschappen, bedoeld in artikel 3, 11° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in artikel 3, 11° van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, met uitzondering van de private privaks, bedoeld in artikel 298 van dezelfde wet, en de openbare of institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschappen bedoeld in artikel 2, 1°, 2° en 3° van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen;
2° de beheersvennootschappen die instaan voor het beheer van de beleggingsinstellingen die geregeld zijn bij overeenkomst, bedoeld in artikel 6 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;
3° de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht bedoeld in artikel 148 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, met uitzondering van de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en de alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht bedoeld in artikel 259 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 79, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/21. [1 § 1. Wat de beleggingsinstellingen bedoeld in artikel 20120, 1° en 2°, betreft, is de taks verschuldigd op het totaal van de in België op 31 december van het voorgaande jaar netto uitstaande bedragen.
Voor de toepassing van het eerste lid:
1° worden de in het buitenland voor rekening van een rijksinwoner verworven rechten van deelneming, geacht uit te staan in België;
2° is, indien de beleggingsinstelling verzuimd heeft de elementen die nuttig en noodzakelijk zijn voor de heffing van de taks aan de administratie te verstrekken, en onverminderd de toepassing van Boek III, de taks verschuldigd op de totaalwaarde van het beheerd vermogen op 31 december van het voorafgaande jaar.
De Koning kan de voor de heffing van de taks nuttige en noodzakelijke elementen bepalen.
§ 2. Wat betreft de beleggingsinstellingen, bedoeld in artikel 20120, 3°, is de taks verschuldigd op het totaal van de in België netto uitstaande bedragen op 31 december van het voorgaande jaar, vanaf hun inschrijving bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten.
Voor de toepassing van het eerste lid:
1° kunnen de rechten van deelneming die door een financiële tussenpersoon in het buitenland werden geplaatst, niet afgetrokken worden van de in België bruto uitstaande bedragen in geval van de inkoop door de tussenkomst van een financiële tussenpersoon in België;
2° is, indien de beleggingsinstelling verzuimd heeft de elementen die nuttig en noodzakelijk zijn voor de heffing van de taks aan de administratie te verstrekken en onverminderd de toepassing van Boek III, de taks verschuldigd op het totaal van de in België bruto uitstaande bedragen op 31 december van het voorgaande jaar.
De Koning kan de voor de heffing van de taks nuttige en noodzakelijke elementen bepalen.
§ 3. Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 worden voor een beleggingsinstelling die rechten van deelneming heeft in een beleggingsinstelling, de bedragen die bij een beleggingsinstelling werden opgenomen in de belastbare grondslag, niet meegerekend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 80, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/22. [1 Het tarief van de taks wordt vastgesteld op 0,0925 pct.
Het wordt evenwel vastgesteld op 0,01 pct. in de mate dat de financieringsmiddelen van de beleggingsinstelling, één of meerdere van haar compartimenten of klassen van aandelen, uitsluitend worden aangetrokken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend door deze beleggers kunnen worden verworven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 81, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/23.[1 De taks is opeisbaar de eerste januari van elk jaar.
Hij moet betaald zijn uiterlijk op 31 maart van elk jaar.
[2 ...]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 82, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 30, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/24. [1 De instellingen bedoeld in artikel 20120 zijn gehouden uiterlijk op 31 maart van ieder aanslagjaar een aangifte in te dienen waarin de belastbare grondslag wordt opgegeven.
Indien de aangifte niet ingediend wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt een geldboete verbeurd van 250 euro per week vertraging. Elke begonnen week wordt gerekend als een volle week.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 83, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/25.[1 De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte. Hij kan [2 aanvullende regels bepalen]2 om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 84, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-02-07/01, art. 30, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Art. 201/26. [1 Elke onnauwkeurigheid of weglating die vastgesteld wordt in de aangifte bedoeld in artikel 20124, evenals iedere andere onregelmatigheid begaan in de uitvoering van de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt gestraft met een geldboete gelijk aan tweemaal het ontdoken recht, zonder dat deze geldboete lager mag zijn dan 250 euro per overtreding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 85, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/27. [1 De taks wordt teruggegeven voor het gedeelte dat meer bedraagt dan hetgeen wettelijk verschuldigd is.
De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden van de terugbetaling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 86, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/28. [1 De ambtenaren belast met de vestiging of de heffing van de taks kunnen kennis nemen van alle documenten nodig om de juiste heffing van de taks te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 87, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Titel XIII. [1 - Jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen]1
----------
(1)
Art. 201/29.[1 Onderworpen aan een jaarlijkse taks vanaf de eerste januari volgend op hun inschrijving bij de [2 Nationale Bank van België]2 zijn:
1° de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 6 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, die inkomsten toekennen als bedoeld in artikel 21, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of die dividenden toekennen die van de vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld op grond van artikel 185, § 1, van dat Wetboek;
2° de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 6 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, die verzekeringsverrichtingen doen als bedoeld in bijlage II, A, 23, van dezelfde wet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 89, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2023-07-31/06, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 02-09-2023>
Art. 201/30. [1 § 1. De taks is verschuldigd op het totaal bedrag op 1 januari van het aanslagjaar van de wiskundige balansprovisies en de technische provisies die betrekking hebben op:
- de levensverzekeringscontracten die beantwoorden aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 21, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
- de verzekeringsverrichtingen die met een beleggingsfonds verbonden zijn, met uitzondering van levensverzekeringscontracten waarvan het kapitaal of de afkoopwaarde onderworpen is aan de inkomstenbelasting of aan de taks op het langetermijnsparen.
De Koning kan de voor de heffing van de taks nuttige en noodzakelijke elementen bepalen.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, tweede streepje, worden voor een verzekeringsonderneming die rechten van deelneming heeft in een beleggingsinstelling, de bedragen die bij een beleggingsinstelling werden opgenomen in de belastbare grondslag voor de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen niet meegerekend.
§ 3. In geval een verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 20129 de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap erkend door de Nationale Raad van de Coöperatie, is de taks bovendien verschuldigd op een quotiteit van het maatschappelijk kapitaal op 1 januari van het aanslagjaar. Die quotiteit is gelijk aan de verhouding van het totaal van de op grond van artikel 185, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet-belastbare dividenden tot het totaal van de toegekende dividenden voor het boekjaar dat voorafgaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 90, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/31. [1 Het tarief van de taks wordt vastgesteld:
1° op 0,0925 pct. voor het in artikel 20130, paragraaf 1, bedoelde totaal bedrag van de wiskundige balansprovisies en de technische provisies die betrekking hebben op levensverzekeringscontracten en op verzekeringsverrichtingen die verbonden zijn aan beleggingsfondsen;
2° op 0,0925 pct. voor de in artikel 20130, § 3, bedoelde quotiteit van het maatschappelijk kapitaal van de in artikel 20129, 1° of 2°, bedoelde ondernemingen die de vorm van een coöperatieve vennootschap hebben aangenomen, erkend door de Nationale Raad van de Coöperatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 91, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/32.[1 De taks is opeisbaar de eerste januari van elk jaar.
Hij moet betaald zijn uiterlijk op 31 maart van elk jaar. Nochtans wordt die termijn, wat betreft de betaling van de taks of van het gedeelte van de taks met betrekking tot de dividenden bedoeld in artikel 20129,1°, in voorkomend geval, verlengd tot de achtste werkdag na de datum van de algemene vergadering waarop over de toekenning van de dividenden is beslist.
[2 ...]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 92, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 31, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 201/33. [1 De ondernemingen bedoeld in artikel 20129 zijn gehouden uiterlijk op 31 maart van ieder aanslagjaar een aangifte in te dienen waarin de belastbare grondslag wordt opgegeven. Evenwel moeten, wat betreft de taks of het gedeelte van de taks met betrekking tot de dividenden bedoeld in artikel 20129, 1°, de coöperatieve vennootschappen erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie de aangifte of een bijkomende aangifte die de belastbare grondslag opgeeft van de taks of van het gedeelte van de taks betreffende die dividenden indienen ten laatste de dag waarop de betaling overeenkomstig artikel 20132, tweede lid, moet worden gedaan.
Indien de aangifte niet ingediend wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt een geldboete verbeurd van 250 euro per week vertraging. Elke begonnen week wordt gerekend als een volle week.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 93, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/34.[1 De Koning bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte. Hij kan [2 aanvullende regels bepalen]2 om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 94, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-02-07/01, art. 31, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Art. 201/35. [1 Elke onnauwkeurigheid of weglating die vastgesteld wordt in de aangifte bedoeld in artikel 20133, evenals iedere andere onregelmatigheid begaan in de uitvoering van de wettelijke of reglementaire bepalingen, wordt gestraft met een geldboete gelijk aan tweemaal het ontdoken recht, zonder dat deze geldboete lager mag zijn dan 250 euro per overtreding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 95, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/36. [1 De taks wordt teruggegeven voor het gedeelte dat meer bedraagt dan hetgeen wettelijk verschuldigd is.
De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden van de terugbetaling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 96, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/37. [1 De ambtenaren belast met de vestiging of de heffing van de taks kunnen kennis nemen van alle documenten nodig om de juiste heffing van de taks te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 97, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.201/37/1. 1 De belastingschuldige van de diverse taksen bedoeld in dit Wetboek, kan de aangiften, formulieren en de erop betrekking hebbende stukken, via elektronische weg overmaken.
De verzendingen, afleveringen en kennisgevingen maken het voorwerp uit van een elektronisch ontvangstbericht verzonden door de bestemmeling met vermelding van de datum, en in voorkomend geval, het uur van ontvangst.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-12-28/01, art. 91, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Titel XIV. [1 - Bepalingen gemeen aan de diverse taksen]1
----------
(1)
Art. 201/38. [1 Moeilijkheden inzake de heffing van de diverse taksen die vóór het inleiden van een rechtsgeding ontstaan, worden opgelost door de minister van Financiën of de door hem gemachtigde ambtenaar.
Indien na onderhandelingen met de minister of met de door hem gemachtigde ambtenaar geen akkoord wordt bereikt over een moeilijkheid als bedoeld in het eerste lid, kan de belastingplichtige een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld in artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).
De Koning kan bepalen voor welke moeilijkheden met betrekking tot de heffing van de diverse taksen tussenkomst door de fiscale bemiddelingsdienst is uitgesloten.
De minister van Financiën gaat dadingen aan met de belastingplichtige, voor zover deze niet leiden tot vrijstelling of vermindering van belasting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 99, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 201/39.[1 § 1. Bij niet-betaling van de belastingschuld bestaande uit de taks, de [3 nalatigheidsinteresten]3, de geldboeten en de bijbehoren, wordt deze opgenomen in een innings- en invorderingsregister, dat de uitvoerbare titel vormt waardoor de belastingschuld kan ingevorderd worden en deze [2 geconcretiseerd]2 wordt. Een innings- en invorderingsregister vermeldt, voor elke schuldenaar erin opgenomen:
- zijn identificatiegegevens;
- de belastingschuld verschuldigd door hem, zoals opgenomen in het innings- en invorderingsregister;
- de verantwoording van de belastingschuld bedoeld in het vijfde lid.
De belastingschuld kan het voorwerp uitmaken van verbeterende innings- en invorderingsregisters, in het geval van een latere wijziging, om welke reden dan ook, van de bedragen opgenomen in het innings- en invorderingsregister overeenkomstig het eerste lid.
De gegevens opgenomen in de innings- en invorderingsregisters bedoeld in het eerste en tweede lid zijn dezelfde ongeacht of deze registers op elektronische wijze zijn opgemaakt of niet.
Ingeval de innings- en invorderingsregisters bedoeld in het eerste en tweede lid op elektronische wijze worden opgemaakt, wordt de oorsprong en de integriteit van de inhoud van deze innings- en invorderingsregisters verzekerd door middel van geschikte beveiligingstechnieken.
De verantwoording van de fiscale schuld moet uiterlijk een maand voor de opname ervan in een innings- en invorderingsregister bedoeld in het eerste of tweede lid, ter kennis van de belastingplichtige worden gebracht, behalve indien de rechten van de Schatkist in het gedrang komen. In dat laatste geval moet zij ten laatste op het ogenblik dat de fiscale schuld in een innings- en invorderingsregister wordt opgenomen aan de belastingschuldige ter kennis wordt gebracht. Indien de belastingschuldige geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt deze verantwoording verstuurd naar de procureur des Konings te Brussel.
Mits de uitdrukkelijke toestemming van de belastingschuldige, kan de verantwoording van de belastingschuld hem uitsluitend ter kennis worden gebracht op elektronische wijze. In dat geval geldt de terbeschikkingstelling op elektronische wijze als rechtsgeldige kennisgeving van de verantwoording van de belastingschuld.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de procedure bedoeld in het zesde lid.
§ 2. De innings- en invorderingsregisters worden opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de administrateur-generaal van de administratie belast met de taks of door de door hem gemachtigde ambtenaar.
Wanneer [2 een innings- en invorderingsregister]2 uitvoerbaar wordt verklaard op elektronische wijze, wordt [2 het]2 ondertekend door de administrateur-generaal van de administratie belast met de taks of door de door hem gemachtigde ambtenaar door middel van:
- een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.11. van de Verordening (EU) n° 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG, of
- een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12. van deze Verordening.
De Federale Overheidsdienst Financiën vertegenwoordigd door de Voorzitter van het Directiecomité is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, en in overeenstemming met de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financïen in het kader van zijn opdrachten, voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig zijin voor de uitvoering van de bepalingen van dit Wetboek.
Onverminderd de noodzakelijke bewaring voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/ EG, worden de innings- en invorderingsregisters niet langer bewaard dan nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn opgemaakt met een maximale bewaartermijn die verstrijkt op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen die tot de bevoegdheid van de [2 verwerkingsverantwoordelijke]2 bedoeld in het derde lid behoren en, in voorkomend geval, waarin de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen, is geschied.
§ 3. Van zodra het innings- en invorderingsregister uitvoerbaar wordt verklaard, wordt de opname van de belastingschuld in dit register aan de belastingschuldige ter kennis gebracht door de verzending, onder gesloten omslag, van een innings- en invorderingsbericht, dat een uittreksel is van het innings- en invorderingsregister met betrekking tot de betrokken schuldenaar en hem informeert dat de belastingschuld die hij verschuldigd is in een innings- en invorderingsregister [2 werd]2 opgenomen met het oog op zijn invordering. Het innings- en invorderingsbericht vermeldt:
- de identificatiegegevens van de schuldenaar;
- de belastingschuld verschuldigd door hem, zoals opgenomen in het innings- en invorderingsregister;
- de verantwoording van de belastingschuld bedoeld in paragraaf 1, vijfde lid;
- de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waaraan het innings- en invorderingsbericht is verbonden;
- de administrateur-generaal van de administratie belast met de taks of door de door hem gemachtigde ambtenaar die het innings- en invorderingsregister waaraan het innings- en invorderingsbericht is verbonden uitvoerbaar heeft verklaard.
In afwijking van het eerste lid kan de belastingschuldige, mits hij een uitdrukkelijke verklaring in die zin aflegt, er evenwel voor opteren om de innings- en invorderingsberichten uitsluitend op elektronische wijze, te ontvangen. In dit geval geldt de aanbieding op elektronische wijze als rechtsgeldige verzending van het innings- en invorderingsbericht.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de in het tweede lid bedoelde procedure.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/09, art. 100, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-12-20/04, art. 27, 048; Inwerkingtreding : 07-01-2022>
(3)<W 2022-11-20/01, art. 32, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Boek III. [Bepalingen gemeen aan de diverse rechten en taksen]
Titel I. [1 Antimisbruik]1
----------
(1)
Art.202. [1 Aan de administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat eenzelfde verrichting tot stand brengt, wanneer de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen gevestigd door Boek II door vermoedens of door andere in artikel 2061 bedoelde bewijsmiddelen en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingschuldige of de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:
1° een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van toepassing op een belasting bepaald in dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst; of
2° een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van toepassing op een belasting bepaald in dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingschuldige of de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting.
Indien de belastingschuldige of de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van de wet onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-02-17/05, art. 16, 045; Inwerkingtreding : 30-10-2020>
Art. 202/1. [opgeheven] <W 1969-07-10/33, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 202/2.
<Opgeheven bij W 2019-04-13/09, art. 101, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 202/3. [opgeheven] <W 1999-03-15/31, art. 82, Inwerkingtreding : 06-04-1999>
Titel II.[1 - Verjaring en betaling]1
----------
(1)
Art. 202/4.[1 ...]1
[Binnen de door de wet gestelde grenzen, wordt het bedrag van de proportionele fiscale boeten vastgesteld in dit Wetboek of in de ter uitvoering ervan genomen besluiten, bepaald volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld.] <W 1986-08-04/38, art. 75 (Errat., B.S. 15-10-1986), Inwerkingtreding : 01-02-1987>
----------
(1)<W 2019-04-13/09, art. 103, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 202/4bis.
<Opgeheven bij W 2019-04-13/09, art. 104, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 202/5.
<Opgeheven bij W 2019-04-13/09, art. 105, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 202/6.
<Opgeheven bij W 2019-04-13/09, art. 106, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 202/7. [opgeheven] <W 1999-03-15/31, art. 85, Inwerkingtreding : 06-04-1999>
Art. 202/8. <Ingevoegd als art. 202/5 bij KB63 1939-11-28/35, art. 11; vernummerd bij W 1951-06-13/02, art. 9> De rechtsvordering van de Staat tot betaling der taksen en der fiscale boeten verjaart na afloop van zes jaar te rekenen van de dag waarop de rechtsvordering is ontstaan.
Elke rechtsvordering tot terugbetaling van [diverse rechten en taksen] of van fiscale boeten verjaart na afloop van twee jaar vanaf de dag waarop de rechtsvordering is ontstaan. <W 2006-12-19/33, art. 52, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.202/8/1. [1 Een verzoek tot terugbetaling met betrekking tot een aangifte, ingediend bij de administratie binnen de voorziene vervaltermijn, heeft de schorsing van de verjaring voor de in dit verzoek opgenomen bedrag tot gevolg totdat de fiscale administratie zich uitspreekt over dit verzoek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-12/11, art. 108, 060; Inwerkingtreding : 08-06-2024>
Art. 202/9.[1 § 1. De verjaringen worden, zowel voor de invordering als voor de terugbetaling van de rechten, de [3 nalatigheidsinteresten]3 en de geldboeten, gestuit op de wijze en onder de voorwaarden voorzien in de [2 artikelen 2244 en volgende]2 van het Burgerlijk Wetboek. In dit geval wordt een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, verkregen twee jaar na de laatste stuitingsdaad van de vorige verjaring, indien er geen rechtsgeding aanhangig is.
Elk rechtsgeding met betrekking tot de vestiging, de inning of de invordering van de rechten, de [3 nalatigheids- en moratoriuminteresten]3 en de geldboeten dat wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de belastingschuldige van deze rechten, interesten en geldboeten, door ieder ander persoon die gehouden is tot de betaling ervan op grond van dit Wetboek, de besluiten genomen ter uitvoering ervan of van het gemeen recht, schorst de verjaring.
De schorsing vangt aan met de akte van rechtsingang en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 2. De verjaringen worden, zowel voor de invordering als voor de terugave van de diverse taksen, [3 nalatigheidsinteresten]3 en geldboeten, gestuit op de wijze en onder de voorwaarden voorzien in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van artikel 2244, paragraaf 2. In dat geval wordt een nieuwe verjaring, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, verkregen vijf jaar na de laatste stuitingsdaad van de vorige verjaring.
Elk rechtsgeding met betrekking tot de vestiging, de inning of de invordering van de diverse taksen, de [3 nalatigheids- en moratoriuminteresten]3 en de geldboeten, ingesteld door de Belgische Staat, door de belastingschuldige van de taksen, interesten en geldboeten, door iedere persoon die tot betaling ervan gehouden is krachtens dit Wetboek, het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, van de besluiten genomen ter uitvoering ervan of van het gemeen recht, alsook door iedere persoon die een verkregen en dadelijk belang heeft om in rechte op te treden, schorst de verjaring.
De schorsing vangt aan met de gedinginleidende akte en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 3. Afstand van de op de verjaring verlopen termijn wordt ten aanzien van zijn gevolgen gelijkgesteld met de in paragraaf 1, eerste lid, en in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde stuitingsdaden.
§ 4. Elke daad van onderzoek of van vervolging bedoeld in artikel 22 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de overtredingen bedoeld in de artikelen 207 en 207bis schorst de verjaring van de vordering tot invordering van het recht, de taks, de [3 nalatigheidsinteresten]3 en de erop betrekking hebbende geldboeten.
De schorsing neemt aanvang vanaf het ogenblik dat de strafvordering wordt ingesteld en eindigt wanneer de strafvervolging wordt stopgezet, de strafvordering uitdooft of wanneer het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden voor de overtredingen bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<W 2019-04-13/09, art. 107, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<W 2021-12-20/04, art. 28, 048; Inwerkingtreding : 07-01-2022>
(3)<W 2022-11-20/01, art. 33, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 202/10.<Ingevoegd bij W 1960-07-11/01, art. 11> Wanneer dit Wetboek of de uitvoering ervan genomen besluiten een zekere termijn bepalen binnen dewelke een verplichting die zij opleggen moet nageleefd worden of binnen dewelke een [recht of taks] moet betaald worden en wanneer de laatste dag van de termijn geen werkdag is, wordt die termijn verlengd tot de eerste werkdag die volgt op de dag waarop hij verstrijkt. <W 2006-12-19/33, art. 54, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Voor de toepassing van dit Wetboek en van de tot uitvoering ervan genomen besluiten worden als werkdagen aangemerkt, de dagen van openstelling der ontvangstkantoren van [1 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de [2 diverse rechten en taksen]2 bedoeld in het Wetboek]1 zoals [2 bepaald door de Koning]2. < W 1989-12-22/30, art. 240>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 91, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 100, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 203/1.[1 De Koning bepaalt de wijze van betaling van alle bedragen die krachtens de bepalingen van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan verschuldigd zijn, andere dan de strafrechtelijke boetes.
De Koning kan de indiening van een periodieke aangifte toelaten.]1
----------
(1)<W 2021-02-07/01, art. 32, 046; Inwerkingtreding : 01-03-2021>
Art. 203/2. [opgeheven] <W 2003-04-22/37, art. 11, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Art. 204/1. [opgeheven] <W 2003-04-22/37, art. 11, Inwerkingtreding : 23-05-2003>
Art. 204/2. <W 1951-06-13/02, art. 10> [Wanneer het bedrag van [de rechten of taksen] een fractie van een cent bevat, dient deze fractie, voor elke inning, afgerond op de hogere of op de lagere cent, naar gelang zij al dan niet 0,5 cent bereikt.] <KB 2001-07-13/50, art. 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2006-12-19/33, art. 56, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[lid 2 opgeheven] <KB 2001-07-13/50, art. 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art. 204/3.[1 § 1. Wanneer de taks of het recht niet is betaald binnen de in dit Wetboek daarvoor bepaalde termijn, is een nalatigheidsinterest van rechtswege verschuldigd tegen de rentevoet zoals bepaald overeenkomstig artikel 2, § 2/1, eerste lid, 1°, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest op het in te vorderen bedrag, vanaf de dag die volgt op de vervaldatum voor de betaling.
Deze nalatigheidsinterest wordt maandelijks berekend over het totaal van de verschuldigde belastingen, afgerond op het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 10 euro. Elk gedeelte van een maand wordt als een volle maand gerekend.
De interest van een maand is slechts verschuldigd indien deze 5 euro bereikt.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de nalatigheidsinterest tegen de rentevoet zoals bepaald overeenkomstig de paragraaf 1, eerste lid, verschuldigd, op de in te vorderen administratieve geldboetes vanaf:
1° de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister wanneer die geldboetes in een innings- en invorderingsregister opgenomen zijn overeenkomstig artikel 20139;
2° de datum van de betekening van het dwangschrift, wanneer die geldboetes zijn opgenomen in een dwangschrift overeenkomstig artikel 232, tweede lid;
3° het ogenblik waarop de gerechtelijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van deze geldboetes in kracht van gewijsde is getreden, in de andere gevallen.
Deze nalatigheidsinterest wordt maandelijks berekend over het totaal van de verschuldigde geldboetes, afgerond op het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 10 euro. Elk gedeelte van een maand wordt als een volle maand gerekend.
De interest van een maand is slechts verschuldigd indien deze 5 euro bereikt.
§ 3. In geval van een teruggave via een voorafgaand verzoek aan de administratie, is de moratoriuminterest over de terug te betalen belastingen, rechten en boeten zoals bepaald overeenkomstig artikel 2, § 2/1, eerste lid, 2°, van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest verschuldigd vanaf de eerste dag van de vierde maand volgend op die van de indiening van het volledige verzoek tot teruggave bij de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de taks of het recht.
Bij een onvolledig verzoek stelt de administratie de verzoeker binnen de twee maanden na de indiening van het verzoek op de hoogte van de ontbrekende gegevens en documenten. De aanvraag wordt geacht volledig te zijn op de dag dat de administratie alle ontbrekende gegevens en documenten ontvangt.
Wanneer het de belastingschuldige is toegestaan krachtens de bepalingen van dit Wetboek, om rechtstreeks beroep te doen op de rechter, is de moratoriuminterest tegen de rentevoet bepaald door de paragraaf 3, eerste lid, verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de zaak voor de rechter aanhangig is gemaakt.
Deze moratoriuminterest wordt maandelijks berekend over het totaal van de verschuldigde bedragen, afgerond op het lagere tiental euro. Elk gedeelte van een maand wordt als een volle maand gerekend.
De interest van een maand wordt slechts gevorderd indien deze 5 euro bereikt.
Er is echter geen interest verschuldigd wanneer:
1° de teruggave voortvloeit uit de kwijtschelding of de vermindering van een administratieve geldboete die is toegekend als genademaatregel;
2° de administratie rederlijkerwijze in de onmogelijkheid verkeerde om de teruggave te vereffenen, onder meer wegens het ontbreken van informatie over de identiteit of de bankgegevens van de begunstigde, voor de periode vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de teruggave uiterlijk had moeten vereffend zijn indien de administratie over de nodige gegevens had beschikt, tot het einde van de tweede maand volgend op de maand waarin de onmogelijkheid heeft opgehouden te bestaan.]1
----------
(1)<W 2022-11-20/01, art. 34, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Titel III. [Controle en boeten]
Art. 205/1.<Oorspronkelijk art. 205, vernummerd bij KB63 1939-11-28/35, art. 11> [ [Onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Wetboek [...] ], zijn [de openbare instellingen, de stichtingen van openbaar nut, de private stichtingen], de verenigingen, maatschappijen of vennootschappen die in België hun hoofdinrichting, een filiale of enigerlei zetel van verrichtingen hebben, de [3 banken, de beursvennootschappen]3, en alle personen bij wie, ter voldoening aan bedoelde wetgeving, controle kan uitgeoefend worden, gehouden, zonder verplaatsing, hun registers, repertoria, boeken, akten en alle andere bescheiden in verband met hun handels-, beroeps- of statutaire bedrijvigheid, mede te delen aan de ambtenaren van [1 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de taksen bedoeld in het Wetboek]1 [4 ...]4, opdat evengenoemde ambtenaren zich kunnen vergewissen van de juiste heffing der te hunnen laste of ten laste van derden vallende [rechten en taksen].] <W 1938-07-28/, art. 2> <W 1947-08-13/02, art. 60> <W 1953-07-27/40, art. 4, B> <W 1969-07-10/33, art. 3> <W 1989-12-22/30, art. 240> <W 2002-05-02/51, art. 58, Inwerkingtreding : 01-07-2003> <W 2006-12-19/33, art. 58, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Elke weigering van mededeling wordt met een boete van [250 tot 2.500 EUR] gestraft. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[lid 3 opgeheven] <W 1947-08-13/02, art. 60>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 92, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 101, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
(3)<W 2022-05-18/04, art. 13, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
(4)<W 2024-05-12/11, art. 109, 060; Inwerkingtreding : 08-06-2024>
Art. 205/2.<Ingevoegd bij KB63 1939-11-28/35, art. 11> Het bedrag der fiscale boeten [waarvan deze wet] enkel het minimum en het maximum aanduidt, wordt door de [1 bevoegde adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de diverse rechten en taksen bedoeld in het Wetboek]1 vastgesteld.] <R 1947-11-25/01, art. 5> <W 1989-12-22/30, art. 240, Inwerkingtreding : 01-01-1990>
----------
(1)<W 2016-04-27/04, art. 102, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 206/1.<Ingevoegd bij W 1947-08-13/02, art. 60> <Vernummerd bij W 1953-07-27/40, art. 18> [1 De administratie]1 wordt gemachtigd, volgens de regels en door alle middelen van het gemeen recht, getuigen en vermoedens inbegrepen, met uitsluiting van de eed, en daarenboven door de processen-verbaal van de [1 ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën]1n, elke overtreding te bewijzen van de bepalingen dezer wet [en der ter uitvoering er van genomen besluiten,] zomede om 't even welk feit dat bewijst of bijdraagt tot het bewijzen van de eisbaarheid van een recht of van een boete. <D 1947-11-25/01, art. 5>
De processen-verbaal gelden als bewijs tot het tegendeel bewezen is. Zij worden aan belanghebbenden betekend. [Deze betekening mag geschieden bij aangetekend schrijven. De afgifte van het stuk ter post geldt als betekening vanaf de daaropvolgende dag.] <W 1969-07-10/33, art. 4>
----------
(1)<W 2016-04-27/04, art. 103, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art. 206/2.[opgeheven] <W 1969-07-10/33, art. 5, Inwerkingtreding : 01-01-1971>
Art. 206/2 TOEKOMSTIG RECHT. [1 De door de bevoegde adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar legt voor de overtreding van de bepalingen van de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/9, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die bestaat uit het onvolledig verstrekken van de inlichtingen bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, een boete op van 1 250 euro tot 12 500 euro. Voor dergelijke overtredingen gedaan met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden wordt een boete van 2 500 euro tot 25 000 euro opgelegd.
De door de bevoegde adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar legt voor de overtreding van de bepalingen van de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/9, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, die bestaat uit het niet of laattijdig verstrekken van de inlichtingen bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, een boete op van 5 000 euro tot 50 000 euro. Voor dergelijke overtredingen gedaan met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden wordt een boete van 12 500 euro tot 100 000 euro opgelegd.
De Koning legt de progressieve schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.]1
(1)<W 2019-12-20/09, art. 47, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Titel IV. [Strafrechtelijke sancties en procedure]
Art.207.<W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> Onverminderd de fiscale geldboeten, wordt hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen Besluiten overtreedt, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van [250 tot [1 500.000 euro]1 [of met één van die straffen alleen]. <W 1986-08-04/38, art. 77, Inwerkingtreding : 20-08-1986> <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2006-12-27/30, art. 82, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[2 Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500 .000 euro of met een van die straffen alleen.]2
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<W 2013-06-17/06, art. 100, 008; Inwerkingtreding : 08-07-2013>
Art. 207bis.<Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van [250 tot [1 500.000 euro]1 [of met één deze straffen alleen,] wordt gestraft, hij die, met het oogmerk om een van de in artikel 207 bedoelde misdrijven te plegen, in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften valsheid pleegt, of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt.
Hij die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van [250 tot 12.500 EUR] [of met één van deze straffen alleen]. <W 1986-08-04/38, art. 78, Inwerkingtreding : 20-08-1986> <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, ED 01-01-2002>
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 30, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 207bis/1. [1 Ten einde te vermijden dat een veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen, houdt de rechter bij de straftoemeting rekening met de verschuldigde fiscale geldboeten.
Artikel 42, 3°, van het Strafwetboek vindt geen toepassing op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de fiscale misdrijven zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen in geval de vordering van de fiscale administratie gegrond wordt verklaard en tot een effectieve betaling van deze volledige vordering heeft geleid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/10, art. 86, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 207ter. <Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> § 1. Wanneer de beoefenaar van een van de volgende beroepen:
1° belastingadviseur;
2° zaakbezorger;
3° deskundige in belastingzaken of in boekhouden;
4° of enig ander beroep dat tot doel heeft voor een of meer belastingplichtigen boek te houden of te helpen houden, ofwel voor eigen rekening ofwel als hoofd, lid of bediende van enigerlei vennootschap, vereniging, groepering of onderneming;
5° of, meer in het algemeen, het beroep dat erin bestaat een of meer belastingplichtigen raad te geven of bij te staan bij het vervullen van de verplichtingen opgelegd bij dit Wetboek of bij de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten,
wordt veroordeeld wegens een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 207 en 207bis, kan het vonnis hem verbod opleggen om gedurende drie maanden tot vijf jaar, rechtstreeks of onrechtstreeks, de hiervoren bedoelde beroepen op welke wijze ook uit te oefenen.
De rechter kan bovendien, mits hij zijn beslissing op dat stuk motiveert, voor een duur van drie maanden tot vijf jaar de sluiting bevelen van de inrichtingen van de vennootschap, vereniging, groepering of onderneming waarvan de veroordeelde hoofd, lid of bediende is.
§ 2. Het verbod en de sluiting bedoeld in § 1 treden in werking vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan.
[§ 3. De rechter kan iedere in artikel 177, 1° en 2°, bedoelde belastingschuldige die de bepalingen van de artikelen 1791 en 1793 overtreedt het verbod opleggen nog langer verrichtingen van verzekeringen in België te doen voor een termijn van drie maanden tot vijf jaar. Dit verbod wordt betekend aan deze, zijn in België verblijvende tussenpersonen, aan de [Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten] en aan zijn in België aangeduide aansprakelijke vertegenwoordiger. Het verbod treedt in werking vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan.] <W 2005-12-27/30, art. 147, Inwerkingtreding : 01-01-2006> <KB 2011-03-03/01, art. 331, Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 207quater.<Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> Hij die, rechtstreeks of onrechtstreeks, het verbod of de sluiting, uitgesproken krachtens artikel 207ter overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en geldboete van [250 tot [1 500.000 euro]1 [of met één van die straffen alleen]. <W 1986-08-04/38, art. 79, Inwerkingtreding : 20-08-1986> <KB 2000-07-20/64, art. 2, 10, Inwerkingtreding : 01-01-2002, zelf gewijzigd bij KB 2001-07-13/50, art. 42, 5°, Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2006-12-27/30, art. 82, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 207quinquies.<Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> § 1. [...] Alle bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek, [met inbegrip van artikel 85,] zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen 207, 207bis en 207quater. <KB41 1982-04-02/32, art. 3, Inwerkingtreding : 07-04-1982> <W 1986-08-04/38, art. 80, Inwerkingtreding : 20-08-1986>
§ 2. [...] <W 1986-08-04/38, art. 80, Inwerkingtreding : 20-08-1986>
§ 3. De wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1969 en 25 juni 1975, betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, [1 is van toepassing op]1 de misdrijven bedoeld in de artikelen 207, 207bis en 207quater.
§ 4. [...] <W 1986-08-04/38, art. 80, Inwerkingtreding : 20-08-1986>
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 31, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 207sexies.<Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> Personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in de artikelen 207 en 207bis werden veroordeeld zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken belasting [1 en de [2 nalatigheidsinteresten]2 verschuldigd door de oorspronkelijke belastingschuldige]1.
[1 De personen beschuldigd als daders of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in de artikelen 207 en 207bis zijn eveneens hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken rechten of taksen en de [2 nalatigheidsinteresten]2, zoals bedoeld in het eerste lid, wanneer de bestanddelen van de misdrijven bewezen verklaard zijn, wanneer ze genieten van :
1° een opschorting van de uitspraak van de veroordeling of een uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen voorzien in de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;
2° een veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring voorzien in [3 artikel 27]3 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering;
3° de procedure van de voorafgaande erkenning van schuld bedoeld in artikel 216 van het Wetboek van Strafvordering;
4° verjaring van de strafvordering.]1
De natuurlijke personen of de rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen welke krachtens de artikelen 207 tot 207quater tegen hun aangestelden of [1 hun bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars, in het kader van de uitoefening van hun functie, in rechte of in feite]1 zijn uitgesproken.
----------
(1)<W 2018-03-26/01, art. 93, 053; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 35, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<W 2024-04-09/07, art. 49, 059; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 207septies. <Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> De rechter kan bevelen dat ieder vonnis of arrest houdende veroordeling tot een gevangenisstraf, uitgesproken krachtens de artikelen 207, 207bis en 207quater, wordt aangeplakt in de plaatsen die hij bepaalt en, eventueel bij uittreksel wordt bekendgemaakt op de wijze die bij bepaalt, een en ander op kosten van de veroordeelde.
Hetzelfde kan gelden voor iedere krachtens artikel 207ter uitgesproken beslissing tot verbod van het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België of tot sluiting van de in het land geëxploiteerde inrichtingen.
Art. 207octies. <Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> De schending van het bij artikel 212 bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig de artikelen 66, 67 en 458 van het Strafwetboek.
Art. 207nonies.<Ingevoegd bij W 1981-02-10/32, art. 11, Inwerkingtreding : 14-02-1981> § 1. De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie.
§ 2. [1 Het openbaar ministerie kan geen vervolging instellen indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel 29, [3 § 2]3, van het Wetboek van strafvordering.
[3 Het openbaar ministerie beslist om al dan niet de strafvervolging in te stellen van de feiten waarvan het kennis heeft genomen gedurende het overleg bedoeld in artikel 29, § 3, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering binnen de 3 maanden na de initiële aangifte bedoeld in artikel 29, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek.]3]1
§ 3. [1 Onverminderd het in artikel 29, [3 § 3, tweede lid]3, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg, kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde [2 adviseur-generaal]2. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De gewestelijke directeur antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan.
In geen geval schorst het verzoek om advies de strafvordering.]1
§ 4. [...] <W 1999-03-15/31, art. 86, Inwerkingtreding : 06-04-2011>
§ 5. [...] <W 1992-12-28/32, art. 57, Inwerkingtreding : 01-03-1993>
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 104, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
(3)<W 2019-05-05/10, art. 87, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 207decies.<Ingevoegd bij W 1986-08-04/38, art. 82, Inwerkingtreding : 01-02-1987> De ambtenaren van [2 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de [3 diverse rechten en taksen]3 bedoeld in het Wetboek]2 en van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie mogen, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden gehoord.
[Het eerste lid is niet van toepassing op de krachtens artikel 71 van de wet van 28 december 1992 bij het parket gedetacheerde ambtenaren van die administraties.] <W 1992-12-28/32, art. 58, Inwerkingtreding : 10-01-1993>
[Het eerste lid is evenmin van toepassing op de ambtenaren van die administraties die, krachtens artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld [van de federale politie].] <W 1994-03-30/39, art. 38, Inwerkingtreding : 10-04-1994> <W 2002-03-13/39, art. 5, Inwerkingtreding : 01-01-2001>
[1 Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren die deelnemen aan het in artikel 29, derde lid van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg.]1
----------
(1)<W 2012-09-20/47, art. 33, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
(2)<W 2014-04-25/36, art. 93, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(3)<W 2016-04-27/04, art. 105, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>
Art.208.<W 1969-07-10/33, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-1970> Worden gelijkgesteld met de Staat voor de toepassing van de wetsbepalingen betreffende de [in dit Wetboek bedoelde diverse rechten en taksen] : <W 2006-12-19/33, art. 60, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
1° de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
2° de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen;
3° de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel;
4° de maatschappijen voor intercommunaal vervoer beheerst door de wet betreffende de oprichting van maatschappijen voor stedelijk gemeenschappelijk vervoer.
[1 5° HR Rail]1.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 80, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.209. <W 1999-03-04/52, art. 4, Inwerkingtreding : 10-05-1999> De Maatschappij der Brugse Zeevaartinrichtingen, de Nationale Maatschappij der Waterleidingen, bij de wet van 26 augustus 1913 opgericht, alsmede, de verenigingen van gemeenten voor het tot stand brengen van watervoorzieningsdiensten of voor doeleinden van gemeentelijk belang, beheerst door de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, worden, voor de toepassing van dit Wetboek, met de gemeenten gelijkgesteld.
Art.210. <W 1999-03-15/31, art. 87, Inwerkingtreding : 06-04-1999> De termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing.
Art. 210bis. <W 2004-12-27/30, art. 385, Inwerkingtreding : 10-01-2005> Het verzoekschrift houdende voorziening in cassatie en het antwoord op de voorziening mag door een advocaat worden ondertekend en neergelegd.
Titel V. [[1 Bepalingen]1 gemeen aan alle belastingen]
Art.211.<R 1950-02-20/11, art. 1> § 1. De bestuursdiensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies der hoven en rechtbanken, de besturen van de provinciën en van de gemeenten, zomede de openbare organismen en instellingen, zijn gehouden wanneer ze daartoe aangezocht zijn door een ambtenaar van een der rijksbesturen belast met de aanslag in, of de invordering van de belastingen, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om 't even welke bescheiden inzage te verlenen en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke bedoelde ambtenaar ter verzekering van de aanslag in, of de heffing van de door de Staat geheven belastingen nodig acht.
Onder openbare organismen dienen verstaan, naar de geest van deze wet, de instellingen, maatschappijen, verenigingen, inrichtingen en diensten welke de Staat mede beheert, waarvan de Staat een waarborg verstrekt, op welker bedrijvigheid de Staat toezicht uitoefent of waarvan het bestuurspersoneel aangewezen wordt door de regering, op haar voordracht of mits haar goedkeuring.
[Die verplichting is echter, tijdens het leven der erflaters en schenkers, niet toepasselijk op de in artikel 5 bedoelde akten van notarissen voor zover zij bij notarissen berustende testamenten betreffen of akten houdende schenking van de toekomstige goederen gedaan tussen echtgenoten.] <W 2006-12-19/33, art. 62, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[1 Van de akten, stukken, registers en bescheiden of inlichtingen in verband met gerechtelijke procedures mag evenwel geen inzage of afschrift worden verleend zonder uitdrukkelijke toelating van het openbaar ministerie.]1
Alinea 1 is niet van toepassing op het bestuur der Postchecks, het Nationaal Instituut voor de Statistiek, noch op de kredietinstellingen. Andere afwijkingen van deze bepaling kunnen worden ingevoerd bij door de Minister van Financiën mede ondertekende koninklijke besluiten.
§ 2. Elke inlichting, stuk, proces-verbaal of akte ontdekt of bekomen in het uitoefenen van zijn functies, door een ambtenaar van een fiscaal rijksbestuur, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een der hierboven aangeduide diensten, kan door de Staat ingeroepen worden voor het opsporen van elke krachtens de belastingwetten verschuldigde som.
[De ambtenaar [van de Federale Overheidsdienst Financiën] is ertoe gemachtigd om de hem voorgelegde akten en geschriften die in overtreding zijn met de bepalingen van dit Wetboek of van de besluiten genomen tot uitvoering ervan, in te houden, om ze bij zijn processen-verbaal te voegen, tenzij de overtreders bedoelde processen-verbaal ondertekenen of dadelijk de rechten of taksen en de opgelopen boete betalen.] <W 2006-12-19/33, art. 62, 2°, Inwerkingtreding : 01-01-2007> <W 2009-12-23/04, art. 156, Inwerkingtreding : 09-01-2010>
Desondanks kan het aanbieden tot registratie van de processen-verbaal en van de verslagen over expertises betreffende gerechtelijke procedures, het bestuur dan alleen toelaten die akten in te roepen mits het daartoe de in alinea 3 van § 1 bepaalde toelating heeft bekomen.
§ 3. [Alle administraties die ressorteren onder de Federale Overheidsdienst Financiën zijn gehouden alle in hun bezit zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen ter beschikking te stellen aan alle ambtenaren van deze Overheidsdienst, voorzover die ambtenaren regelmatig belast zijn met de vestiging of de invordering van de belastingen, en voorzover die gegevens bijdragen tot de vervulling van de opdracht van die ambtenaren tot de vestiging of de invordering van eender welke door de Staat geheven belasting.
Elke ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën, die wettelijk werd belast met een controle- of onderzoeksopdracht, is van rechtswege gemachtigd alle toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen te vragen, op te zoeken of in te zamelen die bijdragen tot de vestiging of de invordering van eender welke, andere, door de Staat geheven belasting.] <W 2009-12-23/04, art. 156, Inwerkingtreding : 09-01-2010>
----------
(1)<W 2013-01-14/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-02-2013>
Art. 211bis.[1 § 1. Dit artikel legt de voorschriften en procedures vast voor de samenwerking tussen België en de andere lidstaten van de Europese Unie met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van alle lidstaten met betrekking tot de diverse rechten en taksen.
Dit artikel legt tevens de bepalingen vast voor de elektronische uitwisseling van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen.
Dit artikel laat de toepassing van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet. Zij laat eveneens onverlet de verplichtingen van de lidstaten inzake ruimere administratieve samenwerking, welke voortvloeien uit andere rechtsinstrumenten, waaronder bilaterale en multilaterale overeenkomsten.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° "richtlijn " : de richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG;
2° "lidstaat" : een lidstaat van de Europese Unie;
3° "centraal verbindingsbureau" : het bureau dat als zodanig is aangewezen door de bevoegde autoriteit en belast is met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;
4° "verbindingsdienst" : elk ander bureau dan het centraal verbindingsbureau dat als zodanig is aangewezen door de bevoegde autoriteit om op grond van dit artikel rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;
5° "bevoegde ambtenaar" : elke ambtenaar die op grond van dit artikel gemachtigd is door de bevoegde autoriteit om rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;
6° "Belgische bevoegde autoriteit" : de door België als zodanig aangewezen autoriteit. Het Belgisch centraal verbindingsbureau, de Belgische verbindingsdiensten en de Belgische bevoegde ambtenaren worden eveneens als Belgische bevoegde autoriteit bij delegatie beschouwd;
7° "buitenlandse bevoegde autoriteit" : de door een lidstaat andere dan België, als zodanig aangewezen autoriteit. Het centraal verbindingsbureau, de verbindingsdiensten en de bevoegde ambtenaren van deze lidstaat worden eveneens als buitenlandse bevoegde autoriteit bij delegatie beschouwd;
8° "verzoekende autoriteit" : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst, of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de Belgische of een buitenlandse bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;
9° "aangezochte autoriteit" : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de Belgische of een buitenlandse bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;
10° "administratief onderzoek" : alle door de lidstaten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;
11° [3 a) voor de toepassing van paragrafen 6, eerste lid, 6/1 en 6/3, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;
b) voor de toepassing van alle andere bepalingen van dit artikel andere dan deze van de paragrafen 6, eerste lid, 6/1 en 6/3, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van dit punt.]3
12° "spontane uitwisseling" : het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;
13° "persoon" :
a. een natuurlijk persoon;
b. een rechtspersoon;
c. indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit; of
d. een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert welke aan belastingen in de zin van de richtlijn zijn onderworpen;
14° "langs elektronische weg" : door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking - met inbegrip van digitale compressie - en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;
15° "CCN-netwerk" : het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Europese Unie heeft ontwikkeld voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen.
[2 16° "grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing" : elk akkoord, elke mededeling of enig ander instrument of handeling met soortgelijke effecten, inbegrepen deze verstrekt, gewijzigd of hernieuwd, in het kader van een belastingcontrole, en die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen :
a) verstrekt, gewijzigd of hernieuwd door de FOD Financiën, ongeacht of deze beslissingen effectief gebruikt worden;
b) verstrekt, gewijzigd of hernieuwd, voor een welbepaalde persoon of groep van personen, en voor zover deze persoon of groep van personen er zich kan op beroepen;
c) betreft de interpretatie of toepassing van een wettelijke of administratieve bepaling betreffende de handhaving of de toepassing van dit Wetboek en de met de diverse rechten en taksen verband houdende autonome bepalingen;
d) heeft betrekking op een grensoverschrijdende verrichting en
e) is tot stand gekomen voorafgaand aan de indiening van een belastingaangifte voor het tijdvak waarin de verrichting of reeks verrichtingen of de activiteiten hebben plaatsgevonden.
17° "grensoverschrijdende verrichting" als vermeld in de bepaling onder 16° : een verrichting of reeks van verrichtingen die voldoen aan een of meer van de volgende voorwaarden :
a) waarbij niet alle partijen betrokken bij de verrichting of reeks van verrichtingen fiscaal inwoners van België zijn dat de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing heeft verstrekt, gewijzigd of hernieuwd;
b) waarbij een van de partijen bij de verrichting of reeks van verrichtingen haar fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan een rechtsgebied heeft;
c) wanneer de verrichtingen of reeks van verrichtingen een grensoverschrijdend effect hebben.]2
[3 18° "verbonden onderneming", voor de toepassing van paragraaf 6/3: een persoon die gelieerd is met een andere persoon op ten minste een van de volgende wijzen:
a) een persoon neemt deel aan de leiding van een andere persoon waarbij hij invloed van betekenis kan uitoefenen op die andere persoon;
b) een persoon neemt deel aan de zeggenschap over een andere persoon door middel van een deelneming van meer dan 25 % van de stemrechten;
c) een persoon neemt deel in het kapitaal van een andere persoon door middel van een eigendomsrecht van, rechtstreeks of middellijk, meer dan 25 % van het kapitaal;
d) een persoon heeft recht op 25 % of meer van de winsten van een andere persoon.
Indien meer dan één persoon deelneemt, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan de zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van dezelfde persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.
Indien dezelfde personen deelnemen, als bedoeld onder a) tot en met d), aan de leiding van, aan de zeggenschap over of in het kapitaal of de winsten van meer dan één persoon, worden alle betrokken personen als verbonden ondernemingen beschouwd.
Voor de toepassing van dit punt wordt een persoon die met betrekking tot de stemrechten of het kapitaalbezit van een entiteit samen met een andere persoon optreedt, beschouwd als houder van een deelneming in alle stemrechten of het volledige kapitaalbezit dat die andere persoon in de genoemde entiteit heeft.
Bij middellijke deelneming wordt vastgesteld of aan de eisen onder c) is voldaan door vermenigvuldiging van de deelnemingspercentages door de opeenvolgende niveaus heen. Een persoon die meer dan 50 % van de stemrechten houdt, wordt geacht 100 % te houden.
Een natuurlijk persoon, zijn of haar echtgenoot en bloedverwanten in de rechte lijn worden behandeld als één persoon.]3
[4 19° "gezamenlijke audit": een administratief onderzoek dat gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten wordt uitgevoerd, en verband houdt met een of meer personen van gezamenlijk of complementair belang voor de bevoegde autoriteiten van die lidstaten;
20° "gegevensinbreuk": een inbreuk op de beveiliging die leidt tot vernietiging, verlies, wijziging of elk voorval van ongepaste of ongeoorloofde inzage, openbaarmaking of gebruik van inlichtingen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, persoonsgegevens die worden doorgegeven, opgeslagen of anderszins verwerkt, als gevolg van opzettelijke onwettige handelingen, nalatigheid of ongevallen. Een gegevensinbreuk kan betrekking hebben op de vertrouwelijkheid, de beschikbaarheid en de integriteit van gegevens.]4
§ 3. De Belgische bevoegde autoriteit wisselt met de buitenlandse bevoegde autoriteiten inlichtingen uit.
§ 4. Met betrekking tot een specifiek geval kan de Belgische bevoegde autoriteit een buitenlandse bevoegde autoriteit verzoeken alle in de eerste § vermelde inlichtingen die deze in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkregen heeft, te verstrekken. Het verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een bepaald administratief onderzoek in te stellen, omvatten.
De Belgische bevoegde autoriteit kan de aangezochte autoriteit verzoeken haar de originele stukken over te maken.
§ 5. De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt op verzoek van een buitenlandse bevoegde autoriteit met betrekking tot een specifiek geval alle in de eerste § vermelde inlichtingen die ze in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkregen heeft, dat werd ingesteld om die inlichtingen te verkrijgen.
In voorkomend geval deelt de Belgische bevoegde autoriteit de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een administratief onderzoek niet noodzakelijk acht.
Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratief onderzoek gaat de Belgische bevoegde autoriteit te werk volgens dezelfde procedures als handelde zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere Belgische instantie.
Op specifiek verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de Belgische bevoegde autoriteit de originele stukken, tenzij de Belgische voorschriften zich hiertegen verzetten.
De inlichtingen worden door de Belgische bevoegde autoriteit zo spoedig mogelijk, doch [4 uiterlijk drie maanden]4 na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt. Indien de Belgische bevoegde autoriteit evenwel de inlichtingen al in haar bezit heeft, verstrekt zij deze binnen twee maanden. In bijzondere gevallen kunnen de Belgische bevoegde autoriteit en de verzoekende autoriteit een andere termijn overeenkomen.
De ontvangst van het verzoek wordt door de Belgische bevoegde autoriteit aan de verzoekende autoriteit onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, bevestigd.
De Belgische bevoegde autoriteit laat in voorkomend geval, uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit weten welke tekortkomingen het verzoek vertoont en preciseert welke aanvullende achtergrondinformatie zij verlangt. In dit geval gaan de in het vijfde lid gestelde termijnen in op de datum waarop de Belgische bevoegde autoriteit de aanvullende informatie ontvangt.
Indien de Belgische bevoegde autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop zij meent aan het verzoek te kunnen voldoen. [4 Deze termijn mag niet langer zijn dan zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verzoek.]4
Indien de Belgische bevoegde autoriteit niet over de gevraagde inlichtingen beschikt en niet aan het verzoek om inlichtingen kan voldoen of het verzoek om de in § 20 genoemde redenen afwijst, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee.
[4 § 5/1. Wat betreft een in paragraaf 4 en in paragraaf 5 bedoeld verzoek worden de verzochte inlichtingen geacht van verwacht belang te zijn indien op het ogenblik van het verzoek de verzoekende autoriteit van oordeel is dat er overeenkomstig haar nationale wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen van belang zullen zijn voor de belastingaangelegenheden van één of meer belastingplichtigen, hetzij bij naam geïdentificeerd of anderszins, en het verzoek gerechtvaardigd is voor de doeleinden van het onderzoek.
Om het verwacht belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt de verzoekende autoriteit ten minste de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:
a) het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd;
b) een specificering van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering of handhaving van haar nationale recht.]4
[4 § 5/2. Een in § 4 en in § 5 bedoeld verzoek kan betrekking hebben op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, maar die uitsluitend kunnen worden aangeduid op basis van een gemeenschappelijke reeks kenmerken.
In dergelijke gevallen, verstrekt de verzoekende autoriteit de volgende informatie aan de aangezochte autoriteit:
a) een gedetailleerde beschrijving van de groep;
b) een toelichting bij de toepasselijke wetgeving en bij de feiten op basis waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat de belastingplichtigen in de groep de toepasselijke wetgeving niet hebben nageleefd;
c) een toelichting bij de manier waarop de gevraagde inlichtingen zouden bijdragen tot het bepalen van de mate waarin de belastingplichtigen in de groep aan hun verplichtingen voldoen;
d) in voorkomend geval, feiten en omstandigheden die verband houden met de tussenkomst van een derde die actief heeft bijgedragen tot de mogelijke niet-naleving van de toepasselijke wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.]4
§ 6. [4 De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt de buitenlandse bevoegde autoriteit automatisch alle inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de Belgische wetgeving:
a) inkomen uit een dienstbetrekking;
b) tantièmes en presentiegelden;
c) levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere Unierechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;
d) pensioenen;
e) eigendom van en inkomsten uit onroerend goed;
f) royalty's.
Voor belastingtijdvakken die ingaan op of na 1 januari 2024, omvat de verstrekking van de in de eerste alinea genoemde inlichtingen het door de lidstaat van verblijf afgegeven fiscaal identificatienummer (TIN) van ingezetenen.
België stelt de Commissie jaarlijks in kennis van ten minste twee inkomsten- en vermogenscategorieën die zijn opgenomen in de eerste alinea ten aanzien waarvan zij inlichtingen verstrekken over ingezetenen van een andere lidstaat.]4
De inlichtingen worden ten minste eenmaal per jaar verstrekt, binnen zes maanden na het verstrijken van het kalenderjaar in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden.
"Beschikbare inlichtingen" betekent inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingenverstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat.
[2 § 6/1. In het kader van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen, zijn de voorwaarden de volgende :
1° uitgezonderd in de gevallen bedoeld in de bepaling onder 6° van deze paragraaf, verstrekt de Belgische bevoegde autoriteit automatisch inlichtingen aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten en de Europese Commissie, overeenkomstig de volgens § 24 vastgestelde van toepassing zijnde praktische modaliteiten wanneer een grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing werd verstrekt, gewijzigd of hernieuwd na 31 december 2016.
2° de Belgische bevoegde autoriteit verstrekt eveneens, overeenkomstig de volgens § 24 vastgestelde van toepassing zijnde praktische modaliteiten, aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten, evenals aan de Europese Commissie, de inlichtingen over grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen die zijn verstrekt, gewijzigd of hernieuwd binnen de periode beginnend vijf jaar vóór 1 januari 2017, met uitzondering van de gevallen bedoeld in de bepaling onder 6° van deze paragraaf.
Indien de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen werden verstrekt, gewijzigd of hernieuwd tussen 1 januari 2012 en 31 december 2013, worden deze inlichtingen verstrekt op voorwaarde dat die grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen nog geldig waren op 1 januari 2014.
Als grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen werden verstrekt, gewijzigd of hernieuwd tussen 1 januari 2014 en 31 december 2016, worden die inlichtingen verstrekt ongeacht of die grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissingen al dan niet nog geldig zijn.
3° De bepalingen onder 1° en 2° zijn niet van toepassing wanneer een grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing uitsluitend betrekking heeft op de belastingzaken van een of meer natuurlijke personen.
4° De uitwisseling van inlichtingen geschiedt als volgt :
a) [4 voor de op grond van 1° uitgewisselde inlichtingen: onverwijld zodra de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd en uiterlijk binnen drie maanden na het einde van het semester van het kalenderjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven of gemaakt, gewijzigd of hernieuwd;]4
b) voor de overeenkomstig de bepaling onder 2°, uitgewisselde inlichtingen : vóór 1 januari 2018.
5° De door de Belgische bevoegde autoriteit uit hoofde van de bepalingen onder 1° en 2° van dit artikel te verstrekken inlichtingen omvatten de volgende gegevens :
a) de identificatiegegevens van de persoon en in voorkomend geval van de groep van personen waartoe deze behoort;
b) [4 een samenvatting van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, daaronder begrepen een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of transacties of reeks van transacties, alsook alle andere inlichtingen die voor de bevoegde autoriteit nuttig kunnen zijn bij de evaluatie van een mogelijk belastingrisico, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde;]4
c) de data van de aflevering, wijziging of hernieuwing van de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing;
d) de aanvangsdatum van de geldigheidsperiode van de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing, indien vermeld;
e) de einddatum van de geldigheidsperiode van de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing, indien vermeld;
f) het type grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing;
g) het bedrag van de verrichting of reeks van verrichtingen van de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing, indien vermeld in de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing;
h) in voorkomend geval, de identificatie van de andere lidstaten die mogelijks betrokken zijn bij de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing;
i) in voorkomend geval, de identificatie van personen in de andere lidstaten die mogelijks betrokken kunnen zijn bij de grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing waarbij vermeld dient te worden met welke lidstaten de betrokken personen verbonden zijn; en
6° Inlichtingen gedefinieerd in de bepaling onder 5°, a), b), en i) van deze paragraaf worden niet medegedeeld aan de Europese Commissie.
7° De Belgische bevoegde autoriteit bevestigt de ontvangst van de inlichtingen, indien mogelijk langs elektronische weg, zonder uitstel en in elk geval niet later dan zeven werkdagen na ontvangst, aan de verstrekkende bevoegde autoriteit. Deze maatregel is van toepassing totdat het in § 24, 3de en 4de lid, bedoelde gegevensbestand operationeel wordt.
8° De Belgische bevoegde overheid kan overeenkomstig § 4 en met inachtneming van de bepalingen van § 24, 2de lid, om aanvullende inlichtingen verzoeken, daaronder begrepen de volledige tekst van een grensoverschrijdende voorafgaande fiscale beslissing.
§ 6/2. De Belgische bevoegde autoriteit bezorgt de Europese Commissie jaarlijks en de eerste keer vóór 1 januari 2018, statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de §§ 6 en 6/1, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens betreffende administratieve en andere relevante kosten en baten die betrekking hebben op de verrichte uitwisselingen en de mogelijke veranderingen, zowel voor de fiscale administraties als voor derden.]2
[3 § 6/3. De Belgische bevoegde autoriteit deelt binnen de in het derde lid bepaalde termijn de in het tweede lid bedoelde gegevens inzake grensoverschrijdende constructies, waarvan zij ingelicht is door de intermediair of de relevante belastingplichtige overeenkomstig de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/8 via automatische uitwisseling mee aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten.
De door de Belgische bevoegde autoriteit uit hoofde van het vorige lid mee te delen gegevens zijn de volgende, voor zover van toepassing:
1° de identificatiegegevens van intermediairs en relevante belastingplichtigen bedoeld in artikel 211bis/1, 4° en 5°, met inbegrip van hun naam, geboortedatum en -plaats (in het geval van een natuurlijk persoon), fiscale woonplaats, fiscaal identificatienummer, en, in voorkomend geval, van de personen die overeenkomstig paragraaf 2, 18°, een verbonden onderneming vormen met de relevante belastingplichtige;
2° nadere bijzonderheden over de wezenskenmerken bedoeld in artikel 211bis/1 op grond waarvan de grensoverschrijdende constructie gemeld moet worden;
3° een samenvatting van de inhoud van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, met onder meer de benaming waaronder zij algemeen bekend staat, indien voorhanden, en een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of constructies, in algemene bewoordingen gesteld, die niet mag leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan de onthullingen in strijd zou zijn met de openbare orde;
4° de datum waarop de eerste stap voor de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is of zal worden ondernomen;
5° nadere bijzonderheden van de nationale bepalingen die aan de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie ten grondslag liggen;
6° de waarde van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie;
7° de lidstaat van de relevante belastingbetaler(s) en eventuele andere lidstaten waarop de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn;
8° de identificatiegegevens van andere personen in een lidstaat, op wie de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie naar alle waarschijnlijkheid van invloed zal zijn, waarbij wordt vermeld met welke lidstaten deze personen verbonden zijn.
De automatische uitwisseling geschiedt binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het kwartaal waarin de inlichtingen zijn verstrekt. De eerste inlichtingen worden uiterlijk op 31 oktober 2020 meegedeeld.
De inlichtingen bedoeld in het tweede lid, 1°, 3° en 8°, van deze paragraaf, worden niet medegedeeld aan de Europese Commissie.]3
§ 7. De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt spontaan, in elk van de volgende gevallen, de in de eerste § bedoelde inlichtingen aan de buitenlandse bevoegde autoriteit :
1° de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om aan te nemen dat in de andere lidstaat een derving van belasting kan bestaan;
2° een belastingplichtige verkrijgt in België een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;
3° transacties tussen een belastingplichtige in België en een belastingplichtige in een andere lidstaat worden over één of meer andere landen geleid, op zodanige wijze dat daardoor in één van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;
4° de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om aan te nemen dat er belastingbesparing kan ontstaan door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;
5° de aan de Belgische bevoegde autoriteit verstrekte inlichtingen door een buitenlandse bevoegde autoriteit, hebben informatie opgeleverd die voor de vaststelling van de belastingschuld in die andere lidstaat toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is.
De Belgische bevoegde autoriteit kan een buitenlandse bevoegde autoriteit spontaan alle inlichtingen meedelen waarvan zij kennis heeft en die voor deze buitenlandse bevoegde autoriteit toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn.
De in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden door de Belgische bevoegde autoriteit zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een maand nadat deze beschikbaar worden, aan de buitenlandse bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat verstrekt.
§ 8. De ontvangst van de in § 7 bedoelde inlichtingen wordt door de Belgische bevoegde autoriteit onmiddellijk en in elk geval binnen zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, aan de verstrekkende buitenlandse bevoegde autoriteit bevestigd.
§ 9. [4 Met het oog op de uitwisseling van de inlichtingen als bedoeld in § 1, kan de Belgische bevoegde autoriteit een buitenlandse bevoegde autoriteit verzoeken dat door eerstgenoemde gemachtigde ambtenaren onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de buitenlandse bevoegde autoriteit mogen:
1° aanwezig zijn, op het grondgebied van de lidstaat, in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de lidstaatzijn taken vervullen;
2° aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd op het grondgebied van de buitenlandse bevoegde autoriteit;
3° deelnemen aan de administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd op het grondgebied van de andere lidstaat, met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen, in voorkomend geval.
In de gevallen waarin de door België gemachtigde ambtenaren aanwezig zijn bij de administratieve onderzoeken of eraan deelnemen door middel van elektronische communicatiemiddelen, kunnen zij personen ondervragen en bescheiden onderzoeke, onder voorbehoud van de door de buitenlandse bevoegde autoriteit gedefinieerde proceduremodaliteiten.]4
§ 10. [4 Met het oog op de uitwisseling van de in § 1 bedoelde inlichtingen kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat de Belgische bevoegde autoriteit verzoeken dat door eerstgenoemde gemachtigde ambtenaren onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de Belgische bevoegde autoriteit mogen:
1° aanwezig zijn, in België, in de kantoren waar de FOD Financiën zijn taken vervult;
2° aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd op Belgisch grondgebied;
3° deelnemen aan de administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd op Belgisch grondgebied, met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen, in voorkomend geval.
De Belgische bevoegde autoriteit antwoordt op het overeenkomstig de eerste alinea ingediende verzoek binnen een termijn van 60 dagen na ontvangst van het verzoek, om haar instemming te bevestigen of haar gemotiveerde weigering aan de buitenlandse bevoegde autoriteit mee te delen.
Indien de gevraagde inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de ambtenaren van de Belgische bevoegde autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden.
Indien ambtenaren van de verzoekende autoriteit aanwezig zijn tijdens een administratief onderzoek of daaraan deelnemen met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen, mogen zij personen ondervragen en bescheiden onderzoeken, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de Belgische bevoegde autoriteit.
Elke weigering door een persoon op wie een onderzoek betrekking heeft, om de controlemaatregelen van de ambtenaren van de verzoekende autoriteit na te leven, wordt door de Belgische bevoegde autoriteit beschouwd als een weigering tegenover haar eigen ambtenaren.
De door de verzoekende lidstaat gemachtigde ambtenaren die overeenkomstig het eerste lid in België aanwezig zijn, moeten steeds een schriftelijk mandaat kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid worden vermeld.]4
§ 11. In de gevallen waarin België met één of meer lidstaten overeenkomt om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of meer personen te wier aanzien zij een gezamenlijk of complementair belang hebben, controles te verrichten en de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, is deze § van toepassing.
De Belgische bevoegde autoriteit bepaalt autonoom welke personen zij voor een gelijktijdige controle wil voorstellen. Zij deelt de buitenlandse bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten met opgave van redenen mee welke dossiers zij voor een gelijktijdige controle voorstelt. Zij bepaalt binnen welke termijn de controle moet plaatsvinden.
Wanneer aan de Belgische bevoegde autoriteit een gelijktijdige controle wordt voorgesteld, beslist zij of ze aan de gelijktijdige controle wenst deel te nemen. Zij doet de buitenlandse bevoegde autoriteit die de controle voorstelt een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen [4 binnen een termijn van 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel]4.
De Belgische bevoegde autoriteit wijst een vertegenwoordiger aan die wordt belast met de leiding en de coördinatie van de controle.
[4 § 11/1. De bevoegde autoriteit van een of meer lidstaten kan de Belgische bevoegde autoriteit verzoeken een gezamenlijke audit uit te voeren. De Belgische bevoegde autoriteit aanvaardt of weigert het verzoek om een gezamenlijke audit binnen een termijn van 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek en motiveert haar beslissing ingeval ze het verzoek verwerpt.
Gezamenlijke audits worden op vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze, met inbegrip van taalregelingen, uitgevoerd door de bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat, door de Belgische bevoegde autoriteit, en in voorkomend geval, door de bevoegde autoriteiten van de andere aangezochte lidstaten en in overeenstemming met de Belgische wetgeving en procedurele voorschriften.
De Belgische bevoegde autoriteit wijst een vertegenwoordiger aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de coördinatie van de gezamenlijke audit op Belgisch grondgebied.
De rechten en plichten van de ambtenaren van lidstaten die deelnemen aan de gezamenlijke audit op Belgisch grondgebied, worden vastgesteld overeenkomstig de Belgische wetgeving. Tegelijk met het naleven van die wetgeving, oefenen de ambtenaren van een andere lidstaat geen bevoegdheden uit die verder zouden gaan dan de bevoegdheden die hun krachtens de wetgeving van hun lidstaat zijn verleend.
Onverminderd het tweede en derde lid en voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde gezamenlijke audits, gerealiseerd op Belgisch grondgebied, zijn de ambtenaren van andere lidstaten die deelnemen aan de activiteiten van de gezamenlijke audit, gemachtigd om personen te ondervragen en bescheiden te onderzoeken in samenspraak met de ambtenaren van de Belgische bevoegde autoriteit, met inachtneming van de in België bepaalde procedurele regelingen.
Onverminderd het tweede en derde lid en voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde gezamenlijke audits, gerealiseerd op Belgisch grondgebied, kan het bewijsmateriaal dat tijdens de activiteiten van de gezamenlijke audit is verzameld, worden beoordeeld, ook op de ontvankelijkheid ervan, onder dezelfde juridische voorwaarden als in het geval van een klassieke audit, uitgevoerd in België door Belgische ambtenaren, onder meer in de loop van een bezwaar-, herzienings- of beroepsprocedures.
Onverminderd het tweede en derde lid en voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde gezamenlijke audits, gerealiseerd op Belgisch grondgebied, genieten personen die aan een gezamenlijke audit worden onderworpen of erdoor worden geraakt, dezelfde rechten en hebben ze dezelfde plichten als in het geval van een klassieke audit waaraan alleen Belgische ambtenaren deelnemen, onder meer in de loop van een bezwaar-, herzienings- of beroepsprocedures.
Indien de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een of meer lidstaten een gezamenlijke audit verrichten, trachten zij het eens te worden over de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de gezamenlijke audit, en streven zij naar overeenstemming over de fiscale positie van de geaudite persoon of personen op basis van de resultaten van de gezamenlijke audit. De bevindingen van de gezamenlijke audit worden neergelegd in een eindverslag. Punten waarover de bevoegde autoriteiten het eens zijn, worden in de conclusies van het eindverslag opgenomen en worden in aanmerking genomen in de relevante instrumenten die de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten naar aanleiding van die gezamenlijke audit uitvaardigen.
De geaudite persoon of personen word(t)en in kennis gesteld van het resultaat van de gezamenlijke audit en krijgt/krijgen een kopie van het eindverslag binnen 60 dagen na het uitbrengen van het eindverslag.]4
[4 § 11/2. De Belgische bevoegde autoriteit kan de bevoegde autoriteit van een andere of meerdere lidstaten verzoeken een gezamenlijke audit uit te voeren.
Gezamenlijke audits worden op vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze, met inbegrip van taalregelingen, uitgevoerd door de betrokken bevoegde autoriteiten, en in overeenstemming met de wetgeving en de procedurele voorschriften van de lidstaat waar de activiteiten van de gezamenlijke audit plaatsvinden.
De rechten en plichten van de Belgische ambtenaren die deelnemen aan de gezamenlijke audit op het grondgebied van een andere lidstaat, worden vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat. Tegelijk met het naleven van deze wetgeving, oefenen de Belgische ambtenaren geen bevoegdheden uit die verder zouden gaan dan de bevoegdheden die hun krachtens de Belgische wetgeving zijn verleend.
Onverminderd het tweede en derde lid en voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde gezamenlijke audits, gerealiseerd op het grondgebied van een andere lidstaat, kan het bewijsmateriaal dat tijdens de activiteiten van de gezamenlijke audit is verzameld, worden beoordeeld, ook op de ontvankelijkheid ervan, onder dezelfde juridische voorwaarden als in het geval van een klassieke audit uitgevoerd in België door Belgische ambtenaren.
Indien de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een of meerdere andere lidstaten een gezamenlijke audit verrichten, trachten zij het eens te worden over de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de gezamenlijke audit, en streven zij naar overeenstemming over de fiscale positie van de geaudite persoon of personen op basis van de resultaten van de gezamenlijke audit. De bevindingen van de gezamenlijke audit worden neergelegd in een eindverslag. De punten waarover de bevoegde autoriteiten het eens zijn, worden in de conclusies van het eindverslag opgenomen en worden in aanmerking genomen in de relevante instrumenten die de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten naar aanleiding van die gezamenlijke audit uitvaardigen.
De geaudite persoon of personen worden in kennis gesteld van het resultaat van de gezamenlijke audit en krijgen een kopie van het eindverslag binnen 60 dagen na het uitbrengen van het eindverslag.]4
§ 12. De Belgische bevoegde autoriteit kan een verzoek aan een buitenlandse bevoegde autoriteit richten tot kennisgeving aan de geadresseerde, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten, van alle door de Belgische administratieve overheden afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing in België van wetgeving betreffende diverse rechten en taksen.
Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, evenals alle overige informatie ter identificatie van de geadresseerde, en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan de geadresseerde kennis moet worden gegeven.
Het verzoek tot kennisgeving wordt door de Belgische bevoegde autoriteit slechts gedaan indien de kennisgeving van de akten niet volgens de Belgische regels kan geschieden, of buitensporige problemen zou veroorzaken. De Belgische bevoegde autoriteit kan een document, per aangetekende brief of langs elektronische weg, rechtstreeks ter kennis brengen aan een persoon op het grondgebied van een andere lidstaat.
§ 13. Op verzoek van een buitenlandse bevoegde autoriteit gaat de Belgische bevoegde autoriteit, overeenkomstig de Belgische voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de administratieve overheden van de verzoekende lidstaat afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op haar grondgebied van wetgeving betreffende diverse rechten en taksen.
De Belgische bevoegde autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het aan het verzoek gegeven gevolg en, in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit aan de geadresseerde ter kennis is gebracht.
§ 14. Indien een buitenlandse bevoegde autoriteit inlichtingen overeenkomstig §§ 4 of 8 heeft verstrekt en terugmelding betreffende de ontvangen inlichtingen verzoekt, doet de ontvangende Belgische bevoegde autoriteit, zonder afbreuk te doen aan de Belgische voorschriften inzake beroepsgeheim en gegevensbescherming, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, een terugmelding aan de buitenlandse bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden.
De Belgische bevoegde autoriteit doet eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal overeengekomen praktische afspraken, een terugmelding over de automatische inlichtingenuitwisseling naar de betrokken lidstaten.
§ 15. De Belgische bevoegde autoriteit die overeenkomstig §§ 5 of 7 inlichtingen heeft verstrekt, kan de ontvangende buitenlandse bevoegde autoriteit om terugmelding betreffende de ontvangen inlichtingen verzoeken.
§ 16. De Belgische verbindingsdienst of de Belgische bevoegde ambtenaar die een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de Belgische wetgeving of het Belgische beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onmiddellijk door aan het Belgisch centraal verbindingsbureau en stelt de verzoekende buitenlandse bevoegde autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaat de in § 5 vermelde termijn in op de dag nadat het verzoek aan het Belgisch centraal verbindingsbureau is doorgezonden.
§ 17. De inlichtingen waarover de Belgische Staat uit hoofde van dit artikel beschikt, vallen onder de geheimhoudingsplicht van artikel 212 en de bescherming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten.
Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt :
1° [4 voor de vestiging, de toepassing en de controle van de in artikel 2 van de richtlijn bedoelde belastingen, alsook op de btw en op andere indirecte belastingen, alsook op de toepassing van het Belgisch recht;]4
2° voor de vaststelling en invordering van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 3 van de wet van 9 januari 2012 houdende omzetting van richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen, en voor de vaststelling en invordering van verplichte socialezekerheidsbijdragen;
3° in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.
Mits toestemming van de buitenlandse bevoegde autoriteit die de inlichtingen overeenkomstig de richtlijn heeft verstrekt en voor zover het in België wettelijk is toegestaan, kunnen de inlichtingen en bescheiden ontvangen van deze autoriteit voor andere dan de in het tweede lid bedoelde doeleinden worden gebruikt.
Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van oordeel is dat de van een buitenlandse bevoegde autoriteit verkregen inlichtingen de buitenlandse bevoegde autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de in het tweede lid beoogde doelen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de inlichtingenverstrekkende lidstaat in kennis van haar voornemen om die inlichtingen met een derde lidstaat te delen. Indien de bevoegde autoriteit van de inlichtingenverstrekkende lidstaat zich niet binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving verzet heeft tegen die inlichtingenuitwisseling, geeft de Belgische bevoegde autoriteit de inlichtingen door aan de buitenlandse bevoegde autoriteit van de derde lidstaat, op voorwaarde dat dit in overeenstemming is met de in dit artikel vastgelegde voorschriften en procedures.
[4 Indien de Belgische bevoegde autoriteit van oordeel is dat de door een buitenlandse bevoegde autoriteit doorgegeven inlichtingen gebruikt kunnen worden voor de in het derde lid bedoelde doelen, en dat deze doelen niet het voorwerp uitmaken, door een bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen afkomstig zijn, van een mededeling die het automatisch gebruik van deze inlichtingen voor de door de Belgische bevoegde autoriteit doeleinden toelaten, vraagt zij hiervoor toestemming aan de bevoegde autoriteit waarvan de inlichtingen afkomstig zijn.]4
Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig dit artikel aan de verzoekende Belgische bevoegde autoriteit zijn doorgegeven, worden door de Belgische bevoegde instanties op dezelfde voet als bewijs aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere Belgische instantie zijn verstrekt.
§ 18. De Belgische bevoegde autoriteit kan het gebruik toestaan van de overeenkomstig dit artikel verstrekte inlichtingen en bescheiden in de lidstaat die ze ontvangt, voor andere dan in § 17, tweede lid, bedoelde doeleinden. De Belgische bevoegde autoriteit verleent toestemming indien de inlichtingen in België voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.
[4 De Belgische bevoegde autoriteit deelt aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten een lijst mee van andere dan in paragraaf 1 bedoelde doeleinden waarvoor overeenkomstig haar nationale recht, de inlichtingen en bescheiden kunnen worden gebruikt. De bevoegde autoriteit die inlichtingen en bescheiden ontvangt, kan de ontvangen inlichtingen en bescheiden zonder de in het eerste lid bedoelde toestemming gebruiken voor alle doeleinden die de Belgische bevoegde autoriteit heeft opgenoemd.]4
De Belgische bevoegde autoriteit kan het gebruik overeenkomstig de in § 17, derde lid beoogde doelen van de inlichtingen afkomstig uit België die door een buitenlandse bevoegde autoriteit aan een buitenlandse bevoegde autoriteit van een derde lidstaat werden doorgegeven, in die derde lidstaat toestaan.
§ 19. Alvorens om de in § 4 bedoelde inlichtingen te verzoeken, tracht de Belgische bevoegde autoriteit eerst de inlichtingen te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kan aanspreken zonder dat het beoogde resultaat in het gedrang dreigt te komen.
De in § 5 bedoelde inlichtingen worden door de Belgische bevoegde autoriteit aan een buitenlandse bevoegde autoriteit verstrekt, op voorwaarde dat de buitenlandse bevoegde autoriteit eerst de inlichtingen tracht te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken zonder dat het beoogde resultaat in het gedrang dreigt te komen.
§ 20. Het is de Belgische bevoegde autoriteit niet toegelaten onderzoek in te stellen of inlichtingen te verstrekken wanneer de Belgische wetgeving haar niet toestaat voor eigen doeleinden het onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen te verzamelen.
De Belgische bevoegde autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken indien :
1° de verzoekende lidstaat, op juridische gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken;
2° dit zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of indien het inlichtingen betreft waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.
De Belgische bevoegde autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij het verzoek om inlichtingen afwijst.
§ 21. De Belgische bevoegde autoriteit wendt de middelen aan waarover zij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien zij de inlichtingen niet voor eigen belastingdoeleinden nodig heeft. Deze verplichting geldt onverminderd § 20, eerste en tweede lid, die, wanneer er een beroep op wordt gedaan, in geen geval zo kunnen worden uitgelegd dat België kan weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat België geen binnenlands belang bij deze inlichtingen heeft.
In geen geval wordt § 20, eerste lid en tweede lid, 2° zo uitgelegd dat de Belgische bevoegde autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend op grond dat deze berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of dat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.
Onverminderd het tweede lid kan de Belgische bevoegde autoriteit weigeren de gevraagde inlichtingen toe te zenden indien deze betrekking hebben op belastbare tijdperken vóór 1 januari 2011 en de toezending van de inlichtingen geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 8, punt 1, van de richtlijn 77/799/EG indien daarom was verzocht vóór 11 maart 2011.
§ 22. Indien de Belgische overheid voorziet in een samenwerking met een derde land welke verder reikt dan de bij de richtlijn geregelde samenwerking, kan de Belgische overheid de verderreikende samenwerking niet weigeren aan een andere lidstaat die met haar deze verderreikende, wederzijdse samenwerking wenst aan te gaan.
§ 23. [4 Verzoeken om inlichtingen en de administratieve onderzoeken die zijn ingediend op grond van § 4, alsook de antwoorden op grond van § 5, de ontvangstbevestigingen, de verzoeken om inlichtingen van algemene aard en de verklaringen van ongeschiktheid of weigering krachtens § 5 worden, voor zover mogelijk, overgemaakt door middel van een door de Commissie goedgekeurd standaardformulier. Er mogen rapporten, certificaten en andere bescheiden, of andere voor eensluidend verklaarde afschriften of uittreksels daarvan bij de standaardformulieren gevoegd worden.
De in het eerste lid bedoelde standaardformulieren bevatten ten minste de volgende gegevens, die de verzoekende autoriteit moet verstrekken:
a) de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld en, in het geval van vragen betreffende een groep zoals bedoeld in § 5/2, een gedetailleerde beschrijving van de groep;
b) het fiscale doel van de gevraagde informatie.
De Belgische bevoegde autoriteit kan, voor zover bekend en in overeenstemming met de ontwikkeling van de internationale situatie, de namen en adressen verstrekken van alle personen van wie er redenen zijn om aan te nemen dat ze in het bezit zijn van de gevraagde informatie, alsook alle elementen die het verzamelen van informatie door de aangezochte autoriteit kunnen vergemakkelijken.
De spontane gegevensuitwisseling en de desbetreffende ontvangstbevestiging respectievelijk op grond van de §§ 7 en 8, verzoeken tot administratieve kennisgeving op grond van §§ 12 en 13, terugmeldingen op grond van §§ 14 en 15, de inlichtingen op grond van §§ 17, tweede lid en 18, en van § 25, tweede lid, worden overgemaakt door middel van de door de Commissie goedgekeurde standaardformulieren.
De automatische inlichtingenuitwisseling op grond van de §§ 6 en 6/1 wordt verricht in een geautomatiseerd standaardformaat dat ontworpen is om die automatische uitwisseling te vergemakkelijken en dat is goedgekeurd door de Commissie.]4
§ 24. De krachtens dit artikel verstrekte inlichtingen worden voor zover mogelijk verzonden langs elektronische weg, via het CCN-netwerk.
Het verzoek om samenwerking, waaronder het verzoek tot kennisgeving en de bijgevoegde bescheiden kunnen in elke door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal zijn gesteld. Slechts in bijzondere gevallen en mits het verzoek met redenen omkleed is, kan de Belgische bevoegde autoriteit verzoeken het verzoek vergezeld te laten gaan van een vertaling in één van de officiële talen van België.
[2 Om te voldoen aan de automatische uitwisseling als bedoeld in § 6/1, de bepalingen onder 1° en 2°, te verstrekken inlichtingen, wordende gegevens die moeten worden meegedeeld opgeslagen in een beveiligd centraal gegevensbestand betreffende de administratieve samenwerking op belastinggebied, bestemd voor de lidstaten, ontwikkeld en ter beschikking gesteld door de Commissie uiterlijk op 31 december 2017. De Belgische bevoegde autoriteiten hebben toegang tot de in dit gegevensbestand opgeslagen inlichtingen.
In afwachting dat dat beveiligd centraal gegevensbestand operationeel wordt, geschiedt de in § 6/1, 1° en 2°, bedoelde automatische uitwisseling van gegevens, volgens lid 1 van deze paragraaf en de toepasselijke praktische modaliteiten.]2
§ 25. De Belgische bevoegde autoriteit die van een derde land inlichtingen ontvangt welke naar verwachting van belang zijn voor haar administratie en de handhaving van de Belgische wetgeving betreffende diverse rechten en taksen, kan deze inlichtingen verstrekken aan de buitenlandse bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor wie die inlichtingen van nut kunnen zijn, en aan elke buitenlandse bevoegde autoriteit die erom verzoekt, mits dat krachtens een overeenkomst met dat derde land is toegestaan.
De Belgische bevoegde autoriteit kan, met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten, de overeenkomstig dit artikel ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan :
a) de buitenlandse bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;
b) het derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde of onwettige karakter van verrichtingen die blijken in strijd te zijn met of een misbruik te vormen van de belastingwetgeving.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-08-17/31, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2017-07-31/09, art. 8, 025; Inwerkingtreding : 21-08-2017>
(3)<W 2019-12-20/09, art. 48, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(4)<W 2022-12-21/14, art. 15, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 211bis/1.
[1 Voor de toepassing van artikel 211bis, § 6/3 en de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/10 wordt verstaan onder:
1° "grensoverschrijdende constructie": een constructie die ofwel meer dan één lidstaat ofwel een lidstaat en een derde land betreft, waarbij ten minste een van de volgende voorwaarden is vervuld:
a) niet alle deelnemers aan de constructie hebben hun fiscale woonplaats in hetzelfde rechtsgebied;
b) een of meer van de deelnemers aan de constructie heeft zijn fiscale woonplaats tegelijkertijd in meer dan één rechtsgebied;
c) een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent een bedrijf uit in een ander rechtsgebied via een in dat rechtsgebied gelegen vaste inrichting en de constructie behelst een deel of het geheel van het bedrijf van die vaste inrichting;
d) een of meer van de deelnemers aan de constructie oefent een activiteit uit in een ander rechtsgebied zonder in dat rechtsgebied zijn fiscale woonplaats te hebben of zonder in dat rechtsgebied een vaste inrichting te creëren;
e) een dergelijke constructie heeft mogelijk gevolgen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen of de vaststelling van het uiteindelijk belang.
Een constructie betekent ook een reeks constructies. Een constructie kan uit verscheidene stappen of onderdelen bestaan.
2° "meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie": iedere grensoverschrijdende constructie die ten minste één van de in artikel 211bis/2 vermelde wezenskenmerken bezit;
3° "wezenskenmerk": één in artikel 211bis/2 vermelde eigenschap of kenmerk van een grensoverschrijdende constructie die geldt als een indicatie van een mogelijk risico op belastingontwijking;
4° "intermediair": een persoon die een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie bedenkt, aanbiedt, opzet, beschikbaar maakt voor implementatie of de implementatie ervan beheert.
Een intermediair is ook een persoon die, gelet op de betrokken feiten en omstandigheden en op basis van de beschikbare informatie en de deskundigheid die en het begrip dat nodig is om die diensten te verstrekken, weet of redelijkerwijs kon weten dat hij, rechtstreeks of via andere personen, heeft toegezegd hulp, bijstand of advies te verstrekken met betrekking tot het bedenken, aanbieden, opzetten, beschikbaar maken voor implementatie of beheren van de implementatie van een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie. Elke persoon heeft het recht bewijs te leveren van het feit dat hij niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat hij bij een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie betrokken was. Daartoe kan die persoon alle relevante feiten en omstandigheden, beschikbare informatie en zijn relevante deskundigheid en begrip ervan vermelden.
Om een intermediair te zijn, dient een persoon ten minste een van de volgende aanvullende voorwaarden te vervullen:
a) fiscaal inwoner van een lidstaat zijn;
b) beschikken over een vaste inrichting in een lidstaat via welke de diensten in verband met de constructie worden verleend;
c) opgericht zijn in of onder de toepassing van de wetten vallen van een lidstaat;
d) ingeschreven zijn bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten in een lidstaat;
5° "relevante belastingplichtige": elke persoon voor wie een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie beschikbaar wordt gemaakt voor implementatie, of die gereed is om een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie te implementeren of die de eerste stap van een dergelijke constructie heeft geïmplementeerd;
6° "marktklare constructie": een grensoverschrijdende constructie die is bedacht of aangeboden, implementeerbaar is of beschikbaar is gemaakt voor implementatie zonder dat er wezenlijke aanpassingen nodig zijn;
7° "constructie op maat": een grensoverschrijdende constructie die geen marktklare constructie is. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 49, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/2.
[1 De in artikel 211bis/1, 3°, bedoelde wezenskenmerken van een grensoverschrijdende constructie kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën, categorie A zijnde de algemene wezenskenmerken die aan de in het tweede lid bedoelde "main benefit test" zijn gekoppeld, categorie B zijnde de specifieke wezenskenmerken die aan de hiervoor vermelde "main benefit test" zijn gekoppeld, categorie C zijnde specifieke wezenskenmerken in verband met grensoverschrijdende transacties, categorie D zijnde specifieke wezenskenmerken in verband met de automatische uitwisseling van inlichtingen en uiteindelijk belang en categorie E zijnde specifieke wezenskenmerken in verband met verrekenprijzen.
De algemene wezenskenmerken in categorie A, bedoeld in het vierde lid, de specifieke wezenskenmerken in categorie B, bedoeld in het vijfde lid en de specifieke wezenskenmerken in categorie C bedoeld in het zesde lid, 1°, b), eerste streepje, c) en d) mogen uitsluitend in aanmerking worden genomen indien kan worden aangetoond dat het belangrijkste voordeel of een van de belangrijkste voordelen die, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs te verwachten valt van de constructie het verkrijgen van een belastingvoordeel is. Dit is de zogenaamde "main benefit test".
In het kader van het specifieke wezenskenmerk van categorie C, bedoeld in het zesde lid, 1°, is de aanwezigheid van één van de voorwaarden bedoeld in hetzelfde zesde lid, 1°, b), eerste streepje, c) en d) niet voldoende om besluiten dat een constructie voldoet aan de in het tweede lid bedoelde main "benefit test".
Wordt beschouwd als een algemeen wezenskenmerk van categorie A:
1° een constructie waarbij de relevante belastingplichtige of een deelnemer aan de constructie zich tot geheimhouding verbindt en op grond hiervan niet aan andere intermediairs of de belastingautoriteiten mag onthullen hoe de constructie een belastingvoordeel kan opleveren;
2° een constructie waarbij de intermediair aanspraak maakt op een vergoeding (of rente, betaling van financieringskosten en andere uitgaven) voor de constructie en die vergoeding wordt vastgelegd op basis van:
a) het bedrag van het belastingvoordeel dat de constructie oplevert; of
b) de vraag of de constructie daadwerkelijk een belastingvoordeel heeft opgeleverd. De intermediair moet daarbij de vergoeding gedeeltelijk of volledig terugbetalen wanneer het met de constructie beoogde belastingvoordeel niet gedeeltelijk of volledig werd verwezenlijkt;
3° een constructie waarbij gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde documenten en/of een gestandaardiseerde structuur en die beschikbaar is voor meer dan een relevante belastingplichtige zonder dat er voor implementatie wezenlijke aanpassingen nodig zijn.
Wordt beschouwd als een specifiek wezenskenmerk van categorie B:
1° een constructie waarbij een deelnemer aan de constructie een reeks geplande stappen onderneemt die erin bestaan een verlieslijdende onderneming te verwerven, de hoofdactiviteit van die onderneming stop te zetten en de verliezen ervan te gebruiken om de door hem verschuldigde belastingen te verminderen, onder meer door overdracht van die verliezen naar een ander rechtsgebied of door een versneld gebruik van die verliezen;
2° een constructie die tot gevolg heeft dat inkomsten worden omgezet in vermogen, schenkingen of andere inkomstencategorieën die lager worden belast of van belasting worden vrijgesteld;
3° een constructie die circulaire transacties omvat met als resultaat dat middelen worden rondgepompt ("round-tripping"), meer bepaald met behulp van tussengeschoven entiteiten zonder ander primair handelsdoel of van transacties die elkaar compenseren of tenietdoen of andere soortgelijke kenmerken hebben.
Wordt beschouwd als een specifiek wezenskenmerk van categorie C:
1° een constructie met aftrekbare grensoverschrijdende betalingen tussen twee of meer verbonden ondernemingen waarbij ten minste een van de volgende voorwaarden is vervuld:
a) de ontvanger is in geen van de fiscale rechtsgebieden fiscaal inwoner;
b) de ontvanger is fiscaal inwoner in een rechtsgebied, maar dat rechtsgebied:
- heft geen vennootschapsbelasting, of heft vennootschapsbelasting tegen een nultarief of bijna-nultarief; of
- is opgenomen in een lijst van rechtsgebieden van derde landen die door de lidstaten gezamenlijk of in het kader van de OESO als niet-coöperatief zijn beoordeeld;
c) de betaling geniet een volledige belastingvrijstelling in het rechtsgebied waar de ontvanger fiscaal inwoner is;
d) de betaling geniet een fiscaal gunstregime in het rechtsgebied waar de ontvanger fiscaal inwoner is;
2° in meer dan één rechtsgebied wordt aanspraak gemaakt op aftrekken voor dezelfde afschrijving;
3° in meer dan één rechtsgebied wordt aanspraak gemaakt op voorkoming van dubbele belasting voor hetzelfde inkomens- of vermogensbestanddeel;
4° een constructie met overdrachten van activa waarbij er een wezenlijk verschil bestaat tussen het bedrag dat in de betrokken rechtsgebieden wordt aangemerkt als de voor die activa te betalen vergoeding.
Wordt beschouwd als een specifiek wezenskenmerk van categorie D:
1° een constructie die kan leiden tot het ondermijnen van de rapportageverplichting uit hoofde van de wetgeving ter omzetting van Uniewetgeving of evenwaardige overeenkomsten inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen, waaronder overeenkomsten met derde landen, of die profiteert van het gebrek aan die wetgeving of overeenkomsten. Dergelijke constructies omvatten ten minste het volgende:
a) het gebruik van een rekening, product of belegging die geen financiële rekening is of niet als zodanig te boek staat, maar die over eigenschappen beschikt die in wezen vergelijkbaar zijn met die van een financiële rekening;
b) de overdracht van financiële rekeningen of activa aan, of het gebruik van rechtsgebieden die niet gebonden zijn aan de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen met de staat van verblijf van de relevante belastingplichtige;
c) de herkwalificatie van inkomsten en vermogen in producten of betalingen die niet onder de automatische uitwisseling van inlichtingen vallen;
d) de overdracht of omzetting van een financiële instelling of een financiële rekening of de activa daarvan in een financiële instelling of een financiële rekening of activa die niet onder de rapportage in het kader van de automatische uitwisseling van inlichtingen vallen;
e) het gebruik van rechtspersonen, juridische constructies of structuren die de rapportage over één of meer rekeninghouders of uiteindelijk begunstigden in het kader van de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen stopzetten of daartoe strekken;
f) constructies die duediligenceprocedures die door financiële instellingen worden gebruikt om te voldoen aan hun verplichtingen tot het rapporteren van inlichtingen over financiële rekeningen, ondermijnen of zwakke punten ervan benutten, onder meer via het gebruik van rechtsgebieden met ontoereikende of zwakke regelingen voor de handhaving van antiwitwaswetgeving of met zwakke transparantievereisten voor rechtspersonen of juridische constructies;
2° Een constructie waarbij de juridische of feitelijke eigendom niet-transparant is door het gebruik van personen, juridische constructies of structuren:
a) die geen wezenlijke economische, door voldoende personeel, uitrusting, activa en gebouwen ondersteunde activiteit uitoefenen; en
b) die zijn opgericht in, worden beheerd in, inwoner zijn van, onder zeggenschap staan in, of gevestigd zijn in een ander rechtsgebied dan het rechtsgebied van verblijf van een of meer van de uiteindelijk begunstigden van de activa die door die personen, juridische constructies of structuren worden aangehouden; en
c) indien de uiteindelijk begunstigden van die personen, juridische constructies of structuren, zoals bedoeld in artikel 4, 27°, van de Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik contanten van 18 september 2017, niet-identificeerbaar zijn gemaakt.
Wordt beschouwd als een specifiek wezenskemerk van categorie E:
1° een constructie met gebruik van unilaterale veiligehavenregels;
2° een constructie met overdracht van moeilijk te waarderen immateriële activa. De term "moeilijk te waarderen immateriële activa" omvat immateriële activa of rechten op immateriële activa waarvoor, op het tijdstip van de overdracht ervan tussen verbonden ondernemingen:
a) geen betrouwbare vergelijkbare activa bestaan; en
b) de prognoses van de toekomstige kasstromen of inkomsten die naar verwachting uit de overgedragen activa voortvloeien, of de aannames die worden gebruikt voor het waarderen van de immateriële activa, bijzonder onzeker zijn, waardoor het moeilijk is te voorspellen hoe succesvol de immateriële activa op het moment van de overdracht uiteindelijk zullen zijn.
3° een constructie met een grensoverschrijdende overdracht binnen de groep van functies, en/of risico's en/of activa, indien de geraamde jaarlijkse winst vóór interest en belastingen (ebit) van de overdrager of overdragers, tijdens de periode van drie jaar na de overdracht, minder dan 50 % bedraagt van de geraamde jaarlijkse ebit van die overdrager of overdragers indien de overdracht niet had plaatsgevonden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 50, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/3.
[1 § 1. Elke intermediair moet inlichtingen, zoals bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies waarvan zij kennis, bezit of controle hebben verstrekken aan de in artikel 211bis, § 2, 6°, bedoelde Belgische bevoegde autoriteit binnen 30 dagen te rekenen vanaf het hierna vermelde geval dat het eerst plaatsvindt:
- de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie beschikbaar is gesteld; of
- de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie gereed is voor implementatie; of
- het ogenblik dat de eerste stap in de implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie is ondernomen.
Onverminderd het eerste lid moeten de intermediairs bedoeld in artikel 211bis/1, 4°, tweede lid, eveneens inlichtingen met betrekking tot een meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie verstrekken binnen 30 dagen te rekenen vanaf de dag nadat zij, rechtstreeks of via andere personen, hulp, bijstand of advies hebben verstrekt.
§ 2. Wanneer de intermediair inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies moet verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat dan verstrekt hij deze inlichtingen enkel aan de Belgische bevoegde autoriteit indien België als eerste op de onderstaande, aflopende lijst voorkomt:
1° de lidstaat waar de intermediair fiscaal inwoner is;
2° de lidstaat waar de intermediair een vaste inrichting heeft via welke de diensten met betrekking tot de constructie worden verstrekt;
3° de lidstaat waar de intermediair is opgericht of onder toepassing van de wetten valt;
4° de lidstaat waar de intermediair is ingeschreven bij een beroepsorganisatie in verband met de verstrekking van juridische, fiscale of adviesdiensten.
Wanneer er op grond van het eerste lid een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de intermediair ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij een schriftelijk bewijs voorlegt dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 51, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/4.
[1 ndien het gaat om een marktklare constructie moet de intermediair om de drie maanden een periodiek verslag opstellen met een overzicht van nieuwe meldingsplichtige inlichtingen zoals bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, 1°, 4°, 7° en 8°, die sinds het laatste ingediende verslag beschikbaar zijn geworden. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 52, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/5.
[1 Naar aanleiding van de melding van een grensoverschrijdende constructie die ten minste één van de in artikel 211bis/2 vermelde wezenskenmerken bezit, wordt een uniek referentienummer toegekend, dat naar aanleiding van elke volgende melding betreffende diezelfde grensoverschrijdende constructie moet worden meegedeeld, zowel voor meldingen door elke betrokken intermediair als voor meldingen door de relevante belastingplichtige.
De intermediair die het uniek referentienummer van de bevoegde instanties ontvangt, dient dit, samen met de samenvatting betreffende de gemelde constructie, onverwijld aan de andere betrokken intermediairs en aan de relevante belastingplichtige door te geven. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 53, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/6.
[1 Wanneer meerdere intermediairs betrokken zijn bij dezelfde meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie, moeten alle betrokken intermediairs de inlichtingen verstrekken over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie.
Een intermediair wordt ontheven van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen indien hij een schriftelijk bewijs voorlegt dat een andere intermediair de inlichtingen bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, tweede lid, reeds heeft verstrekt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 54, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/7. [1 § 1. Wanneer een intermediair gebonden is door een beroepsgeheim, is hij gehouden:
1° de betrokken intermediair of intermediairs schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte te brengen dat hij niet aan de meldingsplicht kan voldoen, waardoor deze meldingsplicht automatisch rust op de andere intermediair of intermediairs;
2° bij gebreke aan een andere intermediair, de relevante belastingplichtige of belastingplichtigen schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte te brengen van zijn of hun meldingsplicht.
De ontheffing van de meldingsplicht krijgt slechts uitwerking op het tijdstip dat een intermediair voldaan heeft aan de in het eerste lid bedoelde verplichting.
§ 2. De relevante belastingplichtige kan de intermediair door schriftelijke instemming toelaten alsnog te voldoen aan de in artikel 211bis/3 bedoelde meldingsplicht.
Indien de relevante belastingplichtige geen instemming verleent blijft de meldingsplicht bij de belastingplichtige en bezorgt de intermediair de nodige gegevens voor het vervullen van de in artikel 211bis/3 bedoelde meldingsplicht aan de relevante belastingplichtige.
§ 3. Geen beroepsgeheim overeenkomstig paragraaf 1 of ontheffing van rechtswege kan worden ingeroepen aangaande de meldingsplicht van marktklare constructies die aanleiding geven tot een periodiek verslag overeenkomstig artikel 211bis/4. ]1
(NOTA : bij arrest nr.103/2022 van 15-09-2022 (2022-09-15/26, B.St. 13-01-2023, p. 6183), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel 211bis/7, §3 vernietigd)
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 55, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/8.
[1 § 1. In de volgende gevallen ligt de meldingsplicht bij de relevante belastingplichtige:
1° wanneer er geen intermediair betrokken was bij het bedenken, aanbieden, opzetten, beschikbaar maken voor implementatie of het beheren voor implementatie van de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie of;
2° wanneer de intermediair ontheven is van de verplichting om inlichtingen te verstrekken overeenkomstig artikel 211bis/7, § 1 en hij de relevante belastingplichtige of belastingplichtigen op de hoogte heeft gesteld van zijn of hun meldingsplicht, overeenkomstig artikel 211bis/7, § 1, 2° ;
3° wanneer deze niet de in artikel 211bis/7, § 2, eerste lid bedoelde toestemming heeft verleend.
§ 2. Ingeval de meldingsplicht overeenkomstig paragraaf 1 bij de relevante belastingplichtige ligt, verstrekt deze de inlichtingen binnen dertig dagen, te rekenen vanaf het hierna vermelde geval dat eerst plaatsvindt:
- de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie voor implementatie ter beschikking van de relevante belastingplichtige is gesteld of;
- de dag nadat de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie gereed is voor implementatie door de relevante belastingplichtige of;
- vanaf het ogenblik dat de eerste stap voor de implementatie ervan met betrekking tot de relevante belastingplichtige is ondernomen.
§ 3. Wanneer de relevante belastingplichtige inlichtingen over de meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie moet verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van meer dan één lidstaat, moet hij deze inlichtingen enkel verstrekken aan de Belgische bevoegde autoriteit indien België als eerste op de onderstaande lijst voorkomt:
1° de lidstaat waar de relevante belastingplichtige fiscaal inwoner is;
2° de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een vaste inrichting heeft die begunstigde van de constructie is;
3° de lidstaat waar de relevante belastingplichtige inkomsten ontvangt of winsten genereert, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft;
4° de lidstaat waar de relevante belastingplichtige een activiteit uitoefent, hoewel de relevante belastingplichtige geen fiscaal inwoner van een lidstaat is noch een vaste inrichting in een lidstaat heeft.
Wanneer er op grond van het eerste lid een meervoudige meldingsplicht bestaat, wordt de relevante belastingplichtige ontheven van het verstrekken van de inlichtingen als hij een schriftelijk bewijs voorlegt dat dezelfde inlichtingen in een andere lidstaat zijn verstrekt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 56, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/9.
[1 Wanneer de meldingsplicht bij de relevante belastingplichtige ligt en er meer dan één relevante belastingplichtige is, worden de inlichtingen overeenkomstig artikel 211bis/8 verstrekt door de relevante belastingplichtige die als eerste op de onderstaande lijst voorkomt:
1° de relevante belastingplichtige die de meldingsplichtige constructie is overeengekomen met de intermediair;
2° de relevante belastingplichtige die de implementatie van de constructie beheert.
Een relevante belastingplichtige wordt ontheven van de verplichting tot het verstrekken van de inlichtingen indien hij een schriftelijk bewijs voorlegt dat een andere relevante belastingplichtige de inlichtingen bedoeld in artikel 211bis, § 6/3, reeds heeft verstrekt." ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 57, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/10.
[1 Voor de toepassing van de artikelen 211bis, § 6/3, 211bis/1 tot en met 211bis/9 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsbesluiten dient de melding van de inlichtingen, voor de onderdelen die de Koning nader bepaalt, naast het gebruik van één van de officiële landstalen, ook in het Engels te gebeuren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 58, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/11.
[1 De Koning bepaalt het formulier waarop de intermediair of de relevante belastingplichtige de verplichtingen opgenomen in de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/9 moeten naleven. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 59, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211bis/12. [1 De fiscale administratie, mag binnen de door haar bepaalde termijn, welke wegens wettige redenen kan worden verlengd, voor zover zij die informatie nodig acht om de correcte naleving van de artikelen 211bis/1 tot en met 211bis/9 te verzekeren, van de betrokken intermediair(s) alle informatie vorderen die in toepassing van artikel 211bis/1 tot en met 211bis/9 diende te worden gemeld aan de Belgische bevoegde autoriteit.]1
(NOTA : bij arrest nr.103/2022 van 15-09-2022 (2022-09-15/26, B.St. 13-01-2023, p. 6183), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel vernietigd)
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-12-20/09, art. 60, 041; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art. 211ter.[1 De bepalingen van dit Wetboek doen geen afbreuk aan het recht van de Staat om het herstel van de schade te vorderen die kan bestaan uit de niet-betaling van de rechten, de taksen, de [2 nalatigheidsinteresten]2, de fiscale geldboeten en de bijbehoren door een burgerlijke partijstelling of door een aansprakelijkheidsvordering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-26/01, art. 94, 053; Inwerkingtreding : 09-04-2018>
(2)<W 2022-11-20/01, art. 36, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 211quater.[1 § 1. Elk bericht dat door de belastingplichtige of elke andere persoon onder gesloten omslag wordt verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën, in het kader van de toepassing van de wetgeving inzake de diverse rechten taksen, wordt [2 door de administratie]2 die de diverse rechten en taksen vestigt, gereproduceerd, geregistreerd en bewaard [2 ...]2 volgens een informatica- of telegeleidingstechniek.
Het aldus gedigitaliseerd beeld van het bericht verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën, verkregen door middel van een informatica- of telegeleidingstechniek, heeft, voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, de bijzondere wetsbepalingen op het stuk van diverse rechten en taksen of hun uitvoeringsbesluiten, bewijskracht voor zover het de getrouwe en duurzame kopie is van het geschrift waarvan het afkomstig is en het voorzien is van een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen vermeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG.
In dat geval is de vernietiging van het papieren origineel toegestaan.
De Koning bepaalt welke papieren documenten moeten worden bewaard, zelfs na digitalisering.
§ 2. Elk bericht verzonden in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, de bijzondere wetsbepalingen op het stuk van de diverse rechten en taksen of hun uitvoeringsbesluiten, door de administraties bevoegd voor de vestiging van de diverse rechten en taksen aan de belastingplichtige, wordt gegenereerd langs elektronische weg en ter beschikking gesteld op het in artikel 211quinquies, tweede lid, bedoelde beveiligd elektronisch platform.
Wanneer de Federale Overheidsdienst Financiën, in toepassing van artikel 211sexies, § 1, tweede lid, moet communiceren langs de papieren weg, heeft elke materialisatie onder gesloten omslag van een bericht in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, de bijzondere wetsbepalingen op het stuk van de diverse rechten en taksen of hun uitvoeringsbesluiten, door de administratie verzonden onder gesloten omslag, dezelfde bewijskracht als het elektronisch origineel voor zover de materialisatie onder gesloten omslag de unieke referentie bevat aan een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid. Elke materialisatie onder gesloten omslag stemt overeen met de inhoud van het elektronische origineel van het bericht bewaard op het beveiligd platform.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2021-01-26/12, art. 1, 049; Inwerkingtreding : 01-04-2021>
(2)<W 2022-01-21/03, art. 112, 049; Inwerkingtreding : 07-02-2022>
Titel VI. [Beroepsgeheim]
Art. 212.<Ingevoegd bij W 1978-08-04/01, art. 55, Inwerkingtreding : 27-08-1978> Hij die, uit welken hoofde ook, optreedt bij de toepassing van de belastingwetten of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van [1 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de [2 diverse rechten en taksen]2 bedoeld in het Wetboek]1, is, buiten het uitoefenen van zijn ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan hij wegens de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft.
[De ambtenaren van [1 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de [2 diverse rechten en taksen]2 bedoeld in het Wetboek]1 oefenen hun ambt uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle gerechten, aan de gemeenschappen, aan de gewesten en aan de openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die diensten, instellingen of inrichtingen nodig zijn voor de hun opgedragen uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen.] <W 2005-06-20/31, art. 6, Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Personen die deel uitmaken van diensten waaraan [1 de administratie belast met de vestiging of de inning en de invordering van de [2 diverse rechten en taksen]2 bedoeld in het Wetboek]1, ingevolge het vorige lid inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, zijn tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.
Onder openbare instellingen of inrichtingen dienen verstaan de instellingen, maatschappijen, verenigingen, inrichtingen en diensten welke de Staat mede beheert, waaraan de Staat een waarborg verstrekt, op welker bedrijvigheid de Staat toezicht uitoefent of waarvan het bestuurspersoneel aangewezen wordt door de Regering, op haar voordracht of met haar goedkeuring.
[laatste lid opgeheven] <W 1981-02-10/32, art. 12, Inwerkingtreding : ingang van het aanslagjaar 1982>
----------
(1)<W 2014-04-25/36, art. 94, 014; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
(2)<W 2016-04-27/04, art. 106, 018; Inwerkingtreding : 16-05-2016>