4 JULI 1966. - Wet [houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld] aan de gepensioneerden van de openbare diensten. <W 1999-12-24/36, art. 105, Inwerkingtreding : 01-01-2000> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-10-2004 en tekstbijwerking tot 16-12-2013)
Art. 1-3
1992003230 1999003411 2000003468 2000022498 2004014211 2005022266 2009022494 2013014728
Artikel 1.Er wordt, onder zekere voorwaarden, een jaarlijks vakantiegeld toegekend aan de gerechtigden op een rust- of overlevingspensioen dat onder toepassing valt van een pensioenstelsel van de openbare sector en dat ten laste is van :
a) de Openbare Schatkist of de Rijkswerkliedenkas;
b) de provinciën, de gemeenten, (de agglomeraties van gemeenten, de federaties van gemeenten, de commissies voor de cultuur,) de verenigingen van gemeenten of de aan de provinciën en aan de gemeenten ondergeschikte organismen; <W 04-06-1976, art. 5>
c) de instellingen waarop het koninklijk besluit nr 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, toepasselijk is verklaard;
d) de instellingen waarop de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden, toepasselijk is verklaard;
e) [2 ...]2 andere openbare instellingen of instellingen van openbaar nut bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals zij werd gewijzigd door de opeenvolgende wetten, en waarvan het personeel onderworpen is aan een bijzonder pensioenstelsel vastgesteld door of krachtens een wet; <KB 2004-10-18/32, art. 15, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
f) de fondsen van overlevingspensioenen die beheerd worden door dezelfde openbare machten of openbare instellingen of instellingen van openbaar nut.
(g) het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie.) <W 2002-05-06/31, art. 22, Inwerkingtreding : 01-04-2001>
[1 h) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO.]1
Genieten eveneens het voordeel van het vakantiegeld, de titularissen van een rust- of overlevingspensioen toegekend ter uitvoering van de decreten betreffende de koloniale pensioenen of van de op 21 mei 1964 gecoördineerde wetten in verband met het personeel in Afrika.
----------
(1)<W 2011-10-24/01, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<KB 2013-12-11/02, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.2. <W 1999-12-24/36, art. 106; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld wordt, onder bepaalde voorwaarden, toegekend aan de personen bedoeld in artikel 1, die op 1 mei van het jaar waarvoor de aanvullende toeslag verschuldigd is :
1° werkelijk een supplement genieten toegekend met toepassing van de artikelen 120 of 122 van de wet 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
2° werkelijk een supplement genieten toegekend met toepassing van artikel 121 van dezelfde wet, op voorwaarde dat :
a) zij de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben op die datum;
b) het minimum vastgesteld wordt (op basis van een gemiddelde wedde gelijk aan of gebracht op het bedrag bepaald bij artikel 121, § 3, van dezelfde wet). <W 2007-04-25/52, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
Dit artikel is niet van toepassing op de personen die een minimum genieten gelijk aan 40 % van de gewaarborgde bezoldiging bepaald in artikel 127 van dezelfde wet.
Art. 3. <W 1999-12-24/36, art. 106; Inwerkingtreding : 01-01-2000> De Koning bepaalt de bedragen, de toekenningsvoorwaarden en de nadere regels inzake de uitbetaling van het vakantiegeld en van de aanvullende toeslag bij het vakantiegeld, evenals de machten of instellingen die de last ervan dragen.