Details





Titel:

29 SEPTEMBER 2011. - Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-12-2011 en tekstbijwerking tot 09-09-2024)



Inhoudstafel:

DEEL 1. - ORGANIEKE BEPALINGEN
Boek I. [1 - Het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen)]1
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 1-2, 2/1, 2/2, 2/3
Titel II. [1 - Structuur en bestuur]1
HOOFDSTUK I. [1 - Koepelorganen]1
Afdeling 1. [1 - Organen van het Agentschap]1
Art. 3
Afdeling 2. [1 - Algemene raad]1
Art. 4, 4/1
Afdeling 3. [1 Sociaal en gezondheidsinformatiesysteem]1
Art. 5, 5/1, 5/2, 5/3, 5/4, 5/5, 5/6
Afdeling 4. [1 - Raad inzake financiële en budgettaire monitoring]1
Art. 6, 6/1
Afdeling 5. [1 - Bepalingen gemeen aan de Algemene raad, [2 ...]2 prospectief onderzoek en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring]1
Art. 7, 7/1, 7/2, 7/3
Afdeling 6. [1 - Interne auditstelsel]1
Art. 8, 8/1, 8/2, 8/3
HOOFDSTUK II. [1 - Afdelingen]1
Afdeling 1. [1 - Drie afdelingen van het Agentschap]1
Art. 9
Afdeling 2. [1 - [2 ...]2 Gezondheid]1
Onderafdeling 1. [1 - Commissies binnen de afdeling "[2 ...]2 Gezondheid"]1
Art. 10
Onderafdeling 2. [1 - [2 ...]2 Gezondheid]1
Art. 11, 11/1
Onderafdeling 3. [1 - Commissies]1
Art. 12-16, 16/1
Afdeling 3. [1 - Afdeling "Handicap"]1
Onderafdeling 1. [1 - Organisatie van de afdeling "Handicap"]1
Art. 17
Onderafdeling 2. [1 - Comité "Handicap"]1
Art. 18, 18/1
Onderafdeling 3. [1 - Subregionale commissies]1
Art. 19
Afdeling 4. [1 - Afdeling "Gezinnen"]1
Art. 20-21, 21/1
Afdeling 5. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Afdelingen "[2 ...]2 Gezondheid", "Handicap" en "Gezinnen"]1
Art. 22, 22/1, 22/2, 22/3, 23-24, 24/1, 25, 25/1, 25/2, 25/3, 25/4
TITEL II. [1 - Dagelijks beheer]1
Art. 26, 26/1, 26/2, 26/3, 26/4, 26/5, 26/6
Titel III. [1 - Personeel]1
Art. 27, 27/1
TITEL IV. [1 - Bestaansmiddelen, begroting, boekhouding en rekeningen]1
Art. 28, 28/1, 28/2, 28/3, 28/4, 28/5, 28/6, 28/7, 28/8, 28/9
TITEL V. [1 - Beheerscontract]1
Art. 29, 29/1, 29/2, 29/3, 29/4
TITEL V. [1 - Controle]1
Art. 30, 30/1, 30/2
Boek II. [1 - Beroepen en Adviescommissie voor de beroepen]1
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 31-32
Titel II. [1 - Samenstelling]1
Art. 33-35
Titel III. [1 - Beroepsprocedure]1
Art. 36-40
TITEL IV. [1 - Secretariaat]1
Art. 41-42
Boek III. [1 - Klachten]1
Art. 43
Boek IIIbis. [1 - Bepalingen betreffende de adviesverlenende functie in het kader van het beleid van de sociale actie en gezondheid]1
Art. 43/1
Boek IIIter. [1 Opdrachten van de Waalse verzekeringsinstellingen]1
Art. 43/2, 43/3, 43/4, 43/5, 43/6, 43/7, 43/8, 43/9, 43/10, 43/11, 43/12, 43/13, 43/14, 43/15, 43/16, 43/17, 43/18, 43/19, 43/20, 43/21, 43/22, 43/23, 43/24, 43/25, 43/26, 43/27, 43/28, 43/29, 43/30, 43/31, 43/31/1
Boek IIIquater. [1 [Tegemoetkoming voor hup aan bejaarden]1
TITEL I. [1 Begripsomschrijvingen ]1
Art. 43/32
TITEL II. [1 Regeling m.b.t. de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ]1
Art. 43/33, 43/34, 43/35
TITEL III. [1 Bedrag van de tegemoetkoming]1
Art. 43/36, 43/37, 43/38
TITEL IV. [1 Procedure ]1
Art. 43/39, 43/40, 43/41, 43/42, 43/43, 43/44, 43/45, 43/46
TITEL V. [1 Beroepsmiddelen ]1
Art. 43/47
TITEL VI. [1 Financiering van de Waalse verzekeringsinstellingen]1
Art. 43/48, 43/49, 43/50, 43/51
TITEL VII. [1 Raad voor het beheer van de hulp aan bejaarden en verzakingscomité ]1
Art. 43/52
TITEL VIII. [1 Uitwisseling van informatie ]1
Art. 43/53
TITEL IX. [1 Bescherming van de persoonlijke levenssfeer ]1
Art. 43/54
TITEL X. [1 Controle ]1
Art. 43/55, 43/56
TITEL XI. [1 Overgangsbepaling ]1
Art. 43/57
Boek IV. [1 Bepalingen gemeen aan de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in deel II van het Wetboek]1
TITEL I. [1 - Inzameling van gegevens]1
Art. 44, 44/1, 44/2, 44/3, 44/4, 44/5, 44/6
TITEL 2. [1 - Communicatie met een elektronisch middel]1
Art. 45
TITEL 3. [1 - Activiteitenverslag]1
Art. 46
TITEL 3/1. [1 Inspecties]1
HOOFDSTUK 1. [1 Algemene bepalingen]1
Art. 46/1
HOOFDSTUK II. [1 Opdrachten en verslagen]1
Afdeling 1. [1 Opdrachten]1
Art. 46/2
Afdeling 2. [1 Verslagen]1
Art. 46/3, 46/4
Afdeling 3. [1 Bekendmaking]1
Art. 46/5, 46/6
TITEL 4. [1 - Toelagen]1
Art. 47, 47/1, 47/2, 47/3
TITEL 5. [1 - Collectieve huisvesting van personen in langdurige moeilijkheden]1
Art. 47/4
DEEL 2. - SECTORALE BEPALINGEN
Inleidend boek. [1 - Bevordering van de gezondheid met inbegrip van preventie]1
TITEL I. [1 - Begripsomschrijvingen [2 ...]2]1
Art. 47/7, 47/8
TITEL II. [1 Plan voor de bevordering van gezondheid, met inbegrip van preventie]1
HOOFDSTUK I. [1 - Uitwerking en inhoud van het plan]1
Art. 47/8, 47/9, 47/10
HOOFDSTUK II. [1 - Evaluatie]1
Art. 47/11
HOOFDSTUK III. [1 - [2 ...]2 sturingscomité]1
Art. 47/12
TITEL III. [1 - Besmettelijke ziektes]1
Art. 47/13, 47/14, 47/15, 47/15/1, 47/15bis, 47/15ter, 47/16, 47/16/1
TITEL IV. [1 - Programma's voor preventieve geneeskunde]1
Art. 47/17, 47/17bis, 47/17/1, 47/17/2
TITEL V. [1 - [2 audiovisuele gezondheidsbevorderingscampagnes, met inbegrip van preventie]2]1
Art. 47/18
Inleidend boek bis. [1 - Strategisch plan voor geestelijke gezondheid]1
TITEL I. [1 - Begripsomschrijvingen]1
Art. 47/19
TITEL II. [1 - Strategisch plan voor geestelijke gezondheid]1
HOOFDSTUK I. [1 - Voorbereiding en inhoud van het plan]1
Art. 47/20, 47/21, 47/22
HOOFDSTUK II. [1 - Evaluatie]1
Art. 47/23
HOOFDSTUK III. [1 - Sturingscomité]1
Art. 47/24
Boek I. - Sociale actie
TITEL I. [1 - Diensten voor sociale insluiting, voedselhulp en sociale contactpunten]1
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 48-50
HOOFDSTUK II. - Diensten voor sociale insluiting
Afdeling 1. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 51-52
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. 53-55
Afdeling 1/1. [1 Programmering]1
Art. 55/1
Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 56
HOOFDSTUK II/1. [1 - Sociale kruideniers en sociale restaurants]1
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 56/1, 56/2, 56/3
Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1
Art. 56/4, 56/5, 56/6
Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 56/7
HOOFDSTUK II/2. [1 - Organisme wallon de concertation de l'aide alimentaire (Waalse Overleginstelling voor de Voedselhulp)]1
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 56/8, 56/9
Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1
Art. 56/10, 56/11, 56/12
Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 56/13
HOOFDSTUK III. - Sociale contactpunten
Afdeling 1. - Oprichting en erkenning
Art. 57-60
Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 61
HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Vrijwilligerswerk
Art. 62
Afdeling 2. - Toezicht en straffen
Art. 63-65
TITEL 1/1. [1 - Zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde persone]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 65/1, 65/2, 65/3
HOOFDSTUK 2. [1 Zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen]1
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 65/4, 65/5, 65/6
Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1
Art. 65/7, 65/8, 65/9
Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 65/10
Afdeling 3. [1 - Vrijwillerswerk]1
Art. 65/11
Afdeling 4. [1 - Sancties]1
Art. 65/12
TITEL II. - Opvang, huisvesting en begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen
HOOFDSTUK I. - Definities en opdrachten
Afdeling 1. - Definities
Art. 66
Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 67-70
HOOFDSTUK II. - Werkingsvergunningen
Afdeling 1. - Algemeen beginsel
Art. 71
Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 72-79
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. 80-85
Onderafdeling 3. - Opschorting, beperking of intrekking
Art. 86
Afdeling 3. [1 Beginselakkoorden]1
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 87
Onderafdeling 2.
Art. 88
Onderafdeling 3. - Beginselakkoord
Art. 89
Onderafdeling 4. - Opschorting, beperking, intrekking
Art. 90
HOOFDSTUK III. - Werking
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 91
Afdeling 2. [1 Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen]1
Art. 92
Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen
Art. 93-97
Afdeling 4. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen
Art. 98-99
Afdeling 5. - Bepalingen eigen aan de gemeenschapshuizen
Art. 100-102
Afdeling 6.
Art. 103
Afdeling 7. - Bepalingen eigen aan de nachtasielen
Art. 104
HOOFDSTUK IV. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 105-106
Onderafdeling 2. - Straffen
A. Straffen
Art. 107
B. Sluiting
Art. 108-109
Afdeling 2. [1 - Specifieke strafbepalingen]1
Art. 110-111
Onderafdeling 1. [1 Opvangtehuizen en gemeenschapshuizen]1
Art. 112
Onderafdeling 2. [1 - Nachtasielen.]1
Art. 113
HOOFDSTUK V. [1 - Subsidiëring en programmering van de opvangtehuizen, gemeenschapshuizen en nachtasielen]1
Afdeling 1. - Programmering
Art. 114
Afdeling 2. - Subsidiëring
Art. 115-117
Titel II/1. [1 Dagopvang voor dak- of thuislozen]1
Hoofdstuk 1. [1 Begripsomschrijvingen]1
Art. 117/1
Hoofdstuk 2. [1 Opdracht]1
Art. 117/2, 117/3
Hoofdstuk 3. [1 Erkenning]1
Afdeling 1. [1 Voorwaarden]1
Art. 117/4, 117/5, 117/6
Afdeling 2. [1 De procedure]1
Art. 117/7, 117/8, 117/9, 117/10, 117/11
Hoofdstuk 4. [1 Programmatie van de dagopvangcentra]1
Art. 117/12
Hoofdstuk 5. [1 Subsidiëring van de erkende dagopvangcentra]1
Art. 117/13
TITEL III. - Schuldbemiddeling
HOOFDSTUK I. - Instellingen voor schuldbemiddeling
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 118
Afdeling 2. - Erkenning
Art. 119-126
Afdeling 3. - Programmering en subsidiëring
Art. 127-129
HOOFDSTUK II. - Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast
Art. 130, 130/1
TITEL IV. - Centra voor maatschappelijk werk
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Art. 131
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Art. 132
HOOFDSTUK III. - Controle en straffen
Art. 133
TITEL V. - Hulpverlening aan rechtsonderhorigen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 134
HOOFDSTUK II. - Diensten voor forensisch welzijnswerk
Afdeling 1. - Opdrachten
Art. 135-137
Afdeling 2. - Erkenning
Art. 138-142
Afdeling 3. - Subsidiëring
Art. 143-144
Afdeling 4. - Vrijwilligerswerk
Art. 145-146
TITEL VI.
HOOFDSTUK I.
Art. 147
HOOFDSTUK II.
Art. 148-149
TITEL VII. [1 - Hulp aan de woonwagenbewoner]1
HOOFDSTUK I. [1 Begripsomschrijvingen]1
Art. 149/1
HOOFDSTUK II. [1 Organisme gespecialiseerd voor bemiddeling met woonwagenbewoners]1
Afdeling 1. [1 Erkenning]1
Art. 149/2, 149/3
Afdeling 2. [1 Opdrachten]1
Art. 149/4
Afdeling 3. [1 Erkenningsprocedure]1
Art. 149/5, 149/6, 149/7, 149/8
Afdeling 4. [1 Subsidiëring]1
Art. 149/9
HOOFDSTUK III. [1 Opvang en subsidiëring van de gemeenten]1
Art. 149/10
Afdeling 3.
Art. 149/11, 149/12
TITEL VIII. [1 - Diensten en voorzieningen voor de begeleiding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Definities]1
Art. 149/13
HOOFDSTUK 2. [1 - Opdrachten]1
Art. 149/14
HOOFDSTUK 3. [1 - Erkenning]1
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 149/15
Afdeling 2. [1 - Toekenning van erkenning]1
Art. 149/16
HOOFDSTUK 4. [1 - Subsidiëring]1
Art. 149/17
HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties]1
Art. 149/18, 149/19
Boek II. [1 - Integratie van vreemdelingen]1
TITEL 1. [1 Begripsomschrijvingen]1
Art. 150
TITEL II. [1 - Gewestelijke actie]1
Art. 151, 151/1, 151/2
TITEL III. [1 - Integratietraject]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Organisatie]1
Art. 152, 152/1, 152/2, 152/3, 152/4, 152/5, 152/6
HOOFDSTUK 2. [1 - Verplichtingen]1
Art. 152/7
HOOFDSTUK 3. [1 - Sancties]1
Art. 152/8
HOOFDSTUK 4.
Art. 152/9
HOOFDSTUK 5. [1 - Subsidiëring]1
Art. 152/10, 152/11
TITEL IV. [1 - Gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1
Art. 153
HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1
Art. 153/1, 153/2, 153/3, 153/4, 153/5, 153/6
HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1
Art. 153/7, 153/8
TITEL V. [1 - Plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1
Art. 154
HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1
Art. 154/1, 154/2, 154/3
HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1
Art. 154/4
TITEL VI. [1 - Tolken in een sociale context]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1
Art. 155
HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1
Art. 155/1, 155/2, 155/3, 155/4, 155/5
HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1
Art. 155/6
TITEL VI/1. [1 - Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen]1
Art. 155/7
TITEL VII. [1 - Controle]1
Art. 156
TITEL VIII. [1 - Overgangsbepalingen]1
Art. 157, 157/1, 157/2, 158-165
Boek III. - Hulpverlening aan de gezinnen
TITEL 1. - Diensten 'Espaces-Rencontres' (Ontmoetingsruimten)
HOOFDSTUK I. - Definities en Opdrachten
Afdeling 1. - Definities
Art. 166
Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 167
HOOFDSTUK II. - Erkenning
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 168-170
Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art. 171-172
HOOFDSTUK III. - Werking
Art. 173-176
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art. 177-178
HOOFDSTUK V. - Controle en straffen
Afdeling 1.
Art. 179
Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking
Art. 180-181
Onderafdeling 2. - Straffen
Art. 182
Titre II. - [1 Centra en centrafederaties voor levens- en gezinsvragen.]1
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene beginselen]1
Art. 183-185
HOOFDSTUK II. - [1 Centra voor gezinsplanning]1
Afdeling 1. - [1 Definities]1
Art. 186-188
Afdeling 2. - [1 Activiteiten van de centra voor gezinsplanning]1
Onderafdeling 1. - [1 Algemeenheden]1
Art. 189
Onderafdeling 2. - [1 Pool opvang en beheer van de aanvragen]1
Art. 190
Onderafdeling 3. - [1 Pool pluridisciplinaire begeleiding]1
Art. 191-193
Onderafdeling 4. - [1 Pool informatieverstrekking, bewustmaking en vorming]1
Art. 194-196
Onderafdeling 5. - [1 Pool communicatie]1
Art. 197
Onderafeling 5/1. [1 Ondersteuningspool]1
Art. 197/1
Onderafeling 5/2. [1 Kwalificaties]1
Art. 197/2
Onderafdeling 6. - [1 Verplichtingen van de centra voor gezinsplanning]1
Onderafdeling 6.1. [1 Algemene coördinatie]1
Art. 198-201
Onderafdeling 6.2. - [1 De gebruiker]1
Art. 202-205
Onderafdeling 6.3. - [1 Werk in netverband.]1
Art. 206
Onderafdeling 6.4. - [1 Kosten van de dienstverstrekkingen]1
Art. 207-210
Onderafdeling 6.5. - [1 Toegankelijkheid en infrastructuur]1
Art. 211-215
Onderafdeling 6.6. - [1 Aanbodkadaster]1
Art. 216
Onderafdeling 6.7. - [1 Verzameling van sociaal-epidemiologische gegevens]1
Art. 217
Afdeling 3. - [1 Organisatie van het dienstenaanbod]1
Art. 218
Afdeling 4. - [1 Programmering en erkenning]1
Onderafdeling 1. - [1 Programmering]1
Art. 218/1, 218/2
Onderafdeling 2. - [1 Erkenning]1
Art. 218/3, 218/4, 218/5
Afdeling 5. - [1 Subsidiëring]1
Art. 218/6, 218/7, 218/8, 218/9, 218/10, 218/11
Afdeling 6. - [1 Beoordeling - controle - sancties]1
Art. 218/12, 218/13, 218/14, 218/15, 218/16, 218/17, 218/18
HOOFDSTUK III. - [1 Federaties van centra voor gezinsplanning]1
Art. 218/19, 218/19/1
HOOFDSTUK IV. - [1 Overgangsbepalingen]1
Art. 218/20, 218/21, 218/22
TITEL III. - Hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 219
HOOFDSTUK II. - Activiteiten van de diensten
Art. 220-224
HOOFDSTUK III. - Erkenning
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 225-234
Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art. 235-236
HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidiëringsvoorwaarden
Art. 237-241
Afdeling 2. - Subsidies
Art. 242-252
HOOFDSTUK V. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Controle
Art. 253-257
Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Intrekking, opschorting
Art. 258-259
Onderafdeling 2. - Straffen
Art. 260
Boek IV. - Integratie van gehandicapte personen
TITEL 1. - Algemeen stelsel
HOOFDSTUK I. - Leidende beginselen
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 261-264
Afdeling 2. - Voorzorgsmaatregelen
Art. 265
Afdeling 3. - Aanpassingsmaatregelen
Art. 266
Afdeling 4. - Integratiemaatregelen
Art. 267-270
HOOFDSTUK II. [1 - Begunstigen, erkenningen en toelagen in het kader van het beleid tot integratie van de gehandicapte personen]1
Art. 271-274
Afdeling 1. [1 - Begunstigden]1
Art. 275-281
Afdeling 2. [1 Erkenning, subsidiëring en overeenkomsten]1
Art. 282-283, 283/1, 284-314
HOOFDSTUK III. [1 - Toezicht]1
Art. 315-320
HOOFDSTUK IV. [1 - Verenigingen van gehandicapte personen]1
Art. 321-322
TITEL II. - Specifieke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Sociale wetgevingen
Art. 323-324
HOOFDSTUK II. - Geschillen
Art. 325-326
HOOFDSTUK III. [1 - Toegankelijkheid van publieke plaatsen voor personen met een assistentiehond]1
Afdeling 1. - Definities
Art. 327
Afdeling 2. - Toegangsvoorwaarden
Art. 328-330
Afdeling 3. - Controle en toezicht
Art. 331-333
Boek V. - Hulpverlening aan bejaarde personen
TITEL 1. - Stelsel voor de opvang en de huisvesting van bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 334
HOOFDSTUK II. - Informatie over de inrichting
Art. 335-336
HOOFDSTUK III. - Welzijn van de bewoners
Art. 337-338
HOOFDSTUK IV. - Relaties met de bewoners
Art. 339-341
HOOFDSTUK V. - Prijsverplichtingen
Art. 341/1, 342-344
HOOFDSTUK VI. - Programmering en beginselakkoorden
Afdeling 1. - Programmering
Art. 345-347
Afdeling 2. - Beginselakkoord
Art. 348-351
HOOFDSTUK VII. - Werkingsvergunning
Afdeling 1. - Toekenningsprocedure
Art. 352-357
Afdeling 2. - Werkingsnormen
Art. 358
Onderafdeling 1. - Werkingsnormen eigen aan rustoorden
Art. 359-361
Onderafdeling 2. - Werkingsnormen eigen aan serviceflats
Art. 362
Onderafdeling 3. - Werkingsnormen eigen aan centra voor dag-, avond- en/of nachtopvang
Art. 363
Onderafdeling 4. - Werkingsnormen eigen aan gezinsopvang
Art. 364
HOOFDSTUK VIII. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Controle
Art. 365-368
Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking, sluiting
Art. 369-374
Onderafdeling 2. - Administratieve straffen
Art. 375
Onderafdeling 3. - Rechterlijke straffen
Art. 376-377
TITEL II. - bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 378-379
HOOFDSTUK II. - Instelling belast met de bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen
Afdeling 1. - Erkenning
Art. 380-381
Afdeling 2. - Opdrachten en verslag van het agentschap
Art. 382-383
Afdeling 3. - Subsidies verleend aan het agentschap
Art. 384-386
Afdeling 4. - Controle en sancties
Onderafdeling 1. - Controle
Art. 387
Onderafdeling 2. - Sancties : schorsing, intrekking
Art. 388
Afdeling 5. - Overheveling van personeel
Art. 389
TITEL III. - Regeling voor telehulp
Art. 390-393
TITEL IV. - Centra voor gemeenschappelijke diensten
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Art. 394
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 395-397
Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 398-402
Afdeling 3. - Procedure
Art. 403
TITEL V. - [1 Financiering van de inrichtingen voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 404-405
HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van subsidies
Art. 406-408, 408/1, 409
HOOFDSTUK III. - Waarborg
Art. 410
TITEL VI. [1 Huurprijs van de kamer van toepassing bij de opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarde personen]1
Art. 410/1, 410/2, 410/3, 410/4, 410/5, 410/6, 410/7, 410/8, 410/9, 410/10, 410/11, 410/12, 410/13
Boek VI. - Gezondheid
TITEL I. - Algemene regelingen voor bijstand inzake gezondheid
Inleidend HOOFDSTUK. [1 - [2 regelingen voor gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie]2]1
Inleidende afdeling. [1 - Begripsomschrijvingen]1
Art. 410/14
Afdeling 1. [1 - Lokale centra voor gezondheidsbevordering]1
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1
Art. 410/15, 410/16, 410/17, 410/18
Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 410/19, 410/20
Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1
Art. 410/21, 410/22
Afdeling 2. [1 - Kenniscentra voor gezondheidsbevordering]1
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1
Art. 410/23, 410/24, 410/25
Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 410/26, 410/27
Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1
Art. 410/28, 410/29
Afdeling 3. [1 Operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde]1
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1
Art. 410/30, 410/31, 410/32, 410/33
Onderafdeling 2. [1 Subsidiëring]1
Art. 410/34
Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1
Art. 410/35, 410/36
Onderafdeling 4. [1 - Erkenningen van de inrichtingen of de publiek- of privaatrechtelijke personen voor de uitvoeren van de handelingen voor preventieve geneeskunde]1
Art. 410/37
Onderafdeling 5.
Art. 410/38
Afdeling 4. [1 - Operatoren inzake gezondheidsbevordering]1
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1
Art. 410/39, 410/40, 410/41
Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1
Art. 410/42, 410/43
Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie en bestraffing]1
Art. 410/44, 410/45
Afdeling 5. [1 - Federaties voor [2 bevordering van gezondheid, met inbegrip van preventie]2]1
Art. 410/46, 410/47
Afdeling 6. [1 - Departement of afdeling medisch toezicht op het werk]1
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1
Art. 410/48, 410/49, 410/50, 410/51, 410/52
Onderafdeling 2. [1 - Controle, evaluatie en bestraffing]1
Art. 410/53, 410/54
HOOFDSTUK I. - Verzorgingsinstellingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 411-413, 413bis
Afdeling 2. - Bijzondere erkenning coor de inrichtingen en diensten bedoeld bij artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008
Onderafdeling 1. - Procedure
Art. 414-415
Onderafdeling 2. - Controle en sancties
Art. 416-417
Afdeling 3. - Waarborg
Art. 418
Afdeling 4.
Art. 418/1
Afdeling 5. [1 - Platforms voor palliatieve zorg]1
Art. 418/2
Afdeling 6. [1 - Erkenning van een elektronisch uitwisselingsplatform van de gezondheidsgegevens met het oog op de toekenning van een subsidie]1
Art. 418/3, 418/4, 418/5, 418/6, 418/7, 418/8, 418/9, 418/10, 418/11, 418/12, 418/13, 418/14
HOOFDSTUK II. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 419
Afdeling 2. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. [1 - Programmering en erkenning]1
Art. 420, 420/1, 421-425
Onderafdeling 2. - Bijdrage
Art. 426, 426/1
Afdeling 3. - Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 427-428
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 429
Afdeling 4. - Evaluatie en sancties
Onderafdeling 1. - Evaluatie
A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 430
B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 431
Onderafdeling 2. - Sancties
A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 432
B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art. 433
HOOFDSTUK III. - Coördinatie van thuiszorg en thuishulp
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art. 434-435
Afdeling 2. - Coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp
Onderafdeling 1. - Verplichtingen
A. Opdrachten
Art. 436-441
B. Werking
Art. 442-447
C. Personeel
Art. 448-453
D. Begunstigden
Art. 454-457
E. Boekhouding
Art. 458
Onderafdeling 2. - Programmering, erkenning, subsidiëring
A. Programmering
Art. 459-462
B. Erkenning
Art. 463-468
C. Subsidiëring
Art. 469-473
Afdeling 3. - Federaties van coördinatiecentra en thuishulp
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 474-475
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 476
Afdeling 4. - Evaluatie, controle en sanctie
Onderafdeling 1. - Evaluatie en controle
A. Coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art. 477-480
B. Federatie van coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art. 481
Onderafdeling 2. - Sancties
A. Intrekking, opschorting
Coördinatiecentra
Art. 482-486
Federaties van coördinatiecentra
Art. 487
B. Strafrechtelijke sancties
Art. 488
Afdeling 5. - Kadaster van het aanbod
Art. 489-491
HOOFDSTUK IV. [1 - Huisartsenkringen]1
Art. 491/2
HOOFDSTUK V. [1 Palliatieve zorg, multidisciplinaire begeleidingsequipes, overlegplatforms inzake palliatieve verzorging en hun federatie(s)]1
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen]1
Art. 491/3
Afdeling 2. [1 Overlegplatformen inzake palliatieve verzorging]1
Onderafdeling 1. [1 Opdrachten]1
Art. 491/4, 491/5, 491/6, 491/7, 491/8, 491/9
Onderafdeling 2. [1 Werking]1
Art. 491/10, 491/11, 491/12, 491/13, 491/14.
Onderafdeling 3. [1 Erkenning]1
Art. 491/15, 491/16, 491/17
Onderafdeling 4. [1 Toelage]1
Art. 491/18, 491/19
Onderafdeling 5. [1 Controle]1
Art. 491/20
Onderafdeling 6. [1 Intrekking van de erkenning]1
Art. 491/21, 491/22
Afdeling 3. [1 Federatie]1
Onderafdeling 1. [1 Opdrachten]1
Art. 491/23
Onderafdeling 2. [1 Erkenning]1
Art. 491/24
Onderafdeling 3. [1 Toelage]1
Art. 491/25
Onderafdeling 4. [1 Bijkomende toelage]1
Art. 491/26, 491/27
Afdeling 4. [1 multidisciplinaire begeleidingsequipes]1
Art. 491/28, 491/29, 491/30
Afdeling 5. [1 Overgangsbepaling]1
Art. 491/31
TITEL II. [1 - Bijzondere zorgregelingen in de geestelijke gezondheidszorg]1
INLEIDEND HOOFDSTUK. [1 - Referentiecentra voor geestelijke gezondheidszorg]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 491/32, 491/33
Afdeling 2. [1 - Opdrachten]1
Art. 491/34, 491/35
Afdeling 3. [1 - Erkenning]1
Art. 491/36, 491/37, 491/38
Afdeling 4. [1 - Begeleidingscomité]1
Art. 491/39, 491/40
Afdeling 5. [1 - Specifieke referentiecentra]1
Art. 491/41, 491/42, 491/43, 491/44, 491/45
Afdeling 6. [1 - Subsidiëring]1
Art. 491/46, 491/47
Afdeling 7. [1 - Evaluatie, controle, bestraffing]1
Art. 491/48, 491/49, 491/50
HOOFDSTUK I. - Psychiatrische ziekenhuizen
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art. 492-496
Afdeling 2. - Regionaal centrum voor psychiatrische verzorging " Les Marronniers "
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art. 497-498
Onderafdeling 2. - Organisatie
A. Raad van bestuur
Art. 499-507
B. Dagelijks beheer
1. Algemene leiding
Art. 508-509
2. Directiecomité
Art. 510-512
Onderafdeling 3. - Financiële lasten
Art. 513
Onderafdeling 4. - Begroting, rekeningen en controle
Art. 514-521
Onderafdeling 5. - Personeel
Art. 522-523
Afdeling 3. - Het psychiatrisch verzorgingscentrum " Le Chêne aux Haies "
Onderafdeling 1. - Organisatie
A. De Regering
Art. 524
B.
Art. 525-530
Onderafdeling 2.
Art. 531-537
Onderafdeling 3.
Art. 538
HOOFDSTUK I/I. . [1 - Psychiatrische verzorgingstehuizen]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 538/1, 538/2
Afdeling 2. [1 - Organisatie- en werkingsregels]1
Onderafdeling 1. [1 - Dienstproject]1
Art. 538/3
Onderafdeling 2. [1 - In aanmerking komende begunstigden]1
Art. 538/4, 538/5
Onderafdeling 3. [1 - Samenwerking met andere verzorgingsinstellingen inzake geestelijke gezondheid]1
Art. 538/6, 538/7
Onderafdeling 4. [1 - Personeel en omkadering]1
Art. 538/8, 538/9, 538/10, 538/11, 538/12, 538/13, 538/14, 538/15
Onderafdeling 5. [1 - Beroepsgeheim]1
Art. 538/16
Onderafdeling 6. [1 - Bepalingen met betrekking tot gebouwen]1
Art. 538/17, 538/18, 538/19, 538/20, 538/21, 538/22
Onderafdeling 7. [1 - Bepalingen met betrekking tot de leefomgeving]1
Art. 538/23, 538/24
Afdeling 3. [1 - Individueel dossier]1
Art. 538/25, 538/26
Afdeling 4. [1 - Specifieke rechten van de begunstigde]1
Art. 538/27, 538/28, 538/29
Afdeling 5. [1 - Financiële bepalingen]1
Art. 538/30, 538/31
Afdeling 6. [1 - Sociaal-sanitaire gegevens]1
Art. 538/32
Afdeling 7. [1 - Programmering en erkenning]1
Art. 538/33, 538/34, 538/35, 538/36, 538/37
Afdeling 8. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1
Art. 538/38, 538/39, 538/40, 538/41
HOOFDSTUK I/2. [1 - Initiatieven voor beschut wonen]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 538/42, 538/43
Afdeling 2. [1 Organisatie- en werkingsregels]1
Onderafdeling 1. [1 - Dienstproject]1
Art. 538/44
Onderafdeling 2. [1 - In aanmerking komende begunstigden]1
Art. 538/45, 538/46
Onderafdeling 3. [1 - Samenwerking met andere verzorgingsinstellingen inzake geestelijke gezondheid]1
Art. 538/47, 538/48
Onderafdeling 4. [1 - Personeel en omkadering]1
Art. 538/49, 538/50, 538/51, 538/52, 538/53, 538/54, 538/55, 538/56
Onderafdeling 5. [1 - Beroepsgeheim]1
Art. 538/57
Onderafdeling 6. [1 - Bepalingen met betrekking tot gebouwen]1
Art. 538/58, 538/59, 538/60, 538/61, 538/62, 538/63
Onderafdeling 7. [1 - Bepalingen met betrekking tot de leefomgeving]1
Art. 538/64, 538/65
Afdeling 3. [1 - Individueel dossier]1
Art. 538/66, 538/67
Afdeling 4. [1 - Specifieke rechten van de begunstigde]1
Art. 538/68, 538/69, 538/70
Afdeling 5. [1 Financiële bepalingen]1
Art. 538/71, 538/72
Afdeling 6. [1 Sociaal-sanitaire gegevens]1
Art. 538/73
Afdeling 7. [1 - Programmering en erkenning]1
Art. 538/74, 538/75, 538/76, 538/77, 538/78
Afdeling 8. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1
Art. 538/79, 538/80, 538/81, 538/82
HOOFDSTUK II. - Geestelijke gezondheidszorg [1 ...]1
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art. 539, 539/1
Afdeling 2. - Diensten voor geestelijke gezondheidszorg
Onderafdeling 1. [1 - Opdracht en werking]1
A. Opdracht en project
Art. 540, 540/1, 541
B. Onthaal [1 van de aanvragers en begunstigden]1
Art. 542-543
C. Beantwoording van de aanvraag
Art. 544
C/1. [1 Multidisciplinair overleg]1
Art. 545-549
D. Bijkomende activiteiten
Art. 550-551
E. Netwerking [1 en institutioneel overleg]1
Art. 552-554
F. Multidisciplinair team
Art. 555-561, 561/1
G. Prestaties van de leden van het team
Art. 562-567, 567/1, 568
G/1. [1 Beroepsgeheim]1
Art. 568/1
H. [1 De begunstigde]1
1. [1 Vrije keuze van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg]1
Art. 569
2. Het individuele dossier [1 van de begunstigde]1.
Art. 570, 570/1
3. Rechten [1 van de begunstigde]1
Art. 571-574, 574/1, 574/2, 575, 575/1, 576-579
I. Kostprijs van de prestaties
Art. 580-582
J. Adviesraad
Art. 583-584
K. Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art. 585
L. : Toegankelijkheid en infrastructuur
Art. 586-588, 588/1, 589-590
M. Boekhouding
Art. 591
Onderafdeling 2. - Verplichtingen eigen aan de specifieke initiatieven en aan de therapeutische clubs
A. Specifieke initiatieven
Art. 592-593
B. Therapeutische clubs
Art. 594-595
Onderafdeling 3. - Programmering en erkenning
A. Programmering
Art. 596-597
B. Erkenning
Art. 598-602, 602/1
Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art. 603-611
Onderafdeling 5. - Evaluatie, controle en sanctie
A. Evaluatie en controle
Art. 612-613
B.
Art. 614
C. Sanctions
Art. 615-617
Afdeling 2/1. [1 - Federaties van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg]1
Art. 617/1, 617/2
Afdeling 3.
Onderafdeling 1.
A.
Art. 618-619
B.
Art. 620
Onderafdeling 2.
Art. 621
Onderafdeling 3.
Art. 622
Afdeling 4. - Kadaster van het aanbod en informatieverstrekking aan het publiek
Art. 623-624
HOOFDSTUK II/1. [1 - Tele-onthaalcentra]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 624/1
Afdeling 2. [1 - Tele-onthaalcentra]1
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten]1
Art. 624/2, 624/3, 624/4, 624/5
Onderafdeling 2. [1 - Erkenning]1
Art. 624/6, 624/7, 624/8, 624/9, 624/10
Onderafdeling 3. [1 - Werking]1
Art. 624/11, 624/12, 624/13, 624/14, 624/15, 624/16, 624/17, 624/18, 624/19
Onderafdeling 4. [1 - Subsidiëring]1
Art. 624/20
Onderafdeling 5. [1 - Evaluatie, controle en sancties]1
Art. 624/21, 624/22, 624/23, 624/24
Afdeling 3. [1 - Coördinatiecel]1
Art. 624/25, 624/26
HOOFDSTUK III. - Verslavingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 625-626
Afdeling 2. - Zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Zorgzones
Art. 627
Onderafdeling 2. - Opdrachten en werking
A. Opdrachten
Art. 628-629
B. Werking
Art. 630-633
Onderafdeling 3. - Erkenning
Art. 634-639
Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art. 640
Afdeling 3. - Hulp- en verzorgingsdiensten gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Opdrachten en werking
A. Opdrachten
Art. 641-646, 646/1
B. Werking
Art. 647, 647/1
Onderafdeling 2. - Erkenning
Art. 648-653
Onderafdeling 3. - Subsidiëring
Art. 654-655
Onderafdeling 4. - Begunstigden
Art. 656-662
Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de hulp- en zorgnetwerken diensten voor gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Vereffening van de subsidies, controle en boekhouding
Art. 663-666, 666/1, 666/2
Onderafdeling 2. - Evaluatie, controle en sancties
Art. 667-673
Onderafdeling 3. - Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art. 674
Afdeling 5. - Federaties
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art. 675
Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art. 676
Onderafdeling 3. - Evaluatie
Art. 677
Afdeling 6. - Kadaster van het aanbod inzake verslavingen en informatieverstrekking aan het publiek
Art. 678-679
HOOFDSTUK IV. [1 - Overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 679/1, 679/2
Afdeling 2. [1 - Opdrachten]1
Art. 679/3, 679/4, 679/5
Afdeling 3. [1 - Organisatie]1
Art. 679/6, 679/7, 679/8
Afdeling 4. [1 - Programmering en erkenning]1
Art. 679/9, 679/10, 679/11, 679/12
Afdeling 5. [1 - Subsidiëring]1
Art. 679/13, 679/14
Afdeling 6. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1
Art. 679/15, 679/16, 679/17
TITEL III. [1 - Medisch-sanitair vervoer]1
Afdeling 1. - [1 Begripsomschrijvingen en algemene bepaling]1
Art. 680-681
Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1.
Art. 682-683
Onderafdeling 2.
Art. 684
Afdeling 3. [1 - Werkingsnormen]1
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 685
Onderafdeling 2. [1 - Werkingsnormen van de diensten voor medisch-sanitair vervoer per ambulance]1
Art. 686-687
Onderafdeling 3. [1 - Werkingsnormen van de diensten voor medisch-sanitair vervoer per lichte ziekenwagen]1
Art. 688
Afdeling 4. [1 - Controles en sancties]1
Onderafdeling 1. [1 - Controles]1
Art. 689
Onderafdeling 2. [1 - Sancties en boetes]1
A. [1 A. Dringende sluiting, schorsing en intrekking]1
Art. 690
B. [1 Strafrechtelijke sancties]1
Art. 691
C. [1 Administratieve sancties]1
Art. 692
Afdeling 5. [1 - Activiteitenverslag]1
Art. 693-694
Boek VII. [1 - Steun aan lesbische, gay, bisexuele, transgender, queer, intersekse en asexuele personen]1
TITEL I. [1 - Erkenning van regenbooghuizen]1
HOOFDSTUK I. [1 - Definities]1
Art. 694/1
HOOFDSTUK 2. [1 - Opdrachten]1
Art. 694/2
HOOFDSTUK 3. [1 - Erkenning]1
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 694/3
Afdeling 2. [1 - Toekenning van erkenning]1
Art. 694/4
HOOFDSTUK 4. [1 - Subsidiëring]1
Art. 694/5
HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties]1
Art. 694/6, 694/7
TITEL II. [1 - Erkenning van de federatie van de regenbooghuizen]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1
Art. 694/8
HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning1]1
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1
Art. 694/9
Afdeling 2. [1 - Toekenning van de erkenning]1
Art. 694/10
HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1
Art. 694/11
HOOFDSTUK 4. [1 - Evaluatie]1
Art. 694/12
HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties-]1
Art. 694/13, 694/14
Boek VIII. [1 Huizen voor collectieve huisvesting van personen in langdurige moeilijkheden]1
HOOFDSTUK 1. [1 - Begripsomschrijvingen]1
Art. 694/15
HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1
Afdeling 1. [1 - Toekenning, schorsing, beperking en intrekking]1
Art. 694/16, 694/17, 694/18
Afdeling 2. [1 - Inrichtende mach]1
Art. 694/19
Afdeling 3. [1 - Infrastructuur]1
Art. 694/20
Afdeling 4. [1 - Verplichte documenten]1
Art. 694/21
Afdeling 5. [1 - Personeel]1
Art. 694/22
Afdeling 6. [1 - Opdrachten]1
Art. 694/23
Afdeling 7. [1 - Opvang van de bewoners]1
Art. 694/24
Afdeling 8. [1 - Registers]1
Art. 694/25, 694/26
Afdeling 9. [1 - Individueel dossier]1
Art. 694/27
Afdeling 10. [1 - Individuele huisvestingsovereenkomst]1
Art. 694/28
Afdeling 11. [1 - Financiële bijdrage]1
Art. 694/29, 694/30, 694/31
Afdeling 12. [1 - Rechten van de bewoner]1
Art. 694/32
Afdeling 13. [1 - Huishoudelijk reglement]1
Art. 694/33
HOOFDSTUK 3. [1 Controle en sancties]1
Afdeling 1. [1 - Controle]1
Art. 694/34
Afdeling 2. [1 - Bemiddeling]1
Art. 694/35
Afdeling 3. [1 - Sancties]1
Art. 694/36
HOOFDSTUK 4. [1 - Overgangs- en slotbepalingen]1
Afdeling 1. [1 Overgangsbepalingen]1
Art. 694/37, 694/38, 694/39
Afdeling 2. [1 - Slotbepalingen]1
Art. 694/40, 694/41
DEEL 3. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 695-719



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011206574  2012027095  2012201626  2012201627  2012203132  2012203133  2012203134  2012203897  2012203898  2012203905  2012203906  2012204120  2012204175  2012204309  2012204396  2012205221  2012206157  2012206610  2013027008  2013027131  2013027132  2013200008  2013200426  2013201080  2013201596  2013201597  2013202901  2013203186  2013204145  2013205648  2013206128  2013206719  2013207362  2013A27132  2014027122  2014027195  2014027271  2014200677  2014201075  2014201246  2014201473  2014201576  2014201884  2014202884  2014202891  2014203369  2014203518  2014203572  2014203749  2014204101  2014204186  2014204300  2014204434  2014206010  2014207536  2015009289  2015201078  2015202241  2015202242  2015202478  2015202885  2015203255  2015205792  2016027034  2016027100  2016027226  2016200238  2016201060  2016201062  2016201585  2016201806  2016202151  2016202176  2016202330  2016203871  2016203872  2016204801  2016205609  2016206570  2016A04801  2016A05609  2016B04801  2016C04801  2017200148  2017200309  2017200352  2017200641  2017201208  2017202625  2017203195  2017204813  2017205082  2017205083  2017205655  2018011154  2018200133  2018200685  2018201138  2018203395  2018203569  2018204356  2018204361  2018205811  2018206211  2018206212  2019014999  2019015205  2019015657  2019041297  2019200083  2019200174  2019200298  2019200419  2019200805  2019201252  2019201746  2019202057  2019202159  2019202166  2019203633  2019203750  2019204039  2019204642  2019205658  2020020837  2020030901  2020041230  2020041258  2020043580  2020044464  2020201071  2020201596  2020205576  2021020054  2021020317  2021020318  2021020452  2021021337  2021022118  2021022119  2021022839  2021022873  2021030658  2021030907  2021030908  2021031307  2021031822  2021033408  2021033432  2021033640  2021034319  2021034321  2021040015  2021041993  2021042153  2021042508  2021200281  2021200335  2021201137  2021201489  2021205284  2021205447  2021205473  2021205474  2022032834  2022202793  2022202794  2022206422  2023045868  2023046164  2023046470  2023046522  2023046800  2023047545  2023202508  2023202574  2023203897  2023204798  2023206487  2024000478  2024001010  2024002057  2024004212  2024004215  2024004216  2024005597  2024005873  2024011960  2024200880  2024200881  2024205088  2024205089  2024A05597  2025200051  2025200053 



Artikels:

DEEL 1. - ORGANIEKE BEPALINGEN
Boek I. [1 - Het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen)]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Artikel 1.[1 In de zin van dit Boek wordt verstaan onder :
   1° Administratie : de diensten van de Waalse Regering bevoegd in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 2° en 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
   2° openbare instelling : de instellingen van openbaar nut bevoegd in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1°, 4° en 5°, en IV van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
   3° verzekeringsinstelling : een landsbond van ziekenfondsen zoals omschreven in artikel 6 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail;
   4° kinderbijslagfonds : een kinderbijslagfonds erkend krachtens artikel 19 van de Algemene kinderbijslagwet van 19 december 1939;
   5° overeenkomst : een akkoord tot bepaling van de financiële en administratieve verbanden tussen inrichtingen, diensten, instellingen of dienstverleners en de begunstigden van de verplichte gezondheidszorgverzekering alsook de verbanden tussen die inrichtingen, diensten, instellingen of dienstverleners, het Agentschap en de [2 Waalse verzekeringsinstellingen]2;
   6° revalidatieovereenkomst : een akkoord gesloten met een inrichting voor functionele reëducatie of beroepsheraanpassing of met een gecoördineerd multidisciplinair zorgcentrum;
   7° werkdagen : kalenderdagen, met uitzondering van zondagen en wettelijke feestdagen. Dit Boek regelt krachtens artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.]1
  [3 8° een overeenkomst voor palliatieve verzorging: een overeenkomst opgemaakt met de multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging die de in artikel 491/28 bedoelde opdrachten vervullen.]3
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2018-11-08/13, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-05-02/85, art. 2, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>

Art.2.[1 § 1. Er wordt een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, met name het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles", hierna "het Agentschap".
   § 2. Het Agentschap erft, wat het Waals Gewest betreft, de rechten, plichten, goederen en lasten van :
   1° het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen);
   2° de diensten van de Waalse Regering wat betreft het gezondheidsbeleid, het gezinsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en het bejaardenbeleid, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, I, en II, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 6° en 7°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   2° de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap wat betreft het gezondheidsbeleid, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 6°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   2° het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering bedoeld in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betreft het gezondheidsbeleid, het beleid inzake bijstand aan personen binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, I, en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 6° en 7°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   2° de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, wat het gezondheidsbeleid betreft, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 6°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   6° de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, wat betreft de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 4°, a), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
   6° het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag, wat betreft de gezinsbijslagen bedoeld in artikel 5, § 1, IV, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
   § 3. De personeelsleden van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" worden ambtshalve naar het Agentschap overgeplaatst, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
   De personeelsleden van het Operationeel directoraat-generaal Plaatselijke Besturen, Sociale Actie en Gezondheid van de Waalse Overheidsdienst worden op vrijwillige basis naar het Agentschap overgeplaatst, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden. Als er niet genoeg kandidaturen zijn, kan de oproep uitgebreid worden tot de personeelsleden van de Waalse overheidsdienst en de instelingen van openbaar nut van het Waals Gewest.
   De personeelsleden die naar het Gewest en de diensten van de Waalse Regering overgeplaatst worden in het kader van bevoegdheden beheerd door de diensten en instellingen bedoeld in paragraaf 2, 3° tot 7°, worden in het Agentschap opgenomen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 6, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2/1.[1 De zetel van het Agentschap is in Charleroi gevestigd.
   De Regering bepaalt het aantal regionale kantoren van het Agentschap, hun bevoegdheden, hun lokalisering en het grondgebied dat ze bedienen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2/2.[1 Het Agentschap oefent de opdrachten die hem krachtens dit Boek worden toegewezen uit overeenkomstig de regels en onder de bijzondere voorwaarden vastgelegd bij de beheersovereenkomst bedoeld in Titel V, in de volgende aangelegenheden :
   1° het gezondsheidbeleid, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 6°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   2° het gezinsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, binnen de perken vastgelegd bij artikel 3, 7°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt [2 , met uitzondering van de opvanginfrastructuren voor peuters en hun financiering]2;
   3° het beleid inzake minder-validen, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, II, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 7°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   4° het bejaardenbeleid, binnen de perken vastgelegd bij artikel 5, § 1, II, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en bij artikel 3, 7°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   5° de gezinsbijslagen bedoeld in artikel 5, § 1, IV, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 3, 8°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-10-20/18, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2/3. [1 De overheidsbesturen en de instellingen van openbaar nut die onder de autoriteit van het Gewest ressorteren, de verzekeringsinstellingen, de kinderbijslagfondsen alsook elke door het Gewest erkende of gesubsidieerde dienst zijn ertoe verplicht gratis alle informatie aan het Agentschap te verstrekken dat het nodig heeft om zijn opdrachten te vervullen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Titel II. [1 - Structuur en bestuur]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Koepelorganen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Organen van het Agentschap]1   ----------   (1)
Art.3.[1 Binnen het Agentschap worden de volgende Raden opgericht :
   1° een Algemene raad;
   2° [2 ...]2;
   3° een Raad inzake financiële en budgettaire monitoring.
   Het Agentschap wordt bovendien voorzien van een interne-auditstelsel.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 2, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. [1 - Algemene raad]1   ----------   (1)
Art.4.[1 § 1. De Algemene raad is samengesteld uit :
   1° vijf vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werkgevers en van de representatieve organisaties van het geheel van de zelfstandige werknemers, die stemgerechtigd zijn;
   2° vijf vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de bezoldigde werknemers, die stemgerechtigd zijn;
   3° vijf vertegenwoordigers van de Autoriteit, die stemgerechtigd zijn;
   4° [3 drie vertegenwoordigers van vertegenwoordigers van de Waalse verzekeringsinstellingen, die stemgerechtigd zijn]3.
   [3 ...]3.
   Voor elke categorie van gewone leden bedoeld in het eerste lid worden evenveel plaatsvervangende leden aangewezen. Een plaatsvervangend lid mag slechts zitting hebben indien het gewoon lid van zijn categorie afwezig is.
   De voorzitters van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21, de algemeen bestuurder, de adjunct-algemeen bestuurder en de inspecteurs-generaal of hun afgevaardigden wonen de vergaderingen van de Raad met raadgevende stem bij.
   § 2. De gewone en de plaatsvervangende leden van de Algemene raad worden door de Regering benoemd.
   De Regering benoemt de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2° en 4°, en de plaatsvervangende leden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, respectievelijk op de voordracht van de " Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) en op de voordracht van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen.
   De gewone en plaatsvervangende leden bedoeld in het tweede lid mogen niet ressorteren onder het hiërarchisch gezag van een lid van de Regering. De personen die een functie van deskundige in een ministerieel kabinet uitoefenen ten belope van maximum 0,10 voltijdsequivalent worden niet beschouwd als ressorterend onder het hiërarchisch gezag van een lid van de Regering.
   De Regering wijst de voorzitter [2 en de ondervoorzitter]2 van de Algemene raad aan onder de gewone leden die stemgerechtigd zijn.
   § 3. Onder vertegenwoordigers van de Autoriteit bedoeld in paragraaf 1, 3°, wordt verstaan de overheidsbestuurders aangewezen krachtens het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet.
   § 4. De mandaten van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2° en 4°, en van hun plaatsvervangers beginnen te lopen binnen zes maanden na de datum van de eedaflegging van de leden van de Regering als gevolg van de hernieuwing van het Waals parlement.
   Ze kunnen hernieuwd worden. Ze eindigen in geval van overlijden, ontslag, burgerlijke onbekwaamheid, wanneer de in paragraaf 2, derde lid, bedoeld voorwaarde niet meer vervuld is of wanneer het lid de hoedanigheid verliest waarin het is aangewezen.
   Als het mandaat van één van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2° of 4°, of van één van hun plaatsvervangers eindigt om één van de redenen bedoeld in het eerste lid, draagt de betrokken organisatie een plaatsvervanger aan de Regering voor binnen een maand na de stopzetting van de functie. Het lid wordt vervangen binnen drie maanden na de stopzetting van de functie. Het nieuwe lid voldeindigt het mandaat van zijn voorganger.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 15, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-10-20/18, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2016>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 3, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 4/1.[1 § 1. Onverminderde de bij artikel 26/2 bepaalde delegaties, neemt de Algemene raad het beheer van het geheel van de hulpmiddelen van het Agentschap waar en waarborgt het daarbij de doeltreffendheid en de doorzichtigheid van dat beheer.
   Daartoe gaat de Algemene raad te werk als volgt :
   1° hij verdeelt de hulpmiddelen bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder de afdelingen van het Agentschap, overeenkomstig artikel 28;
   2° hij voert een beheer inzake gemeenschappelijke schatkist en zorgt voor het beheer van het beschikbare vermogen dat aan het Agenstchap toebehoort;
   3° hij volgt de evolutie van het geheel van de uitgaven op basis van de gegevens verstrekt door de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21;
   4° met het oog op het opmaken van de begroting van het Gewest en van de begrotingscontroles legt hij aan de Regering een rapport over m.b.t. de evolutie van de uitgaven van de afdelingen van het Agentschap in een meerjarig perspectief en m.b.t. de hulpmiddelen waarover het Agentschap zou moeten beschikken om het financiële evenwicht van elke afdeling te garanderen rekening houdend met de evolutie ervan.
   § 2. De Algemene raad maakt de begroting van het Agentschap op.
   Daartoe gaat de Algemene raad te werk als volgt :
   1° hij consolideert de begrotingen van de opdrachten die hem meegedeeld worden door de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21;
   2° hij maakt de beheersbegroting van het Agentschap op.
   Daarnaast vervult de Algemene raad de volgende taken :
   1° hij voert de boekhouding van het Agentschap;
   2° hij legt actieve en passieve periodieke situaties van het Agentschap vast;
   3° hij legt de rekeningen van het Agentschap vast, alsook de situaties voorgeschreven door het genormaliseerde boekhoudplan.
   Daartoe gaat de Algemene raad te werk als volgt :
   1° hij organiseert de boekhoudkundige gegevens die hem verstrekt worden door de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 en hergroepeert in één document de rekeningen die ze hem meedelen;
   2° hij bepaalt de boekhoudige gegevens en de rekeningen betreffende het beheer van het Agentschap.
   § 3. Onverminderd de bepalingen van Hoofdstuk 3 en die van Titel VI, beschikt de Algemene raad over alle bevoegdheden die nodig zijn voor de administratie van het Agentschap.
   Hij is ondermeer bevoegd :
   1° voor de goedkeuring van de huishoudelijke reglementen [3 ...]3 van de Raad inzake budgettaire financiële monitoring, van elk Comité [3 ...]3;
   2° om het organieke kader van het personeel van het Agentschap en de desbetreffende wijzigingen aan de Regering over te leggen, na inwinning van het advies van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21;
   3° om de in Titel V bedoelde beheersovereenkomst te sluiten, goed te keuren en te evalueren volgens de modaliteiten waarin de artikelen 29/1 en 29/2 voorzien;
   4° om het in artikel 29/3 bedoelde [3 bedrijfsplan]3 op te maken volgens de modaliteiten waarin hetzelfde artikel voorziet.
   De Algemene raad beslist over de aankoop, het gebruik of de overdracht van de materiële of immateriële goederen van het Agentschap, over het stellen of afschaffen van zakelijke rechten op die goederen. Hij zorgt voor de uitvoering van die beslissingen.
   In afwijking van het derde lid bepaalt de beheersovereenkomst het bedrag waarboven elke beslissing tot aankoop, bouw of vervreemding van een onroerend goed of een onroerend recht aan de voorafgaande toestemming van de Regering onderworpen wordt, binnen de termijn waarin de beheersovereenkomst voorziet.
   § 4. De Algemene raad zorgt voor de samenhang en de coördinatie van het beheer van de afdelingen van het Agentschap. Hij arbitreert de bevoegdheidsgeschillen en de belangenconflicten tussen de afdelingen van het Agentschap. In dat kader kan hij de plaats van de organen van het Agentschap innemen volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
   § 5. In samenspraak met de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 gaat de Algemene raad te werk als volgt :
   1° [3 bepaalt, in overleg met de Regering, de algemene, strategische en toekomstgerichte beleidslijnen van het Agentschap op middellange en lange termijn op basis van de opdrachten van het Agentschap bedoeld in artikel 5/6]3;
   2° hij ontwikkelt en brengt transversale beleidslijnen tot stand, onverminderd de bevoegdheden van de Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2.
   [3 ...]3
  [3 3° brengt op eigen initiatief of op verzoek van de Regering advies uit over elk voorontwerp van decreet, voorstel van decreet of ontwerp van besluit met reglementaire draagwijdte tot wijziging van de gewestelijke wetgeving of reglementering in verband met de overkoepelende bevoegdheden van het Agentschap op de in artikel 2/2 bedoelde gebieden. Bij de uitvoering van deze taak nemen de vertegenwoordigers van de Autoriteit niet deel aan de beraadslagingen.
   De Algemene Raad kan het advies inwinnen van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde comités.
   Het advies moet worden meegedeeld binnen vijfendertig dagen na de datum van ontvangst van het volledige dossier waarin het advies wordt gevraagd, tenzij de Regering een andere termijn heeft bepaald. Na het verstrijken van deze termijn wordt de formaliteit als afgerond beschouwd.
   De adviezen van de Algemene Raad worden meegedeeld aan de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Waalse Economische, Sociale en Milieuraad)]3
   § 6. De Algemene raad maakt een jaarverslag van de activiteiten van het Agentschap op.
   § 7. Voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in paragraaf 1, paragraaf 2, tweede lid, 2°, en paragraaf 3, tweede lid, 1° tot 4°, is de Algemene raad op geldige wijze samengesteld als minstens [3 twee]3 vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werkgevers en van de representatieve organisaties van het geheel van de zelfstandige werknemers, [3 twee]3 vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de bezoldigde werknemers, [3 twee]3 vertegenwoordigers van de Autoriteit alsook twee vertegenwoordigers van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen aanwezig zijn.
   Als de Algemene raad niet op geldige wijze kan worden samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt hij opnieuw bijeengeroepen binnen zes werkdagen [3 of organiseert hij uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in zijn huishoudelijk reglement]3. In dat geval en in afwijking van het eerste lid wordt de Algemene raad geacht op geldige wijze te zijn samengesteld als minstens de helft van de leden aanwezig is.
   Wat het geheel van de opdrachten van de Algemene raad betreft, worden de beslissingen genomen bij absolute meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige stemgerechtigde leden. Onthoudingen worden niet in aanmerking genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 16, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 4, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. [1 Sociaal en gezondheidsinformatiesysteem]1   ----------   (1)
Art.5.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/1.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/2.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/3.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/4.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/5.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5/6.[1 § 1. Als verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens heeft het Agentschap tot doel een sociaal en gezondheidsinformatiesysteem te ontwikkelen voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezin.
   Hiertoe is het Agentschap verantwoordelijk voor statistieken, beleidsmonitoring, onderzoek, kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie en consultancy.
   In dit kader verwerkt het Agentschap gegevens met betrekking tot het in artikel 2/2 bedoelde beleid voor de volgende doeleinden:
   1° de opvolging van de begroting met betrekking tot de beleidsdomeinen bedoeld in artikel 2/2;
   2° een adviserend doel om politieke beslissingen te ondersteunen en het beleid bedoeld in artikel 2/2 op een coherente en doeltreffende manier uit te voeren;
   3° een evaluatief en toekomstgericht doel, om de doeltreffendheid van het gevoerde beleid te meten en voorstellen te formuleren om de bestaande strategieën te verbeteren;
   4° een statistisch doel met het oog op het verzamelen, samenstellen, bekendmaken en actualiseren van statistieken, indicatoren en gegevens met betrekking tot de aangelegenheden bedoeld in artikel 2/2;
   5° een rapporteringsdoel door indicatoren of geaggregeerde gegevens mee te delen aan andere instellingen.
   § 2. Hiertoe voert het Agentschap de volgende gegevensverwerkingen uit:
   1° het verzamelen en centraliseren van sociale en gezondheidsgegevens over gezondheid, sociale bescherming, invaliditeit en gezin;
   2° de analyse van de gegevens bedoeld in 1°, in het bijzonder rekening houdend met de genderdimensie, de handicap, de arbeidsomstandigheden, de werkgelegenheid en andere factoren van sociale ongelijkheid.
   § 3. Het Agentschap voert behoeftenramingen, evaluaties en effectstudies uit met betrekking tot de in artikel 2, lid 2, bedoelde beleidsmaatregelen. Daartoe voert het:
   1° epidemiologische studies; 2° kwalitatieve studies;
   3° verklarende kwantitatieve studies;
   4° beoordelingen van processen voor het bereiken van doelstellingen en effecten; 5° prospectieve studies;
   6° databanken voor wetenschappelijke studies.
   § 4. Het Agentschap gebruikt geanonimiseerde gegevens als onderdeel van het sociaal en gezondheidsinformatiesysteem.
   § 5. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitvoering van dit artikel.
   § 6. Bevoegde of erkende operatoren van de in artikel 2/2 bedoelde beleidsmaatregelen werken mee aan het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel, met uitzondering van operatoren die dit rechtvaardigen in het licht van de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
   § 7. Het Agentschap kan een beroep doen op de wetenschappelijke en academische ondersteuning van onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van gebruikers erbij betrekken.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-10-12/14, art. 7, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. [1 - Raad inzake financiële en budgettaire monitoring]1   ----------   (1)
Art.6.[1 § 1. De Raad inzake financiële en budgettaire monitoring is samengesteld uit :
   1° een lid van elk Comité bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21, aangewezen door hem;
   2° [4 twee]4 leden erkend voor hun budgettaire bevoegdheden en aangewezen door de Regering;
   3° een Inspecteur van Financiën, aangewezen door de Regering;
   4° een vertegenwoordiger van het Rekenhof;
   5° een afgevaardigde van de Administratie van de begroting van het Gewest, aangewezen door de Regering;
  [4 6° een lid aangewezen door de Minister van Begroting;
   7° een vertegenwoordiger van het Centre stratégique d'expertise fiscale, financière et budgétaire;
   8° twee leden van het Agentschap.]4
   Voor elk gewoon lid bedoeld in het eerste lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. Het heeft slechts zitting als het gewone lid dat het vervangt afwezig is.
   De hoedanigheid van lid van de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring is onverenigbaar met de hoedanigheid van :
   1° lid van de Algemene raad [4 met uitzondering van de leden bedoeld in paragraaf 1er, 8°]4;
   2° lid van een Comité, behalve wat betreft de leden bedoeld in het eerste lid, 1°;
   3° lid van één van de Commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1 of van één van de Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2;
   4° [3 ...]3;
  [4 5° lid van de Regering van de Federale Staat, van een Gewest of een Gemeenschap of de Brusselse Staatssecretaris;
   6° een lid van het Europees Parlement, van de Federale wetgevende kamers of van een Gewest- of Gemeenschapsparlement;
   7° provinciegouverneur;
   8° personeelslid van het Agentschap of van één van haar dochtermaatschappijen, met uitzondering van de verantwoordelijke(n) voor het dagelijks beheer;
   9° externe adviseur of regelmatige consultant van het Agentschap.]4
   In afwijking van het derde lid, wonen de algemeen bestuurder, de adjunct-algemeen bestuurder en de [3 ...]3 inspecteurs-generaal of hun afgevaardigden de vergaderingen van de Raad inzake strategie en prospectief onderzoek bij met raadgevende stem. Bovendien woont ook de verantwoordelijke voor de administratieve dienst belast met de begroting van het Agentschap of zijn afgevaardigde de vergaderingen van de Raad inzake strategie en prospectief onderzoek met raadgevende stem bij.
   De voorzitter wordt door de Regering aangewezen onder de gewone leden bedoeld in het eerste lid, 2° [4 tot 7°]4.
   § 4. De mandaten van de leden bedoeld in paragraaf 1 beginnen te lopen binnen zes maanden na de datum van de eedaflegging van de leden van de Regering als gevolg van de hernieuwing van het Waals parlement. Ze kunnen hernieuwd worden. Ze eindigen in geval van overlijden, ontslag, burgerlijke onbekwaamheid of wanneer het lid de hoedanigheid verliest waarin het is aangewezen.
   Als het mandaat van één van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, [4 1° tot 8°]4, of van één van hun plaatsvervangers eindigt om één van de redenen bedoeld in het eerste lid, voleindigt het nieuwe lid het mandaat van zijn voorganger.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 25, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 8, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (4)<DWG 2024-04-25/27, art. 2, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 6/1.[1 De Raad inzake financiële en budgettaire monitoring :
   1° brengt adviezen uit in het kader van de procedure tot uitwerking van de begroting van de opdrachten en van de beheersbegroting van het Agentschap, bedoeld in artikel 28/3 [2 aan de Regering en aan de Algemene Raad]2;
   2° formuleert de adviezen [2 , aan de Regering en aan de Algemene Raad]2 of voorstellen bedoeld in de artikelen 29/1, § 1, en 29/2 [2 binnen een maximumtermijn van één maand te rekenen van het formuleren van de aanvraag]2;
   3° legt om de drie maanden een rapport aan de Algemene raad, aan de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 en aan de Regering over m.b.t. de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap, [2 met inbegrip van investeringsprogramma's en wijzigingen in de kaspositie van het Agentschap,]2 meer bepaald over de vooruitzichten terzake en de verschillende aspecten van de evolutie ervan;
   4° brengt advies uit over de verenigbaarheid met de begroting van de opdrachten van het betrokken vak van elke overeenkomst waarover binnen een commissie is onderhandeld of van elke revalidatieovereenkomst voorgedragen door een commissie. Dat advies wordt uitgebracht voordat een overeenkomst of een revalidatieovereenkomst wordt goedgekeurd door het Comité van betrokken afdeling;
   5° brengt advies uit over elk begrotingsvraagstuk dat hem door de Regering, de Algemene raad of de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités wordt voorgelegd;
   6° maakt het in artikel 7 bedoelde rapport over.
   De Raad inzake financiële en budgettaire monitoring beschikt over de ruimste onderzoeksbevoegdheden in het kader van zijn opdracht maar heeft geen toegang tot individuele gegevens. Hij onderzoekt de verrichtingen met een financiële of budgettaire weerslag, kan alle dossiers en archieven inkijken en krijgt van het Agentschap alle gegevens waarom hij verzoekt. Hij kan sommige van zijn leden naar de vergaderingen van de organen van het Agentschap afvaardigen.]1
  [2 De in het eerste lid bedoelde adviezen en verslagen worden door de voorzitter van het comité ter behandeling en archivering toegezonden aan de door de regering aangewezen dienst.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 26, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2024-04-25/27, art. 3, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 5. [1 - Bepalingen gemeen aan de Algemene raad, [2 ...]2 prospectief onderzoek en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring]1   ----------   (1)   (2)
Art.7.[1 Halfweg elke legislatuur of op uitdrukkelijk verzoek van de Regering, leggen de Algemene raad [2 ...]2 en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring elk een geschreven rapport aan de Regering over met een evaluatie van de artikelen 1 tot 30/2. De Regering neemt akte van dat rapport en maakt het ter informatie binnen de maand na inontvangstname ervan door de Regering aan het Parlement over.
  [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 28, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 10, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 7/1.[1 § 1. De Algemene raad [2 ...]2 en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring maken elk hun huishoudelijk reglement op.[2 ...]2
   Het huishoudelijk reglement van de Algemene raad bevat ondermeer :
   1° de regels betreffende de oproeping van de Algemene raad op verzoek van de Regering, van de voorzitter of van twee leden;
   2° de regels betreffende het voorzitterschap van de Algemene raad bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter;
   3° de regels betreffende de beraadslagingsmodaliteiten, onverminderd artikel 4/1;
   4° de akten i.v.m. het dagelijks beheer in het kader van de bevoegdheden van de Algemene raad, onverminderd artikel 26/1, tweede lid;
   5° de regels op grond waarvan de Algemene raad, bovenop de bevoegdheden bedoeld in artikel 26/1, bepaalde specifieke taken delegeren kan aan de Algemeen bestuurder en aan de Adjunct-algemeen bestuurder;
   6° de regels betreffende het beheer van de situaties bedoeld in paragraaf 2.
  [2 7° de regels voor de opneming van een punt op de agenda na een met redenen omkleed advies van één of meerdere van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde comités.]2
   De huishoudelijke reglementen van de Raad inzake budgettaire financiële monitoring [2 ...]2 bevatten ondermeer :
   1° de regels betreffende de oproeping voor de vergaderingen;
   2° de regels betreffende het voorzitterschap ervan bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter;
   3° de regels betreffende de beraadslagingsmodaliteiten;
   4° de regels betreffende het beheer van de situaties bedoeld in paragraaf 2.
   De huishoudelijke reglementen van de Algemene raad [2 ...]2 en van de Raad inzake budgettaire en financiële monitoring [2 ...]2 worden door de Regering goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
   § 2. Het is elk lid van de Algemene raad [2 ...]2 en de Raad inzake budgettaire en financiële monitoring [2 ...]2 verboden aanwezig te zijn wanneer een punt onderzocht wordt of het voorwerp uitmaakt van een beraadslaging m.b.t. een vraagstuk waarbij het een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang heeft.]1
  [2 § 3. De Algemene raad en de Raad inzake budgettaire en financiële monitoring worden bij de uitvoering van hun taken ondersteund door de diensten van het Agentschap.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 29, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 11, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 7/2.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 12, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 7/3.[1 De gewone en plaatsvervangende leden van de Algemene raad, [2 ...]2 alsook de leden van de Raad inzake budgettaire en financiële monitoring hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten die ze wegens hun werk binnen die organen hebben gemaakt, volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
   De vergoedingen waarop ze in dat opzicht aanspraak kunnen maken, zijn voor rekening van het Agentschap.
   Artikel 15bis van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet is niet toepasselijk op de gewone en plaatsvervangende leden die de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de autoriteit binnen de Algemene raad hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 31, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 13, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 6. [1 - Interne auditstelsel]1   ----------   (1)
Art.8.[1 Het Interne auditstelsel wordt belast met de volgende taken :
   1° de Algemene raad en de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 bijstaan in hun supervisieactiviteiten;
   2° hen een verzekering verschaffen wat betreft de graad van beheersing van de risico's en de graad van beheersing van de handelingen en activiteiten beheerd door het Agentschap.
   Het Interne auditstelsel voldoet aan de internationale normen, inzake ethiek en professionalisme, alsook op het vlak van de aan te wenden mechanismen, praktijken en middelen.
   Het bestaat uit een interne auditcomité en een interne auditdienst.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 33, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 8/1.[1 § 1.[2 ...]2
   § 2. Het auditcomité vergadert minstens vier keer per jaar.
   Het legt het handvest van zijn werking vast. Het handvest bepaalt minstens de modaliteiten tot werking van de vergaderingen van het auditcomité, de uitoefening van zijn opdrachten, zijn rechten en plichten jegens het Agentschap, zijn relaties met de organen van het Agentschap en met de overige externe controleorganen.
   Het auditcomité legt het in lid 2 bedoelde handvest ter goedkeuring aan de Algemene raad voor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 34, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 14, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 8/2. [1 Het auditcomité beschikt over een interne auditdienst die rechtsstreeks onder zijn autoriteit staat. De interne auditdienst wordt belast met het beheer van de opdrachten van het auditcomité.
   Het auditcomité maakt via de interne auditdienst een jaarlijks programma en een meerjarig plan van de interne auditopdrachten op.
   Voor elke interne auditopdracht wordt een geschreven rapport opgemaakt met een omschrijving van de feiten en vaststellingen alsook een beoordeling van het interne controlesysteem en eventuele aanbevelingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 35, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 8/3. [1 De hulpmiddelen en de middelen van het interne auditstelsel, met inbegrip van die betreffende de interne auditdienst, zijn voor rekening van de begroting van het Agentschap, in een specifieke budgettaire lijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 36, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK II. [1 - Afdelingen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Drie afdelingen van het Agentschap]1   ----------   (1)
Art.9.[1 Binnen het Agentschap wordt de volgende afdelingen ingevoerd :
   1° een afdeling "[2 ...]2 Gezondheid", die bevoegd is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 2/2, 1°, 2° en 4°;
   2° een afdeling "Handicap", die bevoegd is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 2/2, 3°;
   3° een afdeling "Gezinnen", die bevoegd is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 2/2, 5°.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 39, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 15, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. [1 - [2 ...]2 Gezondheid]1   ----------   (1)   (2)
Onderafdeling 1. [1 - Commissies binnen de afdeling "[2 ...]2 Gezondheid"]1   ----------   (1)   (2)
Art.10.[1 De afdeling "[2 ...]2 Gezondheid" wordt beheerd door een Comité met dezelfde benaming.
   Binnen die afdelingen worden de volgende commissies ingesteld :
   1° een Commissie "Eerstelijns hulp- en zorgverlening";
   2° een Commissie "Ziekenhuizen";
   3° een Commissie "Geestelijke gezondheid";
   4° een Commissie "Opvang en huisvesting van senioren".
  [2 Het Comité "Gezondheid" en de in lid 1 bedoelde commissies worden bij de uitvoering van hun taken bijgestaan door de diensten van het Agentschap.]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 42, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 18, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. [1 - [2 ...]2 Gezondheid]1   ----------   (1)   (2)
Art.11.[1 § 1. Het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" is samengesteld uit :
   1° twaalf vertegenwoordigers van de vakorganisaties van de hulp- en verzorgingssector alsook van de representatieve organisaties van de ziekenhuizen, inrichtingen of hulp- en zorgverleningsdiensten of de beheerders ervan, waaronder minstens één vertegenwoordiger van de [3 sectoren bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]3, die stemgerechtigd zijn;
   2° twaalf vertegenwoordigers van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen, die stemgerechtigd zijn;
   3° vijf vertegenwoordigers van de Autoriteit, die stemgerechtigd zijn;
   4° twee vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werkgevers en van de representatieve organisaties van het geheel van de zelfstandige werknemers, die stemgerechtigd zijn;
   5° twee vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werknemers, die stemgerechtigd zijn.
  [3 6° een vertegenwoordiger van de verenigingen die gebruikers van de gezondheidszorg en bejaarden vertegenwoordigen, die stemrecht heeft.]3
   Voor elke categorie van gewone leden bedoeld in het eerste lid worden evenveel plaatsvervangende leden aangewezen. Een plaatsvervangend lid mag slechts zitting hebben indien het gewoon lid van zijn categorie afwezig is.
   De algemeen bestuurder, adjunct-algemeen bestuurder en de inspecteur-generaal verantwoordelijk voor de afdeling "[3 ...]3 Gezondheid" of hun afgevaardigden wonen de vergaderingen van het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" met raadgevende stem bij.
  [3 Voor de toepassing van het eerste lid, 6°, wordt een vereniging geacht representatief te zijn voor de gebruikers van de gezondheidzorg en bejaarden als ze voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° ofwel een VZW, een openbare instelling of een instelling van openbaar nut zijn;
   2° als hoofddoel hebben de wederzijdse bijstand, ondersteuning en advisering van gebruikers van de gezondheidzorg en bejaarden, en de bevordering van hun rechten in de samenleving;
   3° haar activiteiten uitoefenen in het Franse taalgebied.]3
   § 2. De gewone en plaatsvervangende leden van het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" worden door de Regering benoemd.
   De Regering benoemt de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2°, 4° [3 , 5° en 6°]3 en de plaatsvervangende leden bedoeld in paragraaf 1°, tweede lid, op de voordracht van de vakorganisaties van de hulp- en verzorgingssectoren van de representatieve organisaties van de ziekenhuizen, inrichtingen of hulp- en zorgverleningsdiensten, op de voordracht van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen en op de voordracht van de "Conseil économique et social de Wallonie" [3 en op de voordracht van verenigingen die gebruikers van de gezondheidszorg en bejaarden vertegenwoordigen.]3.
   De gewone en plaatsvervangende leden bedoeld in het tweede lid mogen niet ressorteren onder het hiërarchische gezag van een lid van de Regering. De personen die een functie van deskundige in een ministerieel kabinet uitoefenen ten belope van maximum 0,10 voltijdsequivalent worden niet beschouwd als ressorterend onder het hiërarchische gezag van een lid van de Regering.
   De voorzitter [2 en de ondervoorzitter]2 van het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" wordt door de Regering aangewezen onder de gewone leden die stemgerechtigd zijn.
   § 4. De mandaten van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en van hun plaatsvervangers beginnen te lopen binnen zes maanden na de datum van de eedaflegging van de leden van de Regering als gevolg van de hernieuwing van het Waals parlement. Ze kunnen hernieuwd worden. Ze eindigen in geval van overlijden, ontslag, burgerlijke onbekwaamheid, wanneer de in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden niet meer vervuld zijn of wanneer het lid de hoedanigheid verliest waarin het is aangewezen.
   Als het mandaat van één van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1, 2°, 4° [3 ,5 ° en 6°]3 of van één van hun plaatsvervangers eindigt om één van de redenen bedoeld in het eerste lid, draagt de betrokken organisatie een plaatsvervanger aan de Regering voor binnen een maand na de stopzetting van de functie. Het lid wordt vervangen binnen drie maanden na de stopzetting van de functie. Het nieuwe lid voldeindigt het mandaat van zijn voorganger.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 44, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-10-20/18, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2016>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 20, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 11/1.[1 § 1. Het Comité "[7 ...]7 Gezondheid" :
   1° stelt de begroting op van de opdrachten van de afdeling "[7 ...]7 Gezondheid" in de zin van artikel 28/2, en deelt deze begroting mee aan de Algemene raad;
   2° gaat over tot een evaluatie van de middelen die nodig zijn voor het beheer van de afdeling "[7 ...]7 Gezondheid" en deelt deze evaluatie mee aan de Algemene raad om de beheersbegroting van het Agentschap op te maken;
   3° houdt toezicht op de uitgaven van de afdeling "[7 ...]7 Gezondheid" en neemt desgevallend maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   4° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee die betrekking hebben op de evolutie van de uitgaven van de afdeling "[7 ...]7 Gezondheid" en de eventuele maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   5° deelt aan de Algemene raad de boekhoudkundige gegevens mee betreffende de afdeling "[7 ...]7 Gezondheid" die vereist zijn voor het opmaken van de boekhouding van het Agentschap en de periodieke toestandsopgaven van het actief en het passief;
   6° stelt de rekeningen vast van de afdeling "[7 ...]7 gezondheid" en deelt ze mee aan de Algemene raad;
   7° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee betreffende de afdeling "Welzijn en Gezondheid" die nodig zijn voor het opmaken van het verslag bedoeld in artikel 4/1, § 6°;
   8° keurt de overeenkomsten goed gesloten binnen de Commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1 of binnen de Commissies bedoeld in de artikelen 23 en 24, na advies van de financiële en budgettaire monitoringsraad
   9° [2 keurt de revalidatieovereenkomsten goed, op voorstel van de Commissie bedoeld in artikel 24/1, na advies van de financiële en budgettaire monitoringsraad;]2
   10° keurt de akkoorden betreffende de mobiliteitstegemoetkomingen goed, op voorstel van de Commissie "[7 Mobiliteitshulpmiddelen]7". Om definitief goedgekeurd te worden, moeten deze akkoorden ook door het Comité "Handicap" worden goedgekeurd.
  [7 11° brengt, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, advies uit over elk voorontwerp van decreet, voorstel van decreet of ontwerp van besluit met reglementaire draagwijdte tot wijziging van de gewestelijke wetgeving of reglementering betreffende het gezondheidsbeleid, het gezinsbeleid en het ouderenbeleid bedoeld in artikel 2/2, 1°, 2° en 4°, brengt initiatiefadviezen uit over specifieke aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren en stelt studies voor aan de Algemene Raad over aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. Bij het uitvoeren van deze opdracht nemen de vertegenwoordigers van de Autoriteit niet deel aan de beraadslagingen.
   Het in 11° bedoelde advies van het Comité moet worden meegedeeld binnen vijfendertig dagen na de datum van ontvangst van het volledige dossier waarin het advies wordt gevraagd, tenzij de Regering een andere termijn heeft bepaald. Na het verstrijken van deze termijn wordt de formaliteit als afgerond beschouwd.
   De adviezen van het Comité "Gezondheid" worden meegedeeld aan de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Waalse Economische, Sociale en Milieuraad).]7
   De overeenkomsten bedoeld in het eerste lid, 8°, en de revalidatieovereenkomsten bedoeld in het eerste lid, 9°, worden door de voorzitter aan de Regering [6 of diens afgevaardigde]6 meegedeeld. De Regering [6 of diens afgevaardigde]6 kan zich daartegen verzetten binnen vijftien werkdagen te rekenen van de mededeling.
   § 2. [7 Het Comité "Gezondheid" is geldig samengesteld wanneer de volstrekte meerderheid van de leden van bedoeld comité, met ten minste één vertegenwoordiger van elke categorie waaruit het overeenkomstig artikel 11, § 1 is samengesteld, aanwezig is]7[7 of organiseert het uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in zijn huishoudelijk reglement]7.
   In het geval dat het Comité "[7 ...]7 Gezondheid" niet geldig werd samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt het Comité opnieuw bijeengeroepen binnen de zes werkdagen. In dat geval en in afwijking van het eerste lid, wordt het Comité "[7 ...]7 Gezondheid" geacht geldig samengesteld te zijn als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
   De beslissingen worden genomen bij een tweederde meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige stemgerechtigde leden. Er wordt geen rekening gehouden met onthoudingen.
   Wanneer het stemmingsquorum bedoeld in het derde lid niet bereikt is, maar dat de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden wordt behaald, onderwerpt de voorzitter dezelfde voorstellen aan de stemming tijdens de volgende vergadering.
   Als de meerderheid bedoeld in het vorig lid opnieuw wordt behaald, zijn de beslissingen genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 45, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2020-10-15/11, art. 46, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DWG 2020-12-17/52, art. 205, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 206, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (5)<DWG 2022-12-21/67, art. 207, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DWG 2023-12-13/13, art. 186, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (7)<DWG 2023-10-12/14, art. 21, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. [1 - Commissies]1   ----------   (1)
Art.12.[1 § 1. De Commissie "Eerste hulp en zorglijn" wordt samengesteld, door de Algemene raad, uit een gelijk aantal leden:
   1° aangewezen op voorstel van de vakorganisaties van de hulpsector, van de eerste zorglijn en door de representatieve organisaties van de diensten van de eerste hulp en zorglijn of hun beheerders;
   2° aangewezen op voorstel van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen.
   § 2. De Commissie "Eerste hulp en zorglijn" is bevoegd inzake de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en -hulp en inzake steun aan de beroepen van de eerstelijnsgezondheidszorg en hulp.
   In het toepassingsveld van haar bevoegdheden, doet de Commissie "Eerste hulp en zorglijn" het volgende:
   1° onderhandelen en sluiten van overeenkomsten;
   2° [2 ...]2
   3° de financieringsbehoeften bepalen.
   Zodra ze afgesloten zijn, worden de overeenkomsten bedoeld in het tweede lid, 1°, meegedeeld aan het Comité "[3 ...]3 Gezondheid".]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 47, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 22, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.13.[1 § 1. De Commissie "Ziekenhuizen" wordt samengesteld, door de Algemene raad, uit een gelijk aantal leden :
   1° aangewezen op voorstel van de representatieve organisaties van de ziekenhuizensector;
   2° aangewezen op voorstel van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen.
   § 2. De Commissie "Ziekenhuizen" is bevoegd inzake het beleid van de zorgverlening in de ziekenhuizen.
   In het toepassingsveld van haar bevoegdheden, doet de Commissie "Ziekenhuizen" het volgende :
   1° onderhandelen en sluiten van overeenkomsten;
   2° [2 ...]2
   3° de financieringsbehoeften bepalen.
   Zodra ze afgesloten zijn, worden de overeenkomsten bedoeld in het tweede lid, 1°, meegedeeld aan het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" ".]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 48, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 23, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.14.[1 § 1. De Commissie "Geestelijke gezondheid" wordt samengesteld, door de Algemene raad, uit een gelijk aantal leden :
   1° aangewezen op voorstel van de vakorganisaties van de geestelijke gezondheidssector en door de representatieve organisaties van de ziekenhuizen, instellingen of diensten van de geestelijke gezondheid of hun beheerders;
   2° aangewezen op voorstel van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen.
   § 2. De Commissie "Geestelijke gezondheid" is bevoegd inzake het beleid van geestelijke gezondheidszorgverlening in de psychiatrische ziekenhuizen, in de psychiatrische diensten van de algemene ziekenhuizen, in de verzorgingsinstellingen die geen ziekenhuizen zijn en buiten de verzorgingsinstellingen.
   In het toepassingsveld van haar bevoegdheden, doet de Commissie "Geestelijke gezondheid" het volgende :
   1° onderhandelen en sluiten van overeenkomsten;
   2° [2 ...]2
   3° de financieringsbehoeften bepalen.
   Zodra ze afgesloten zijn, worden de overeenkomsten bedoeld in het tweede lid, 1°, meegedeeld aan het Comité "[3 ...]3 Gezondheid".]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 49, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 6, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 24, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.15.[1 § 1. De Commissie "Opvang en huisvesting van bejaarde personen" wordt samengesteld, door de Algemene raad, uit een gelijk aantal leden:
   1° aangewezen op voorstel van de representatieve organisaties van de sector van de inrichtingen voor bejaarde personen;
   2° aangewezen op voorstel van de [2 Waalse]2 verzekeringsinstellingen.
   § 2. De Commissie "Opvang en huisvesting van bejaarde personen" is bevoegd inzake het beleid van zorgverlening in de instellingen voor bejaarde personen met inbegrip van de geïsoleerde geriatriediensten.
   In het toepassingsveld van haar bevoegdheden, doet de Commissie "Opvang en huisvesting van bejaarde personen" het volgende:
   1° onderhandelen en sluiten van overeenkomsten;
   2° de financieringsbehoeften bepalen.
   Zodra ze afgesloten zijn, worden de overeenkomsten bedoeld in het tweede lid, 1°, meegedeeld aan het Comité "[2 ...]2 Gezondheid".]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 50, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 25, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16.[1 § 1er. De leden van elke Commissie bedoeld in deze onderafdeling worden voor vijf jaar aangewezen.
   Het lid dat geen deel meer uitmaakt van een Commissie wordt onmiddellijk vervangen.
   § 2. Elke Commissie bedoeld in deze onderafdeling wordt voorgezeten door een personeelslid [2 van het Agentschap]2.
   § 3. Het is elk lid van een Commissie verboden om aanwezig te zijn bij de behandeling van of de beraadslaging over een onderwerp waarvoor het een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang heeft.
   § 4. Een Commissie bedoeld in deze onderafdeling is geldig samengesteld [2 wanneer ze de volstrekte meerderheid van de leden van de Commissie, met ten minste één vertegenwoordiger uit elk van de categorieën waaruit de Commissie bestaat overeenkomstig de artikelen 12, § 1, 13, § 1, 14, § 1 en 15, § 1, bijeenbrengt.]2.
   In het geval dat een Commissie niet geldig is samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de Commissie opnieuw bijeengeroepen binnen de zes werkdagen. In dat geval en in afwijking van het eerste lid, wordt de Commissie geacht geldig samengesteld te zijn als minstens de helft van de leden aanwezig zijn [2 of organiseert zij uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in haar huishoudelijk reglement]2.
   De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid genomen van de stemmen uitgebracht door de aanwezige leden. Er wordt geen rekening gehouden met onthoudingen.
   § 5. Elke Commissie maakt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement voorziet met name :
   1° de regels betreffende de oproeping van de Commissie op aanvraag van de Regering, op aanvraag van de voorzitter of op aanvraag van twee leden;
   2° de regels betreffende het voorzitterschap van de Commissie bij afwezigheid van de voorzitter of als hij verhinderd is;
   3° de regels betreffende de modaliteiten inzake beraadslaging onverminderd paragraaf 4°;
   4° de regels betreffende het beheer van de toestanden bedoeld in paragraaf 3°;
   5° de regels betreffende de stemming indien de leden niet in gelijk aantal aanwezig zijn in elk van de twee groepen.
   Het huishoudelijk reglement van elke Commissie wordt onderworpen aan het advies van het afdelingscomité waaronder zij valt en maakt het voorwerp uit van een definitieve goedkeuring door de Regering.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 51, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 26, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 16/1.[1 De Commissies bedoeld in deze onderafdeling kunnen samen zetelen wanneer vraagstukken van gemeenschappelijk belang op de agenda staan.
   [2 ...]2
   Bovendien, zetelen de Commissies bedoeld in deze onderafdeling die de Regering aanwijst, samen voor de vraagstukken die zij bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 52, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 27, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 3. [1 - Afdeling "Handicap"]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Organisatie van de afdeling "Handicap"]1   ----------   (1)
Art.17.[1 De afdeling "Handicap" wordt beheerd door een Comité met dezelfde naam.
   De afdeling "Handicap" bevat bovendien Subregionale coördinatiecommissies, waarvan de Algemene raad, op voorstel van het Comité "Handicap", het aantal, de samenstelling en de gebiedsomschrijving bepaalt.
  [2 Het Comité "Handicap" en de in lid 2 bedoelde commissies worden bij de uitvoering van hun taken bijgestaan door de diensten van het Agentschap.]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 55, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 28, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. [1 - Comité "Handicap"]1   ----------   (1)
Art.18.[1 § 1. Het Comité "Handicap" is samengesteld uit :
   1° vijf vertegenwoordigers van de federaties van instellingen en diensten die zich richten tot de gehandicapte personen, en die stemgerechtigd zijn;
   2° vijf vertegenwoordigers van de verenigingen die de gehandicapte personen of hun gezin vertegenwoordigen, en die stemgerechtigd zijn;
   3° vijf vertegenwoordigers van de Overheid, en die stemgerechtigd zijn;
   4° twee vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werkgevers en van de representatieve organisaties van het geheel van de zelfstandige werknemers, en die stemgerechtigd zijn;
   5° twee vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de bezoldigde werknemers, en die stemgerechtigd zijn;
   6° drie vertegenwoordigers van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen, en die stemgerechtigd zijn.
   Voor elke categorie van gewone leden bedoeld in het eerste lid wordt hetzelfde aantal plaatsvervangende leden aangewezen. Een plaatsvervangend lid zetelt alleen maar als een gewoon lid van zijn categorie afwezig is.
   De administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en de inspecteur-generaal verantwoordelijk voor de afdeling " gehandicapte personen" of hun afgevaardigden wonen de vergaderingen van het Comité "Handicap" bij met raadgevende stem.
   § 2. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité "Handicap" worden door de Regering benoemd.
   De Regering benoemt de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2°, 4° tot 6°, en hun plaatsvervangers op voorstel, respectievelijk, van de federaties van instellingen of diensten die zich richten tot de gehandicapte personen, de verenigingen die de gehandicapte personen of hun gezin vertegenwoordigen, de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest) en de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen.
   De gewone leden en de plaatsvervangende leden bedoeld in het tweede lid mogen niet onder het hiërarchisch gezag van een regeringslid vallen. De personen die een functie van deskundige in een ministerieel kabinet uitoefenen ten belope van maximum 0,10 voltijds equivalent worden niet beschouwd als personen die onder het hiërarchisch gezag van een regeringslid vallen.
   De Regering wijst de voorzitter [2 en de ondervoorzitter]2 van het Comité "Handicap" aan onder de gewone leden die stemgerechtigd zijn.
   § 3. De mandaten van de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en van hun plaatsvervangers gaan in binnen de zes maanden die volgen op de datum van eedaflegging van de regeringsleden na de hernieuwing van het Waals Parlement. Ze kunnen worden hernieuwd. Ze eindigen in geval van overlijden, ontslag, burgerlijke onbekwaamheid of als niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, of wanneer het lid de hoedanigheid verliest waarvoor hij werd aangewezen.
   Wanneer het mandaat van een gewoon lid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, 2°, 4° tot 6°, of van zijn plaatsvervanger eindigt voor één van de redenen vermeld in het eerste lid, stelt de betrokken organisatie een vervanger voor aan de Regering binnen de maand die volgt op de beëindiging van de functie. Het lid wordt vervangen binnen de drie maanden die volgen op de beëindiging van de functie. Het nieuw lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 57, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-10-20/18, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2016>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 29, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 18/1.[1 § 1. Het Comité "Handicap" :
   1° stelt de begroting op van de opdrachten van de afdeling "Handicap" in de zin van artikel 28/2, en deelt deze begroting mee aan de Algemene raad;
   2° gaat over tot een evaluatie van de middelen die nodig zijn voor het beheer van de afdeling "Handicap" en deelt deze evaluatie mee aan de Algemene raad om de beheersbegroting van het Agentschap op te maken;
   3° houdt toezicht op de uitgaven van de afdeling "Handicap" en neemt desgevallend maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   4° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee die betrekking hebben op de evolutie van de uitgaven van de afdeling "Handicap" en de eventuele maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   5° deelt aan de Algemene raad de boekhoudkundige gegevens mee betreffende de afdeling "Handicap" die vereist zijn voor het opmaken van de boekhouding van het Agentschap en de periodieke toestandsopgaven van het actief en het passief;
   6° stelt de rekeningen vast van de afdeling "Handicap" en deelt ze mee aan de Algemene raad;
   7° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee betreffende de afdeling "Handicap" die nodig zijn voor het opmaken van het verslag bedoeld in artikel 4/1, § 6°;
   8° [7 vervult een opdracht van analyse en beoordeling van alle beleidslijnen in verband met handicaps binnen het Agentschap: ]7:
   a) de deelname aan de gewestelijke en interministeriële coördinatie van het beleid van de gehandicapte personen;
   b) de bevordering van studies, het zoeken van informatie en de invoering van maatschappelijke indicatoren;
   c) de organisatie van acties voor de informatie en de aansporing om de bewustwording van de collectiviteit en van de algemene diensten te ontwikkelen;
   d) de bevordering van de deelname van de gehandicapte personen en hun verenigingen aan het opstellen van de maatregelen die hen betreffen;
   e) de bevordering van de aanvankelijke opleiding en van de voortgezette opleiding van het personeel van het geheel van de diensten die zich gedeeltelijk of geheel richten tot de gehandicapte personen;
   f) de deelname aan de preventie, de opsporing en de diagnose van de deficiënties en de handicaps en aan de uitvoering van de vroegtijdige hulpverlening;
   g) aan de bevordering, de informatie en de oriëntatie van de gehandicapte persoon alsook aan de informatie van zijn gezin;
   h) de bevordering van de opvang, de huisvesting, de optimale ontwikkeling of begeleiding van de gehandicapte personen;
   i) de bevordering van de opleiding of de beroepsrevalidatie van de gehandicapte personen;
   j) de bevordering van de toegang tot tewerkstelling voor de gehandicapte personen en van de daartoe bijdragen steunvormen;
   k) de bevordering van de deelname van gehandicapte personen aan het sportieve, sociale en culturele leven, door o.a. de mobiliteit van de personen en de toegangsmogelijkheden en de daartoe bijdragende steunvormen te bevorderen;
   l) informatie over en bevordering van een affectief en sexueel opengebloeid leven voor gehandicapte personen;
   m) de bevordering van, de informatie over en de vorming voor de bereikbaarheid van voor het publiek opengestelde plaatsen;
   n) de bevordering van, de informatie over en de vorming voor de bereikbaarheid en de aanpasbaarheid van woningen, evenals van de daartoe bijdragende steunvormen;
   9° keurt de overeenkomsten goed gesloten binnen de Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2, na advies van de financiële en budgettaire monitoringsraad;
   10° keurt de akkoorden betreffende de mobiliteitstegemoetkomingen goed, op voorstel van de Commissie "[7 Mobiliteitshulpmiddelen]7". Om definitief goedgekeurd te worden, moeten deze akkoorden ook door het Comité "[7 ...]7 Gezondheid" worden goedgekeurd".
   De overeenkomsten bedoeld in het eerste lid, 9°, worden door de voorzitter aan de Regering [6 of diens afgevaardigde]6 meegedeeld. De Regering [6 of diens afgevaardigde]6 kan zich daartegen verzetten binnen vijftien werkdagen te rekenen van de mededeling.
  [7 11° brengt, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, advies uit over elk voorontwerp van decreet, voorstel van decreet of ontwerp van besluit met reglementaire draagwijdte tot wijziging van de gewestelijke wetgeving of reglementering betreffende het gehandicaptenbeleid bedoeld in artikel 2/2, 3°,, brengt initiatiefadviezen uit over specifieke aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren en stelt studies voor aan de Algemene Raad over aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. Bij het uitvoeren van deze opdracht nemen de vertegenwoordigers van de Autoriteit niet deel aan de beraadslagingen.
   Het in 11° bedoelde advies van het Comité moet worden meegedeeld binnen vijfendertig dagen na de datum van ontvangst van het volledige dossier waarin het advies wordt gevraagd, tenzij de Regering een andere termijn heeft bepaald. Na het verstrijken van deze termijn wordt de formaliteit als afgerond beschouwd.
   De adviezen van het Comité "Handicap" worden meegedeeld aan de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Waalse Economische, Sociale en Milieuraad).]7
   § 2. [7 Het Comité "Handicap" is geldig samengesteld wanneer de volstrekte meerderheid van de leden van bedoeld comité, met ten minste één vertegenwoordiger van elke categorie waaruit het overeenkomstig artikel 18, § 1 is samengesteld, aanwezig is.]7.
   In het geval dat het Comité "Handicap" niet geldig werd samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt het Comité opnieuw bijeengeroepen binnen de zes werkdagen [7 of organiseert het uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in zijn huishoudelijk reglement]7. In dat geval en in afwijking van het eerste lid, wordt het Comité "Handicap" geacht geldig samengesteld te zijn als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
   De beslissingen worden genomen bij een tweederde meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige stemgerechtigde leden. Er wordt geen rekening gehouden met onthoudingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 58, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2020-10-15/11, art. 47, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DWG 2020-12-17/52, art. 206, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 207, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlandse versie
  (5)<DWG 2022-12-21/67, art. 208, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (6)<DWG 2023-12-13/13, art. 187, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (7)<DWG 2023-10-12/14, art. 30, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. [1 - Subregionale commissies]1   ----------   (1)
Art.19.[1 De Subregionale coördinatiecommissies bedoeld in artikel 17, tweede lid, hebben als opdracht om :
   1° de bestaande gegevens in te zamelen die betrekking hebben op de sociaal-economische kenmerken en de toestand van de gehandicapte personen;
   2° op het niveau van hun ambtsgebied over te gaan tot het onderzoek van de behoeften van de gehandicapte personen inzake diensten;
   3° het overleg en de coördinatie van de sociale en gezondheidsdiensten te bevorderen die zich gedeeltelijk of geheel richten tot de gehandicapte personen in hun ambtsgebied;
   4° de middelen voor te stellen die moeten worden uitgevoerd om een actief beleid in hun ambtsgebied te bevorderen, namelijk door een plan van coördinatie en interventie van de diensten ten gunste van de gehandicapte personen op te stellen.
   De Subregionale coördinatiecommissies maken de conclusies van hun werkzaamheden over aan het Comité "Handicap".]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 60, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 4. [1 - Afdeling "Gezinnen"]1   ----------   (1)
Art.20.[1 De afdeling "Gezinnen" wordt beheerd door een Comité met dezelfde naam.
  [2 Het Comité "Gezin" wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaan door de diensten van het Agentschap.]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 62, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 31, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.21.[1 § 1. Het Comité "Gezinnen" is samengesteld uit :
   1° vijf vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werkgevers en van de representatieve organisaties van het geheel van de zelfstandige werknemers, en die stemgerechtigd zijn;
   2° vijf vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van het geheel van de werknemers, en die stemgerechtigd zijn;
   3° vijf vertegenwoordigers van andere organisaties die een belang hebben bij het beheer van de afdeling "Gezinnen", aangewezen door de Regering, en die stemgerechtigd zijn;
   4° vijf vertegenwoordigers van de kinderbijslagfondsen, en die stemgerechtigd zijn;
   5° vijf vertegenwoordigers van de Overheid, en die stemgerechtigd zijn.
   Voor elke categorie van gewone leden bedoeld in het eerste lid wordt hetzelfde aantal plaatsvervangende leden aangewezen. Een plaatsvervangend lid zetelt alleen maar als een gewoon lid van zijn categorie afwezig is.
   De administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal en de inspecteur-generaal verantwoordelijk voor de afdeling "Gezinnen" of hun afgevaardigden wonen de vergaderingen van het Comité "Gezinnen" bij met raadgevende stem.
   § 2. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Comité "Gezinnen" worden door de Regering benoemd.
   De Regering benoemt de gewone leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1 tot 4, en de plaatsvervangers bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, respectievelijk, op voorstel van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest) en op voorstel van de andere organisaties die een belang hebben bij het beheer van de afdeling "Gezinnen", aangewezen door de Regering en op voorstel van de kinderbijslagfondsen.
   De gewone leden en de plaatsvervangende leden bedoeld in het tweede lid mogen niet onder het hiërarchisch gezag van een regeringslid vallen. De personen die een functie van deskundige in een ministerieel kabinet uitoefenen ten belope van maximum 0,10 voltijds equivalent worden niet beschouwd als personen die onder het hiërarchisch gezag van een regeringslid vallen.
   De Regering wijst de voorzitter [2 en de ondervoorzitter]2 van het Comité "Gezinnen" aan onder de gewone leden die stemgerechtigd zijn.
   § 3. De mandaten van de leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, gaan in binnen de zes maanden die volgen op de datum van eedaflegging van de Regeringsleden na de hernieuwing van het Waals Parlement. Ze kunnen worden hernieuwd. Ze eindigen in geval van overlijden, ontslag, burgerlijke onbekwaamheid of als niet meer voldaan wordt aan de voorwaarde bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, of wanneer het lid de hoedanigheid verliest waarvoor hij werd aangewezen.
   Wanneer het mandaat van een gewoon lid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot 4°, of van zijn plaatsvervanger eindigt voor één van de redenen vermeld in het eerste lid, stelt de betrokken organisatie een vervanger voor aan de Regering binnen de maand die volgt op de beëindiging van de functie. Het lid wordt vervangen binnen de drie maanden die volgen op de beëindiging van de functie. Het nieuw lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 63, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-10-20/18, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2016>

Art. 21/1.[1 § 1. Het Comité "Gezinnen" :
   1° stelt de begroting op van de opdrachten van de afdeling "Gezinnen" in de zin van artikel 28/2, en deelt deze begroting mee aan de Algemene raad;
   2° gaat over tot een evaluatie van de middelen die nodig zijn voor het beheer van de afdeling "Gezinnen" en deelt deze evaluatie mee aan de Algemene raad om de beheersbegroting van het Agentschap op te maken;
   3° houdt toezicht op de uitgaven van de afdeling "Gezinnen" en neemt desgevallend maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   4° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee die betrekking hebben op de evolutie van de uitgaven van de afdeling "Gezinnen" en de eventuele maatregelen voor de aanpassing van de begroting;
   5° deelt aan de Algemene raad de boekhoudkundige gegevens mee betreffende de afdeling "Gezinnen" die vereist zijn voor het opmaken van de boekhouding van het Agentschap en de periodieke toestandsopgaven van het actief en het passief;
   6° stelt de rekeningen vast van de afdeling "Gezinnen" en deelt ze mee aan de Algemene raad;
   7° deelt aan de Algemene raad de gegevens mee betreffende de afdeling "Gezinnen" die nodig zijn voor het opmaken van het verslag bedoeld in artikel 4/1, § 6°;
   8° keurt de overeenkomsten goed gesloten binnen de Commissie "[2 Bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2" bedoeld in artikel 24, na advies van de financiële en budgettaire monitoringsraad;
  [2 9° bepaalt de kwantificeerbare subcriteria voor het bepalen van een percentage van de kwaliteit van de dienstverlening door de privé-fondsen op basis van de criteria bepaald door de Regering met het oog op de verdeling van het bedrag van de jaarlijkse subsidie aan de privé-fondsen;
   10° brengt, op eigen initiatief of op verzoek, advies uit over elk voorontwerp van decreet, voorstel van decreet of ontwerp van besluit met reglementaire draagwijdte tot wijziging van de gewestelijke wetgeving of reglementering betreffende de gezinsbijslagen bedoeld in artikel 2/2, 5°, brengt initiatiefadviezen uit over specifieke aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren en stelt studies voor aan de Algemene Raad over aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. Bij het uitvoeren van deze opdracht nemen de vertegenwoordigers van de Autoriteit niet deel aan de beraadslagingen.
   Het Comité moet zijn advies bedoeld in 10° mededelen binnen vijfendertig dagen na de datum van ontvangst van het volledige dossier waarin het advies wordt gevraagd, tenzij de Regering een andere termijn heeft bepaald. Na het verstrijken van deze termijn wordt de formaliteit als afgerond beschouwd.
   De adviezen van het Comité "Gezin" worden meegedeeld aan de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Waalse Economische, Sociale en Milieuraad).]2
  [2 ...]2
   § 2. [2 ...]2
   § 3. [2 Het Comité "Gezin" is geldig samengesteld wanneer de volstrekte meerderheid van de leden van bedoeld comité, met ten minste één vertegenwoordiger van elke categorie waaruit het overeenkomstig artikel 21, § 1 is samengesteld, aanwezig is.]2
   In het geval dat het Comité "Gezinnen" niet geldig werd samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt het Comité opnieuw bijeengeroepen binnen de zes werkdagen [2 of organiseert het uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in zijn huishoudelijk reglement]2. In dat geval en in afwijking van het eerste lid, wordt het Comité "Gezinnen" geacht geldig samengesteld te zijn als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
   De beslissingen worden genomen bij een tweederde meerderheid van de stemmen uitgebracht door de aanwezige stemgerechtigde leden. Er wordt geen rekening gehouden met onthoudingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 64, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 32, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 5. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Afdelingen "[2 ...]2 Gezondheid", "Handicap" en "Gezinnen"]1   ----------   (1)   (2)
Art.22.[1 § 1. Het is elk lid van een Afdelingscomité verboden om aanwezig te zijn bij de behandeling van of de beraadslaging over een onderwerp waarvoor het een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang heeft.
   § 2. Elke Comité maakt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement voorziet met name :
   1° de regels betreffende de oproeping van het Comité op aanvraag van de Regering, op aanvraag van de voorzitter of op aanvraag van twee leden;
   2° de regels betreffende het voorzitterschap van het Comité bij afwezigheid van de voorzitter of als hij verhinderd is;
   3° de regels betreffende de modaliteiten inzake beraadslaging onverminderd de artikelen 11/1, § 2, 18/1, § 2, 21/1, § 3;
   4° de bepaling van de handelingen die onder het dagelijks beheer vallen in het bevoegdheidsgebied van het Comité, onverminderd artikel 26/1, tweede lid;
   5° de regels betreffende het beheer van de toestanden bedoeld in paragraaf 1;
   Het huishoudelijk reglement van elk Comité wordt onderworpen aan het advies van de Algemene raad en goedgekeurd door de Regering. Na goedkeuring wordt het reglement in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 66, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 22/1. [1 De Algemene raad onderwerpt aan het gemotiveerd advies van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 et 21, elk wat betreft de afdeling die hij beheert, een ontwerp van personeelsformatie van het Agentschap.
   De Algemene raad bepaalt de termijn waarbinnen de adviezen van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 aan hem moeten worden overgemaakt. Die termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 67, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 22/2.[1 Elk Comité bedoeld in de artikelen bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 werkt mee, wat betreft de afdeling die hij beheert, aan de conclusie, de goedkeuring en de evaluatie van het beheerscontract bedoeld in Titel V.
   Hij werkt bovendien mee, wat betreft de afdeling die hij beheert, aan het opmaken van het [2 bedrijfsplan]2 bedoeld in artikel 29/3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 68, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 34, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 22/3. [1 Onder voorbehoud van artikel 4/1, § 3, tweede lid, 2° tot 4°, kan elk Comite een gemotiveerd advies richten aan de Algemene raad over elk vraagstuk betreffende het bestuur van het Agentschap dat de afdeling waarvan hij het beheer waarneemt, aangaat.
   Voor de toepassing van het eerste lid, moet de voorzitter van de Algemene raad onmiddellijk aan de voorzitters van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21, alle informatie en documenten meedelen die betrekking hebben op het bestuur van het Agentschap en die de afdeling waarvan zij het beheer waarnemen, betreffen. Hij maakt ook elk ontwerp van beslissing dat hetzelfde onderwerp heeft over binnen acht dagen vóór de vergadering van de Algemene raad die deze ontwerpen op zijn agenda heeft geplaatst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 69, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.23.[1 § 1. Er wordt een Commissie "Mobiliteitshulpmiddelen" opgericht die gemeenschappelijk is met de afdeling "Gezondheid" en de afdeling "Handicap".".
   § 2. De Commissie "Mobiliteitshulpmiddelen" bestaat uit een gelijk aantal gewone leden en plaatsvervangende leden:
   1° aangewezen op voorstel van de vertegenwoordigers van de verenigingen die apothekers en bandagisten vertegenwoordigen;
   2° aangewezen op voorstel van de Waalse verzekeringsinstellingen.
   Het Comité "Gezondheid" en het Comité "Handicap" bepalen in onderling overleg het aantal leden van deze commissie.
   § 3. De Commissie "Mobiliteitshulpmiddelen" is bevoegd om:
   1° overeenkomsten inzake mobiliteitshulpmiddelen af te sluiten en voor te stellen aan het Comité "Gezondheid" en het Comité "Handicap";
   2° voorstellen te doen om de behoeften in verband met mobiliteitshulpmiddelen te dekken.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-10-12/14, art. 35, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.24.[1 § 1. Er wordt een Commissie "[2 Bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de Preventie]2" opgericht die gemeenschappelijk is met de afdeling "[2 ...]2 Gezondheid", de afdeling "Handicap" en de afdeling "Gezinnen".
   § 2. De Commissie "[2 Bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de Preventie]2" is samengesteld uit een gelijk aantal gewone en plaatsvervangende leden :
   1° aangewezen op voorstel van de organisaties die de dienstverstrekkers vertegenwoordigen op het vlak van [2 de bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2;
   2° aangewezen op voorstel van de [2 Waalse]2 verzekeringsinstellingen.
   § 3. De Commissie "[2 Bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de Preventie]2" is bevoegd voor :
   1° het sluiten van overeenkomsten inzake [2 bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2;
   2° de evaluatie van de begrotingsmiddelen die bestemd zijn voor de [2 bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 71, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 36, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 24/1.[1 Er wordt een technische commissie "Revalidatie" opgericht die voor de branche "[3 ...]3 Gezondheid" en de branche "Handicap" gemeenschappelijk is.
   De technische commissie "Revalidatie" bestaat uit:
   1° vijf vertegenwoordigers van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen aangewezen op voorstel van de leden van het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" en van het Comité "Handicap";
   2° vijf vertegenwoordigers aangewezen op voorstel van de leden van het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" en van het Comité "Handicap" onder de andere leden dan de vertegenwoordigers van de [3 Waalse]3 verzekeringsinstellingen van elke commissie bedoeld in de artikelen 12, 13, 14, 15 en 23;
   3° vijf leden erkend voor hun technische vaardigheden, onder wie twee leden voor hun bevoegdheden inzake begroting, die door de Regering worden aangewezen.
   De technische commissie "Revalidatie" is bevoegd om revalidatieovereenkomsten [2 en overeenkomsten voor palliatieve verzorging]2 voor te stellen aan het Comité "[3 ...]3 Gezondheid" en aan het Comité "Handicap"]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-01-31/06, art. 7, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DWG 2019-05-02/85, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 37, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.25.[1 Artikel 16 is van toepassing op de Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 72, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 25/1.[1 § 1 De Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2 kunnen samen zetelen, of zetelen met één of meerdere Commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1, wanneer vraagstukken van gemeenschappelijk belang op de agenda staan.
   Ze zetelen samen, of met één of meerdere Commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1, voor de vraagstukken die de Regering bepaalt.
   § 2. In het geval bedoeld in paragraaf 1, bepalen het of de Afdelingscomités bedoeld in de betrokken artikelen 11, 18 en 21, de samenstelling van de gezamenlijke vergadering van verschillende commissies.
   Een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1, [2 23, 24 en 24/1]2 betrokken bij de gezamenlijk vergadering alsook van de verschillende categorieën van deze commissies wordt daar verzekerd.
   § 3.[3 ...]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 73, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 38, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 25/2.[1 Het secretariaat van de Comités en Commissies wordt waargenomen door het personeel van het Agentschap.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-10-12/14, art. 39, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 25/3.[1 De gewone leden en de plaatsvervangende leden van de Comités, van de Commissies bedoeld in de artikelen 12 tot 16/1, van de Commissies bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2, en van de Subregionale coördinatiecommissies bedoeld in artikel 17, tweede lid, hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten voor het werk dat ze in deze organen verrichten, volgens de modaliteiten bepaald door de Regering. De vergoedingen waarop ze hiervoor aanspraak kunnen maken, vallen ten laste van het Agentschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 75, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 25/4.[1 § 1. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van elke Commissie bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2 worden voor vijf jaar aangewezen.
   Een plaatsvervangend lid zetelt alleen maar als een gewoon lid van zijn categorie afwezig is.
   Het lid dat geen deel meer uitmaakt van een Commissie wordt onmiddellijk vervangen.
   § 2. Elke Commissie bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2 wordt voorgezeten door een personeelslid [3 van het Agentschap]3.
   § 3. Het is elk lid van een Commissie verboden om aanwezig te zijn bij de behandeling van of de beraadslaging over een onderwerp waarvoor het een rechtstreeks of onrechtstreeks, patrimoniaal of persoonlijk belang heeft.
   § 4. Een Commissie bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2 is geldig samengesteld [3 wanneer ze de volstrekte meerderheid van de leden van de Commissie, met ten minste één vertegenwoordiger uit elk van de categorieën waaruit de Commissie bestaat overeenkomstig de artikelen 23, § 2, 24, § 2, et 24/1, bijeenbrengt.]3.
   In het geval dat een Commissie niet geldig is samengesteld overeenkomstig het eerste lid, wordt de Commissie opnieuw bijeengeroepen binnen de zes werkdagen [3 of organiseert het uiterlijk op de dag na de vergadering een elektronische stemming overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in zijn huishoudelijk reglement]3. In dat geval en in afwijking van het eerste lid, wordt de Commissie geacht geldig samengesteld te zijn als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
   De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid genomen van de stemmen uitgebracht door de aanwezige leden. Er wordt geen rekening gehouden met onthoudingen.
   § 5. Elke Commissie bedoeld in de artikelen [2 23, 24 en 24/1]2 maakt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement voorziet met name :
   1° de regels betreffende de oproeping van de Commissie op aanvraag van de Regering, op aanvraag van de voorzitter of op aanvraag van twee leden;
   2° de regels betreffende het voorzitterschap van de Commissie bij afwezigheid van de voorzitter of als hij verhinderd is;
   3° de regels betreffende de modaliteiten inzake beraadslaging onverminderd paragraaf 4°;
   4° de regels betreffende het beheer van de toestanden bedoeld in paragraaf 3°;
   5° de regels betreffende de stemming indien de leden niet in gelijk aantal aanwezig zijn in elke categorie.
   Het huishoudelijk reglement van elke Commissie wordt onderworpen aan het advies van de Afdelingscomités waaronder zij valt en met goedkeuring door de Regering. Na goedkeuring wordt het reglement in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 76, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-01-31/06, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 40, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

TITEL II. [1 - Dagelijks beheer]1   ----------   (1)
Art.26.[1 § 1. Het dagelijkse beheer van het Agentschap wordt waargenomen door een administrateur-generaal, bijgewoond door een adjunct administrateur-generaal en door inspecteurs-generaal [2 ...]2.
   De administrateur-generaal en de adjunct administrateur-generaal worden voor een mandaat van rang A2 door de Regering benoemd onder de voorwaarden bepaald in Boek II van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode.
   Voor de toepassing van de bepalingen van Boek II van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode worden, bij de toewijzing van de mandaten van administrateur-generaal en adjunct administrateur-generaal van het Agentschap, ook als lid van de pool van kandidaten beschouwd, de mandatarissen aangewezen op de datum van eerste oproep tot de kandidaten in een federale openbare instelling van openbaar nut Sociale zekerheid of in een federale administratie gebonden aan de aangelegenheden van het Agentschap, alsook de personen die voor de datum van de oproep tot de kandidaten geslaagd zijn voor een assessment SELOR waarmee ze een post van mandataris in een federale openbare instelling van openbaar nut Sociale zekerheid of in een federale administratie gebonden aan de aangelegenheden van het Agentschap hadden kunnen bekleden.
  [3 Behoudens uitzondering bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 27 van dit Wetboek of van artikel 2 van het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, overeenkomstig de artikelen 10, § 3, lid 2, en 339, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode, worden de andere ambtenaren-generaal van rang A3 door de Regering aangewezen voor een mandaat onder de voorwaarden vastgesteld bij Titel II van Boek II van de Waalse Ambtenarencode.]3
   § 2. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 78, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 41, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<DWG 2023-06-28/10, art. 19, 071; Inwerkingtreding : 16-10-2023>

Art. 26/1.[1 § 1er. Met inachtneming van het beheerscontract vervult de administrateur-generaal de daden van dagelijks beheer uit die bepaald zijn in het huishoudelijk reglement van de Algemene Raad en in de huishoudelijke reglementen van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités onder het toezicht van de Algemene Raad en van de Comités, ieder wat hem betreft. Hij vervult ook elke daad van dagelijks beheer die door de Regering wordt bepaald.
   Onverminderd de delegaties bedoeld in artikel 26/5 vervult de administrateur-generaal onder het gezag van de Algemene Raad en van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21, ieder wat hem betreft, de volgende opdrachten:
   1° hij voert de beslissingen van de Algemene Raad en van de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 uit en brengt aan het einde van minstens elke trimester verslag uit over die uitvoering aan de Algemene Raad en aan de Comités, ieder wat hem betreft;
   2° hij verstrekt de Algemene Raad en de Comités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 elke informatie en legt alle voorstellen over die nuttig zijn voor de werking van het Agentschap of van de betrokken afdeling;
   3° hij zorgt voor het beheer van het personeel van het Agentschap onverminderd de taken die aan de adjunct administrateur-generaal worden toegekend;
   4° hij ondertekent alle stukken en briefwisselingen die voortvloeien uit de uitoefening van de bevoegdheden van dagelijks beheer;
   5° binnen de perken van het dagelijkse beheer vertegenwoordigt hij het Agentschap in de gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken en treedt hij rechtsgeldig in zijn naam en voor zijn rekening op, zonder dat hij zulks door een beslissing van de Algemene Raad of van een Comité bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 moet staven.
   Voor de gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken die niet onder het dagelijkse beheer ressorteren, wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de administrateur-generaal en door de voorzitter van de Algemene Raad die gezamenlijk in zijn naam en voor zijn rekening optreden.
   § 2. Onverminderd de opdrachten toevertrouwd aan het Comité "Handicap" overeenkomstig artikel 18/1 neemt de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde de individuele beslissingen in de bevoegdheden van het Agentschap aan wanneer ze hem door de Regering worden toevertrouwd.
   Deze beslissingen worden aan de Regering meegedeeld die over 10 werkdagen beschikt om ze te hervormen.
   Alle beslissingen die overeenkomstig § 2 worden genomen, worden aan de leden van de Algemene Raad, van de Afdelingscomités bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21 en van de Commissies meegedeeld volgens de modaliteiten die door de Regering op voorstel van de Algemene Raad worden bepaald.
   § 3. Via zijn administrateur-generaal of zijn adjunct administrateur-generaal en op verzoek van de Regering bereidt het Agentschap het werk van de Regering voor en zorgt het voor de administratieve, begrotings- en boekhoudopvolging in het kader van zijn opdrachten.]1
  [2 § 4. In geval van een epidemische noodtoestand in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie en in geval van een besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van deze noodtoestand op gezondheidsgebied voor het geheel of een deel van het Franse taalgebied bedoeld in artikel 47/15/1, neemt de Algemene Raad een besluit waarbij aan de administrateur-generaal de maatregelen worden gedelegeerd die tot het dagelijks bestuur behoren of die niet tot het dagelijks bestuur behoren, maar die noodzakelijk zijn, en dit voor een maximumduur van drie maanden. Over de verlenging van deze delegaties beslist de Algemene Raad, telkens voor een periode van maximaal drie maanden.
   Tijdens de noodtoestand op gezondheidsgebied neemt de administrateur-generaal maatregelen die tot het dagelijks beheer behoren of niet tot het dagelijks beheer behoren en die door de algemene raad worden gedelegeerd om de epidemie te beheren, te monitoren en te controleren.
   De in deze paragraaf bedoelde maatregelen zijn, in het licht van de wetenschappelijke kennis van de betrokken besmettelijke ziekte, noodzakelijk, passend en evenredig met de doelstellingen om verdere besmetting te voorkomen en de verspreiding van de epidemie te beheersen. Elke maand wordt aan de Algemene Raad verslag uitgebracht over deze gedelegeerde maatregelen.
   Na afloop van de noodtoestand op gezondheidsgebied mogen geen nieuwe gedelegeerde maatregelen worden genomen. Maatregelen die tijdens de in lid 1 bedoelde periode worden genomen, blijven van kracht totdat zij volledig zijn uitgevoerd.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 79, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 42, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 26/2. [1 e Algemene Raad kan bevoegdheden die nodig zijn voor het bestuur van het Agentschap en die niet vallen onder het dagelijkse beheer, met uitzondering van die bedoeld in artikel 4/1, § 3, tweede lid, 1° tot 4°, aan de administrateur-generaal of de adjunct administrateur-generaal overdragen.
   Hij bepaalt de omvang van de overgedragen bevoegdheden en de periode waarin de administrateur-generaal of de adjunct administrateur-generaal ertoe gemachtigd worden om ze uit te oefenen.
   De administrateur-generaal oefent de overgedragen bevoegdheden onder het gezag van de Algemene Raad uit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 80, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26/3. [1 De adjunct administrateur-generaal staat de administrateur-generaal bij in de uitvoering van de taken die hem toevertrouwd worden.
   De Regering bepaalt, in de omtrek van het dagelijkse beheer, op voorstel van de Algemene Raad, de bevoegdheden van de administrateur-generaal die het voorwerp uitmaken van een delegatie aan de adjunct administrateur-generaal.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 81, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26/4.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 43, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 26/5. [1 De administrateur-generaal wordt ertoe gemachtigd om binnen de perken en onder de voorwaarden bepaald door de Algemene Raad een deel van de hem toevertrouwde bevoegdheden over te dragen aan de adjunct administrateur-generaal, aan één of meerdere inspecteurs-generaal of aan één of meerdere personeelsleden van het Agentschap.
   Hij kan met name aan de adjunct administrateur-generaal, aan een inspecteur-generaal of aan een personeelslid van het Agentschap zijn bevoegdheid om laatstgenoemde voor de gerechtelijke en administratieve rechtbanken te vertegenwoordigen, overdragen.
   De administrateur-generaal heeft het recht om elke overgedragen opdracht aan zich te trekken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 83, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26/6. [1 Bij afwezigheid of verhindering van de administrateur-generaal, worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-administrateur-generaal. Indien laatstgenoemde ook verhinderd wordt, worden ze uitgeoefend door de inspecteur-generaal aangewezen door de Algemene Raad. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 84, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Titel III. [1 - Personeel]1   ----------   (1)
Art.27.[1 De Regering bepaalt de personeelsformatie van het Agentschap op voorstel van de Algemene Raad.
   [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 86, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 44, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 27/1. [1 Het contractuele personeel van het Agentschap wordt onderworpen aan het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 betreffende de voorwaarden voor de indienstneming en de administratieve en geldelijke toestand van de contractuele personeelsleden.
   In afwijking van het eerste lid kan het Agentschap personeelsleden middels een arbeidscontract in dienst nemen om bijkomende of specifieke taken, waarvan de lijst door de Regering wordt bepaald, uit te oefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 87, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

TITEL IV. [1 - Bestaansmiddelen, begroting, boekhouding en rekeningen]1   ----------   (1)
Art.28.[1 De bestaansmiddelen van het Agentschap bestaan uit :
   1° toelagen binnen de perken van de op de begroting uitgetrokken kredieten;
   2° toelagen afkomstig van overheden, administraties en openbare instellingen;
   3° de opbrengst van eventuele schenkingen en legaten;
   4° de opbrengst van het erfgoed;
   5° de terugbetalingen van niet-verschuldigde bedragen;
   6° de opbrengst van eventuele boetes en interesten;
   7° de opbrengst van leningen;
   8° de opbrengst van bijdragen;
   9° de opbrengst van de bijdragen van begunstigden.
   [2 De in het eerste lid, 1°, bedoelde toelagen, worden in twee schijven ter beschikking gesteld van het Agentschap en moeten uiterlijk op de 20ste dag van elk halfjaar betaald worden, bij besluit van de Regering]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 89, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2016-12-21/03, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 28/1.[1 De Algemene Raad verdeelt de globale opbrengst van de bestaansmiddelen bedoeld in artikel 28, eerste lid, tussen de afdelingen van het Agentschap op basis van de behoeften van ieder van hen. Deze verdeling wordt verricht na opneming van het bedrag van de beheerskosten van het Agentschap dat bedoeld is in zijn beheersbegroting.
  [5 De kredieten toegekend voor de paritaire opdrachten zijn niet-limitatief]5]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 90, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2019-12-19/37, art. 49, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 186, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2020-12-17/52, art. 202, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  <DWG 2021-12-22/21, art. 203, 058; Inwerkingtreding : 01-01-2022> geen nederlanse versie
  (4)<DWG 2022-12-21/67, art. 204, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (5)<DWG 2023-12-13/13, art. 185, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 28/2.[1 § 1. De begroting van het Agentschap bestaat uit :
   1° een begroting van de opdrachten, die de ontvangsten en uitgaven betreffende de wettelijke opdrachten van het Agentschap omvat;
   2° een beheersbegroting, die de ontvangsten en uitgaven betreffende het beheer van het Agentschap omvat.
   De begroting van de opdrachten en de beheersbegroting worden per begrotingsprogramma's en -artikelen voorgesteld. De begroting van de opdrachten wordt per afdeling verdeeld.
   § 2. In de begroting van de opdrachten wordt een onderscheid gemaakt tussen de begroting bestemd voor de paritaire opdrachten en de begroting bestemd voor de opdrachten die niet-paritair zijn.
   Onder paritaire opdrachten wordt verstaan de opdrachten waarvoor de vereffening van de begrotingsmiddelen via een verzekeringsinstelling of een kinderbijslagfonds als betaalorganen uitgevoerd wordt.
   Het deel bestemd voor de begroting van de opdrachten die niet paritair zijn, wordt op voorstel van de Algemene Raad, door de Regering beslist, wordt in de begroting van het Agentschap opgenomen en is niet bedoeld in artikel 28/1, § 1 behalve delegatie besloten door de Regering.
   Het totaal van het bedrag bestemd voor de niet-paritaire opdrachten wordt jaarlijks door het Parlement bepaald via specifieke toelagen opgenomen in het gewestelijke begrotingsdecreet.
   Aan de hand van het gewestelijke begrotingsdecreet beslist het Parlement jaarlijks de lijst van de subsidiëringsverrichtingen die door de Regering via de begroting van het Agentschap worden toegelaten en die niet bedoeld zijn in een andere decretale of reglementaire bepaling.]1
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 91, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2018-02-08/09, art. 119, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-10-12/14, art. 45, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 28/3. [1 De Regering stelt de modaliteiten vast volgens welke de jaarlijkse begroting van het Agentschap wordt bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 92, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28/4. [1 De jaarlijkse begroting van het Agentschap wordt binnen twee dagen na de vergadering van de Algemene Raad waarin ze bepaald is, ter advies voorgelegd aan de in artikel 30 bedoelde Regeringscommissarissen.
   Het advies van de Regeringscommissarissen slaat op de overeenstemming van de jaarlijkse begroting met de wettelijke en reglementaire bepalingen, met de begrotingsdoelstellingen van het Waalse Gewest alsook met de bepalingen van het beheerscontract die een budgettaire of financiële draagwijdte hebben.
   Bij gebrek aan advies binnen een termijn van vijftien dagen na de mededeling van de jaarlijkse begroting aan de Regeringscommissarissen, wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan. De termijn wordt hoogstens met tien dagen verlengd op met redenen omkleed verzoek van de Regeringscommissarissen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 93, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28/5. [1 De jaarlijkse begroting wordt ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
   Daartoe gaat de jaarlijkse begroting vergezeld van het in artikel 28/4, tweede lid, bedoelde advies, indien het gegeven is, van de Regeringscommissarissen, alsook van de adviezen van de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring
   Elk Comité maakt een strategische nota op die voor de opmaking van bewijsnota's en toelichtingen door de Algemene Raad dient.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 94, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28/6.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 46, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 28/7. [1 Het Agentschap houdt een algemene boekhouding en een budgettaire boekhouding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 96, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28/8.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 47, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 28/9.[1 De Algemene Raad deelt uiterlijk op [2 1 september]2 van het jaar volgend op het betrokken jaar het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap aan de Regering mede. De Regering maakt het verslag over aan het Parlement.
   De Algemene raad richt aan de Regering elke andere informatie dan degene die door haar wordt gevraagd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 98, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 48, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

TITEL V. [1 - Beheerscontract]1   ----------   (1)
Art.29.[1 De bijzondere regels en voorwaarden volgens welke het Agentschap de hem krachtens dit Boek toevertrouwde opdrachten uitoefent, worden bepaald in een beheerscontract gesloten tussen de Regering en de Algemene raad.
   De bepalingen van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het beheerscontract en de verplichtingen tot informatieverstrekking voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet zijn aan toepassing op het Agentschap.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 100, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 29/1.[1 § 1. De in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités, ieder wat betreft de afdeling die het beheert, de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring [2 ...]2 delen de Algemene Raad een met redenen omkleed advies mede met het oog op de ontwikkeling van de werking en de staat van de openbare dienst waarmee het Agentschap is belast.
   De Algemene Raad bepaalt de termijn waarin de adviezen van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités en van de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring hem moeten worden overgemaakt. Die termijn bedraagt minstens vijftien dagen, te rekenen van de indiening van de aanvraag.
   § 2. Bij de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de stemgerechtigde leden van de Algemene Raad aangewezen door deze Raad, alsook door de administrateur-generaal, de adjunct administrateur-generaal en de inspecteurs-generaal [2 ...]2. De meeste leden van de Algemene Raad die aangewezen worden om het Agentschap te vertegenwoordigen, moeten behoren tot de categorieën leden bedoeld in artikel 4, § 1° en 2°.
   De vertegenwoordigers van het Agentschap vragen het met redenen omkleed advies van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités over de lopende onderhandelingen, ieder voor wat betreft de afdeling die het beheert. Ze bepalen de termijn waarin de adviezen van de Comités hen moeten worden overgemaakt. Die termijn bedraagt minstens 8 dagen te rekenen van de indiening van de aanvraag.
   Onverminderd de voorafgaandelijke toepassing van de regels betreffende het sociaal overleg wordt het personeel van het Agentschap geïnformeerd over de ontwikkeling van de onderhandelingen volgens een procedure bepaald door de Algemene Raad en goedgekeurd door de Regering.
   § 3. Alvorens zich over de goedkeuring van het beheerscontract uit te spreken onderwerpt de Algemene Raad het beheerscontract aan het met redenen omkleed advies van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités, ieder voor wat betreft de afdeling die het beheert. Hij bepaalt de termijn waarin het advies van de Comités hem moet worden overgemaakt. Die termijn bedraagt minstens vijftien dagen, te rekenen van de indiening van de aanvraag.
   § 4. Het beheerscontract wordt vervolgens door de Regering goedgekeurd.
   § 5. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 101, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 49, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 29/2. [1 Het met redenen omkleed advies van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités, ieder wat betreft de afdeling die het beheert, en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring wordt door de Algemene Raad meegedeeld met het oog op het opmaken van het jaarlijkse verslag over de uitvoering van het beheerscontract. De Algemene Raad bepaalt de termijn waarin de adviezen van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités en van de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring hem moeten worden overgemaakt. Die termijn bedraagt minstens vijftien dagen, te rekenen van de indiening van de aanvraag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 102, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 29/3.[1 Na het sluiten van het beheerscontract maakt de Algemene Raad een [2 bedrijfsplan]2 op. Dit plan vermeldt de wijze waarop het beheerscontract uitgevoerd zal worden.
   De Algemene Raad onderwerpt het ontwerp van [2 bedrijfsplan]2 aan het met redenen omkleed advies van de Comités, ieder wat betreft de afdeling die het beheert. Hij bepaalt de termijn waarin het advies van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités hem moet worden overgemaakt Die termijn bedraagt minstens vijftien dagen, te rekenen van de indiening van de aanvraag.
   Onverminderd de voorafgaandelijke toepassing van de regels betreffende het sociaal overleg wordt het personeel van het Agentschap geïnformeerd over de inhoud van het [2 bedrijfsplan]2 volgens een procedure bepaald door de Algemene Raad en goedgekeurd door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 103, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 50, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 29/4. [1 De kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren waarmee de graad van verrichting van de doelstellingen vermeld in het beheerscontract gemeten kan worden, worden periodiek bekerend. Ze worden in boordtabellen vermeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 104, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

TITEL V. [1 - Controle]1   ----------   (1)
Art.30.[1 De Regering wijst twee Regeringscommissarissen aan overeenkomstig het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissarissen en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet.
   Wanneer ze het beroep in artikel 8, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, uitoefenen, informeren de Regeringscommissarissen de Algemene Raad daarover.
   In afwijking van artikel 8bis van hetzelfde decreet wonen ze de vergaderingen van de Algemene Raad, de vergaderingen van de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring alsook de vergaderingen van de in de artikelen 11, 18 en 21 bedoelde Comités.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 106, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 30/1. [1 Wanneer de Algemene Raad of een Comité verzuimd heeft een maatregel te treffen of een bij de wet, het decreet of de reglementen voorgeschreven handeling uit te voeren, kan de Regering hem in gebreke stellen om de maatregel te treffen of de vereiste handeling binnen de door haar bepaalde termijn uit te voeren. Die termijn mag niet kleiner zijn dan acht dagen.
   Wanneer de Algemene Raad of het betrokken Comité de vereiste maatregelen niet getroffen heeft, kan de Regering in zijn plaats treden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 107, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 30/2. [1 De Algemene Raad wijst één Regeringscommissaris aan overeenkomstig artikel 20bis van het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissarissen en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet.
   D e revisor richt minstens één keer per jaar bij het opmaken van de balans, de winst- en verliesrekening of de jaarrekening een verslag over de activa en passiva van het Agentschap alsook over de bedrijfsresultaten aan de Regering, aan de Algemene Raad en aan de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring.
   Hij deelt onverwijld elke nalatigheid, onregelmatigheid of toestand die de solvabiliteit van het Agentschap in gevaar zouden kunnen brengen, aan de Regering, de Algemene Raad en de Raad inzake financiële en budgettaire monitoring mede.
   De uitgaven die voortvloeien uit de aan de revisor toevertrouwde opdrachten zijn ten laste van het Agentschap.
   De revisor kan ter plaatse inzage nemen van de boeken en de boekhoudstukken de briefwisseling, de notulen, de periodieke toestanden en doorgaans van alle geschriften.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-12-03/18, art. 108, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Boek II. [1 - Beroepen en Adviescommissie voor de beroepen]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art.31.Onverminderd de wetgeving op de ziekenhuizen kan een beroep bij de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 worden ingediend tegen een beslissing inzake sociale actie of gezondheid die genomen is en door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 of een andere bevoegde instantie formeel betekend is [3 , met uitzondering van de aangelegenheden bedoeld in Boek IIIter van dit Wetboek]3.
  Het beroep is opschortend, behalve :
  1° als de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 beslist voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 5°, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, om een instelling of een dienst dringend te sluiten als :
  [1 a)]1 een overtreding van de bij of krachtens een decreet bepaalde regels de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de bewoners ernstig in het gedrang brengt;
  [1 b)]1 dringende volksgezondheids- of veiligheidsredenen zulks rechtvaardigen;
  2° als de beslissing wordt gerechtvaardigd door de toepassing van een programmatie.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2018-11-08/13, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.32.Er wordt een Adviescommissie voor de beroepen opgericht voor de vraagstukken inzake sociale actie en gezondheid.
  De Adviescommissie voor de beroepen heeft als opdracht de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 adviezen te verlenen wat betreft de beroepen bedoeld in artikel 31 [2 , met uitzondering van de aangelegenheden bedoeld in Boek IIIter van dit Wetboek]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2018-11-08/13, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Titel II. [1 - Samenstelling]1   ----------   (1)
Art.33.De Adviescommissie voor de beroepen bestaat uit zeven leden onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter.
  De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 benoemt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar en op basis van een oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Adviescommissie voor de beroepen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.34. § 1. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn houder van een diploma van licentiaat, master of doctor in de rechten en hebben een nuttige juridische ervaring van minstens vijf jaar.
  § 2. De andere leden en hun plaatsvervangers zijn bevoegd inzake sociale actie en gezondheid en hebben een nuttige ervaring van minstens vijf jaar wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
  § 3. De regels vastgelegd in het decreet van 15 mei 2003 tot bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen binnen de adviesorganen voor de aangelegenheden waarin het Gewest de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefent, worden nageleefd als de Adviescommissie voor de beroepen wordt samengesteld.

Art.35. De hoedanigheid van lid van de Adviescommissie voor de beroepen is onverenigbaar met :
  1° de hoedanigheid van lid van de vaste commissies;
  2° de hoedanigheid van personeelslid van de Administratie;
  3° de hoedanigheid van personeelslid van een openbare instelling van het Waalse Gewest;
  4° de hoedanigheid van voorzitter, lid van de raad van bestuur, beheerder of personeelslid van een federatie of een samenwerkingsverband voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 5°, § 1, I, 10, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Titel III. [1 - Beroepsprocedure]1   ----------   (1)
Art.36.§ 1. Het beroep tegen een beslissing wordt binnen de maand van de kennisgeving van de omstreden beslissing aan het secretariaat van de Adviescommissie voor de beroepen gericht bij aangetekend schrijven of via elk ander middel waarbij de zending wordt bewezen.
  Het beroep vermeldt :
  1° de naam, voornaam, woonplaats of zetel van de aanvrager;
  2° zijn voorwerp en een uiteenzetting van de feiten en verweermiddelen.
  Het beroep wordt aangevuld met een afschrift van de omstreden beslissing.
  Het secretariaat bevestigt ontvangst van het beroep en legt het voor samen met het administratief dossier aan de Adviescommissie voor de beroepen binnen vijftien dagen die volgen op de ontvangst.
  § 2. Zowel de bevoegde administratie of openbare instelling als de aanvrager worden opgeroepen om gehoord te worden tijdens de vergadering van de Adviescommissie voor de beroepen die het beroep zal onderzoeken.
  De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan. De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd.
  § 3. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan pas een beslissing nemen op het beroep na ontvangst van het advies van de Adviescommissie voor de beroepen tenzij de termijn waarbinnen het advies moest worden gegeven, is verstreken. In dit geval wordt aan de adviesvereiste binnen de voorgeschreven termijn voorbijgegaan.
  De Adviescommissie voor de beroepen brengt haar gemotiveerd advies uit aan de bevoegde Administratie of openbare instelling.
  Het gemotiveerd advies van de Adviescommissie voor de beroepen wordt ter kennis gebracht van de verzoekende partij binnen vijftien dagen na het uitbrengen van het advies.
  De bevoegde Administratie of openbare instelling bezorgt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 een beslissingsvoorstel binnen dertig dagen na de overhandiging van het advies van de Adviescommissie voor de beroepen of, bij gebrek aan advies, binnen vijfenveertig dagen na het verstrijken van de termijn.
  De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 spreekt zich over het beroep uit binnen een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel tot beslissing.
  De Minister deelt de beslissing van de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 mee aan de persoon die het beroep heeft ingediend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.37. Enkel de voorzitter, de ondervoorzitter, de overige leden of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd.
  De commissie kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als ten minste de voorzitter of de ondervoorzitter en drie leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn.
  Bij de stemming worden onthoudingen niet in aanmerking genomen voor het bereiken van de vereiste meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art.38. De Adviescommissie voor de beroepen kan, desgevallend, bij dringendheid, het advies van de vaste commissies vragen om haar te helpen haar eigen advies voor te bereiden.

Art.39. De Adviescommissie voor de beroepen krijgt van de administratie of openbare instellingen alle informatie die ze meent nodig te hebben voor het uitbrengen van haar advies.

Art.40. Naast de vergoedingen voor verplaatsingskosten bedoel in artikel 3, 16°, bepaalt de Regering de aard en het bedrag van de bezoldigingen die aan de leden worden toegekend.

TITEL IV. [1 - Secretariaat]1   ----------   (1)
Art.41.Het secretariaat [1 ...]1 de Adviescommissie voor de beroepen wordt door de diensten van de Regering waargenomen.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 112, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.42.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 111, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Boek III. [1 - Klachten]1   ----------   (1)
Art.43.§ 1. Elke belanghebbende kan aan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1, de Administratie, de openbare instelling of de burgemeester een klacht richten met betrekking tot de werking van een dienst of een instelling inzake sociale actie of gezondheid.
  Elke klacht is het voorwerp van een bericht van ontvangst dat binnen de acht dagen wordt verstuurd.
  § 2. De burgemeester, Administratie of openbare instelling die een klacht ontvangen, brengen onverwijld de volgende instanties op de hoogte :
  1° de Regering [1 of haar afgevaardigde]1;
  2° de dienst of instelling waarop die klacht betrekking heeft.
  § 3. Indien bemiddeling mogelijk is, kan de burgemeester [3 of diens afgevaardigde]3 als verzoenende partij optreden en aanbevelingen uiten die hem van die aard lijken dat ze een oplossing kunnen inhouden voor de werkingsmoeilijkheden.
  § 4. De burgemeester, de Administratie of de openbare instelling richten een verslag over de inlichtingen die ze hebben kunnen inwinnen aan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1.
  De betrokken dienst of instelling licht de burgemeester, de Administratie of de openbare instelling onverwijld in over het gevolg dat aan de klacht gegeven is.
  De Regering [1 of haar afgevaardigde]1, de Administratie of de openbare instelling licht de klager en de dienst of instelling in over het gevolg dat aan de klacht gegeven is.
  § 5. Jaarlijks, vóór 30 april, maakt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 [2 voor de aangelegenheden die hen betreffen, aan [4 de Algemene Raad]4]2 de dossiers over betreffende de klachten van het vorige kalenderjaar volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2015-12-03/18, art. 113, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<DWG 2023-10-12/14, art. 51, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Boek IIIbis. [1 - Bepalingen betreffende de adviesverlenende functie in het kader van het beleid van de sociale actie en gezondheid]1   ----------   (1)
Art. 43/1.[1 § 1. De "Conseil [2 économique, social et environnemental]2 de Wallonie", hierna "[2 CESW Wallonie]2" genoemd, brengt op eigen initiatief of op verzoek van de Regering adviezen over alle ontwerpen van decreten van de Regering betreffende de in artikel 2/2 bedoelde aangelegenheden uit binnen een termijn van vijfendertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de adviesaanvraag. [2 Het advies van de "CESE Wallonie" wordt tegelijkertijd met dat van de Algemene Raad ingewonnen.]2
   Deze adviezen worden aan [2 de Algemene Raad]2 meegedeeld binnen een termijn van vijfendertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de adviesaanvraag.
   Bij gebrek aan advies binnen de in het tweede lid bedoelde termijnen wordt het geacht gunstig te zijn.".
   § 2. De "[2 CESW Wallonie]2" is belast met de adviesverlenende functie in de zin van artikel 2/1, § 2, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor het beleid van sociale actie.
   In het kader van die adviesverlenende opdracht verenigt de "[2 CESW Wallonie]2" bij zijn interne Commissie inzake sociale actie en sociale integratie gemeenschappelijke diensten en gezondheidsdiensten, een afdeling "Sociale Actie", bestaande uit tien leden afkomstig van de volgende instellingen of organisaties :
   de "Union des villes et des communes de Wallonie" en de Federatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   2° het "Réseau wallon de lutte contre la pauvreté" (Netwerk armoedebestrijding in Wallonië);
   3° de actieve organisaties inzake opvang en huisvesting;
   4° het erkende referentiecentrum of de erkende diensten voor schuldbemiddeling of het Waarnemingscentrum voor Krediet en Schuldenlast;
   5° de zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen;
   6° de actieve organisaties inzake sociale integratie;
   7° de centra van sociale diensten.".
   Deze leden hebben zitting met stemrecht.
   § 3. De "[2 CESW Wallonie]2" is belast met de adviesverlenende functie in de zin van artikel 2/1, § 1, van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie voor het beleid tot integratie van vreemdelingen en personen van buitenlandse herkomst.
   In het kader van die adviesverlenende opdracht verenigt de "[2 CESW Wallonie]2" bij zijn interne Commissie inzake sociale actie en sociale integratie gemeenschappelijke diensten en gezondheidsdiensten, een afdeling "Integratie van vreemdelingen en personen van buitenlandse herkomst", bestaande uit tien leden afkomstig van de volgende instellingen of organisaties
   1° de "Union des villes et des communes de Wallonie" en de Federatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   2° de actieve organisaties inzake de integratie van de vreemdelingen en personen van buitenlandse herkomst;
   3° de gewestelijke integratiecentra.
   Deze leden hebben zitting met stemrecht.
   § 4. De samenstelling van de in de § § 2 en 3 bedoelde afdelingen schommelt naar gelang van de behandelde onderwerpen en wordt door de "[2 CESW Wallonie]2" gekozen om een aangepaste representativiteit van de betrokken sectoren volgens de thematiek te waarborgen.
   De "[2 CESW Wallonie]2" verzoekt de overheden, de verenigingen of de binnen de afdelingen vertegenwoordigde instellingen om hem de kandidaturen voor te leggen die volgens hen representatief zijn.
   § 5. De "[2 CESW Wallonie]2" stelt in de gevallen bedoeld in de §§ 2 en 3 de werkingsregels in een huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Regeringen voor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-02-16/36, art. 13, 031; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
  (2)<DWG 2023-10-12/14, art. 52, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Boek IIIter. [1 Opdrachten van de Waalse verzekeringsinstellingen]1   ----------   (1)
Art. 43/2.[1 In de zin van dit Boek en van zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:
   1° wet van 6 augustus 1990: de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
   2° wet van 14 juli 1994: de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
   3° wet van 8 december 1992 : de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
   4° bepalingen inzake Europees vrij verkeer: Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, Verordening (EG) Nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) n r. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
   5° verzekeringsinstelling: een landsbond van ziekenfondsen, zoals bepaald in artikel 6 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail;
   6° Waalse verzekeringsinstellingen: de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bepaald in artikel 43bis van de wet van 6 augustus 1990, met uitzondering van § 5 ervan, die door de Regering erkend worden om tussenbeide te komen in de Waalse verzekering sociale bescherming, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail, zoals gemachtigd om overeenkomstig artikel 43/3 opdrachten voor het Gewest uit te oefenen;
   7° Waalse verzekering sociale bescherming: de dekking in de kosten van de prestaties en tussenkomsten bedoeld in artikel 43/7 voor de aangelegenheden inzake gezondheid en personenzorg zoals, met name, bedoeld in artikel 3, 6° en 7°, van het bijzonder decreet van het Waalse Gewest van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
   8° Waalse verzekerden: de personen bedoeld in artikel 32 van de wet van 14 juli 1994 en woonachtig, in voorkomend geval via een referentieadres in de zin van artikel 20, § 3, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, op het grondgebied van het Franse taalgebied, en dit, onverminderd de toepasselijke bepalingen inzake Europees vrij verkeer en de bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid;
   9° Waalse rechthebbende: elke persoon die in aanmerking komt voor de tussenkomsten en zorgprestaties verstrekt in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming, en dit, onverminderd de bepalingen inzake Europees vrij verkeer en de bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid die van toepassing zijn;
   10° overeenkomst: een akkoord waarin de financiële en administratieve verhoudingen tussen de zorg-en hulpverleners en de Waalse rechthebbenden van de Waalse verzekering sociale bescherming alsook de verhoudingen tussen die inrichtingen, diensten, instellingen of dienstverleners, het Agentschap en de Waalse verzekeringsinstellingen worden bepaald;
   11° revalidatieovereenkomst: een akkoord gesloten met een inrichting voor functionele revalidatie of met een gecoördineerd multidisciplinair verzorgingscentrum;
   12° zorgattest: het, in voorkomend geval gedematerialiseerd, reglementair document dat de verrichte prestaties en de bedragen die door de Waalse rechthebbend betaald worden aan de zorg- en hulpverlener, bevat;
   13° remgeld: het bedrag van de kosten van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten die ten laste blijven van de Waalse rechthebbende na de tussenkomst van de Waalse verzekering sociale bescherming;
   14° derdebetalersregeling: de betalingswijze waarmee de zorg- en hulpverlener de betaling van de in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming verschuldigde tussenkomst rechtstreeks ontvangt van de Waalse verzekeringsinstelling waarbij de Waalse rechthebbende, die in aanmerking is gekomen voor de verzorging, aangesloten of ingeschreven is;
   15° [3 beheerskosten: de personeel- en werkingskosten bestemd voor de uitbetaling van de in de artikelen 43/7 en 43/8 bedoelde prestaties en tussenkomsten en alle kosten gebonden aan de uitvoering van de opdrachten die bij dit Wetboek aan de Waalse verzekeringsinstellingen worden toevertrouwd.]3
   16° zorg- en hulpverlener: inrichtingen, instellingen en dienstverleners die prestaties en tussenkomsten verstrekken in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming.
  [2 17° een overeenkomst voor palliatieve verzorging: een overeenkomst opgemaakt met multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging die de in artikel 491/28 bedoelde opdrachten vervullen.]2
   Bij gebrek aan specifieke begripsomschrijving voorzien in dit Boek of in de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen zoals in aanmerking genomen door de federale regelgeving.
   Onverminderd de bepalingen van dit Boek en van de uitvoeringsbesluiten ervan dienen, in de zin van dit Boek en van de uitvoeringsbesluiten ervan, in de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, I en II van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals beperkt bij artikel 3, 6° en 7°, van het bijzonder decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap, de wettelijke en reglementaire bepalingen respectievelijk te worden gelezen als volgt:
   1° de Waalse verzekering sociale bescherming voor de gezondheidszorgverzekering;
   2° het Waals Gewest voor de Staat;
   3° de Waalse Regering voor de Koning en voor de federale Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;
   4° het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen) voor het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   5° het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" voor de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   6° het branchecomité bedoeld in artikel 10, eerste lid, 17, eerste lid, of 20, eerste lid, van dit Wetboek, zoals bepaald bij besluit van de Regering, voor het Comité van de gezondheidszorgverzekering van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   7° de Commissie bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 23 en 24, van dit Wetboek, zoals vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering, voor de Overeenkomstencommissie;
   8° de Algemene Raad van het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" voor de Algemene Raad van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   9° het Comité voor budgettair en financieel toezicht van het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" voor de Commissie van begrotingscontrole van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   10° de bevoegde Dienst of het bevoegde orgaan aangewezen door de Regering binnen het "Agence wallonne de la Santé, de la Protection sociale, du Handicap et des Familles" voor de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, de Dienst voor administratieve controle, de Dienst voor geneeskundige verzorging, het Algemeen Beheerscomité, het Nationaal college van adviserend geneesheren en de lokale colleges ingesteld binnen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   11° de technische Commissie bedoeld in artikel 23, § 4, van dit Wetboek voor de Technische raad voor rolstoelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 5, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DWG 2019-05-02/85, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>
  (3)<DWG 2021-07-15/48, art. 41, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/3. [1 § 1. Overeenkomstig de zesde Staatshervorming worden de volgende instellingen als Waalse verzekeringsinstellingen aangewezen:
   1° de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand, mits erkenning met inachtneming van de in § 2 bedoelde voorwaarden;
   2° de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, mits de instemming bedoeld in § 3;
   3° de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail, mits de instemming bedoeld in § 3.
   § 2. De Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand vervullen de volgende cumulatieve voorwaarden:
   1° de vorm hebben van een maatschappij van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikel 43bis van de wet van 6 augustus 1990, met uitzondering van § 5 ervan;
   2° over het personeel beschikken dat aangesteld is om de opdrachten bedoeld in de artikelen 43/7 en 43/8 te vervullen;
   3° in haar statuten vermelden dat de maatschappij van onderlinge bijstand opgericht is om de opdrachten bedoeld in de artikelen 43/7 en 43/8 te vervullen, met uitzondering van elke gelijksoortige activiteit voor een andere gemeenschap;
   4° een afzonderlijke boekhouding betreffende de uitoefening van de in de artikelen 43/7 en 43/8 bedoelde opdrachten invoeren;
   5° onverminderd de door de Regering voorziene bepalingen, voldoen aan de boekhoudkundige en financiële eisen bedoeld in de artikelen 29 tot en met 37 van de wet van 6 augustus 1990;
   6° toezicht houden op de conformiteit van de prestaties en tussenkomsten bedoeld in de artikelen 43/7 en 43/8, met name via de door de Regering aangewezen artsen;
   7° verslag uitbrengen over de evolutie van de uitgaven betreffende de opdrachten bedoeld in de artikelen 43/7 en 43/8;
   8° de veiligheid van de gegevens waarborgen.
   De Regering kan de voorwaarden waarvan sprake in het eerste lid nader bepalen en uitbreiden. Ze kan de voorwaarden bepalen waarin van punt 3° kan worden afgeweken.
   De Regering erkent de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand als Waalse verzekeringsinstellingen voor een onbepaalde duur. De Regering kan hun erkenning beëindigen volgens de door haar bepaalde modaliteiten en voorwaarden.
   De Regering bepaalt de procedure die gevolgd moet worden met het oog op de erkenning en de beëindiging van de erkenning van de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand.
   § 3. De Regering sluit een overeenkomst met de federale overheid, waarbij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail opdrachten voor het Gewest kunnen uitoefenen. Die overeenkomst leeft minstens de volgende eisen na:
   a) de eisen bepaald in artikel 43/3, § 2, met uitzondering van de punten 1°, 3° en 5°, en van de uitvoeringsbesluiten ervan;
   b) de eisen betreffende de bestemming van het overschot van de beheerskosten en van de overmaking van het document tot vaststelling van de werkingskosten aan het Agentschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 6, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/4. [1 Onverminderd de controle uitgeoefend door de in artikel 43/5 bedoelde Controledienst voor de ziekenfondsen oefent het Agentschap controle uit op de Waalse verzekeringsinstellingen wat betreft het geheel van hun verplichtingen bedoeld in dit Boek en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de erkenningsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 43/3, § 2, en in de uitvoeringsbesluiten ervan.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de in het eerste lid bedoelde controle die door het Agentschap wordt uitgeoefend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 7, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/5. [1 § 1. De Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bedoeld in artikel 49, § 1, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990, oefent controle uit op de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand overeenkomstig de wet van 6 augustus 1990 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
   § 2. De Regering sluit een overeenkomst met de federale overheid om te zorgen voor de controle op de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand door de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Deze overeenkomst regelt met name de modaliteiten van de controle van bovenvermelde Dienst op de Waalse verzekeringsinstellingen en de financiering van die controle.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 8, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/6. [1 In het kader van de Waalse verzekering Waalse bescherming zijn de Waalse verzekerden van rechtswege:
   - aangesloten bij de Waalse gewestelijke maatschappij van onderlinge bijstand die lid is van dezelfde landsbond van ziekenfondsen dan de landsbond die, wat hen betreft, tussenbeide komt in het kader van de verplichte verzekering zoals bedoelde in de wet van 14 juli 1994, waarop ze zijn aangesloten;
   - ingeschreven bij de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering wanneer ze erbij ingeschreven zijn om in aanmerking te komen voor de prestaties beoogd bij de in de wet van 14 juli 1994 bedoelde verplichte verzekering;
   - ingeschreven bij de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail wanneer ze erbij ingeschreven zijn om in aanmerking te komen voor de prestaties beoogd bij de in de wet van 14 juli 1994 bedoelde verplichte verzekering.
   Na overleg met de Waalse verzekeringsinstellingen kan de Regering voorzien in de specifieke gevallen waarvoor de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering geheel of gedeeltelijk de plaats inneemt van sommige Waalse verzekeringsinstellingen voor alle of sommige prestaties en tussenkomsten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 9, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/7.[1 In het kader van de paritaire opdrachten, zoals bedoeld in artikel 28/2, § 2, tweede lid, komen de Waalse verzekeringsinstellingen tussenbeide in de kosten van de volgende prestaties en tussenkomsten:
   1° de mobiliteitstegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 28, § 8, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
   2° de verblijfkosten bedoeld in artikel 3 van het decreet van 9 maart 2017 betreffende de verblijfkosten en de financiering van sommige apparaten van de zware medisch-technische diensten in ziekenhuizen;
   3° de verzorging vereist door de "long term care-revalidatie", die bedoeld is in de in artikel 43/11, eerste lid, 11°, vermelde revalidatie-overeenkomsten gesloten met een revalidatie-inrichting;
   4° de prestaties verstrekt door rust- en verzorgingstehuizen, dagverzorgingscentra, rusthuizen voor bejaarden of diensten voor kortstondig verblijf, erkend krachtens Boek V;
   5° de prestaties verricht door geïntegreerde diensten voor thuisverzorging alsook de financiering voorzien in artikel 36terdecies van de wet van 14 juli 1994, zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 15 december 2009 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiering toekent aan de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;
   6° het verblijf in initiatief inzake beschermd wonen en de huisvesting in psychiatrische verzorgingstehuizen erkend krachtens Boek VI;
   7° het overleg rond de psychiatrische patiënt aan huis, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 2012 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité met toepassing van artikel 56, § 2, eerste lid, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, overeenkomsten kan sluiten voor de financiering van de deelneming aan een overleg rond de psychiatrische patiënt, de organisatie en de coördinatie van dit overleg en de functie van de referentiepersoon;
   8° [3 8° de palliatieve zorg verstrekt door een multidisciplinaire begeleidingsequipe, zoals bedoeld bij de in artikel 43/2, eerste lid, 11°, bedoelde revalidatie-overeenkomsten gesloten met een gecoördineerd multidisciplinair verzorgingscentrum;]3
   9° de tussenkomst in de hulp bij tabaksontwenning bedoeld in het koninklijk besluit van 31 augustus 2009 inzake de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de hulp bij tabaksontwenning.]1
  [2 11° de huurprijs van de kamer voor de bewoners bedoeld in artikel 410/2.]2
  [4 12° de tussenkomst in de kosten van vaccins tegen luchtweginfecties in het kader van een epidemie voor de volgende categorieën personen:
   a) bejaarden die inrichtingen voor bejaarde personen bezoeken die een senioren die een werkingsvergunning van het Agentschap hebben gekregen;
   b) gehandicapte volwassenen die worden opgenomen of ondergebracht in collectieve structuren die door het Agentschap zijn goedgekeurd in overeenstemming met de huidige medische aanbevelingen;
   c) personen die worden opgenomen of ondergebracht in niet-erkende huisvestingsstructuren;
   d) de bewoners van psychiatrische verzorgingstehuizen die door het Agentschap zijn erkend;
   e) de bewoners van beschermde huisvestingsinitiatieven die door het Agentschap zijn erkend.]4
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 10, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-05-02/85, art. 5, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>
  (4)<DWG 2020-10-15/11, art. 48, 051; Inwerkingtreding : 15-09-2020>

Art. 43/8. [1 De door de Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand georganiseerde aanvullende opdrachten op artikel 43/7 die in een geest van vooruitziendheid, wederzijdse bijstand en solidariteit als doel hebben het fysiek, psychologisch en sociaal welzijn van de Waalse verzekerden te bevorderen, kunnen door de Regering erkend worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 11, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/9. [1 De Waalse verzekering sociale bescherming komt niet tussenbeide in de prestaties verricht:
   1° voor esthetische doeleinden, behalve onder de door de Regering bepaalde voorwaarden;
   2° in het kader van het wetenschappelijk onderzoek, met uitzondering van de prestaties die voldoen aan de klinische aanbevelingen die in het algemeen toegelaten worden, of aan de wetenschappelijke consensus.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 12, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/10. [1 In de gevallen en volgens de door de Regering bepaalde voorwaarden kunnen de Waalse verzekeringsinstellingen bijdragen innen ten laste van de Waalse verzekerden die de bijdragen moeten betalen ten einde de in de artikelen 43/7 en 43/8 bedoelde opdrachten uit te oefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 13, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/11.[1 § 1. De Regering bepaalt de modaliteiten van de financiering van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten, met inbegrip van de vaststelling van hun nomenclatuur.
   § 2. Het Agentschap betaalt de Waalse verzekeringsinstellingen de financiële middelen uit die bestemd zijn voor de uitoefening van de in artikel 28/2, § 2, tweede lid, bedoelde paritaire opdrachten, die bestaan in de financiering:
   1° van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten;
   2° van hun beheerskosten.
   § 3. [7 Om de in artikel 43/7 bedoelde opdrachten te vervullen, stort het Agentschap op de eerste werkdag van elk kwartaal een voorschot aan de Waalse verzekeringsinstellingen, dat gelijk is aan één vierde van de jaarlijkse uitgaven vermeld in de begroting vastgesteld door het Agentschap om de in hetzelfde artikel bedoelde prestaties en tussenkomsten te dekken.
   Op de eerste dag van het vierde kwartaal betaalt het Agentschap aan de Waalse verzekeringsinstellingen een bedrag dat door het Agentschap wordt vastgesteld aan de hand van de door de Regering vastgestelde criteria en waarvan het bedrag ligt tussen het bedrag dat in elk van de voorgaande kwartalen van het jaar is gestort en een bedrag dat overeenstemt met een nauwkeuriger raming van de werkelijke uitgaven die met dit voorschot moeten worden gedekt. De betaling van dit vierde voorschot doet geen afbreuk aan de aanvullende voorschotten bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf.
   De Regering bepaalt de berekening van de voorschotten, de verdeling ervan over de Waalse verzekeringsinstellingen alsook de opstelling van de voorlopige en definitieve rekeningen die recht kunnen geven op regularisatie. Ze stelt de criteria vast voor het bepalen van het bedrag van het voorschot voor het vierde kwartaal. Dit voorschot mag niet meer bedragen dan een vierde van de jaarlijkse uitgaven opgenomen in de door het Agentschap opgestelde begroting ter dekking van de in dat artikel bedoelde prestaties en tussenkomsten.
   Indien een verzekeringsinstelling niet over de nodige liquiditeiten beschikt om zijn in artikel 43/7 omschreven taken uit te voeren, kan hij het Agentschap om een aanvullend voorschot naast het in lid 1 bedoelde voorschot verzoeken. Het Agentschap kan dit voorschot toekennen en stelt het College voor financiële en budgettaire monitoring daarvan binnen vijf werkdagen in kennis.]7
   § 4. Het Agentschap stort de beheerskosten aan de Waalse verzekeringsinstellingen.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van berekening van deze beheerskosten, hun verdeling en de uitbetalingsmodaliteiten rekening houdende, in voorkomend geval, met het in artikel 43/13, 1°, bedoelde responsabiliseringssysteem.
   § 5. De in § 1 bedoelde nomenclatuur heeft betrekking op het geheel van de prestaties van de Waalse verzekering sociale bescherming.
   Deze nomenclatuur somt de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten op, stelt er de waarde van en bepaalt, met name, de toepassingsregels ervan alsook de zorg- en hulpverleners die gemachtigd zijn om ze te factureren. In voorkomend geval kunnen verschillende tarieven toegepast worden voor eenzelfde prestatie of tussenkomst naargelang de zorg- en hulpverlener al dan niet voldoet aan bijkomende voorwaarden zoals voorzien in de nomenclatuur of in de berekening van vaststelling van de prijs.
   De tarieven van de nomenclatuur vormen voor alle zorg- en hulpverleners de maximale bedragen die geëist kunnen worden voor de dekking van de verstrekte prestaties en tussenkomsten.
   De Regering kan voorzien in regels betreffende de facturering van supplementen en hetgeen ze dekken, met dien verstande dat de supplementen betrekking hebben op andere dan de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten.
   De Regering kan die nomenclatuur wijzigen:
   1° op basis van het voorstel geopperd op eigen initiatief, wat hen betreft, door de technische Commissie bedoeld in artikel 23, § 4, of de Commissies bedoeld in de artikelen 2, 13, 14, 15, 23 en 24, van dit Wetboek, onderworpen, in voorkomend geval, aan het bevoegde branchecomité bedoeld in de artikelen 11, 18 en 21;
   2° op basis van een voorstel van de Minister bevoegd voor Gezondheid, onderworpen aan de Commissie en/of aan het bevoegde branchecomité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 14, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<DWG 2019-12-19/37, art. 48, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 185, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<DWG 2019-12-19/37, art. 50, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  <DWG 2019-12-19/38, art. 187, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (4)<DWG 2020-12-17/52, art. 201, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (5)<DWG 2020-12-17/52, art. 203, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (6) geen nederlandse versie
  (6)<DWG 2022-12-21/67, art. 203, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (7)<DWG 2023-12-13/13, art. 184, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 43/12. [1 Er wordt binnen het Agentschap een "Fonds de financement des organismes assureurs wallons" (Fonds voor de financiering van de Waalse verzekeringsinstellingen) opgericht dat een begrotingsfonds vormt overeenkomstig artikel 4 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden.
   Onverminderd artikel 43/13, 2°, worden de ontvangsten voortvloeiend uit de terugbetaling van overschotten van stortingen aan de Waalse verzekeringsinstellingen voor het in het eerste lid bedoelde Fonds bestemd.
   Op de kredieten betreffende het in het eerste lid bedoelde Fonds worden enkel de uitgaven betreffende de opdrachten bedoeld in artikel 43/7 geboekt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 15, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/13. [1 De Regering:
   1° bepaalt de modaliteiten van het responsabiliseringssysteem van de Waalse verzekeringsinstellingen wat betreft de in artikel 43/11, § 2, bedoelde kosten;
   2° stelt de voorwaarden en modaliteiten vast volgens welke de Waalse verzekeringsinstellingen één of meer reserves volgens de bedoelde aangelegenheden vormen;
   3° bepaalt de modaliteiten betreffende de indiening van een remgeld;
   4° bepaalt en wijzigt de derdebetalersregeling;
   5° kan contracten sluiten met administraties en openbare instellingen die in de Waalse verzekering sociale bescherming tussenkomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 16, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/14. [1 De Regering activeert, in voorkomend geval, geheel en gedeeltelijk en mits de vereiste aanpassingen, het systeem van het te factureren maximaal bedrag bedoeld in Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet van 14 juli 1994. Ze bepaalt er de modaliteiten van.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 17, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/15. [1 § 1. De zorg- en hulpverleners wier prestaties en tussenkomsten bedoeld in artikel 43/7 aanleiding geven tot een tegemoetkoming van de Waalse verzekering sociale bescherming bezorgen de Waalse rechthebbende of, in het kader van de derdebetalersregeling, de Waalse verzekeringsinstellingen een hulpùen zorgattest.
   De Waalse verzekeringsinstellingen kennen geen terugbetaling toe indien het hulp- en zorgattest hen niet wordt overgemaakt. Ze stellen een papieren afschrift of een gedematerialiseerd afschrift van deze attesten ter beschikking van het Agentschap.
   § 2. Binnen de perken bepaald in de overeenkomsten zoals bedoeld in artikel 43/2, eerste lid, 11° en 12°, kunnen de zorg- en hulpverleners voorschotten innen voor de te verrichten of te verstrekken prestaties. In alle gevallen geven de overeenkomstig het eerste lid geïnde voorschotten aanleiding tot de aflevering van een ontvangstbewijs aan de Waalse rechthebbende.
   § 3. De zorg- en hulpverleners alsook de personen die prestaties verrichten die - minstens voor één onder hen - aanleiding geven tot de tegemoetkoming van de Waalse verzekering sociale bescherming, zijn gehouden een bewijsstuk van de prestaties over te maken aan de rechthebbende wanneer :
   1° andere bedragen dan die gebonden aan de tegemoetkoming van de Waalse verzekering sociale bescherming aangerekend worden;
   2° het zorgattest op gedematerialiseerde wijze overgemaakt wordt aan de Waalse verzekeringsinstelling van de Waalse rechthebbende.
   § 4. De Waalse verzekeringsinstellingen richten jaarlijks een overzicht van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten aan de Waalse rechthebbenden; dit overzicht heeft minstens betrekking op de in het kader van de derdebetalingsregeling toegekende prestaties en tussenkomsten.
   § 5. De Regering bepaalt de modaliteiten van toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 18, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/16. [1 § 1. De voorwaarden voor de facturering van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten worden ondergeschikt gemaakt aan het sluiten van een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 43/2, eerste lid, 11° en 12°, die door de Regering goedgekeurd wordt.
   Het eerste lid betreft de door de Regering opgesomde prestaties en tussenkomsten niet.
   § 2. Voor elke prestatie en tussenkomst bedoeld in artikel 43/7 bepaalt de Regering, in voorkomend geval, de bevoegde Commissie die bedoeld is:
   1° in artikel 10 van dit Wetboek voor de branche "Welzijn en Gezondheid";
   2° in de artikelen 23 en 24 van dit Wetboek voor de gemeentelijke overeenkomsten met meerdere branches.
   § 3. De Regering bepaalt de periodiciteit van de facturering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 19, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/17. [1 § 1. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming stemt op elk ogenblik overeen met de reglementering inzake privé-leven en bescherming van gegevens, met inbegrip van:
   1° Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;
   2° de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
   § 2. De Waalse verzekeringsinstellingen verzamelen en verwerken de persoonsgegevens en wisselen ze onder elkaar uit met het oog op de bescherming van het privéleven van de Waalse rechthebbenden, en dit, overeenkomstig:
   1° artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 december 1992;
   2° artikel 7, § 2, c) van de wet van 8 december 1992 indien het om gegevens betreffende de gezondheid betreft.
   De Waalse verzekeringsinstellingen beperken de verzameling en de verwerking van deze gegevens tot wat nodig is in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming.
   § 3. Overeenkomstig artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 vragen het Agentschap en de Waalse verzekeringsinstellingen de nodige vergunningen voor de toegang tot de persoonlijke gegevens en de verwerking ervan uit bronnen van externe gegevens.
   § 4. De Regering bepaalt de maximale bewaringsduur van de in § 1 bedoelde gegevens.
   § 5. De gegevens betreffende de Waalse verzekering sociale bescherming worden op gedematerialiseerde wijze op de datum en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering uitgewisseld.
   De wederzijdse en onvoorwaardelijke verplichting tot uitwisseling van de integraliteit van de beschikbare gegevens via het plateform eHealth wordt geregeld bij een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de bevoegde deelgemeenschappen.
   § 6. De in artikel 43/3, § 1, 1°, bedoelde Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand sluiten zich aan bij het Kruispuntbank van de sociale zekerheid als instellingen van sociale zekerheid in de zin van artikel 2, eerste ld, 2°, b), van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
   § 7. De mededelingen van gegevens tussen de Waalse verzekeringsinstellingen en de zorg- en hulpverleners worden van een omkadering voorzien door een geschikte dienstenintegrator en de technische en administratieve bescherming van deze gegevensstromen wordt gecontroleerd door een onafhankelijk toezichtcomité.
   De Regering wijst de geschikte dienstenintegrator en het toezichtcomité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 20, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/18. [1 De artikelen 7, 8 en 163bis van de wet van 14 juli 1994 zijn van toepassing op het Agentschap alsook op de Waalse verzekeringsinstellingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 21, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/19. [1 In alle gevallen waarin dit Boek alsook de uitvoeringsbesluiten ervan en verordeningen voorzien dat papieren documenten worden gezonden of betalingen worden verricht aan het hoofdverblijf, wordt gebruik gemaakt van de informatie betreffende het hoofdverblijf bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
   Van de verplichting bedoeld in het eerste lid kan nochtans afgeweken worden op schriftelijk verzoek van de betrokkene.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 22, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/20. [1 § 1. Degene die ten gevolge van een vergissing of fraude ten onrechte uitkeringen van de Waalse sociale zekerheid heeft ontvangen, is verplicht de waarde ervan terug te betalen aan de Waalse verzekeringsinstelling die ze heeft betaald.
   De in het eerste lid bedoelde toepassingsmodaliteiten worden door de Regering bepaald.
   § 2. Alle terugvorderingen van betaling verricht overeenkomstig § 1 komen in aanmerking voor het voorrecht bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 23, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/21. [1 § 1. Wanneer de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen of de Algemene Raad van het Agentschap vaststelt dat een Waalse maatschappij van onderlinge bijstand haar verplichtingen uit hoofde van respectievelijk de wet van 6 augustus 1990 of boek IIIter van het decreetgevend Wetboek niet nakomt, kan hij, bij met redenen omklede beslissing, naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, beslissen om één of meerdere van de volgende maatregelen te nemen:
   1° het beëindigen van de vastgestelde laakbare gedragingen en de regularisatie van de toestand binnen een door haar vastgestelde termijn eisen;
   2° een administratieve boete bedoeld respectievelijk in § 2 of 3 uitspreken;
   3° overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 61 van de wet van 6 augustus 1990 een bijzonder commissaris benoemen, wiens bezoldiging vastgesteld wordt door de Controledienst voor de ziekenfondsen of het Agentschap en ten laste is van de Waalse maatschappij van onderlinge bijstand.
   De Algemene Raad van het Agentschap kan beslissen om dezelfde maatregelen ten opzichte van de andere Waalse verzekeringsinstellingen te nemen wanneer ze de verplichtingen die ze hebben overeenkomstig en in uitvoering van Boek IIIter van het decreetgevend Wetboek en het met de Regering gesloten contract niet naleven.
   § 2. De Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen spreekt de administratieve sancties bedoeld in de artikelen 60, eerste lid, 1°, 60bis, leden 5, 3°, 4°, 6° et 7°, en 6, 3° en 60ter, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 uit ten opzichte van de Waalse maatschappijen van onderlinge bijstand.
   § 3. De Algemene Raad van het Agentschap spreekt ten opzichte van de Waalse verzekeringsinstellingen de volgende administratieve sancties uit:
   1° de administratieve sanctie bedoeld in artikel 60ter, 2, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990;
   2° een boete van 625 tot 1250 euro wanneer de Waalse verzekeringsinstelling de in artikel 43/4 van dit Wetboek bedoelde controle belemmert;
   3° een boete van 125 tot 250 euro wanneer de gegevens met de authentieke bron niet overeenstemmen of de informatie niet bevatten die nodig is voor de volledige identificatie van de prestaties en van de zorg- en hulpverleners die ze hebben verricht, en, dit telkens als het Agentschap daarom verzoekt;
   4° een boete van 625 tot 1250 euro wanneer de Waalse verzekeringsinstelling de boekhouddocumenten bedoeld in de artikelen 10/5, § 2, 10/9 van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid niet binnen de voorgeschreven termijnen overmaakt;
   5° een boete van 625 tot 1250 euro wanneer de Waalse verzekeringsinstelling ondanks een schriftelijke waarschuwing de vastgestelde tekortkomingen betreffende het beheer van de dossiers binnen een termijn van twaalf maanden niet oplost;
   6° een boete van 31,75 tot 62,50 euro of van 62,50 tot 125 euro wanneer de Waalse verzekeringsinstelling de verjaring niet geschorst heeft voor de terugvordering van de onverschuldigde betalingen van respectievelijk 151 euro of meer dan 1250 euro;
   7° een boete van 15 tot 250 euro per geval van niet-inschrijving wanneer de Waalse verzekeringsinstelling binnen een termijn van twee maanden niet bewezen heeft dat het bedrag van het onverschuldigde bedrag of van de boete niet ten laste is gelegd van de bestuurkosten;
   8° een boete van 62,50 tot 125 euro per bedrag wanneer de Waalse verzekeringsinstelling bedragen op de lijst van de daadwerkelijk teruggevorderde bedragen opgenomen heeft, die daar niet op moeten staan;
   9° een boete van 125 euro per Waalse rechthebbende of per zorgverlener wanneer de Waalse verzekeringsinstelling door schuld, vergissing of nalatigheid aan een Waalse verzekerde zorg- en hulpverlener onverschuldigde of te hoge uitkeringen heeft betaald of voldoende bijdragen heeft ontvangen;
   10° een boete van 62,50 tot 125 euro per verzekerde of geval van onjuiste toekenning of handhaving wanneer de Waalse verzekeringsinstelling binnen een termijn van zes maanden niet bewezen heeft dat het lidmaatschap of de inschrijving van een verzekerde in een onjuiste hoedanigheid geregulariseerd is;
   11° een boete van 62.50 tot 125 euro per verzekerde of zorgverlener wanneer de Waalse verzekeringsinstelling door schuld, vergissing of nalatigheid heeft nagelaten een uitkering van de Waalse verzekering sociale bescherming te betalen of een kleiner bedrag dan het onverschuldigd bedrag heeft betaald;
   12° een boete van 625 tot 1250 euro wanneer de Waalse verzekerde de in het Kruispuntbank van de sociale zekerheid op te nemen gegevens niet overgemaakt heeft, en dit, telkens als het Agentschap daarom verzoekt.
   De Algemene Raad kan beslissen:
   1° om een boete van een bedrag kleiner dan minstens 50 % van het voorziene bedrag op te leggen indien er verzachtende omstandigheden bestaan;
   2° de uitvoering van de betaling van de boete uit te stellen indien geen boete van dezelfde aard niet uitgesproken is tegen de Waalse verzekeringsinstelling binnen de twee voorafgaande jaar.
   Het proces-verbaal tot vaststelling van de overtredingen wordt bij aangeketend schrijven binnen dertig dagen na de vaststelling van de overtreding aan de betrokkene meegedeeld; in dit proces-verbaal wordt de betrokkene erom verzocht zijn verweermiddelen mede te delen binnen twee maanden na ontvangst van het schrijven via een verzending die vaste datum verleent.
   De beslissing wordt aan de betrokken Waalse verzekeringsinstelling meegedeeld bij aangetekend schrijven dat als ontvangen wordt beschouwd op de derde werkdag na de verzending.
   Het bedrag van de boete moet binnen drie maanden uitbetaald worden.
   Wanneer de Waalse verzekeringsinstelling verzuimt de boete te betalen, wordt de beslissing aan de Regering overgemaakt wanneer deze sanctie niet betwist is of in kracht van gewijsde is getreden teneinde het bedrag van de boete terug te vorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 24, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/22. [1 De volgende administratieve sancties worden uitgesproken tegen de zorg- en hulpverleners:
   1° een boete die gelijk is aan driemaal het bedrag van de overschrijding met een minimum van 125 euro voor de zorg- en hulpverleners die de overeenkomsten hebben gesloten die de vastgestelde prijzen en vergoedingen niet nakomen;
   2° een boete van 62,50 tot 125 euro voor de zorg- en hulpverleners die de Waalse verzekeringsinstellingen niet op de hoogte brengen van hun instemming met of weigering van instemming met de overeenkomsten die ze betreffen;
   3° een boete van 500 tot 125 euro per onjuist vastgesteld zorgattest;
   4° een boete van 125 tot 250 euro voor de zorg- en hulpverleners die op enigerlei wijze de controle op de naleving van de wetgeving en reglementering van de Waalse verzekering sociale bescherming belemmeren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 25, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/23. [1 § 1. Een administratieve boete van minimum 50 euro en maximum 500 euro wordt uitgesproken tegen de Waalse verzekerde die op basis van een valse verklaring of een vals document, ten onrechte prestaties of tussenkomsten het kader van de Waalse sociale bescherming heeft ontvangen.
   § 2. Het Agentschap kan beslissen om de uitvoering van deze administratieve geldboete geheel of gedeeltelijk op te schorten tijdens een periode van twee jaar na de datum van de uitspraak, indien geen administratieve boete in de loop van het voorgaande jaar op het moment van de uitspraak van aan de Waalse rechthebbende is opgelegd. Indien de Waalse verzekerde tijdens deze termijn van twee jaar een nieuwe overtreding pleegt, worden de sanctie die het voorwerp heeft uitgemaakt van de schorsing en de sanctie die uit deze nieuwe overtreding voortvloeit gecumuleerd.
   Bij samenloop van verschillende overtredingen worden de sancties gecumuleerd.
   § 3. Het proces-verbaal tot vaststelling van de overtredingen wordt bij aangeketend schrijven binnen veertien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de betrokkene meegedeeld; in dit proces-verbaal wordt de betrokkene erom verzocht zijn verweermiddelen mede te delen binnen veertien dagen na ontvangst van het schrijven via een verzending die vaste datum verleent.
   De beslissing wordt aan de betrokkene meegedeeld bij aangetekend schrijven dat als ontvangen wordt beschouwd op de eerste werkdag na de verzending.
   Het bedrag van de boete moet binnen drie maanden uitbetaald worden.
   Wanneer de Waalse verzekeringsinstelling verzuimt de boete te betalen, wordt de beslissing aan de Regering overgemaakt wanneer deze sanctie niet betwist is of in kracht van gewijsde is getreden teneinde het bedrag van de boete terug te vorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 26, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/24. [1 De in dit Deel bedoelde administratieve sancties kunnen alleen uitgesproken worden indien het openbaar Ministerie acht dat geen strafrechtelijke vervolging ingesteld moet worden of dat de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van Strafvordering niet moeten worden toegepast.
   De in dit Deel bedoelde overtredingen worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het sociaal strafwetboek.
   In het kader van zijn opdrachten beschikt de Algemene Raad van het Agentschap over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het sociaal strafwetboek.
   De opbrengst van de in dit Deel bedoelde administratieve sancties wordt aan het Agentschap gestort.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 27, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/25. [1 § 1. De vordering tot betaling:
   1° van de in dit Boek bedoelde prestaties en tussenkomsten verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin de zorg of bijstand is verstrekt, ongeacht of deze prestaties al dan niet in het kader van de derdebetalersregeling zijn betaald;
   2° van sommen welke de betaling voor de prestaties en tussenkomsten, die verleend is, tot een hoger bedrag zouden opvoeren, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die betaling is gedaan;
   De vordering tot terugvordering van de waarde van de ten onrechte verleende prestaties en tussenkomsten verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die prestaties zijn vergoed.
   De tekortkomingen gepleegd:
   1° door de Waalse verzekeringsinstellingen die aanleiding geven tot een administratieve sanctie, verjaren twee jaar na het einde van de maand waarin ze zijn gepleegd;
   2° door de Waalse rechthebbenden die aanleiding geven tot een administratieve sanctie, verjaren vijf jaar na het einde van de maand waarin de tekortkoming is gepleegd.
   De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde persoonlijke bijdragen die bedoeld zijn in artikel 43/9, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarop ze betrekking hebben.
   De in het tweede lid bedoelde verjaringstermijn bedraagt vijf jaar als het ten onrechte verlenen van prestaties en tussenkomsten het gevolg zou zijn van bedrieglijke handelingen waarvoor hij wie ze tot baat strekten, verantwoordelijk is.
   § 2. Van de in het eerste lid bedoelde verjaringen mag niet worden afgezien.
   § 3. De in dit artikel bedoelde verjaringen worden gestuit bij een aangetekend schrijven, een elektronisch schrijven of bij elke verzending die vaste datum verleent, waarin de bedoelde geneeskundige verstrekkingen worden vermeld.
   De stuiting van de verjaring kan worden verlengd.
   § 4. De in § 1 bedoelde verjaringen worden wegens overmacht geschorst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 28, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/26. [1 § 1. Onverminderd de bepalingen inzake Europees vrij verkeer alsook de bepalingen voortvloeiend uit de bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid komen de Waalse verzekeringsinstellingen alleen in de paritaire opdrachten bedoeld in de artikelen 43/7 en 43/8 tegemoet voor de aan de Waalse verzekerde toegekende uitkeringen en tegemoetkomingen.
   § 2. In afwijking van § 1 komen de Waalse verzekeringsinstellingen tegemoet in de kosten van de in de artikelen 43/7, eerste lid, 2°, bedoelde prestaties die ten gunste van de Waalse rechthebbenden zijn verricht.
   § 3. Het Gewest sluit een overeenkomst met de deelentiteiten bevoegd voor de in artikel 43/7 bedoelde geneeskundige verstrekkingen teneinde:
   1° te zorgen voor de tegemoetkoming van de Waalse verzekering sociale bescherming voor het geheel van de aan de Waalse verzekerde toegekende prestaties en tussenkomsten en, dit, ongeacht het grondgebied waarop de prestatie of de tussenkomst op het Belgische grondgebied is verstrekt;
   2° de bedragen gestort voor de Waalse rechthebbenden die geen Waalse verzekerden zijn, terug te vorderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 29, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/27. [1 De Regering of de door haar aangewezen afgevaardigde werkt de verordeningen uit betreffende met name de voorwaarden m.b.t. de opening tot het recht op de uitkeringen van de Waalse verzekering sociale bescherming en bepaalt de voorwaarden waaraan de terugbetaling van de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten ondergeschikt wordt gemaakt.
   De Regering of de door haar aangewezen afgevaardigde bepaalt de procedure tot aanneming of wijziging van deze verordening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 30, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/28. [1 § 1. Volgens de modaliteiten die door de Regering overeenkomstig artikel 43/11 zijn voorzien, vorderen de Waalse verzekeringsinstellingen de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten die door hen zijn betaald, bij het Agentschap terug ten gunste van hun leden of van de ingeschreven personen.
   § 2. Voor de personen die niet worden gedekt door een Waalse verzekeringsinstelling bepaalt de Regering specifieke factureringsmodaliteiten, met inbegrip van de waarde van de bedragen aangerekend voor de in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten.
   De waarde van de in het kader van het eerste lid aangerekende bedragen zijn niet hoger dan de waarde van de prestaties en tussenkomsten die ten laste zijn gelegd van de Waalse verzekerden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 31, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/29. [1 § 1. Wat betreft de prestaties verstrekt aan een Waalse rechthebbende die zich niet werkelijk op het Belgische grondgebied bevindt, of verstrekt buiten het Belgische grondgebied, is artikel 136, § 1, van de wet van 14 juli 1994 van toepassing op de Waalse verzekering sociale bescherming.
   § 2. De in artikel 43/7 bedoelde prestaties en tussenkomsten worden geweigerd wanneer de schade daadwerkelijk wordt vergoed krachtens een andere Belgische wetgeving, een buitenlandse wetgeving of het gemeen recht. Wanneer de krachtens bedoelde wetgeving of krachtens het gemeen recht toegekende sommen nochtans kleiner zijn dan de bedoelde uitkeringen, heeft de Waalse verzekerde recht op het verschil ten laste van het Agentschap.
   Onverminderd de volgende leden worden de uitkeringen toegekend in afwachting dat de schade daadwerkelijk wordt vergoed krachtens een andere Belgische wetgeving, een buitenlandse wetgeving of het gemeen recht. In voorkomend geval bepaalt de Regering de compensatiemodaliteiten ten opzichte van het Agentschap.
   De Waalse verzekeringsinstelling treedt rechtens in de plaats van de Waalse rechthebbende; deze indeplaatsstelling geldt, tot beloop van het bedrag van de verleende prestaties, voor het geheel van de sommen die krachtens een Belgische wetgeving, een buitenlandse wetgeving of het gemeen recht verschuldigd zijn en die de in lid 1 bedoelde schade geheel of gedeeltelijk vergoeden.
   De overeenkomst die tot stand gekomen is tussen degene die schadeloosstelling verschuldigd is en de Waalse rechthebbende, kan niet tegen de Waalse verzekeringsinstelling worden aangevoerd zonder haar instemming.
   Degene die schadeloosstelling verschuldigd is, verwittigt de Waalse verzekeringsinstelling van zijn voornemen om de Waalse rechthebbende schadeloos te stellen; hij maakt aan de Waalse verzekeringsinstelling, indien deze geen partij is, een kopij over van de tot stand gekomen akkoorden of gerechtelijke beslissingen. De verzekeringsmaatschappijen-burgerlijke aansprakelijkheid worden gelijkgesteld met degene die schadeloosstelling is verschuldigd.
   Indien degene die schadeloosstelling verschuldigd is, nalaat de Waalse verzekeringsinstelling in te lichten overeenkomstig het vijfde lid, kan hij tegen laatstgenoemde de betalingen die hij verrichtte ten gunste van de Waalse rechthebbende niet aanvoeren.
   De Waalse verzekeringsinstelling heeft een eigen recht van terugvordering van de verleende prestaties tegenover het Gemeenschappelijk waarborgfonds bedoeld in artikel 49 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, in de gevallen bedoeld bij artikel 50 van diezelfde wet.
   De schade, in de zin van deze bepaling, wordt niet geacht volledig vergoed te zijn als de uitkeringen voortvloeiend uit ziekte, letsels of functionele stoornissen het bedrag van de toegekende schadeloosstelling overtreffen.
   De in dit decreet bedoelde uitkeringen zijn in dit geval terugvorderbaar van diegene die de schadevergoeding oorspronkelijk verschuldigd is of zijn verzekeraar, ongeacht of er dading is geweest of niet.
   § 3. De door de Waalse verzekering sociale bescherming gedekte prestaties en tussenkomsten mogen niet het voorwerp uitmaken van een tweede terugbetaling.
   De Regering bepaalt wat verstaan moet worden onder "dubbele terugbetaling" en bepaalt de modaliteiten voor de terugvordering van het bedrag van de prestaties en tussenkomsten dat in overtreding van het eerste lid is geïnd.
   Artikel 43/20, § 2, is van toepassing op de krachtens deze paragraaf uitgevoerde terugvorderingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 32, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/30. [1 Het Agentschap en de Waalse verzekeringsinstellingen treden in de rechten en plichten van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, enerzijds, en anderzijds van de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail, indien het gaat om de Waalse verzekering sociale bescherming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 33, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 43/31. [1 De in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming aangenomen administratieve rechtshandelingen moeten, op straffe van verval, binnen drie maanden na ontvangst ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.
   Wat de andere betwistingen betreffende de Waalse verzekering sociale bescherming betreft, moeten ze binnen twee jaar naar het betwiste feit of na de betwiste beslissing ingediend worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/13, art. 34, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 43/31/1.[1 De Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand kunnen de volgende opdrachten uitvoeren voor de hele Waalse bevolking:
   1° tijdens niet-epidemische periodes en naargelang van de door het Agentschap vastgestelde behoeften, ondersteunende diensten voor de preventie van ziekten die vallen onder de programma's voor preventieve geneeskunde en de door het Agentschap georganiseerde preventiecampagnes;
   2° tijdens een epidemie en naargelang van de door het Agentschap vastgestelde behoeften, ondersteunende diensten voor de opdrachten van de cel voor toezicht op besmettelijke ziekten van het Agentschap in verband met de opvolging van de indexgevallen, de melding van de contacten en de interventies op het terrein met het oog op de bewustmaking van de geldende profylactische maatregelen en de controle van de strikte naleving ervan.
   De opdrachten van de erkende Waalse gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in 1° en 2° worden bepaald door de Regering.
   Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering aan de erkende gewestelijke maatschappijen van onderlinge bijstand een subsidie toe om hen in staat te stellen de in 1° en 2° bedoelde opdrachten uit te voeren en die bestemd zijn om geheel of gedeeltelijk te dekken:
   1° de personeelskosten;
   2° de werkingskosten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-12-13/13, art. 217, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Boek IIIquater. [1 [Tegemoetkoming voor hup aan bejaarden]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 Begripsomschrijvingen ]1   ----------   (1)
Art. 43/32. [1 Voor de toepassing van dit Boek wordt verstaan onder:
   1° de tegemoetkoming: de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden toegekend aan de gehandicapte persoon die ten minste 65 jaar oud is en bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld;
   2° de woonplaats: het adres dat is ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van een gemeente gelegen op het grondgebied van het Franse taalgebied;
   3° de aanvrager: degene die een tegemoetkomingsaanvraag indient, die bij een Waalse verzekeringsinstelling is aangesloten of die bij de laatst bekende Waalse verzekeringsinstelling is aangesloten en die, in voorkomend geval door middel van een referentieadres in de zin van artikel 20, lid 3, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, op het grondgebied van het Franse taalgebied woont, onverminderd de bepalingen inzake het Europese vrije verkeer en de toepasselijke bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid;
   4° de Waalse verzekeringsinstellingen: de in artikel 43/3, § 1, bedoelde Waalse verzekeringsinstellingen;
   5° de gecoördineerde wet van 14 juli 1994: de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en tegemoetkomingen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
   6° de vertegenwoordiger: ofwel:
   a) de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger;
   b) de mandataris;
   c) de persoon met een onderhandse volmacht;
   7° de administratieve dienst: elke dienst die informatie verstrekt aan de Waalse verzekeringsinstelling. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 4, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL II. [1 Regeling m.b.t. de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ]1   ----------   (1)
Art. 43/33. [1 De betaling van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt toegekend aan de aanvrager die de in artikel 43/35 bedoelde voorwaarden vervult, die ten minste 65 jaar oud is en bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 6, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/34. [1 De betaling van de tegemoetkoming kan niet worden gecumuleerd met een van de volgende tegemoetkomingen:
   1° een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietoelage betaald krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;
   2° een gewone of bijzondere tegemoetkoming betaald krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
   3° een tegemoetkoming voor hulp van derde betaald krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
   4° een aanvullende tegemoetkoming of een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden betaald krachtens de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden.
   In afwijking van het eerste lid blijft de aanvrager die een tegemoetkoming als bedoeld in een van de in het eerste lid genoemde categorieën ontvangt, deze tegemoetkoming ontvangen totdat bij een op zijn verzoek of ambtshalve verrichte herziening een beslissing op grond van dit boek is genomen ten aanzien van hem en die voor hem gunstiger is. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 7, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/35. [1 § 1. De tegemoetkoming kan alleen worden toegekend aan een aanvrager die ofwel:
   1° Belg is;
   2° onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie;
   3° een persoon is die onder de Euro-mediterrane associatieovereenkomsten met Marokko, Algerije, Turkije of Tunesië valt en die voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, hierna "Verordening nr. 883/2004" genoemd;
   4° staatloos is krachtens het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954 en goedgekeurd bij de wet van 12 mei 1960;
   5° een vluchteling is als bedoeld in artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
   6° een onderdaan is van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland, die voldoet aan de voorwaarden van Verordening nr. 883/2004;
   7° de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of een ander gezinslid is in de zin van Verordening 883/2004, van een persoon als bedoeld in de categorieën omschreven in 1° tot en met 5°, of van een onderdaan van een staat als omschreven in de categorie omschreven in 6°, die zelf geen onderdaan van die staten zijn
   8° uitgesloten is van de categorieën bepaald in 1° tot 7°, maar die tot de leeftijd van 21 jaar genoten heeft van de verhoging van de kinderbijslag voorzien in artikel 47, § 1, van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, of in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.
   In overeenstemming met het eerste lid, 7°, wordt onder "gezinslid van de onderdaan" verstaan de minderjarige kinderen, alsmede de meerderjarige kinderen, de vader, de moeder, de schoonvader en de schoonmoeder die ten laste van de onderdaan komen. Een persoon die onder hetzelfde dak woont als de onderdaan en die wordt beschouwd als een persoon ten laste van de onderdaan in de zin van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en tegemoetkomingen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt beschouwd als een persoon ten laste van de onderdaan.
   § 2. De Regering kan, onder door haar vastgestelde voorwaarden, de toepassing van deze bepaling uitbreiden tot andere dan de in paragraaf 1 genoemde categorieën personen.
   § 3. Indien een persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend, niet meer voldoet aan de in de paragrafen 1 of 2 genoemde voorwaarden, wordt het recht op deze tegemoetkoming ingetrokken. Wanneer hij opnieuw aan deze voorwaarden voldoet, kan hij een nieuwe aanvraag indienen.
   § 4. De persoon die meer dan 90 opeenvolgende dagen per kalenderjaar afwezig is in België, is verplicht om zijn Waalse verzekeringsinstelling ten minste één maand voor zijn vertrek op de hoogte te brengen, met vermelding van de vermoedelijke duur van het verblijf in het buitenland, de redenen voor dat verblijf en het verstrekken van een levensbewijs op eigen initiatief elk jaar.
   § 5. De Regering kan de wijze bepalen waarop de controle op de naleving van deze bepaling wordt uitgevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 8, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL III. [1 Bedrag van de tegemoetkoming]1   ----------   (1)
Art. 43/36. [1 De Regering bepaalt in welke mate, volgens welke criteria, op welke wijze en door wie het gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 10, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/37. [1 § 1. Het bedrag van de tegemoetkoming varieert naar gelang van de zelfredzaamheid van de begunstigde, zoals bepaald in de in artikel 43/36 bedoelde beoordeling, en naar gelang van de categorie waartoe de begunstigde behoort:
   1° tot categorie 1 behoort de gehandicapte waarvan de zelfredzaamheid is vastgesteld op 7 of 8 punten; hij ontvangt een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ten bedrage van 1.062,55 euro;
   2° tot categorie 2 behoort de gehandicapte waarvan de zelfredzaamheid is vastgesteld op 9 of 11 punten; hij ontvangt een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ten bedrage van 4.056,00 euro;
   3° tot categorie 3 behoort de gehandicapte waarvan de zelfredzaamheid is vastgesteld op 12 of 14 punten; hij ontvangt een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ten bedrage van 4.931,45 euro;
   4° tot categorie 4 behoort de gehandicapte waarvan de zelfredzaamheid is vastgesteld op 15 of 16 punten; hij ontvangt een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ten bedrage van 5.806,63 euro;
   5° tot categorie 5 behoort de gehandicapte waarvan de zelfredzaamheid is vastgesteld op 17 of 18 punten; hij ontvangt een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ten bedrage van 7.132,63 euro.
   De in dit artikel bedoelde bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen 107,20 (basis 2013=100) overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale tegemoetkomingen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
   § 2. Naast de zelfredzaamheid wordt het inkomen van het gezin, beoordeeld op basis van de resultaten van een onderzoek dat op de door de Regering vastgestelde wijze wordt uitgevoerd, in aanmerking genomen bij het bepalen van het bedrag van de tegemoetkoming. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 11, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/38. [1 § 1. De tegemoetkoming wordt toegekend via de verrekening van het inkomen van het gezin.
   De tegemoetkoming wordt slechts toegekend indien het bedrag van het inkomen van de aanvrager en het bedrag van het inkomen van degene met wie hij/zij een gezin vormt, niet hoger is dan het bedrag van de in artikel 43/37 bedoelde tegemoetkomingen.
   § 2. De Regering bepaalt wat wordt bedoeld met het in aanmerking te nemen inkomen en door wie, volgens welke criteria en op welke wijze het bedrag wordt vastgesteld.
   De Regering kan bepalen dat bepaalde inkomsten of delen van inkomsten niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen, onder de door de haar vastgestelde voorwaarden. Daartoe kan zij een onderscheid maken op basis van:
   1° de gezinssamenstelling van de aanvrager;
   2° de leden van het gezin voor wie het inkomen wordt bepaald;
   3° de bron van het inkomen.
   § 3. De aanvrager en degene met wie hij een gezin vormt, moeten hun rechten doen gelden:
   1° op de tegemoetkomingen en vergoedingen waarop zij recht hebben krachtens een andere Belgische of buitenlandse wetgeving of krachtens regels die van toepassing zijn op het personeel van een openbare internationale instelling, en die gebaseerd zijn op een beperking van de verdiencapaciteit, een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid of op de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;
   2° sociale tegemoetkomingen m.b.t. ziekte en invaliditeit, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, ouderdoms- en overlevingspensioenen, inkomensgarantie voor ouderen en gewaarborgd inkomen voor ouderen.
   § 4. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder gezin verstaan elke samenwoning van twee personen die geen bloed-of aanverwant zijn in de eerste, tweede of derde graad.
   Het bestaan van een gezin wordt vermoed wanneer twee personen die geen bloed-of aanverwant zijn in de eerste, tweede of derde graad hun hoofdverblijfplaats op hetzelfde adres hebben. Het tegenbewijs kan met alle mogelijke middelen worden geleverd door de aanvrager.
   Wanneer een van de leden van het gezin wordt vastgehouden in een gevangenis of een instelling voor sociale bescherming, houdt het gezin op te bestaan voor de duur van de detentie.
   § 5. De in paragraaf 1 bedoelde tegemoetkoming kan aan de aanvrager worden toegekend als voorschot op de in paragraaf 3 bedoelde tegemoetkomingen en vergoedingen.
   De Regering bepaalt onder welke voorwaarden, volgens welke modaliteiten en tot welk bedrag deze voorschotten kunnen worden toegekend en hoe ze moeten worden teruggevorderd. De Waalse verzekeringsinstelling treedt in de rechten van de begunstigde tot het bedrag van de betaalde voorschotten. In voorkomend geval vordert hij de voorschotten op de tegemoetkomingen en vergoedingen terug van de begunstigde.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 12, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL IV. [1 Procedure ]1   ----------   (1)
Art. 43/39. [1 § 1. De aanvraag tot uitbetaling van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt door de aanvrager, zijn vertegenwoordiger of een van de door de Regering aangewezen beroepsbeoefenaars ingediend bij zijn Waalse verzekeringsinstelling of bij de Waalse verzekeringsinstelling waarmee een overeenkomst voor het beheer van de hulp voor bejaarden is opgesteld.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor het indienen van de aanvraag of de nieuwe aanvraag, alsook de datum waarop de beslissing tot toekenning of weigering van de Waalse verzekeringsinstelling van kracht wordt.
   De Regering bepaalt in welke gevallen een nieuwe aanvraag kan worden ingediend en in welke gevallen het recht op de tegemoetkoming ambtshalve wordt herzien en op welke datum de herziening in werking treedt
   De Regering bepaalt in welke gevallen een beslissing kan worden ingetrokken.
   § 2. Na verificatie van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 43/33 tot en met 43/38, behandelt de Waalse verzekeringsinstelling de tegemoetkomingsaanvraag waarbij ze het inkomen van de begunstigde en van de persoon met wie hij een gezin vormt, berekent. De Regering bepaalt de termijnen waarbinnen de Waalse verzekeringsinstellingen de tegemoetkomingsaanvragen onderzoeken, met dien verstande dat deze niet langer mogen zijn dan zes maanden na de indiening van de aanvraag of de wijziging die aanleiding geeft tot de herziening.
   De tegemoetkoming brengt alleen voor de aanvrager van rechtswege een intrest op vanaf de datum waarop zij verschuldigd is en op zijn vroegst vanaf de datum die voortvloeit uit het eerste lid. Deze interesten worden tegen de wettelijke rentevoet berekend. De gegevens die nodig zijn voor de berekening van de inkomsten, met inbegrip van nieuwe gegevens die aanleiding kunnen geven tot een wijziging van het bedrag van de tegemoetkoming, worden verzameld bij de Federale Pensioendienst, de pensioengegevensbank, de FOD Financiën of de instellingen die belast zijn met de betaling van de betrokken inkomsten, onverminderd de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
   De Regering bepaalt de gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van de voorwaarden m.b.t. de toekenning van de tegemoetkoming die door de aanvrager meegedeeld moeten worden, alsook de modaliteiten en termijnen voor de mededeling.
   § 3. In geval van opening van het recht op betaling van de tegemoetkoming wordt deze aan de begunstigde uitbetaald volgens de door de Regering vastgestelde regels.
   De ten onrechte betaalde tegemoetkoming brengt van rechtswege een intrest op vanaf de datum van betaling indien de onverschuldigde betaling het gevolg is van fraude, bedrog of misleiding door de aanvrager. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 14, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/40. [1 § 1. Overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten stelt de Waalse verzekeringsinstelling de aanvrager per gewone post en per aangetekende brief in kennis van de beslissing om de tegemoetkoming te herzien of te weigeren.
   De beslissing tot toekenning, herziening of weigering van de tegemoetkoming bevat de volgende gegevens, op straffe van nietigheid:
   1° de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de bevoegde arbeidsrechtbank;
   2° het adres van de bevoegde rechtbank;
   3° de termijn en de modaliteiten voor het instellen van een beroep;
   4° de inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek;
   5° de referenties van het dossier en van de dienst die het beheert;
   6° de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert of bij een aangewezen informatiedienst;
   7° de details van de gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen inkomsten, alsook de identificatie van de dienst of instelling die de gegevens heeft verstrekt.
   Indien de beslissing niet de in lid 1 bedoelde informatie bevat, begint de beroepstermijn niet te lopen.
   § 2. Wanneer vastgesteld wordt dat de beslissing aangetast is door een juridische of materiële vergissing, neemt de Waalse verzekeringsinstelling op eigen initiatief een nieuwe beslissing die uitwerking heeft op de datum waarop de verbeterde beslissing had moeten ingaan, onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake verjaring.
   De nieuwe beslissing treedt in werking, in geval van een vergissing van de administratieve dienst of de Waalse verzekeringsinstelling, op de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving, indien het recht op betaling van de tegemoetkoming lager is dan het oorspronkelijk erkende recht.
   Onverschuldigde betalingen als gevolg van een aan de Waalse verzekeringsinstelling toe te schrijven fout zijn voor rekening van deze laatste. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 15, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/41. [1 Indien uit de kwaliteitscontrole van een beslissing blijkt dat ze onjuist is, wordt de aanvrager volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten opnieuw in kennis gesteld van het recht op of de weigering van betaling van de tegemoetkoming. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 16, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/42. [1 De Regering bepaalt de gevallen waarin de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk wordt geschorst ten aanzien van begunstigden die in penitentiaire inrichtingen worden vastgehouden of die in inrichting tot Bescherming van de Maatschappij worden geïnterneerd, alsmede de duur van de schorsing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 17, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/43. [1 De Regering stelt de vervallen en niet-uitbetaalde termijnen vast van de tegemoetkomingen die na het overlijden van de begunstigde kunnen worden betaald, de natuurlijke personen aan wie zij worden betaald, de volgorde waarin deze personen hun recht kunnen uitoefenen en de formaliteiten die in acht moeten worden genomen, alsmede de termijn voor de indiening van de aanvraag. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 18, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/44. .[1 De informatie die door de Waalse verzekeringsinstelling in elektronische vorm wordt verzameld, opgeslagen of gereproduceerd, heeft bewijskracht op voorwaarde dat ze is geregistreerd, opgeslagen of gereproduceerd in overeenstemming met het koninklijk besluit van 7 december 2016 over de bewijskracht van de gegevens die door de instellingen van sociale zekerheid worden verwerkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 19, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/45. [1 De Regering voorziet in de gevallen waarin de Waalse verzekeringsinstelling automatisch afziet van de terugvordering van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen.
   De Regering stelt een verzakingscomité als bedoeld in artikel 43/52 in, dat geheel of gedeeltelijk kan afzien van de terugvordering van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen voor de gevallen die op grond van het samengestelde dossier rente verdienen.
   De Regering bepaalt de wijze waarop de aanvraag tot verzaking moet worden ingediend. De aanvraag tot verzaking is met redenen omkleed.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 20, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/46. [1 § 1. De terugvordering van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen wordt voorgeschreven binnen twee jaar na de datum van betaling.
   De in lid 1 bedoelde termijn wordt verlengd tot vijf jaar wanneer de ten onrechte bedragen zijn ontvangen als gevolg van frauduleuze praktijken of valse verklaringen.
   § 2. De terugvorderingsbeslissing wordt op straffe van nietigheid per aangetekende brief ter kennis van de debiteuren gebracht.
   Deze zending vermeldt:
   1° de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald;
   2° het totale bedrag van wat onverschuldigd is betaald, alsmede de berekeningswijze ervan;
   3° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan;
   4° de in aanmerking genomen verjaringstermijn en, indien deze niet twee jaar bedraagt, de rechtvaardiging daarvan, alsmede de stuiting van de verjaringstermijn door de neerlegging van de aangetekende brief;
   5° de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de bevoegde arbeidsrechtbank;
   6° het adres van de bevoegde rechtbank;
   7° de termijn en de modaliteiten voor het instellen van een beroep;
   8° de inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek;
   9° de referenties van het dossier en de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert of bij een aangewezen voorlichtingsdienst;
   10° de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
   11° de mogelijkheid voor de gehandicapte persoon om bij het in artikel 43/52 bedoelde verzakingscomité een verzoek in te dienen om af te zien van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen, tenzij de ten onrechte betaalde tegemoetkoming het gevolg is van fraude, bedrog of misleiding.
   Indien de beslissing de in het tweede lid genoemde vermeldingen niet bevat, gaat de termijn om een beroep in te stellen niet in.
   § 3. De verjaringstermijn wordt onderbroken door de indiening van de aangetekende brief, door een gerechtelijke procedure, door terugvordering, door vrijwillige terugbetaling verricht door de begunstigde.
   § 4. In geval van onverschuldigde betaling van tegemoetkomingen gaan de Waalse verzekeringsinstelling over tot terugvordering van de bedragen overeenkomstig paragraaf 1.
   Onverminderd het recht om ze te innen door de gewone rechtsmiddelen, mogen de Waalse verzekeringsinstellingen met inachtneming van artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, de sommen die moeten betaald worden als ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen door de personen aan wie de tegemoetkomingen verschuldigd zijn of moeten worden uitgekeerd, van het bedrag der verdere tegemoetkomingen afhouden.
   Indien de verschuldigde maar nog niet betaalde bedragen groter zijn dan het onverschuldigde bedrag, wordt het verschil tussen de achterstand en de schuld aan de begunstigde betaald.
   § 5. Indien de Waalse verzekeringsinstelling de onverschuldigd betaalde tegemoetkomingen niet kan terugvorderen, kan de terugvordering op haar verzoek geschieden door een dienst of orgaan dat een van de in artikel 1410, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde tegemoetkomingen betaalt, of op verschuldigde maar nog niet betaalde bedragen van diezelfde tegemoetkomingen.
   § 6. De terugvorderingsbeslissing wordt uitgevoerd na een termijn van drie maanden vanaf de in paragraaf 2 bedoelde kennisgeving.
   Wanneer de begunstigde vóór het verstrijken van deze termijn van drie maanden een aanvraag tot verzaking heeft ingediend, wordt de terugvordering geschorst totdat het in artikel 43/52 bedoelde verzakingscomité zich over de aanvraag heeft uitgesproken.
   Indien de in lid 2 bedoelde aanvraag tot verzaking na de termijn van drie maanden na de kennisgeving van de onverschuldigde betaling wordt ingediend, wordt de terugvordering van de onverschuldigde betalingen ingeleid of voortgezet totdat het in artikel 43/52 bedoelde verzakingscomité een andersluidende beslissing heeft genomen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 21, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL V. [1 Beroepsmiddelen ]1   ----------   (1)
Art. 43/47. [1 Tegen de beslissing bedoeld in de artikelen 43/40, 43/41 en 43/46, § 2, kan overeenkomstig artikel 580, 6°ter, van het Gerechtelijk Wetboek beroep worden ingesteld bij de arbeidsrechtbank.
   Op straffe van niet-ontvankelijkheid moet dit beroep worden ingesteld binnen drie maanden na kennisgeving van de bestreden beslissing.
   Tegen een beslissing om al dan niet af te zien van invordering als bedoeld in artikel 43/45 kan geen beroep worden ingesteld.
   In de zaken waarin een medisch expert wordt aangewezen, worden de voorschotten, de erelonen en de kosten van deze expert, die vervat zijn in de nota die hij opstelt overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, vermeld met toepassing van het door de Koning vastgestelde tarief. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 23, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL VI. [1 Financiering van de Waalse verzekeringsinstellingen]1   ----------   (1)
Art. 43/48.[1 § 1. De begrotingsenveloppe voor de Waalse verzekeringsinstellingen dekt:
   1° de bedragen die bestemd zijn voor de betaling van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;
   2° de globale subsidie die bestemd is om de beheerskosten van de Waalse verzekeringsinstellingen te dekken.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de herziening van de begrotingsenveloppe volgens de parameters die zij bepaalt.
   § 2. Het Agentschap:
   1° verdeelt de bedragen bedoeld in het eerste lid, 1°, onder de Waalse verzekeringsinstellingen;
   2° verdeelt de globale subsidie bedoeld in paragraaf 1, 2°, tussen de Waalse verzekeringsinstellingen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.
   Wat betreft het eerste lid, 1°, wordt het overschot van de bedragen bestemd voor de betaling van de tegemoetkomingen voor hulp aan bejaarden teruggestort aan het Agentschap binnen de termijn en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
   § 3. [2 De bedragen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 1° en 2°, worden gestort op afzonderlijke rekeningen geopend op naam van de Waalse verzekeringsinstellingen.
   De in paragraaf 2, eerste lid, 1°, bedoelde bedragen worden door de Waalse verzekeringsinstellingen uitsluitend gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn toegekend.
   De in paragraaf 2, eerste lid, 1°, bedoelde bedragen worden door de Waalse verzekeringsinstellingen uitsluitend gebruikt voor de opdrachten die hun door dit Wetboek worden toevertrouwd.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 25, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<DWG 2021-07-15/48, art. 41, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/49. [1 § 1. De Regering bepaalt het bedrag van de globale subsidie die bestemd is om de beheerskosten van de Waalse verzekeringsinstellingen te dekken.
   Dit bedrag evolueert in de tijd, volgens de modaliteiten bepaald door de Regering.
   § 2. De Regering bepaalt de berekeningswijze van het aandeel van elke Waalse verzekeringsinstelling in de totale subsidie voor de financiering van de beheerskosten van de Waalse verzekeringsinstellingen, rekening houdende met:
   1° een kwantitatief criterium dat verband houdt met de werklast van de Waalse verzekeringsinstellingen;
   2° een kwalitatief criterium dat verband houdt met de evaluatie van de kwaliteit van de prestaties van de Waalse verzekeringsinstellingen.
   In afwijking van het eerste lid, wordt, de vier eerste jaren na de datum van inwerkingtreding van dit decreet, de globale subsidie bestemd om de administratiekosten te financieren, verdeeld tussen de Waalse verzekeringsinstellingen op basis van het enige kwantitatief criterium. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 26, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/50. [1 De Regering bepaalt de gevallen waarin de Waalse verzekeringsinstellingen de bedragen van de oninvorderbare betalingen of waarvoor van terugvordering wordt afgezien, ten laste van het Waalse Gewest laten. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 27, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/51. [1 Het Agentschap legt de rechtzetting op van de boekingen en compenseert op de komende stortingen de bedragen van de onverschuldigde tegemoetkomingen aangerekend ten laste van het Waalse Gewest buiten de hypothesen bedoeld in artikel 43/50. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 28, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL VII. [1 Raad voor het beheer van de hulp aan bejaarden en verzakingscomité ]1   ----------   (1)
Art. 43/52. .[1 Er wordt een Raad voor het beheer van de hulp aan bejaarden en verzakingscomité opgericht.
   De Regering bepaalt de samenstelling, de werkwijze en de taken van de Raad en het comité.
   De Raad informeert de branchecomités "Handicap" en "Welzijn en Gezondheid" van het Agentschap over de administratieve en budgettaire beslissingen met betrekking tot de toepassing van de bepalingen van dit Boek.
   Eenmaal per jaar legt de Raad een activiteitenverslag voor aan de branchecomités "Handicap" en "Welzijn en Gezondheid" van het Agentscha]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 30, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL VIII. [1 Uitwisseling van informatie ]1   ----------   (1)
Art. 43/53. .[1 Indien een Waalse verzekeringsinstelling vaststelt dat een andere Waalse verzekeringsinstelling bevoegd is geworden om de tegemoetkomingen te betalen, deelt zij die andere Waalse verzekeringsinstelling onmiddellijk alle informatie mee die zij nodig heeft om haar bevoegdheid te kunnen uitoefenen.
   De uitwisseling van gegevens vindt plaats langs elektronische weg. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 32, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL IX. [1 Bescherming van de persoonlijke levenssfeer ]1   ----------   (1)
Art. 43/54. .[1 § 1. De persoonsgegevens worden uitsluitend verwerkt met het oog op de uitvoering van de taken inzake de betaling van de tegemoetkomingen van de Waalse verzekeringsinstellingen en de taken van het Agentschap voor het toezicht op de toepassing van de bepalingen inzake het beheer en de betaling van de tegemoetkomingen.
   § 2. De Waalse verzekeringsinstellingen en het Agentschap zijn elk verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens die ze uitvoeren in het kader van de uitoefening van de taken van openbare dienst die hen respectievelijk door dit Boek zijn toevertrouwd.
   De gegevens van de dossiers betreffende aanvragen voor tegemoetkomingen die geen aanleiding hebben gegeven tot een betaling, worden, mits de verjaringstermijn niet is gestuit door de betrokkenen, bewaard gedurende vijf jaar vanaf de laatste dag van het kwartaal waarin de aanvraag voor tegemoetkomingen is ingediend.
   De gegevens in de afgesloten dossiers betreffende de aanvragen voor tegemoetkomingen die aanleiding hebben gegeven tot minstens een betaling, de gegevens in de geopende dossiers, de boekhoudkundige stukken en daarmee gelijkgestelde stukken moeten, voor zover de verjaring niet door de belanghebbenden geschorst is, gedurende zeven jaar bewaard worden te rekenen van 31 december van het jaar waarin het dossier wordt afgesloten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 34, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL X. [1 Controle ]1   ----------   (1)
Art. 43/55. [1 Artikel 43/21 is toepasselijk op de controle op de naleving van de bepalingen van dit Boek. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 36, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 43/56. .[1 Het Agentschap is belast met het toezicht op de toepassing van de reglementaire bepalingen met betrekking tot de regelingen voor het beheer en de betaling van tegemoetkomingen voor hulp aan bejaarden.
   Met het oog hierop:
   1° houdt het Agentschap toezicht op de uitvoering van de bepalingen van dit Boek;
   2° voert het Agentschap de verschillende soorten terugkerende en ad hoc controles uit, in dit geval de controle van het administratief beheer van de dossiers door de Waalse verzekeringsinstellingen en de evaluatie van het gebrek aan of de vermindering van de zelfredzaamheid bedoeld in artikel 43/36 en de controle van de voorwaarden van de verzaking bedoeld in artikel 43/45.
   De controle van de kwaliteit van de beslissingen wordt door het Agentschap regelmatig en steekproefsgewijs uitgevoerd.
   Het Agentschap ziet toe op de correcte toepassing van de regels voor de betaling van de tegemoetkomingen op basis van de activiteit en de financiële informatie die regelmatig door de Waalse verzekeringsinstellingen wordt doorgegeven.
   De Waalse verzekeringsinstellingen verstrekken het Agentschap binnen de door de Regering vastgestelde termijnen alle inlichtingen, gegevens of documenten die het van hen vraagt, voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van de wettelijke controletaak, volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van deze verschillende soorten controles die door het Agentschap worden uitgevoerd, alsook het model voor de mededeling van de financiële en statistische rapportage. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 37, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

TITEL XI. [1 Overgangsbepaling ]1   ----------   (1)
Art. 43/57. [1 § 1. Personen die de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ontvangen krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, vóór de goedkeuring van dit boek, blijven deze ontvangen tegen het bedrag dat is vastgesteld op de datum van inwerkingtreding van dit boek, totdat, ter gelegenheid van een herziening of op hun verzoek, een beslissing in toepassing van dit boek wordt genomen.
   § 2. In afwijking van dit Boek blijft de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap van toepassing op elke aanvraag voor een tegemoetkoming die vóór 1 januari 2021 is ingediend en waarvoor nog geen beslissing tot weigering of toekenning uit hoofde van deze wet is genomen tot de beslissing tot weigering of toekenning die de aanvraag afsluit. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-01/16, art. 39, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Boek IV. [1 Bepalingen gemeen aan de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in deel II van het Wetboek]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Inzameling van gegevens]1   ----------   (1)
Art.44.[1 De Regering wordt ertoe gemachtigd de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen voor de inzameling van de gegevens bij de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in deel II van het Wetboek voor de uitvoering van studies en analysen van statistische gegevens in de aangelegenheden bedoeld bij artikel 5, § 1, I, 1°, en II, 1° tot 5°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in boek IV van deel II van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 44/1. [1 In het kader van de subsidies bedoeld in artikel 47/3 gaat de administratie over tot een jaarlijkse inzameling van de gegevens in verband met de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid die over één of meerdere erkenningen bedoeld in dit Wetboek beschikken en met de statutaire of contractuele werknemers of daarmee gelijkgesteld die, binnen de diensten, belast zijn met de opdrachten uitgevoerd in het kader van de erkenningen.
   De inzameling en de verwerking van de gegevens bedoeld in het eerste lid hebben als doel :
   1° de financiële evaluatie van de eisen van de sociale partners;
   2° de onderhandelingen met het oog op de ondertekening van de akkoorden bedoeld in artikel 47/03;
   3° het opmaken van de begroting betreffende de maatregelen die erin voorkomen, met inbegrip van de verdeling van de enveloppen tussen de erkenningssectoren en, binnen elke sector, tussen de erkende diensten;
   4° de jaarlijkse evaluatie van de maatregelen met de sociale partners;
   5° het opstellen van nieuwe beleidsvormen in de betrokken sectoren.
   Het Operationeel Directoraat-generaal Plaatselijke Besturen, Sociale Actie en Gezondheid is verantwoordelijk voor de verwerking bedoeld in het eerste lid in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 44/2. [1 De inzameling van de gegevens en hun verwerking dienen minstens om het volgende te bepalen :
   1° het aantal voltijds equivalenten voor het geheel van de sectoren vallend onder de maatregelen bedoeld in artikel 47/3, het aantal voltijds equivalenten per erkenningssector en het aantal voltijds equivalenten per erkende dienst;
   2° het aantal werknemers voor het geheel van de sectoren vallend onder de maatregelen bedoeld in artikel 47/3, het aantal werknemers per erkenningssector en het aantal werknemers per erkende dienst;
   3° het aantal voltijds equivalenten en het aantal werknemers per functie en per financieringsbron;
   4° de verdeling, per sector, tussen arbeiders en bedienden;
   5° de verdeling, per sector, tussen mannen en vrouwen;
   6° het aantal vol- en deeltijdse werknemers, per sector, functie en financieringsbron;
   7° de leeftijd en anciënniteit van de werknemers;
   8° de loonmassa per sector;
   9° de plaats voorbehouden voor de opleiding in de sectoren en binnen elke dienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 44/3.[1 De gegevens ingezameld om de opdrachten bedoeld in artikel 44/1 te vervullen en om over de informatie bedoeld in artikel 44/2 te beschikken, zijn :
   1° de gegevens i.v.m. met de erkende operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in artikel 47/3 :
   a) nationaal ondernemingsnummer;
   b) benaming;
   c) adres van de [2 zetel]2: straat, nummer, bus, postcode, plaats;
   d) telefoon- en gsm-nummer;
   e) elektronisch adres;
   f) persoon die wettelijk gemachtigd is om de dienst te verbinden: naam, voornaam, functie, telefoon- en gsm-nummer, elektronisch adres;
   g) contactpersoon: naam, voornaam, functie, telefoon- en gsm-nummer, elektronisch adres;
   h) erkenningen van de dienst;
   i) wekelijkse arbeidsregeling van de dienst;
   j) aanwezigheid van een opleidingsplan en type opleiding;
   2° de gegevens i.v.m. de werknemers van de erkende diensten die belast zijn met de opdrachten uitgevoerd in het kader van de erkenningen :
   a) rijksregisternummer;
   b) naam;
   c) voornamen;
   d) geboortedatum;
   e) geslacht;
   f) totale wekelijkse arbeidsregeling;
   g) de erkenning(en);
   h) de functie(s);
   i) de werktijd in elke erkenning en in elke functie;
   j) het statuut: arbeider of bediende;
   k) het feit dat de werknemer statutair of contractueel is;
   l) de anciënniteit die aan de werknemer moet worden toegekend op basis van een sectorale collectieve overeenkomst of van het statuut;
   n) de weddeschaal;
   n) de financieringsbronnen;
   o) de lastige uren gepresteerd over een periode van één jaar en gevaloriseerd door een overwerktoeslag;
   p) de opleiding: aantal uren, kostprijs, thema's, interne of externe organisatie, al dan niet vervangen werknemer.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 10, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art. 44/4. [1 Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 6 van het samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief, bezorgen de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, aan de administratie, op verzoek en binnen de termijn bepaald door de Regering of haar afgevaardigde, de gegevens bedoeld in artikel 44/3.
   De uitbetaling van de subsidies bedoeld in artikel 47/3 wordt geschorst zolang de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in artikel 44/1 de gegevens bedoeld in artikel 44/3 niet hebben verstrekt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 44/5. [1 § 1. De personeelsleden van de administratie die gemachtigd zijn om de databank bij te werken en te beheren alsook de inspecteurs die belast zijn met de controle van de betrokken erkende diensten, bij naam aangewezen door de Directeur-generaal van de administratie of daartoe behoorlijk gemachtigd, hebben toegang tot het geheel van de onbewerkte gegevens en de gegevens op naam vermeld in artikel 44/3, betreffende de werknemers van de erkende diensten.
   De Regering die de gegevens nodig heeft voor de uitvoering van één of meerdere doeleinden opgesomd in artikel 44/1, tweede lid, krijgt deze gegevens vermeld in artikel 44/3, via de kruispuntbank voor de uitwisseling van gegevens, onder een geanonimiseerde en samengevoegde vorm.
   De representatieve vakbondsorganisatie en de representatieve werknemersorganisaties hebben toegang tot de gegevens vermeld in artikel 44/3, samengevoegd en anoniem in de zin van artikel 1, 5°, van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
   § 2. De kruispuntbank voor de uitwisseling van gegevens is belast met de anonimisering en samenvoeging van de gegevens. Ze neemt de geschikte technische en organisationele maatregelen om de omzetting van de samengevoegde gegevens naar persoonsgegevens te voorkomen.
   § 3. Indien de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken worden bekendgemaakt, mogen de resultaten niet worden bekendgemaakt onder een vorm die de identificatie van de betrokken personen mogelijk maakt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 44/6.[1 [2 Het Agentschap wordt betrokken]2 bij de studies en onderzoeken van statistische gegevens bedoeld in artikel 44.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 4, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

TITEL 2. [1 - Communicatie met een elektronisch middel]1   ----------   (1)
Art.45.[1 Wanneer de mededeling van documenten of van informatie in uitvoering van deel II van het Wetboek wordt geëist, kan de Regering toestaan of opleggen dat deze mededeling langs elektronische weg wordt uitgevoerd.
   De Regering bepaalt de aard en de modaliteiten betreffende de elektronische communicatie bedoeld in het eerste lid. Ze kan, in dat opzicht, het gebruik van elektronische formulieren opleggen, die zij ter beschikking stelt.
   Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de mededeling van documenten of informatie die in uitvoering van boek IV van deel II het Wetboek wordt geëist.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

TITEL 3. [1 - Activiteitenverslag]1   ----------   (1)
Art.46.[1 De in uitvoering van deel II van het Wetboek erkende operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid maken jaarlijks een activiteitenverslag aan de Regering of aan haar afgevaardigde over vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop het verslag betrekking heeft.
   Dit verslag moet een kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling mogelijk maken van de activiteiten van de operatoren bedoeld in het eerste lid.
   De Regering bepaalt de inhoud van het verslag en de communicatiemodaliteiten naar gelang van de bijzondere kenmerken en de activiteitensector van elke operator.
   De eerste drie leden zijn niet van toepassing op de in uitvoering van boek IV van deel II van het Wetboek erkende operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 17, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

TITEL 3/1. [1 Inspecties]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 46/1. [1 Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder :
   1° normen: de sectorale bepalingen van Deel 2 van van dit Wetboek en hun uitvoeringsbesluiten;
   2° werkdagen: alle dagen van de week, met uitzondering van zon- en feestdagen;
   3°: operator: de operator van het beleid inzake sociale actie en gezondheid die erkend is of goedgekeurd is of die verplicht is om een erkenning of goedkeuring aan te vragen overeenkomstig Deel 2 van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 4, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


HOOFDSTUK II. [1 Opdrachten en verslagen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 46/2. [1 De opdracht van de Regering is:
   1° het controleren van de operatoren om na te gaan of zij de normen naleven en, in voorkomend geval, het opvolgen van actieplannen die voor de operatoren zijn opgesteld om aan de normen te voldoen;
   2° het ondersteunen van initiatieven voor continue kwaliteitsverbetering door steun en advies te verlenen aan operatoren;
   3° het onderzoeken van klachten tegen operatoren zoals bedoeld in artikel 43 van dit Wetboek.
   Onverminderd de sancties waarin de sectorale bepalingen van Deel 2 van dit Wetboek en hun uitvoeringsbesluiten voorzien, legt de Regering de operator nalevingsmaatregelen en een tijdschema voor de uitvoering ervan op indien wordt vastgesteld dat de normen niet worden nageleefd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 7, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


Afdeling 2. [1 Verslagen]1   ----------   (1)
Art. 46/3. [1 In het kader van de uitoefening van haar taken krachtens artikel 46/2, eerste lid, 1° en 2°, stelt de Regering een verslag op waarin zij opmerkingen formuleert, de nodige nalevingsmaatregelen aanduidt en desgevallend aanbevelingen formuleert of een actieplan opstelt dat moet worden uitgevoerd. Het verslag wordt aan de operator bezorgd, door middel van een toezending die een bepaalde datum vastlegt, binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na het bezoek van de inspectiedienst van het Agentschap om het voorlopig verslag voor te leggen aan de directie van de operator.
   De operator beschikt over een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van het voorlopige verslag, om zijn opmerkingen kenbaar te maken.
   Bij het opstellen van het eindverslag wordt rekening gehouden met de opmerkingen van de operator. Het eindverslag bevat conclusies op basis van de opmerkingen van de operator en, indien van toepassing, een tijdschema voor nalevingsmaatregelen.
   Dit verslag wordt aan de exploitant toegezonden binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na ontvangst van de laatste opmerking of op de dag na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


Art. 46/4. [1 De in artikel 46/3, eerste en derde lid, bedoelde termijnen kunnen op verzoek van de operator worden verlengd. De Regering stelt de operator uiterlijk op de dag waarop de termijn verstrijkt, van de verlenging van de termijn in kennis door middel van een toezending die, op straffe van nietigheid, een zekere datum vermeldt.
   De in artikel 46/3, tweede lid, bedoelde termijn kan eenmaal worden verlengd. De operator stelt de Regering uiterlijk op de dag waarop de termijn afloopt in kennis van zijn verzoek tot verlenging, op straffe van verval, door middel van een brief waarin een datum wordt vastgesteld.
   Wanneer de dag waarop een in artikel 46/3 bedoelde termijn verstrijkt, geen werkdag is, loopt de termijn af op de eerstvolgende werkdag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


Afdeling 3. [1 Bekendmaking]1   ----------   (1)
Art. 46/5. [1 De gestandaardiseerde conclusies die voortvloeien uit het in artikel 46/3, derde lid, bedoelde eindverslag en die geen persoonsgegevens bevatten, worden openbaar gemaakt.
   De Regering stelt een modelverslag op en bepaalt de minimuminhoud en de procedures voor de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde conclusies.
   De Regering zal een testfase organiseren die minstens 3 maanden duurt voor de publicatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


Art. 46/6. [1 De Regering kan de mededeling van de in artikel 46/3 bedoelde documenten aan de operatoren langs elektronische weg organiseren op de wijze die zij bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-07-13/15, art. 13, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>


TITEL 4. [1 - Toelagen]1   ----------   (1)
Art.47.[1 De Regering bepaalt de modaliteiten en de termijnen voor de vereffening van de toelagen toegekend in uitvoering van deel II van het Wetboek met inachtneming van het beginsel van de begrotingsannaliteit.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de toelagen toegekend in uitvoering van boek IV van deel II van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 47/1. [1 § 1. De operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in deel II van het Wetboek die in aanmerking komen voor de toelagen, moeten het gebruik ervan rechtvaardigen binnen de termijn en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering, rekening houdend met de aard van de toelagen en van de bijzondere kenmerken en de activiteitensector van elke operator.
   § 2. De Regering kan bepalen dat de toelagen worden verminderd of dat hun vereffening wordt geschorst zolang de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in deel II van het Wetboek het gebruik van hun toelagen volgens de modaliteiten bedoeld in uitvoering van paragraaf 1 niet gerechtvaardigd hebben.
   § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid bedoeld in boek IV van deel II van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-02-20/20, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 47/2. [1 De Regering of haar afgevaardigde controleert het gebruik van de toelagen toegekend aan de operatoren in uitvoering van deel II van het Wetboek op grond van de rechtvaardigingen overgemaakt in uitvoering van artikel 47/1.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden voor de uitvoering van deze controle rekening houdend met de aard van de toelagen en de bijzondere kenmerken en de activiteitensector van elke operator.
   De eerste twee leden zijn niet van toepassing op de toelagen toegekend in uitvoering van boek IV van deel II van het Wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-02-20/20, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 47/3. [1 Onverminderd de subsidies toegekend krachtens het tweede deel van dit Wetboek, kan de Regering binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies toekennen aan de krachtens dit Wetboek erkende operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid die zij aanwijst, om maatregelen te dekken die in het kader van akkoorden gesloten tussen de Regering en de betrokken sociale partners worden onderhandeld. Wanneer deze maatregelen betrekking hebben op werknemers, houden zij rekening met al dan niet gesubsidieerde werknemers die belast zijn met opdrachten in het kader van deze erkenningen. Deze subsidies volgen de evolutie van de tewerkstelling en van het aantal erkende verenigingen.
   In de privé-sector kunnen de subsidies bedoeld in het eerste lid alleen maar worden toegekend tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :
   1° er moet een drieledige kaderovereenkomst worden gesloten tussen de Regering, de representatieve vakbondsorganisatie en de representatieve werknemersorganisaties die op zijn minst het volgende bepaalt :
   a) de maatregelen en de modaliteiten voor de financiering van deze maatregelen;
   b) voor elke maatregel, de betrokken operatoren van het beleid van Sociale actie en Gezondheid;
   c) voor elke erkende sector, het aantal betrokken voltijds equivalenten of werknemers om de kostprijs van de maatregel per voltijds equivalent of per werknemer te kunnen bepalen;
   2° het akkoord bedoeld in het eerste lid wordt uitgevoerd met inachtneming van de regels inzake sociaal overleg genomen door de bevoegde overheid.
   In de openbare sector kunnen deze subsidies bedoeld in het eerste lid alleen maar worden toegekend tegen de volgende cumulatieve voorwaarden :
   1° het akkoord bedoeld in het eerste lid bepaalt minstens :
   a) de maatregelen en de modaliteiten voor de financiering van deze maatregelen;
   b) voor elke maatregel, de betrokken erkende sectoren;
   c) voor elke erkende sector, het aantal betrokken voltijds equivalenten of werknemers om de kostprijs van de maatregel per voltijds equivalent of per werknemer te kunnen bepalen;
   2° het akkoord bedoeld in het eerste lid wordt gesloten met inachtneming van de regels betreffende de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, genomen door de bevoegde overheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-01-22/04, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

TITEL 5. [1 - Collectieve huisvesting van personen in langdurige moeilijkheden]1   ----------   (1)
Art. 47/4. [1 De huizen voor collectieve huisvesting in de zin van artikel 694/15 die geen werkingsvergunning van de Regering genieten in het kader van dit wetboek of krachtens andere wetgevingen zijn verboden. In geval van sluiting van deze structuren wordt het Agentschap belast met het toezien op de acties om er voor te zorgen dat de ontredderde personen correct worden beschermd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


DEEL 2. - SECTORALE BEPALINGEN
Inleidend boek. [1 - Bevordering van de gezondheid met inbegrip van preventie]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Begripsomschrijvingen [2 ...]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 47/7.[1 [2 Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder:]2
   1° gezondheid: het lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van de individuen, dat niet enkel bestaat uit het ontbreken van een ziekte of zwakte;
   ° gezondheidsbevordering: de gezamenlijke maatregelen waardoor bevolkingsgroepen de middelen krijgen om een grotere controle uit te oefenen op hun eigen gezondheid en deze te verbeteren en de gezamenlijke sociale en milieugerelateerde interventies die zijn uitgedacht om de gezondheid en de levenskwaliteit op individueel en collectief niveau te verbeteren door in te werken op de gezondheidsbepalende factoren en niet enkel stil te staan bij behandeling en genezing, de preventie maakt volledig deel uit van de gezondheidsbevordering;
   3° preventie: de maatregelen die [2 bijdragen tot het behoud van gezondheid en]2 een interventie mogelijk maken nog voor de ziekte verschijnt voor de primaire preventie, die er de eerste tekenen van kunnen opsporen voor de secundaire preventie en die er de complicaties van of het herin hervallen kunnen tegengaan voor de tertiaire preventie;
   4° het plan: [2 het plan voor de bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2, aangenomen door de Regering, waarin een stand van zaken inzake de gezondheidstoestand van de bevolking van de Franstalige regio wordt opgemaakt, met vaststelling van [2 de overkoepelende en thematische gezondheidsdoelstellingen]2, met streeflijnen voor de acties en strategieën die inzake gezondheidsbevordering en ziektepreventie uit te voeren zijn;
   5° programma voor preventieve geneeskunde: het wetenschappelijk gevalideerd systematisch aanbod voor een welomschreven doelgroep, toegespitst op preventie, vroegtijdige opsporing en vroegtijdige behandeling van gezondheidsrisico's of ziektes;
   6° sturingscomité: het comité belast met de beleidssturing van het plan met als doel het verlenen van informatie over het verloop van het plan en het aanbrengen van aanpassingen of correcties voor de doorlopende verbetering van het plan;
   7° toezicht: de [2 ...]2 inzameling, de analyse en de interpretatie van de sociaal-sanitaire gegevens om de praktijken inzake volksgezondheid, met inbegrip van de bewaking van besmettelijke ziektes, in het kader van het Waals sociaal-sanitair informatiesysteem, te plannen, uit te voeren, te evalueren en te verbeteren;
   8° kenniscentrum voor de bevordering van de gezondheid: de erkende dienst die hoofdzakelijk belast is met het bijdragen tot [2 de uitvoering, de opvolging en de herziening van het plan en het verlenen van wetenschappelijke en methodologische steun]2 inzake gezondheidsbevordering;
   9° lokaal centrum voor gezondheidsbevordering: de erkende dienst die op lokaal vlak de uitvoering van het plan ondersteunt;
   10° operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde: de erkende dienst die een preventieve-geneeskundeprogramma stuurt;
   11° departement medisch toezicht: het departement voor het medisch toezicht van de werknemers in de interne diensten voor preventie en bescherming op het werk en het departement belast met het medisch toezicht van de werknemers in de gemeenschappelijke diensten voor preventie en bescherming op het werk;
   12° afdeling medisch toezicht: de afdeling medisch toezicht op de werknemers in de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk;
   13° de Minister: de Minister die voor gezondheid bevoegd is;
   14° operator voor gezondheidsbevordering: iedere rechtspersoon zonder winstgevend doel die bijdraagt tot de uitvoering van het plan en erkend dan wel gesubsidieerd is overeenkomstig dit Wetboek;
   15° actor in de gezondheidsbevordering: iedere overheid, rechts- of natuurlijke persoon die door haar acties bijdraagt tot de gezondheidsbevordering, [2 met inbegrip van preventie]2, op het grondgebied van het Franse taalgebied. Actoren in de gezondheidsbevordering kunnen al dan niet erkend zijn;
   16° Agentschap: het agentschap bedoeld in artikel 2 [2 ...]2;
   17° sociaal-sanitaire gegevens: [2 ...]2 ingezamelde gegevens waardoor een kruising mogelijk wordt gemaakt tussen gezondheidsinformatie met leeftijd, geslacht, sociaal-economisch niveau op individueel niveau met het oog op een epidemiologische behandeling;]1
  [2 18° rechtspersonen zonder winstoogmerk: de volgende entiteiten met een vestiging in het Franse taalgebied:
   i) de verenigingen zonder winstoogmerk;
   j) de internationale verenigingen zonder winstoogmerk;
   k) de stichtingen van openbaar nut
   l) de universiteiten in de zin van artikel 10 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;
   m) de verzekeringsinstellingen in de zin van artikel 43/2, eerste lid, 5° ;
   n) de plaatselijke besturen
   o) de verenigingen met rechtspersoonlijkheid waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;
   p) de verenigingen met rechtspersoonlijkheid waarin de onder a) tot en met g) bedoelde entiteiten zijn verenigd, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;]2
  [2 19° besmettingshaard: concentratie van gevallen van besmettelijke ziekten in tijd en ruimte, met een gemeenschappelijke blootstelling;]2
  [2 20° gewestelijke gezondheidsinspecteur: een personeelslid van het Agentschap die door de Regering op grond van zijn bijzondere deskundigheid speciaal is aangewezen voor de taken bewaking van besmettelijke ziekten en beheer en bestrijding van epidemieën.]2
  [3 21° screening: de vermoedelijke identificatie, met behulp van tests die op een systematische en gestandaardiseerde manier worden toegepast, van personen die lijden aan een ziekte of een afwijking die tot de ontwikkeling van een ziekte zou kunnen leiden en die voorheen niet werd opgemerkt.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 6, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 7, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>
  (3)<DWG 2023-10-12/20, art. 2, 068; Inwerkingtreding : 24-12-2023>

Art. 47/8.[1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 9, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>
Art. 47/8. [1 Er wordt door de Regering [2 ...]2 een plan omschreven en uitgevoerd ter bepaling van de doelstellingen en de strategieën inzake [2 bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2 in hun bijdrage tot gezondheidsverbetering [2 en tot de vermindering van sociale ongelijkheden op gezondheidsgebied en]2 in het Franse taalgebied.
   Om het plan uit te voeren, erkent de Regering:
   1° lokale centra voor gezondheidsbevordering;
   2° kenniscentra voor gezondheidsbevordering;
   3° operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde;
   4° operatoren inzake gezondheidsbevordering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 7, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<Ingevoegd bij DWG 2022-02-03/10, art. 8, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>


TITEL II. [1 Plan voor de bevordering van gezondheid, met inbegrip van preventie]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Uitwerking en inhoud van het plan]1   ----------   (1)
Art. 47/9. [1 Het plan wordt voor minstens vijf jaar opgesteld.
   De Regering omschrijft de nadere regels voor de aanneming en de bijwerking van het plan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 10, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 47/10.[1 [2 Onverminderd de bevoegdheden van de federale staat en de Franse Gemeenschap, bevat een stand van zaken betreffende de gezondheidstoestand van de bevolking, gepaard gaand met een [2 factoren van sociale ongelijkheid op het vlak van de gezondheid (geslacht, leeftijd, sociaal-economische status, enz.)]2, legt het de noden van de bevolking vast, stelt het de na te streven gezondheidsdoelen vast, stuurt het de uit te voeren acties en strategieën.]2
   In het plan worden nader omschreven:
   1° de thematische onderwerpen, de strategische doelen, de prioritaire doelgroepen en leefomgevingen [2 inzake bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2;
   2° de overkoepelende doelstellingen, die te volgen zijn voor de gezamenlijke thematische onderwerpen, doelstellingen, prioritaire doelgroepen en leefomgevingen;
   3° het overleg en de samenwerkingen met de publieke actoren en entiteiten wier bijdrage nodig is voor het bereiken van de doelstellingen, ongeacht of ze onder een gewestelijke bevoegdheid dan wel een andere bestuurslaag vallen;
   4° de nader beoordelings- en opvolgingsregels, met name de criteria en indicatoren die de beoordeling mogelijk maken van de mate van uitvoering van het plan en de herziening ervan.]1
  [2 Om een precieze identificatie mogelijk te maken, krijgt elk plan een specifieke titel, zodat het kan worden onderscheiden van alle andere eerdere of latere plannen. De Regering beslist over de titel van elk plan.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 11, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 12, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

HOOFDSTUK II. [1 - Evaluatie]1   ----------   (1)
Art. 47/11.[1 § 1. Minstens iedere vijf jaar wordt er door het sturingscomité een evaluatie van het plan georganiseerd.
   De evaluatie heeft tot doel:
   1° verslag uit te brengen over de uitvoering van het plan door [2 de actoren inzake bevordering van de gezondheid]2;
   2° de impact te meten per gender, leeftijd, sociaal-economisch niveau van deze acties op de gezondheid;
   3° aanpassingen voor te stellen voor een nieuwe versie van het plan.
   § 2. Het evaluatieverslag wordt, binnen de zes maanden volgend op de aanneming ervan door de Regering, aan het Parlement voorgelegd.]1
  [2 § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de beoordeling van het plan.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 13, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 13, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

HOOFDSTUK III. [1 - [2 ...]2 sturingscomité]1   ----------   (1)   (2)
Art. 47/12.[1 § 1. Voor het plan wordt een sturingscomité opgericht.
   [2 Dit comité is samengesteld volgens een intersectoraal beginsel. Het bevat op zijn minst :
   1° de Minister of diens afgevaardigde;
   2° vertegenwoordigers van het Agentschap;
   3° vertegenwoordigers van erkende rechtspersonen zonder winstoogmerk;
   4° vertegenwoordigers van de Waalse verzekeringsinstellingen in de zin van artikel 43/2, eerste lid,
   5° vertegenwoordigers van de bij het plan betrokken bevolking;
   6° vertegenwoordigers van de Waalse administraties met hefbomen voor actie inzake de sociale determinanten van gezondheid.]2
   De Regering bepaalt [2 de samenstelling, de aanwijzings- en werkingsmodaliteiten]2 van het sturingscomité. [2 ...]2
   § 2. Het comité bedoeld in laatste paragraaf heeft als opdracht:
   1° het regelmatig toezicht, minstens één keer per jaar, op de uitvoering van het plan;
   2° de overmaking aan de Regering, alle vijf jaar, van een evaluatie van het [2 het beleid inzake bevordering van de gezondheid, met inbegrip van de preventie]2 in het Franse taalgebied en van de voorstellen ter verbetering ervan;
   3° het voorleggen, aan de Regering, van een bijgewerkte en in overleg tot stand gebrachte versie van het plan [2 ...]2 volgens de nadere regels en de procedure die de Regering overeenkomstig artikel 47/9 aangenomen heeft.
   Er kunnen [2 ...]2 expertenwerkgroepen worden opgericht om elk bestanddeel van het plan aan bespreking en behandeling te kunnen onderwerpen.]1
  [2 De Regering bepaalt de taken van het sturingscomité en bepaalt de modaliteiten voor de oprichting van werkgroepen. Zij kan andere taken aan het sturingscomité toevertrouwen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 15, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 15, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

TITEL III. [1 - Besmettelijke ziektes]1   ----------   (1)
Art. 47/13.[1 § 1. Met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en de toepassing van passende profylactische maatregelen stelt de Regering een lijst aangifteplichtige besmettelijke ziektes vast, die zij minstens één keer per jaar bijwerkt.
   Van de, in het Franse taalgebied gelokaliseerde, bevestigde of verdachte gevallen van één der ziektes opgelijst in lid 1 wordt door iedere arts of apotheker-bioloog [2 of zijn afgevaardigde]2 die in het Franse taalgebied actief is [2 ...]2 eveneens als hij van een nationaal referentiecentrum of -laboratorium voor menselijke microbiologie afhangt, aangifte gedaan. [2 ...]2
  [2 Bevestigde of vermoede gevallen van infectieziekten die niet op de in lid 1 bedoelde lijst voorkomen, moeten worden gemeld als zij op korte termijn levensbedreigend zijn of een sterk epidemisch karakter hebben. Deze meldingsplicht rust op de in lid 2 bedoelde personen.]2
   De Regering stelt de procedure en de nadere regels voor de verplichte aangifte vast, evenals de profylactische maatregelen.
   § 2. De Regering stelt daarnaast een lijst te bewaken pathogenen vast die zij minstens één keer per jaar bijwerkt. De Regering stelt de procedure en de nadere regels voor dat toezicht vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 17, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 16, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 47/14.[1 § 1. De persoonsgegevens van de persoon die een [2 in artikel 47/13, § 1, bedoelde]2 ziekte heeft opgelopen worden ingezameld door [2 de gewestelijke gezondheidsinspecteurs,]2 de artsen of de verpleegkundigen [2 als bedoeld in artikel 47/15, § 1, of, indien nodig, door externe dienstverleners die daartoe specifiek door het Agentschap zijn aangewezen]2.
   [2 De persoonsgegevens, ingezameld in het kader van de in artikel 47/13 bedoelde aangiften, zijn:
   1° identificatienummer van het Rijksregister; 2° naam en voornaam;
   3° geboortedatum; 4° geslacht;
   5° nationaliteit;
   6° adres van de effectieve verblijfplaats;
   7° contactgegevens van het geval of de wettelijke vertegenwoordiger, zoals e-mail, telefoonnummer;
   8° beroep;
   9° activiteiten die tijdens de incubatie- en besmettelijke periode worden uitgevoerd;
   10° aanwezigheid in een gemeenschap zoals een school, werkplaats, logement, gevangenis, opvangcentrum, sportclub, volksclub, hotel;
   11° pathologie met aanvullende gegevens zoals symptomen, klinisch onderzoek, diagnose, verrichte aanvullende medische en paramedische onderzoeken, behandelingen, enz.;
   12° klinische geschiedenis zoals voorgeschiedenis, behandelings- en verzorgingsgeschiedenis, vaccinaties, risicofactoren;
   13° identificatie van de ziekteverwekker;
   14° soort bevestiging, zoals laboratorium of andere;
   15° naam en contactgegevens van de behandelende arts of andere betrokken beroepsbeoefenaars;
   16° aanwezigheid van risicopersonen in de nabije omgeving en gegevens over hen opgesomd in 1° tot 8° ;
   17° bron van besmetting indien bekend;
   18° in geval van pathologieën met een voedselrisico of een verhoogd risico bij specifieke risicogroepen, het beroep, het soort contact en de activiteiten die door de nabije omgeving worden uitgevoerd.]2
   [2 De doeleinden van de behandeling van de persoonsgegevens bedoeld in het tweede lid zijn:]2
   - het nemen van [2 in artikel 47/15 bedoelde]2 passende sanitaire maatregelen in functie van het geval, van diens pathologie of diens omgeving [2 , met inbegrip van een eventuele besmettingshaard]2;
   - de analyse van de epidemiologische gegevens om de impact en de prevalenties van de ziektes te meten en dienovereenkomstig de acties inzake [2 preventieve of profylactische geneeskunde, indien mogelijk na anonimisering van de gegevens, te beheren.]2
   De persoonsgegevens worden na twee jaar gewist en de gevallen worden anoniem gemaakt. [2 De Regering is gemachtigd van de termijn van twee jaar af te wijken wanneer de gezondheidssituatie zulks vereist.]2
   Enkel de personeelsleden [2 die door het Agentschap specifiek worden aangewezen en, indien nodig, de externe dienstverleners die door het Agentschap specifiek worden aangewezen en die belast zijn met]2 het toezicht op de besmettelijke ziektes hebben toegang tot deze gegevens en hebben de machtiging om ze te verwerken.
  [2 De in lid 5 bedoelde personen zijn verplicht de vertrouwelijkheid en de veiligheid te garanderen van alle persoonsgegevens waarvan zij kennis hebben, met inachtneming van de wetgeving inzake gegevensbescherming.]2
   Het Agentschap wordt vastgelegd als verantwoordelijke voor de verwerking van de in § 1 bedoelde gegevens.
   De gegevens worden per telefoon, [2 ...]2 beveiligde informaticatoepassingen binnen in het Agentschap of via elektronische aangifte-interface ingezameld.
   § 2. De Regering omschrijft de voorwaarden voor de toegang tot de gegevens bedoeld in § 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 18, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 17, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 47/15.[1 § 1. [4 De gewestelijke gezondheidsinspecteur, de artsen of de verpleegkundigen belast met het toezicht op de besmettelijke ziektes worden uit zijn midden door het Agentschap aangewezen.]4
  [4 § 1/1. De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen die tussenkomen in een toestand die deel uitmaakt van een individueel of gezinsverband, werken samen met de arts van de betrokken patiënt. De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen die tussenkomen in een toestand die collectief benaderd kan worden, werken samen met de door de gemeenschap aangewezen arts, de behandelende artsen, de plaatselijke administratieve overheden en de betrokken huisartsenkring, met wie hij overleg pleegt.
   De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen zien erop toe dat de preventieve en profylactische maatregelen die de Regering in het kader van de bescherming van de volksgezondheid heeft vastgesteld, worden toegepast.
   De in lid 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen werken samen met de plaatselijke administratieve overheden waardoor de maatregelen moeten worden toegepast. "Onder plaatselijke administratieve overheden" wordt verstaan de burgemeesters, de provinciegouverneurs, de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of hun administraties en de lokale politiediensten".
   De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen stellen de betrokken administratieve overheden op de hoogte wanneer een reëel verspreidingsrisico bestaat of wanneer de verspreiding daadwerkelijk aangetoond is.
   De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen bevelen in voorkomend geval de bevoegde administratieve overheden aan de nodige bevelen of besluiten te geven om het geval te beheren.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.]4
  [4 § 1/2. De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen verrichten rechtstreeks of door tussenkomst van een andere beroepsbeoefenaar elke medische controle of elk medisch onderzoek, alsmede alle informatie die zij voor de vervulling van hun taak nuttig achten.
   De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen zien erop toe en eisen zo nodig via de verantwoordelijke gezondheidswerker dat de persoon die ervan verdacht wordt op korte termijn aan een levensbedreigende ziekte te lijden of de symptomen van een ernstige epidemische ziekte te vertonen, alsmede de perso(o)n(en) die hem (hen) kan (kunnen) hebben besmet of die door hem (hen) kan (kunnen) zijn besmet de nodige onderzoeken ondergaan en, in voorkomend geval, passende preventieve of curatieve medische behandelingen ondergaan, onverminderd het recht van de patiënt om, na volledig geïnformeerd te zijn over zijn gezondheidstoestand, een dergelijke preventieve of curatieve behandeling te weigeren wanneer andere in dit artikel bedoelde maatregelen volstaan om volledig vrij te zijn van besmetting.
   In voorkomend geval verbieden de in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen, personen die aan een besmettelijke ziekte lijden, beroepsactiviteit uit te oefenen en een gemeenschap te bezoeken tijdens een periode die niet langer duurt dan de periode van besmettelijkheid.
   De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen gelasten zo nodig de isolatie van personen die besmet zijn of besmet kunnen zijn geweest, voor een periode die niet langer duurt dan de periode van hun besmettelijkheid. Deze isolatie wordt uitgevoerd, afhankelijk van de omstandigheden:
   a) in een ziekenhuisdienst die relevant is voor de gegeven gezondheidstoestand en die geïdentificeerd is bij de isolatiebeslissing die door de arts van het Agentschap belast met het toezicht op besmettelijke ziektes na overleg met het betrokken ziekenhuis is aangenomen;
   b) thuis
   c) op een andere voor dit doel geschikte plaats.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.]4
  [4 § 1/3. De in paragraaf 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen hebben het recht elke plaats te betreden die is bezocht door een persoon of personen die aan een besmettelijke ziekte lijden of door dieren die besmet zijn of waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn, teneinde de bron van de besmetting vast te stellen en profylactische maatregelen te nemen. Wanneer deze plaats een woning is, kan het recht van binnentreden overeenkomstig artikel 15 van de Grondwet slechts worden uitgeoefend met instemming van de betrokkene of met toestemming van een rechter, of in geval van ernstig en dreigend gevaar.
   De in lid 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen geven zo nodig opdracht :
   1° ontsmetting van voorwerpen en lokalen die besmet kunnen zijn;
   2° het isoleren, behandelen en, indien nodig, doden en verbranden van besmette of verdachte dieren, in samenwerking met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.
   De in lid 1 bedoelde gewestelijke gezondheidsinspecteurs, artsen of verpleegkundigen gelasten, wanneer het besmettingsgevaar zulks vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting van een plaats, ruimte of installatie. Een verslag waarin de sluiting van een plaats, ruimte of faciliteit wordt gemotiveerd, wordt toegezonden aan de burgemeester van de betrokken gemeente. De beslissing tot sluiting wordt beëindigd indien de omstandigheden die het rechtvaardigden, niet langer aanwezig zijn. De burgemeester is uit hoofde van zijn administratieve politiebevoegdheden verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissingen tot sluiting."
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of passend zijn voor de uitvoering van dit paragraaf.]4
  [4 § 1/4. De in de leden 1/1, 1/2 en 1/3 bedoelde maatregelen zijn, in het licht van de wetenschappelijke kennis omtrent de betrokken besmettelijke ziekte, noodzakelijk, passend en evenredig met het doel om verdere besmetting te voorkomen.]4
   § 2. [4 De gewestelijke gezondheidsinspecteurs, de artsen]4 of verpleegkundigen van het Agentschap belast met het toezicht op de besmettelijke ziektes nemen contact op met iedere nationale, buitenlandse of internationale gezondheidsoverheid om de sociaal-sanitaire gegevens, nodig in het belang van de volksgezondheid, in te zamelen en uit te wisselen [4 , met inachtneming van nationale samenwerkingsovereenkomsten of Europese of internationale overeenkomsten, en van Verordening (EG) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)]4.
   § 3. [4 De gewestelijke gezondheidsinspecteurs, de artsen]4 of verpleegkundigen van het Agentschap belast met het toezicht op de besmettelijke ziektes stellen de overtredingen vast in verband met de aangifteplicht door tot bewijs van het tegendeel bewijskrachtige processen-verbaal op te stellen met afschrift binnen de acht dagen te rekenen van de vaststelling aan de personen verdacht van het begaan hebben van een overtreding.
   § 4. [4 De gewestelijke gezondheidsinspecteurs, de artsen]4 of verpleegkundigen van het Agentschap belast met het toezicht op de besmettelijke ziektes zijn gemachtigd om de bijstand en de bescherming van de lokale of federale politie bij de uitoefening van hun ambt te eisen, daar waar dit in het belang van de volksgezondheid nodig is.
   § 5. De opdrachten prerogatieven van huidig artikel worden onder het toezicht van een arts, aangewezen door het Agentschap, uitgevoerd.]1
  [3 § 6. [4 De regionale gezondheidsinspecteurs, de artsen of verpleegkundigen van het Agentschap belast met het toezicht op besmettelijke ziektes kunnen een beroep doen]4 of verpleegkundigen van het Agentschap belast met het toezicht op besmettelijke ziektes een beroep doen op mobiele teams voor het nemen van maatregelen ter plaatse in het geval van een besmettingshaard.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 19, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2020-07-16/02, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 16-07-2020>
  (3)<DWG 2020-10-15/05, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2020; worden de vijfde dag volgend op de bekendmaking van het regeringsbesluit waarmee het einde van de toestand van COVID-19-epidemie vastgesteld wordt, opgeheven.>
  (4)<DWG 2022-02-03/10, art. 18, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 47/15/1. [1 § 1. In geval van een epidemische noodsituatie in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie, afgekondigd door de Koning krachtens artikel 3, § 1, van dezelfde wet, beslist de Regering bij besluit, voor het geheel of een deel van het Franse taalgebied, tot een noodtoestand op het gebied van de volksgezondheid voor een maximumtermijn van drie maanden. Dit besluit treedt onmiddellijk in werking.
   Het besluit van de Regering wordt onmiddellijk aan het Parlement meegedeeld. Het Parlement bekrachtigt het Regeringsbesluit bij decreet binnen vijftien dagen na de bekendmaking ervan. Bij gebreke van aanneming van een decreet waarbij het Regeringsbesluit binnen de bovengenoemde termijn van vijftien dagen wordt bevestigd, wordt dit besluit geacht nooit te zijn aangenomen.
   Over de verlenging van de noodtoestand op het gebied van de volksgezondheid wordt bij Regeringsbesluit beslist, telkens voor een periode van maximaal drie maanden. Dit besluit treedt onmiddellijk in werking.
   Het verlengingsbesluit van de Regering wordt onmiddellijk aan het Parlement meegedeeld. Het Parlement bekrachtigt het door de Regering aangenomen verlengingsbesluit bij decreet binnen vijftien dagen na de bekendmaking ervan. Bij gebreke van aanneming van een decreet waarbij het door de Regering genomen verlengingsbesluit binnen de bovengenoemde termijn van vijftien dagen wordt bevestigd, wordt dit besluit geacht nooit te zijn aangenomen.
   § 2. Tijdens de periode van een noodtoestand op het gebied van de volksgezondheid stelt de Regering voor het gehele grondgebied van het Franse taalgebied of een gedeelte daarvan, naar gelang van de epidemiologische omstandigheden, de maatregelen vast bedoeld in de leden 1/2 en 1/3 van artikel 47/15.
   Zij kan ook alle andere maatregelen nemen die nodig zijn om de epidemie te beheren, te bewaken en te beheersen.
   De in dit paragraaf bedoelde maatregelen zijn, in het licht van de wetenschappelijke kennis omtrent de betrokken besmettelijke ziekte, noodzakelijk, passend en evenredig met de doelstellingen om verdere besmetting te voorkomen en de verspreiding van de epidemie te beheersen.
   De op basis van dit paragraaf vastgestelde maatregelen zijn van toepassing gedurende een periode van ten hoogste één maand. Zij worden maandelijks door de regering geëvalueerd en van maand tot maand vernieuwd wanneer zij noodzakelijk blijven in de zin van lid 3. Zij kunnen geen effect hebben na de periode van de noodsituatie op gezondheidsgebied.
   Dit paragraaf is van toepassing onverminderd de bevoegdheden van de federale staat en de andere gefedereerde entiteiten. De in dit paragraaf bedoelde maatregelen hebben uitsluitend betrekking op de bescherming van de gezondheid en zijn bedoeld om op evenredige wijze de verspreiding van het besmettelijke agens dat verantwoordelijk is voor de epidemische situatie te voorkomen, af te remmen of tot staan te brengen, zoals met name, en op niet-uitputtende wijze, volgens de geldende wetenschappelijke aanbevelingen: screening, isolatie, quarantaine, het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen of bewustmaking van de regels inzake persoonlijke hygiëne, enz. Tenzij de federale Staat of een andere deelstaat reeds een raadpleging heeft georganiseerd, zal de Regering het initiatief nemen tot een raadpleging van de federale Staat en de andere deelstaten wanneer de voorgenomen maatregelen gevolgen kunnen hebben voor hun respectieve bevoegdheden.
   § 3. De Regering bepaalt aan welke natuurlijke of rechtspersonen zij de uitvoering van de krachtens het tweede paragraaf aangenomen maatregelen toevertrouwt.
   § 4. Voorzover de door de Regering uit hoofde van paragraaf 2 getroffen maatregelen de verwerking van persoonsgegevens omvatten, is artikel 47/14 op deze verwerking van toepassing, met uitzondering van paragraaf 1, vijfde tot en met zevende lid.
   In het kader van deze verwerking zijn de door de regering uit hoofde van paragraaf 3 aangewezen natuurlijke of rechtspersonen aan hetzelfde beroepsgeheim gebonden als de in artikel 47/14, paragraaf 1, vijfde lid, bedoelde regionale gezondheidsinspecteurs, artsen en verpleegkundigen.
   De regering bepaalt wie verantwoordelijk is voor de verwerking van de in dit paragraaf bedoelde persoonsgegevens.
   § 5. Binnen drie maanden na het einde van de noodtoestand op gezondheidsgebied legt de Regering aan het Parlement een evaluatieverslag voor over de doelstellingen die in het kader van de eerbiediging van de grondrechten zijn nagestreefd, teneinde na te gaan of dit artikel niet moet worden ingetrokken, aangevuld, gewijzigd of vervangen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-02-03/10, art. 19, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>


Art. 47/15bis.
  <Opgeheven bij DWG 2023-06-01/09, art. 2, 062; Inwerkingtreding : 26-04-2023>

Art. 47/15ter. [1 § 1. De toezichtscel besmettelijke ziektes maakt een periodiek verslag over de toestand van de epidemie op het grondgebied van elke gemeente aan de directie van het Gewestelijk crisiscentrum van de Waalse Overheidsdienst over.
   Dat verslag bevat het resultaat van de analyse van de epidemiologische en sanitaire gegevens ter identificatie van eventuele haarden van besmetting, en meer bepaald :
   1° informatie over de geïdentificeerde haarden van besmetting, namelijk :
   a) het type besmettingshaarden;
   b) de benaming van de besmettingshaard;
   c) het aantal bevestigde gevallen;
   d) de datum van bevestiging van de gevallen;
   e) ieder commentaar voor een beter inzicht in de toestand;
   2° een kaartdocument met legende en een overzicht van de haarden van besmetting ter identificatie van de betrokken wijken;
   3° het aantal nieuwe gevallen op het grondgebied van de gemeente, met nadere bepaling van het aantal nieuwe gevallen per haard van besmetting;
   4° een conclusie over de stand van zaken.
   Het verslag bedoeld in het eerste lid bevat geen persoonsgegevens.
   § 2. Het Gewestelijk crisiscentrum maakt het verslag bedoeld in lid 1 aan de betrokken gouverneurs en burgemeesters over.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2020-10-15/05, art. 4, 050; Inwerkingtreding : 01-10-2020; worden de vijfde dag volgend op de bekendmaking van het regeringsbesluit waarmee het einde van de toestand van COVID-19-epidemie vastgesteld wordt, opgeheven.>


Art. 47/16.[1 Onverminderd de toepassing van de straffen door het Strafwetboek bepaald worden gestraft met een geldboete van 1 tot 500 euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden, of met slechts één van beide straffen, de personen:
   1° die niet voldoen aan de aangifteplicht bedoeld in artikel 47/13, § 1, tweede lid, of die opzettelijk onvolledige of onjuiste gegevens verstrekken;
   2° die opzettelijk de opdrachten en prerogatieven van de gewestelijke gezondheidsinspecteurs, van de artsen en verpleegsters bedoeld in artikel 47/15 belemmeren;
   3° die geen gevolg geven aan de beslissingen die de gewestelijke gezondheidsinspecteurs, de artsen en de verpleegkundigen op grond van artikel 47/15 hebben genomen;
   4° die opzettelijk de uitvoering of tenuitvoerlegging belemmeren van beslissingen die op grond van artikel 47/15 zijn gegeven door de gewestelijke inspecteurs voor de volksgezondheid, de artsen en de verpleegkundigen.
   De politierechtbank behandelt de in dit artikel vastgestelde strafbare feiten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 20, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 47/16/1. [1 Onverminderd de toepassing van de straffen door het Strafwetboek bepaald worden gestraft met een geldboete van 1 tot 500 euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden, of met slechts één van beide straffen, de personen:
   1° die de door de Regering op grond van artikel 47/15/1, tweede lid, genomen besluiten niet naleven;
   2° die opzettelijk de tenuitvoerlegging of uitvoering belemmeren van de beslissingen die de Regering heeft genomen op grond van artikel 47/15/1, paragraaf 2.
   De politierechtbank behandelt de in dit artikel vastgestelde strafbare feiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-02-03/10, art. 21, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>


TITEL IV. [1 - Programma's voor preventieve geneeskunde]1   ----------   (1)
Art. 47/17.[1 § 1. Er worden door de Regering, op grond van het plan, [2 ...]2 op het Gewest toegespitste programma's voor preventieve geneeskunde aangenomen.
   De programma's voor preventieve geneeskunde worden door één of meerdere, [2 door de Regering erkend overeenkomstig artikel 410/18]2, operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde gestuurd.
   Het operationaliseringscentrum [2 in preventieve geneeskunde]2 stelt met het Agentschap een protocol vast ter uitvoering van het programma voor preventieve geneeskunde. In dat protocol worden met name de procedures, de doelgroepen, de gegevensstromen, de faseringen van de acties en het type beoordeling die verwezenlijkt moeten worden voor de uitvoering van het programma voor preventieve geneeskunde nader omschreven. Dat protocol wordt door de Regering bekrachtigd.
   § 2. De lokale centra voor gezondheidsbevordering ondersteunen de uitvoering van die programma's op hun grondgebied.
   § 3. De Regering stelt nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 22, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 22, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 47/17bis. [1 De Regering neemt op basis van een overlegd voorstel of, bij gebrek daaraan, op basis van een advies van het Agentschap en de Cel bedoeld in artikel 1 van het Besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2020 houdende oprichting van een Waalse cel COVID-19, een protocol aan voor de uitvoering van een vaccinatieprogramma voor volwassenen tegen COVID-19.
   Het protocol wordt opgesteld overeenkomstig de beslissingen van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid betreffende de regels voor de vaststelling van de doelgroepen van de volwassen bevolking en, in voorkomend geval, voor de vaststelling van de financiële voorwaarden voor de toegang van de bij dit programma betrokken volwassenen.
   In dit protocol worden onder andere de procedures, de doelgroepen, de vaccinatieplaatsen, de logistieke stromen, de gegevensuitwisselingsprocessen, de fasering van de acties, de communicatie en het type evaluatie dat moet worden uitgevoerd voor de uitvoering van het vaccinatieprogramma voor volwassenen tegen COVID-19 gedefinieerd en nader uitgewerkt.
   Dit protocol kan worden onderverdeeld in verschillende delen die betrekking hebben op de modaliteiten betreffende een of meer fasen die overeenkomen met de doelgroepen waarop het vaccinatieprogramma zich richt.
   Dit protocol wordt zo nodig aangepast volgens de in het eerste lid bedoelde procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 68 2020-12-16/04, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 17-12-2020>


Art. 47/17/1. [1 § 1. Wanneer het programma voor preventieve geneeskunde betrekking heeft op de screening op een ziekte of een onderdeel omvat dat verband houdt met de screening op een ziekte, is het met de aansturing van dit programma belaste operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde gemachtigd om persoonsgegevens te verwerken overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde modaliteiten.
   § 2. Het programma voor preventieve geneeskunde specificeert de categorieën personen waarop de screening betrekking heeft, op basis van een medische en economische analyse die bepaalt voor welke categorieën personen systematische screening vanuit het oogpunt van de volksgezondheid gerechtvaardigd is.
   Voor elk van deze betrokkenen is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma preventieve geneeskunde gemachtigd om de gegevens bedoeld in lid 3 te verwerken voor de volgende doeleinden:
   1° om contact op te nemen met personen die kunnen deelnemen aan een screening in het kader van het programma preventieve geneeskunde;
   2° om, na anonimisering van de gegevens, analyses uit te voeren voor statistische en epidemiologische doeleinden, met name met het oog op de evaluatie van de kwaliteit en de doeltreffendheid van het programma voor preventieve geneeskunde.
   Voor elk screeningprogramma voor preventieve geneeskunde verwerkt het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma, de volgende gegevens:
   1° het identificatienummer van het Rijksregister (INSZ);
   2° de naam en voornamen;
   3° de geboortedatum en, indien nodig voor het verzenden van uitnodigingen voor screening op de ziekte in kwestie, de geboorteplaats;
   4° het geslacht;
   5° het adres van de hoofdverblijfplaats;
   6° in voorkomend geval, het elektronisch adres waar de betrokkene langs elektronische weg gecontacteerd wenst te worden;
   7° de datum van de laatste uitnodiging om deel te nemen aan de screening;
   8° in voorkomend geval, de datum van de laatste screeningtest;
   9° in voorkomend geval, de vermelding dat de betrokkene reeds de ziekte heeft waarop de screening betrekking heeft en niet meer mag worden uitgenodigd om deel te nemen aan deze screening;
   10° in voorkomend geval, de vermelding dat de persoon uitdrukkelijk gevraagd heeft niet te worden uitgenodigd om deel te nemen aan de screening.
   Met het oog op het verkrijgen en actualiseren van de gegevens, vermeld in het derde lid, 1° tot 5°, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde, belast met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde, gemachtigd een aanvraag in te dienen:
   1° uit het Rijksregister van de natuurlijke personen bedoeld in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
   2° bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoeld in de Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
   In geval van discrepantie tussen het geslacht en het biologische geslacht kan de betrokkene zich wenden tot het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde om deze gegevens aan te passen.
   Onverminderd de bevoegdheden van de Federale Staat en de andere deelstaten, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma preventieve geneeskunde, bevoegd om met het oog op het verkrijgen en actualiseren van de gegevens, vermeld in het derde lid, 9°, een aanvraag in te dienen en gegevens te verzamelen:
   1° uit het register van personen die aan de betrokken ziekte lijden, als dat bestaat, ongeacht de natuurlijke of rechtspersoon die het register bijhoudt;
   2° bij elke arts die de betrokkene behandelt.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde is gemachtigd om de gegevens bedoeld in paragraaf 3, 2°, 5° en 6° over te maken aan de verwerker die belast is met het redigeren, opmaken, afdrukken, en verzenden van de uitnodigingen tot deelname aan de screening. Deze gegevens moeten door deze verwerker worden gewist zodra hij klaar is met de hem toevertrouwde taak.
   § 3. Wanneer de personen die betrokken zijn bij het programma voor preventieve geneeskunde effectief hebben deelgenomen aan de screening, verwerkt het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde de gegevens bedoeld in het tweede lid:
   1° om de medische opvolging van de resultaten van de screeningstests te verzekeren;
   2° om de gegevens, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 8° en 9°, in te vullen;
   3° om, na anonimisering van de gegevens, analyses uit te voeren voor statistische en epidemiologische doeleinden, in het bijzonder met het oog op de evaluatie van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de georganiseerde screening.
   Wanneer de personen die betrokken zijn bij het programma voor preventieve geneeskunde effectief hebben deelgenomen aan de screening, verwerkt het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde de volgende gegevens:
   1° het identificatienummer van het Rijksregister (INSZ);
   2° de naam en voornamen;
   3° de geboortedatum en, indien nodig voor het verzenden van uitnodigingen voor screening op de ziekte in kwestie, de geboorteplaats;
   4° het geslacht;
   5° het adres van de verblijfplaats;
   6° in voorkomend geval, het elektronisch adres waar de betrokkene langs elektronische weg gecontacteerd wenst te worden;
   7° de datum van de laatste uitnodiging om deel te nemen aan de screening;
   8° indien van toepassing, de datum van de laatste screeningtest;
   9° in voorkomend geval, een indicatie dat de persoon reeds de ziekte heeft waarop het onderzoek betrekking heeft en niet langer mag worden uitgenodigd om deel te nemen aan deze screening;
   10° in voorkomend geval, de vermelding dat de persoon uitdrukkelijk gevraagd heeft niet te worden uitgenodigd om deel te nemen aan de screening;
   11° de gegevens van de referentiearts, instelling of laboratorium dat de screeningstest heeft uitgevoerd;
   12° de datum van de screentest;
   13° het resultaat van de screeningstest;
   14° indien een aanvullend onderzoek gepland is door het programma voor preventieve geneeskunde om het resultaat van de screeningstest te verifiëren, de gegevens van de referentiearts, instelling of laboratorium dat het aanvullend onderzoek heeft uitgevoerd;
   15° indien een aanvullend onderzoek gepland is door het programma voor preventieve geneeskunde om het resultaat van de screeningstest te verifiëren, de datum van dit aanvullend onderzoek;
   16° indien een aanvullend onderzoek gepland is door het programma voor preventieve geneeskunde om het resultaat van de screeningstest te verifiëren, het resultaat van dit aanvullend onderzoek;
   17° het telefoonnummer van de gescreende persoon, indien hij deze informatie verschaft;
   18° in voorkomend geval, de contactgegevens van de huisarts of specialist die door de gescreende persoon werd aangeduid;
   19° voorkomend geval, de vaccinatiegegevens, indien dergelijke vaccinatie bestaat voor de ziekte waarop het preventieve geneeskundeprogramma betrekking heeft;
   20° de datum van de eerste behandeling na een positieve screeningstest of aanvullend onderzoek.
   De Regering specificeert de vaccinatiegegevens, vermeld in paragraaf 2, 19°.
   Met het oog op het verkrijgen en actualiseren van de gegevens, vermeld in het tweede lid, 1° tot 5°, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde, belast met de aansturing van het programma preventieve geneeskunde, gemachtigd een aanvraag in te dienen:
   1° uit het Rijksregister van de natuurlijke personen bedoeld in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
   2° bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoeld in de Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
   Onverminderd de bevoegdheden van de Federale Staat en de andere deelstaten, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde, belast met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde, bevoegd om met het oog op het verkrijgen en het actualiseren van de gegevens, vermeld in het tweede lid, 19° en 20°, een aanvraag in te dienen en gegevens te verzamelen:
   1° uit het register van personen die aan de betrokken ziekte lijden, als dat bestaat, ongeacht de natuurlijke of rechtspersoon die het register bijhoudt;
   2° uit het register van inentingen tegen de betrokken ziekte, als dat bestaat, ongeacht de natuurlijke of rechtspersoon die het register bijhoudt;
   3° van elke arts die de betrokkene behandelt, met inachtneming van de artikelen 36 tot 40 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van het programma preventieve geneeskunde stuurt de gegevens, vermeld in paragraaf 2, 13° en 16°, door naar de gescreende persoon volgens de modaliteiten vastgelegd in het programma voor preventieve geneeskunde.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde belast met de aansturing van het programma preventieve geneeskunde is bevoegd om de gegevens, vermeld in het tweede lid, door te geven aan de arts, vermeld in het tweede lid, 18°, indien de gescreende persoon een huisarts of specialist heeft aangeduid als zijn behandelende arts.
   Onverminderd de bevoegdheden van de Federale Staat en de andere deelstaten, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde, belast met de aansturing van het programma voor preventieve geneeskunde, gemachtigd om de in lid 2 bedoelde gegevens door te sturen naar het register van personen die aan de betrokken ziekte lijden, indien een dergelijk register bestaat.
   § 4. De in paragraaf 2, derde lid, bedoelde gegevens worden bewaard gedurende ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar vanaf het tijdstip waarop de betrokken personen niet langer behoren tot de categorieën personen waarop de screening betrekking heeft.
   De in paragraaf 3, tweede lid, bedoelde gegevens worden bewaard gedurende ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar na het laatste contact met de betrokkene, vanaf het moment waarop de betrokkenen niet langer behoren tot de categorieën personen waarop de screening betrekking heeft.
   Aan het einde van de bewaarperiode worden de persoonlijke gegevens geanonimiseerd.
   § 5. Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van een programma voor preventieve geneeskunde dat betrekking heeft op de screening op een ziekte of dat een onderdeel bevat dat betrekking heeft op de screening op een ziekte, is verantwoordelijk voor de gegevensverwerking bedoeld in dit artikel.
   § 6. Wanneer de erkenning van het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde belast met de aansturing een programma voor preventieve geneeskunde dat betrekking heeft op de screening op een ziekte of dat een onderdeel bevat dat betrekking heeft op de screening op een ziekte, wordt ingetrokken, draagt dit operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde de gegevens bedoeld in de paragrafen 2 en 3 over aan het erkende operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat het opvolgt in het beheer van dit programma voor preventieve geneeskunde of, bij gebrek daaraan, aan het Agentschap. De Regering bepaalt de in dit lid bedoelde overdrachtsregelingen.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde waarvan de erkenning is ingetrokken, mag de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde gegevens niet bewaren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-10-12/20, art. 3, 068; Inwerkingtreding : 24-12-2023>


Art. 47/17/2. [1 Wanneer het programma voor preventieve geneeskunde een onderdeel omvat ter bestrijding van een of meerdere meldingsplichtige infectieziekten en het Agentschap het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat belast is met de aansturing van dit programma voor preventieve geneeskunde heeft aangewezen als externe dienstverlener in de zin van artikel 47/14, kan het Agentschap dit operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde toestemming verlenen om de in artikel 47/14, § 1, lid 2, bedoelde gegevens in zijn eigen databank in te voeren. Deze machtiging heeft tot doel de verwerking van de ingevoerde gegevens ten behoeve van dit programma voor preventieve geneesmiddelen te optimaliseren, te beveiligen en te rationaliseren.
   De in lid 1 bedoelde machtiging betreft enkel gegevens met betrekking tot infectieziekten waarvoor een aangifteplicht bestaat en die onder het programma voor preventieve geneeskunde vallen.
   Met het oog op het verkrijgen en het bijwerken van de gegevens bedoeld in artikel 47/14, § 1, tweede lid, 1° tot 6°, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat de machtiging bedoeld in het eerste lid heeft verkregen, gemachtigd een aanvraag in te dienen:
   1° uit het Rijksregister van de natuurlijke personen bedoeld in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
   2° bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid bedoeld in de Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
   3° uit elk ander register of gegevensbank bijgehouden door een federale administratie, een gewestelijke administratie, een gemeenschapsadministratie, een provinciale administratie of een gemeentelijke administratie.
   In afwijking van artikel 47/14, § 1, zevende lid, is het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde dat de machtiging bedoeld in het eerste lid ontvangt, belast met de verwerking van de gegevens die het invoert.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde draagt alle gegevens die het overeenkomstig dit artikel verwerkt, volgens de modaliteiten bepaald door de Regering of haar afgevaardigde over aan het Agentschap, wanneer:
   1° het Agentschap de in lid 1 bedoelde toestemming intrekt; 2° zijn erkenning wordt ingetrokken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2023-10-12/20, art. 4, 068; Inwerkingtreding : 24-12-2023>


TITEL V. [1 - [2 audiovisuele gezondheidsbevorderingscampagnes, met inbegrip van preventie]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 47/18.[1 Om een gezond leven en de preventiemaatregelen te bevorderen, [2 komt de Regering met de Regeringen van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie overeen een procedure uit te werken voor de toekenning van de kosteloze audiovisuele ruimtes]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 24, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 24, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Inleidend boek bis. [1 - Strategisch plan voor geestelijke gezondheid]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art. 47/19. [1 Voor de toepassing van dit Boek wordt verstaan onder:
   1° "geestelijke gezondheid": een toestand van welzijn waarin een individu zijn eigen potentieel kan verwezenlijken, in evenwicht met zijn omgeving kan leven en kan omgaan met levenssituaties en de stress die ze opwekken in de vorm van frustraties, moeilijke gebeurtenissen die moeten worden doorstaan of problemen die moeten worden opgelost;
   2° "het plan": het door de Regering aangenomen strategisch plan voor de geestelijke gezondheid dat een diagnose stelt van de geestelijke gezondheidstoestand van de bevolking van het Franse taalgebied, transversale en thematische doelstellingen inzake geestelijke gezondheid vastlegt en de acties en strategieën op het vlak van geestelijke gezondheid stuurt;
   3° "stuurcomité": het comité belast met de strategische sturing van het plan met als doel het verlenen van informatie over het verloop van het plan en het aanbrengen van aanpassingen of correcties voor de doorlopende verbetering van het plan;
   4° "de Minister": de Minister bevoegd voor gezondheid; 5° "het Agentschap": het Agentschap bedoeld in artikel 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


TITEL II. [1 - Strategisch plan voor geestelijke gezondheid]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Voorbereiding en inhoud van het plan]1   ----------   (1)
Art. 47/20. [1 De Regering definieert en implementeert een strategisch plan voor geestelijke gezondheid met als doel de doelstellingen en strategieën voor geestelijke gezondheid te bepalen, om bij te dragen tot de verbetering van de geestelijke gezondheid in het Franse taalgebied, rekening houdend met, in het bijzonder, de factoren van sociale ongelijkheid in gezondheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 7, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 47/21. [1 Het plan wordt voor minstens vijf jaar opgesteld.
   De Regering omschrijft de nadere regels voor de aanneming en de bijwerking van het plan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 8, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 47/22. [1 Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Federale Staat en de Franse Gemeenschap, bevat het plan een diagnose van de situatie met betrekking tot de geestelijke gezondheidstoestand van de bevolking, samen met een analyse van de factoren van sociale ongelijkheid in gezondheid, identificeert het de behoeften van de bevolking, bepaalt het de te bereiken gezondheidsdoelstellingen en stuurt het de acties en strategieën die moeten worden uitgevoerd.
   In het plan worden nader omschreven:
   1° de prioritaire geestelijke gezondheidsthema's, strategische doelstellingen, doelgroepen en leefomgevingen;
   2° de overkoepelende doelstellingen, die te volgen zijn voor de gezamenlijke thematische onderwerpen, doelstellingen, prioritaire doelgroepen en leefomgevingen;
   3° het overleg en de samenwerkingen met de publieke actoren en entiteiten wier bijdrage nodig is voor het bereiken van de doelstellingen, ongeacht of ze onder een gewestelijke bevoegdheid dan wel een andere bestuurslaag vallen;
   4° de nader beoordelings- en opvolgingsregels, met name de criteria en indicatoren die de beoordeling mogelijk maken van de mate van uitvoering van het plan en de herziening ervan.
   Om een precieze identificatie mogelijk te maken, krijgt elk plan een specifieke titel, zodat het kan worden onderscheiden van alle andere eerdere of latere plannen. De Regering beslist over de titel van elk plan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 9, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK II. [1 - Evaluatie]1   ----------   (1)
Art. 47/23. [1 § 1. Minstens iedere vijf jaar wordt er door het sturingscomité een evaluatie van het plan georganiseerd.
   De evaluatie heeft tot doel:
   1° verslag uit te brengen over de uitvoering van het plan door de actoren inzake geestelijke gezondheidspreventie en -bevordering;
   2° de impact te meten per gender, leeftijd, sociaal-economisch niveau van deze acties op de geestelijke gezondheid;
   3° aanpassingen voor te stellen voor een nieuwe versie van het plan.
   § 2. Het evaluatieverslag wordt, binnen de zes maanden volgend op de aanneming ervan door de Regering, aan het Parlement voorgelegd.
   § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de evaluatie van het plan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 11, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK III. [1 - Sturingscomité]1   ----------   (1)
Art. 47/24. [1 § 1. Er wordt een sturingscomité opgericht.
   Het omvat ten minste:
   1° de Minister of diens afgevaardigde;
   2° vertegenwoordigers van het Agentschap;
   3° vertegenwoordigers van de sector die actief is op het vlak van geestelijke gezondheid;
   4° vertegenwoordigers van de Waalse verzekeringsinstellingen in de zin van artikel 43/2, eerste lid, 6° ;
   5° vertegenwoordigers van de bij het plan betrokken bevolking en begunstigden;
   6° een vertegenwoordiger van de eerstelijnszorg aangewezen door het Waals platform voor eerstelijnszorg.
   De Regering bepaalt de samenstelling, de aanwijzings- en werkingsmodaliteiten van het sturingscomité.
   § 2. Het comité bedoeld in paragraaf 1 heeft als opdracht:
   1° het regelmatig toezicht, minstens één keer per jaar, op de uitvoering van het plan;
   2° de overmaking aan de Regering, alle vijf jaar, van een evaluatie van het ziektepreventie- en gezondheidsbevorderingsbeleid in het Franse taalgebied en van de voorstellen ter verbetering ervan;
   3° het voorleggen, aan de Regering, van een bijgewerkte en in overleg tot stand gebrachte versie van het plan volgens de nadere regels en de procedure die de Regering overeenkomstig artikel 47/21 aangenomen heeft.
   Voor elk bestanddeel van het plan kunnen expertenwerkgroepen worden opgericht.
   De Regering bepaalt de opdrachten van het sturingscomité en bepaalt de modaliteiten voor de oprichting van werkgroepen. Zij kan andere opdrachten aan het sturingscomité toevertrouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 13, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Boek I. - Sociale actie
TITEL I. [1 - Diensten voor sociale insluiting, voedselhulp en sociale contactpunten]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.48.Deze titel heeft tot doel :
  1° [2 de diensten te erkennen die zich hoofdzakelijk richten tot de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren en die collectieve dan wel gemeenschappelijke acties voor de sociale insluiting tot stand brengen die kunnen inwerken op de oorzaken en gevolgen van de uitsluiting]2 :
  a) ofwel preventief is, namelijk acties die kunnen inwerken op de oorzaken van de uitsluiting;
  b) ofwel curatief is, namelijk acties die kunnen inwerken op de gevolgen van de uitsluiting;
  2° de structuren te erkennen met als opdracht te voorzien in de coördinatie en in de netwerking van de publieke en particuliere actoren die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;
  3° de in 1° en 2° bedoelde diensten en structuren te subsidiëren onder de voorwaarden gesteld [1 in de artikelen 56, 56/7, 56/13 en 61]1.
  ----------
  (1)<DWG 2017-03-23/29, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (2)<DWG 2024-03-14/09, art. 2, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.49.Voor de toepassing van deze titel wordt beschouwd als zijnde een persoon die in een uitsluitingssituatie verkeert, elke meerderjarige persoon die geconfronteerd wordt of dreigt te worden met de moeilijkheid om een menswaardig leven te leiden en de rechten die erkend zijn bij artikel 23 van de Grondwet uit te oefenen [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/09, art. 3, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.50. De diensten en de structuren bedoeld in deze titel dragen ten gunste van de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren, bij tot de verwezenlijking van volgende doelstelling :
  1° het sociaal isolement doorbreken;
  2° een deelname aan het maatschappelijke, economische, politieke en culturele leven mogelijk maken;
  3° de sociale erkenning bevorderen;
  4° het welzijn en de leefkwaliteit verbeteren;
  5° de autonomie begunstigen.

HOOFDSTUK II. - Diensten voor sociale insluiting
Afdeling 1. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art.51.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkent onder de benaming " dienst voor sociale insluiting " elke vereniging of instelling die de collectieve of gemeenschappelijke acties bedoeld in artikel 48, 1°, samengevoegd tot stand brengt via :
  1° groepswerk waarbij zowel collectieve als individuele bekwaamheden ingezet worden;
  2° de implementering van middelen waarmee de problemen in verband met de bestaansonzekerheid aangepakt kunnen worden;
  3° de uitwerking van instrumenten die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de rechten die erkend zijn bij artikel 23 van de Grondwet;
  4° de hulpverlening aan collectieve projecten die het werk zijn van de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;
  5° een sociaal-individuele begeleiding in aanvulling op de sociaal-collectieve aanpak;
  6° de totstandbrenging van gediversifieerde sociale banden, meer bepaald tussen generaties en culturen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.52.§ 1. Om erkend te worden als dienst voor sociale insluiting, dient elke vereniging of instelling aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° een vereniging zonder winstgevend doel, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn of door een dergelijke instantie georganiseerd worden. Verschillende openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen samen erkend worden op voorwaarde dat ze onderling een overeenkomst afsluiten om samen de acties voor de sociale insluiting die de aanvraag tot erkenning verantwoorden, tot stand te brengen;
  2° de begunstigden voor de uitvoering van de acties bedoeld in deze titel minstens een halftijds maatschappelijk werker ter beschikking te stellen;
  3° [1 ...]1;
  4° [1 ...]1;
  5° de bedrijfszetel in het Waalse Gewest gevestigd hebben;
  6° [1 ...]1;
  7° [1 de begunstigden, op vrijwillige basis, de acties bedoeld in artikel 51 aanbieden]1;
  8° in de hulpverlening aan de begunstigden voorzien zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;
  9° zich hoofdzakelijk richten tot de personen bedoeld in artikel 49;
  10° zo georganiseerd zijn dat de aanpassing aan de door de begunstigden uitgedrukte behoeften mogelijk is;
  11° samenwerkingsverbanden tot stand brengen en in een samenwerkingsverband handelen met de diensten en instellingen die noodzakelijk zijn voor de volbrenging van de opdrachten;
  12° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de vereniging of de instelling en de begunstigden deelnemen;
  13° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent;
  14° zich ertoe verbinden elke begunstigde in te lichten over de bestaande regelingen inzake maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces;
  15° zich ertoe verbinden het bestuur in te lichten over elke wijziging in het statuut en in de samenstelling van het personeel, in de functies of het statuut van het personeels dat de acties voor de sociale insluiting onderneemt.
  § 2. De Regering bepaalt de titels, diploma's of kwalificaties van de maatschappelijk werker bedoeld in paragraaf 1, 2°, evenals de wijze van doorvoering van de evaluatieprocedure bedoeld in paragraaf 1, 12°, en de wijze van toepassing van paragraaf 1, 9° en 14°.
  [1 § 3. Per instelling of vereniging kan slechts één dienst voor sociale integratie worden goedgekeurd.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/09, art. 4, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. - Procedure
Art.53.De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 ingediend.
  De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag. In dat dossier worden tenminste opgenomen :
  1° de taakomschrijving van de aanvrager;
  2° de statuten van de aanvrager;
  3° de samenstelling van de bestuursorganen en de lijst van het personeel;
  4° een project waarin de acties die de aanvrager tot stand brengt of beoogt, omschreven worden. [1 De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor de mededeling van het project.]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 23, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.54.De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
  [1 De erkenning kan worden opgeheven of ingetrokken wegens niet-naleving van de bepalingen van dit Titel of van de krachtens dit Titel vastgestelde bepalingen.]1.
  De dienst voor sociale insluiting waarvan de erkenningsaanvraag werd geweigerd of waarvan de erkenning werd ingetrokken, mag geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen in de loop van het jaar na dat waarin de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning is genomen.
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/09, art. 5, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.55.[1 De erkenning kan worden opgeheven of ingetrokken wegens niet-naleving van de bepalingen van dit Titel of van de krachtens dit Titel vastgestelde bepalingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/09, art. 6, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 1/1. [1 Programmering]1   ----------   (1)
Art.55/1. [1 De Regering bepaalt de programmering van de erkende diensten door rekening te houden met de synthetische indicator voor toegang tot de grondrechten (ISADF).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/09, art. 8, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. - Subsidiëring
Art.56.§ 1. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende diensten voor sociale insluiting verlenen om de bezoldiging van een maatschappelijk werker (minimum halftijds [2 ...]2) en/of werkingskosten te dekken, met inbegrip van de vormingskosten van de maatschappelijk werker.
  § 2. De Regering bepaalt de titels, diploma's of kwalificaties van de maatschappelijk werker bedoeld in paragraaf 1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-03-14/09, art. 9, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK II/1. [1 - Sociale kruideniers en sociale restaurants]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 56/1. [1 De Regering erkent onder de benaming "sociale kruidenier" elke vereniging of instelling die de collectieve of gemeenschappelijke acties bedoeld in artikel 48, 1°, samengevoegd tot stand brengt via :
   1° de oprichting en het beheer van verkoopplaatsen voor voedselproducten en noodhulpproducten tegen prijzen die lager zijn dan degene die door de grote distributie worden toegepast;
   2° een sociale begeleiding, ofwel intern, ofwel via een partnerschapsovereenkomst;
   3° informatie op sociaal gebied ter bestemming van de in artikel 49 bedoelde personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 7, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/2. [1 De Regering erkent onder de benaming "sociaal restaurant" elke vereniging of instelling die de collectieve of gemeenschappelijke acties bedoeld in artikel 48, 1°, samengevoegd tot stand brengt via :
   1° het beheer van een plaats voor de verdeling van de bereide of kant- en klare maaltijden tegen lagere kosten of gratis;
   2° een sociale begeleiding, ofwel intern, ofwel via een partnerschapsovereenkomst;
   3° informatie op sociaal gebied ter bestemming van de in artikel 49 bedoelde personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/3. [1 § 1. Elke vereniging of instelling dient, om erkend te worden als sociale kruidenier of als sociaal restaurant, de volgende voorwaarden na te komen :
   1° opgericht of georganiseerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk, een stichting van openbaar nut, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   2° haar activiteitenzetel(s) in het Franse taalgebied hebben;
   3°sociale begeleidingsacties, ofwel intern, ofwel via een partnerschapsovereenkomst, regelmatig uitvoeren;
   4° zich hoofdzakelijk richten tot de personen bedoeld in artikel 49;
   5° samenwerkingsverbanden via partnerschapsovereenkomsten tot stand brengen met de diensten en instellingen die noodzakelijk zijn voor de volbrenging van haar opdrachten;
   6° zich ertoe verbinden elke begunstigde in te lichten over de bestaande regelingen inzake socio-professionele inschakeling, sociale insluiting en schuldbemiddeling;
   7° zich ertoe verbinden de werknemers en vrijwilligers te vormen met het oog op de opvang van de personen bedoeld in artikel 49;
   8° zich ertoe verbinden het bestuur in te lichten over elke wijziging in het statuut en in de samenstelling van het personeel, in de functies of het statuut van het personeel dat de acties voor de sociale begeleiding onderneemt;
   9° een huishoudelijk reglement opmaken waarin met name de toegangsvoorwaarden worden vermeld;
   10° een gezonde en evenwichtige voeding en kwaliteitsproducten bevorderen met inachtneming van het decreet van 6 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;
   11° de verspilling, en met name de voedselverspilling, en het gebruik van verpakkingsmaterialen beperken.
   Wat punt 5° betreft, bepaalt de Regering de minimale bepalingen van de partnerschapsovereenkomsten.
   Wat punt 7° betreft, bepaalt de Regering de modaliteiten van de opleidingen.
   § 2. De Regering stelt de minimale normen vast m.b.t. de lokalen en de openingsuren ervan voor het publiek.
   § 3. De Regering bepaalt een programmering betreffende de toekenning van de erkenningen met inachtneming van een evenwichtige territoriale verdeling van de sociale kruideniers en de sociale restaurants. De Regering stelt een indeling van de sociale kruideniers en de sociale restaurants vast met inachtneming van met name de sociaal-economische indicatoren van de vestigingsplaats van de organisatie, de wekelijkse openingstijden, het aantal begunstigden en de hoeveelheid activiteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1   ----------   (1)
Art. 56/4. [1 De erkenningsaanvraag wordt aan de Regering gericht bij ter post aangetekend schrijven of op elke wijze waarop een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° de taakomschrijving van de aanvrager;
   2° de statuten van de aanvrager;
   3° de samenstelling van de bestuursorganen en de lijst van het personeel, met inbegrip van de eventuele vrijwilligers;
   4° een project waarin de activiteiten uitgevoerd in het kader van haar opdracht van sociale kruidenier of sociaal restaurant worden omschreven;
   5° de wekelijkse openingsuren, het aantal begunstigden en de omzet. Die gegevens hebben betrekking op het laatste beschikbare kalenderjaar. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 11, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/5. [1 De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel worden uitgevaardigd, niet in acht worden genomen.
   Indien de erkenningsaanvraag van een sociale kruidenier of een sociaal restaurant ingetrokken is wegens niet-inachtneming van de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel worden uitgevaardigd, mag de sociale kruidenier of het sociale restaurant geen nieuwe aanvraag indienen tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/6. [1 De Regering bepaalt de procedure tot toekenning en tot intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 13, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 56/7. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, verleent de Regering de erkende sociale kruideniers en de erkende sociale restaurants forfaitaire subsidies ter dekking van personeelskosten, werkingskosten, met uitzondering van de kosten voor de aankoop van goederen, alsook de kosten voor de opleiding of de intervisie van het personeel.
   Deze subsidies worden naar gelang van de indeling bedoeld in artikel 56/3, § 3, bepaald.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekennings- en rechtvaardigingsvoorwaarden voor deze subsidies vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 15, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


HOOFDSTUK II/2. [1 - Organisme wallon de concertation de l'aide alimentaire (Waalse Overleginstelling voor de Voedselhulp)]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 56/8. [1 De Regering erkent een "organisme wallon de concertation de l'aide alimentaire". Deze instelling informeert en begeleidt de sector van de voedselhup, organiseert opleidingen en ondersteunt op het Franse taalgebied de projecten die onder dit hoofdstuk vallen.
   De in het eerste lid bedoelde instelling :
   1° maakt een jaarlijkse balans op van de voedselhulp in het Franse taalgebied;
   2° werkt samen met de plaatselijke coördinaties inzake voedselhulp en de andere sectoren van de voedselhulp die niet onder dit hoofdstuk vallen;
   3° bevordert de partnerschappen tussen de sociale kruideniers en de sociale restaurants en de andere sectoren van de voedselhulp waaronder de platformen voor solidaire aankopen;
   4° bevordert de voorziening in kwaliteitsvolle en duurzame producten binnen de sociale kruideniers en de sociale restaurants.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 19, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/9. [1 De "organisme wallon de concertation de l'aide alimentaire" voldoet aan de volgende voorwaarden :
   1° opgericht of georganiseerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk, een stichting van openbaar nut, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   2° samenwerkingsverbanden tot stand brengen met de erkende sociale kruideniers en restaurants;
   3° over een ploeg beschikken waarvan de minimale samenstelling door de Regering wordt bepaald;
   4° ten minste drie jaar tellen van activiteiten betreffende het overleg van de voedselhulp.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1   ----------   (1)
Art. 56/10. [1 De erkenningsaanvraag wordt bij aangetekend schrijven of door elk middel dat vaste datum aan de verzending verleent, bij de Regering ingediend.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag.
   In geval van verschillende kandidaturen worden ze gekozen op grond van de geografische dekking van de gevoerde samenwerkingsverbanden zoals bedoeld in artikel 56/9, 2°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 22, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/11. [1 De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel worden uitgevaardigd, niet in acht worden genomen.
   Indien de erkenningsaanvraag van een overleginstelling voor de voedselhulp ingetrokken is wegens niet-inachtneming van de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel worden uitgevaardigd, mag deze instelling geen nieuwe aanvraag indienen tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 23, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 56/12. [1 De Regering bepaalt de procedure tot toekenning en tot intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 24, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 56/13. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Regering een jaarlijkse subsidie aan de "organisme wallon de concertation de l'aide alimentaire".
   De in het eerste lid bedoelde subsidie is afhankelijk van de samenstelling van de ploeg bepaald in punt 3 van artikel 56/9. Ze dekt:
   1° de personeelskosten;
   2° de werkingskosten.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekennings- en rechtvaardigingsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-03-23/29, art. 26, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


HOOFDSTUK III. - Sociale contactpunten
Afdeling 1. - Oprichting en erkenning
Art.57.§ 1. In elk bestuursarrondissement kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 op eigen initiatief een vereniging oprichten en erkennen die de opdracht bedoeld in artikel 48, 2°.
  Als er zich in het bestuursarrondissement minstens één stad of gemeente van meer dan vijftigduizend inwoners bevindt, wordt de door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkende vereniging " stedelijk sociaal contactpunt " genoemd.
  Als er zich in het bestuursarrondissement geen enkele stad of gemeente van meer dans vijftigduizend inwoners bevindt, wordt de door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkende vereniging " intergemeentelijk sociaal contactpunt " genoemd.
  § 2. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkent bij voorrang de stedelijke sociale contactpunten die zich in de bestuursarrondissementen bevinden waar er een door het Waalse Gewest gesubsidieerde instantie voor dringende maatschappelijke dienstverlening bestaat.
  Voor de intergemeentelijke sociale contactpunten wordt voorrang gegeven aan de bestuursarrondissementen waar het aantal leefloners procentueel het hoogst is.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.58. § 1. Om erkend te worden overeenkomstig artikel 57, § 1, tweede lid, dient elke vereniging aan volgende voorwaarden te voldoen :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zoals bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° voor het merendeel bestaan uit openbare of particuliere sociaal-geneeskundige instellingen die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren.
  Elke openbare of particuliere instelling die aan de voorwaarde bedoeld onder punt 7° voldoet, heeft het recht, als hij het handvest bedoeld onder punt 6° ondertekent, om lid te worden van een sociaal contactpunt.
  Elke beslissing van de algemene vergadering wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren;
  3° in de raad van bestuur minstens tellen :
  a. één vertegenwoordiger van de Regering;
  b. één vertegenwoordiger van het Ocmw (de Ocmw's);
  c. één vertegenwoordiger van de steden en gemeenten;
  d. één vertegenwoordiger van een ziekenhuis;
  e. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in de dagopvang van de begunstigden;
  f. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in de nachtopvang van de begunstigden;
  g. één vertegenwoordiger van een dienst die gespecialiseerd is in het straathoekwerk.
  Het ziekenhuis en de diensten als bovenvermeld dienen zich in de betrokken stad of in de rand ervan te bevinden.
  Elke beslissing van de raad van bestuur wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren;
  4° over een stuurgroep beschikken die belast is met het maken van voorstellen aan de raad van bestuur of aan de algemene vergadering en het dagelijks beheer dat door de raad van bestuur overgedragen wordt, behartigen;
  5° over een coördinator beschikken die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de verschillende activiteiten van het sociaal contactpunt en, in voorkomend geval, van de activiteiten die tot stand gebracht worden met externen.
  De coördinator maakt deel uit van het personeel van de vereniging;
  6° een handvest voor het sociaal contactpunt opstellen en toepasselijk maken dat ondertekend wordt door alle leden van de vereniging. In dat handvest wordt de algemene visie van het sociaal contactpunt omschreven en uitgestippeld. Het handvest kan eveneens ondertekend worden door de publieke en particuliere partners die geen lid zijn van de vereniging. In een overlegcomité worden alle ondertekenaars van het handvest samengebracht;
  7° onder zijn leden enkel personen tellen die hun taken uitvoeren zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;
  8° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de leden van het netwerk en de begunstigden deelnemen;
  9° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent.
  § 2. De Regering bepaalt :
  1° onverminderd de bepalingen van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de basisregels voor de werking van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het overlegcomité, evenals voor de samenstelling en de werking van de stuurgroep;
  2° de titels, diploma's of kwalificaties van de coördinator bedoeld in paragraaf 1, 5° ;
  3° de basisbeginselen van het handvest bedoeld in paragraaf 1, 6° ;
  4° de wijze van implementering van het evaluatieproces bedoeld in paragraaf 1, 8°.

Art.59. § 1. Om erkend te worden overeenkomstig artikel 57, § 1, derde lid, dient elke vereniging aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zoals bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° voor het merendeel bestaan uit openbare of particuliere sociaal-geneeskundige instellingen die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de personen die in een uitsluitingssituatie verkeren.
  Elke openbare of particuliere instelling die aan de voorwaarde bedoeld onder punt 7° voldoet, heeft het recht, als hij het handvest bedoeld onder punt 6° ondertekent, om lid te worden van een sociaal contactpunt.
  Elke beslissing van de algemene vergadering wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren;
  3° in de raad van bestuur minstens tellen :
  a. één vertegenwoordiger van de Regering;
  b. drie vertegenwoordigers van de Ocmw's;
  c. drie vertegenwoordigers van de steden en gemeenten;
  d. één vertegenwoordiger van een ziekenhuis;
  e. één vertegenwoordiger van een door het Waalse Gewest erkende structuur voor de opvang van personen die in een uitsluitingssituatie verkeren;
  f. één vertegenwoordiger van een dienst voor geestelijke gezondheid;
  g. één vertegenwoordiger van een dienst voor sociale insluiting, erkend krachtens deze titel;
  h. één vertegenwoordiger van een vereniging die gespecialiseerd is in de individuele sociale begeleiding van de begunstigden.
  Het ziekenhuis en de diensten als bovenvermeld dienen zich in het betrokken arrondissement te bevinden. Als er zich in bedoeld arrondissement geen ziekenhuis bevindt, dient de ziekenhuisvertegenwoordiger afkomstig te zijn van een ziekenhuisstructuur uit een naburig arrondissement.
  Elke beslissing van de raad van bestuur wordt getroffen bij meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigers van zowel de publieke als de particuliere actoren;
  4° als het sociale contactpunt opgericht is in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, over een stuurgroep beschikken die belast is met het maken van voorstellen aan de raad van bestuur of aan de algemene vergadering en het dagelijks beheer dat door de raad van bestuur overgedragen wordt, behartigen;
  5° over een coördinator beschikken die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de verschillende activiteiten van het sociaal contactpunt en, in voorkomend geval, van de activiteiten die tot stand gebracht worden met externen.
  De coördinator maakt deel uit van het personeel van de vereniging;
  6° een handvest voor het sociaal contactpunt opstellen en toepasselijk maken dat ondertekend wordt door alle leden van de vereniging. In dat handvest wordt de algemene visie van het sociaal contactpunt omschreven en uitgestippeld. Het handvest kan eveneens ondertekend worden door de publieke en particuliere partners die geen lid zijn van de vereniging. In een overlegcomité worden alle ondertekenaars van het handvest samengebracht;
  7° onder zijn leden enkel personen tellen die hun taken uitvoeren zonder onderscheid van nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid en en met respect voor de ideologische, filosofische of religieuze overtuigingen van betrokkenen;
  8° een kwalitatieve evaluatieprocedure opzetten waaraan de leden van het netwerk en de begunstigden deelnemen;
  9° het personeel bezoldigen volgens de loonschalen zoals vastgesteld door de paritaire comités of door de overheid die belast is met de vaststelling van het personeelsstatuut en in overeenstemming met de functie die het uitoefent.
  § 2. De Regering bepaalt :
  1° onverminderd de bepalingen van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de basisregels voor de werking van de algemene vergadering, de raad van bestuur en het overlegcomité, evenals voor de samenstelling en de werking van de stuurgroep;
  2° de titels, diploma's of kwalificaties van de coördinator bedoeld in paragraaf 1, 5° ;
  3° de basisbeginselen van het handvest bedoeld in paragraaf 1, 6° ;
  4° de werkingswijze van het overlegcomité bedoeld in paragraaf 1, 6° ;
  5° de wijze van implementering van het evaluatieproces bedoeld in paragraaf 1, 8°.

Art.60.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan de erkenning intrekken van elk sociaal contactpunt dat de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel genomen worden, niet nakomt.
  De erkenning wordt ingetrokken na verhoor van de voorzitter en ondervoorzitters van de raad van bestuur van het sociaal contactpunt.
  De Regering bepaalt de procedure voor de intrekking van de erkenning.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Subsidiëring
Art.61.§ 1. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende stedelijke sociale contactpunten verlenen ter dekking van :
  1° de bezoldiging van de coördinator bedoeld in artikel 58, § 1, 5° en, desgevallend, van het coördinatiepersoneel;
  2° de werkingskosten;
  3° de personeels-, vormings- en werkingskosten i.v.m. de ontwikkeling van de activiteiten van de instellingen bedoeld in artikel 58, § 1, 2°, met uitzondering van de diensten voor sociale insluiting die overeenkomstig artikel 15 gesubsidieerd worden.
  § 2. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan, binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de criteria en modaliteiten die zij bepaalt, subsidies aan de erkende intergemeentelijke sociale contactpunten ter dekking van :
  1° de bezoldiging van de coördinator bedoeld in artikel 59, § 1, 5°, en, desgevallend, van het coördinatiepersoneel;
  2° de werkingskosten;
  3° de kosten i.v.m. de vorming van het personeel van de instellingen bedoeld in artikel 59, § 1, 2° ;
  4° de kosten met betrekking tot de ontwikkeling van de projecten die worden uitgewerkt door de leden van de vereniging, met uitzondering van de diensten voor de sociale insluiting die overeenkomstig artikel 56 gesubsidieerd worden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Vrijwilligerswerk
Art.62. De diensten voor sociale insluiting en de sociale contactpunten die erkend zijn krachtens deze titel en die een beroep doen op vrijwillige medewerkers die helpen bij het vervullen van één of verschillende van hun opdrachten dienen :
  1° erover te zorgen dat hen een functie wordt toegewezen die verband houdt met hun bekwaamheden, hun beroepsopleiding of hun ervaring;
  2° ervoor te zorgen dat ze in hun activiteiten begeleid worden door beroepsmensen.
  De Regering bepaalt de wijze van toepassing van dit artikel.

Afdeling 2. - Toezicht en straffen
Art.63.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 27, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.64.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 28, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.65. Elke persoon die een vereniging of een dienst leidt dan wel organiseert en gebruik maakt van de benaming " dienst voor sociale insluiting erkend door het Waalse Gewest " of " sociaal contactpunt " zonder erkend te zijn krachtens deze titel, wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.
  Elke persoon die een dienst voor de sociale insluiting of een sociaal contactpunt leidt en zich tegen een controle van de administratie verzet, wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.

TITEL 1/1. [1 - Zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde persone]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 65/1. [1 Deze titel heeft als doel :
   1° de diensten die hoofdzakelijk of uitsluitend bestemd zijn voor geprostitueerde personen te erkennen;
   2° de in 1° bedoelde diensten en structuren onder de in artikel 65/10 bepaalde voorwaarden te subsidiëren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/2. [1 Voor de toepassing van deze titel wordt beschouwd als geprostitueerde persoon, elke meerderjarige persoon die zich prostitueert.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/3. [1 De diensten en de structuren bedoeld in deze titel dragen ten gunste van de in artikel 65/2 bedoelde personen bij tot de verwezenlijking van volgende doelstelling :
   1° het sociaal isolement doorbreken;
   2° een deelname aan het maatschappelijke, economische, politieke en culturele leven mogelijk maken, waarbij met name :
   a) een vorming wordt gewaarborgd aan de personen die een prostitutienetwerk willen verlaten;
   b) wanneer de voorwaarden zijn vervuld, een begeleiding wordt gewaarborgd met het oog op de socioprofessionele inschakeling van personen die de prostitutie willen verlaten,;
   3° de sociale erkenning bevorderen via met name een begeleiding met het oog op de socioprofessionele inschakeling;
   4° het welzijn en de leefkwaliteit verbeteren via met name een begeleiding met het oog op het zelfwaardegevoel;
   5° de autonomie begunstigen;
   6° aan de personen voorstellen om op aangepaste wijze gehoord en begeleid te worden;
   7° de toegang tot de zorgen verbeteren en de risico's voor de overbrenging van seksueel overdraagbare aandoeningen en seksueel overdraagbare ziekten beperken, waarbij met name :
   a) de preventieve opsporingen van ziektes worden gewaarborgd;
   b) een sanitaire opvolging wordt gewaarborgd;
   8° een huisvesting verzekeren aan de personen die een prostitutienetwerk willen verlaten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

HOOFDSTUK 2. [1 Zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 65/4. [1 De Regering erkent :
   1° een zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen per provincie van minder dan vierhonderdduizend inwoners met de mogelijkheid om een gedecentraliseerd steunpunt op te richten;
   2° een zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen per provincie tussen vierhonderdduizend en één inwoners en één miljoen inwoners met de mogelijkheid om twee gedecentraliseerde steunpunten op te richten;
   3° twee zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen per provincie van meer dan één miljoen inwoners met de mogelijkheid om maximum vier gedecentraliseerde steunpunten op te richten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/5. [1 De Regering erkent onder de benaming "zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen" elke vereniging of instelling die de in artikel 65/3 bedoelde doelstellingen hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/6. [1 De zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen voldoet aan de volgende voorwaarden :
   1° georganiseerd worden door een vereniging zonder winstoogmerk die het vervullen van de opdracht bedoeld in artikel 65/3 als hoofddoel heeft, door een O.C.M.W., een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, een stad, een gemeente of een provincie;
   2° zijn activiteitenzetel in het Waalse Gewest hebben;
   3° doorgaans sinds minstens twee jaar te rekenen van de datum van de aanvraag tot erkenning acties bedoeld in artikel 65/3 tot stand brengen;
   4° de steunacties voor personen die zich prostitueren, op regelmatige wijze uitvoeren;
   5° steun verlenen aan de gerechtigden overeenkomstig het decreet van 6 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;
   6° zich hoofdzakelijk of uitsluitend richten tot de personen bedoeld in artikel 65/2;
   7° samenwerkingsverbanden tot stand brengen en in een samenwerkingsverband handelen met de diensten en instellingen die noodzakelijk zijn voor de volbrenging van de opdrachten en zich in de bestaande sociale en sanitaire netwerken integreren;
   8° het handvest van een sociaal contactpunt daar waar het bestaat, ondertekenen;
   9° zich ertoe verbinden het bestuur in te lichten over elke wijziging in het statuut en in de samenstelling van het personeel, in de functies of het statuut van het personeel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Onderafdeling 2. [1 - Procedure]1   ----------   (1)
Art. 65/7. [1 De aanvrager dient zijn erkenningsaanvraag bij de Regering in.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag. Ze kan volgens door haar bepaalde vormen een informaticadrager opleggen. Dat dossier omvat minstens :
   1° de taakomschrijving van de aanvrager;
   2° een project waarin de door de aanvrager gevoerde of voorziene acties worden omschreven.
   Wat punt 2° betreft, bepaalt de Regering de inhoud en de mededelingsmodaliteiten van het project.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/8. [1 De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de bepalingen van deze titel of de bepalingen die krachtens deze titel worden uitgevaardigd, niet in acht worden genomen.
   De zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen, waarvan de erkenningsaanvraag geweigerd is of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Art. 65/9. [1 De Regering bepaalt de procedure tot toekenning en tot intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Afdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 65/10. [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten en volgens de door haar bepaalde criteria en modaliteiten verleent de Regering aan de erkende zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen een jaarlijkse subsidie ter dekking van de werkings- en/of personeelskosten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Afdeling 3. [1 - Vrijwillerswerk]1   ----------   (1)
Art. 65/11. [1 De diensten voor sociale insluiting en de sociale contactpunten, de zorg- en hulpverleningsdiensten voor geprostitueerde personen, die erkend zijn krachtens deze titel en die een beroep doen op vrijwillige medewerkers die helpen bij de volbrenging van één of verschillende van hun opdrachten dienen :
   1° zorgen ervoor dat hen een functie wordt toegewezen die verband houdt met hun bekwaamheden, hun beroepsopleiding of hun ervaring;
   2° begeleiden hun activiteiten door beroepsmensen.
   De Regering bepaalt de wijze van toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

Afdeling 4. [1 - Sancties]1   ----------   (1)
Art. 65/12. [1 Elke persoon die een vereniging of een dienst leidt dan wel organiseert die de benaming gebruikt "Zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen" zonder erkend te zijn krachtens deze titel wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.
   Elke persoon die een zorg- en hulpverleningsdienst voor geprostitueerde personen leidt die zich verzet tegen een bestuurscontrole wordt bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/15, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 11-04-2014>

TITEL II. - Opvang, huisvesting en begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen
HOOFDSTUK I. - Definities en opdrachten
Afdeling 1. - Definities
Art.66.In de zin van deze titel wordt verstaan onder :
  1° opvangtehuizen : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 67 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake het verschaffen van een onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een Ocmw overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief;
  2° gemeenschapshuis : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 68 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen en huisvesting, die een therapeutische begeleiding als doel hebben, tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen of opvanginitiatieven vormen uitgaande van een Ocmw overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 oktober 2002 tot regeling van de terugbetaling door het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers van de kosten van de materiële hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige asielzoeker gehuisvest in een plaatselijk opvanginitiatief;
  3° nachtasiel : elke inrichting die een huisvestingscapaciteit voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen biedt en doorgaans de opdrachten bedoeld in artikel 69 vervult, met uitsluiting van de diensten of inrichtingen die ressorteren onder een specifieke regelgeving inzake onderkomen of tijdelijk opgericht worden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke gebeurtenissen
  4° [2 post-huisvesting: elke actie die erop gericht is personen die voordien in een opvangtehuis gehuisvest waren, te helpen zich te vestigen in of te blijven wonen in een woning of, bij gebrek daaraan, een geschikte plaats om te wonen, en dit zo lang als nodig is;]2
  5° in sociale moeilijkheden verkerende persoon : de meerderjarigen, de ontvoogde minderjarigen, de minderjarige vaders, de minderjarige moeders en de zwangere minderjarigen, gekenmerkt door een broos psychosociaal of materieel bestaan, en die onmogelijk zelfstandig kunnen leven, evenals de kinderen die met hen samenleven;
  6° [2 ...]2
  7° werkingstitel : een erkenning[2 ...]2 of een beginselakkoord;
  8° [2 collectieve uitrustingen: een keuken, een gemeenschappelijke woonkamer of salon die voor de ondergebrachte personen die dat wensen, een plaats van ontmoeting en samenwoning vormen en een plaats voor de organisatie van individuele gesprekken. In opvangtehuizen met meerdere verblijfslocaties, beschikt ten minste één van de gebouwen onder beheer over een collectieve uitrusting die toegankelijk is voor de ondergebrachte personen van de andere verblijfslocaties;]2
  9° ondergebrachte personen : de in sociale moeiljkheden verkerende personen die in een inrichting bedoeld onder 1°, 2°, 3° en 4° verblijven;
  10° gerechtigden : de personen [1 die in rekening worden gebracht]1 bij de berekening van de bezettingsgraad van de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2° ;
  11° directeur : de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur;
  12° collectief begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die door een opvangtehuis of een gemeenschapshuis omschreven worden voor het volbrengen van de opdrachten bedoeld in artikel 67 of 68;
  13° geïndividualiseerd begeleidingsproject : alle doelstellingen en middelen die in een aansluitingscontract omschreven worden tussen het opvangtehuis of het gemeenschapshuis, de ondergebrachte persoon en, in voorkomend geval, een externe maatschappelijk interveniënt, om een dynamisch socialiseringsproces op te starten en een reeks instrumenten tot stand te brengen die de ondergebrachte persoon opnieuw zelfstandig helpen te leven;
  14° collectief project ter verschaffing van een onderkomen : alle doelstellingen middelen die omschreven worden door een nachtasiel om de opdrachten bedoeld in artikel 69 te volbrengen;
  15° bezettingsgraad : het maandgemiddelde, vastgesteld over een door de regering vastgestelde periode, van de nachten waarin de gerechtigden in de inrichtingen bedoeld onder 1° en 2° aanwezig zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 29, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. - Opdrachten
Art.67.De opvangtehuizen hebben als doel in de opvang, in het in de tijd beperkte verschaffen van een onderkomen in een structuur met collectoeve uitrustingen, [1 evenals in een multidisciplinaire aangepaste begeleiding te voorzien ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen, om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid, alsook een opvolging na het onderbrengen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.68.De gemeenschapshuizen hebben als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die voorheen in een opvangtehuis of in een structuur verbleven met hetzelfde doel en erkend door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of een publieke overheid van een buurtstaat, een onderkomen van lange duur in een structuur met collectieve uitrustingen aan te bieden, [1 evenals een multidisciplinaire aangepaste begeleiding]1 om ze te helpen bij het verwerven of opnieuw verwerven van hun zelfstandigheid.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 5, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.69.[1 Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld in artikel 104, hebben de nachtasielen als doel de in sociale moeilijkheden verkerende personen die geen woning hebben, in geval van dringende hulp onvoorwaardelijk een collectief nachtelijk onderkomen te verschaffen. Hun taak is een band op te bouwen met het publiek door de opvang en noodhuisvesting met het oog op het initiëren van een proces van herinschakeling. Waar mogelijk geven ze informatie en verwijzen ze mensen door naar diensten die hen kunnen helpen met hun problemen.
   De in het eerste lid 1 bedoelde huisvesting kan door middel van een overeenkomst worden gerealiseerd door middel van krachtens deze Titel erkende installaties.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 6, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.70.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/32, art. 7, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK II. - Werkingsvergunningen
Afdeling 1. - Algemeen beginsel
Art.71.[1 Opvangtehuizen en gemeenschapshuizen kunnen niet uitgebaat worden zonder een door de Regering verleende erkenning.
   Nachtasielen kunnen niet worden uitgebaat zonder een door de Regering verleende erkenning of beginselakkoord.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 8, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art.72.Om erkend te worden, dienen de opvangtehuizen, [2 de gemeenschapshuizen en de nachtasielen]2 aan volgende voorwaarden te voldoen :
  1° hun bedrijfszetel(s) in het Waalse Gewest hebben;
  2° hun opdrachten vervullen zonder ten aanzien van de in sociale moeilijkheden verkerende personen een onderscheid te maken in nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid, en met respect voor de ideologische, filosofische of geloofsovertuigingen van de belanghebbenden;
  3° een directeur hebben die houder is van [1 een uittreksel uit het strafregister van het model bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van strafvordering, vrij van veroordelingen tot correctionele straffen die onverenigbaar zijn met het ambt of tot criminele straffen]1.
  [2 4° onverminderd de voorschriften die de vennootschappen en verenigingen regelen, mag het bestuursorgaan niet samengesteld zijn:
   a) uit personen van hetzelfde gezin, echtgenoten, wettelijke samenwonenden en bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, waarvan het aantal voor elk gezin hoger is dan een derde van het totaal aantal leden van het bestuursorgaan;
   b) uit personeelsleden die een derde vertegenwoordigen van het totale aantal leden van het bestuursorgaan, met dien verstande dat de directeur met raadgevende stem moet kunnen deelnemen aan alle vergaderingen van het bestuursorgaan die betrekking hebben op de organisatie van de instelling, behalve op agendapunten waarbij sprake is van een belangenconflict.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 9, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.73.Naast de voowaarden bedoeld in artikel 72 moeten de opvangtehuizen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;
  2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens tien in sociale moeilijkheden verkerende personen;
  3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;
  4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;
  5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;
  [1 5°/1 samenwerkingen organiseren met diensten uit de huisvestingssector met het oog op het vergemakkelijken van de uitstroom uit het opvangtehuis naar een aangepaste woning en het garanderen van een duurzame integratie daarin;]1
  6° van de ondergebrachte personen, met uitzondering van diegenen die door een gerechtelijke overheid zijn of een dienst voor jeugdzorg met overname van de kosten geplaatst zijn, een financiële bijdrage vragen;
  7° de financiële bijdrage mag niet meer bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon en hangt van de aangeboden dienstverlening af;
  8° de ondergebrachte personen niet verplichten om deel te nemen aan de bedrijfsactiviteiten die zij zelf rechtstreeks organiseren.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 10, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.74.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 72 moeten de gemeenschapshuizen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;
  2° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;
  3° over een collectief begeleidingsproject beschikken;
  4° met de professionele sector of de diensten die noodzakelijk zijn voor het volbrengen van hun opdrachten, over overeenkomsten beschikken waarin de verbintenissen van bedoelde sector en diensten omschreven zijn wat betreft de maatschappelijke, financiële en bestuurlijke begeleiding van de ondergebrachte personen;
  5° over overeenkomsten beschikken waarin vastgesteld wordt dat ze in staat zijn om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op psychologisch of medisch gebied;
  6° van de ondergebrachte personen een financiële bijdrage vragen die niet meer mag bedragen dan twee derde van de bestaansmiddelen van de ondergebrachte persoon;
  7° de financiële bijdrage hangt van de aangeboden dienstverlening af;
  8° een register houden waarin de adresgegevens van het opvangtehuis of de structuur die dezelfde opdracht vervult en erkend is door de andere publieke overheden waarvan de ondergebrachte persoon afkomstig is, vermeld zijn.
  [1 9° de ondergebrachte personen niet verplichten om deel te nemen aan de bedrijfsactiviteiten die zij zelf rechtstreeks organiseren.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 11, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.75.Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 72 moeten de nachtasielen, om erkend te worden, aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° georganiseerd zijn door een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting;
  2° [1 minstens acht maanden per jaar geopend zijn met een openingsverplichting]1 :
  a. van 1 november tot en met [1 31 maart]1;
  b. van 22 uur tot 7 uur;
  3° [2 ...]2
  4° over een huisvestingscapaciteit beschikken voor minstens vier in sociale moeilijkheden verkerende personen;
  5° over een collectief begeleidingsproject beschikken;
  6° over overeenkomsten beschikken met één of meerdere opvangtehuizen waarin de modaliteiten voor hun doorverwijzing en overname omschreven worden;
  [2 6°/1 over samenwerkingsovereenkomsten beschikken met één of meer dagcentra met het oog op de coördinatie van hun acties om de continuïteit van de zorg voor de doelgroep te handhaven;]2
  7° indien er in de gemeente van hun bedrijfszetel een sociaal contactpunt als bedoeld in het decreet van 17 juli 2003 betreffende de sociale insluiting bestaat of, bij ontstentenis, een dienst belast met het beheer van een dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, over overeenkomsten beschikken waarin de modaliteiten voor de opvang en de overname van de in sociale moeilijkheden verkerende personen worden omschreven;
  8° geen financiële bijdrage van de ondergebrachte personen eisen.
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/02, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 12, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.76.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/32, art. 13, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.77.De Regering bepaalt :
  1° de modaliteiten voor de uitwerking en de evaluatie [1 n de inhoud en de modaliteiten voor de mededeling van het collectieve begeleidingsproject]1 bedoeld in de artikelen 73, 3° en 74, 3° ;
  2° [1 ...]1 de modaliteiten voor de evaluatie van het collectief huisvestingsproject bedoeld in artikel 75, 5° ;
  3° de diensten die in rekening worden gebracht voor de berekening van de financiële participatie bedoeld in de artikelen 73, 6° [2 en]2 74, 6° [2 ...]2, alsook hun prijs;
  4° de bestaansmiddelen die in overweging worden genomen voor de toepassing van de artikelen 73, 6° [2 en]2 74, 6° [2 ...]2.
  [2 Collectief begeleidingsproject en collectief huisvestingsproject:
   1° onderscheiden elke andere eventuele activiteit die op dezelfde locatie wordt georganiseerd;
   2° bepalen de specifieke aard van de begeleiding en huisvesting voor vrouwen of mannen;
   3° geven informatie over de voorwaarden van de toegankelijkheid voor personen met een handicap of verlies van autonomie;
   4° omvatten een onderdeel gewijd aan het risicobeheer bij het optreden van onvoorziene gebeurtenissen om te anticiperen op de gevolgen ervan en zo het welzijn en de gezondheid van de ondergebrachte personen te beschermen;
   5° geven informatie over de voorwaarden voor de toegankelijkheid van huisdieren.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 31, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 14, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.78.De Regering bepaalt voor [1 vervangen door de woorden "een gemeenschapshuis of een nachtasiel]1 de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de lokalen en de veiligheid.
  De Regering bepaalt voor de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de uitrustingen en het personeel.
  De Regering kan voor de nachtasielen de erkenningsvoorwaarden bepalen met betrekking tot de lokalen, de veiligheid, de uitrustingen en het personeel.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 15, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.79. De Regering bepaalt de procedures voor de verlenging, de hernieuwing, de opschorting, de beperking en de intrekking van de erkenning

Onderafdeling 2. - Procedure
Art.80.De erkenningsaanvraag voor een opvangtehuis, [2 een gemeenschapshuis of een nachtasiel]2 wordt bij de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 ingediend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 16, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.81. De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag van de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen. In dat dossier worden minstens vermeld :
  1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;
  2° de naam en de kwalificaties van de directeur en de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en, in voorkomend geval, een afschrift van hun diploma's;
  3° het totale aantal personen die in aanmerking kunnen komen voor de door de inrichtende macht van de inrichting aangeboden dienstverlening, op ongeacht welke titel;
  4° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;
  5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;
  6° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;
  7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;
  8° het collectieve begeleidingsproject;
  9° de overeenkomsten bedoeld in de artikelen 73, 4° en 5°, 74, 4° en 5°.
  Wat betreft de opvangtehuizen, bevat het aanvraagdossier daarnaast de vermelding van de specifieke acties bedoeld in artikel 115, tweede lid, die het opvangtehuis tot stand zou kunnen brengen ten gunste van de ondergebrachte personen.

Art.82. De Regering bepaalt de inhoud van het dossier voor de erkenningsaanvraag voor de nachtasielen. In dat dossier worden minstens vermeld :
  1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het identificatienummer in het Register der rechtspersonen;
  2° de naam en de kwalificaties van de directeur en, indien bestaande, de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's;
  3° het aantal ondergebrachte personen waarvoor de erkenning is aangevraagd;
  4° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;
  5° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan één jaar door de burgemeester;
  6° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de ondergebrachte personen, de directeur en de inrichtende macht;
  7° de openingsuren en -periode;
  8° het collectieve onderkomenproject;
  9° de overeenkomsten bedoeld in artikel 75, 6° en 7°.

Art.83.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/32, art. 17, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.84.[1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking van het huishoudelijk reglement bedoeld in de artikelen 81, 7° [2 en]2 82, 6°, [2 ...]2, alsook de minimale inhoud van het attest bedoeld in de artikelen 81, 6° [2 en]2 82, 5°[2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 32, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 18, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.85.De erkenning wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 voor onbepaalde duur verleend.
  De erkenning bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een opvangtehuis, [2 een gemeenschapshuis en een nachtasiel]2.
  De erkenning is hernieuwbaar op aanvraag van het opvangtehuis, [2 het gemeenschapshuis en het nachtasiel]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 19, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Onderafdeling 3. - Opschorting, beperking of intrekking
Art.86. De erkenning kan opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van deze titel of van de bepalingen die krachtens deze titel genomen worden.
  De opschorting heeft als gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt.

Afdeling 3. [1 Beginselakkoorden]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - Algemene bepaling
Art.87.De Regering bepaalt [1 ...]1, evenals de procedure voor de toekenning van het beginselakkoord.
  Zij bepaalt de procedure voor de opschorting, de beperking of de intrekking [1 ...]1 het beginselakkoord.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 22, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Onderafdeling 2.   
Art.88.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/32, art. 23, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Onderafdeling 3. - Beginselakkoord
Art.89.In geval van dringende noodzakelijkheid verleent de regering [1 of haar afgevaardigde]1, indien de onderkomencapaciteit in de nachtasielen erkend in de gemeente of de aangrenzende gemeenten niet voldoende is om aan de vraag ernaar uitgaande van in sociale moeilijkheden verkerende personen tegemoet te komen, een beginselakkoord aan het nachtasiel dat een aanvraag indient overeenkomstig artikel 82, uitgezonderd de punten 4°, 6°, 8° en 9°, en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 72 en 75, 1° en 2°.
  Het beginselakkoord bepaalt de huisvestingscapaciteit van in sociale moeilijkheden verkerende personen in een nachtasiel.
  De duur van het beginselakkoord bedraagt maximum [2 vijf]2 maanden.
  Het is niet hernieuwbaar.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 33, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2016-04-28/02, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 4. - Opschorting, beperking, intrekking
Art.90.De voorlopige werkingsvergunning en het beginselakkoord kunnen opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of van de bepalingen genomen krachtens deze titel.[1 Het beginselakkoord kan opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze Titel of van de bepalingen genomen krachtens deze Titel.]1
  De opschorting heeft tot gevolg dat het verschaffen van een onderkomen aan nieuwe in sociale moeilijkheden verkerende personen verboden wordt. De beperking heeft tot gevolg dat de huisvestingscapaciteit verminderd wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 25, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK III. - Werking
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling
Art.91.Het huishoudelijk reglement bedoeld in de artikelen 81, 7° [1 en]1 82, 6° [1 ...]1, wordt aangeplakt op een plaats die toegankelijk is voor de personen die om opvang verzoeken en voor de ondergebrachte personen.
  Eén exemplaar ervan wordt aan de ondergebrachte personen afgegeven zodra ze aankomen.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. [1 Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen]1   ----------   (1)
Art.92.Minstens één keer per [1 maand]1 wordt de ondergebrachte persoon schriftelijk ingelicht over zijn financiële toestand in [1 het opvangtehuis of het gemeenschapshuis]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen
Art.93.Het opvangtehuis of het gemeenschapshuis opent een individueel of gezinsdossier voor elke ondergebrachte persoon.
  Dat dossier bevat de administratieve en financiële documenten met betrekking tot de toestand van de ondergebrachte persoon.[1 met inbegrip van, voor het opvangtehuis, de opvolging na de huisvesting, namelijk de volgende gegevens met betrekking tot de ondergebrachte persoon of zijn gezinsleden:
   1° hun volledige contactgegevens;
   2° hun financiële situatie;
   3° de geschillen waaraan zij onderworpen zijn;
   4° de sociale procedures;
   5° het individuele begeleidingsproject;
   6° de huisvestingsovereenkomst;
   7° het sociaal verslag;
   8° de instemming van de ondergebrachte persoon met betrekking tot de opvolging na de huisvesting.]1
  Het is onder voorbehoud van alles wat onder het beroepsgeheim valt, toegankelijk voor de ondergebrachte persoon. Het is eveneens toegankelijk voor de ambtenaren bedoeld in artikel 105.
  [1 De verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens uit het in tweede lid bedoeld bestand is het in het kader van deze Titel erkend opvangtehuis of gemeenschapshuis Ze neemt alle nuttige maatregelen om de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens na te leven.
   De gegevens die door de verantwoordelijke voor de verwerking zijn verkregen, worden ten minste tien jaar na het vertrek van de ondergebrachte persoon bewaard.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 29, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.94.In samenwerking met de ondergebrachte persoon werken het opvangtehuis en het gemeenschapshuis binnen de dertig dagen na diens aankomst een geïndividualiseerd begeleidingsproject uit.
  Het geïndividualiseerd begeleidingsproject bepaalt een programmering voor de doorvoering ervan in de tijd.
  Het wordt in evenveel exemplaren opgesteld als er bij het project betrokken partijen zijn. Eén exemplaar wordt overhandigd aan de ondergebrachte persoon.
  De Regering bepaalt [1 de inhoud en de communicatiemodaliteiten]1 voor het geïndividualiseerd begeleidingsproject.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 34, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.95. Elk einde van het verblijf dat tot stand komt op initiatief van een erkend opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt in een register ingeschreven. In dat register worden vermeld de identiteit van de betrokken personen, de datum van hun vertrek, hun bestemming indien bekend, evenals de redenen die aan de oorsprong liggen van de beslissing om hun verblijf te beëindigen.

Art.96. De gesubsidieerde personeelsleden van het opvangtehuis of het gemeenschapshuis volgen een voortgezette opleiding volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.

Art.97. In elk opvangtehuis of gemeenschapshuis wordt er een raad van de ondergebrachte personen opgericht die minstens één keer per maand vergadert.
  Om voor de goede werking van die raad te zorgen krijgt die raad de logistieke en organisationele ondersteuning van het personeel van het opvangtehuis of van het gemeenschapshuis.
  De raad bestaat uit de ondergebrachte personen. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de raad bijwonen.
  De raad van de ondergebrachte personen brengt adviezen uit en formuleert voorstellen, meer bepaald wat betreft de werking van de inrichting, de organisatie van de dienstverlening en het collectieve begeleidingsproject.

Afdeling 4. - Bepalingen eigen aan de opvangtehuizen
Art.98.Voor elke ondergebrachte persoon of gezin stelt het opvangtehuis een sociaal verslag op [1 uiterlijk]1 na zes maanden verblijf.
  Het sociaal verslag dient om de evolutie van de ondergebrachte persoon of personen voor te stellen met het oog op een vertrek, een doorverwijzing [1 ...]1of een wederinschakeling.
  [1 De opvolging na de huisvesting moet besproken worden met de ondergebrachte persoon indien hij of zij dit wenst, en moet opgenomen worden in het dossier zoals bepaald in artikel 93, op dezelfde wijze als het sociaal verslag.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 30, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.99.§ 1. Het opvangtehuis is ertoe verplicht elke persoon [2 in sociale moeilijkheden]2 die daarom verzoekt, een onderkomen te verschaffen, behalve in volgende gevallen :
  1° indien de maximale huisvestingscapaciteit bereikt is;
  2° indien blijkt dat het verschaffen van een onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve begeleidingsproject in gevaar zou kunnen brengen;
  3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen waarmee de persoon geconfronteerd wordt, niet in het hem verschaffen van een onderkomen in een opvangtehuis bestaat.
  § 2. In de gevallen bedoeld in [1 paragraaf 1]1 is het opvangtehuis er evenwel toe verplicht de noodzakelijke stappen te ondernemen om de persoon te laten opvangen door een bevoegde dienst.
  § 3. Het opvangtehuis houdt een register bij van de niet voldane aanvragen waarin de redenen vermeld worden waarom die dienstverlening niet is aangeboden, evenals de stappen die ondernomen werden om te voldoen aan de behoeften van de aanvragers als bedoeld in [1 paragraaf 2]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 35, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 31, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 5. - Bepalingen eigen aan de gemeenschapshuizen
Art.100. In een gemeenschapshuis mogen niet verblijven :
  1° de personen die volgens het sociaal verslag bedoeld in artikel 98 of opgesteld door een structuur die dezelfde opdracht als een opvangtehuis vervult en die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie of een openbare overheid van een buurstaat, geen behoefte hebben aan een langdurige begeleiding;
  2° meer dan drie personen ouder dan zestig jaar op de dag waarop ze hun intrede doen in het huis.

Art.101.Het gemeenschapshuis herziet jaarlijks in samenwerking met de ondergebrachte persoon het geïndividualiseerde begeleidingsproject in functie van de evolutie van de persoon [1 en met het oog op vooruitgang bij het verwerven van autonomie, om een vertrek uit de instelling te ondersteunen.]1
  Het aldus herziene project wordt gevoegd bij het dossier bedoeld in artikel 93.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 32, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.102. Artikel 99, § 1, 1° en 2°, en § 2, geldt voor de gemeenschapshuizen.

Afdeling 6.   
Art.103.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/32, art. 33, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 7. - Bepalingen eigen aan de nachtasielen
Art.104.§ 1. Het nachtasiel is ertoe verplicht elke persoon [2 in sociale moeilijkheden]2 die daarom verzoekt onder te brengen, behalve :
  1° indien de maximumcapaciteit voor het verschaffen van een onderkomen bereikt is;
  2° indien blijkt dat het verschaffen van onderkomen aan de persoon de verwezenlijking van het collectieve onderkomenproject in gevaar zou kunnen brengen;
  3° indien blijkt dat het antwoord op de problemen die de persoon ondervindt, niet onder het verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel valt;
  4° indien de maximumduur van het eventueel verschaffen van een onderkomen in een nachtasiel bereikt is.
  § 2. In de gevallen bedoeld in [1 paragraaf 1]1 is het nachtasiel er evenwel toe gehouden de adresgegevens van de meest nabije dienst dringende maatschappelijke hulpverlening, nachtasielen of opvangtehuizen op te geven, evenals de beschrijving van de weg ernaartoe.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 37, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 34, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK IV. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Onderafdeling 1. - Controle
Art.105.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle van de inrichtingen die in aanmerking komen voor een werkingstitel in het kader van deze titel wordt verzorgd door de ambtenaren aangewezen door de regering [2 of haar afgevaardigde]2.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  In de uitoefening van hun opdrachten kunnen ze :
  1° elk nazicht, elke controle, elk onderzoek verrichten en elke informatie inwinnen die zij nodig achten, meer bepaald voor :
  a. het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht;
  b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de voltooiing van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;
  2° [3 verslagen opstellen]3. Daarvan wordt een afschrift bekendgemaakt binnen de vijftien dagen na vaststelling van de feiten aan de beheerders en de daders;
  [1 3° beroep doen op de openbare macht.]1
  In geval van doorzoeking van de lokalen die een woonplaats uitmaken en bij ontstentenis van de instemming van de bewoner, behalve in uiterst dringende gevallen indien de bijstand aan de in gevaar zijnde ondergebrachte persoon het vereist, hebben de hiervoor genoemde ambtenaren niet toegang tot die lokalen dan krachtens een machtiging van de rechter van de politierechtbank of diens plaatsvervanger.
  De gemachtigd ambtenaar kan de overtreder een termijn stellen om zich naar de wet te schikken : die termijn kan slechts één keer verlengd worden. Hij licht er de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gelegen is, over in.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 38, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2024-04-25/32, art. 35, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.106.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 39, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Straffen
A. Straffen
Art.107.Gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een geldboete van 500 tot 1.000 euro of met enkel één van die straffen de personen die een opvangtehuis, [1 een gemeenschapshuis of een nachtasiel]1 zonder een werkingstitel te hebben gekregen, ofwel als overtreding van een beslissing tot weigering, intrekking van de erkenning of sluiting, ofwel als kennelijke niet-naleving van de erkenningsvoorwaarden waarbij ernstige schade wordt berokkend aan de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen of die onbehoorlijkerwijs de erkenning vermelden.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 36, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

B. Sluiting
Art.108.§ 1. Volgens de procedure die hij bepaalt kan de regering om dringende redenen beslissen tot de sluiting van een opvangethuis, [1 een gemeenschapshuis of een nachtasiel]1, indien :
  1° een tekortkoming aan de krachtens of bij deze titel vastgestelde regels ernstige schade berokkent aan de rechten, de veiligheid of de gezondheid van de ondergebrachte personen;
  2° dringende redenen met betrekking tot de volksgezondheid of de openbare veiligheid dat verantwoorden.
  De beslissing tot sluiting kan enkel bepaalde gedeelten van het gebouw of bepaalde vestigingen betreffen.
  De beslissing tot sluiting kan ongedaan worden gemaakt indien de omstandigheden die tot die beslissing dwongen, niet meer verenigd zijn.
  § 2. Volgens de procedure die zij bepaalt beveelt de Regering de sluiting van de opvangtehuizen, [1 gemeenschapshuizen of nachtasielen]1 en die zonder werkingstitel functioneren.
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/32, art. 37, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.109. De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen tot sluiting en laat de sluitingen verrichten die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een werkingstitel.
  Hij waakt over de toepassing van alle daartoe nodige maatregelen.
  Daartoe kan hij de in sociale moeilijkheden verkerende personen laten evacueren en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn eisen, dat zij voor de dringende opvang en het dringend onderbrengen van die personen instaan.

Afdeling 2. [1 - Specifieke strafbepalingen]1   ----------   (1)
Art.110.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 41, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.111.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 41, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 1. [1 Opvangtehuizen en gemeenschapshuizen]1   ----------   (1)
Art.112.[1 Gestraft wordt]1 met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 25 tot 2.000 euro of met enkel één van die straffen degene die rechtstreeks of onrechtstreeks, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in [2 een opvangtehuis of een gemeenschapshuis]2 aanbieden :
  [1 1°]1 op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de ondergebrachte personen beheert;
  [1 2°]1 door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;
  [1 3°]1 gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 44, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 40, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Onderafdeling 2. [1 - Nachtasielen.]1   ----------   (1)
Art.113.[1 Gestraft wordt]1 met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 25 tot 2.000 euro of met enkel één van die straffen degene die rechtstreeks of onrechtstreeks, terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een nachtasiel :
  [1 1°]1 door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;
  [1 2°]1 gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 46, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK V. [1 - Subsidiëring en programmering van de opvangtehuizen, gemeenschapshuizen en nachtasielen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Programmering
Art.114.De regering bepaalt voor de opvangtehuizen [1 , de nachtasielen]1 en de gemeenschapshuizen een programmering van het maximumaantal in sociale moeilijkheden verkerende personen dat in overweging genomen kan worden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 115, § 1.
  [1 De Regering bepaalt een territoriale verdeling van de nachtasielen, de opvangtehuizen en de gemeenschapshuizen.]1
  [1 De Regering bepaalt de vastellingscriteria van de programmering.]1
  De programmering kan eveneens factoren van conjuncturele orde in overweging nemen met als gevolg een verhoging van het aantal in sociale moeilijkheden verkerende personen in één of meer provincies.
  ----------
  (1)<DWG 2016-04-28/02, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Subsidiëring
Art.115.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten keert de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 in het kader van de programmering bepaald in artikel 114 subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven uit aan de opvangtehuizen [3 , de nachtasielen]3 en de gemeenschapshuizen die over [3 een erkenning]3 beschikken.
  [4 De Regering verdeelt de in het eerste lid bedoelde subsidies evenredig volgens de door haar vastgestelde procedures, indien de beschikbare begrotingskredieten onvoldoende zijn om alle personeelskosten te dekken.]4
  § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering eveneens subsidies ter dekking van de werkingskosten uitkeren aan de opvangtehuizen [3 , de nachtasielen]3 en de gemeenschapshuizen die in aanmerking komen voor subsidies ter dekking van de personeelsuitgaven.
  Binnen de perken van de begrotingskredieten kan zij daarnaast de volgende subsidies aan de opvangtehuizen uitkeren :
  1° subsidies ter dekking van de personeelskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties met betrekking tot :
  a. de begeleiding van de kinderen;
  b. de noodopvang en/of de opvang 24 uur op 24;
  [4 c. de opvang van vrouwen die het slachtoffer van partnergeweld zijn;]4
  2° subsidies ter dekking van de personeelskosten en/of de werkingskosten voor de verwezenlijking van specifieke acties in verband met de fase na het verschaffen van een onderkomen.
  § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in de [1 paragraaf 1 en paragraaf 2]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 47, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2016-04-28/02, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<DWG 2024-04-25/32, art. 42, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.116.§ 1. [2 De in artikel 115, §§ 1 en 2, eerste lid, bedoelde subsidiëring van een opvangtehuis, een gemeenschapshuis of een nachtasiel kan door de Regering of haar afgevaardigde verminderd of geschrapt worden:
   1° indien de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 115, § 3, niet meer nageleefd worden;
   2° in geval van niet-naleving van de bepalingen van de artikelen 92, 93, 94, 97 tot en met 102 en 104;
   Bovendien, wordt de in artikel 115, §§ 1 en 2, eerste lid, bedoelde subsidiëring van een opvangtehuis of een gemeenschapshuis door de Regering of haar afgevaardigde verminderd of geschrapt indien de minimale bezettingsgraad als door de Regering bepaald niet bereikt wordt.]2
  § 2. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de beperking en de schrapping van de subsidiëring.
  Zij stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van beperking en schrapping van de subsidiëring. Dat beroep is opschortend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2016-04-28/02, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.117.§ 1. Voor de berekening van de bezettingsgraad van een opvangtehuis worden niet als gerechtigden beschouwd :
  1° [2 personen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt]2 op de dag waarop de opvang plaatsvindt vanaf de vierde van die personen;
  2° de personen die de verblijfsperiode bepaald in hun geïndividualiseerd begeleidingsproject overschreden hebben. Die periode mag de [2 driehonderdzestig]2 nachten niet overschrijden.
  § 2.[1 Wanneer de toestand van de begunstigde het vereist, kan het opvangtehuis de duur van het verblijf verlengen boven de [2 driehonderdzestig]2 nachten verlengen. Deze verlenging kan worden gerechtvaardigd in het sociaal verslag. Ze kan [2 driehonderdzestig]2 nachten niet overschrijden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 48, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/32, art. 43, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Titel II/1. [1 Dagopvang voor dak- of thuislozen]1   ----------   (1)
Hoofdstuk 1. [1 Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art.117/1. [1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
   1° een persoon die dakloos is of geen thuis heeft, hierna "de gebruiker" genoemd: een persoon in sociale moeilijkheden als bedoeld in artikel 66, 5°, en die zich in één of meer van de volgende situaties bevindt:
   a) leeft in de openbare ruimte;
   b) heeft geen woning, kan geen eigen woning krijgen en heeft daarom geen verblijfplaats;
   c) heeft geen woning die bewoonbaar is of verbeterd kan worden op het gebied van gezondheids-, veiligheids- en bewoonbaarheidsnormen;
   d) verblijft of is tijdelijk ondergebracht in een instelling ;
   e) heeft een woning en heeft eerder in een van de onder a) tot en met d) genoemde situaties verkeerd;
   f) bevindt zich in een precaire situatie of loopt het risico in een precaire situatie terecht te komen;
   2° dagopvang: het organisme dat voorziet in ingerichte en uitgeruste lokalen en overdag en eventueel 's avonds in opvang en sociale begeleiding van de gebruikers, intern of via een samenwerkingsovereenkomst;
   3° het collectief opvangproject : het geheel van doelstellingen, middelen en kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren die door de inrichtende overheid zijn vastgelegd voor de uitvoering van de taken bedoeld in de artikelen 117/2 en 117/3;
   4° geïndividualiseerde begeleiding: vrijwillige begeleiding van de gebruiker met als doel de sociale banden te herstellen en het welzijn te verbeteren door de persoon die wordt begeleid als hoofdrolspeler in zijn eigen project te beschouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 4, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Hoofdstuk 2. [1 Opdracht]1   ----------   (1)
Art.117/2. [1 § 1. De dagopvangcentra:
   1° organiseren overdag en eventueel 's avonds een gratis onthaal voor de gebruikers. Deze opvang wordt onvoorwaardelijk aangeboden, behalve in de volgende gevallen:
   a) 1° indien de maximumcapaciteit voor de opvang bereikt is;
   b) 2° indien blijkt dat de opvang van de gebruiker de verwezenlijking van het collectieve begeleidingsproject in gevaar zou kunnen brengen;
   2° garanderen toegang tot ten minste dranken, toiletten, douches, verzorgings- en hygiëneproducten en een wasserij met schoonmaakproducten;
   3° geven de gebruiker de gelegenheid om naar hen te luisteren om hun sociale, administratieve, psychologische en medische moeilijkheden te identificeren, hetzij intern, hetzij overeenkomstig artikel 117/4, 11° ;
   4° informerende gebruikers en verwijzen ze door naar de verschillende diensten die hen kunnen helpen met hun problemen;
   5° bieden geïndividualiseerde ondersteuning op verzoek van de gebruiker;
   6° maken de hulp en ondersteuning bestendig voor gebruikers, in synergie met elke andere operator die aan de behoeften of verwachtingen van de gebruiker kan voldoen;
   7° verzamelen overeenkomstig artikel 44 en uitsluitend met het oog op de kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de taken die in het kader van deze titel worden uitgevoerd, statistische gegevens met betrekking tot de ontvangen gebruikers.
   § 2. In de twee gevallen van weigering bedoeld in paragraaf 1, 1°, zullen de dagcentra de gebruikers naar best vermogen doorverwijzen naar een andere dienst die aan hun behoeften kan voldoen.
   § 3. De voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 7°, omvatten;
   1° de leeftijd;
   2° het geslacht ;
   3° de nationaliteit;
   4° de situatie van de gebruiker zoals bepaald in artikel 117/1, 1°.
   Deze gegevens worden geanonimiseerd en naar de Regering gestuurd op de manier die zij bepaalt.
   De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens is de dagopvang erkend en gesubsidieerd onder deze titel. Laatstgenoemde oefent zijn uitopdrachten uit met inachtneming van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
   De gegevens verkregen door de verantwoordelijken voor de verwerking worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt met een maximale bewaartermijn die verstrijkt op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen die tot de bevoegdheid van het Waalse Gewest behoren en, in voorkomend geval, waarin de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, de duur van de afschrijving evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen, is geschied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 6, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/3. [1 Naast de taken bedoeld in artikel 117/2 kunnen dagopvangcentra specifieke acties opzetten die door de Regering bepaald worden en binnen de perken en procedures die zij bepaalt.
   Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten geeft de Regering erkende dagopvangcentra hiervoor een jaarlijkse subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 7, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Hoofdstuk 3. [1 Erkenning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art.117/4. [1 Krachtens dit decreet erkent de Regering dagopvangcentra en verleent ze, binnen de grenzen van de jaarlijks vastgelegde specifieke begrotingskredieten, subsidies aan erkende dagopvangcentra die aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° voornamelijk gevestigd zijn in het Franse taalgebied;
   2° opgericht of georganiseerd worden door een rechtspersoon die zich belangeloos inzet, een vereniging zonder winstoogmerk, een stichting van openbaar nut, een gemeente, intercommunale, een provincie, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   3° minstens tien gebruikers tegelijk kunnen ontvangen;
   4° ten minste het volgende ter beschikking stellen van de gebruikers in de lokalen van het centrum:
   a) dranken;
   b) een gemeenschappelijke ruimte;
   c) één toilet voor mannen en één voor vrouwen;
   d) een wastafel;
   e) een telefoon;
   f) een ontvangstruimte voor één-op-één ondersteuningsbijeenkomsten;
   5° ervoor zorgen dat de gebruikers gemakkelijk toegang hebben tot alle volgende diensten, hetzij in de lokalen van het dagopvangcentrum, hetzij daarbuiten via formele samenwerkingsverbanden:
   a) sanitaire voorzieningen bestaande uit ten minste één wastafel en één douche, uitgerust met verzorgings- en hygiëneproducten, in het bijzonder sanitaire producten voor vrouwen zoals maandverband; deze voorzieningen zijn zo georganiseerd dat de behoefte van mensen aan hygiëne en privacy wordt gerespecteerd;
   b) een wasserij met schoonmaakproducten;
   c) een veilige, afgesloten kluis of kamer;
   6° het dagopvangcentrum openstellen voor gebruikers met inachtneming van de volgende minimale en cumulatieve criteria:
   a) twintig uur per week, tussen zeven en tweeëntwintig uur, waarvan ten minste zestien uur permanente collectieve opvang;
   b) vierenveertig weken per jaar;
   c) minstens van 1 november tot 31 maart;
   7° een plan hebben voor collectieve opvang;
   8° de opleiding van werkers en vrijwilligers in een optiek van opvang van gebruikers, volgens de door de Regering vastgelegde procedures;
   9° het charter van het stedelijk of intercommunaal sociaal steunpunt gelegen in het administratief arrondissement waar zijn maatschappelijke zetel gevestigd is, indien bestaand, ondertekenen en toepassen;
   10° als er geen sociaal steunpunt is in het arrondissement waar het dagopvangcentrum zijn zetel heeft gevestigd, overeenkomsten sluiten met een dienst die instaat voor het beheer van sociale noodsituaties en die de voorwaarden bepaalt voor de opvang en verzorging van de gebruikers, overeenkomstig de voorwaarden bepaald door de Regering;
   11° via partnerschapsovereenkomsten samenwerkingsverbanden aangaan met de diensten en instellingen die nodig zijn voor de uitvoering van haar opdrachten, met inbegrip van deze bedoeld in boek 6 van Deel II van dit Wetboek, overeenkomstig de door de Regering bepaalde nadere regels;
   12° beschikken over overeenkomsten met minstens één nachtasiel en één opvangtehuis om noodopvang te voorzien;
   13° zijn opdrachten uitvoeren overeenkomstig het decreet van 6 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
   De Regering bepaalt voor welke diensten, bedoeldin het eerste lid, 4° en 5°, aan de gebruiker een financiële bijdrage kan worden gevraagd en onder welke voorwaarden.
   Het aantal uren dat de opvang bedoeld in het eerste lid, 6°, a), open is, bedraagt ten minste 880 uren per jaar en wordt berekend als een gemiddelde over het aantal weken waarin het dagopvangcentrum open is.
   De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor de uitwerking en de evaluatie van het collectief project voor het dagopvangcentrum bedoeld in artikel 117/4, eerste lid, 7°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 10, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/5. [1 Het project voor collectieve opvang;
   1° maakt het mogelijk om het te onderscheiden van elke andere activiteit die op dezelfde site wordt georganiseerd;
   2° integreert elk initiatief dat de toegang voor vrouwen vergemakkelijkt;
   3° bepaalt de voorwaarden voor toegankelijkheid voor personen met een handicap;
   4° bevat een onderdeel gewijd aan het beheer van gezondheidsrisico's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 11, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/6. [1 Het project voor collectieve opvang;
   1° maakt het mogelijk om het te onderscheiden van elke andere activiteit die op dezelfde site wordt georganiseerd;
   2° integreert elk initiatief dat de toegang voor vrouwen vergemakkelijkt;
   3° bepaalt de voorwaarden voor toegankelijkheid voor personen met een handicap;
   4° bevat een onderdeel gewijd aan het beheer van gezondheidsrisico's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 12, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Afdeling 2. [1 De procedure]1   ----------   (1)
Art.117/7. [1 De procedures voor toekenning, wijziging en intrekking van een erkenning wordt door de Regering vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 14, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/8. [1 De Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van een erkenningsaanvraag en voor het wijzigen van de erkenning van een dagopvangcentrum.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 15, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/9. [1 Het erkenningsaanvraagdossier bevat o.a. de volgende elementen:
   1° de identiteit van de inrichtende macht, diens adres en, indien de inrichtende macht een verenging zonder winstoogmerk of een stichting is, de statuten ervan en hun eventuele in het Belgisch Staatsblad verschenen wijzigingen, evenals het ondernemingsnummer;
   2° het adres van de opvangplaats :
   3° de naam en de kwalificaties van de personeelsleden, evenals een omschrijving van hun functies ;
   4° het aantal gebruikers dat het dagopvangcentrum tegelijkertijd kan ontvangen in de daarvoor bedoelde ruimtes;
   5° een plattegrond van de gebouwen met vermelding van de bestemming der lokalen;
   6° een veiligheidsattest dat minder dan een jaar voordien door de burgemeester werd afgeleverd voor de lokalen waarin de activiteiten bedoeld in deze titel plaatsvinden;
   7° het huishoudelijk reglement met omschrijving van de rechten en de plichten van de gebruikers, het personeel en de inrichtende macht;
   8° de openingstijden en -periodes van het dagopvangcentrum;
   9° het collectieve opvangproject;
   10° de overeenkomsten bedoeld in artikel 117/4, 10°, 11° et 12° ;
   11° een document waaruit blijkt dat het dagopvangcentrum gedekt is door een brandverzekering en een beroepsaansprakelijkheidsverzekering;
   12° informatie over andere financieringsbronnen voor dagopvang;
   13° een formulier waarin de voorgenomen regeling wordt beschreven en waarin wordt uiteengezet hoe het dagopvangcentrum zijn taken wil vervullen en wil voldoen aan de bij of krachtens deze titel gestelde voorwaarden, waarvan de inhoud door de Regering wordt bepaald.
   Het huishoudelijk reglement bedoeld in lid 1, 7°, wordt toegepast door het dagopvangcentrum in voege is en wordt aangeplakt is in een voor de gebruikers toegankelijke plaats.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 16, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/10. [1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking en de minimale inhoud van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 117/9, 7°, evenals het model van het attest bedoeld in artikel 117/9, 6°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 17, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art.117/11. [1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking en de minimale inhoud van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 117/9, 7°, evenals het model van het attest bedoeld in artikel 117/9, 6°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 18, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Hoofdstuk 4. [1 Programmatie van de dagopvangcentra]1   ----------   (1)
Art.117/12. [1 De Regering bepaalt het gebiedsgebonden programma van dagcentra die goedgekeurd kunnen worden, volgens de vestigingscriteria die ze bepaalt.
   De programmatie kan eveneens factoren van conjuncturele orde in overweging nemen met als gevolg een verhoging van het aantal in sociale moeilijkheden verkerende personen in één of meer provincies of gemeenten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 20, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Hoofdstuk 5. [1 Subsidiëring van de erkende dagopvangcentra]1   ----------   (1)
Art.117/13. [1 § 1. De Regering kent een jaarlijkse subsidie toe aan erkende dagopvangcentra, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten.
   De subsidie dient uitsluitend voor de werkings- en personeelskosten van de erkende dagopvang, met inbegrip van de kosten voor de opleiding, opdat hij zijn opdrachten kan vervullen.
   Uitrustingskosten kunnen worden toegestaan binnen de perken en volgens de procedures die door de Regering zijn vastgesteld.
   § 2. De Regering bepaalt het bedrag, de berekeningswijze, de toekenningsvoorwaarden en de indexeringsregels van de subsidie, op basis van het aantal gebruikers dat tegelijkertijd kan worden opgevangen in de dagcentra voor opvang en sociale begeleiding.
   De Regering kan andere dan de in lid 1 bedoelde criteria vaststellen die verband houden met de activiteit van dagopvangcentra.
   § 3. De overheid bepaalt welke uitgaven in aanmerking komen voor subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/34, art. 22, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


TITEL III. - Schuldbemiddeling
HOOFDSTUK I. - Instellingen voor schuldbemiddeling
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art.118.Deze titel is toepasselijk op de privé- of openbare instellingen voor schuldbemiddeling [1 zoals omschreven in artikel I.9, 55°, van het Wetboek van economisch recht]1 en op de privé- of openbare instellingen erkend voor schuldbemiddeling in het kader van artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk wetboek.
  Deze instellingen oefenen die activiteit uit op het grondgebied van het Franse taalgebied.
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/03, art. 9, 034; Inwerkingtreding : 15-10-2018>

Afdeling 2. - Erkenning
Art.119.De [1 minister]1 van Sociale Actie beslist over de aanvragen tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.120. De aanvraagprocedure voor de toekenning van de erkenning wordt door de Regering vastgelegd.
  De erkenning wordt voor een onbepaalde duur toegekend.

Art.121.[1 De erkenning kan worden toegekend aan instellingen die tegelijkertijd :
   1° een maatschappelijk werker aanstellen met een gespecialiseerde opleiding van minstens dertig uren inzake schuldbemiddeling;
   2° de uitvoering aantonen van juridische prestaties door een persoon houder van de academische graad licentiaat of master in de rechten die beschikt over een gespecialiseerde vorming in de schuldbemiddeling. Deze persoon is gebonden aan de instelling door een arbeidscontract, een statuut of vastgelegd bij overeenkomst volgens het model vastgelegd door de Regering is. Deze overeenkomst is gesloten door een advocaat of door een in schuldbemiddeling gespecialiseerde jurist of door een instelling die één of meerdere in schuldbemiddeling gespecialiseerde juristen in dienst heeft;
   3° [2 zich ertoe verbinden schuldbemiddeling aan te bieden zoals bedoeld in artikel I.9, 55°, van het Wetboek van economisch recht. In voorkomend geval, als er een collectieve schuldenregeling zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek overwogen dient te worden, verbindt de publieke of privé-instelling zich ertoe, de persoon bedoeld in artikel 1675/2 van genoemd Wetboek erover in te lichten, haar bij te staan bij het opstellen van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 van hetzelfde Wetboek en zich voor te stellen als schuldbemiddelaar in de zin van artikel 1675/4, § 2, 5°, van genoemd Wetboek of op die titel een andere gemachtigde schuldbemiddelaar voor te stellen overeenkomstig artikel 1675/17 van hetzelfde Wetboek.]2
   4° zich ertoe verbinden een vrijwillig aangegane budgettaire begeleiding aan te bieden, die aansluit op een optiek van autonomisering van de persoon;
   5° zich ertoe verbinden een gestandaardiseerde opvolgingsfiche op te maken en bij te houden, die hun tegemoetkomingen, alsmede de data waarop ze verleend worden en de lijst van de schuldeisers vermeldt.
   De Regering legt de vereiste kwalificaties voor de toegang tot de betrekking van sociale medewerker zoals bedoeld in lid 1, 1° vast en legt de minimuminhoud van de overeenkomst van juridische diensten zoals bedoeld in lid 1, 2° vast. Ze bepaalt de inhoud van de gespecialiseerde vormingen zoals bedoeld in lid, 1° en 2°.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-01-31/15, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2018-07-17/03, art. 10, 034; Inwerkingtreding : 15-10-2018>

Art.122.Instellingen die geen openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zijn, kunnen enkel worden erkend als ze bovendien :
  1° geen winstoogmerk najagen;
  2° de rechtspersoonlijkheid hebben;
  3° met name de hulp aan in moeilijkheden verkerende personen [1 tot doel]1 hebben.
  ----------
  (1)<DWG 2023-04-06/05, art. 11, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art.123. Niettegenstaande de naleving van bovenvermelde voorwaarden kan de Minister van Sociale Actie de erkenning weigeren aan instellingen :
  1° indien wordt vastgesteld dat zij of één van hun organen, gemachtigden of aangestelden blijk geven van een gebrek aan eerbaarheid of onbaatzuchtigheid;
  2° binnen dewelke de functies van voorzitter, bestuurder, directeur of gemachtigde worden toevertrouwd aan een niet gerehabiliteerde persoon die veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van minstens één maand, zelfs met uitstel, voor een overtreding bedoeld in het koninklijk besluit nr. 22 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerde verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken;
  3° die niet voldoende zelfstandig zijn t.o.v. personen of instellingen die een activiteit van kredietgever of kredietbemiddelaar uitoefenen krachtens de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Art.124. De andere erkende particuliere en openbare instellingen dan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn beoogd in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, mogen geen bezoldiging of vergoeding vragen, onder welke benaming ook.

Art.125.De erkende instellingen moeten de volgende verplichtingen naleven :
  1° de erkenning vermelden;
  2° de [2 minister]2 van Sociale Actie inlichten over elke wijziging van de statuten en over de benoemingen van bestuurders, de beëindiging van de schuldbemiddelingsactiviteit of telkens als ze niet meer voldoen aan de bij deze titel gestelde erkenningsvoorwaarden;
  3° zich onderwerpen aan de controle van de door de [2 minister]2 van Sociale Actie aangeduide leden van de inspectiedienst van de Administratie [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 49, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.126.De [1 minister]1 van Sociale Actie kan de erkenning ogenblikkelijk intrekken indien de bepalingen van deze titel niet worden nageleefd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 3. - Programmering en subsidiëring
Art.127.§ 1. De Regering is gemachtigd om een programmering te bepalen van de instellingen die als schuldbemiddelaar erkend zijn, rekening houdende met het aantal inwoners en met iedere gemeente die het voornemen heeft om door een erkende instelling bediend te worden.
  § 2. Aan de programmering die de Regering zal bepalen overeenkomstig [1 paragraaf 1]1 worden niet onderworpen :
  [1 1°]1 openbare of privé-instellingen die aan één enkele instelling of onderneming verbonden zijn en waarvan de activiteiten ten behoeve van een welbepaald publiek ontplooid worden;
  [1 2°]1 de instelling bedoeld in artikel 13 van het samenwerkingsakkoord tussen het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap van 26 november 1998;
  [1 3°]1 de referentiecentra erkend als schuldbemiddelaar in het kader van deze titel.
  § 3. Behoudens een krachtens artikel 126 besloten intrekking behouden de instellingen die beschikken over een erkenning op de datum van inwerkingtreding van de programmering hun erkenning tot en met het verstrijken van de periode waarvoor zij toegekend is. De programmering mag de verlenging van hun erkenning niet beletten, zolang ze ononderbroken erkend blijven.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 50, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.128.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering [3 of haar afgevaardigde]3, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, toelagen aan de erkende instellingen voor schuldbemiddeling, met uitzondering van de in artikel 127, § 2, bedoelde instellingen
  Deze toelagen bestaan uit een forfaitair en een variabel gedeelte.
  De criteria voor de berekening van het variabel gedeelte houden onder meer rekening met het aantal door de erkende instelling behandelde dossiers.
  [2 ...]2
  § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering [3 of haar afgevaardigde]3, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, eveneens referentiecentra erkennen en subsidiëren die belast zijn met :
  1° het verlenen van bijstand op juridisch vlak en inzake de schuldbemiddelingspraktijken aan verschillende erkende instellingen, waarbij deze bijstand voor de moeilijkste gevallen uit een tenlasteneming kan bestaan;
  2° met een algemene opdracht inzake voorkoming van schuldoverlast, alsook met het begeleiden van de steungroepen inzake voorkoming van schuldoverlast die door de erkende instellingen voor schuldbemiddeling georganiseerd worden of die krachtens een samenwerkingsovereenkomst opgericht worden, op pedagogisch vlak, op technisch vlak en op evaluatievlak;
  [1 3° een lokaal overlegplatform op te richten waar actieve lokale actoren op het gebied van bestrijding van de overmatige schuldenlast verenigd zijn.]1
  Het referentiecentrum moet over de documentatie beschikken die de erkende instellingen voor schuldbemiddeling die onder zijn ambtsgebied vallen, in staat stelt er de nodige informatie te vinden om hun opdrachten uit te voeren. Die informatie betreft o.a. de rechtspraak en de jongste ontwikkeling ervan.
  Zij legt het ambtsgebied van de referentiecentra vast. Het moet ten minste acht gemeenten tellen, met een totale bevolking van minimum 200 000 inwoners.
  Om erkend te worden, moeten de referentiecentra :
  1° opgericht zijn door ten minste acht openbare centra voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  2° beschikken over een maatschappelijk werker die voltijds voor schuldbemiddeling in dienst genomen is, na een speciale opleiding van minimum dertig uren inzake schuldbemiddeling en met vijf jaar beroepservaring inzake maatschappelijk werk;
  3° [1 en persoon houder van de academische graad licentiaat of master in de rechten voltijds tot zijn beschikking hebben, die beschikt over een gespecialiseerde vorming in de schuldbemiddeling, zoals bedoeld in artikel 121, 2°.]1
  De Regering [3 of haar afgevaardigde]3 subsidieert de personeels- en werkingskosten van de erkende referentiecentra. De gesubsidieerde personeelskosten mogen de door de Regering vastgelegde weddeschalen niet overschrijden.
  ----------
  (1)<DWG 2013-01-31/15, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 51, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.129.Voor een bijkomende toelage komen in aanmerking de erkende instellingen voor schuldbemiddeling die één of meer steungroepen inzake schuldenlastpreventie organiseren of die een overeenkomst met een partner sluiten met het oog op de organisatie van een dergelijke groep waarvan de opdracht erin bestaat via regelmatige ontmoetingen met personen die in een situatie van schuldenoverlast verkeren of die een dergelijke toestand hebben gekend, de problemen te bespreken inzake budgetbeheer, schuldoverlast en, in het algemeen, ieder thema dat een weerslag heeft op dit beheer om hun sociale situatie te verbeteren.
  De Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van toelagen aan de erkende instellingen voor de steungroepen inzake schuldenlastpreventie.
  De erkende instellingen of de met die instellingen gebonden partners moeten bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
  [1 1°]1 over een lokaal beschikken dat een groep van minimum vijftien personen kan onderbrengen;
  [1 2°]1 pedagogische animaties ontwikkelen die in het kader van de bovenbedoelde opdrachten op de behoeften van de gerechtigden inspelen;
  [1 3°]1 samenwerkingsverbanden aangaan en in partnerschap werken met terzake doende diensten, instellingen of personen om de thema's inzake schuldenlastpreventie te bespreken;
  [1 4°]1 aan de door de referentiecentra georganiseerde intervisievergaderingen deelnemen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK II. - Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast
Art.130.§ 1. De Regering erkent het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  Die instelling heeft de volgende opdrachten :
  [1 1°]1 statistische gegevens inzake schuldoverlast verzamelen [1 en behandelen]1;
  [1 2°]1 de evolutie van de wetgeving en de rechtspraak bestuderen;
  [1 3°]1 de kredietpraktijken en de daarmee gepaard gaande vraagstukken bestuderen;
  [1 4°]1 tot het preventiewerk inzake schuldoverlast bijdragen door verspreiding van alle nuttige informatie aan het publiek en aan de personen die beroepshalve in de sociale actie of in het kredietwezen actief zijn;
  [1 5°]1 jaarlijks een basis- en voortgezet opleidingsprogramma voor de schuldbemiddelaars organiseren;
  [1 6° het secretariaat van het coördinatiecomité van preventieacties en bestrijding van schuldenoverlast te onderhouden, zoals bedoeld in artikel 130/1.]1
  [1 Met het oog op het vervullen van de opdracht die in het tweede lid, onder 1° vermeld is, wordt de Regering gemachtigd om de voorwaarden en modaliteiten van de verzameling van persoonlijke gegevens inzake overmatige schuldenoverlast vast te leggen.]1
  § 2. Het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast maakt jaarlijks een verslag op over de evolutie van schuldenlast en schuldoverlast van de Waalse gezinnen, alsook alle nuttige gegevens voor een preventiebeleid inzake schuldoverlast.
  [2 Dit verslag wordt overgemaakt aan de Regering [3 of haar afgevaardigde]3 op de datum die zij bepaalt.]2
  § 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, toelagen aan het Waarnemingscentrum voor krediet en schuldenlast.
  Deze toelagen dekken :
  1° personeelskosten;
  2° werkingskosten;
  3° initiatieven die een problematiek willen verhelpen of om een specifieke opdracht te vervullen.
  ----------
  (1)<DWG 2013-01-31/15, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 53, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 130/1. [1 Er wordt een coördinatiecomité van preventieacties en bestrijding van schuldenoverlast opgericht en op zijn minst samengesteld uit de Minister die bevoegd is voor Sociale Actie of diens vertegenwoordiger, die de verantwoordelijkheid draagt voor het voorzitterschap, het bestuur, het "Observatoire du Crédit et de l'Endettement" (het Observatorium voor Krediet en Schuldenoverlast) en voor de referentiecentra." De Regering wordt gemachtigd de samenstelling, de bevoegdheden en de opdrachten van het coördinatiecomité vast te stellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-01-31/15, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

TITEL IV. - Centra voor maatschappelijk werk
HOOFDSTUK I. - Erkenning
Art.131. Onder de door haar bepaalde voorwaarden kan de Regering haar erkenning verlenen aan Centra voor maatschappelijk werk die ermee belast worden een geïndividualiseerde sociale hulp aan personen en gezinnen te verschaffen, als ze aan de volgende eisen voldoen :
  1° hetzij opgericht worden als vennootschap zonder winstoogmerk waarvan het enige doel erin bestaat de in het eerste lid bedoelde opdracht te vervullen, hetzij opgericht worden door een landsbond of een ziekenfonds, zoals omschreven in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
  2° minstens drie geschoolde vakmensen voltijds in dienst nemen, die houder zijn van een diploma van maatschappelijk werker of van gegradueerd maatschappelijk verpleger of van een gelijkwaardig diploma; twee van de drie betrekkingen kunnen echter deeltijdse betrekkingen zijn;
  3° de helft van het aantal geschoolde vakmensen moet houder zijn van een diploma van maatschappelijk werker;
  4° over een centraal secretariaat en één of meerdere spreekkamers beschikken;
  5° een permanentie van minstens tien uur per week verzekeren in het geval van een in 2° bedoelde voltijdse betrekking; de permanentie moet door de in 2° bedoelde geschoolde vakmensen verzekerd worden;
  6° de permanentie gedurende minstens vierenveertig weken per jaar verzekeren;
  7° over de nodige uitrusting en een afzonderlijke wachtkamer beschikken op de plaatsen waar spreekuur wordt gehouden;
  8° voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging, de nationaliteit, en zonder lid van het centrum voor maatschappelijk werk te moeten zijn.

HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Art.132. Binnen de perken van de begrotingskredieten bepaalt de Regering de wijze waarop de centra gesubsidieerd worden.
  Ze kan hen alzo toelagen verlenen om de loonkosten van de in 131, 2°, bedoelde geschoolde vakmensen en de werkingskosten te dekken. Het aantal geschoolde vakmensen dat in aanmerking wordt genomen, wordt in het erkenningsbesluit vastgesteld
  De toelagen voor werkingskosten bestaan uit :
  1° een jaarlijks forfaitair aandeel per geschoolde vakman naar gelang van de duur van zijn dienstverleningen;
  2° een jaarlijks forfaitair werkingsaandeel dat verdubbeld wordt voor centra die niet beschouwd kunnen worden als behorend tot een landsbond of een ziekenfonds, zoals omschreven in bovenbedoelde wet van 6 augustus 1990.

HOOFDSTUK III. - Controle en straffen
Art.133.De centra zijn ertoe gehouden :
  1° een specifieke boekhouding te voeren;
  2° [1 ...]1
  3° [1 ...]1
  4° vrije toegang tot de lokalen of de documenten te verlenen aan de ambtenaren die gemachtigd zijn om er toezicht op te houden;
  5° de benaming van het centrum en de diensturen op de voorgevel aan te plakken.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 54, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

TITEL V. - Hulpverlening aan rechtsonderhorigen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art.134.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Diensten voor forensisch welzijnswerk
Afdeling 1. - Opdrachten
Art.135.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.136.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.137.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Erkenning
Art.138.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.139.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.140.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.141.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.142.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 3. - Subsidiëring
Art.143.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.144.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 4. - Vrijwilligerswerk
Art.145.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.146.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

TITEL VI.   
HOOFDSTUK I.   
Art.147.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-29/21, art. 15, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK II.   
Art.148.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-29/21, art. 15, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.149.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-29/21, art. 15, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

TITEL VII. [1 - Hulp aan de woonwagenbewoner]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art. 149/1.[1 Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder :
   1° woonwagenbewoners: gemeenschappen van verschillende herkomsten, gekenmerkt door een verplaatsbare habitat, door periodes van tijdelijk verblijf en periodes van winterverblijf;
   2° periode van tijdelijk veblijf: de periode van het jaar van maart tot oktober waarin woonwagenbewoners van plaats tot plaats trekken;
   3° winterperiode: periode van het jaar van november tot eind februari;
   4° onthaal: procedure waarmee het tijdelijk verblijf en de winterperiode van de woonwagenbewoners officieel georganiseerd worden;
   5° bemiddeling : actiemethode die de tussenkomst van een onafhankelijke en onpartijdige derde vereist en die als doel heeft personen of partijen het eens te doen worden, tot overeenstemming te brengen of te verzoenen;
   6° [2 onthaalplaats: grond die aangelegd is met minstens één toegang tot drinkwater, tot elektriciteit en tot sanitair, ten behoeve van opvang voor familiegroepen van minstens 15 caravans en die het hele jaar door opvang biedt, voor korte duur tijdens tijdelijke verblijven en voor langere periodes tijdens de winter;]2
   7° tijdelijke onthaalplaats: grond die bezit is van een publieke of privé-eigenaar en die tijdens het jaar tijdelijk gebruikt wordt voor onthaal van woonwagenbewoners.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>
  (2)<DWG 2022-05-05/09, art. 2, 060; Inwerkingtreding : 28-05-2022>

HOOFDSTUK II. [1 Organisme gespecialiseerd voor bemiddeling met woonwagenbewoners]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 149/2.[1 De Waalse Regering erkent een instelling gespecialiseerd voor bemiddeling voor woonwagenbewoners, hierna "de instelling" genoemd.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 7, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Art. 149/3.[1 De erkenningsvoorwaarden van de instelling zijn de volgende:
   1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting overeenkomstig [2 het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2;
   2° zijn bedrijfszetel op het grondgebied van het Franse taalgebied hebben en er zijn opdrachten uitoefenen;
   3° de opdrachten waarvan sprake in artikel 149/4 verrichten;
   4° ten minste drie jaar tellen van activiteiten betreffende het onthaal van de woonwagenbewoners;
   5° over een ploeg beschikken waarvan de minimale samenstelling door de Regering wordt bepaald.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 8, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 12, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Afdeling 2. [1 Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 149/4.[1 De opdrachten van de instelling bestaan uit:
   1° de bevordering van de sociale en socioprofessionele projecten van de woonwagenbewoners en de bevordering van de deelname van de woonwagenbewoners en van hun verenigingen aan het maatschappelijk leven;
   2° het verlenen van hulp voor de vervulling van de administratieve formaliteiten van de woonwagenbewoners, met name in verband met hun verplaatsbare habitat;
   3° de bevordering en de verbetering van de betrekkingen tussen de plaatselijke overheid, de woonwagenbewoners en de sedentaire bevolking;
   4° het informeren en de begeleiding van de openbare overheden wat betreft het beheer van het verblijf van de woonwagenbewoners;
   5° het verzekeren van de bemiddeling, met name door op verzoek van de gemeenten of van de woonwagenbewoners op het terrein tussenbeide te komen, ook voor spoedgevallen;
   6° het verzamelen van de statistische gegevens over de groepen, de bemiddelingen van de instelling gespecialiseerd voor het onthaal van de woonwagenbewoners en hun interpretatie;
   7° de analyse van de verordeningen en "goede praktijken" in Europa;
   8° het voorstellen van de oriëntaties van het onthaalbeleid voor de woonwagenbewoners in het Franse taalgebied;
   9° de diensten van de administratie inlichten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 10, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Afdeling 3. [1 Erkenningsprocedure]1   ----------   (1)
Art. 149/5.[1 De erkenningsaanvraag wordt aan de Regering gericht bij ter post aangetekend schrijven of op elke wijze waarop een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier van de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat minstens :
   1° de statuten van de vereniging;
   2° de samenstelling van de beheersorganen;
   3° de laatste goedgekeurde jaarrekeningen;
   4° een omschrijving van de activiteiten van de vereniging en, in voorkomend geval, van haar medewerking met de openbare of private actoren.
   5° in voorkomend geval, de lijst van de door de vereniging tewerkgestelde personen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 12, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Art. 149/6.[1 De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend.
   Indien meerdere verenigingen de voorwaarden bedoeld in artikel 149/3 vervullen, beslist de Regering aan het einde van een selectie uitgevoerd door een jury waarvan de samenstelling door de Regering wordt bepaald.
   De jury baseert zijn advies door de activiteiten van de vereniging, de geografische uitgestrektheid ervan en de ervaring van de personen verbonden aan de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 149/4 te vergelijken.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 13, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Art. 149/7.[1 De erkenning kan door de Regering ingetrokken worden als de bepalingen van deze titel of de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen.
   Indien de erkenningsaanvraag van een instelling geweigerd dan wel haar erkenning ingetrokken is wegens niet-inachtneming van de bepalingen van deze titel of de bepalingen vastgesteld krachtens deze titel, mag deze instelling geen nieuwe aanvraag indienen tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of tot intrekking van de erkenning.".
   De Regering bepaalt de procedure tot verlening van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 14, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Art. 149/8.[1 De instelling stelt binnen de twee maanden na haar erkenning en vervolgens alle drie jaar een meerjarig opdrachtenprogramma vast waarin de acties die zij in het kader van artikel 149/4 zal uitvoeren, omstandig omschreven worden.
   De Regering gaat binnen de dertig dagen te rekenen van de ontvangst ervan over tot de goedkeuring van het programma bedoeld in lid 1.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 15, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Afdeling 4. [1 Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 149/9.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten subsidieert de Regering de overeenkomstig de artikelen 149/2 en volgende erkende instelling.
   De subsidie bedoeld in lid 1 dient voor:
   1° het dekken van de personeelskosten van de ploeg bedoeld in artikel 149/3, 5°;
   2° het forfaitair dekken van de werkingsuitgaven die in rechtstreeks verband staan met de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 149/4.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekennings- en rechtvaardigingsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 17, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

HOOFDSTUK III. [1 Opvang en subsidiëring van de gemeenten]1   ----------   (1)
Art. 149/10.[1 De onthaalplaatsen en tijdelijke onthaalplaatsen beschikken over een huishoudelijk reglement waarvan de minimuminhoud door de Regering is vastgesteld.
   De onthaalplaatsen worden door de gemeenten beheerd.
   De tijdelijke onthaalplaatsen die niet door de gemeenten worden beheerd, dienen een machtiging te krijgen die jaarlijks door de gemeenten verleend kan worden binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van het indienen van de aanvraag tot machtiging. De Regering stelt een model van aanvraag tot machtiging vast. De gemeenten kunnen weigeren om de machtiging toe te kennen als deze de openbare orde, de openbare rust, de volksgezondheid of de openbare netheid dreigen te verstoren. Bij gebreke van antwoord van de betrokken gemeente binnen een termijn van dertig dagen wordt de machtiging toegekend geacht.
   Binnen een termijn van 15 dagen voorafgaand aan de daadwerkelijke komst van de woonwagenbewoners licht de eigenaar de gemeente in.
   De gemeenten die beschikken over tijdelijke onthaalplaatsen of onthaalplaatsen op hun grondgebied lichten de instelling jaarlijks tijdens de maand januari in over de beschikbare onthaalmogelijkheden tijdens de periode van tijdelijk verblijf.
   Tijdens de winterperiode kunnen de gemeenten het onthaal op de onthaalplaatsen of tijdelijke onthaalplaatsen organiseren. In dat geval lichten ze de instelling daarover in.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 19, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

Afdeling 3.   
Art. 149/11.[1 § 1. [2 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Regering subsidies aan de gemeenten, verenigingen van gemeenten, intercommunales en provincies met het oog op de verwerving, de inrichting, de bereikbaarheid en de uitbreiding van de onthaalplaatsen voor woonwagenbewoners.
   De Regering stelt via een procedure voor de oproep tot het indienen van projecten de minimumnormen in termen van capaciteit en oppervlakte, toegang tot de wegen, tot water, tot elektriciteit en tot sanitair vast met als doel het toegankelijk blijven van de infrastructuren ongeacht de weersomstandigheden, evenals de in aanmerking komende kosten en de maximumbedragen van de toegekende subsidies.
   De verenigingen van gemeenten, intercommunales en provincies die zich kandidaat stellen voor de oproep tot het indienen van projecten plegen overleg met de gemeente op het grondgebied waarvan de grond zich bevindt en stellen met deze een overeenkomst op om het dagelijks gemeentelijk beheer van de verblijven van de woonwagenbewoners te waarborgen.]2
   § 2. Te rekenen van 1 januari 2020 verleent de Regering forfaitaire subsidies aan de gemeenten die een onthaalplaats organiseren. Zij zijn bestemd voor de organisatie van het onthaal en de opdrachten inzake maatschappelijke hulp bij woonwagenbewoners die daar verblijven.
   De Regering stelt het bedrag van die subsidies, de modaliteiten, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekennings- en rechtvaardigingsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-02/59, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>
  (2)<DWG 2022-05-05/09, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 28-05-2022>

Art. 149/12.
  <Opgeheven bij DWG 2019-05-02/59, art. 22, 042; Inwerkingtreding : 01-08-2019>

TITEL VIII. [1 - Diensten en voorzieningen voor de begeleiding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Definities]1   ----------   (1)
Art. 149/13.[1 Voor de toepassing van deze Titel en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
   1° de dienst : de dienst voor de begeleiding van partnergeweld of gendergerelateerd geweld die de opdrachten vervult, bepaald in artikel 149/14, gespecialiseerd in de begeleiding :
   a) hetzij van de plegers van partnergeweld of gendergerelateerd geweld;
   a) hetzij van de slachtoffers van partnergeweld of gendergerelateerd geweld;
   2° de voorziening : de voorziening voor de begeleiding van partnergeweld of gendergerelateerd geweld die een hoeveelheid activiteiten heeft die lager is dan de dienst en die de opdrachten vervult, bepaald in artikel 149/14, gespecialiseerd in de begeleiding :
   a) hetzij van de plegers van partnergeweld of gendergerelateerd geweld;
   b) hetzij van de slachtoffers van partnergeweld of gendergerelateerd geweld;
   3° partnergeweld : het geheel van de gedragingen, handelingen, houdingen, van één van de partners of ex-partners die als doel hebben om de andere te controleren en te overheersen, en namelijk, de agressies, de bedreigingen of het verbale, fysieke, psychologische, sociale, seksuele, economische geweld, herhaald of die ertoe gebracht worden om zich te herhalen, die de integriteit van de andere of zijn socioprofessionele integratie aantast;
   4° gendergerelateerd geweld : elk gebaar of elke handeling die klaarblijkelijk bedoeld is om minachting uit te drukken jegens een persoon wegens zijn geslacht, of deze, om dezelfde reden, als minderwaardig te beschouwen of te reduceren tot diens geslachtelijke dimensie en die een ernstige aantasting van de waardigheid van deze persoon ten gevolge heeft; wat elk geweld omvat, met inbegrip van psychologisch of sociaal geweld, gericht tegen een vrouw omdat ze een vrouw is of geweld dat vrouwen buitenproportioneel treft, hetzij, namelijk, stalking, misdrijven gepleegd in het kader van de zogenaamde,,eer", gedwongen huwelijk, genitale verminking, seksueel geweld;
   5° arrondissementsplatform : de plaats van overleg tussen de instanties die zich bekommeren om personen betrokken bij partnergeweld;
   6° [2 ...]2.
   Wat punt 5 betreft, worden de arrondissementsplatforms georganiseerd door de openbare overheden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 13, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

HOOFDSTUK 2. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 149/14. [1 In het ambtsgebied bepaald bij hun erkenning, hebben de diensten en de voorzieningen de volgende opdrachten :
   1° hetzij een globale begeleiding verlenen aan de personen die slachtoffer zijn van partnergeweld of gendergerelateerd geweld via een eerste opvang, een informatie, een sociale, juridische, administratieve en psychologische bijstand;
   2° hetzij een onthaal voorzien voor de personen die auteurs zijn van partnergeweld of gendergerelateerd geweld via een psychologische bijstand die de responsabilisering, het voorkomen van recidive en de veiligheid van de familiale omgeving en de verwanten beoogt, wanneer dit onthaal niet door een gerechtelijke overheid is opgelegd;
   3° in synergie werken met de andere actoren van de strijd tegen geweld, aan de werkzaamheden van het arrondissementsplatform deelnemen of, bij gebrek, van een ander netwerk van hun ambtsgebied;
   4° deelnemen aan de opleidingen betreffende het partnergeweld of het gendergerelateerd geweld;
   5° statistische gegevens inzamelen betreffende het opgevangen publiek, geventileerd per geslacht;
   6° het publiek bepaald door de Regering sensibiliseren of opleiden inzake partnergeweld of gendergerelateerd geweld.
   De Regering bepaalt de minimale lijst, de modaliteiten voor de registratie, de bewaring, de mededeling en de periodiciteit van de gegevens ingezameld overeenkomstig punt 5°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>


HOOFDSTUK 3. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 149/15.[1 § 1. De Regering kan de diensten en voorzieningen erkennen die:
   1° een lokale overheid zijn of een vereniging zonder winstoogmerk in de zin [2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2 waarvan het [2 doel]2 de uitvoering van de in artikel 149/14 bedoelde opdrachten mogelijk maakt;
   2° de in artikel 149/14 bedoelde opdrachten in het Franse taalgebied vervullen;
   3° de opdrachten bedoeld in artikel 149/14 uitvoeren in samenwerking met de openbare en privé actoren die initiatieven i.v.m. deze opdrachten nemen;
   4° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering of intrekking van erkenning in de loop van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot erkenning;
   5° minstens over een halve voltijds equivalent beschikken per voorziening en minstens over een voltijds equivalent per dienst aangesteld voor de opdrachten bedoeld in artikel 149/14;
   6° beschikken over lokalen die geschikt zijn voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in artikel 149/14, voor het onthaal van hun personeel en waar confidentiële gesprekken gevoerd kunnen worden;
   7° voldoen aan de beginselen van een goed administratief en boekhoudkundig beheer.
   De Regering omschrijft de kwalificaties van het personeel bedoeld in het eerste lid, 5°, en de minimale openingsuren van de diensten en voorzieningen.
   De lokalen bedoeld in het eerste lid, 6°, voldoen aan de gezondheids- en veiligsheidsvoorwaarden.
   § 2. Per provincie kan de Regering maximaal een dienst bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 1°, a), of twee voorzieningen bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, a), erkennen.
   Per provincie die minder dan vierhonderdvijftigduizend inwoners telt, kan de Regering een maximumaantal van vijf voorzieningen bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), of twee diensten bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 1°, b), en een voorziening bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), erkennen.
   Per provincie die meer dan vierhonderdvijftigduizend en minder dan negenhonderdduizend inwoners telt, kan de Regering een maximumaantal van zeven voorzieningen bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), of drie diensten bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 1°, b), en een voorziening bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), erkennen.
   Per provincie die meer dan negenhonderdduizend inwoners telt, kan de Regering een maximumaantal van negen voorzieningen bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), of vier diensten bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 1°, b), en een voorziening bedoeld in artikel 149/13, eerste lid, 2°, b), erkennen.
   De diensten of voorzieningen kunnen het onthaal van de auteurs en slachtoffers niet cumuleren.
   De Regering bepaalt de minimale hoeveelheid activiteiten van de diensten en voorzieningen.
   De Regering kan het aantal diensten of voorzieningen bedoeld in de leden 1 tot 4 wijzigen naar gelang van de beschikbare begrotingskredieten en de evolutie van de bevolking in de provincies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 9, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 14, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Afdeling 2. [1 - Toekenning van erkenning]1   ----------   (1)
Art. 149/16. [1 De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering ingediend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier van de erkenningsaanvraag. Het dossier bevat op zijn minst :
   1° voor de verenigingen zonder winstoogmerk: de vermelding van het ondernemingsnummer en de jaarrekeningen;
   2° een omschrijving van de activiteiten;
   3° de partnerschapsovereenkomsten gebonden aan de ontwikkelde activiteiten;
   4° de lijst van de personen aangesteld voor de opdrachten van de dienst of de voorziening bepaald door artikel 149/14.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   De toekenningsprocedures voor de erkenning wordt door de Regering vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 11, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>


HOOFDSTUK 4. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 149/17. [1 Volgens de voorwaarden en modaliteiten die de Regering vastlegt, kent zij een jaarlijkse subsidie toe aan de erkende diensten en voorzieningen.
   De subsidie dient uitsluitend voor de werkings- en personeelskosten van de erkende dienst, met inbegrip van de kosten voor de opleiding, opdat hij zijn opdrachten kan vervullen.
   De Regering bepaalt het bedrag, de wijze van berekening en de toekenningsvoorwaarden van de subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 13, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>


HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties]1   ----------   (1)
Art. 149/18. [1 De controle op de uitvoering van deze titel en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt door de Regering uitgeoefend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   Bij niet-nakoming van de verplichtingen waarin deze titel voorziet, kan de Regering de erkenning intrekken volgens de modaliteiten en de procedure die zij bepaalt.
   De dienst of de voorziening geeft de Regering onmiddellijk kennis van elk element dat een weerslag kan hebben op het behoud van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 15, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>


Art. 149/19. [1 Elke persoon die een vereniging of een dienst leidt dan wel organiseert die de benaming gebruikt "Dienst voor de begeleiding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld" of "Voorziening voor de begeleiding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld" zonder erkend te zijn krachtens deze Titel wordt bestraft met een administratieve geldboete van 100 tot 1.000 euro.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-01/11, art. 16, 032; Inwerkingtreding : 22-03-2018>


Boek II. [1 - Integratie van vreemdelingen]1   ----------   (1)
TITEL 1. [1 Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art.150.[1 Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder:
   1° vreemdelingen: personen die niet over de Belgische nationaliteit beschikken en die duurzaam of tijdelijk op het grondgebied van het Franse taalgebied verblijven;
   2° [2 ...]2
   3° nieuwkomers: vreemdelingen die sinds minder dan drie jaar [2 wettelijk]2 in België verblijven, die over een verblijfsvergunning van meer dan drie maanden beschikken, met uitzondering van de burgers van een lidstaat van de Europese Unie, van de Europese Economische Ruimte, van Zwitserland, en van hun gezinsleden;
   4° plaatselijk integratieplan: het plan ter bevordering van de integratie van vreemdelingen [2 ...]2 waarbij gewezen wordt op hun specifieke behoeften en voorzien wordt in de strategieën die ontwikkeld moeten worden om daarop in te spelen op elk grondgebied bediend door een centrum bedoeld in titel IV;
   5° [2 plan voor maatschappelijke cohesie: plan bedoeld in het decreet van 4 mei 2017 betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgedragen]2
   6° [2 sociale begeleiding: sociaal stelsel met als doel de opvang, de begeleiding en de oriëntatie van vreemdelingen]2
   7° het tolken in een sociale context : [2 de]2 structuur die de communicatie tussen [2 personen die geen Frans spreken]2 en vakmensen van de psycho-medisch-sociale en administratieve sectoren vergemakkelijkt om hun toegang te verlenen tot de dienstverleningen;
   8° tolkdienst in een sociale context : de operator die het tolkaanbod in een sociale context verstrekt aan de gebruikende diensten die erom verzoeken;
   9° gebruikende dienst : de openbare of privé-rechtspersoon die een dienst in de sociale context organiseert en die een beroep doet op een sociale tolkdienst;
   10° de centra: de gewestelijke integratiecentra bedoeld in titel IV, van boek II, van het tweede deel van het Wetboek.
  [2 11° platforms: werkgroepen georganiseerd door de centra die tot doel hebben collectieve begeleiding te verlenen aan plaatselijke initiatieven tot integratie met betrekking tot thema's die verband houden met de opdrachten die onder hun erkenning en/of subsidiëring vallen.]2
   Onder gezinslid in de zin van het eerste lid, 3°, wordt verstaan :
   1° een lid van het gezin van personen die de nationaliteit hebben van een Staat van de Europese Unie, dat de voorwaarden van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden vervult;
   2° een gezinslid van een persoon die de nationaliteit heeft van één van de Staten van de Europese Economische Ruimte, dat krachtens de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte het recht heeft om in België binnen te komen en in België te verblijven;
   3° een gezinslid zoals bedoeld in artikel 3 van bijlage I van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen dat het recht heeft om in België binnen te komen en in België te verblijven.
   Indien nodig, moet het in 1° tot 3° bedoelde lid van het gezin zelf het bewijs van zijn statuut leveren.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

TITEL II. [1 - Gewestelijke actie]1   ----------   (1)
Art.151.[1 De gewestelijke actie inzake de integratie van vreemdelingen [2 ...]2 heeft de integratie van personen tot doel via de bevordering van :
   1° de gelijke kansen;
   2° het burgerschap;
   3° de sociale cohesie met het oog op een interculturele gemeenschap;
   4° de toegang van de personen tot de openbare en privé-diensten;
   5° hun sociale en economische deelname.
   [2 De gewestelijke actie is toegankelijk voor de personen bedoeld in artikel 150, eerste lid, 1° en 3°, en voor elke andere persoon die er van wenst te genieten.]2
   [2 ...]2
  [2 ...]2
   [2 ...]2]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<DWG 2014-03-27/33, art. 6, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 151/1.[1 Er wordt een Coördinatiecomité van de gewestelijke actie inzake de integratie van vreemdelingen opgericht.
   Het coördinatiecomité heeft de volgende opdrachten:
   1° aan de Regering om de vijf jaar een evaluatie van het integratiebeleid en van de voorstellen voor de verbetering ervan overmaken;
   2° aan de Regering de goed te keuren lijst van de statistische indicatoren voorstellen om de identificatie van de behoeften en de evaluatie van het integratiebeleid mogelijk te maken.".
   3° jaarlijks de kwantitatieve gegevens over het integratietraject inzamelen en aan de Regering overmaken;
   4° de Regering een schema voorstellen voor het plaatselijk integratieplan;
   5° aan de Regering, beoordelingen, adviezen en voorstellen overmaken.
   Wat punt 4° betreft, houdt het plaatselijk integratieplan verband met het plan voor maatschappelijke cohesie. Het wordt beoordeeld overeenkomstig de door de Regering vastgestelde bepalingen.
   Het Coördinatiecomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Regering, het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals instituut voor evaluatie, prospectief en statistiek) en de integratiesector.
   De Regering bepaalt de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van het Coördinatiecomité.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-08/15, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 151/2. [1 Er wordt een begeleidingscomité opgericht, samengesteld uit de vertegenwoordigers van de centra, de instelling inzake tolken in sociaal milieu en de plaatselijke initiatieven tot integratie van vreemdelingen.
   Het begeleidingscomité is belast met de opvolging van de activiteiten van de operatoren bedoeld in het eerste lid. Het kan werkgroepen voor bijzondere thema's organiseren.
   Het begeleidingscomité vergadert minstens twee keer per jaar.
   De samenstelling van het begeleidingscomité wordt door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/15, art. 6, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>


TITEL III. [1 - Integratietraject]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Organisatie]1   ----------   (1)
Art.152.[1 Een [2 integratietraject]2 wordt georganiseerd en heeft de integratie van de nieuwkomers tot doel.
   Het [2 integratietraject]2 omvat :
   1° een persoonlijke onthaalmodule;
   2° een opleiding voor het leren van de Franse taal;
   3° een opleiding over burgerschap;
   4° [3 een oriëntatie naar het geïntegreerd stelsel inzake socioprofessionele inschakeling.]3
  [5 De in het kader van het integratietraject georganiseerde activiteiten, met inbegrip van de tolkdiensten, zijn gratis voor de nieuwkomers en voor de vreemdelingen die niet aan de verplichting bedoeld in artikel 152/7 worden onderworpen.]5
   [4 Bij de bestelling van hun verblijfsvergunning van meer dan drie maanden in een gemeente van het Franse taalgebied, winnen de nieuwkomers een informatie over het integratietraject in en worden ze naar de centra georiënteerd.]4
   De Regering bepaalt de modaliteiten m.b.t. de samenwerking tussen de gemeenten en de centra.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 10, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2016-04-28/01, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (4)<DWG 2016-04-28/01, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (5)<DWG 2018-11-08/15, art. 7, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/1.[1 De inhoud en de vorm van de in artikel 152, eerste lid, 1°, bedoelde onthaalmodule worden bepaald door de Regering op voorstel van het in artikel [2 151/1]2 bedoelde coördinatiecomité. Er bestaat één enkele onthaalmodule die van toepassing is op het geheel van de nieuwkomers onderworpen aan de in artikel 152/7 bedoelde verplichtingen.
   De onthaalmodule omvat minstens :
   1° een informatie over de rechten en plichten van iedere persoon die in België verblijft;
   2° een sociale balans;
   3° een steun of oriëntering naar de hulpdiensten voor het vervullen van administratieve formaliteiten;
  [2 4° een evaluatietest van het niveau van de Franse taal.]2
   De onthaalmodule wordt in de centra verstrekt.
   In voorkomend geval doen de centra een beroep op de sociale tolkinstelling erkend volgens de artikelen 155 en volgende om de onthaalmodule in een taal, verstaan door de nieuwkomers, te verstrekken.
   [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 8, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/2.[1 Op voorstel van het in artikel [2 151/1]2 bedoelde coördinatiecomité bepaalt de Regering de inhoud van de in artikel 152/1, tweede lid, 1°, bedoelde informatie. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 9, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/3.[1 § 1. Op voorstel van het in artikel [4 151/1]4 bedoelde coördinatiecomité bepaalt de Regering de uitvoeringsprocedure en de inhoud van de in artikel 152/1, tweede lid, 1°, bedoelde sociale balans.
   De sociale balans heeft als doel :
   1° de behoeften van de nieuwkomer op grond van zijn vaardigheden en persoonlijke ervaringen te identificeren;
   2° de verworvenheden van de nieuwkomer te evalueren zodat hij ze kan valoriseren.
   Het centrum voert de sociale balans van de nieuwkomer binnen een termijn van één maand na de contactopneming van de nieuwkomer uit.
   De in het kader van de sociale balans ingezamelde gegevens hebben betrekking op de burgerlijke staat, de nationaliteit, het verblijfsstatuut in België, de huisvesting, de gezondheid, het diploma, de sociale zekerheid, de werkgelegenheid.
   Het centrum wordt ertoe gemachtigd om met de instemming van de nieuwkomer en met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens andere persoonsgegevens in te zamelen.
   § 2. Om in te spelen op de bij de sociale balans geïdentificeerde behoeften van de nieuwkomer, sluit het centrum met de nieuwkomer een [4 ...]4overeenkomst.
   [2 [4 Het sluiten van de overeenkomst is verplicht. De overeenkomst omvat:
   1° een geïndividualiseerde opvolging bedoeld in paragraaf 3;
   2° een opleiding tot burgerschap;
   3° een opleiding voor het leren van de Franse taal;
   4° een socio-professionele oriëntatie.
   De opleiding voor het leren van de Franse taal en de socio-professionele oriëntatie worden in de overeenkomst opgenomen naar gelang van de analyse van de behoeften in de maatschappelijke balans op grond van de door de Regering bepaalde modaliteiten.]4]2
   [2 ...]2
   [2 ...]2
   [2 ...]2
  [4 De overeenkomst heeft een maximale duur van 18 maanden.]4
   § 3. Het centrum waarborgt een geïndividualiseerde opvolging van de in § 2 bedoelde overeenkomst door met de nieuwkomer minstens één evaluatieonderhoud [3 om de zes maanden]3 te organiseren.
   Met het evaluatieonderhoud kan in voorkomend geval de [4 ...]4overeenkomst in onderlinge overeenstemming aangepast worden.
   De criteria en de modaliteiten betreffende het evaluatieonderhoud worden door de Regering bepaald.
   § 4. Aan het einde van de overeenkomst geeft het centrum de nieuwkomer een attest van deelname af, waarvan de inhoud en de toekenningsmodaliteiten door de Regering worden bepaald.
   § 5. Op voorstel van het coördinatiecomité bepaalt de Regering de inhoud van de overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2016-04-28/01, art. 7, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (4)<DWG 2018-11-08/15, art. 10, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/4.[1 § 1. De opleiding voor het aanleren van de Franse taal bedoeld in artikel 152/3, § 2, [3 tweede lid, 3°]3, wordt verstrekt binnen instellingen erkend in het kader van de in artikel 154 bedoelde plaatselijke integratie-initiatieven van openbare overheden of binnen instellingen erkend door de openbare overheden.
  [2 Onder "instellingen erkend door de openbare overheden" wordt verstaan:
   1° de instellingen van het onderwijs voor sociale promotie, de instellingen van het hoger onderwijs en universiteiten in de Franse Gemeenschap;
   2° de verenigingen inzake permanente vorming die erkend worden door de Franse Gemeenschap;
   3° de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi", de centra voor socioprofessionele inschakeling;
   4° de instellingen die genieten van een specifieke erkenning in het kader van de thematische projectenoproep waarvan de Regering de modaliteiten bepaalt.]2
   De Regering bepaalt de minimale vaardigheden van de opleiders voor het leren van de Franse taal.
   § 2. [3 De opleidingsmodules voor het leren van de Franse taal worden over maximum zestien maanden verstrekt en omvatten minimum vierhonderd opleidingsuren.
   De Regering bepaalt de volledige of gedeeltelijke vrijstellingen, de criteria en de uitvoeringsmodaliteiten voor de opleiding voor het leren van de Franse taal.
   De centra verrichten een test voor de validatie van de verworven kennis aan het einde van de cursus.
   De Regering bepaalt op voorstel van het Coördinatiecomité bedoeld in artikel 151/1, de evaluatiecriteria die bij de evaluatietests van het niveau van de Franse taal en de validatie van de verworven kennis worden gehanteerd.]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 8, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 11, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/5.[1 § 1. De opleiding tot burgerschap bedoeld in artikel 152/3, § 2, [3 tweede lid, 2°]3, wordt verstrekt binnen instellingen erkend in het kader van de in artikel 154 bedoelde plaatselijke integratie-initiatieven van openbare overheden of binnen instellingen erkend door de openbare overheden.
  [2 Onder "instellingen erkend door de openbare overheden" wordt verstaan:
   1° de instellingen van het onderwijs voor sociale promotie in de Franse Gemeenchap;
   2° de verenigingen inzake permanente vorming die erkend worden door de Franse Gemeenschap;
   3° de centra voor socioprofessionele inschakeling;
   4° de instellingen die genieten van een specifieke erkenning in het kader van de thematische projectenoproep waarvan de Regering de modaliteiten bepaalt.]2
   De Regering bepaalt de minimale vaardigheden van de opleiders voor het burgerschap.
   § 2. De opleiding tot burgerschap wordt over maximum [3 vier maanden]3 verstrekt en omvat minstens [3 zestig]3 opleidingsuren.
   Ze heeft minstens betrekking op :
   1° de verblijfsstatuten in België;
   2° de huisvesting;
   3° de gezondheid;
   4° het onderwijs;
   5° de sociale zekerheid;
   6° de belastingen;
   7° de verzekeringen;
   8° de Belgische en internationale instellingen;
   9° het dagelijks leven;
  [2 10° de gelijkheid van kansen en van geslachten.]2
   Het in artikel [3 151/1]3 bedoelde coördinatiecomité bepaalt op voorstel van de centra de inhoud van de opleiding over burgerschap. De module wordt zodanig geharmoniseerd dat hij ongeacht de instelling die de opleiding in het Franse taalgebied verstrekt, van toepassing is."
   [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 9, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 12, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 152/6.[1 [2 [3 De socio-professionele oriëntatie bedoeld in artikel 152/3, § 2, tweede lid, 4°, wordt verstrekt door de " Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi " (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) en de centra. In een overeenkomst worden de voorwaarden van het partnerschap tussen hen vastgesteld.]3]2
   [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 10, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 13, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 2. [1 - Verplichtingen]1   ----------   (1)
Art. 152/7.[1 § 1. Behalve behoorlijk bevestigde overmacht meldt de nieuwkomer zich op het bevoegde centrum binnen drie maanden [2 na de bestelling van zijn verblijfsvergunning van meer dan drie maanden]2 in een gemeente van het Franse taalgebied om zich voor de in artikel 152, tweede lid, 1°, bedoelde onthaalmodule in te schrijven.
   De gemeente waarin de nieuwkomer is ingeschreven, stelt hem in kennis van de in het eerste lid bedoelde verplichting.
   § 2.[2 ...]2
   [2 De nieuwkomer moet het in artikel 152/3, § 4, bedoelde attest binnen achttien maanden na de bestelling van de verblijfsvergunning van meer dan drie maanden in de gemeente krijgen. De Regering kan die termijn verlengen. Ze bepaalt de modaliteiten die de verlengingsprocedure regelen.]2
   [2 ...]2
   § 3. Van de in de §§ 1 en 2, [3 ...]3, bedoelde verplichtingen worden vrijgesteld;
   1° de personen die het in § 2, [3 ...]3, of elk ander gelijksoortig attest afgegeven door een andere gemeenschap of een ander gewest van het land reeds hebben gekregen;
   2° de personen die een medisch attest voorleggen, waaruit blijkt dat het voor hen wegens een ziekte of een zware handicap onmogelijk is een [2 integratieproject]2 te volgen;
   3° de personen die een getuigschrift of een diploma van het Belgisch onderwijs hebben behaald;
   4° de personen van minder dan 18 jaar of de personen van 65 jaar of meer;
   5° [3 personen die ten minste gedurende een ononderbroken periode van meer dan drie maanden halftijds een beroepsactiviteit uitoefenen;]3
   6° [3 ...]3
   7° [3 ...]3
   8° [3 ...]3
   9° [3 ...]3
   10° [3 ...]3
   11° [3 ...]3
  [2 12° de geregelde studenden, de uitwisselingsstudenten, de personen die een doctoraatbeurs genieten en de leraars die binnen een instelling van het hoger onderwijs erkend in de Federatie Wallonië-Brussel samenwerken.]2
  [3 13° de Turkse onderdanen en de onderdanen van staten die met de Europese Unie associatieovereenkomsten hebben gesloten die een standstill-clausule bevatten die identiek is aan die welke de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije regelt.]3
   De Regering kan [2 categorieën van andere personen dan die bedoeld in lid 1, vrijstellen van de verplichtingen bedoeld in de §§ 1 en 2, [3 ...]3. [3 ...]3]2
  [4 Tot en met 31 december 2020, zijn de personen met de Britse nationaliteit en hun gezinsleden zoals bedoeld in artikel 150, vrijgesteld van de in het eerste en in het tweede lid, bedoelde verplichtingen.]4
   § 4. Het centrum stuurt een afschrift van het in § 2 bedoelde attest aan de gemeente waarin de nieuwkomer is ingeschreven.
   § 5. [3 De nieuwkomer is onderworpen aan de verplichting bedoeld in § 2, totdat hij het in artikel 152/3, § 4, bedoelde attest heeft gekregen, met uitzondering van de nieuwkomer die ten minste gedurende een ononderbroken periode van meer dan drie maanden halftijds een beroepsactiviteit uitoefent.]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 11, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 14, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>
  (4)<DWG 2019-04-04/56, art. 5, 046; Inwerkingtreding : BREXIT; Uitwerkingtreding : 31-12-2020>

HOOFDSTUK 3. [1 - Sancties]1   ----------   (1)
Art. 152/8.[1 § 1. Indien de nieuwkomer nadat hij in gebreke is gesteld, niet aan de in artikel 152/7, § 2, [3 ...]3, bedoelde verplichting voldoet, kan hij gestraft worden met een administratieve boete volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten. De nieuwkomer wordt geacht aan zijn verplichting te voldoen indien hij het attest van deelname van de [2 het integratieproject]2 heeft gekregen in een ander centrum dan het bevoegd centrum dat hem overeenkomstig artikel 152, [3 vierde lid]3, is aangeduid.
   De overtreding van de in artikel 152/7, § 2, [3 ...]3, van het Wetboek, bedoelde verplichting wordt gestraft met een administratieve boete die 50 euro bedraagt.
   Wanneer een administratieve boete overeenkomstig het eerste lid opgelegd wordt aan de nieuwkomer, vervult hij de in artikel 152/7, § 2, [3 ...]3, bedoelde verplichting binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een administratieve boete.
   Zoniet kan hem zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling een nieuwe administratieve boete opgelegd worden.
   § 2. De eerste overtreding van de in artikel 152/8, § 1, derde lid bedoelde verplichting wordt gestraft met een administratieve boete die 100 euro bedraagt.
   § 3. Elke nieuwe overtreding van de in 152/8, § 1, derde lid, van het Wetboek, bedoelde verplichting wordt gestraft met een administratieve boete waarvan het bedrag overeenstemt met het dubbele van het bedrag van de aan de betrokkene laatste opgelegde administratieve boete zonder 2500 euro te overschrijden.
   § 4. De Regering is bevoegd om de in § 1 bedoelde administratieve boetes op te leggen. Ze kan die bevoegdheid overdragen. In voorkomend geval krijgt de overheid aan wie de bevoegdheid is overgedragen, een toelage van het Gewest voor de prestaties van sanctionerende ambtenaren die in de hoedanigheid van ambtenaren belast met het opleggen van de in § 1 bedoelde administratieve boetes handelen. Een voorafgaandelijk akkoord betreffende het bedrag van de toelage en de betalingsmodaliteiten van de toelage wordt gesloten tussen het Gewest en de overheid aan wie de bevoegdheid wordt overgedragen.
   § 5. De Regering kan alleen de in § 1 bedoelde administratieve boetes opleggen nadat ze kennis heeft genomen van de eventuele verweermiddelen van de nieuwkomer en indien laatstgenoemde erom heeft verzocht, nadat ze hem, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of een verdediger van zijn keuze, heef gehoord.
   De Regering bepaalt de modaliteiten, de procedure voor het opleggen en de invordering van de in § 1 bedoelde administratieve boetes.
  [2 § 5/1. De gemeente en het O.C.M.W. waaronder de nieuwkomers ressorteren, worden door de centra op de hoogte gebracht van de opvolging van het integratietraject.]2
   § 6. De nieuwkomer beschikt over een beroep met volle rechtsmacht voor de politierechtbank tegen de beslissing waarbij hem een administratieve boete is opgelegd.
   Het in het eerste lid bedoelde beroep wordt bij verzoekschrift op straffe van verval ingediend binnen een termijn van twee maanden na de mededeling van de beslissing waartegen beroep is ingesteld.
   Het in het eerste lid bedoelde beroep schorst de uitvoering van de beslissing waarop het betrekking heeft.
   § 7. Er kan geen administratieve boete opgelegd worden als het Gewest zijn verplichtingen in termen van organisatie van het gehele traject niet vervult.
   § 8. Het Gewest is gehouden zijn verplichtingen in termen van organisatie van het gehele traject uiterlijk op 1 januari 2017 te vervullen. De Regering kan de termijn met twee jaar verlengen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 12, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 15, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 4.   
Art. 152/9.
  <Opgeheven bij DWG 2018-11-08/15, art. 16, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 5. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 152/10.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering de centra een jaarlijkse subsidie voor de uitvoering van het [2 integratietraject]2 toe.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 24, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 14, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>

Art. 152/11.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering de tolkdienst in een sociale context een jaarlijkse toelage bestemd voor het vervullen van zijn opdrachten bedoeld in artikel 155 in het kader van het [2 integratietraject]2.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 15, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>

TITEL IV. [1 - Gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art.153.[1 De Gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen [3 ...]3 hebben tot doel :
   1° het in de artikelen 152 en volgende bedoelde [2 integratietraject]2 te ontwikkelen, uit te voeren en te organiseren via :
   a) [3 de oprichting van onthaalkantoren en het verstrekken van de persoonlijke onthaalmodule bedoeld in de artikelen 152 en volgende]3
   b) de installatie, de coördinatie, de evaluatie en de informatie op het traject in samenwerking met het in artikel [3 151/1]3 bedoelde coördinatiecomité;
   c) de centralisatie, met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, van het geheel van de gegevens betreffende de nieuwkomers;
   d) het tot stand brengen en ondersteunen van samenwerkingsverbanden tussen de operatoren;
   2° de plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen [3 ...]3 bedoeld in de artikelen 154 en volgende te begeleiden [3 , de platforms bedoeld in artikel 150, 11° organiseren]3 en de integratie-activiteiten in het kader van de plaatselijke integratieplannen te coördineren;
   3° integratie-activiteiten in hun ambtsgebied te coördineren;
   4° de sociale, economische en politieke deelname van vreemdelingen [3 ...]3 en de interculturele uitwisselingen aan te moedigen;
   5° de interveniënten die in de sector van de integratie van vreemdelingen [3 ...]3 handelen, te vormen [3 met name voor de opleiding tot burgerschap bedoeld in artikel 152/3, § 2, tweede lid, 2°]3;
   6° statistische gegevens op plaatselijk gebied in te zamelen;
   7° overleg te plegen met de andere centra om coherente beleidsvormen over het hele grondgebied van het Franse taalgebied te voeren.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde opdrachten.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 28, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 16, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 18, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 153/1.[1 De Regering erkent acht gewestelijke centra gelegen respectievelijk te Charleroi, La Louvière, Luik, [2 Saint-Ghislain]2, Namen, Verviers, [2 Libramont]2 en Nijvel, waarvan het ambtsgebied door de Regering wordt bepaald.
   De bedrijfszetel van de centra kan na instemming van de Regering naar een andere gemeente van hun ambtsgebied overgeplaatst worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 30, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 19, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 153/2.[1 Om erkend te worden, worden de centra op initiatief van de openbare overheden of van de verenigingen opgericht.
   De openbare overheden en de verenigingen beschikken over een gelijk stemmental in de bestuurs- en beheersorganen.]1 [2 De Regering bepaalt de minimumsamenstelling van de bestuurs- en beheersorganen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 31, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 20, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 153/3.[1 De centra beschikken over een personeel waarvan het basisteam samengesteld is uit minstens :
   1° één voltijds equivalent belast met de directie, het dagelijks beheer en het administratieve en financiële toezicht;
   2° één voltijds equivalent belast met het administratief en financieel beheer;
   3° [2 één voltijds equivalent belast met de projectcoördinatie;]2
   4° [2 één voltijds equivalent belast met de coördinatie van het integratietraject;]2
  [2 5° drie voltijds equivalenten projectverantwoordelijken;
   6° één halve voltijds equivalent belast met het administratief beheer van het computergestuurd opvolgingssysteem van het integratietraject.]2
   De Regering bepaalt de kwalificaties van het personeel waaruit het basisteam samengesteld is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 32, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 21, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 153/4. [1 De centra beschikken over of gebruiken lokalen aangepast aan de uitoefening van hun opdrachten en aan het onthaal van de begunstigden om, in voorkomend geval, het vertrouwelijke onderhoud mogelijk te maken. Ze beschikken over een secretariaat en een vergaderlokaal voor ten minste twintig personen.
   De centra zijn ten minste vijf dagen per week open en voldoen aan de gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 33, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 153/5. [1 Het centrum dient zijn erkenningsaanvraag bij aangetekend schrijven of door elk middel dat vaste datum aan de verzending verleent, bij de Regering in.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Het dossier bevat op zijn minst :
   1° de inlichtingen betreffende de geholpen bevolking en de nagestreefde doelstellingen;
   2° de partnerschapsovereenkomsten gebonden aan de ontwikkelde activiteiten;
   3° het organigram van het personeel;
   4° de lijst van de lokalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 34, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 153/6. [1 De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend.
   De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de bepalingen van dit Boek of de bepalingen die krachtens dit boek worden uitgevaardigd, niet in acht worden genomen.
   De toekennings- en intrekkingsprocedures voor de erkenning worden door de Regering vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 35, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 153/7.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering de centra een jaarlijkse subsidie toe ter dekking van :
   1° ten minste de bezoldiging [2 van de personen bedoeld in artikel 153/3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° et 6°]2;
   2° de medefinanciering [2 van de personen bedoeld in artikel 153/3, 5°]2;
   3° de werkingskosten betreffende de opdrachten bedoeld in artikel 153, 2° tot 7°;
   4° de activiteiten die ze gezamenlijk ontwikkelen.
   De Regering stelt de modaliteiten, met name die betreffende de berekening van de geldanciënniteit, de weddeschalen van het personeel, het bedrag, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor de subsidie vast."
   De centra kunnen een bijdrage of toelagen van hun leden ontvangen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 37, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 22, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 153/8.
  <Opgeheven bij DWG 2018-11-08/15, art. 23, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

TITEL V. [1 - Plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art.154.[1 De plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen [2 ...]2 hebben als doel de deelname van vreemdelingen [2 ...]2 aan het sociaal en verenigingsleven en de uitoefening van de rechten en verplichtingen te ondersteunen.
   De initiatieven vervullen minstens één van de volgende opdrachten :
   1° de opleiding voor het aanleren van de Franse taal;
   2° de opleiding tot burgerschap;
   3° [2 de sociale begeleiding;]2
   4° [2 de de juridische begeleiding gespecialiseerd in het recht van vreemdelingen]2.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<DWG 2014-03-27/33, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 154/1.[1 De Regering kan verenigingen zonder winstoogmerk als plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen [2 ...]2 erkennen, indien ze :
   3° minstens één van de opdrachten bedoeld in artikel 154, tweede lid, vervullen;
   2° de opdrachten die sinds minstens drie jaar het voorwerp uitmaken van de erkenningsaanvraag, uitoefenen;
   3° over minstens één voltijds equivalent beschikken;
   4° beschikken over lokalen aangepast aan de uitoefening van hun opdrachten, aan het onthaal van hun personeel om het vertrouwelijke onderhoud mogelijk te maken, alsook over een secretariaat en een vergaderlokaal voor ten minste twintig personen;
   5° [2 nemen deel aan de platforms die door de centra worden georganiseerd voor de opdrachten waarvoor zij wensen te worden erkend;]2
   6° een positieve evaluatie van de Regering genieten inzake administratief- en boekhoudbeheer voor de uitoefening van de activiteiten die het voorwerp uitmaken van de erkenningsaanvraag.
   De in het eerste lid bedoelde lokalen voldoen aan de gezondheids- en veiligheidsvoorwaarden.
   De Regering bepaalt de kwalificaties van het personeel bedoeld in het eerste lid, 3°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 26, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 154/2. [1 De erkenningsaanvraag wordt bij aangetekend schrijven of door elk middel dat vaste datum aan de verzending verleent, bij de Regering ingediend. De Regering bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° de omschrijving van de activiteiten die het voorwerp uitmaken van de erkenningsaanvraag;
   2° de inlichtingen betreffende de geholpen bevolking en de nagestreefde doelstellingen;
   3° de partnerschapsovereenkomsten gebonden aan de ontwikkelde activiteiten;
   4° het organigram van het personeel;
   5° de lijst van de lokalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 154/3. [1 De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend.
   De erkenning kan ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit boek of van die welke krachtens dit boek zijn vastgesteld.
   De toekennings- en intrekkingsprocedures voor de erkenning wordt door de Regering vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 45, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 154/4.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering de plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen [2 ...]2 gevoerd door een plaatselijke openbare overheid, of een vereniging zonder winstoogmerk subsidiëren, indien ze :
   3° minstens één van de opdrachten bedoeld in artikel 154, tweede lid, vervult;
   2° in de lijn ligt van [2 de platforms georganiseerd door het centrum van het ambtsgebied]2 waarin de opdrachten worden uitgeoefend;
   3° waarvan de projecten een omschrijving bevatten van de bestaande toestand en de nagestreefde doeleinden en de in werking te stellen middelen duidelijk omschrijven.
   De in het eerste lid bedoelde toelagen worden toegekend om de personeels- en werkingsuitgaven te dekken, die rechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de [2 opdrachten bedoeld in artikel 154, tweede lid]2.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor die toelagen vast.
   Het bedrag van de toelage wordt met name bepaald naar gelang van :
   1° het aantal betrokken personen;
   2° het aantal uren van de ontwikkelde activiteiten;
   3° het type ontwikkelde activiteiten;
   4° de inschrijving van de instelling in de bestaande netwerken;
   5° de vorming van de opleiders;
   6° de toegepaste methodologie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 47, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 27, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

TITEL VI. [1 - Tolken in een sociale context]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art.155.[1 De tolkinstelling in een sociale context heeft als opdracht om op verzoek van een gebruikende dienst elke vreemdeling [3 ...]3 die de Franse taal niet beheerst, het mogelijk te maken om de diensten van een tolk te genieten voor het geheel van zijn communicaties met een openbare of privé-rechtspersoon die een dienst organiseert in de sociale context, waarop hij een beroep doet, met name in het kader van het in de artikelen 152 en volgende bedoelde [2 integratietraject]2.
   De instelling wordt ermee belast de informatie betreffende het tolken in een sociale context bij de gebruikende diensten te verspreiden.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 50, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2016-04-28/01, art. 17, 025; Inwerkingtreding : 19-05-2016>
  (3)<DWG 2018-11-08/15, art. 28, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 155/1. [1 De Regering kan een sociale tolkinstelling erkennen die belast is met de organisatie van het tolkaanbod in een sociale context en die hierna "de instelling" wordt genoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 52, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 155/2.[1 De instelling wordt door de Regering erkend onder de volgende voorwaarden :
   1° de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de [3 zetel]3 in het Franse taalgebied gevestigd is;
   2° over lokalen beschikken die aan de gezondheids- en veiligsheidsvoorwaarden voldoen;
   3° de opdrachten waarvan sprake in artikel 155 uitoefenen;
   4° zijn opdrachten over het geheel van het grondgebied van het Franse taalgebied uitoefenen;
   5° [2 in haar bestuurs- en beheersorganen, openbare overheden en verenigingen meetellen die over een gelijke stemmental beschikken en waarvan de minimumsamenstelling door de Regering wordt vastgesteld;]2
   6° [2 over een ploeg beschikken waarvan de minimale samenstelling en de kwalificaties door de Regering worden bepaald]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 53, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (2)<DWG 2018-11-08/15, art. 29, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>
  (3)<DWG 2023-04-06/05, art. 15, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art. 155/3. [1 De erkenningsaanvraag wordt bij aangetekend schrijven of door elk middel dat vaste datum aan de verzending verleent, bij de Regering ingediend.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag alsook de procedure voor de oproep tot de kandidaten.
   Het dossier voor de erkenningsaanvraag bevat op zijn minst :
   1° de inlichtingen betreffende de geholpen bevolking en de nagestreefde doelstellingen;
   2° de partnerschapsovereenkomsten gebonden aan de ontwikkelde activiteiten;
   3° het organigram van het personeel;
   4° de lijst van de lokalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 54, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 155/4. [1 De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend.
   Indien meerdere verenigingen de voorwaarden bedoeld in artikel 155/2 vervullen, beslist de Regering aan het einde van een selectie uitgevoerd door een jury waarvan de samenstelling door de Regering wordt bepaald.
   De jury formuleert zijn mening door de kwaliteit van de projecten en de ervaring van de mensen belast met de uitvoering van deze projecten tegenover de opdrachten zoals bepaald in hoofdstuk 1 te vergelijken.
   De erkenning kan ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit boek of van die welke krachtens dit boek zijn vastgesteld.
   De toekennings- en intrekkingsprocedures voor de erkenning wordt door de Regering vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 55, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art. 155/5. [1 Een jaarlijks verslag van de instelling wordt aan de Regering overgemaakt in de loop van het eerste kwartaal van het jaar volgend op het jaar waarop het betrekking heeft. Het verslag bevat :
   1° een balans en een omschrijving van de acties die gedurende het afgelopen jaar uitgevoerd werden;
   2° voorstellen voor de oriëntatie van het beleid dat uitgevoerd moet worden om de tolkdienst in een sociale context in Wallonië te verbeteren;
   3° een statistische bijlage betreffende de dossiers geregistreerd en behandeld gedurende het afgelopen jaar naar gelang van de verschillende soorten tegemoetkoming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 56, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 155/6. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten subsidieert de Regering de overeenkomstig de artikelen 155/1 en volgende erkende instelling.
   De in het eerste lid bedoelde toelagen worden toegekend om de personeels- en werkingsuitgaven te dekken, die rechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de in artikel 155 bedoelde opdrachten.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor die toelagen vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/33, art. 58, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

TITEL VI/1. [1 - Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen]1   ----------   (1)
Art. 155/7. [1 De Regering subsidieert, binnen de perken van de begrotingskredieten, verenigingen of openbare overheden:
   1° die activiteiten ontwikkelen die gericht zijn op de integratie van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, zoals bepaald in de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de voogdij over niet-begeleide autonome minderjarige vreemdelingen, die ten minste 16 jaar oud zijn.
   2° waarvan de projecten een omschrijving bevatten van de bestaande toestand en de nagestreefde doeleinden en de in werking te stellen middelen duidelijk omschrijven.
   De toelagen worden toegekend om de personeels- en werkingsuitgaven te dekken, die rechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde opdracht.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor die toelagen vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-11-08/15, art. 31, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>


TITEL VII. [1 - Controle]1   ----------   (1)
Art.156.[1 De administratieve, financiële en kwalitatieve controle van de instellingen bedoeld in de artikelen 150 en volgende wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden.
   De personeelsleden hebben vrije toegang tot de lokalen en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht.]1
  ----------
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>
  (1)<DWG 2014-03-27/33, art. 60, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

TITEL VIII. [1 - Overgangsbepalingen]1   ----------   (1)
Art.157.[1 § 1. De verenigingen zonder winstoogmerk erkend als plaatselijke initiatieven inzake sociale ontwikkeling bij de inwerkingtreding van dit decreet worden geacht erkend te zijn als plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen.
   Alle verenigingen erkend als plaatselijke initiatieven voor de integratie beschikken over een maximale termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet om zich aan te passen aan de artikelen 154/1 tot 154/4 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
   § 2. De verenigingen zonder winstoogmerk erkend als gewestelijk centrum voor de integratie van vreemdelingen bij de inwerkingtreding van dit decreet beschikken over een maximale termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet om zich aan te passen aan de artikelen 153/1 tot 153/7 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
   § 3. De vereniging zonder winstoogmerk erkend als instelling inzake tolken in sociaal milieu bij de inwerkingtreding van dit decreet beschikt over een maximale termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet om zich aan te passen aan de artikelen 155 tot 155/6 en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-11-08/15, art. 32, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 157/1.
  <Opgeheven bij DWG 2018-11-08/15, art. 33, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art. 157/2.
  <Opgeheven bij DWG 2018-11-08/15, art. 34, 035; Inwerkingtreding : 17-12-2018>

Art.158.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.159.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.160.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.161.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.162.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.163.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.164.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Art.165.
  <Opgeheven bij DWG 2014-03-27/33, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 28-04-2014>

Boek III. - Hulpverlening aan de gezinnen
TITEL 1. - Diensten 'Espaces-Rencontres' (Ontmoetingsruimten)
HOOFDSTUK I. - Definities en Opdrachten
Afdeling 1. - Definities
Art.166.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Opdrachten
Art.167.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK II. - Erkenning
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art.168.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.169.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.170.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art.171.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.172.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK III. - Werking
Art.173.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.174.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.175.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.176.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Art.177.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.178.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK V. - Controle en straffen
Afdeling 1.   
Art.179.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking
Art.180.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.181.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Onderafdeling 2. - Straffen
Art.182.
  <Opgeheven bij DFG 2016-10-13/15, art. 57, 3°, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Titre II. - [1 Centra en centrafederaties voor levens- en gezinsvragen.]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. - [1 Algemene beginselen]1   ----------   (1)
Art.183. [1 Met het oog op de toekenning van de toelagen waarin deze titel voorziet, worden de centra voor levens- en gezinsvragen, hierna centra voor gezinsplanning, door de Regering erkend.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.184. [1 De centra voor gezinsplanning oefenen hun activiteiten op het grondgebied van het Franse taalgebied uit en worden opgericht op initiatief van een overheid of een vereniging zonder winstoogmerk.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.185. [1 Ter informatie staat de melding " Centre de planning familial et de consultation familiale et conjugale agréé et subventionné par la Région wallonne " op alle akten, advertenties, aanplakkingen en elektronische documenten die van het centrum voor gezinsplanning uitgaan.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK II. - [1 Centra voor gezinsplanning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Definities]1   ----------   (1)
Art.186. [1 De centra voor gezinsplanning zijn ambulante diensten met als doel bij te dragen tot de optimimalisering van de gezondheid en tot maatschappelijke ontplooiing. Daartoe worden de aspecten van het affectieve, relationele en sexuele leven aangesneden in een multidisciplinaire en positieve aanpak waarbij rekening gehouden wordt met de mogelijkheid voor de personen om :
  1° een bewust, verantwoordelijk, stimulerend en veilig seksueel leven te leiden;
  2° seksuele praktijken te hebben in alle veiligheid, zonder dwang, discriminatie of geweld;
  3° steun te genieten bij de voorbereiding op en gedurende het koppelleven en op verantwoordelijk ouderschap;
  4° te beschikken over de keuze van veilige, efficiënte, betaalbare en aanvaardbare methodes inzake vruchtbaarheidsregulering;
  5° te beschikken over keuzevrijheid wat betreft de geschiktheid of de voortzetting van zwangerschap.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.187.[1 De centra voor gezinsplanning staan in voor :
  1° informatieverstrekking, bewustmaking en vorming inzake het affectieve, relationele en sexuele leven;
  2° de bevordering van contraceptie en de verbetering van de toegankelijkheid ervan;
  3° de preventie van niet gewenste zwangerschappen en de toegang tot de vruchtafdrijving bedoeld [2 de Belgische wetgeving inzake de vrijwillige onderbreking van zwangerschap]2. De toegang tot vruchtafdrijving houdt in dat elk centrum voor gezinsplanning hetzij tot vruchtafdrijving overgaat, [2 hetzij, indien het eigen personeel of de artsen die eraan verbonden zijn weigeren abortus te plegen of abortus niet kunnen plegen, de persoon die om abortus verzoekt oriënteert of begeleidt naar een centrum voor gezinsplanning waar abortus wordt gepleegd]2. Elke vraag of noodsituatie moet een antwoord krijgen van een centrum voor gezinsplanning;
  4° [2 de preventie, opsporing en opvolging van seksueel overdraagbare infecties;]2
  5° hulpverlening aan en begeleiding van de personen i.v.m. hun affectieve, relationele en sexuele leven;
  6° [2 de preventie van verschillende vormen van geweld die verband houden met het relationele, emotionele en seksuele leven]2 en, desgevallend, hun tenlasteneming, onverminderd de bevoegdheden van de instellingen die in dat verband tussenkomen;
  7° informatieverstrekking aan het publiek over de begrippen van het familierecht;
  8° de organisatie van de groepsbenaderingen i.v.m. de bovenvermelde opdrachten;
  9° informatieverstrekking aan en bewustmaking van de vakmensen i.v.m. het affectieve, relationele en sexuele leven.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.188.[1 De opdrachten van de centra voor gezinsplanning worden uitgeoefend in het kader van een actieplan, hierna " Project van centrum voor gezinsplanning " genoemd.
  [2 Het project van centrum voor gezinsplanning wordt bij voorrang op de gebruiker gericht en bestaat uit de volgende onderdelen:
   1° een analyse van de interne en externe omgeving van het centrum voor gezinsplanning;
   2° een beoordeling van de doelstellingen en activiteiten van het centrum voor gezinsplanning;
   3° een planning van de doelstellingen en activiteiten van het centrum voor gezinsplanning; ";]2
  [2 ...]2
  De inhoud van de zes onderdelen van het Project van centrum voor gezinsplanning wordt nader bepaald door de Regering.
  De inrichtende macht die de erkenningsaanvraag indient is verantwoordelijk voor de bepaling van het Project van centrum voor gezinsplanning, alsook voor de tenuitvoerlegging, auto-evaluatie en aanneming ervan.]1
  [2 De inrichtende macht dient elektronisch een ontwerpcentrum per zetel in bij het Agentschap.]2
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 3, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2. - [1 Activiteiten van de centra voor gezinsplanning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - [1 Algemeenheden]1   ----------   (1)
Art.189.[1 De activiteiten van een centrum voor gezinsplanning worden georganiseerd in vier pools :
  1° de pool onthaal en beheer van de aanvragen;
  2° de pool pluridisciplinaire begeleiding;
  3° de pool informatieverstrekking, bewustmaking en vorming;
  4° de pool communicatie.]1
  [2 Binnen het centrum kan een ondersteuningspool worden georganiseerd.]2
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 4, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. - [1 Pool opvang en beheer van de aanvragen]1   ----------   (1)
Art.190. [1 De opvang en het beheer van de aanvragen, waargenomen door een psycho-sociaal interveniënt in overleg met de pluridisciplinaire ploeg, hebben als doel luisteren naar de aanvraag, ze ophelderen en analyseren alsook informatie verstrekken aan de gebruiker en hem voorlichten.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor het onthaal en het beheer van de aanvragen en zorgt voor een evenwichtige verdeling van de onthaalprestaties, waarbij rekening gehouden wordt met het overheersend karakter van de zetel waar de hoofdactiviteit zich ontwikkelt.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 3. - [1 Pool pluridisciplinaire begeleiding]1   ----------   (1)
Art.191. [1 Na opvang van de aanvraag organiseert het centrum voor gezinsplanning het antwoord in het kader van een pluridisciplinair overleg.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor het pluridisciplinair overleg.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.192. [1 In het kader van de pool pluridisciplinaire begeleiding organiseert het centrum voor gezinsplanning :
  1° verplicht : medische, psychologische, juridische en sociale consultaties, pluridisciplinaire overlegvergaderingen in de gevallen waarin zulks vereist wordt;
  2° facultatief : adviesconsultaties inzake echtelijke en seksuologische problemen, alsook vruchtafdrijvingen.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.193.[1 Het centrum voor gezinsplanning beschikt over een pluridisciplinaire ploeg die instaat voor de medische, psychologische, [2 juridische, sociale en coördinerende functies]2.
  De pluridisciplinaire ploeg kan bovendien belast worden met een functie van huwelijksadviseur en een functie van seksuoloog.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 5, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 4. - [1 Pool informatieverstrekking, bewustmaking en vorming]1   ----------   (1)
Art.194. [1 Informatieverstrekking, bewustmaking en vorming betreffen :
  1° de activiteiten inzake informatieverstrekking en bewustmaking met een individueel of collectief karakter;
  2° de activiteiten inzake groepsbenadering met een collectieve dimensie alsook de werkzaamheden ter voorbereiding en opvolging van die activiteiten.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.195. [1 De Regering bepaalt de doelstellingen en de prioritaire doelgroepen van de activiteiten inzake informatieverstrekking, bewustmaking en groepsbenadering.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.196.
  <Opgeheven bij DWG 2024-03-14/23, art. 6, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 5. - [1 Pool communicatie]1   ----------   (1)
Art.197.[1 De communicatie beoogt de bevordering van de actie van het centrum voor gezinsplanning.
  [2 De Regering bepaalt de aard en de organisatie van het overleg met het oog op de totstandbrenging van die pool tussen de centra voor gezinsplanning binnen hetzelfde zorgverleningsgebied, binnen naburige zorgverleningsgebieden, of binnen elk ander zorgverleningsgebied voor specifieke projecten of doelgroepen]2.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 7, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafeling 5/1. [1 Ondersteuningspool]1   ----------   (1)
Art.197/1. [1 Het team van het centrum voor gezinsplanning kan ook administratief en onderhoudspersoneel omvatten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/23, art. 9, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafeling 5/2. [1 Kwalificaties]1   ----------   (1)
Art.197/2. [1 De Regering stelt de kwalificaties vast die vereist zijn voor de toegang tot de functies die verbonden zijn aan de in artikel 189 bedoelde polen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/23, art. 11, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 6. - [1 Verplichtingen van de centra voor gezinsplanning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 6.1. [1 Algemene coördinatie]1   ----------   (1)
Art.198.[1 [2 De algemene coördinatie]2 wordt door de inrichtende macht toevertrouwd aan [2 een of meerdere leden]2 van de ploeg van de pool pluridisciplinaire begeleiding.
  [2 De verantwoordelijke(n) voor de algemene coördinatie werkt(en) in samenspraak met]2 de leden van de pluridisciplinaire ploeg en [2 ziet(zien) toe]2 met name op de toepassing van het arbeidsreglement, op de naleving van de verschillende vigerende reglementeringen, op de organisatie van het teamwerk, op de coördinatie met [2 het in artikel 206 bedoelde netwerk]2, alsook op de betrekkingen met de subsidiërende overheid.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 13, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.199.[1 Het huishoudelijk reglement van het centrum voor gezinsplanning wordt door de inrichtende macht vastgelegd en voorziet op zijn minst in :
  1° de verdeling van de taken binnen het centrum;
  2° het regelmatig beleggen van pluridisciplinair overlegvergaderingen voor de personeelsleden;
  3° de waarborg van het beroepsgeheim [2 en van de eerbiediging van vertrouwelijkheid]2;
  4° de rechten en plichten van de personeelsleden en van de bij overeenkomst gebonden personen.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 14, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.200. [1 Elke persoon die toegang heeft tot de individuele dossiers is gehouden tot het beroepsgeheim.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.201. [1 De inrichtende macht van het centrum voor gezinsplanning neemt de personeelsleden in dienst en bepaalt de duur van de dienstverstrekkingen van de leden van de ploeg.
  Zij kan ook bedrijfscontracten met zelfstandige vakmensen sluiten en vrijwilligersovereenkomsten aangaan, onder de voorwaarden gesteld door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 6.2. - [1 De gebruiker]1   ----------   (1)
Art.202. [1 Het centrum voor gezinsplanning onthaalt elke persoon en wijst hem eventueel een ander centrum of een andere dienst aan dat/die beter op zijn behoeften kan inspelen, als de persoon daarmee instemt.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.203. [1 In ieder gavl heeft de persoon de vrije keuze van het centrum voor gezinsplanning.
  De ten laste genomen persoon wordt in geen geval gediscrimineerd en zijn wil wordt gerespecteerd.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.204.[1 De gebruiker is de persoon die toegang heeft tot [2 de opvang,]2 de medische, psychologische, juridische, sociale consultatie, [2 echtelijke en gezins- seksuologische adviesverlening, de activiteiten inzake informatieverstrekking]2, bewustmaking en vorming.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 15, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.205.[1 Voor elke gebruiker, met uitzondering van degene die deelneemt aan de activiteiten inzake informatieverstrekking, bewustmaking en vorming, wordt, met inachtneming van de bepalingen betreffende de bescherming van het privé-leven en de rechten van de patiënt, een genummerd individueel dossier aangelegd met alle gegevens die nuttig zijn voor de opvolging ervan.
  Er wordt ook een apart dossier met gegevens van medische aard aangelegd.
  Onverminderd andere wetsbepalingen, worden de individuele dossiers minstens tien jaar na de afsluiting ervan bewaard onder de verantwoordelijkheid van [2 de persoon(onen) die het dagelijkse beheer waarneemt(en)]2.
  De modaliteiten tot afsluiting van het individuele dossier worden nader bepaald door de Regering.
  De medische gegevens worden bewaard onder de verantwoordelijkheid van een geneesheer die aan het centrum voor gezinsplanning verbonden is.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 16, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 6.3. - [1 Werk in netverband.]1   ----------   (1)
Art.206. [1 § 1. Het centrum voor gezinsplanning vervult zijn opdrachten in samenwerking met het netwerk.
  Het netwerk is het geheel van de vakmensen, ongeacht hun activiteitensector, of van niet professionelen die gelijktijdig of achtereenvolgens ten gunste van de gebruiker of van een toestand tussenkomen in een effectief partnerschap, met een werking, finaliteit en doelstellingen die gemeenschappelijk zijn.
  Het netwerk omvat minstens de vijf centra voor gezinsplanning van het zorgverleningsgebied waarin de acties van het centrum voor gezinsplanning gevoerd worden.
  De activiteitensectoren kunnen, al naar gelang van de plaatselijke realiteit en de behoeften van de gebruikers, betrekking hebben op de aangelegenheden i.v.m. gezondheid, gezin, sociale actie, gehandicapte personen, vreemdelingen of personen van buitenlandse herkomst, senioren, kinderen, onderwijs en hulpverlening aan de jeugd.
  De Regering bepaalt welke diensten uit die activiteitensectoren in het netwerk opgenomen mogen worden.
  § 2. Onder institutioneel overleg wordt verstaan het kader dat tot stand is gebracht tussen de instellingen of de samenwerking tussen de instellingen, los van een specifieke toestand, opdat de vakmensen zouden kunnen samenwerken als het geval zich voordoet.
  Het centrum voor gezinsplanning doet mee aan het institutioneel overleg door samenwerkingsovereenkomsten met de instellingen te sluiten waarin op zijn minst de partnerschapsprocedures en de aangewende methodologieën nader bepaald worden.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 6.4. - [1 Kosten van de dienstverstrekkingen]1   ----------   (1)
Art.207. [1 Het centrum voor gezinsplanning vordert van de gebruikers of rechtstreeks van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële bijdragen die hen bij wet of reglement worden opgelegd.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.208.[1 Het centrum voor gezinsplanning eist een financiële bijdrage voor de medische dienstverstrekkingen die niet opgenomen zijn in de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, met inachtneming van een maximumtarief en de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  Dat maximumtarief wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  Gratis consultatie is mogelijk in de gevallen waarin de gebruiker niet over voldoende financiële middelen beschikt, op basis van een voorstel van een lid van [2 dat behoort tot het multidisciplinaire team]2.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 17, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.209. [1 Voor de dienstverstrekkingen bepaald bij de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt de financiële bijdrage vereist hetzij op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, hetzij op basis van het forfaitaire bedrag bepaald bij artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van de wet.
  Als de financiële bijdrage van de verzekering geëist wordt op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, wordt geen persoonlijke tegemoetkoming van de gebruikers verlangd, behalve die bepaald bij de artikelen 37 en volgende van de wet bedoeld in het eerste lid.
  Bij gebrek aan de financiële bijdrage van de verplichte verzekering, wordt de persoonlijke bijdrage van de gebruiker vastgelegd op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.210.[1 De tarieven, honoraria en financiële bijdragen en het interne reglement voor het in rekening brengen van kosten zijn gemakkelijk toegankelijk voor het publiek en worden gecommuniceerd via de receptieruimtes van het centrum voor gezinsplanning en andere kanalen die door het centrum relevant worden geacht.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/23, art. 18, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 6.5. - [1 Toegankelijkheid en infrastructuur]1   ----------   (1)
Art.211.[1 De Regering bepaalt de minimale normen inzake openingstijden [2 van de pool opvang en beheer van de aanvragen]2.
  Tijdens de periodes waarin een centrum voor gezinsplanning gesloten is, wordt het publiek [2 via een passende mededeling]2 in samenspraak met de centra voor gezinsplanning van hetzelfde zorgverleningsgebied georiënteerd naar de dichtsbijgelegen centra voor gezinsplanning die open zijn tijdens die periode.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 19, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.212.[1 § 1. Het centrum voor gezinsplanning kan georganiseerd worden in verschillende zetels en beschikken over antennes zoals omschreven in de artikelen 213 tot 215.
  Elke zetel beschikt over een pool opvang en beheer van de aanvragen en een pool pluridisciplinaire begeleiding.
  [2 Om een secundaire zetel te openen, moet het centrum voor gezinsplanning vooraf toestemming vragen aan de Regering of haar afgevaardigde. De Regering bepaalt de modaliteiten voor het openen van de secundaire statutaire zetel.]2
  § 2. Het centrum voor gezinsplanning is toegankelijk en geschikt voor personen met beperkte mobiliteit [2 overeenkomstig de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw]2.
  Elke zetel beschikt op zijn minst over :
  1° een specifieke onthaalruimte;
  2° [2 een specifieke locatie voor het personeelslid of de personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de algemene coördinatie;]2
  3° consultatiebureaus en sanitaire installaties.
  Bij de organisatie van de lokalen wordt rekening gehouden met de voorschriften betreffende de bewaring van de individuele dossiers en het archief, met inachtneming van de geheimhouding.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 20, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.213.[1 Op verzoek van een derde [2 van het netwerk bedoeld in artikel 206]2 kan het centrum voor gezinsplanning [2 de pool opvang en beheer van de aanvragen]2 decentraliseren naar een ander oord dan dat bedoeld in artikel 212, dat in deze titel " antenne " genoemd wordt.]1
  [2 Het centrum voor gezinsplanning kan op ad hoc basis en op verzoek van een derde van het netwerk bedoeld in artikel 206, de pool opvang en het beheer van de aanvragen en bepaalde raadplegingen bedoeld in artikel 192, 1° en 2°, decentraliseren naar een andere plaats dan deze bedoeld in artikel 212.]2
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 21, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.214.[1 De decentralisering [2 bedoeld in artikel 213]2 wordt gerechtvaardigd door de opsporing van specifieke behoeften.
  De decentralisering [2 bedoeld in artikel 213]2 is het voorwerp van een partnerschapsovereenkomst [2 met de derde van het netwerk bedoeld in artikel 206]2 waarvan de minimale inhoud door de Regering wordt bepaald.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 22, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.215.[1 Het centrum voor gezinsplanning ziet erop toe [2 dat de overeenkomstig artikel 213 gedecentraliseerde activiteiten de geheimhouding van de gesprekken en de bescherming van het privéleven van de gebruiker in acht nemen]2.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 23, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 6.6. - [1 Aanbodkadaster]1   ----------   (1)
Art.216. [1 De Regering publiceert een syntheserapport waarin gewag gemaakt wordt van het aanbod van de centra voor gezinsplanning en van de wijze waarop dat aanbod zich ontwikkeld heeft.
  Het syntheserapport, m.a.w. " aanbodkadaster in centra voor levens- en gezinsvragen ", is het voorwerp van een aangepaste communicatie naar de centra voor gezinsplanning, volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
  Het aanbodkadaster in centra voor levens- en gezinsvragen wordt één keer per legislatuur door de Regering aan het Parlement overgelegd.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 6.7. - [1 Verzameling van sociaal-epidemiologische gegevens]1   ----------   (1)
Art.217. [1 Om zijn opdrachten te vervullen verzamelt het centrum voor gezinsplanning sociaal-epidemiologische gegevens over de gebruikers om :
  1° het profiel van de door hem bediende bevolking te bepalen en om het " Project van centrum voor gezinsplanning " op basis van die gegevens te sturen;
  2° het onderzoek en de analyse te voeden op het niveau van het gezamenlijke Franse taalgebied en te voldoen aan zijn verplichtingen ten opzichte van andere autoriteiten.
  De verzamelde gegevens maken het mogelijk om op zijn minst de sociologische kenmerken van de bevolking die het centrum voor gezinsplanning raadpleegt te identificeren, alsook de toegankelijkheidsperimeter van de plaats van de consultatie, het traject van de gebruiker, het hulp- en zorgverleningsnetwerk en de middelen waarover de gebruiker beschikt.
  De Regering bepaalt de minimale lijst van de te verzamelen gegevens, de modaliteiten voor de registratie, bewaring en mededeling van de gegevens te harer attentie, alsook de periodiciteit.
  De gegevens worden volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten anoniem gehouden door het centrum voor gezinsplanning of door de daartoe erkende instelling, met inachtneming van de wet op de bescherming van het privé-leven.
  Als de resultaten van het onderzoek en de analyse van de gegevens gekend zijn, organiseert de Regering een informatieverstrekking aan de centra voor gezinsplanning in de meest geschikte vorm.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 3. - [1 Organisatie van het dienstenaanbod]1   ----------   (1)
Art.218. [1 Er kan een bijkomende erkenning verleend worden aan een centrum voor gezinsplanning dat over een expertise beschikt in de door de Regering bepaalde thematieken. Het centrum voor gezinsplanning heeft de hoedanigheid van " referentiecentrum ".
  Het stelt zijn expertise ter beschikking van de krachtens deze titel erkende centra voor gezinsplanning.]1
  ----------
  (1)<Gewijzigd door DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 4. - [1 Programmering en erkenning]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - [1 Programmering]1   ----------   (1)
Art. 218/1.[1 De activiteiten van de centra voor gezinsplanning worden geheel of gedeeltelijk gevoerd binnen de door de Waalse Regering bepaalde zorgverleningsgebieden, behalve wat betreft de referentiecentra die bevoegd zijn om het gezamenlijke Franse taalgebied te bedienen.
  [2 Het centrum voor gezinsplanning kan de activiteiten van de pool informatieverstrekking, bewustmaking en vorming uitoefenen in een aangrenzend zorgverleningsgebied uitvoeren. In het kader van specifieke projecten of doelgroepen kan het centrum voor gezinsplanning de activiteiten van de pool informatieverstrekking, bewustmaking en vorming op elk ander zorgverleningsgebied uitoefenen.]2]1
  [2 De uitoefening van de activiteit bedoeld in lid 2 gebeurt op voorwaarde van voorafgaand overleg met de centra voor gezinsplanning gelegen in het zorgverleningsgebied anders dan zijn vestigingsplaats.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 24, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/2. [1 Voor het gezamenlijke Franse taalgebied en per zorgverleningsgebied wordt voorzien in één centrum voor gezinsplanning per 50 000 inwoners.
  De Regering is bevoegd om verschillende zorgverleningsgebieden te groeperen.
  Als het aantal erkenningsaanvragen voor hetzelfde zorgverleningsgebied hoger is dan het aantal centra voor gezinsplanning waarin de programmatie voorziet, worden de centra voor gezinsplanning gescheiden naar gelang van hun project van centrum voor gezinsplanning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 2. - [1 Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 218/3.[1 De erkenningsaanvraag wordt door de inrichtende macht van het centrum voor gezinsplanning bij de Regering ingediend.
  Het erkenningsdossier bevat op zijn minst :
  1° het bedrijfsnummer van de inrichtende macht, de identificatie en het statuut ervan;
  2° het " Project van Centrum voor gezinsplanning ";
  3° de samenstelling van de pluridisciplinaire ploeg, de omvang van de dienstverstrekkingen en de kwalificatie van haar leden;
  4° het plan van de lokalen;
  5° het intern reglement van het centrum voor gezinsplanning [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 25, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/4.[1 De bijkomende erkenning als " referentiecentrum " kan verleend worden :
  1° hetzij op algemene wijze, op grond van een aanvraag die altijd ingediend kan worden;
  2° hetzij op specifieke wijze, in het kader van een oproep tot thematisch project waarvan de modaliteiten door de Regering bepaald worden.
  De procedure tot erkenningsverlening bedoeld in artikel [2 218/3]2 is toepasselijk op de " referentiecentra ".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 26, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/5. [1 De erkenning wordt door de Regering voor een onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld wordt dat de normen nageleefd worden of, wat betreft de normen die pas na de afgifte van de erkenning nageleefd kunnen worden, dat de inrichtende macht zich ertoe verbonden heeft eraan te voldoen binnen een door de Regering bepaalde termijn.
  De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de erkenningsaanvraag betreffen op zijn minst :
  1° het juridisch bestaan van de inrichtende macht;
  2° de vastlegging van het " Project van centrum voor gezinsplanning ".
  De Regering bepaalt de procedure tot verlening van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 5. - [1 Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 218/6.[1 § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten en onder de door haar gestelde voorwaarden verleent de Regering aan het erkende centrum voor gezinsplanning een toelage die uit drie verschillende enveloppes bestaat :
  1° de uitgaven betreffende het statutaire of bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel;
  2° [2 de algemene coördinatie;]2
  3° de overige uitgaven.
  De overige uitgaven bedoeld in het eerste lid, 3°, zijn twee subenveloppes betreffende :
  1° de werkingskosten waarvan de minimumdrempel en de aard door de Regering bepaald worden;
  2° andere personeelsuitgaven dan die bedoeld in het eerste lid, 1°.
  De bedragen van de bedoelde enveloppes en subenveloppes worden door de Regering bepaald op basis van de samenstelling van de erkende ploeg.
  § 2. De toelagen ter dekking van de werkingskosten bedoeld in § 1, tweede lid, 1°, kunnen gebruikt worden voor :
  1° de afschrijvingslasten van een onroerend goed aangekocht of gebouwd door een erkend centrum voor gezinsplanning, met uitzondering van het terrein, en naar rato van de ruimte die door het centrum voor gezinspalanning ingenomen wordt voor de uitvoering van de opdrachten krachtens dit wetboek;
  2° de inrichtingswerken vereist om aan de normen te voldoen, met inbegrip van de normen betreffende de veiligheid, het welzijn op het werk en de werking.
  De duur van de afschrijving van de aankoop of van de bouw mag niet korter zijn dan twintig jaar, noch langer dan drieëndertig jaar.
  De duur van de afschrijving van de inrichtingswerken mag niet korter zijn dan tien jaar, noch langer dan vijftien jaar.
  De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder en de modaliteiten volgens welke de afschrijvingslasten en de inrichtingswerken in aanmerking genomen worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 27, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/7. [1 Als het centrum voor gezinsplanning ook een bijkomende erkenning geniet als referentiecentrum waar abortus gepleegd wordt, omvat de toelage bedoeld in artikel 218/6, § 1, 1°, de personeelsleden die daarvoor aangesteld zijn.
  Voor de overige referentiecentra verleent de Regering een bijkomende toelage met inachtneming van de bepalingen die desgevallend al naar gelang van de thematiek door andere stelsels aangenomen worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/8.[1 Het forfaitair bedrag betreffende [2 de algemene coördinatie bedoeld in artikel 218/6, § 1, eerste lid, 2°]2 wordt door de Regering bepaald [2 ...]2 gesubsidieerd wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 28, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/9.[1 De toelage betreffende de overige uitgaven wordt berekend op basis van een forfaitair bedrag per voltijds equivalent onder de personeelsleden bedoeld in artikel 218/6, § 1,[2 eerste lid]2 1°, met uitzondering van het personeel aangesteld in het referentiecentrum, en beperkt tot de door het centrum voor gezinsplanning gerechtvaardigde uitgaven.
  De Regering bepaalt het forfaitair bedrag bedoeld in het vorige lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 29, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/10. [1 De modaliteiten tot betaling van de toelagen worden door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/11. [1 De toelagen bedoeld in de artikelen 218/6 tot 218/9 worden geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1976 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 6. - [1 Beoordeling - controle - sancties]1   ----------   (1)
Art. 218/12.[1 De administratieve, financiële en kwalitatieve controle van het centrum voor gezinsplanning wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden [2 van het Agentschap]2.
  Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het centrum voor gezinsplanning en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nuttig achten om hun opdracht te vervullen, of erom te verzoeken zowel bij het centrum voor gezinsplanning als bij de authentieke bronnen die er eventueel over beschikken.
  Ze voeren hun controle met het oog op de verbetering van de praktijken en volgens het systeem van de participatieve beoordeling.]1
  [2 De Regering bepaalt de evaluatieprocedure en de modaliteiten inzake administratieve, financiële en kwaliteitscontrole voor het centrum voor gezinsplanning.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 30, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/13.[1 § 1. Het centrum voor gezinsplanning richt jaarlijks aan de Regering, met inachtneming van de modaliteiten en de inhoud die zij bepaalt, een activiteitenrapport met kwantitatieve gegevens over alle activiteiten die het tijdens het afgelopen jaar heeft uitgeoefend.
  Dat activiteitenrapport evalueert de activiteiten in verband met het " Project van centrum voor gezinsplanning ".
  Gelijktijdig legt het centrum voor gezinsplanning [2 ...]2 een bijwerking van het " Project van centrum voor gezinsplanning " over [2 ...]2.
  De periodiciteit kan door de Regering herzien worden voor het geheel of een deel van het activiteitenrapport indien het " Project van centrum voor gezinsplanning " de doelstellingen bepaalt waarvan de evaluatie niet doorgevoerd kan worden over een duur van één jaar of minder.
  § 2. De Regering bepaalt binnen welke termijn en volgens welke modaliteiten het activiteitenrapport aan haar diensten voorgelegd moet worden.
  § 3. Het centrum voor gezinsplanning geeft de Regering jaarlijks kennis van de recapitulatieve afrekening van de uitgaven i.v.m. de uitoefening van haar opdrachten volgens de modaliteiten, via het model en binnen de termijnen voorgeschreven door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DWG 2024-03-14/23, art. 31, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 218/14. [1 De Regering maakt het genormaliseerde boekhoudplan van het centrum voor gezinsplanning op.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/15. [1 De erkenning als centrum voor gezinsplanning of referentiecentrum kan elk ogenblik ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze titel of van de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen.
  De intrekking van de erkenning als centrum voor gezinsplanning brengt in ieder geval van rechtswege de intrekking van de erkenning als referentiecentrum met zich mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/16. [1 De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
  Daartoe bepaalt zij de vormen en termijnen en ziet ze toe op de inachtneming van de rechten van de verdediging.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/17. [1 Het toezicht en de controle op het gebruik van de toelagen worden gevoerd overeenkomstig de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/18. [1 Elke organisator of directeur van een centrum of dienst dat/die zonder erkenning de benaming " centre de planning familial et de consultation familiale et conjugale agréé et subventionné par la Région wallonne " draagt, kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en tot een boete van 25 tot 75 euro of tot slechts één van die straffen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK III. - [1 Federaties van centra voor gezinsplanning]1   ----------   (1)
Art. 218/19.[1 Centra voor gezinsplanning kunnen zich aaneensluiten en hun belangen toevertrouwen aan een federatie van centra voor gezinsplanning van hun keuze.
   De federaties van centra voor gezinsplanning hebben de volgende taken:
   1° ze ondersteunen namens hun leden een gemeenschappelijke visie van de sector namens hun leden en geven hen zichtbaarheid;
   2° ze zijn voorstander van overleg met het oog op de bevordering en de ondersteuning van de kwaliteit van de activiteiten van de leden;
   3° ze vertegenwoordigen hun leden collectief, overeenkomstig de geldende bepalingen:
   4° ze vertegenwoordigen een van hun leden individueel wanneer het daarom wordt verzocht, overeenkomstig de geldende bepalingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-03-14/23, art. 32, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.218/19/1. [1 De Regering kan een meerjarenovereenkomst sluiten met alle federaties die de centra voor gezinsplanning vertegenwoordigen, waarin de in artikel 218/19 vermelde taken en de verplichtingen van de federaties worden vastgelegd. Om representatief te zijn moet de federatie minstens twaalf erkende centra voor gezinsplanning tellen.
   Afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen bepaalt de overeenkomst het bedrag van de subsidie en hoe deze wordt toegekend en gecontroleerd.
   De Regering stelt nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-03-14/23, art. 33, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK IV. - [1 Overgangsbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 218/20. [1 De personeelsleden van wie de arbeidsovereenkomst melding maakt van de opvangactiviteit op de datum van inwerkingtreding van dit decreet en die gunstig beoordeeld worden door hun werknemer en over de door de Regering bepaalde ervaring beschikken, mogen die opvangactiviteit uitoefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/21. [1 Artikel 212, § 2, is van toepassing op de centra voor gezinsplanning erkend krachtens het Waalse wetboek voor sociale actie en gezondheid, decretaal luik, als ze andere lokalen betrekken na de de datum van inwerkingtreding van dit decreet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 218/22. [1 § 1. Het centrum voor gezinsplanning erkend krachtens het Waalse wetboek voor sociale actie en gezondheid, decretaal luik, dient een nieuwe erkenningsaanvraag in binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet.
  De aanvraag moet binnen die termijn aangevuld worden met het " Project van centrum voor gezinsplanning ".
  Zo niet wordt het centrum voor gezinsplanning niet meer erkend na afloop van die periode van zes maanden.
  § 2. In afwachting van het besluit tot erkenning beschikt het centrum voor gezinsplanning over een tijdelijke erkenning gedurende de periode in de loop waarvan het zich in overeenstemming brengt met deze normen.
  De Regering beschikt over een termijn van zes maanden om de erkenningsaanvragen te onderzoeken vanaf de datum waarop de aanvraag volledig en ontvankelijk is.
  De Regering geeft kennis van de datum waarop de termijn ingaat.
  Indien na afloop van die termijn geen besluit is genomen, behoudt het betrokken centrum voor gezinsplanning tot 31 december 2014 zijn recht op de toelagen verleend op basis van de bepalingen van het Waalse wetboek van sociale actie en gezondheid, decretaal luik, die van toepassing zijn de dag voor de inwerkingtreding van dit stelsel.
  § 3. Artikel 218/2 is niet van toepassing in het kader van de erkenningsprocedure bedoeld in de paragrafen 1 en 2.
  § 4. Vanaf 1 januari 2015 en voor de vijf volgende jaren worden de toelagen i.v.m. de personeelsuitgaven bedoeld in artikel 218/6, § 1, 1° en 3°, berekend volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  § 5. De toelage bedoeld in artikel 218/6, § 1, 2°, wordt aan het centrum voor gezinsplanning verleend vanaf 1 januari 2015.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-01-23/14, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

TITEL III. - Hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art.219.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  1° Regering : de Waalse Regering,
  2° diensten : de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen die één of meer van de volgende activiteiten, zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, uitoefenen :
  [1 a)]1 hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen;
  [1 b)]1 thuisoppas.
  Niettegenstaande het gebruik van vrouwelijke of mannelijke termen worden de activiteiten van de diensten zowel door mannen als door vrouwen uitgeoefend;
  3° rechthebbende : elke persoon die geholpen wordt door een dienst bedoeld in 2° [1 ...]1;
  4° naaste hulpverlener : persoon die regelmatig thuishulp verleent aan een rechthebbende, met uitzondering van alle beroepshalve verleende hulp;
  5° administratie : de diensten aangewezen door de Regering;
  6° [2 minister]2 : de [2 minister]2 van Sociale Actie;
  7° vertegenwoordiger :
  [1 a)]1 de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de rechthebbende;
  [1 b)]1 de gemachtigde aangewezen door de rechthebbende, met uitzondering van elke persoon die een activiteit uitoefent binnen de hulpdienst voor gezinnen en bejaarde personen of die deelneemt aan het beheer ervan, of die onderworpen is aan het gezag van de beheerder van de dienst;
  8° woonplaats : plaats waar de hulpaanvrager doorgaans en daadwerkelijk woont, met uitzondering van de structuren voor collectieve huisvesting waarvan de lijst door de Regering is opgesteld. Om thuiszorg te bevorderen kan de Regering andere plaatsen met woonplaats gelijkstellen;
  9° aanvrager : elke rechthebbende, met uitsluiting van de naaste hulpverlener.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 64, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK II. - Activiteiten van de diensten
Art.220. § 1. De diensten verlenen thuiszorg zodat de rechthebbende thuis kan blijven of terugkeren en met het oog op de begeleiding van en op de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan alleenstaande, bejaarde, gehandicapte of zieke personen en gezinnen die in een moeilijke toestand verkeren, in overleg met de familiale en buurtomgeving. Hun doel bestaat er namelijk in de geholpen persoon aan te moedigen zo veel mogelijk autonoom te blijven.
  § 2.De activiteit i.v.m. de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, uitgeoefend door gezins- of bejaardenhelp(st)ers, dient om met de rechthebbende handelingen van het dagelijkse leven te verrichten, zoals omschreven in het statuut van de gezinshelp(st)er.
  De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de gezinshelp(st)er in het kader van de hulpverlening aan gezinnen, in het kader van het teamwerk en in het kader van interdisciplinair werk ligt vast in dat statuut. Het statuut voorziet in de bevoegdheids- en capaciteitsvoorwaarden die vervuld moeten worden om het beroep van gezinshelp(st)er te mogen uitoefenen. Het statuut bevat de deontologische aspecten m.b.t. de rechten en plichten van de gezinshelp(st)ers in het kader van hun contacten met de geholpen persoon, in het kader van hun relaties met de dienst en met de overige interveniënten. De Regering bepaalt hoe de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt door de administratie gecontroleerd en beoordeeld moet worden.

Art.221. § 1. De opdracht van de thuisoppasser bestaat in het begeleiden van de rechhebbende die permanent iemand nodig heeft en die zich om gezondheids- of handicapredenen niet alleen kan verplaatsen.
  § 2. De thuisoppasser zorgt voornamelijk voor een actieve aanwezigheid, dag en nacht en bovenop de entourage van de rechthebbende, en voor de optimalisering van zijn mentaal, lichamelijk en maatschappelijk welzijn via acties waarin zijn statuut voorziet.
  De Regering wordt ermee belast dat statuut aan te nemen. De functie van de thuisoppaser en zijn opdracht liggen vast in dat statuut.

Art.222. § 1. De hulpverlening wordt verstrekt op verzoek van de rechthebbende of van zijn vertegenwoordiger, rekening houdend met zijn reële behoeften.
  § 2. De behoeften worden beoordeeld op basis van een sociaal onderzoek dat minstens één keer per jaar wordt gevoerd.
  De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of in openbare gezondheid beslissen of al dan niet hulpverlening wordt verstrekt.
  De toekenning of de weigering van hulp, alsook de sociale opvolging daarvan, worden verantwoord in een sociaal dossier dat bijgehouden wordt.

Art.223. § 1. Hulp in het kader van dagelijkse handelingen kan verleend worden als de verzoekers niet of onvoldoende in staat zijn om hun gezins- of huishoudelijke taken uit te voeren wegens hetzij een lichamelijke of mentale onbekwaamheid, hetzij bijzondere sociale omstandigheden.
  Ook naaste hulpverleners van de aanvrager kunnen in aanmerking komen voor hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Die hulp bestaat er dan in de naaste hulpverleners begeleiding, informatie en steunen te geven inzake sanitaire hygiëne, behandeling, educatieve rol en administratieve taken m.b.t. de persoon aan wie ze hulp verlenen. De hulpverlening aan een naaste hulpverlener mag nooit een rechtstreekse hulpverlening zijn, zoals het onderhoud van zijn woning. Ze dient steeds om de door de naaste hulpverlener verleende hulp te verbeteren en te vergemakkelijken.
  Het aantal uren tijdens welke hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen verstrekt wordt aan een naaste hulpverlener van een aanvrager wordt door de Regering vastgelegd op grond van het aantal uren tijdens welke de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen aan die aanvrager verstrekt wordt.
  § 2. De hulp wordt bij voorrang verleend aan degenen die ze het meest nodig hebben en die het minst bevoordeeld zijn op financieel vlak.
  § 3. De naleving van die prioriteiten wordt geëvalueerd door de dienst die de Regering daartoe aanwijst. Die evaluatie berust op de criteria die door de diensten gebruikt worden om een aanvraag te aanvaarden of te weigeren naar gelang van het aantal uren waarover ze beschikken.

Art.224. Alle akten en andere stukken, bekendmakingen en aanplakkingen die van de dienst uitgaan worden aangevuld met de melding " Service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé par la Région wallonne ", gevolgd door het erkenningsnummer of, als hij gesubsidieerd wordt, met de melding " service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé et subventionné par la Région wallonne ", gevolgd door het erkenningsnummer.

HOOFDSTUK III. - Erkenning
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden
Art.225. Om erkend te worden en om hun erkenning te behouden, moeten de diensten voldoen aan de normen vastgelegd bij of krachtens deze titel.
  (NOTA : lid 2 niet vertaald)

Art.226. De diensten worden opgericht door de provincies, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art.227. § 1. De dienst heeft als doel gezinshelp(st)ers, bejaardenhelp(st)ers of thuisoppassers ter beschikking te stellen van de personen en gezinnen bedoeld in artikel 220, § 1, die daarom verzoeken.
  Ze worden ter beschikking gesteld, ongeacht de politieke, filosofische of religieuze mening.
  § 2. De dienst beschikt over een gecentraliseerd telefonisch onthaal ter attentie van de rechthebbende, minstens vijf dagen op zeven en minimum acht uur per dag. Dit aantal kan tot minimum vier uren per dag verminderd worden voor de diensten die minder dan zes gezinshelp(st)ers tewerkstellen.
  § 3. De dienst moet in het sociaal dossier bedoeld in artikel 222, § 3, een voorstel van antwoord op de hulpaanvraag opnemen dat voor akkoord getekend wordt door de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger. Dat document, waarvan één exemplaar aan de rechthebbende of zijn vertegenwoordiger overgemaakt wordt, vermeldt op zijn minst hoeveel het antwoord op de hulpaanvraag zal kosten, de personalia van een verantwoordelijke gesprekspartner, de wijze waarop de dienst de rechthebbende zal verwittigen dat een hulpverlener niet in staat is om de geplande diensten geheel of gedeeltelijk te verstrekken, alsook de modaliteiten voor de verwerping van de hulpaanvraag naar gelang van het type dienstverstrekkingen.

Art.228.§ 1. De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.
  Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met minstens één voltijdse betrekking overeenstemmen.
  § 2. Opdat de dienst erkend zou kunnen worden moeten de gezins-/bejaardenhelp(st)ers bedoeld in [1 paragraaf 1]1 houder zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat één van de door de Regering erkende opleidingen gegeven werd door één van de volgende kanalen :
  [1 1°]1 secundair onderwijs : familiale en sanitaire helpster, kinderverzorgster, aspirant-nursing (certificaat);
  [1 2°]1 sociale promotie : polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep (certificaat);
  [1 3°]1 afwisselende educatie en opleiding : dezelfde afdelingen als het voltijds onderwijs (certificaat);
  [1 4°]1 Waals Gewest : gezinshelp(st)er (bekwaamheidsattest).
  § 3. Opdat de dienst erkend kan worden moeten de thuisoppassers bedoeld in [1 paragraaf 1]1 houder zijn van een diploma of certificaat op grond waarvan ze de functie van gezins- of bejaardenhelp(st)er mogen uitoefenen. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de personen die niet over de krachtens deze paragraaf vereiste kwalificaties beschikken desalniettemin in aanmerking kunnen komen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 67, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.229. De dienst verbindt zich ertoe het statuut op de gezins- en bejaardenhelpsters toe te passen zoals het door de Regering vastgelegd is overeenkomstig de artikelen 220, § 2 en 221, § 2.

Art.230.§ 1. De volgende werknemers worden door de dienst tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst of een openbaar statuut :
  [1 1°]1 een maatschappelijk assistent, een gegradueerde sociaal verpleger, een gegradueerde verpleger gespecialiseed in communautaire of openbare gezondheid;
  [1 2°]1 een administratief bediende.
  De som van de subsidies die in en buiten het kader van deze titel voor die indienstnemingen worden verleend mag niet hoger zijn dan de som van de loonkosten van de betrokken bedienden. Aan de begeleidingsnormen bedoeld in [1 paragraaf 2]1, eerste lid, kan slechts worden voldaan als de tewerkgestelde werknemers uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden.
  § 2. De Regering bepaalt het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in [1 paragraaf 1]1 naar evenredigheid van het door de dienst in de loop van het vorige jaar gepresteerd aantal uren hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen dat in aanmerking komt voor subsidies.
  De Regering bepaalt ook het aantal sociale werknemers en administratief bedienden bedoeld in [1 paragraaf 1]1 naar evenredigheid van een minimumaantal thuisoppsassers, uitgedrukt in voltijds equivalenten.
  § 3. De maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleger, de gegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of openbare gezondheid worden belast met het voeren van sociale onderzoeken, met de begeleiding van de rechthebbenden, alsook van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers of de thuisoppassers.
  § 4. De begeleidingsfunctie bedoeld in paragraaf 3 moet uitgeoefend worden door een persoon die een permanente opleiding volgt waardoor hij de specifieke vaardigheden voor de begeleiding van een team gezinshelp(st)ers of thuisoppassers kan opdoen of ontwikkelen. De inhoud van het programma inzake permanente opleiding dat uitgewerkt wordt door het comité voor de begeleiding van de opleidingen wordt door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 goedgekeurd. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 bepaalt de samenstelling van dat comité.
  § 5. De dienst mag andere werknemers in dienst nemen ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst van de paritaire subcommissie voor de diensten van de gezins- en bejaardenhelp(st)ers betreffende de indeling en de loonschalen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 68, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.231. De dienst eist gezondheidsgaranties van de gezins-/bejaardenhelp(st)ers en thuisoppassers en onderwerpt ze dan ook bij de indienstneming en vervolgens jaarlijks aan een preventieve medische controle. Het gezamenlijke personeel van de dienst wordt onderworpen aan de controles waarin de codex over het welzijn op het werk voorziet.

Art.232. De dienst beschikt op zijn verschillende activiteitenzetels over lokalen opdat de vertrouwelijke aard van de dienstgesprekken en van de gesprekken met de hulpaanvragers gewaarborgd kan worden.

Art.233.§ 1. De gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van het doorstromingsprogramma, alsook de gezinshelp(st)ers waarvan de baan gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van werknemersbijdragen toegepast krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel vallen niet onder de toepassing van artikel 228, § 1.
  De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich, wat hen betreft, evenwel houden aan de artikelen 229 tot 231, alsook aan de diploma- of kwalificatievereisten bedoeld in artikel 228, § 2.
  § 2. De activiteit van de gezinshelp(st)ers bedoeld in [1 paragraaf 1]1 wordt in aanmerking genomen wat betreft de naleving van de bepalingen opgenomen in de artikelen 222, 240 en 241. [1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de controle van de activiteit van de gezinshelp(st)ers.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 69, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.234. De administratief en sociale werknemers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel zijn niet gehouden tot inachtneming van de begeleidingsnormen bedoeld in artikel 230, § 2, eerste lid.

Afdeling 2. - Toekenningsprocedure
Art.235.§ 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van de dienst aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 gericht bij aangetekend schrijven of via elke andere modaliteit die een vaste datum aan de verzending verleent.
  § 2. Het erkenningsdossier bevat de volgende gegevens :
  [1 1°]1 een omschrijving van de activiteit van de diensten die bestaan in de gemeente(n) waar de dienst voorstelt zijn diensten te verstrekken;
  [1 2°]1 een concrete omschrijving van de behoeften waarop niet ingespeeld werd door de bestaande diensten;
  [1 3°]1 voor de diensten opgericht door de OCMW's, informatie over de overeenkomsten gesloten met privédiensten, de moeilijkheden die ze teweegbrengen, eventueel een rechtvaardiging van het gebrek aan overeenkomst;
  [1 4°]1 begrotingsprognoses betreffende de werking van de geplande dienst;
  [1 5°]1 informatie over de gewenste omvang en eventuele uitbreidingsprojecten.
  § 3. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst onderzoekt het dossier, onderwerpt de dienst aan een inspectie en geeft advies over de toekenning of de weigering van de erkenning binnen vier maanden na ontvangst van het erkenningsdossier.
  § 4. De beslissing tot erkenning, genomen door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 op basis van het uitgebrachte advies, vermeldt de datum van inwerkingtreding ervan, de naam en het adres van de dienst.
  De door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 aangewezen Regeringsdienst geeft de dienst kennis van de beslissing binnen zes maanden na de aanvraag.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 70, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.236.§ 1. De dienst wordt in kennis gesteld van elk voorstel dat geformuleerd wordt door de Regeringsdienst aangewezen door de Regering.
  Hij wordt ook ingelicht over het feit dat hij vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving over een termijn van 15 werkdagen beschikt om hem zijn geschreven opmerkingen toe te sturen. Deze termijn wordt opgeschort tijdens de maanden juli en augustus.
  § 2. De door de Regering aangewezen Regeringsdienst vult het dossier aan met de geschreven opmerkingen van de dienst, met elk nuttig gegeven en stuk dat hij inzamelt en met het proces-verbaal van verhoor van de dienst.
  Daartoe roept de door de Regering aangewezen Regeringsdienst de dienst op bij ter post aangetekend schrijven of per brief afgegeven tegen bericht van ontvangst, met melding van de plaats en het uur van het verhoor. De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.
  De weigering te verschijnen of zijn verweermiddelen aan te voeren wordt in het proces-verbaal van verhoor geacteerd.
  § 3. [1 De dienst van de Regering stelt een verslag op en maakt het dossier aan de Regering of aan haar afgevaardigde over binnen vijftien dagen na de datum van het verhoor.]1
  § 4. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 beslist binnen twee maanden na ontvangst van het dossier.
  § 5. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 geeft de dienst kennis van zijn beslissing.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Subsidiëringsvoorwaarden
Art.237.§ 1. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan subsidies aan de erkende diensten verlenen overeenkomstig de normen die bij of krachtens deze titel zijn vastgelegd.
  § 2. De subsidies worden verleend onder de voorwaarden waarin deze afdeling voorziet.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.238. De dienst moet minstens drie gezins-/bejaardenhelp(st)ers die uitsluitend in het kader van deze titel gesubsidieerd worden voltijds en permanent tewerkstellen.
  Een voltijdse betrekking kan door twee deeltijdse betrekkingen vervangen worden voor zover deze met ten minste één voltijdse betrekking overeenstemmen.

Art.239. De dienst betaalt zijn personeel voor de diensten verstrekt met inachtneming van de arbeidswetgeving alsook van de verplichtingen m.b.t. de collectieve overeenkomsten als het gaat om een privédienst, krachtens het statuut als het gaat om personeel vastbenoemd door de overheidsdiensten, of krachtens verplichtingen eigen aan de overheidsdiensten..

Art.240.De dienst moet van de rechthebbende op hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen een bijdrage eisen die in verhouding is met de middelen en de lasten van het gezin, met inachtneming van de door de Regering vastgelegde schaal.
  De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan evenwel een expliciete afwijking toestaan wegens de bijzondere sociale toestand van de rechthebbende. De financiële bijdrage van de rechthebbende op thuisoppas wordt door de dienst bepaald.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.241.§ 1. De dienst mag voor dezelfde rechthebbende [1 tweehonderd]1 uren per kwartaal niet overschrijden voor het geheel van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven verricht door dezelfde dienst of door verschillende diensten in het kader van deze titel.
  Als verschillende rechthebbenden dezelfde woonplaats betrekken, mag de som van de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven die dezelfde dienst of veschillende diensten in deze woonplaats verrichten niet hoger zijn dan [1 tweehonderd vijftig]1 uur per kwartaal.
  De hulpuren toegekend aan de naaste hulpverleners worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van die urenaantallen.
  [1 Er kan door de Regering of door haar afgevaardigde een afwijking om het aantal uren bedoeld in de eerste drie leden te mogen overschrijden, worden toegekend op basis van de gegevens van het sociaal dossier, wegens de bijzondere en tijdelijke toestand van de begunstigde.]1
  § 2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op palliatieve patiënten, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor geneesmiddelen, verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen voor palliatieve thuispatiënten, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op 14 juli 1994.
  § 3. De toepassing van de grenzen [1 tweehonderd]1 en [1 tweehonderd vijftig]1 uren die in [1 paragraaf 1]1 vastliggen is het voorwerp van een evaluatie.
  De door de Regering aangewezen Regeringsdienst maakt jaarlijks een verslag op m.b.t. de aangevraagde afwijkingen, de desbetreffende antwoorden en rechtvaardigingen.
  Op basis van dat verslag mag de Regering desnoods wijzigingen aanbrengen in de grenzen waarin § 1 voorziet.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 72, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Subsidies
Art.242.§ 1. De Regering verleent de dienst binnen de perken van de begrotingskredieten subsidies ter gehele of gedeeltelijke dekking van :
  1° de personeelsuitgaven;
  2° de werkingskosten;
  3° de opleidings- en vergaderingsduur;
  4° de vervoerskosten.
  § 2. Die subsidies worden toegekend o.a. op basis van de volgende gegevens :
  1. het aantal uren gepresteerd door de hulpverleners bij de rechthebbende, tijdens vergaderingen, opleidingen of verplaatsingen;
  2. het aantal prestaties verricht door de hulpverleners;
  3. het aantal uren dat thuis bij de rechthebbende gepresteerd wordt op zaterdagen, zondagen en feestdagen, en tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 21 uur 30;
  4. de anciënniteit van de gezinshelp(st)ers;
  5. de bevolkingsdichtheid van de gemeente van de rechthebbende;
  6. het aantal uren dat de vorige jaren aan de dienst is toegekend;
  7. het aantal kilometers afgelegd door de werknemer.
  § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van die subsidies op basis van een forfaitair bedrag per uur, kilometer of prestatie.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 73, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.243. De Regering verleent jaarlijks per dienst een maximumaantal gesubsidieerde uren activiteiten i.v.m. hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen. Dat aantal wordt " contingent " genoemd.
  Het contingent wordt door de Regering vastgelegd op basis van de volgende criteria : het contingent dat het vorige jaar is toegekend aan de dienst, het contingent dat het vorige jaar is opgebruikt door de dienst, het aantal inwoners van de gemeente(n) bediend door de dienst, de leeftijd van de inwoners van de door de dienst bediende gemeente(n) en de omvang van de financiële bijdrage van de rechthebbenden op de dienst.

Art.244. De Regering bepaalt hoe dat contingent tussen de diensten wordt uitgewisseld en hoe het van de de ene dienst aan de andere overgedragen wordt.

Art.245. De Regering voorziet in een systeem door middel waarvan de toegekende subsidieerbare uren die niet zijn opgebruikt door bepaalde diensten gegroepeerd en verspreid kunnen worden. Die uren worden toegekend aan de diensten die activiteiten hebben verricht bovenop de grenzen van het hen toegezezen contingent en, indien een saldo overblijft, aan de diensten die op een erkenning wachten.

Art.246.De diensten organiseren bijscholingscursussen alsook vergaderingen die noodzakelijk zijn voor de vlotte werking van hun activiteiten. Daartoe genieten ze de subsidies bedoeld [1 in artikel 242]1. De Regering bepaalt de minimale en maximale proportie van het contingent die voor die cursussen en vergaderingen voorzien moet worden, de minimale duur van de cursussen, alsook het minimumaantal gezinshelp(st)ers die de cursussen moeten volgen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 74, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.247. De diensten die maaltijden aan huis bezorgen, kunnen aanspraak maken op de in artikel 242 bedoelde subsidies voor activiteiten i.v.m. de verpakking en de distributie van maaltijden.
  De Regering bepaalt het maximumaantal uren dat per dag en per gezinshelp(st)er voor de distributie van de maaltijden bestemd moet worden en het aantal prestaties geboekt in het kader van deze activiteit.

Art.248. De geholpen persoon kan verzocht worden om een bijdrage in de verplaatsingskosten van de hulpverleners. De Regering bepaalt het bedrag van die bijdrage.

Art.249. Er wordt rekening gehouden met de duur van de verplaatsing voor de activiteit die in aanmerking komt voor de toekenning van subsidies. De afgelegde afstand kan ook in aanmerking genomen worden voor de toekenning van een subsidie. De Regering bepaalt hoe die duur en die afstand in aanmerking genomen worden.

Art.250.§ 1. De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelp(st)ers tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, in het kader van het overstromingsprogramma of van elke andere bepaling inzake tewerkstellingsbevorderende maatregel moet zich voor die hulpverleners aan de artikelen 239 en 246 van deze titel houden.
  § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend en verdeeld per equivalent voltijdse betrekking bedoeld in [1 paragraaf 1]1 en in artikel 230, § 5.
  Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen.
  Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 75, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.251. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een som aan de dienst toegekend per equivalent voltijdse betrekking van oppasser.
  Die som wordt toegekend als tegemoetkoming in de onkosten van het administratief personeel en van de begeleidinsgverantwoordelijken bedoeld in artikel 230, in de verplaatsingskosten, alsook in alle andere kosten bepaald door de Regering die niet het woorwerp uitmaken van bovenbedoelde tewerkstellingsbevorderende maatregelen. Die som wordt ook toegekend als tegemoetkoming voor de bijkomende loonkosten toegekend voor de prestaties bedoeld in artikel 242, § 2, 3°.
  Voor deeltijdse betrekkingen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.

Art.252.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt per equivalent voltijdse werknemer een door de Regering bepaalde som door de [2 minister]2 toegekend aan de erkende dienst die onder de privé sector ressorteert.
  Die som wordt toegekend per gezinshelp(st)er of oppasser die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 228, § 2 en 228, § 3, en voor wie de dienst in aanmerking komt voor een tewerkstellingsbevorderende maatregel, overeenkomstig het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.
  Die som wordt gebruikt opdat de werkgevers het kostenverschil dat voorvloeit uit de gelijkschakeling van de loonkosten zouden kunnen dragen. De som van de subsidies verkregen in en buiten het kader van deze titel mag niet hoger zijn dan de loonkosten van de betrokken werknemers.
  § 2. De subsidie bedoeld in [1 paragraaf 1]1 wordt ten gunste van een werknemer slechts toegekend voor de periode waarin hij in aanmerking komt voor de subsidies toegekend overeenkomstig bovenbedoeld decreet van 25 april 2002.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 76, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK V. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Controle
Art.253.[1 De dienst onderwerpt zich aan de controle die uitgeoefend wordt door de diensten aangewezen door de Regering. Voor elk geval dat het voorwerp uitmaakt van dienstverstrekkingen die in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van toelagen, moet de erkende dienst controledocumenten opmaken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bepaald door de Regering.
   Aan de hand van die documenten kan de uitvoering van de taken die een dienst aan een gezinshelp(st)er toevertrouwt, gecontroleerd en beoordeeld worden.
   Aan de hand van die documenten kan ook nagegaan worden of de prioriteiten in acht genomen worden bij de hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, overeenkomstig artikel 223. Die evaluatie wordt regelmatig doorgevoerd en op zijn minst om de zes jaar.
   Aan de hand van die documenten, en onverminderd artikel 47/1, kan worden nagegaan welk gebruik de dienst gemaakt heeft van de subsidies bedoeld in artikel 242, § 1, en of het strookt met de elementen bedoeld in artikel 242,2. Aan de hand daarvan kan ook worden nagegaan welk gebruik de dienst gemaakt heeft van de bijdrage bedoeld in artikel 240 en van de bijdrage bedoeld in artikel 248.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 77, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.254.Elke dienst [1 onderwerpt zich]1 aan de controle en de evaluatie die door de Regering georganiseerd worden, met name wat betreft de taken toevertrouwd aan de werknemers en het gebruik van de subsidies.
  In geval van behoorlijk vastgestelde onregelmatigheid kan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 het voordeel van een deel of van het geheel van de subsidies opschorten voor een periode die zij bepaalt, al naar gelang van de ernst van de onregelmatigheid.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 78, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.255. De Regering bepaalt welke controle- en evaluatiedocumenten door de erkende diensten overgemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 253. Zij legt de in acht te nemen termijnen en procedure vast.

Art.256.De administratieve, financiële en kwalitatieve controle op de dienst wordt uitgeoefend door de ambtenaren die de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 daartoe aanwijst.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze :
  1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inzamelen die zij nodig achten, met name :
  a. het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht;
  b. zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de vervulling van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;
  2° processen-verbaal van vaststelling opmaken die bewijskracht hebben, behalve tegenbewijs. Binnen vijftien dagen wordt een afschrift van de vaststelling van de feiten overgemaakt aan de beheerders en aan de overtreder;
  [1 3° een beroep doen op de openbare macht.]1
  Bovendien moet de dienst jaarlijks de volgende stukken overmaken :
  1° [1 ...]1
  2° een afschrift van de documenten van aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, met melding van de dienstprestaties van de gezinshelp(st)ers, de bejaardenhelp(st)ers, de maatschappelijk assistenten, de gegradueerde sociaal verplegers en het administratief personeel;
  3° [1 ...]1
  4° de lijst van de gezinshelp(st)ers en hun inschrijvingsnummer.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 79, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.257. Het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van deze titel wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing.

Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Intrekking, opschorting
Art.258. § 1. Dezelfde procedure bedoeld in artikel 236 is van toepassing als de subsidiëring opgeschort wordt om overeenkomstig artikel 254 een onregelmatigheid te bestraffen.
  § 2. Bij een procedure tot intrekking of opschorting wordt de erkenning van de dienst behouden tot de procedure tot een resultaat leidt.

Art.259.In geval van opschorting van de erkenning kan de dienst vragen dat ze opgeheven wordt als hij acht dat de gronden waarop de straf berust niet meer bestaan. Het verzoek, gericht aan de door de Regering aangewezen Regeringsdienst, gaat vergezeld van een verantwoordingsmemorie, en de dienst wordt onverwijld aan een inspectie onderworpen. De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 beslist binnen een maand na ontvangst van de aanvraag op basis van het inspectieverslag.
  In geval van opschorting of intrekking van de erkenning bepaalt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 op welke datum haar beslisissing in werking treedt. Die datum is vroegstens de eerste dag van de derde maand en uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de kennisgeving van de beslissing.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Straffen
Art.260. Er wordt een boete van 1.000 à 10.000 euro opgelegd aan degenen die gebruik maken van de bewoordingen " service agréé d'aide aux familles et aux personnes âgées ", " aide à la vie quotidienne " of " aide familiale " zonder erkend te zijn krachtens deze titel. Hetzelfde geldt voor degenen die zich beroepen op het statuut of de hoedanigheid van gezinshelp(st)er zonder te beschikken over een certificaat waaruit blijkt dat ze de bij of krachtens deze titel gestelde voorwaarden vervullen.
  Er wordt een boete van 100 à 1.000 euro opgelegd aan de overtreders van de overige regels die bij of krachtens deze titel zijn vastgelegd.

Boek IV. - Integratie van gehandicapte personen
TITEL 1. - Algemeen stelsel
HOOFDSTUK I. - Leidende beginselen
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art.261. Voor de toepassing van dit boek wordt als gehandicapte beschouwd iedere minderjarige of meerderjarige persoon wiens capaciteiten inzake sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces aanzienlijk beperkt zijn ten gevolge van een aantasting van zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke vermogens, waardoor een tussenkomst van de maatschappij nodig is.
  Deze aanzienlijke beperking moet betrekking hebben op een categorie van gehandicapte personen zoals bepaald door de Franse Gemeenschap overeenkomstig artikel 3, 7°, van het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.
  Voor elke prestatie of dienstverlening mag de Regering de omvang en de aard van de capaciteitenbeperking bepalen.

Art.262. De prestaties van het " AWIPH " (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen) moeten verricht worden in een erkende inrichting met internaat- of semi-internaatstelsel, in een erkend opvangcentrum voor meerderjarige gehandicapten of moeten ten laste genomen worden door een erkende dienst voor plaatsing in gezinnen, ten gunste van :
  1° minderjarigen met motorische stoornissen;
  2° minderjarigen getroffen door hersenverlamming;
  3° minderjarigen met ademhalingsstoornissen;
  4° minderjarigen met hartafwijkingen;
  5° minderjarigen getroffen door dysmelie;
  6° minderjarigen getroffen door kinderverlamming;
  7° minderjarigen met zware spraak-, gezichts- of gehoorstoornissen;
  8° minderjarigen getroffen door sclerosis multiplex;
  9° minderjarigen getroffen door spinabifida of myopathie;
  10° minderjarigen getroffen door epilepsie
  11° minderjarigen met mentale stoornissen;
  12° minderjarigen met skeletafwijkingen of afwijkingen van de ledematen;
  13° meerderjarigen van de categorieën 1° tot en met 12° en van de categorieën 15 en 16 die zich niet op eigen kracht in het sociale leven kunnen inschakelen;
  14° minderjarigen met karakterstoornissen die neurotische of prepsychotische toestand kennen, welke een aangepaste opvoeding vereist;
  15° minderjarigen die aan autisme lijden;
  16° minderjarigen die een aangeboren of verworven hersenletsel vertonen.

Art.263. De Regering beoogt de volledige integratie van de gehandicapte personen in het sociaal-economische leven, wat de oorsprong, de aard of de graad van de handicap ook mogen zijn.

Art.264. De voorzorgs-, aanpassings- en integratiemaatregelen bedoeld in de afdelingen 2, 3 en 4, hoofdstuk I, titel I, van Boek IV worden door de Regering bepaald. Daarbij worden de volgende principes in acht genomen :
  - op een soepele en passende manier voorzien in de duidelijk omlijnde individuele behoeften en in de ontwerpen die eraan verbonden zijn;
  - de nadruk leggen op de verwikkeling van de gehandicapte persoon, zijn gezin en zijn omgeving, de tussenkomsten bevoorrechten die het dynamisme van het natuurlijke milieu zoveel mogelijk in acht nemen, en de voorkeur geven aan de handhaving van de gehandicapte persoon binnen zijn gezin of zijn vertrouwde omgeving;
  - objectieven nastreven i.v.m. de kwaliteit van het bestaan van de gehandicapte personen en de beroepsregels in acht nemen;
  - het voorwerp zijn van een kwalitatieve schatting waaraan de gehandicapte personen, hun gezin en de diensten deelnemen;
  - de ideologische, filosofische of religieuze opvattingen van de gehandicapte personen eerbiedigen;
  - bedacht zijn in het kader van een plaatselijke en multisectoriële samenwerking waarbij de specifieke bevoegdheden van elke dienst in acht genomen worden;
  - zorgen voor een begeleiding en een infrastructuur die qua omvang en de kwalificatie op een geschikte manier in de behoeften van de gehandicapte personen voorzien;
  - zorgen voor een opleiding die voor de interveniënten bedacht is en mechanismen voorzien die hun deelneming aan de uitwerking van de pedagogische oriëntaties van de diensten waarborgen;
  - bij voorkeur de gehandicapte personen de toegang verlenen tot de algemene diensten die bestemd zijn voor het geheel van de bevolking en die in hun specifieke behoeften voorzien.

Afdeling 2. - Voorzorgsmaatregelen
Art.265. De Regering legt, in voorkomend geval in het kader van samenwerkingsakkoorden, voorzorgsmaatregelen vast i.v.m. :
  1° de vaststelling van het type deficiëntie en de oorzaken ervan;
  2° de bevordering van de opsporing ervan en de vroegtijdige diagnose;
  3° de medewerking aan opvoedingsprogramma's voor de bevordering van de gezondheid, met name inzake voeding, hygiëne, sedentair leven en verslavingen;
  4° de verbetering van de toegang tot de basisgezondheidszorgen en van de kwaliteit ervan;
  5° de verbetering van de sociale en culturele positie van de risicopersonen;
  6° de versterking van de maatregelen voor de bescherming van de geestelijke gezondheid;
  7° de beperking van de risico's verbonden aan het fysische milieu, aan de onaangepastheid van de woningen of aan de verstedelijking.

Afdeling 3. - Aanpassingsmaatregelen
Art.266. De Regering neemt aanpassingsmaatregelen opdat de gehandicapte personen aanspraak zouden kunnen maken op instellingen die het volgende aanbieden :
  1° geschikte zorgen en diensten die zoveel mogelijk en bij voorkeur thuis worden verleend;
  2° een functionele revalidatie die een autonoom leven in de maatschappij bevordert;
  3° een technische hulp en apparaturen die de autonomie en de mobiliteit bevorderen;
  4° een begeleiding van sociale, medische, paramedische of psychologische aard;
  5° een sociale opleiding opdat ze een maximum autonomie zouden kunnen verwerven;
  6° een geschikte opleiding en oriëntatie;
  7° een geschikte beroepsrevalidatie of -opleiding;
  8° een geschikte inschakeling in het arbeidsproces;
  9° een geschikte opvang of huisvesting.

Afdeling 4. - Integratiemaatregelen
Art.267. De Regering zorgt voor de verspreiding van informatie over de rechten van de gehandicapte personen en over de diensten waarop ze een beroep doen.

Art.268. De Regering voert programma's uit :
  1° voor de bevordering van de bouw van individuele woningen volgens architecturale normen die aan de behoeften van de gehandicapte personen beantwoorden;
  2° voor de bevordering van een vervoerbeleid dat met de behoeften van de gehandicapte personen rekening houdt;
  3° om de gehandicapte personen toegang te verlenen tot de openbare instellingen en installaties, tot opleidings-, vormings- en arbeidsplaatsen alsook tot de verkeerswegen;
  4° om de toegangsmiddelen tot de informatie aan de functionele kenmerken van de gehandicapte personen aan te passen;
  5° voor de bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe technologieën m.b.t. de sociale integratie van gehandicapte personen.

Art.269. De Regering spoort de gemeenten aan om initiatieven te ontwikkelen opdat de gehandicapte personen en hun verenigingen meer aan het plaatselijke leven zouden kunnen deelnemen.

Art.270. De Regering neemt de nodige maatregelen om de gehandicapte personen gelijke kansen op de arbeidsmarkt te geven. Die maatregelen slaan met name op het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen en op de positieve bevordering van de tewerkstelling.
  Er wordt een verplichting tot tewerkstelling van gehandicapte personen ingevoerd. De openbare besturen en instellingen van algemeen nut die onder de overheid van het Waalse Gewest ressorteren, zijn aan deze verplichting onderworpen.
  De Regering stelt het aantal te werven gehandicapte personen vast, met inachtneming van de aard en het belang van de diensten alsook van het rendement van die personen.

HOOFDSTUK II. [1 - Begunstigen, erkenningen en toelagen in het kader van het beleid tot integratie van de gehandicapte personen]1   ----------   (1)
Art.271.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 116, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.272.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 116, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.273.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 117, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.274.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 117, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 1. [1 - Begunstigden]1   ----------   (1)
Art.275.§ 1. Onverminderd de specifieke bepalingen vermeld in het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie kunnen de gehandicapte personen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben de dag waarop ze hun eerste aanvraag om tegemoetkoming indienen, voor de dienstverleningen [1 ...]1 in aanmerking komen.
  Bovendien moeten de begunstigden aan de volgende voorwaarden voldoen :
  - woonachtig zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied of, in het kader van een samenwerkingsakkoord, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  - Belg, staatloos, erkende vluchteling, arbeider of kind van een arbeider uit een lidstaat van de Europese Unie zijn.
  De personen die de nationaliteitsvoorwaarden niet vervullen, komen echter in aanmerking voor de dienstverleningen [1 ...]1, voor zover ze kunnen bewijzen dat ze 5 jaar lang regelmatig en onafgebroken in België hebben gewoond alvorens hun aanvraag om tussenkomst in te dienen.
  De regelmatige en onafgebroken verblijftijd wordt niet geëist voor de echtgenoot/echtgenote of de kinderen ten laste van een persoon die het bewijs levert van de vereiste verblijftijd.
  § 2. De Regering kan de toepassing van dit boek onder de door haar gestelde voorwaarden uitbreiden tot andere gehandicapte personen dan die vermeld in § 1.
  § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid2, § 1, wijken de door de Waalse Gewestraad goedgekeurde samenwerkingsakkoorden af van de in § 1 en § 2 van dit artikel vermelde bepalingen.
  § 4. Onder voorbehoud van wederkerigheid en in het kader van een samenwerkingsakkoord draagt [1 de Regering]1 de kosten voor de plaatsing, de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die overeenkomstig de door de Franse Gemeenschapscommissie bepaalde reglementering in instellingen van de franstalige regio opgevangen worden.
  § 5. De voorwaarden en de modaliteiten voor de opvang, de huisvesting en de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die onder andere deelgebieden ressorteren, zijn in samenwerkingsakkoorden vastgelegd.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 119, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.276.De dienstverleningen [1 ...]1 zijn individueel of collectief.
  De individuele dienstverleningen bestaan in een financiële hulp die aan de gehandicapte personen wordt verleend.
  De collectieve dientsverleningen bestaan in subsidies aan instellingen of diensten die voor gehandicapte personen bestemd zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 120, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.277.[1 De dienstverlening kan geweigerd of verminderd worden als]1 de gehandicapte persoon, op grond van dezelfde handicap en dezelfde behoeften als die bedoeld in dit boek, een sociale uitkering geniet overeenkomstig andere wettelijke of verordeningsbepalingen of als hij zijn rechten op dergelijke uitkering niet doet gelden alhoewel zij er recht op heeft.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 121, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.278.Met het oog op de financiële tussenkomsten [1 ...]1, wordt, binnen de perken en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Regering, rekening gehouden met de aanvraag van de gehandicapte persoon of van zijn wettige vertegenwoordiger, met zijn specifieke behoeften en zijn positie en meer bepaald met :
  - de aard van de vereiste hulp;
  - de omvang van de behoefte aan de aangevraagde dienstverleningen en met de aanwijzingen voortvloeiende uit een geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkomingen;
  - met de normale kosten van de aangevraagde dienstverleningen en de bijkomende kosten die een gehandicapte persoon veroorzaakt in vergelijking met een valide persoon;
  - met de andere wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen die een gehandicapte kan genieten en eventueel met de omvang van de bestaansmiddelen van de gehandicapte personen.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 122, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.279. Het Agentschap stelt een basisdossier op op naam en met de medewerking van de gehandicapte persoon.
  Het basisdossier bevat de administratieve, medische, sociale en pedagogische inlichtingen en elk multidisciplinair gegeven op basis waarvan kan worden beslist over de door de gehandicapte persoon of zijn wettige vertegenwoordiger ingediende aanvragen om tegemoetkoming.
  Het Agentschap mag, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten, het basisdossier samenstellen op grond van gegevens die door daartoe erkende centra worden verstrekt. De erkende centra en de personen die er werken, moeten zelfstandig zijn en geen rechtstreekse belangen hebben binnen de dienst of de structuur waaraan de gehandicapte persoon is toevertrouwd.
  De Regering bepaalt de inlichtingen en multidisciplinaire gegevens die nodig zijn om over de aanvraag om tegemoetkoming te beslissen.
  Het basisdossier moet, naar gelang van de behoeften, een geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming ten gunste van de gehandicapte persoon helpen opstellen. Het ontwerp wordt opgesteld op verzoek of met het akkoord van de betrokkene of zijn wettige vertegenwoordiger.
  Het wordt door één van beiden goedgekeurd.
  Het basisdossier wordt door het Agentschap bewaard. De ambtenaren belast met het dossier zijn gehouden tot het beroepsgeheim.
  Alle diensten en structuren bedoeld in artikel 283 moeten een dossier bijhouden i.v.m de medische, sociale en pedagogische toestand van de gehandicapte persoon, zijn behoeften en de middelen om er in te voorzien.

Art.280.[1 De Regering]1 beroept zich op het basisdossier om over de tenlasteneming te beslissen.
  Het beslist over de aanvraag om tegemoetkoming binnen een termijn van minder dan 60 dagen nadat het de vereiste documenten en inlichtingen heeft ontvangen.
  Elke beslissing wordt met redenen omkleed en bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager of zijn wettige vertegenwoordiger meegedeeld.
  In voorkomend geval vermeldt ze de aard, het aantal en de duur van de dienstverleningen waarvoor [1 de Regering]1 zijn tussenkomst verleent.
  De beslissing wordt, binnen 14 dagen nadat ze genomen is, in kennis gesteld van de gehandicapte persoon of zijn wettige vertegenwoordiger en, zo nodig, van de dienst die voor de integratie van de gehandicapte persoon zorgt.
  In afwijking van de vorige alinea's bepaalt de Regering, [1 op voorstel van het afdelingscomité "Handicap"]1, de toestanden die een voorlopige beslissing rechtvaardigen.
  [1 De Regering]1 mag, zonder terugwerkende kracht, een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel genomen beslissing herzien als de toestand van de gehandicapte persoon een verandering ondergaat, met name op medisch vlak.
  De Regering regelt de herzieningsprocedure.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 124, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.281.Er wordt een commissie van beroep opgericht om te beslissen over de beroepen die ingesteld worden tegen de overeenkomstig dit boek [1 ...]1 genomen beslissingen betreffende dienstverleningen in geld of in natura aan gehandicapte personen.
  De commissie van beroep bestaat uit een voorzitter, vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden. Ze is multidisciplinair samengesteld en wordt door een magistraat voorgezeten. Om te beslissen mag ze een beroep doen op het advies van gekwalificeerde deskundigen.
  De Regering bepaalt de samenstelling, de werkingsregels, de procedure, de termijn van beroep, de wijze van benoeming van de commissieleden en bepaalt de duur van hun mandaat alsook de vergoedingen die aan de voorzitter, de leden en de deskundigen toegekend worden.
  De Regering noemt de voorzitter en de leden van de commissie van beroep.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 125, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 2. [1 Erkenning, subsidiëring en overeenkomsten]1   ----------   (1)
Art.282.[1 De Regering]1 zorgt er eerst voor dat de gehandicapte personen aanspraak kunnen maken op de geschikte hulp van de diensten die voor de hele bevolking bestemd zijn.
  [1 De Regering]1, hetzij erkent, hetzij erkent en subsidieert elke activiteit of dienst die in het leven is geroepen door de overheid of door een privé-initiatief en die zijn opdrachten helpt uitvoeren.
  [1 Zij]1 mag een beroep doen op de samenwerking van diensten en instellingen die over de nodige kwalificaties en middelen beschikken om sommige specifieke of vernieuwende opdrachten te vervullen. Met het oog hierop sluit [1 de Regering]1 overeenkomsten met een overheid, een instelling van algemeen nut of een privé-instelling.
  Bij gebrek aan een openbaar of privé-initiatief dat zijn opdrachten helpt uitvoeren, organiseert [1 de Regering]1 elke activiteit of dienst.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 127, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.283.De Regering bepaalt de regels voor de programmering, de erkenning, de controle, de organisatie, de goedkeuring en de subsidiëring van de diensten en structuren vermeld in het tweede lid van dit artikel; ze stelt algemene normen vast waaraan elke overeenkomst die met hen gesloten wordt, moet voldoen.
  Voor zover ze zich vooral tot gehandicapte personen richten, mag [3 de Regering]3 de volgende diensten of structuren erkennen of subsidiëren :
  1° [5 ...]5
  2° de diensten of centra voor functionele revalidatie;
  3° de diensten of centra voor beroepsevaluatie en -oriëntatie;
  4° [7 ...]7;
  5° de bedrijven voor aangepast werk;
  6° de diensten voor dagonthaal;
  7° de residentiële diensten;
  8° de diensten voor hulp aan de activiteiten van het dagelijkse leven;
  9° [5 de begeleidingsdiensten voor gezinsopvang;]5
  10° de begeleidingsdiensten;
  11° de diensten voor kort verblijf, al dan niet opgenomen in de bestaande structuren;
  [1 12° de diensten die respijtzorg organiseren ten gunste van de mantelzorgers en de gehandicapte personen;]1
  [2 13° de diensten inzake tolken gebarentaal.]2
  [4 14° mobiele steunregelingen voor de inclusie.]4
  [5 15° de adviesdiensten;
   16° de diensten die activiteiten voor gehandicapte personen organiseren; 17° de residentiële crisisdiensten;
   18° de residentiële diensten voor respijtzorg;
   19° de diensten voor de opleiding van geleidehonden.]5
  [6 20° kenniscentra.]6
  [5 De Regering kan de lijst van de in het tweede lid bedoelde diensten en structuren aanvullen of de benaming van bedoelde diensten en structuren wijzigen.]5
  De programma's inzake investeringen en opening van nieuwe diensten of inrichtingen die vatbaar zijn voor erkenning of subsidiëring worden door de Regering goedgekeurd.
  Wat betreft de [3 ...]3 gesubsidieerde investeringen bedoeld in het vierde lid, kan de Regering, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt, de waarborg van het Gewest toestaan voor leningen die aangegaan worden door de diensten bedoeld in het tweede lid, 6° en 7°.
  De toepassing van de bepalingen van dit artikel kan resulteren in tegemoetkomingen die hoger zijn dan de maxima vastgelegd voor de investeringen.
  De Regering bepaalt, na advies van het [3 Afdelingscomité "Handicap"]3, de infrastructuur- en werkingsnormen waaraan de in het tweede lid vermelde diensten en instellingen moeten voldoen.
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-06/09, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BWG 2014-05-15/56, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2015-12-03/18, art. 128, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BWG 2019-01-17/32, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<DWG 2020-12-03/17, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 27-12-2020>
  (6)<BWG 2023-09-07/15, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 17-11-2023>
  (7)<DWG 2024-01-25/48, art. 20, 073; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art. 283/1. [1 De Regering legt de regels vast voor de programmatie, de erkenning, de controle, de organisatie van de verblijfs- en dagopvangdiensten voor personen met een handicap, gelegen op het grondgebied van het Franse taalgebied, maar waarvoor de beslissingen tot plaatsing en financiering bij een buitenlandse overheid liggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/03, art. 8, 034; Inwerkingtreding : 15-10-2018>


Art.284.[1 De Regering kan na advies van het Afdelingscomité "handicap" toelagen verlenen om specifieke initiatieven te bevorderen i.v.m. de integratie van de gehandicapte personen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 129, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.285.Elke dienst, centrum of instelling moet voldoen aan de infrastructuur- en werkingsnormen die door de Regering op voordracht van het [1 Afdelingscomité "Handicap"]1 zijn bepaald. Die normen worden op verschillende manieren vastgesteld voor elk type van dienst of instelling en slaan met name op :
  1° de materiële infrastructuur;
  2° de organisatie en de werking;
  3° het aantal personeelsleden en hun kwalificatieniveau;
  4° het beheer, de boekhouding en de door de dienst of het centrum op te stellen verslagen;
  5° het gevoerde beleid i.v.m. de toelating, het onthaal, het bijhouden van de klachten, met inbegrip van de financiële betrekkingen met de gehandicapte personen, het beheer van hun goederen en hun kapitaal.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 130, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.286. Elke erkenning is ondergeschikt aan de verbintenis waarmee de dienst, het centrum of de instelling zich ertoe verplicht het Agentschap alle bewijsstukken te verschaffen die vereist zijn voor de uitoefening van de controle erop en zich aan zijn inspectie te onderwerpen.

Art.287. Op verzoek van het Agentschap moet elke erkende dienst, centrum of instelling deelnemen aan de algemene evaluatie van de werking van de diensten die voor de gehandicapte personen bestemd zijn.

Art.288.De natuurlijke of rechtspersonen die, onder bezwarende titel, gewoonlijk, tijdelijk of voortdurend, gehandicapte personen geheel of gedeeltelijk ten laste nemen die tot de vierde graad niet aanverwant zijn, en niet door een overheid erkend zijn om deze activiteit uit te oefenen, moeten onderworpen worden aan een voorafgaande machtiging [1 ...]1. De machtiging stelt het aantal personen vast die opgevangen mogen worden.
  De Regering bepaalt de procedure betreffende de voorafgaande machtiging alsook de minimale voorwaarden inzake veiligheid, hygiëne en personeel en de controlemodaliteiten voor de personen of diensten die hoofdzakelijk en tegen vergoeding gehandicapte personen onderbrengen.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 133, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.289.De Regering stelt de modaliteiten vast voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen tot erkenning. Ze stelt eveneens de regels vast volgens dewelke de erkenning verleend, verlengd, geweigerd, uitgesteld of ingetrokken mag worden.
  Als de erkenning geweigerd, uitgesteld of ingetrokken wordt, mag de aanvrager tegen deze beslissing een beroep instellen bij de Regering die de daartoe te voeren procedure zal vaststellen.
  De erkenning mag niet verleend worden als de dienst [1 ...]1 niet voldoet aan de door de Regering bepaalde programmeringscriteria.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 134, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.290.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.291.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.292.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.293.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.294.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.295.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.296.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.297.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.298.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.299.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.300.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.301.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.302.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.303.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.304.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.305.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.306.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.307.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.308.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.309.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.310.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.311.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.312.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.313.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.314.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 135, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK III. [1 - Toezicht]1   ----------   (1)
Art.315. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, houden de door de Regering benoemde ambtenaren van de diensten van de Regering en het Agentschap toezicht op de uitvoering van dit boek en op de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.
  Om hun opdrachten te vervullen mogen deze ambtenaren :
  1° tot alle nodige eksamens, controles, onderzoeken overgaan en alle nuttige inlichtingen inwinnen, met name :
  a. elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nodig is voor het houden van het toezicht;
  b. zich elk nuttig document verschaffen, afschrift ervan nemen of het tegen ontvangbewijs meenemen;
  2° processen-verbaal tot vaststelling opmaken die bewijskracht hebben, behoudens bewijs van het tegendeel. De processen-verbaal worden medegedeeld aan de Regering of het Agentschap alsook aan de betrokken diensten en instellingen.

Art.316.Bij de uitoefening van de controle op de erkende of gesubsidieerde diensten en instellingen ziet [1 de Regering]1 erop toe dat de wetgeving, de reglementering en het algemeen nut in acht worden genomen.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 138, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.317.Elke belemmering van de uitvoering van de opdrachten van voornoemde ambtenaren door personen, diensten of instellingen die voor de bepalingen van dit boek in aanmerking komen, kan bij beslissing [1 van de Regering]1 aanleiding geven tot de opschorting of de intrekking van de erkenning, de subsidiëring of de individuele dienstverleningen.
  De gemotiveerde beslissing [1 van de Regering]1 wordt genomen nadat de persoon of de vertegenwoordiger van de dienst of instelling is gehoord of nadat ze verzocht werden hun verweermiddel voor te dragen.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 139, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.318. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek zullen de personen die de bepalingen van de ter uitvoering van dit boek genomen besluiten overtreden of die het krachtens dit boek of de desbetreffende uitvoeringsbesluiten opgelegde toezicht in de weg staan, gestraft worden met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een boete van 500 tot 1.000 euro of met één van die straffen.

Art.319. Onverminderd de toepassing van de straffen voorzien in het Strafwetboek zal met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een boete van 26 tot 2.000 euro of met één van die straffen gestraft worden :
  1° degene die, rechtstreeks of onrechtstreeks, en terwijl hij een activiteit of een mandaat in een dienst of instelling uitoefent :
  - de rekening van gehandicapte personen gezamenlijk beheert;
  - de vermenging van het vermogen oplevert;
  - het kapitaal of de goederen van gehandicapte personen beheert, behalve met inachtneming van de overeenkomstig artikel 285 vastgelegde normen;
  2° degene die het storten van een borgtocht of om het even welke andere financiële verplichting dan die door de Regering is bepaald, oplegt als voorwaarde voor de opvang, het verblijf of de begeleiding in of door een gesubsidieerde dienst of instelling.

Art.320.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-03/18, art. 140, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK IV. [1 - Verenigingen van gehandicapte personen]1   ----------   (1)
Art.321.De representatieve verenigingen die de belangen van de gehandicapte personen verdedigen, worden door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid erkend.
  Als representatieve verenigingen kunnen erkend worden de instellingen die aan de volgende voorwaarden voldoen :
  - een VZW, een openbare instelling of een instelling van algemeen nut zijn;
  - het verlenen van hulp, steun en raad aan gehandicapte personen, bevordering van hun recht op integratie in de maatschappij als hoofddoelen hebben;
  - over een aantal aangesloten leden beschikken of kunnen rekenen op de steun van een aantal personen die in contact zijn hetzij met de hele groep gehandicapte personen van het gebied waar ze werkzaam zijn, hetzij met de personen die een specifieke handicap hebben;
  - werkzaam zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied, en op z'n minst in drie provincies;
  - jaarlijks een voldoende aantal activiteiten ten gunste van gehandicapte personen op touw zetten;
  [2 ...]2.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 142, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2022-05-05/19, art. 9, 061; Inwerkingtreding : 28-05-2022>

Art.322. De representatieve verenigingen van gehandicapte personen zijn bevoegd om :
  1° de gehandicapte personen bij te staan in de stappen die ze ondernemen bij de diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks onder het Gewest ressorteren;
  2° zitting te hebben in de verschillende organen waar de deelneming van de vertegenwoordigers van de gehandicapte personen bij een wettelijke of verordeningsbepaling is voorzien.

TITEL II. - Specifieke bepalingen
HOOFDSTUK I. - Sociale wetgevingen
Art.323. Gedurende hun beroepsopleiding; omscholing en herscholing kunnen de mindervaliden door de personen die deze beroepsopleiding, omscholing en herscholing verzekeren slechts geworven worden krachtens;
  1° een leerovereenkomst in de nijverheid, de ambachten en neringen, in de koopvaardij en de zeevisserij;
  2° een speciale leerovereenkomst voor de omscholing van de mindervaliden;
  3° een overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing gesloten, hetzij met een centrum voor versnelde beroepsopleiding voor volwassenen, opgericht door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of erkend door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, hetzij met een centrum voor beroepsopleiding of omscholing.
  De Regering bepaalt de clausules welke ieder onder 2° bedoelde leerovereenkomst of iedere overeenkomst voor beroepsopleiding of omscholing, gesloten bij toepassing van 3°, verplicht moet bevatten.

Art.324.De tegemoetkoming [1 van de Regering]1 kan geweigerd of beperkt worden, hetzij als de gehandicapte persoon op basis van dezelfde handicap en dezelfde behoeften als die bedoeld in dit boek een sociale dienstverlening geniet krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen, hetzij als hij zijn rechten op die dienstverlening niet laat gelden terwijl hij daar aanspraak op kan maken.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 143, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK II. - Geschillen
Art.325.De geschillen betreffende de beslissingen genomen door [1 de Regering]1 en de registratie of de toekenning van uitkeringen en verstrekkingen aan mindervaliden, behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.
  De betwiste administratieve rechtshandelingen moeten, op straffe van verval, binnen een maand na de kennisgeving ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.
  De vordering ingeleid voor de arbeidsrechtbank is opschortend.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 144, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.326. De arbeidsrechtbanken zijn bevoegd om kennis te nemen van de betwistingen in verband met de overeenkomsten bedoeld in artikel 323, eerste lid, 2° en 3°.
  De vorderingen die uit deze overeenkomsten ontstaan, verjaren een jaar na de beëindiging ervan.

HOOFDSTUK III. [1 - Toegankelijkheid van publieke plaatsen voor personen met een assistentiehond]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Definities
Art.327.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
   1° assistentiehond : elke afgerichte of in africhting zijnde hond of elke in opleiding zijnde hond die gehandicapte personen begeleidt tijdens hun verplaatsingen en in hun handelingen van het dagelijkse leven;
   2° publieke plaatsen : alle openbare of privégebouwen of gebouwgedeelten, plaatsen en ruimtes bestemd voor publiek gebruik, alsook het bezoldigde personenvervoer;
   3° vereniging : de vereniging die belast is met de opleiding van de assistentiehond en die door het Agentschap is erkend, of een officiële vereniging die in een ander deelgebied of een andere staat is erkend;
   4° gastgezin : het gezin dat, voor een bepaalde periode, instaat voor de opleiding van de assistentiehond en daarbij hulp en steun krijgt van een vereniging;
   5° de instructeur : de persoon die instaat voor de africhting van de assistentiehond en die door het Agentschap is erkend.
   Met betrekking tot het eerste lid, 1°, wordt de africhting ofwel door een instructeur of een vereniging, of in opleiding in een gastgezin verricht. De afgerichte of in africhting zijnde hond of de in opleiding zijnde hond is herkenbaar aan een tuigje of cape.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-15/09, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 06-08-2021>

Afdeling 2. - Toegangsvoorwaarden
Art.328.[1 Een persoon die door een assistentiehond wordt begeleid, heeft, zelfs wanneer de hond in opleiding is, recht op toegang tot alle publieke plaatsen.
   De uitoefening van dit recht is niet onderworpen aan de betaling van een aanvullende vergoeding.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-15/09, art. 4, 056; Inwerkingtreding : 06-08-2021>

Art.329.[1 In afwijking van artikel 328, eerste lid, kan de toegang tot publieke plaatsen geweigerd worden :
   1° krachtens een andersluidende wettelijke of reglementaire bepaling;
   2° ingeval het de toegang betreft tot lokalen of gedeelten van lokalen, bestemd voor intensieve zorgverlening en invasieve handelingen;
   3° ingeval het de toegang betreft tot operatiekwartieren en verkoeverkamers, verloskamers, oncohematologie, hemodialyse- en brandwondeneenheden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-15/09, art. 5, 056; Inwerkingtreding : 06-08-2021>

Art.330.Een geleidehond in de zin van dit hoofdstuk is een hond die opgeleid wordt door een instructeur of een vereniging erkend overeenkomstig de normen en de procedure bepaald door de Regering.
  [1 Overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten stelt de Regering een paspoort voor assistentiehonden op, dat aan de gebruiker van de hond wordt verstrekt en dat de bepalingen bevat inzake de toegankelijkheid voor personen die vergezeld zijn van een assistentiehond.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-15/09, art. 6, 056; Inwerkingtreding : 06-08-2021>

Afdeling 3. - Controle en toezicht
Art.331.[1 Al wie een assistentiehond de toegang tot voor het publiek toegankelijke plaatsen ontzegt op basis van een andere reden dan die waarin dit hoofdstuk voorziet, is strafbaar met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 100 euro en met een gevangenisstraf van een tot zeven dagen, of met een van deze straffen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2021-07-15/09, art. 7, 056; Inwerkingtreding : 06-08-2021>

Art.332.De controle en het toezicht op de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, alsook op de krachtens dit hoofdstuk genomen reglementaire maatregelen, worden uitgevoerd door de diensten van [1 het Agentschap]1.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-03/18, art. 145, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.333. De Regering bezorgt het Waals Parlement jaarlijks volgens de modaliteiten die zij bepaalt een verslag over de uitvoering van dit hoofdstuk.

Boek V. - Hulpverlening aan bejaarde personen
TITEL 1. - Stelsel voor de opvang en de huisvesting van bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Definities
Art.334.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  1° [7 bewoner : de bejaarde persoon van minstens zeventig jaar die in een inrichting voor bejaarde personen verblijft of opgevangen wordt, met uitzondering van de service-flats, alsmede elke andere persoon van minder dan zeventig jaar die er, bij wijze van uitzondering, verblijft of wordt opgevangen volgens de modaliteiten bepaald door de Regering;]7
  2° inrichtingen voor bejaarde personen :
  a) rustoord : de inrichting (onder welke benaming ook) voor de opvang van bejaarde personen die er op duurzame wijze verblijven en in aanmerking komen, in functie van hun afhankelijkheid, voor collectieve familiale en huishoudelijke diensten, voor hulpverlening in het dagelijkse leven en voor verpleegkundige en paramedische zorg;
  b) [1 rust- en verzorgingstehuis : de inrichting, onder welke benaming ook, [2 die bedoeld is in artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008]2. De Regering kan specifieke regels vastleggen wat betreft de leeftijd van de personen die opgevangen worden in rustoord[6 plaatsen]6 gereconverteerd naar rust- en verzorgings[6 plaatsen ]6 die bestemd zijn voor bijzondere pathologieën;]1
  c) [7 service-flat : één of meer gebouwen die een functioneel geheel vormen, specifiek aangepast voor de zorgverlening aan bewoners zoals bedoeld in 334, 1°, om hun behoud in een leefomgeving te bevorderen die verschillend is van een gemeenschappelijke huisvestingsstructuur voor bejaarde personen, onder welke benaming ook :
   i) hetzij beheerd door een natuurlijke of rechtspersoon die onder bezwarende titel woningen aan zijn bewoners aanbiedt waarin ze zelfstandig kunnen leven, alsook diensten waarop ze zelf een beroep kunnen doen;
   ii) hetzij die diensten levert, met uitzondering van huisvesting, in een gebouw of groep van gebouwen onderworpen aan het stelsel van mede-eigendom in artikelen 577-2 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.]7
  Onder functioneel geheel van een serviceflat wordt verstaan, het architecturale geheel dat zich onderscheidt van elke andere eventueel op dezelfde site gebouwde structuur en dat ondanks een mogelijke gemeenschappelijke straatingang uitgerust is met specifieke horizontale en verticale verkeerswegen waardoor de bewoners en de personen met beperkte beweeglijkheid een vlotte, veilige en hindernisloze toegang krijgen tot de gemeenschappelijke lokalen en uitrustingen.
  De lokalen, uitrustingen en gemeenschappelijke diensten kunnen ook toegankelijk zijn voor andere personen die minstens zestig jaar oud zijn.
  Op voorwaarde dat zij de benaming er niet van gebruiken, worden niet beschouwd als serviceflats in de zin van deze titel, de woningen voor oude gezinnen en de centra voor gemeenschappelijke diensten die onder respectievelijk het besluit van de Regent van 2 juli 1949 en het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 vallen;
  d) dagcentrum : een gebouw of deel van een gebouw, onder welke benaming ook, dat deel uitmaakt van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis, waar bewoners overdag worden opgevangen om er huishoudelijke en gezinsverzorging en, indien nodig, een therapeutische en sociale hulp te genieten; de localen van het dagcentrum worden in een functioneel geheel herenigd.
  Onder functioneel geheel van een dagcentum wordt verstaan, het aparte architecturale geheel dat alle lokalen van het dagcentrum herenigt;
  e) centrum voor avond- en/of nachtopvang : een gebouw of deel van een gebouw, onder welke benaming ook, dat hoofdzakelijk gebruikt wordt als dagcentrum, waar andere bewoners dan diegene die overdag in een dagcentrum verblijven 's avonds en/of 's nachts worden opgevangen om er huishoudelijke en gezinsverzorging en, indien nodig, een therapeutische en sociale hulp te genieten;
  f) dagverzorgingscentrum : een dagcentrum dat over een structuur voor gezondheidszorgen beschikt dat overdag sterk afhankelijke personen die zorgen nodig hebben ten laste neemt en die de nodige steun verleent om deze personen thuis te houden;
  g) kortstondig verblijf : tijdelijk verblijf in een rustoord of in een rust- en verzorgingstehuis, waarvan de duur aanvankelijk in gemeenschappelijk overleg wordt vastgelegd door de beheerder en de bewoner of diens vertegenwoordiger en die geen drie maanden of 90 samengetelde dagen per kalenderjaar, al dan niet in dezelfde inrichting, mag overschrijden;
  h) [5 ...]5
  3° beheerder : natuurlijke of rechtspersoon houder van een werkingsvergunning die het beheer van een inrichting voor bejaarde personen toelaat en die verantwoordelijk is t.o.v. de overheid voor de naleving van de werkingsnormen;
  4° directeur : de natuurlijke persoon die door de beheerder en onder zijn toezicht belast is met het dagelijks beheer van een inrichting voor bejaarde personen bedoeld in 2°, a) tot g) [3 ...]3;
  5° vertegenwoordiger :
  a) de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de bewoner;
  b) de door de bewoner aangewezen gemachtigde, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in de inrichting voor bejaarde personen uitoefent, er medebeheerder van is of onder het gezag van de beheerder staat. Deze beperking is niet van toepassing op bloed- en aanverwanten tot in de vierde graad;
  c) indien nodig of bij ontstentenis, een vertegenwoordiger van het bevoegde openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van elke persoon die een activiteit in de inrichting voor bejaarde personen uitoefent of er medebeheerder van is;
  6° levensproject van de inrichting : het geheel van de acties en maatregelen die de sociale integratie en de levenskwaliteit van de bewoners zowel binnen als buiten de inrichting voor bejaarde personen bedoeld in 2°, a) en b), [3 ...]3 moeten waarborgen.
  ----------
  (1)<DWG 2011-12-01/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2012>
  (2)<DWG 2013-02-21/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 80, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2015-12-17/55, art. 192, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (5)<DWG 2016-12-21/03, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (7)<DWG 2019-02-14/12, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK II. - Informatie over de inrichting
Art.335.§ 1. De inrichtingen voor bejaarde personen geven informatie over de aard van de verleende dienst.
  § 2. De publiciteit om het publiek over een inrichting voor bejaarde personen te informeren, moet de volgende gegevens bevatten :
  1° de naam en het adres van de inrichting voor bejaarde personen en haar nummer van werkingsvergunning;
  2° de rechtsvorm, het adres en de nauwkeurige identificatie van de beheerder;
  3° het aantal [2 plaatsen]2 als het gaat om een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis of een rustoord of tehuis voor kortstondige verblijven, de woningen als het gaat om seviceflats of de plaatsen als het gaat om een dagcentrum, een centrum voor avond en/of nachtopvang, een dagverzorgingscentrum [1 ...]1.
  [3 § 3. Elke inrichting voor bejaarde personen moet beschikken over een website die ten minste de in paragraaf 2 bedoelde informatie bevat.
   Naast de informatie voorzien in paragraaf 2, bepaalt de Regering of haar afgevaardigde de inhoud van deze website.]3
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-17/55, art. 193, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2016> en <DWG 2016-12-21/03, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-07-13/15, art. 14, 067; Inwerkingtreding : 12-03-2024>

Art.336.§ 1. In de schriftelijke inlichtingen die aan de kandidaat-bewoner of aan diens vertegenwoordiger worden verstrekt, moeten de volgende gegevens verplicht worden opgenomen :
  1° de naam, het adres van de inrichting en haar nummer van werkingsvergunning;
  2° de rechtsvorm, het adres en de nauwkeurige identificatie van de beheerder.
  Bovendien moeten de volgende gegevens worden vermeld :
  1° als het gaat om een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis :
  a) het aantal [2 plaatsen]2 van het rustoord of het rust- en verzorgingstehuis of het rustoord of het tehuis voor kortstondige verblijven, de verdeling ervan per kamer en het eventueel bestaan van een specifieke eenheid voor gedesoriënteerde bejaarde personen [3 of met ernstige cognitieve stoornissen of als dement gediagnosticeerd]3;
  b) de dagprijs van het verblijf volgens het type gekozen of aangeboden kamer;
  c) de supplementen en de prijs ervan;
  d) de voorwaarden van de samenwerking met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp alsook de voorwaarden voor de functionele verbinding met een rust- en verzorgingstehuis of met de vereniging inzake palliatieve zorgen die hetzelfde geografisch gebied dekt in het geval van een rustoord dat niet over [2 plaatsen]2 beschikt die gereconverteerd zijn naar rust- en verzorgingstehuizen;
  e) [3 het levensproject van de inrichting;]3
  2° als het om een serviceflat gaat :
  a) het aantal woningen;
  b) de maandprijs van de woning volgens het type woning;
  c) de aan de bejaarden aangeboden diensten en de prijs ervan;
  d) de voorwaarden van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp;
  3° als het gaat om een dagcentrum, een centrum voor avond- en/of nachtopvang of een dagverzorgingscentrum :
  a) het aantal opvangplaatsen;
  b) de opvangprijs per dag en de eventuele supplementen;
  c) de voorwaarden van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als het centrum niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp;
  d) de aan de bewoners voorgestelde activiteiten, hun frequentie en hun eventuele prijs;
  e) de openingsdagen en -uren van het centrum;
  4° [1 ...]1
  § 2. Tegelijk met voorgaande inlichtingen worden aan de betrokken personen een afschrift van het huishoudelijk reglement, alsook een standaardexemplaar van de huisvestings- of opvangovereenkomst overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2015-12-17/55, art. 192, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2016> en <DWG 2016-12-21/03, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK III. - Welzijn van de bewoners
Art.337. De inrichtingen voor bejaarde personen die krachtens deze titel een werkingsvergunning hebben gekregen, zijn ertoe gehouden :
   1° de individuele rechten van de bewoners na te leven;
   2° de eerbiediging van hun privaat, affectief en seksueel leven te waarborgen;
   3° het behoud van hun zelfstandigheid te bevorderen;
   4° hun deelname aan het sociaal, economisch en cultureel leven te bevorderen;
   5° een omgeving te waarborgen die gunstig is voor hun persoonlijke ontplooiing en welzijn;
   6° hun veiligheid te verzekeren met eerbied voor hun individuele rechten en vrijheden.

Art.338.[1 De inrichtingen voor bejaarde personen verbeteren voortdurend en waarborgen de kwaliteit van de geleverde diensten dankzij hun focus op de behoeften, verwachtingen en respect van de bewoners.
   De Regering neemt de nodige maatregelen om de constante verbetering en kwaliteit te bevorderen en om de bereidheid te ontwikkelen om te streven naar uitmuntendheid op dit gebied.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK IV. - Relaties met de bewoners
Art.339.[1 Het huishoudelijk reglement waarin de rechten en plichten van de bewoners en de beheerder zijn vastgesteld en waarbij de voorwaarden van artikel 359, 8°, in acht worden genomen, en het levensproject van de inrichting bedoeld in artikel 359, 10°, worden vóór de handtekening van de huisvestings- of opvangovereenkomst aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers overhandigd.]1
  De bewoner of zijn vertegenwoordiger krijgen één exemplaar van de overeenkomst die zij gesloten hebben met de beheerder uiterlijk de dag waarop ze hun intrede doen in de inrichting voor bejaarde personen; een tweede exemplaar wordt bij het in artikel 340 bedoelde persoonlijke dossier gevoegd.
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 8, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.340.Voor elke opgevangen bejaarde wordt een persoonlijk dossier aangelegd. Het [1 wordt voortdurend bijgehouden]1 op basis van de verstrekte gegevens en toegankelijk zijn voor de bewoner, zijn vertegenwoordiger en de met het toezicht belaste ambtenaren van het Waalse Gewest.
  Het persoonlijke dossier vermeldt de personalia van de bewoner en zijn vertegenwoordiger, evenals de naam en het adres van de personen en diensten die de beheerder eventueel moet raadplegen, de gegevens over de betaling van de huisvestingsprijs of opvangprijs, en, in voorkomend geval, de gegevens over de mutualiteit, de pensioenen, de plaatsbeschrijving alsook de in deposito gegeven voorwerpen of waarden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 81, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.341. § 1. Er wordt in elk rustoord, rust- en verzorgingstehuis, alsook in elke serviceflat een bewonersraad opgericht die samengesteld is uit de bewoners of hun vertegenwoordigers en/of hun gezinsleden. De directeur of diens vertegenwoordiger kunnen de vergaderingen van de bewonersraad bijwonen. De raad wordt gesteund door het personeel van de inrichting ten einde de vlotte werking ervan te waarborgen. De sociale dienst van de gemeente waar de betrokken inrichting is gevestigd wordt op de hoogte gebracht van de vergaderingen van de bewonersraad en wordt uitgenodigd om deze vergaderingen minstens één keer per jaar bij te wonen.
  De bewonersraad geeft adviezen en doet voorstellen, met name i.v.m. de werking van de inrichting, de organisatie van de diensten, het institutionele levensproject en de animatieactiviteiten.
  Er kan één bewonersraad worden opgericht als een rustoord en/of een rust- en verzorgingstehuis en/of een serviceflat in dezelfde inrichting zijn gevestigd.
  § 2. De bewonersraad vergadert minstens één keer per kwartaal.
  Voor elke vergadering van de bewonersraad wordt een verslag opgesteld. Dat verslag wordt bekendgemaakt op het aanplakbord en ligt ter inzage van de bewoners, hun gezinsleden, hun vertegenwoordiger, de burgemeester en van de ambtenaren van het Waalse Gewest belast met het toezicht.
  Suggesties, opmerkingen of klachten kunnen door de bewoner, zijn vertegenwoordiger of zijn gezin opgenomen worden in een door de inrichting ter beschikking gesteld register. De klagende partij wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven. Bovenbedoeld register wordt één keer per kwartaal op gewoon verzoek van de Raad van bewoners overgelegd.

HOOFDSTUK V. - Prijsverplichtingen
Art. 341/1. [1 In de Commissie " Opvang en huisvesting van bejaarde personen " bedoeld in artikel 15, onderhandelen de leden over één enkele overeenkomst, voor alle opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarde personen, waarbij de maximumprijzen voor de bewoners vastgesteld worden. De maximumprijzen betreffen de basisprijzen en de toeslagen die aan de bewoners gefactureerd kunnen worden.
   De in lid 1 bedoelde onderhandelde prijzen worden ten minste aangepast aan de omvang, de locatie of de specifieke infrastructuur van de inrichtingen voor bejaarde personen.
   De in lid 1 bedoelde overeenkomst wordt aan alle inrichtingen voor bejaarde personen voorgesteld.
   De inrichtingen voor bejaarde personen nemen zelf de beslissing om al dan niet met de in lid 1 bedoelde overeenkomst in te stemmen.
   Enkel de inrichtingen voor bejaarde personen die met de overeenkomst instemmen genieten van de prijsverhoging bedoeld in artikel 410/2, onverminderd de artikelen 342 en volgende.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 9, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.342.[1 In geval van nieuw bouwwerk, van verbouwingswerken van de inrichting voor bejaarde personen op dezelfde locatie, of van nieuw bouwwerk of renovatie op een andere locatie waarbij de plaatsen van de bestaande inrichting overgedragen worden, behouden de bewoners of de personen die voor de aanvang van de werken aanwezig waren een recht op de handhaving van de huisvestings- of opvangprijs die voor de aanvang van de werken gehanteerd was, zoals die vóór de verhuizing gefactureerd was, onverminderd een prijsverhoging toegelaten overeenkomstig artikel 359, 2°.
   De huisvestings- of opvangovereenkomst gesloten na de aanvang van de werken zal duidelijk vermelden dat een nieuwe prijs na afloop van de werken gehanteerd kan worden.
   Behoudens afwijking bepaald door de Regering, heeft een bewoner van kamer, indien hij moet verhuizen na een beslissing van de inrichting met betrekking tot zijn gezondheidstoestand, recht op de handhaving van de huisvestingsprijs.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 10, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.343. Bij laattijdige betaling van de verblijf- of opvangprijs kan enkel een verwijlinterest vereist worden waarvan het percentage niet hoger mag zijn dan het percentage van de wettelijke rente.

Art.344. Een voorschot voor de opneming in een inrichting voor bejaarde personen mag pas geëist worden na de ondertekening van de overeenkomst gesloten tussen de beheerder en de bewoner en voor zover de intrede van de bewoner niet ouder is dan één maand.
  Dit voorschot mag het maandelijks bedrag van de huisvestingsprijs (met uitsluiting van elke toeslag) niet overschrijden.
  Er mag geen voorschot worden gevraagd in de centra voor dag, avond en/of nachtopvang en in de dagverzorgingscentra.
  De overeenkomst vermeldt de datum van opneming in de inrichting.
  Het voorschot wordt in mindering gebracht van de eerste factuur of onverwijld terugbetaald als de bejaarde personen om redenen buiten zijn wil om onmogelijk opgenomen kan worden in de inrichting of als de beheerder hem niet kan opnemen op de datum waarin de overeenkomst voorziet.

HOOFDSTUK VI. - Programmering en beginselakkoorden
Afdeling 1. - Programmering
Art.345. De programmering van de inrichtingen voor bejaarde personen bedoeld in artikel 334, 2°, a), b), f) en g) beoogt :
  1° de beheersing van de evolutie van het aanbod inzake opvang, huisvesting of zorgen voor bejaarde personen in functie van hun evoluerende en gedifferentieerde behoeften;
  2° het verzekeren van een homogene verdeling van de inrichtingen voor bejaarde personen over het geheel van het grondgebied van het Waalse Gewest om een geografische nabijheid te waarborgen voor het behoud van de bestaande maatschappelijke banden;
  3° de garantie geven aan de bewoner dat hij een vrije keuze kan maken tussen de openbare sector, de verenigingssector of de commerciële privésector;
  4° het bijdragen tot het financieel evenwicht van de sociale zekerheid.

Art.346.§ 1. [1 ...]1 De Regering bepaalt de maximumcapaciteit van de rustoordbedden, met inbegrip van de rustoordbedden die gereconverteerd zijn naar rust- en verzorgingsbedden, alsook de maximale en minimale opvangcapaciteit per inrichting.
  [1 ...]1 Zij bepaalt ook de regels voor de herkwalificatie van rustoordbedden in rust- en verzorgingsbedden, alsook voor de herkwalificatie van de plaatsen van een dagcentum in plaatsen van een dagverzorgingscentrum.
  [1 ...]1 Zij bepaalt ook de huisvestingsregels per arrondissement op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.
  [1 ...]1 [1 Voor de toepassing van het eerste en van het tweede lid]1, worden minstens [1 negenentwintig procent]1 van de [2 plaatsen]2 bestemd voor de openbare sector, minstens [1 eenentwintig procent]1 voor de verenigingssector en kunnen maximum [1 vijftig procent]1 worden toegewezen aan de commerciële privé-sector.
  § 2. [1 ...]1 De Regering bepaalt het programmacijfer voor de vestiging van de dagverzorgingscentra, alsook de minimale en maximale opvangcapaciteit per inrichting.
  [1 ...]1 Zij bepaalt ook de huisvestingsregels per arrondissement op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.
  [1 ...]1 [1 Voor de toepassing van het eerste en van het tweede lid]1, worden minstens [1 negenentwintig procent]1 van de plaatsen bestemd voor de openbare sector, minstens [1 eenentwintig procent]1 voor de verenigingssector en maximum [1 vijftig procent]1 voor de commerciële privésector.
  § 3. [1 ...]1 De Regering bepaalt het specifieke vestigingsprogramma voor de rustoordbedden bestemd voor een kortstondig verblijf, alsook de minimale en maximale capaciteit per inrichting.
  [1 ...]1 Dit vestigingsprogramma wordt per arrondissement uitgevoerd op grond van het aantal bejaarde personen van 75 jaar en meer die er wonen.
  [1 ...]1 [1 Voor de toepassing van het eerste en van het tweede lid]1, worden minstens [1 negenentwintig procent]1 van de [2 plaatsen]2 bestemd voor de openbare sector, minstens [1 eenentwintig procent]1 voor de verenigingssector en kunnen maximum [1 vijftig procent]1 worden toegewezen aan de commerciële privésector.
  [3 § 4. Ten opzichte van de modaliteiten voor de bepaling van de quota bedoeld in paragraaf 1, lid 4, in paragraaf 2, lid 3, en in paragraaf 3, lid 3, kan de beheerder van een bepaalde sector, in de zin van artikel 345, 3°, zich verenigen met een beheerder van een andere sector in het kader van de oprichting van een nieuwe inrichting voor bejaarde personen, en hem het beheer toevertrouwen van plaatsen die in aanmerking komen voor een principeakkoord maar niet voor een werkingsvergunning door het sluiten van een partnerschapsovereenkomst.
   Die mogelijkheid tot vereniging wordt georganiseerd onverminderd hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en met inachtneming van hoofdstuk IV van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie betreffende de gemeentelijke vzw's.
   Het sluiten van een partnerschapsovereenkomst veroorzaakt geen overdracht van plaatsen tussen quota van verschillende sectoren : de plaatsen worden binnen de verdeling van de quota behouden, afhankelijk van de sector waarvoor het principeakkoord toegekend is.
   De Regering bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten voor de toepassing van dit paragraaf, met name de minimale inhoud van de overeenkomst bedoeld in lid 3.]3
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 84, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 11, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.347. De Regering bepaalt de modaliteiten volgens welke zij de uitvoerige gegevens over de geactualiseerde stand van de vestigingsprogramma's ter beschikking stelt.

Afdeling 2. - Beginselakkoord
Art.348.§ 1. Elk project betreffende de opening van een inrichting voor bejaarde personen bedoeld in artikel 334, 2°, a), b), f) en g), de uitbreiding ervan of de heropening ervan na een onderbreking van de uitbating die het verlies van de werkingsvergunning tot gevolg had, vereist het beginselakkoord van de Regering [1 of haar afgevaardigde]1.
  Als een inrichting voor bejaarde personen van sector verandert, wordt een voorafgaand beginselakkoord vereist.
  Worden niet onderworpen aan het beginselakkoord :
  1° de verandering van beheerder binnen éénzelfde sector;
  2° de voorlopige overbrenging, in geval van werken of dringende volksgezondheids- of veiligheidsredenen, van de bewoners van een inrichting naar een andere huisvestingsstructuur bedoeld in deze titel;
  3° de overbrenging naar een andere locatie, zonder capaciteitsverhoging en in hetzelfde arrondissement, van [2 plaatsen]2 of plaatsen verspreid over verschillende locaties of [2 plaatsen]2 of plaatsen die onder éénzelfde beheerder vallen.
  De betrokken beheerder moet de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 op de hoogte brengen binnen de maand voor de toestand bedoeld in 1°, onverwijld in geval van dringende redenen bedoeld in 2°, en vijftien dagen vooraf voor de andere toestanden.
  [3 Met betrekking tot punt 3° bepaalt de Regering de situaties en de voorwaarden waarin de overbrenging naar een andere locatie aangrenzende arrondissementen betreft, door bij te dragen aan de naleving van de programmering tussen de verschillende arrondissementen.]3
  § 2. Het beginselakkoord mag niet afgestaan worden, behalve bij vervanging van de beheerder van de inrichting waaraan de bij de overdracht betrokken [2 plaatsen]2 en opvangplaatsen toebehoren en voorzover deze geconcretiseerd worden op dezelfde site, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen als die welke zijn vastgelegd bij het geven van het beginselakkoord.
  De bescherming van de bewoners kan het voorwerp uitmaken van bijzondere modaliteiten als het verzoek om beginselakkoord vergezeld gaat van een overdracht van [2 plaatsen]2 of opvangplaatsen waarvoor een werkingsvergunning is verleend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 12, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.349.De Regering bepaalt de criteria en de procedure voor de toekenning van het beginselakkoord.
  Met deze criteria moeten de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 het volgende kunnen beoordelen :
  1. de wil van de inrichting om verschillende diensten aan te bieden die de thuishouding kunnen steunen en die beantwoorden aan de specifieke behoeften van de gedesoriënteerde bejaarde personen;
  2. de architecturale kwaliteit van het project, zijn vestiging, zijn integratie in het maatschappelijk leven en de middelen die aangewend worden om bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling, meer bepaald wat betreft energiebesparingen en waterverbruik;
  3. de middelen die aangewend worden om een optimale toegankelijkheid te bieden aan de gehandicapte personen en om aan de behoeften van bejaarde personen met zintuiglijke stoornissen te voldoen;
  4. de evenwichtige verdeling van de inrichtingen voor bejaarde personen op het grondgebied van het Franse taalgebied.
  [2 Betreffende punt 4° voorziet de Regering in specifieke modaliteiten voor de grensarrondissementen om rekening te houden met bewoners van aangrenzende landen.]2
  [2 De Regering bepaalt de voorrangscriteria in verband met de wachtlijst. Deze criteria hebben betrekking op :
   1° de te licht uitgevoerde programmering binnen het arrondissement waarin de inrichting zich bevindt;
   2° de datum van de aanvraag;
   3° de sector van de inrichting.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 13, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.350.Als een verzoek om beginselakkoord bij de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 ingediend wordt, gaat deze na of het project verenigbaar is met het vestigingsprogramma bedoeld in hoofdstuk VI, afdeling 1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.351.[1 Het door de Regering gegeven principeakkoord is niet meer van kracht als de werkingsvergunning niet binnen vijf jaar verleend is.
   De Regering bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten waarin er van lid 1 afgeweken wordt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 14, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

HOOFDSTUK VII. - Werkingsvergunning
Afdeling 1. - Toekenningsprocedure
Art.352.Het verzoek om een werkingsvergunning wordt door de beheerder ingediend bij aangetekend schrijven of via elke door de Regering bepaalde wijze die vaste datum aan de verzending verleent.
  De Regering bepaalt de ontvankelijkheidsvoorwaarden, de samenstelling van het dossier en de procedure voor de toekenning van een werkingsvergunning alsook de voorwaarden en de modaliteiten betreffende de voorlopige werkingsvergunning.
  De werkingsvergunning bepaalt het aantal [1 plaatsen]1, plaatsen of woningen per type inrichting.
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.353.De werkingsvergunning kan door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 geweigerd worden als de bepalingen van deze titel of de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen.
  De beslissingen tot weigering van werkingsvergunningen kunnen slechts op bepaalde delen van een gebouw of op bepaalde vestigingen slaan
  De Regering bepaalt de procedures en de voorwaarden voor de weigering van de werkingsvergunningen, alsmede de beslissingstermijnen.
  Weigering heeft de sluiting van de inrichting voor bejaarde personen tot gevolg. De weigering van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van rust- en verzorgingstehuis tot gevolg. De weigering van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat niet over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de sluiting van bedoelde inrichting tot gevolg.
  De weigering van een werkingsvergunning van een dagverzorgingscentrum dat over een werkingsvergunning als dagcentum beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van dagverzorgingscentrum tot gevolg.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.354.[1 § 1. Bij verandering van beheerder behoudt de inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen haar definitieve werkingsvergunning voor zover de toekenningsvoorwaarden vervuld blijven.
   § 2. Als de inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen over een tijdelijke werkingsvergunning beschikt, wordt de werkingsvergunning, bij verandering van beheerder, met ingang van de datum van kennisgeving van de verandering bedoeld in artikel 368 voor een maximumduur van één jaar verlengd, voor zover de toekenningsvoorwaarden vervuld blijven.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>

Art.355. Alle beslissingen tot weigering van een werkingsvergunning worden zo spoedig mogelijk door de beheerder aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers meegedeeld.

Art.356.De beheerder die van plan is een inrichting voor bejaarde personen vrijwillig te sluiten, verwittigt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 minstens drie maanden vóór de sluiting en brengt ze op de hoogte van de maatregelen die hij genomen heeft voor de overplaatsing van zijn bewoners. Er wordt akte genomen van de sluiting waarvan wordt nagegaan of ze wordt uitgevoerd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.357.Elke persoon die bij een rechterlijke beslissing met de administratie van een inrichting voor bejaarde personen belast wordt, meldt zich onmmiddellijk bij de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
  [1 Elk besluit tot ontruiming is het voorwerp van een voorafgaand overleg tussen de bestuurder van de inrichting voor bejaarde personen, aangewezen bij een rechtsbeslissing, de burgemeester en de ambtenaren belast met het toezicht op de inrichtingen voor bejaarde personen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 85, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Werkingsnormen
Art.358.§ 1. Een inrichting voor bejaarde personen mag niet zonder werkingsvergunning worden uitgebaat.
  De definitieve werkingsvergunning wordt voor een onbepaalde periode verleend.
  Een voorlopige werkingsvergunning kan vooraf toegekend worden voor een maximumperiode van één jaar als het om een eerste aanvraag gaat. Ze kan verlengd worden als veiligheidswerken zulks rechtvaardigen.
  De definitieve werkingsvergunning wordt geacht verleend te zijn als de voorlopige werkingsvergunning na afloop van de geldigheidstermijn niet het voorwerp van een weigering heeft uitgemaakt.
  Een eenmalige werkingsvergunning wordt toegekend voor de [2 plaatsen]2 van het rustoord, van het rust- en verzorgingstehuis en voor een kortstondig verblijf in eenzelfde inrichting.
  Een eenmalige werkingsvergunning wordt toegekend voor de plaatsen in een centrum voor dag-, avond en/of nachtopvang en in een dagverzorgingscentrum van eenzelfde inrichting.
  § 2. Elke wijziging in de gegevens van het dossier betreffende de aanvraag tot werkingsvergunning wordt door de beheerder schriftelijk meegedeeld volgens modaliteiten die de Regering bepaalt.
  § 3. In afwijking van [1 paragraaf 1]1, eerste lid, kan een inrichting voor bejaarde personen die over een beginselakkoord beschikt of er krachtens artikel 348, § 1, van vrijgesteld is, die ook over een veiligheidsattest beschikt en waarvan de beheerder bij de administratie een aanvraag tot werkingsvergunning heeft ingediend volgens de modaliteiten omschreven in artikel 352, ten vroegste vijftien dagen na verzending van de aanvraag in exploitatie worden genomen, behoudens andersluidend met redenen omkleed advies, meegedeeld aan de aanvrager vóór de voorziene datum van de opening, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.
  § 4. De Regering kan, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, afwijken van de normen betreffende het gebouw en van de normen genomen overeenkomstig de reglementering inzake brandbeveiliging die bij of krachtens deze titel van toepassing zijn op de inrichtingen voor bejaarde personen, voor zover deze afwijkingen de levenskwaliteit en de veiligheid van de bewoner niet in het gedrang brengen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 86, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Onderafdeling 1. - Werkingsnormen eigen aan rustoorden
Art.359.De Regering bepaalt de werkingsnormen waaraan de rustoorden moeten voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe moeten verbinden te voldoen om een werkingsvergunning te krijgen.
  Deze normen hebben o.a. betrekking op :
  1° de door de huisvestingsprijs gedekte diensten;
  2° de modaliteiten voor de aanpassing van de huisvestingsprijs;
  3° het gebouw, meer bepaald de reglementering inzake brandbeveiliging en paniek, in zover ze een aanvulling en een aanpassing van de federale normen zijn;
  4° de voeding, de hygiëne en de gezondheidszorg;
  5° de volgende gegevens over de personen die werkzaam zijn in het rustoord : aantal, bevoegdheid, kwalificatie, effectieve aanwezigheid en moraliteit;
  6° de ervarings- en kwalificatievereisten alsmede de minimale vereisten inzake activiteit en aanwezigheid om de functie van directeur uit te oefenen;
  7° de modaliteiten van de samenwerking met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp, desgevallend, met een rust- en verzorgingstehuis of met de vereniging inzake palliatieve zorgen die het betrokken geografisch gebied dekt, als het rustoord niet over rust- en verzorgings[2 plaatsen]2 beschikt;
  8° [1 het huishoudelijk reglement waarvan de minimale inhoud en de mededelingsmodaliteiten door de Regering worden bepaald, en waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen]1 :
  a) eerbied voor het privéleven van de bewoners alsmede voor hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen;
  b) de vrije keuze van de arts;
  c) de vrije toegang tot het rustoord voor familie en vrienden, en voor de bedienaars van de verschillende erediensten en de lekenzorgers die de bewoners of hun vertegenwoordiger hebben laten komen;
  d) een maximale uitgangsvrijheid.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  9° [1 de huisvestingsovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner of zijn vertegenwoordiger, waarvan de minimale inhoud en de mededelingsmodaliteiten door de Regering worden bepaald, en waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen]1 :
  a) de zekerheid van de bewoner omtrent de kwaliteit van de huisvesting en de verleende diensten;
  b) de zekerheid van de bewoner omtrent de prijs van de huisvesting en van de verleende diensten, met name de dagelijkse huisvestingsprijs, de door de prijs gedekte diensten, alsmede de voorwaarden voor de aanpassing ervan en eventueel het bedrag van de gedeponeerde waarborg en de bestemming ervan;
  c) de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de beheerder worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan;
  d) de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan;
  e) de inachtneming van de bijzondere voorschriften i.v.m. het kortstondig verblijf.
  [1 ...]1
  10° het levensproject van de inrichting voor bejaarde personen en de uitvoering ervan dat inspeelt op de behoeften van de bewoners om hen een optimale levenskwaliteit te waarborgen en hun autonomie te handhaven.
  Dit levensproject bevat minstens :
  a) de bepalingen i.v.m. het onthaal van de bewoners, genomen met het oog op het respect van hun persoonlijkheid, op de verzachting van de breuk die ze samen met hun gezin bij hun opneming ondervinden en op de opsporing van de elementen op grond waarvan tijdens het verblijf de nadruk gelegd kan worden op hun bekwaamheden en verlangens;
  b) de bepalingen i.v.m. het verblijf waarbij de bewoners een levenskader kunnen terugvinden dat zo dicht mogelijk aanleunt bij hun gezinskader, namelijk door ze aan te zetten tot deelname in de beslissingen betreffende het gemeenschappelijk leven en door het ontwikkelen van bezigheids-, relationele en culturele activiteiten zodat het rustoord zich kan openstellen voor de buitenwereld;
  c) de bepalingen i.v.m. de organisatie van de zorgverlening en de hotelwezendiensten om de bewoners autonomie en tegelijkertijd welzijn, levenskwaliteit en waardigheid te waarborgen;
  d) de bepalingen houdende organisatie van ploegwerk in een interdisciplinaire geest en in een kader van permanente vorming waarbij het personeel in zijn handelingen en woorden respect moet tonen voor de persoon en de individualiteit van de bewoner en waarbij aan bedoeld personeel o.a. inzake tijd middelen worden verschaft met het oog op een vlottere inzameling en overdracht van de opmerkingen die de doelstellingen van het levensproject helpen halen;
  e) de bepalingen i.v.m. een deelname van de bewoners, elk volgens zijn bekwaamheden, om dialoog te bevorderen, suggesties in ontvangst te nemen, in team de verwezenlijking evalueren van de doelstellingen vervat in het institutionele levensproject en activiteiten aanbieden die ieders verwachtingen inlossen.
  [3 f) de bepalingen met het oog op het respect voor het relationele, affectieve en seksuele leven van de bewoners, ongeacht hun seksuele geaardheid of hun geslachtsidentiteit.]3
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 87, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 15, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.360.De Regering bepaalt de specifieke werkingsnormen betreffende de huisvesting van gedesoriënteerde bejaarde personen in een aangepaste eenheid [1 of met ernstige cognitieve stoornissen of als dement gediagnosticeerd]1.
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 16, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.361. De Regering bepaalt de bijkomende werkingsnormen waaraan moet worden voldaan door geografisch verspreide rustoorden die door dezelfde inrichtende macht en dezelfde directeur worden beheerd en om een eenmalige werkingsvergunning vragen.
  Deze normen hebben o.a. betrekking op de maximale verwijdering van de locaties, de minimale en maximale capaciteit van elke vestiging en het personeel dat er tewerkgesteld is.

Onderafdeling 2. - Werkingsnormen eigen aan serviceflats
Art.362.§ 1. De Regering legt de normen vast waaraan de serviceflats moeten voldoen om over een werkingsvergunning te beschikken :
  1° de samenstelling van de individuele woningen die minstens het volgende bevatten :
  a) een woonkamer;
  b) een keukenruimte, eventueel in de woonkamer;
  c) een slaapkamer;
  d) een badkamer;
  e) een toilet, eventueel in de badkamer;
  2° De minimale oppervlakten van de individuele woningen;
  3° Het aantal, de omschrijving en de oppervlakte van de gemeenschappelijke lokalen;
  4° de wijze waarop een wachtdienst wordt verzekerd, om de bewoners zo nodig de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk te kunnen verlenen;
  5° de facultatieve diensten die de beheerder moet organiseren of ter beschikking stellen van de bewoners en de gebruiksvoorwaarden ervan;
  6° de modaliteiten van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als de serviceflat niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp.
  § 2. De serviceflats moeten bovendien voldoen of, als aan bepaalde normen pas gedurende de werking kan worden voldaan, zich ertoe verbinden te voldoen aan de door de Regering bepaalde normen betreffende de volgende gegevens :
  1° de door de maandelijkse huisvestingsprijs gedekte diensten;
  2° de aanpassingsmodaliteiten van de huisvestingsprijs;
  3° het gebouw, meer bepaald de reglementering inzake brandbeveiliging en paniek, in zover ze een aanvulling en een aanpassing van de federale normen zijn;
  4° de voeding en de hygiëne;
  5° de volgende gegevens over de personen die werkzaam zijn in de serviceflats : aantal, bevoegdheid, kwalificatie, effectieve aanwezigheid en moraliteit;
  6° de ervarings- en kwalificatievereisten alsmede de minimale vereisten inzake activiteit en aanwezigheid om de functie van directeur uit te oefenen;
  7° [1 het huishoudelijk reglement waarvan de minimale inhoud en de mededelingsmodaliteiten door de Regering worden bepaald, en waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen]1 :
  a) eerbied voor het privé-leven van de bewoners alsmede voor hun ideologische, filosofische en religieuze opvattingen;
  b) de vrije keuze van de arts;
  c) de vrije toegang tot de serviceflat voor familie en vrienden, en voor de bedienaars van de verschillende erediensten en de lekenzorgers die de bewoners of hun vertegenwoordiger hebben laten komen;
  d) een maximale uitgangsvrijheid.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  8° [1 de huisvestingsovereenkomst tussen de beheerder en de bewoner of zijn vertegenwoordiger, waarvan de minimale inhoud en de mededelingsmodaliteiten door de Regering worden bepaald, en waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen]1 :
  a) de zekerheid van de bewoner omtrent de kwaliteit van de huisvesting en de verleende diensten;
  b) de zekerheid van de bewoner omtrent de prijs van de huisvesting en van de verleende diensten, met name de maandelijkse huisvestingsprijs, de door de prijs gedekte diensten, alsmede de voorwaarden voor de aanpassing ervan en eventueel het bedrag van de gedeponeerde waarborg en de bestemming ervan;
  c) de bescherming van de bewoner i.v.m. het in bewaring geven van de goederen, waarborgen en waarden die aan de beheerder worden toevertrouwd, alsmede de voorschriften voor het eventuele beheer ervan;
  d) de zekerheid van de bewoner omtrent de duur van de overeenkomst, de opzeggingsvoorwaarden en -termijnen ervan.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 88, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Werkingsnormen eigen aan centra voor dag-, avond- en/of nachtopvang
Art.363. § 1. De Regering bepaalt de normen waaraan de centra voor dag, avond- en/of nachtopvang moeten voldoen om over een werkingsvergunning te beschikken.
  Deze normen hebben o.a. betrekking op :
  1° de inrichting en de oppervlakte van de lokalen die specifiek bestemd zijn voor het centrum voor dag-, avond- en/of nachtopvang;
  2° de aangelegenheden bedoeld in artikel 359, 1° tot 9° ;
  3° de modaliteiten van de samenwerking met een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis als het opvangcentrum niet gevestigd is op de locatie van een rustoord of een rust- en verzorgingstehuis alsook met één of meerdere coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp.
  § 2. De Regering bepaalt, binnen de perken van de begrotingskredieten, de voorwaarden waaronder een dagelijkse forfaitaire toelage per opgevangen persoon wordt verleend als tegemoetkoming in de werkingskosten van de centra beheerd door een publiekrechtelijk rechtspersoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstoogmerk.

Onderafdeling 4. - Werkingsnormen eigen aan gezinsopvang
Art.364.
  <Opgeheven bij DWG 2015-12-17/55, art. 192, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2016> en <DWG 2016-12-21/03, art. 6, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VIII. - Controle en straffen
Afdeling 1. - Controle
Art.365.[2 Om de drie jaar stelt de beheerder van een inrichting voor bejaarde personen een verslag op, omtrent de kwaliteit van de dienstverlening, zorgverlening, omkadering en infrastructuur, hygiënemaatregelen, het levensproject, de begeleiding van de bewoners en de poging om de praktijken voortdurend te verbeteren.]2
  [1 De Regering bepaalt de inhoud en de mededelingsmodaliteiten van het verslag.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 89, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 17, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.366.§ 1. De burgemeester of diens afgevaardigde kan elk ogenblik een inrichting voor bejaarde personen bezoeken om de huisvestingsvoorwaarden en het welzijn van de personen die er worden ondergebracht of opgevangen te controleren; desgevallend, richt hij een verslag aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2.
  Wat betreft de plaatsen die als een woning worden beschouwd in de zin van artikel 15 van de Grondwet, wordt hun bezoek onderworpen aan het uitdrukkelijk akkoord van de bewoner of zijn vertegenwoordiger of, bij gebrek, van de rechter van de politierechtbank of van zijn plaatsvervanger, behalve in spoedgevallen, wanneer de in gevaar verkerende bejaarde dringend hulp behoeft.
  § 2. De ambtenaren aangewezen door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 voor het toezicht op de inrichtingen voor bejaarde personen moeten toezien op de naleving van de bij of krachtens deze titel bepaalde regels alsmede van de door de federale overheid bepaalde regels inzake de erkenning van rust- en verzorgingstehuizen en dagverzorgingscentra.
  [1 ...]1
  Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze :
  1° alle controles en onderzoeken voeren en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten, met name :
  a) elke persoon ondervragen over elk gegeven dat nuttig is voor het toezicht;
  b) elk nuttig document voor de uitoefening van hun opdracht opzoeken of het zich laten bezorgen, er een afschrift van maken of het tegen ontvangbewijs meenemen;
  2° processen-verbaal van bevinding opmaken, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen.
  [1 3° "een beroep doen op de openbare macht".]1
  Een afschrift daarvan wordt [3 ...]3 ter kennis gebracht van de beheerder en van de auteur van de feiten.
  Wat betreft de plaatsen die als een woning worden beschouwd in de zin van artikel 15 van de Grondwet, wordt hun bezoek onderworpen aan het uitdrukkelijk akkoord van de bewoner of zijn vertegenwoordiger of, bij gebrek, van de rechter van de politierechtbank of van zijn plaatsvervanger, behalve in spoedgevallen, wanneer de in gevaar verkerende bejaarde dringend hulp behoeft.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 90, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2023-07-13/15, art. 15, 067; Inwerkingtreding : 22-09-2023>

Art.367. Alle beslissingen tot verlening, tot schorsing, tot weigering of intrekking van een werkingsvergunning worden zo spoedig mogelijk aan de burgemeester en de voorzitter van het centrum voor maatschappelijk welzijn meegedeeld.
  De burgemeester houdt een register van de inrichtingen voor bejaarde personen die gevestigd zijn op het grondgebied van zijn gemeente. Dit register wordt ter beschikking van de bevolking gesteld.

Art.368.[1 Elke verandering van beheerder wordt uiterlijk binnen de maand waarin de inrichting voor bejaarde personen wordt overgedragen, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 91, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Straffen
Onderafdeling 1. - Opschorting, intrekking, sluiting
Art.369.De werkingsvergunning kan door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 opgeschort of ingetrokken worden als de bepalingen van deze titel of de krachtens deze titel vastgelegde bepalingen niet in acht worden genomen.
   De beslissingen tot opschorting, intrekking van werkingsvergunningen kunnen slechts op bepaalde delen van een gebouw of op bepaalde vestigingen slaan.
  Als de beheerder van de inrichting voor bejaarde personen of de persoon die in zijn naam handelt, de ambtenaren aangewezen door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 belet toezicht uit te oefenen, kan dat aanleiding geven tot de opschorting van de werkingsvergunning.
  De Regering bepaalt de procedures en de voorwaarden voor de opschorting of de intrekking van de werkingsvergunningen, alsmede de beslissingstermijnen.
  [1 De beslissing tot opschorting wordt aan de ingang van het gebouw aangeplakt en houdt in dat het verboden is nieuwe bewoners op te vangen.]1
  De intrekking van de werkingsvergunning heeft de sluiting van de inrichting voor bejaarde personen tot gevolg. De intrekking van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van rust- en verzorgingstehuis tot gevolg. De intrekking van de werkingsvergunning van een rust- en verzorgingstehuis dat niet over een werkingsvergunning als rustoord beschikt heeft de sluiting van bedoelde inrichting tot gevolg.
  De intrekking van de werkingsvergunning van een dagverzorgingscentrum dat over een werkingsvergunning als dagcentum beschikt heeft de afschaffing van de hoedanigheid van dagverzorgingscentrum tot gevolg.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 92, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.370. Als een inrichting voor bejaarde personen de bij of krachtens deze titel bepaalde voorschriften niet naleeft, dan wordt haar volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een waarschuwing toegestuurd die haar verzoekt om zich onmiddellijk te voegen naar de normen als de situatie een dringende correctie vereist of binnen een termijn van een week tot maximum drie maanden in de andere gevallen.
  Als de inrichting voor bejaarde personen bij het verstrijken van de termijn de bij of krachtens deze titel bepaalde voorschriften niet naleeft, kan volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten een procedure tot opschorting, weigering of intrekking van de werkingsvergunning worden opgestart.

Art.371.Als in het kader van de uitoefening van het toezicht ernstige nalatigheden worden vastgesteld en dat de beheerder deze nalatigheden binnen de opgelegde termijn niet rechtzet, kan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 op de kosten van de beheerder een commissaris aanwijzen die belast is met de begeleiding van de directie van de inrichting voor bejaarde personen gedurende de tijd die nodig is om de vastgestelde ernstige nalatigheden te regulariseren.
  [1 Elke beslissing betreffende de inrichting en de bejaarde personen die er zijn ondergebracht of opgevangen wordt vooraf door de commissaris gevalideerd.]1
  De Regering bepaalt de geldende modaliteiten en voorwaarden, alsook de rechten en plichten van de commissaris en van de inrichtingen voor bejaarde personen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 93, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.372. § 1. De Regering kan volgens de door haar bepaalde procedure besluiten tot de dringende sluiting van een inrichting voor bejaarde personen om redenen van volksgezondheid, veiligheid of kennelijke niet-naleving van de geldende bepalingen.
  De beslissing tot dringende sluiting kan enkel bepaalde gedeelten van het gebouw of bepaalde vestigingen betreffen.
  De beslissing tot dringende sluiting kan ongedaan worden gemaakt indien de omstandigheden die tot die beslissing dwongen, niet meer verenigd zijn.
  § 2. De Regering beveelt de sluiting van de inrichtingen die zonder werkingsvergunning werken, met inachtneming van de procedure die zij bepaalt.

Art.373. § 1. De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen tot sluiting bedoeld in artikel 372 en laat de sluitingen verrichten die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een werkingsvergunning.
  Met het oog hierop zorgt hij ervoor dat alle nuttige maatregelen genomen worden.
  Daartoe kan hij de bewoners laten evacueren en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verzoeken om ze zo spoedig mogelijk op te vangen en te huisvesten
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  <DWG 2014-02-20/20, art. 94, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.374. Alle beslissingen tot opschorting of tot intrekking van een werkingsvergunning worden onverwijld door de beheerder aan de bewoners of aan hun vertegenwoordigers meegedeeld.

Onderafdeling 2. - Administratieve straffen
Art.375.§ 1. [1 Gestraft wordt met een administratieve geldboete :
   1° [4 van 250 euro tot 25.000 euro, de beheerder die een inrichting voor bejaarde personen uitbaat zonder werkingsvergunning, of boven de erkende capaciteit bepaald in de werkingsvergunning waarover hij beschikt, onverminderd artikel 358, § 3;]4
   2° van 250 euro tot 10.000 euro, de beheerder die een inrichting voor bejaarde personen uitbaat waarvan de werkingsvergunning werd opgeschort en die de tekortkomingen die deze beslissing tot gevolg hebben gehad, niet heeft rechtgezet binnen drie maanden na de kennisgeving ervan, alsook de beheerder die nieuwe bewoners opvangt ondanks beslissing tot opschorting van de werkingsvergunning;
   3° van 250 euro tot 5.000 euro, de beheerder die opzettelijk een onjuiste of niet-eerlijke verklaring aflegt om een beginselakkoord of een werkingsvergunning te bekomen of te behouden.]1
  § 2. Bij herhaling binnen vijf jaar na de vaststelling van de overtreding, worden de bovenbedoelde bedragen verdubbeld.
  § 3. De Regering [3 of haar afgevaardigde]3 legt de administratieve geldboetes op. De geldboete moet betaald worden binnen twee maanden na de kennisgeving.
  § 4. [1 De Regering bepaalt de procedure tot toepassing van de administratieve geldboetes bedoeld in [2 paragraaf 1]2 en de procedure voor de ambtshalve inning bij niet-betaling binnen de opgelegde termijn.]1
  ----------
  (1)<DWG 2011-12-01/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 02-01-2012>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 95, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2016-10-20/18, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 20-11-2016>

Onderafdeling 3. - Rechterlijke straffen
Art.376. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot 281 van het Strafwetboek worden een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 15 tot 25 euro opgelegd, de beheerder die de werkingsnormen kennelijk niet heeft nageleefd en de bescherming, de veiligheid of de gezondheid van de bewoners daardoor in gevaar brengt.
  § 2. Onverminderd de toepassing van de bij het Strafwetboek bepaalde straffen worden een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 10 tot 50 euro of één van die straffen opgelegd :
  1° degene die rechtstreeks of onrechtstreeks terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een inrichting voor bejaarde personen of een bedrijf, een dienst of een instelling die een inrichting voor bejaarde personen beheert :
  a) op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de bewoners beheert;
  b) door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goederen die aan een bewoner toebehoren, laat overhandigen;
  c) de fondsen of goederen van de bewoners beheert, behalve met inachtneming van de voorwaarden eventueel bepaald bij de overeenkomst bedoeld in de artikelen 359, 9°, 362, § 2, 8°, en 364, 5° ;
  2° degene die als voorwaarde voor de intrede in een inrichting voor bejaarde personen de betaling van een andere voorschot of borg oplegt dan die door deze titel of ter uitvoering ervan toegelaten is.

Art.377. Bij wijze van veiligheidsmaatregel kunnen de hoven en rechtbanken, naast de veroordelingen bedoeld in artikel 376, verbieden dat de overtreders van de bepalingen van deze titel en de bepalingen genomen krachtens deze titel een inrichting voor bejaarde personen zouden exploiteren of leiden, zowel persoonlijk als via een tussenpersoon, gedurende een door hen te bepalen periode. Deze periode kan niet langer zijn dan tien jaar.
  Het verbod treedt slechts in werking als er tegen de veroordeling geen gewoon of buitengewoon beroep meer mogelijk is. De overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van 25 tot 125 euro per opgevangen bejaarde persoon of één van die straffen.

TITEL II. - bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.378. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
  1° " mishandeling " : elke daad of nalatigheid begaan door een persoon of een groep van personen die in zijn persoonlijke of beroepsrelatie met een bejaarde persoon fysieke, morele of materiële schade aan deze persoon berokkent of zou kunnen berokkenen;
  2° " bejaarde personen " : personen die minstens zestig jaar oud zijn;
  3° " interveniënt " : elke persoon in relatie met de bejaarde persoon, ongeacht of hij lid van het gezin of van de omgeving is, of beroepshalve handelt.

Art.379.Een instelling belast met de bestrijding van de mishandeling, hierna " agentschap " genoemd, wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK II. - Instelling belast met de bestrijding van de mishandeling van bejaarde personen
Afdeling 1. - Erkenning
Art.380.Het agentschap wordt op eigen verzoek door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 erkend onder de volgende voorwaarden :
  1° het is opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de [3 zetel]3 door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 wordt bepaald;
  2° zijn raad van bestuur is samengesteld uit de vertegenwoordigers :
  - [2 ...]2
  - van verenigingen die actief zijn in de sector van de derde leeftijd;
  - van openbare regionale operatoren met een statistische opdracht;
  3° het beschikt over een team waarvan de minimale samenstelling door de Regering wordt vastgelegd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2019-02-14/12, art. 18, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<DWG 2023-04-06/05, art. 16, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art.381.De erkenningsaanvragen worden bij aangetekend schrijven [1 of op elke wijze waarop een vaststaande datum aan de zending wordt verleend]1 gericht aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2, die zich uitspreekt binnen twee maanden nadat ze onderzocht heeft of de bij het decreet en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
  Indien de voorwaarden door verschillende verenigingen vervuld worden, beslist de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 nadat een jury, waarvan zij de samenstelling bepaalt, een selectie heeft doorgevoerd. De jury [1 brengt advies uit]1 door de kwaliteit van de projecten en de ervaring van de personen die voor de uitvoering van de projecten instaan te toetsen aan de opdrachten zoals bepaald bij artikel 382.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 98, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Opdrachten en verslag van het agentschap
Art.382.Het agentschap vervult de volgende opdrachten :
  1° een begeleiding inzake mishandeling ten gunste van de bejaarde personen, o.a. door de invoering, het beheer en de opvolging van een gratis telefoonnummer;
  2° de organisatie van acties, informatieverstrekking en bewustmaking inzake mishandeling naar het publiek toe, o.a. door het totstandbrengen van een website;
  3° de organisatie van opleidingen voor beroepen die met mishandelingsgevallen geconfronteerd kunnen worden;
  4° de uitwisseling van informatie, statistieken of goede praktijken met soortgelijke verenigingen of organisaties in de aangrenzende Gewesten of Gemeenschappen of in andere landen.
  Het agentschap [1 vervult deze vier opdrachten]1 op het gezamenlijke grondgebied van het Franse taalgebied, met minstens één antenne per provincie en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 99, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.383.Een door het agentschap opgemaakt jaarverslag wordt [3 ...]3 door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 goedgekeurd en uiterlijk 15 juni voor informatie aan het Parlement overgemaakt.
  Dat verslag bevat :
  1° een balans en een omschrijving van de acties die gedurende het afgelopen jaar georganiseerd werden;
  2° voorstellen tot oriëntatie van het tegen mishandeling te voeren beleid;
  3° een statistische bijlage betreffende de mishandelingsdossiers die gedurende het afgelopen jaar geregistreerd en behandeld werden, naar gelang van de volgende types van interventie :
  [1 a)]1 interventie van type A : het luisteren
  [1 b)]1 interventie van type B : luisteren en, op verzoek van de appellant, informatieverstrekking en oriëntatie met het oog op een oplossing;
  [1 c)]1 interventie van type C : luisteren, informatieverstrekking, oriëntatie en bemiddeling met het oog op een oplossing en, op verzoek van de appellant, het zoeken naar een oplossing op de werkvloer door het agentschap waarbij de verschillende interveniënten bijeengebracht en gecoördineerd worden;
  4° een globaal verslag betreffende de klachten die gedurende het afgelopen jaar [3 ...]3 geregistreerd werden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 100, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2019-02-14/12, art. 19, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Afdeling 3. - Subsidies verleend aan het agentschap
Art.384.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 verleent een subsidie aan het agentschap binnen de perken van de begrotingskredieten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.385.Het agentschap ontvangt een jaarlijkse subsidie om de in artikel 382 van dit decreet bedoelde opdrachten te vervullen en om de volgende kosten te dekken :
  1° de personeelskosten van het team bedoeld in artikel 380;
  2° de werkingskosten.
  Het subsidiebedrag wordt door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 bepaald op basis van een voorbegroting voor het volgende jaar, die uiterlijk 15 september door het agentschap wordt opgemaakt.
  De Regering is bevoegd voor de vastlegging van de uitgaven die in aanmerking genomen kunnen worden inzake de personeels- en werkingskosten.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 101, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.386.De subsidie wordt aan het agentschap verleend indien het de volgende verplichtingen nakomt :
  1° het in artikel 383 bedoelde verslag en de bewijsstukken aan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 overmaken binnen de termijnen die zij vastgelegd heeft;
  2° de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kennis geven van elke wijziging aangebracht in de statuten en in de samenstelling van het gesubsidieerde personeel.
  Indien de in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen niet nagekomen worden, geeft de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 het agentschap bij aangetekend schijven kennis van de vermindering of van de opschorting van de subsidie.
  Het agentschap beschikt over dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van het voorstel tot vermindering of opschorting, om zijn opmerkingen bij aangetekend schrijven aan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 mee te delen.
  De Regering beslist binnen dertig dagen na ontvangst van de opmerkingen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 4. - Controle en sancties
Onderafdeling 1. - Controle
Art.387.Het agentschap [1 onderwerpt zich]1 aan de controle van de leden van de inspectiedienst van de administratie.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 102, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Sancties : schorsing, intrekking
Art.388.Het agentschap wordt niet langer erkend in de twee volgende gevallen :
  1° als de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 beslist de erkenning op te schorten;
  2° als de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de erkenning intrekt.
  De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan de erkenning van het agentschap voor de duur van drie maanden (éénmaal hernieuwbaar) opschorten wanneer de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 7 van dit decreet niet nageleefd worden.
  Indien de voorwaarden nog steeds niet vervuld zijn na het verstrijken van de schorsingstermijn kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de erkenning intrekken.
  Indien de erkenning van het agentschap ingetrokken wordt, kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 beslissen een nieuwe erkenningsprocedure op te starten, overeenkomstig artikel 381.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 5. - Overheveling van personeel
Art.389. Het personeel van verenigingen die de bestrijding van mishandeling als opdracht hebben kan binnen de erkende vereniging overgeplaatst worden onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.

TITEL III. - Regeling voor telehulp
Art.390.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan een subsidie verlenen bij de aankoop van een telehulptoestel door een bejaarde of gehandicapte persoon.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.391.De subsidie wordt verleend aan elke persoon die :
  [1 1°]1 de volle leeftijd van zeventig jaar bereikt heeft, of de volle leeftijd van zestig jaar met een invaliditeit van minstens 66%;
  [1 2°]1 zijn woning alleen bewoont;
  [1 3°]1 beschikt over een bruto jaarinkomen dat lager is dan het bedrag bepaald door de Regering.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 103, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.392.De subsidie wordt vastgelegd op maximum [1 vijftig procent]1 van een bedrag dat tot 500 euro beperkt wordt. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Het wordt slechts één keer per begunstigde toegekend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 104, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.393.De subsidieaanvraag wordt bij de [1 minister]1 van Sociale Actie ingediend. De modaliteiten voor de indiening van de aanvraag worden door de Regering bepaald.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

TITEL IV. - Centra voor gemeenschappelijke diensten
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Art.394. Als " centrum voor gemeenschappelijke diensten " wordt een centrum beschouwd waar ter plaatse of buiten het centrum, activiteiten en diensten georganiseerd of gecoördineerd worden met het oog op prestaties met een materieel, sociaal, cultureel of recreatief karakter voor bejaarde personen die zelfstandig leven en personen die gelet op hun toestand met hen gelijkgesteld kunnen worden.

HOOFDSTUK II. - Subsidiëring
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.395. Binnen de perken van de beschikbare kredieten worden subsidies toegekend vor de aankoop, de bouw, de hervorming en de uitrusting van de centra voor gemeenschappelijke diensten, overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels bepaald in hierna volgende artikelen.

Art.396. De initiatieven dienen ingebed te zijn in een programma opgesteld door de Regering. Per 10 000 inwoners minstens kan slechts één centrum gesubsidieerd worden.

Art.397.§ 1. Voor zover de initiatieven kaderen in het programma waarvan sprake in artikel 396 wordt het subsidiebedrag vastgesteld op [1 zestig procent]1 van de prijs van aankoop, werken en leveringen voorzien in het goedgekeurd ontwerp.
  § 2. De maximum toelaatbare prijs die voor subsidie in aanmerking komt wordt berekend naar mate van de bebouwde oppervlakte en binnen de perken bepaald door [1 de Regering]1. De prijs per vierkante meter is de prijs voorzien bij de regelgeving over de toekenning van subsidies voor de uitbreidingen van rusthuizen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 105, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden
Art.398. De inrichtende macht moet een publiek- of privérechtelijke rechtspersoon zijn zonder winstgevend oogmerk.

Art.399.De bestemming der gebouwen mag niet gewijzigd worden zonder voorafgaandelijke toelating van [1 de Regering]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 106, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.400.Het centrum voor gemeenschappelijke diensten moet :
  1° een centrum voor ontmoeting en ontspanning openen gedurende minstens 32 uur per week;
  2° tenminste twee verschillende dienstprestaties bedoeld in artikel [1 394]1 organiseren.
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-14/12, art. 20, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.401.§ 1. De initiatieven moeten overeenkomen met een maatschappelijke nood waarvan de criteria bepaald worden door [1 de Regering]1.
  § 2. De bejaarde personen die de door het toekomstig centrum bediende bevolking vertegenwoordigen, moeten bij het initiatief betrokken worden en aan het beheer van dit centrum deelnemen volgens de modaliteiten vastgesteld door [1 de Regering]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 107, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.402. Het centrum voor gemeenschappelijke diensten mag verbonden zijn aan een rusthuis. In dat geval :
  1° moeten haar prestaties met voorrang bestemd zijn voor bejaarde personen die zelfstandig leven;
  2° moeten de administratie- en beheersorganen van het centrum verschillend van deze van het rusthuis, in het bijzonder moet het eigen rekeningen voorleggen.

Afdeling 3. - Procedure
Art.403. Buiten de bepalingen van de artikelen 396, 398, 399, 400, 401 et 402 zijn de procedureregels inzake de indiening van de aanvraag, het onderzoek van het dossier, de uitvoering der werken en het toezicht erop, deze welke toegepast worden voor de subsidiëring van rusthuizen voor bejaarden.

TITEL V. - [1 Financiering van de inrichtingen voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.404.In de zin van deze titel wordt verstaan onder :
  1° " rustoord " : inrichting zoals bedoeld in artikel 334, 2°, a), van [3 titel]3 I, van [4 boek]4 V, van het tweede deel van dit Wetboek, [1 ...]1;
  [1 1°/1 rust- en verzorgingstehuizen" : de inrichting zoals bedoeld in artikel 334, 2°, b) van dit Wetboek;]1
  2° " serviceflat " : serviceflat zoals bedoeld in artikel 334, 2°, c) ;
  [1 2°/1 sociale serviceflat" : de inrichting zoals bedoeld in artikel 334, 2°, c) van dit Wetboek, opgericht als sociale woning in de zin van artikel 1, 9°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen door een plaatselijke overheid, een autonoom bedrijf of een openbare huisvestingsmaatschappij, in de zin van artikel 1, 23°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen en waarvan het beheer waargenomen wordt door een verzoekende instelling in de zin van artikel 404, 6°, van dit Wetboek.
   De woningen van de sociale serviceflat zijn bestemd voor bejaarde gezinnen in een precaire toestand of met een bescheiden inkomen in de zin van artikel 1, 29° en 30°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen.
   De sociale serviceflat is gevestigd op de site van een rustoord of van een rust- en verzorgingstehuis;]1
  3° " dagcentrum " : dagcentrum zoals bedoeld in artikel 334, 2°, d) ;
  4° " kort verblijf " : verblijf zoals bedoeld in artikel 334, 2°, g) ;
  5° " [1 inrichting voor de huisvesting en de opvang en van bejaarde personen]1 " : rustoord, serviceflat en dagcentrum;
  6° " verzoekende instelling " : ondergeschikte overheid, stichting of vereniging zonder winstoogmerk [1 alsmede een plaatselijke overheid, een autonoom bedrijf of een openbare huisvestingsmaatschappij, in de zin van artikel 1, 23°, van het Waalse Wetboek van Huisvesting en Duurzaam Wonen alleen als het gaat om een aanvraag over de sociale serviceflat]1;
  7° " investeringen " : uitgaven voor de bouw-, uitbreidings- en verbouwingswerken bedoeld in 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 13°, voor de aanwervingen bedoeld in 14° [2 ...]2, behalve de aankoop van terreinen, de aankoop zoals bedoeld in 15° van dit artikel en de aankoop van uitrustingen, apparaturen of meubilering opgelegd door de normen voor de erkenning [1 van de betrokken inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1;
  8° " bouw " : bouw van een [1 nieuwe inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen;]1, waaronder de ruwbouw altijd begrepen is;
  9° " uitbreiding " : een nieuwbouw vlak naast een bestaande [1 inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 waarmee een functioneel geheel wordt gevormd dat eenheid van beheer garandeert;
  10° " verbouwing " : [1 elke materiële tussenkomst, behalve uitbreiding en de wegens slijtage nodige onderhouds- of vervangingswerken tot verbetering of renovatie van een bestaand gebouw of een gebouw dat als inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen zou kunnen dienen]1;
  11° [1 ...]1
  12° " herconditionering " : aanpassing van de infrastructuren van een bestaande inrichting [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 opdat ze zouden voldoen aan de normen die zijn vastgelegd met inachtneming van de bestemming ervan;
  13° " aanpassing " : aanpassing van de infrastructuren van een bestaande inrichting voor de opvang van bejaarde personen opdat ze zouden voldoen aan de normen die [1 van kracht zijn inzake de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1;
  14° " uitgestelde aanwerving " : [1 overheidsopdracht voor aanneming van werken en leveringen gegund aan een promotor, een publiek- of privaatrechtelijke persoon en die tegelijkertijd betrekking heeft op de opvatting, de bouw, de inrichting en de uitrusting van een onroerend goed bestemd om als inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen gebruikt te worden.
   De investering bedoeld in het vorige lid wordt verricht op een terrein waarvoor de verzoekende inrichting een zakelijk recht heeft en waarvoor een recht van opstal ten gunste van de promotor voor de duur van de uitvoering van de werken wordt gevestigd]1;
  15° " aankoop " : aanwerving van een gebouw dat [1 als inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 gebruikt wordt of gebruikt kan worden.
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 108, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 210, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2014-02-20/20, art. 212, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.405.§ 1. Er kunnen subsidies ten laste van de begroting van het Waalse Gewest toegekend worden voor investeringen in de inrichtingen [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1.
  De Regering bepaalt per type inrichting de modaliteiten voor de vastlegging van de maximale kostprijs op grond waarvan de subsidies toegekend kunnen worden.
  § 2. [1 Het percentage van de subsidies bedraagt maximum [2 zestig]2 % van die investeringen met uitzondering van de specifieke investeringen betreffende de sociale serviceflats waarvoor het subsidiespercentage maximum 90 % bedraagt.
   Voor de sociale serviceflats dekken de subsidies alleen de investeringen die voldoen aan de specifieke eisen betreffende de serviceflats.
   De Regering bepaalt de aard van die specifieke eisen.
   Zij bepaalt het maximum percentage dat ze vertegenwoordigen in de kosten van de bouw, de inrichting en de uitrusting van de sociale serviceflat.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 109, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK II. - Regels voor de toekenning van subsidies
Art.406.§ 1. De subsidies worden toegekend voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° de verzoekende instelling voldoet aan de normen tot erkenning van de inrichtingen [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1;
  2° de creatie, instandhouding of aanpassing van inrichtingen [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 beantwoordt desgevallend aan het vestigings- en capaciteitsprogramma dat door de Regering is vastgelegd;
  3° de verzoekende instelling moet hetzij eigenaar zijn, hetzij een zakelijk recht of een genotsrecht op de inrichting [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 uitoefenen over een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering, die minimum twintig jaar bedraagt;
  4° de verzoekende instelling houdt rekening met de eisen van de duurzame ontwikkeling en de toegankelijkheid voor personen met beperkte beweeglijkheid, met inachtneming van de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  5° (NOTA : niet vertaald)
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>

Art.407.De Regering bepaalt de criteria en de modaliteiten tot toekenning van de subsidies bedoeld in dit decreet, tot uitvoering van de opdracht en tot betaling van de subsidies, met inachtneming van de volgende elementen :
  1° behalve voor de dossiers die uitsluitend betrekking hebben op roerende investeringen, alsook voor de overige projecten van werken die geen wijziging van de oppervlakte of van de bestemming van lokalen inhouden, legt de opdrachtgever die de subsidie aanvraagt zijn voorontwerp voor akkoord over aan de Regering [3 of haar afgevaardigde]3;
  2° op straffe van verval maakt de verzoeker binnen een termijn van twee jaar, die ingaat op de datum van kennisgeving van het akkoord over het voorontwerp, hetzij zijn globaal project, hetzij het project betreffende de eerste fase van het uitvoeringsprogramma dat in het voorontwerp vastligt voor akkoord over aan de Regering [3 of haar afgevaardigde]3. Deze termijn kan verlengd worden;
  3° binnen twaalf maanden vanaf de datum van kennisgeving van het akkoord over het project maakt de verzoeker het volledige dossier betreffende de toewijzing van de opdracht aan de Regering [3 of haar afgevaardigde]3 over. Deze termijn kan verlengd worden;
  4° het bedrag dat in aanmerking kan komen voor de toekenning van de subsidie betreft de volgende posten :
  a. het bedrag van de goedgekeurde offerte, eventueel gewijzigd naar gelang van de toegelaten bijkomende en wijzigende werken;
  b. de contractuele prijsherzieningen waarin het bestek voorziet;
  c. de belasting op de toegevoegde waarde;
  d. de algemene onkosten berekend op basis van de bedragen bedoeld in a., b. en c. volgens een percentage dat om de vijf jaar door de Regering wordt bepaald;
  5° de wijzigende of bijkomende werken komen slechts in aanmerking voor subsidies als ze niet [2 tien procent]2 van de goedgekeurde initiële opdracht overschrijden, indexering niet inbegrepen.
  6° a) In geval van aankoop, zoals bedoeld in artikel 404, 15°, en indien het gaat om een onroerend goed dat voldoet aan de normen vastgelegd met inachtneming van de bestemming ervan, stemt de voor de berekening van de subsidie in aanmerking genomen prijs overeen met de aanwervingsprijs, die niet hoger mag zijn dan de raming verricht, naar keuze van de verzoekende instelling, hetzij door de bevoegde registratieontvanger, hetzij door het aanwervingscomité, hetzij door een college bestaande uit een notaris en een erkende vastgoedmakelaar, na aftrek van de waarde van het terrein, noch dan het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de regels van kracht inzake de maximale kostprijzen op grond waarvan subsidies toegekend kunnen worden voor de bouw van een inrichting [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1; [1 ...]1;
  b) In geval van aankoop, zoals bedoeld in artikel 404, 15°, en indien het gaat om een onroerend goed waar werken uitgevoerd moeten worden opdat het kan voldoen aan de erkenningsnormen met inachtneming van de bestemming ervan, mogen het bedrag voor de berekening van de subsidie die de prijs van de aanwerving van het gebouw dekt en de kostprijs om het aan de normen te laten voldoen niet hoger zijn dan het bedrag dat resulteert uit de toepassing van de regels van kracht inzake de maximale kostprijzen op grond waarvan de subsidies ter verbetering van een inrichting [1 voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 toegekend kunnen worden.
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 110, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.408. De aanvullende of specifieke bijzondere bepalingen betreffende de toekenning van een subsidie in geval van uitgestelde uitvoering of van aankoop worden door de Regering vastgelegd

Art. 408/1. [1 De Regering bepaalt de aanvullende of bijzondere bepalingen betreffende de toekenning van een toelage aan de sociale serviceflats, met name wat betreft de inhoud van de overeenkomst die gesloten moet worden tussen de toekomstige beheerder en de betrokken vastgoedbeheerder, de bepaling van de prijzen en de modaliteiten voor de toekenning van de woningen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-02-21/05, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>

Art.409. De toekenning van de subsidies is ondergeschikt aan de voorwaarde dat de verzoekende instelling de bestemming van de inrichting niet wijzigt zonder de voorafgaande toestemming van de Regering [1 of haar afgevaardigde]1, op straffe van verplichte terugbetaling van de als subsidies ontvangen sommen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK III. - Waarborg
Art.410.De [2 ...]2 Regering kan, in de voorwaarden en volgens de nadere regels die ze bepaalt, haar waarborg verlenen aan de verzoekende instellingen die een krediet willen bekomen voor de verwezenlijking van investeringen zoals bepaald in deze titel voor de [1 inrichtingen voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen]1 zoals bedoeld in artikel 404, 5°, met uitsluiting van de dienstenflats.
  De toepassing van de bepalingen van dit artikel mag niet leiden tot tussenkomsten die de maxima vastgelegd voor de investeringen overschrijden.
  ----------
  (1)<DWG 2013-02-21/05, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 24-02-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 111, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

TITEL VI. [1 Huurprijs van de kamer van toepassing bij de opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarde personen]1   ----------   (1)
Art. 410/1. [1 In de zin van deze Titel wordt verstaan onder :
   1° het rusthuis : de inrichting bedoeld in artikel 334, 2°, a);
   2° het rust- en verzorgingshuis : de inrichting bedoeld in artikel 334, 2°, b);
   3° het dagopvangcentrum : de inrichting bedoeld in artikel 334, 2°, d);
   4° het centrum voor dagverzorging : de inrichting bedoeld in artikel 334, 2°, f);
   5° het kortstondig verblijf : het verblijf bedoeld in artikel 334, 2°, g);
   6° de opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen : een rusthuis, een rust- en verzorgingshuis, ook voor het kortstondig verblijf, een dagopvangcentrum of een centrum voor dagverzorging;
   7° de bouw : de bouw van een opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen met altijd een ruwbouw;
   8° de uitbreiding : de nieuwe bouw aangrenzend aan een bestaande opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen waarmee ze een functioneel geheel vormt die een enig beheer garandeert;
   9° de verbouwing : elke materiële tussenkomst, behalve de uitbreiding en de wegens slijtage nodige vervangingswerken, tot verbetering of renovatie van een bestaand gebouw of een gebouw dat een functionele bestemming zou kunnen krijgen als inrichting voor de huisvesting en de opvang van bejaarde personen ;
   10° de herconditionering : de aanpassing van de infrastructuur van een bestaande opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen, zodat deze voldoet aan de normen bepaald voor de bestemming ervan;
   11° de reconversie : de aanpassing van de infrastructuur van een bestaande inrichting, zodat deze voldoet aan de normen die van kracht zijn inzake de opvang en huisvesting van bejaarde personen;
   12° de juiste prijs : de theoretische nieuwwaarde van de wederopbouw van de infrastructuur van de opvang- en huisvestingsinrichting, gegrond op het profiel van elke inrichting, en geraamd exclusief BTW, algemene kosten, vooruitbatings- en financieringskosten;
   13° de huurprijs van de kamer : de factureringscapaciteit die zestig procent van de tegemoetkoming van de bewoner in de opbouw-, wederopbouw-, uitbreidings-, verbouwings-, herconditionerings- en reconversiekosten, van het materiaal en de uitrustingen, en de desbetreffende financieringskosten theoretisch dekt, voor de rusthuizen, rust- en verzorgingshuizen en dagverzorgingscentra die deel uitmaken van de bouwplannen bedoeld in artikel 410/12.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 22, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/2. [1 Onverminderd de toepassing van artikel 43/7, lid 1, 4°, mogen de opvang- en huisvestingsinrichtingen een huurprijs voor de kamer factureren aan de bewoners.
   Deze huurprijs is ten laste van de Waalse verzekeringsinstellingen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten bepaald door en krachtens deze Titel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 23, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/3. [1 De opvang- en huisvestingsinrichting die toestemming vraagt om de in artikel 410/2 bedoelde kamerhuurprijs te factureren, voldoet aan de volgende voorwaarden zolang het deze huurprijs factureert :
   1° instemmen met de overeenkomst opgesteld krachtens artikel 341/1, en ondertekend binnen de Commissie " Opvang en huisvesting van bejaarde personen " bedoeld in artikel 15;
   2° een volume en een kwaliteit van de werkgelegenheid, alsook een omkaderingscijfer waarvan de drempel door de Regering bepaald wordt, behalen en behouden;
   3° de sociale mix bevorderen binnen de opvang- en huisvestingsinrichting;
   4° een diversiteit van minstens drie regelingen aanbieden onder de volgende : het rusthuis, het rust- en verzorgingshuis, de eenheid aangepast aan gedesoriënteerde personen, het kortstondig verblijf, het dagopvangcentrum, het centrum voor dagverzorging, de serviceflat of elke aanvullende regeling bepaald door de Regering.
   De Regering bepaalt de criteria bedoeld in dit artikel en de toepassingsmodaliteiten ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 24, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/4. [1 De huurprijs van de kamer bedoeld in artikel 410/3 bestaat uit drie delen die forfaitair berekend worden :
   1° de bouwkostprijs die de theoretische financiering van de lasten gebonden aan de opbouw-, wederopbouwwerken, uitbreidingen, verbouwingen, herconditioneringen en reconversies beoogt;
   2° de prijs van het materiaal en de uitrustingen die de theorethische financiering van de lasten gebonden aan de aankoop van uitrustingen beoogt;
   3° de prijs van de kosten gebonden aan de vooruitbating en de financiële lasten gebonden aan de verschillende delen van de prijs die voorgefinancierd moeten worden volgens verschillende levenscycli naar gelang van de gedeelten bedoeld in 1° en 2°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 25, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/5. [1 De huurprijs van de kamer wordt jaarlijks door de Regering berekend en vastgelegd op grond van de juiste prijs van elke opvang- en huisvestingsinrichting, bepaald overeenkomstig artikel 410/6.
   De volgende beginselen zijn van toepassing op de berekening van de huurprijs :
   1° de berekeningsregels en de toepassing van die regels zijn gelijk voor het geheel van de opvang- en huisvestingsinrichtingen;
   2° het resultaat van de berekening wordt geïndividualiseerd voor elke opvang- en huisvestingsinrichting om rekening te houden met zijn profiel dat vanuit de juiste prijs bepaald wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 26, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/6. [1 § 1. De Regering bepaalt de juiste prijs die overeenstemt met een maximum aantal vierkante meters en met maximale kosten per vierkante meter die gefactureerd kunnen worden.
   De Regering bepaalt de wijze van berekening en aanpassing van de juiste prijs met inachtneming van de volgende elementen waarop het profiel van de opvang- en huisvestingsinrichting berust :
   1° het aantal plaatsen in rusthuis en in rust- en verzorgingshuis;
   2° het aantal plaatsen in opvangcentra en dagverzorgingscentra;
   3° het aantal plaatsen in eenheden aangepast aan gedesoriënteerde personen;
   4° het aantal plaatsen in korstondig verblijf.
   § 2. De Regering bepaalt een prijs per vierkante meter en een aantal vierkante meters die gefactureerd kunnen worden. Ze bepaalt ook de modaliteiten voor de indexering van de juiste prijs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 27, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/7. [1 Voor elke opvang- en huisvestingsinrichting stemt het gedeelte betreffende de bouwkostprijs, zoals bedoeld in artikel 410/4, eerste lid, 1°, overeen met 2 % van de maximale kosten per vierkante meter voor elke gedeelte, bepaald overeenkomstig de in artikel 410/6 bedoelde juiste prijs, vermenigvuldigd door het aantal vierkante meters gekozen voor de opvang- en huisvestingsinrichting in het kader van de opeenvolgende opbouwplannen bepaald door de Regering krachtens artikel 410/12.
   De aldus bepaalde prijs wordt verhoogd met de bedragen overeenstemmend met het vigerende BTW-percentage voor de opbouwwerken en de algemene kosten die forfaitair op 10 % vastgelegd worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 28, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/8. [1 Voor elke opvang- en huisvestingsinrichting stemt het gedeelte betreffende de prijs van het materiaal en van de uitrustingen, zoals bedoeld in artikel 410/4, eerste lid, 2°, overeen met 0,9 % van de maximale kosten per vierkante meter, bepaald overeenkomstig de juiste prijs, voor het gedeelte betreffende de in artikel 410/6 bedoelde opbouw van de gebouwen, vermenigvuldigd door het aantal vierkante meters gekozen voor de opvang- en huisvestingsinrichting in het kader van de opeenvolgende opbouwplannen bepaald door de Regering krachtens artikel 410/12.
   Die prijs wordt verhoogd met de bedragen overeenstemmend met het vigerende BTW-percentage en de algemene kosten die forfaitair op 5 % worden vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 29, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/9. [1 Het gedeelte betreffende de prijs van de kosten gebonden aan de vooruitbating en de financiële lasten bedoeld in artikel 410/4, eerste lid, 3°, wordt op forfaitaire basis berekend en schommelt naar gelang van elk gedeelte bedoeld in artikel 410/4, eerste lid, 1° en 2°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 30, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/10. [1 De Regering bepaalt de berekeningsmethode van de verschillende delen van de huurprijs van de kamer in opvang- en huisvestingsinrichtingen bedoeld in artikelen 410/4 tot 410/9.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 31, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/11. [1 De huurprijs zoals berekend overeenkomstig artikelen 410/7 tot 410/10 wordt gedeeld om een factureerbare prijs voor een dag opvang of huisvesting van bejaarde personen in de opvang- en huisvestingsinrichtingen, zoals bepaald in artikel 410/2, te bereiken.
   De Regering bepaalt de berekeningsmodaliteiten van de in het vorige lid bedoelde deler rekening houdende met de volgende elementen :
   1° het aantal dagen doorgebracht in huisvesting ten opzichte van het aantal plaatsen, in functie van de categorieën van plaatsen;
   2° het aantal dagen doorgebracht in een dagcentrum, in functie van het type plaats in het dagcentrum : opvang of verzorging.
   De deler wordt berekend op basis van de laatste elementen gekend door het Agentschap. De Regering voorziet in specifieke regels en in de aanpassingsperiodiciteit(en) van de deler.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 32, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/12. [1 § 1. De opeenvolgende opbouwplannen die om de twee jaar door de Regering bepaald worden, beogen de indiening in het opbouwplan, voor elke kandidaat-opvang- en huisvestingsinrichting, van :
   1° de vierkante meters betreffende de overeenkomstig artikel 410/7 berekende bouwkostprijs voor elk gedeelte bedoeld in artikel 410/6;
   2° de overeenkomstig artikel 410/8 berekende prijs van het materiaal en van de uitrustingen;
   3° de prijs van de kosten gebonden aan de vooruitbating en de financiële lasten gebonden aan de verschillende delen van de prijs die voorgefinancierd moeten worden, berekend krachtens artikel 410/9, voor de gedeelten van de prijs bedoeld in artikel 410/4.
   § 2. De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten van overmaking van de investeringsprogramma's van de opvang- en huisvestingsinrichtingen die de opneming in de berekening van de in paragraaf 1 bedoelde verhuurde gedeelten vragen. Op voorstel van de Minister van Gezondheid bepaalt ze de prioritaire selectiecriteria voor de opneming van de investeringsprogramma's in de opbouwplannen.
   Voor de indiening van de opbouwplannen kan de Regering rekening houden met de ouderdomsgraad van de gebouwen en met de bedragen die reeds door de overheid ten laste worden genomen.
   Onder ouderdom wordt verstaan de slijtage- of verslechteringstaat te wijten aan de tijd of het normale gebruik van de materialen en uitrustingselementen van de opvang- en huisvestingsinrichting.
   Onder ouderdomsgraad wordt verstaan de verhouding tussen de residuele boekhoudwaarde en de boekhoudwaarde van de aankoop.
   De investeringsprogramma's voldoen aan de voorschriften van dit Wetboek met betrekking tot de verplichtingen waaraan de opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarde personen moeten voldoen.
   § 3. Elke opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen die een project indient, voor zover het in het kader van het opbouwplan in aanmerking genomen wordt, krijgt een maximum aantal vierkante meters die gefactureerd kunnen worden alsook een meerjarenplanning van inachtneming van die factureringscapaciteit van de in paragraaf 1 bedoelde gedeelten van de prijs.
   § 4. Elke opvang- en huisvestingsinrichting voor bejaarde personen is verplicht de staat van zijn infrastructuur te registreren in een gewestelijk kadaster, waarvan de modaliteiten door de Regering vastgesteld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 33, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art. 410/13. [1 De financiële stromen voortgebracht door of krachtens deze Titel maken het voorwerp uit van een financiële monitoring door de financiële en budgettaire Monitoringsraad van het " Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles " (Waals Agentschap Voor Gezondheid, Sociale Bescherming, Handicap en Gezinnen), opgericht bij artikelen 6 en 6/1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-02-14/12, art. 34, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Boek VI. - Gezondheid
TITEL I. - Algemene regelingen voor bijstand inzake gezondheid
Inleidend HOOFDSTUK. [1 - [2 regelingen voor gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie]2]1   ----------   (1)   (2)
Inleidende afdeling. [1 - Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art. 410/14. [1 Artikel 47/7 is van toepassing op dit inleidende hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2022-02-03/10, art. 27, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>


Afdeling 1. [1 - Lokale centra voor gezondheidsbevordering]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 410/15.[1 § 1. De lokale centra voor gezondheidsbevordering worden erkend met het oog op de uitoefening, op hun grondgebied, van volgende opdrachten:
   1° [2 het begeleiden van de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie, bijstelling en vernieuwing van het plan;]2
   2° [2 de actoren op het gebied van de gezondheidsbevordering op hun grondgebied te ondersteunen bij de ontwikkeling van projecten die betrekking hebben op de sociale determinanten van de gezondheid;]2
   3° [2 ...]2
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de [2 in lid]2 1 bedoelde opdrachten.".
   § 2. Er wordt een overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering ingesteld. [2 ...]2
   Diens opdracht bestaat erin:
   1° de kwaliteit te waarborgen van de interventies en de gemeenschappelijke identiteit van de lokale centra voor gezondheidsbevordering;
   2° de informatieuitwisselingen tussen lokale centra voor gezondheidsbevordering te begunstigen;
   3° de vertegenwoordiging van de lokale centra voor gezondheidsbevordering verzekeren, met name in het sturingscomité;
   4° de informatieoverdracht van de lokale centra voor gezondheidsbevordering naar het Agentschap coördineren.
  [2 Het overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. Hij nodigt het agentschap uit op zijn vergaderingen.]2]1
  [2 De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van het overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 28, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 28, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/16. [1 De activiteiten van de lokale centra voor gezondheidsbevordering passen in een door de Regering omschreven grondgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 29, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 410/17.[1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt door het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering bij de Regering ingediend [2 of haar gemachtigde]2.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend [2 door de Regering of haar gemachtigde]2.
   § 2. Om erkend te worden, wordt een lokaal centrum voor gezondheidsbevordering in de vorm van een [2 rechtspersoon zonder winstgevend doel]2 opgericht en:
   1° [2 verbindt zich ertoe een gecoördineerd actieprogramma op te stellen voor een periode van vijf jaar dat voldoet aan de volgende voorwaarden:]2
   a) een logische aaneenschakeling zijn van jaarlijkse doelen met een evaluatie in de vorm van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en van langetermijndoelstellingen;
   b) de richtlijnen van het overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering in acht nemen, of zich daartoe verbinden;
   c) de ingezette middelen om aan de doelstellingen van het plan te beantwoorden, uiteenzetten;
   2° [2 verbindt zich ertoe het actieprogramma bedoeld in 1° uit te voeren;]2
   3° wordt samengesteld uit een pluridisciplinair team waarvan minstens één lid houder is van een master volksgezondheid en over vijf jaar nuttige ervaring beschikt;
   4° [2 verbindt zich ertoe de door de Regering bepaalde deontologische code na te leven]2;
   5° [2 verbindt zich ertoe jaarlijks een activiteitenverslag in te dienen overeenkomstig artikel 46]2;
   6° [2 verbindt zich ertoe deel te nemen aan het overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering.]2
   Het programma bedoeld in lid 1, 1°, wordt door de Regering [2 of haar gemachtigde]2 goedgekeurd, volgens de nadere regels en in de termijn door de Regering bepaald.
   De voorwaarden bedoeld in lid 1, 1°, 3°, 4°, worden binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet gemaakt.
   [2 De regering kan de in dit lid genoemde voorwaarden voor erkenning nader omschrijven en een of meer aanvullende voorwaarden voor erkenning vaststellen.]2
   § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een door de Regering [2 of haar gemachtigde]2 opgemaakt formulier.
   Dat formulier bevat minstens:
   1° het ondernemingsnummer van het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering;
   2° [2 een verbintenis om hun opdrachten uit te voeren in het kader van de uitvoering en de aanpassing van het plan.]2]1
  [2 § 4. De Regering stelt de nadere regels en de procedure vast voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 30, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 29, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/18. [1 De Regering kan bijkomende specifieke opdrachten erkennen, die de lokale centra voor gezondheidsbevordering in het kader van de uitvoering van het plan ontwikkeld hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 31, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 410/19.[1 Tijdens de periode vallend onder de erkenning en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten geniet het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering een jaarlijkse subsidie [2 ter dekking van personeels- en werkingskosten]2.
   De Regering bepaalt de nadere berekeningswijze van de subsidie [2 bedoeld in het vorig lid. Deze subsidie bestaat uit een vast gedeelte, dat voor alle plaatselijke centra voor gezondheidsbevordering identiek is, en een variabel gedeelte, dat berekend wordt op basis van een of meer demografische, sociaal-economische of gezondheidsindicatoren]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 33, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 30, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/20.[1 [2 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluiten, voert het lokaal centrum]2 voor gezondheidsbevordering voert een gedeeltelijk dubbele boekhouding per begrotingsjaar en verstrekt jaarlijks een balans en een [2 resultatenrekening]2 volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 34, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 31, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 410/21.[1 § 1. De activiteiten van elk lokaal centrum voor gezondheidsbevordering worden op geregelde tijdstippen door het Agentschap geëvalueerd
   Het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt samen met het Agentschap aan de ontwikkeling en follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure van de evaluatie.
   § 2. De administratieve en financiële controle van het lokale centrum voor gezondheidsbevordering wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Om alle inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden :
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het plaatselijk centrum voor gezondheidsbevordering tijdens de openingsuren;
   2° alle documenten die in het plaatselijke centrum voor gezondheidsbevordering worden bewaard, zonder de lokalen te verlaten, raadplegen en een afschrift ervan ontvangen;
   3° in het formaat van hun keuze kopieën verkrijgen van alle documenten of gegevens die het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering elektronisch bijhoudt;
   4° om eender welke verantwoordelijke of personeelslid van het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering horen;
   5° schriftelijk of elektronisch alle nuttige informatie of uitleg vragen aan het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 32, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/22.[1 § 1. De erkenning kan te allen tijde [2 door de Regering of haar gemachtigde]2 ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   Het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering [2 ...]2 of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot [2 ...]2 intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 37, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 33, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Afdeling 2. [1 - Kenniscentra voor gezondheidsbevordering]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 410/23.[1 § 1. [2 De kenniscentra voor gezondheidsbevordering worden erkend om het Agentschap, de lokale centra voor gezondheidsbevordering, de operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde, de operatoren voor gezondheidsbevordering en de actoren voor gezondheidsbevordering wetenschappelijke en methodologische ondersteuning te bieden.]2 Daarvoor voeren de kenniscentra voor gezondheidsbevordering [2 ten minste één van volgende opdrachten]2 uit:
   1° [2 het verrichten en aanmoedigen van onderzoek en gegevensverzameling, ook met betrekking tot de genderdimensie, in het kader van de gezondheidsbevordering, met inbegrip van de preventie;]2
   2° [2 het verstrekken van informatie en wetenschappelijke documentatie die nuttig zijn voor de uitvoering van het plan en het bevorderen van de toepassing ervan door de actoren van de gezondheidsbevordering;]2
   3° de evaluatie in verschillende vormen in [2 de sector van de gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie]2 ondersteunen;
   4° [2 de bundeling en kapitalisatie van praktijken op het terrein ondersteunen, zoals het opsporen van innoverende initiatieven, het bepalen van hun sterke punten en moeilijkheden, het vergelijken ervan met de bewijzen, het schetsen van de voornaamste punten en de voorwaarden voor de toepassing ervan, enz;]2
   5° bijdragen tot de uitwerking van het plan, de evaluatie, de aanpassing en de hernieuwing ervan.
  [2 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde opdrachten.]2
   § 2. [2 ...]2
   § 3. [2 Er wordt een overlegcomité van de erkende kenniscentra ingesteld.
   Diens opdracht bestaat erin
   1° de coördinatie van de acties van de kenniscentra te begunstigen
   2° de informatieuitwisselingen tussen kenniscentra voor gezondheidsbevordering te begunstigen;
   3° de vertegenwoordiging van de kenniscentra voor gezondheidsbevordering verzekeren, met inbegrip van het sturingscomité;
   4° de informatieoverdracht van de kenniscentra voor gezondheidsbevordering en het Agentschap coördineren.
   "Het overlegcomité van de lokale centra voor gezondheidsbevordering komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. Hij nodigt het agentschap uit op zijn vergaderingen;
   "De Regering bepaalt de samenstelling en de werkwijze van het overlegcomité van de kenniscentra voor gezondheidsbevordering.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 40, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 34, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/24.[1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt door het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering bij de Regering [2 of haar gemachtigde]2 ingediend.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend [2 door de Regering of haar gemachtigde]2.
   § 2. Om erkend te worden, wordt door het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering [2 is opgericht in de vorm van een rechtspersoon zonder winstoogmerk en]2;
   1° [2 verbindt zich ertoe een gecoördineerd actieprogramma op te stellen voor een periode van vijf jaar dat voldoet aan de volgende voorwaarden:]2
   a) een logische aaneenschakeling zijn van jaarlijkse doelen met een evaluatie in de vorm van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en van langetermijndoelstellingen;
   b) met name de acties die gecoördineerd worden met de lokale centra voor gezondheidsbevordering en de netwerking integreren;
   c) de ingezette middelen om aan de [2 aan zijn opdrachten]2 te beantwoorden, uiteenzetten;
   2° samengesteld uit een pluridisciplinair team waarvan minstens één lid houder is van een master volksgezondheid en over vijf jaar nuttige ervaring beschikt;
   3° [2 verbindt zich ertoe jaarlijks een activiteitenverslag in te dienen overeenkomstig artikel 46]2 aan het Agentschap [2 ...]2;
   4° [2 verbindt zich ertoe de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht te nemen.]2
   Het programma bedoeld in lid 1, 1°, wordt door de Regering [2 of haar gemachtigde]2 goedgekeurd, volgens de nadere regels en in de termijn door de Regering bepaald.
   De voorwaarden bedoeld in lid 1, 1°, 2° en 4°, worden binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet gemaakt. [2 ...]2
  [2 De Regering kan de in deze paragraaf genoemde voorwaarden voor goedkeuring nader omschrijven en een of meer aanvullende voorwaarden voor goedkeuring vaststellen.]2
   § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een door de Regering [2 of haar gemachtigde]2 opgemaakt formulier.
   Dat formulier bevat minstens:
   1° [2 het ondernemingsnummer van het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering;]2
   2° [2 een verbintenis om hun opdrachten uit te voeren in overeenstemming met de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten.]2]1
  [2 § 4. De Regering stelt de nadere regels en de procedure vast voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde goedkeuring.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 41, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 35, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/25.[1 De Regering kan bijkomende specifieke opdrachten erkennen, die de kenniscentra voor gezondheidsbevordering [2 ...]2 ontwikkeld hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 42, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 36, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 410/26.[1 § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten geniet het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering een jaarlijkse subsidie [2 ter dekking van personeels- en werkingskosten]2.
   § 2. De Regering bepaalt het bedrag en nadere berekeningswijze van de subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 44, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 37, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/27.[1 [2 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluiten, voert het kenniscentrum]2 voor gezondheidsbevordering voert een gedeeltelijk dubbele boekhouding per begrotingsjaar en verstrekt jaarlijks een balans en een [2 resultatenrekening]2 volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 45, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 38, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 410/28.[1 § 1. De activiteiten van elk kenniscentrum voor gezondheidsbevordering worden op geregelde tijdstippen door het Agentschap geëvalueerd
   Het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt samen met het Agentschap aan de ontwikkeling en follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure van de evaluatie.
   § 2. De administratieve en financiële controle van het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Om alle inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het plaatselijk centrum voor gezondheidsbevordering tijdens de openingsuren;
   2° alle documenten die in het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering worden bewaard, zonder de lokalen te verlaten, raadplegen en een afschrift ervan te ontvangen;
   3° in het formaat van hun keuze kopieën verkrijgen van alle documenten of gegevens die het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering elektronisch bijhoudt;
   4° om eender welke verantwoordelijke of personeelslid van het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering horen;
   5° schriftelijk of elektronisch alle nuttige informatie of uitleg vragen aan het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het kenniscentrum voor gezondheidsbevordering.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 39, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/29.[1 § 1. De erkenning als kenniscentrum voor gezondheidsbevordering kan te allen tijde [2 door de Regering of haar gemachtigde]2 ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   Het lokaal centrum voor gezondheidsbevordering waarvan de erkenningsaanvraag geweigerd is of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 48, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 40, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Afdeling 3. [1 Operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 410/30.[1 De Regering [2 of haar gemachtigde]2 erkent de operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde om de opdracht bedoeld in artikel 410/17, lid 1, te waarborgen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 51, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 41, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/31.[1 De operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde hebben als opdracht het sturen van één of meerdere programma's voor preventieve-geneeskunde. Onder sturing wordt het feit verstaan, dat gewaakt wordt over het voltooien van de verschillende stappen in een [2 programma]2 voor preventieve geneeskunde, namelijk de programmering van de acties, de uitvoering ervan, de registratie van de gegevens, de opvolging van de acties en de evaluatie volgens de indicatoren bepaald in het [2 programma]2.
   De operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde werken samen met de andere erkende diensten, met de [2 operatoren inzake gezondheidsbevordering]2 en met de inrichtingen en de publiek- en privaatrechtelijke personen betrokken bij het programma voor preventieve geneeskunde.
   De Regering stelt nadere regels vast voor de toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 52, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 42, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/32.[1 § 1. De erkenningsaanvraag wordt bij de Regering ingediend door het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde [2 of haar gemachtigde]2.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend [2 door de Regering of haar gemachtigde]2.
   § 2. Om erkend te worden, wordt door het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde [2 is opgericht als rechtspersoon zonder winstgevend doel en]2:
   1° [2 verbindt zich ertoe een gecoördineerd actieprogramma op te stellen voor een periode van vijf jaar dat voldoet aan de volgende voorwaarden:]2
   a) een logische aaneenschakeling zijn van jaarlijkse doelen met een evaluatie in de vorm van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en van langetermijndoelstellingen;
   b) met name de acties die gecoördineerd worden met de lokale centra voor gezondheidsbevordering en de netwerking integreren;
   c) de middelen uiteenzetten, die worden ingezet om aan de doelstellingen van het plan en aan de programma's voor preventieve geneeskunde bedoeld in punt 47/17 te voldoen;
   2° [2 verbindt zich ertoe het actieprogramma bedoeld in 1° uit te voeren]2
   3° een pluridisciplinair team samengesteld, waarvan minstens één lid houder is van een master voor geneeskunde;
   4° [2 verbindt zich ertoe jaarlijks een activiteitenverslag in te dienen overeenkomstig artikel 46]2 aan het Agentschap;
   5° [2 verbindt zich ertoe de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht te nemen]2.
   Het programma bedoeld in lid 1, 1°, wordt door de Regering [2 of haar gemachtigde]2 goedgekeurd, volgens de nadere regels en in de termijn door de Regering bepaald.
   De voorwaarden bedoeld onder 1°, 3° en 5°, worden binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet gemaakt. [2 ...]2
  [2 De Regering kan de in deze paragraaf genoemde voorwaarden voor goedkeuring nader omschrijven en een of meer aanvullende voorwaarden voor goedkeuring vaststellen.]2
   § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een door de Regering opgemaakt formulier [2 of haar gemachtigde]2.
   Dat formulier bevat minstens:
   1° het ondernemingsnummer van het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde;
   2° de verbintenis om zich te schikken naar het programma voor preventieve geneeskunde bedoeld in artikel 47/17.]1
  [2 § 4. De Regering stelt de nadere regels en de procedure vast voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde goedkeuring.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 53, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 43, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/33. [1 De Regering kan bijkomende specifieke opdrachten erkennen, die de operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde in het kader van de uitvoering van het plan ontwikkeld hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 54, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Onderafdeling 2. [1 Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 410/34.[1 § 1. Tijdens de periode vallend onder de erkenning en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten genieten de operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde een jaarlijkse subsidie ter dekking van personeels- en werkingskosten.
   De Regering bepaalt de nadere berekeningswijze van de subsidie, rekening houdend met de aard van de activiteiten voor preventieve geneeskunde.
   Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en zijn uitvoeringsbesluiten, voert het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde een gedeeltelijk dubbele boekhouding per begrotingsjaar en verstrekt jaarlijks een balans en een ontvangsten- en uitgavenrekening volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 44, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie, bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 410/35.[1 § 1. De activiteiten van elk operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde worden op geregelde tijdstippen door het Agentschap geëvalueerd.
   Het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt samen met het Agentschap aan de ontwikkeling en follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure van de evaluatie.
   § 2. De administratieve en financiële controle van het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Om alle inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde tijdens de openingsuren;
   2° alle documenten die in het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde worden bewaard, zonder de lokalen te verlaten, raadplegen en een afschrift ervan ontvangen;
   3° in het formaat van hun keuze kopieën verkrijgen van alle documenten of gegevens die het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde elektronisch bijhoudt;
   4° om eender welke verantwoordelijke of personeelslid van het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde horen;
   5° schriftelijk of elektronisch alle nuttige informatie of uitleg vragen aan het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het operationaliseringscentrum voor preventieve geneeskunde.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 45, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/36.[1 § 1. De erkenning als operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde kan te allen tijde [2 door de Regering of haar gemachtigde]2 ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   Het operationaliseringscentra voor preventieve geneeskunde [2 ...]2 of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot [2 ...]2 intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 59, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 46, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 4. [1 - Erkenningen van de inrichtingen of de publiek- of privaatrechtelijke personen voor de uitvoeren van de handelingen voor preventieve geneeskunde]1   ----------   (1)
Art. 410/37.[1 § 1. De Regering kan inrichtingen of publiek- en privaatrechtelijke personen erkennen en subsidiëren om de medische opsporingshandelingen en de interventies inzake preventieve geneeskunde, bepaald in de programma's voor preventieve geneeskunde bedoeld in artikel 47/17, uit te voeren.
   § 2. De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   § 3. De Regering stelt de procedure en de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de inrichtingen of publiek- of privaatrechtelijke personen, bedoeld in § 1, vast.
   De erkenningsvoowaarden hebben met name betrekking op de apparaten en de technische voorwaarden, de personeelskwalificaties, de kwaliteitscriteria voor de uitvoering van de programma's.]1
  [2 De in lid 2 bedoelde apparatuur wordt onderworpen aan alle controles, ongeacht de kwalificatie ervan, die door de geldende wetgeving worden voorgeschreven.
   In geval van niet-naleving van lid 3 wordt de erkenning door de regering of haar afgevaardigde ingetrokken. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de intrekking van de erkenning.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 61, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 47, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 5.   
Art. 410/38.
  <Opgeheven bij DWG 2022-02-03/10, art. 48, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Afdeling 4. [1 - Operatoren inzake gezondheidsbevordering]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 410/39.[1 De Regering [2 of haar gemachtigde]2 erkent operatoren inzake gezondheidsbevorderingen met het oog op [2 het uitvoeren van concrete interventies op het grondgebied van het Franse taalgebied of het verlenen van steun aan actoren van gezondheidsbevordering, in overeenstemming met de doelstellingen van het plan]2, onder uitsluiting van de programma's voor preventieve geneeskunde bedoeld in artikel 47/17.]1
  [2 De regering stelt de opdrachten vast waarvoor zij operatoren inzake gezondheidsbevordering wenst te erkennen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 66, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 49, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/40.[1 § 1. [2 De aanvraag tot erkenning wordt door operator voor gezondheidsbevordering bij de Regering ingediend.
   De erkenning wordt voor een duur van vijf jaar door de Regering of haar afgevaardigde toegekend. De erkenning is hernieuwbaar.]2
   § 2. Om erkend te worden, is de operator inzake gezondheidsbevordering een [2 ...]2 rechtspersoon zonder winstgevend doel en:
   1° [2 verbindt zich ertoe, voor een periode van vijf jaar, een gecoördineerd actieprogramma uit te werken dat aan volgende voorwaarden beantwoordt:]2
   a) een logische aaneenschakeling zijn van jaarlijkse doelen met een evaluatie in de vorm van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en van langetermijndoelstellingen;
   b) de ingezette middelen om aan de doelstellingen van het plan te beantwoorden, uiteenzetten;
   2° verbindt zich ertoe het jaarlijks activiteitenverslag overeenkomstig artikel 46 aan het Agentschap te bezorgen;
   3° verbindt zich tot de inachtneming van de deontologische regels die de Regering vastlegt;
   4° [2 verbindt zich ertoe in overleg met de lokale centra voor gezondheidsbevordering die overeenstemmen met zijn activiteitengrondgebied te werken.]2
   Het programma bedoeld in lid 1, 1°, wordt door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 goedgekeurd, volgens de nadere regels en in de termijn door de Regering bepaald. De voorwaarden bedoeld onder 3° en 4°, worden binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet gemaakt.
   [2 De Regering kan de in deze paragraaf genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meer aanvullende erkenningsvoorwaarden.]2
   § 3. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° [2 het ondernemingsnummer van de operator voor gezondheidsbevordering;]2
   2° de verbintenis om zich te schikken naar het plan, vastgelegd door de Regering, en de evoluties ervan.]1
  [2 § 4. De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de in paragraaf 2 bedoelde erkenning alsmede de voorwaarden en de procedure voor het intrekken van die erkenning.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 67, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 50, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/41.[1 De operatoren inzake gezondheidsbevordering voeren acties die passen in de doelstellingen van het plan. [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 68, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 51, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 2. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 410/42.[1 Tijdens de periode vallend onder de erkenning en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten geniet de operator inzake gezondheidsbevordering een jaarlijkse subsidie [2 ter dekking van personeels- en werkingskosten]2.
   De Regering legt de nadere regels, de bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden van de subsidie vast, rekening houdend met de aard van de acties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 70, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 52, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/43.[1 [2 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen die door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en de uitvoeringsbesluiten daarvan worden opgelegd, voert de operator inzake gezondheidsbevordering een]2 gedeeltelijk dubbele boekhouding per begrotingsjaar en verstrekt jaarlijks een balans en [2 een winst- en verliesrekening]2 volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 71, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 53, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 3. [1 - Controle, evaluatie en bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 410/44.[1 § 1. De activiteiten van elke operator inzake gezondheidsbevordering worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   De operator inzake gezondheidsbevordering neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure.
   § 2. De administratieve en financiële de operator inzake gezondheidsbevordering wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Om inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze ambtenaren :
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van de operator inzake gezondheidsbevordering tijdens de openingsuren;
   2° alle documenten die in het bezit zijn van de exploitant van een operator inzake gezondheidsbevordering raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten, en hem een kopie te doen toekomen;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door de operator inzake gezondheidsbevordering elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke verantwoordelijke of elk personeelslid van de operator inzake gezondheidsbevordering horen;
   5° de operator inzake gezondheidsbevordering schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot de operator inzake gezondheidsbevordering.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de ambtenaren zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 54, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/45.[1 § 1. De erkenning als operator inzake gezondheidsbevordering kan te allen tijde [2 door de Regering of haar afgevaardigde]2 ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   [2 De operator inzake gezondheidsbevordering van wie de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.]2
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 74, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 55, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Afdeling 5. [1 - Federaties voor [2 bevordering van gezondheid, met inbegrip van preventie]2]1   ----------   (1)   (2)
Art. 410/46.[1 § 1. De operatoren inzake gezondheidsbevordering kunnen zich verenigen en hun belangen toevertrouwen aan een federatie voor gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie, die de erkenning van de Regering of haar afgevaardigde kan aanvragen.
   De erkenning wordt verleend voor een hernieuwbare periode van vier jaar.
   § 2. De federatie voor gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie, heeft de volgende taken:
   1° ze ondersteunt namens haar leden een gemeenschappelijke visie op gezondheidsbevordering en geeft er zichtbaarheid aan;
   2° ze is voorstander van overleg met het oog op de bevordering en de ondersteuning van de kwaliteit van de activiteiten van de leden;
   3° ze vertegenwoordigt haar leden collectief, overeenkomstig de geldende bepalingen:
   4° ze vertegenwoordigt een van haar leden individueel wanneer het daarom wordt verzocht, overeenkomstig de geldende bepalingen.
   § 3. Om erkend te worden moet de federatie voor gezondheidsbevordering, met inbegrip van preventie, de volgende taken:
   1° opgericht zijn in de vorm van een rechtspersoon zonder winstoogmerk;
   2° minimum twaalf leden tellen die de hoedanigheid van operatoren inzake gezondheidsbevordering;
   3° een activiteitenprogramma in te voeren waarin wordt aangegeven hoe de in lid 2 bedoelde taken zullen worden uitgevoerd.
   " § 4. De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de in paragraaf 2 bedoelde erkenning alsmede de voorwaarden en de procedure voor het intrekken van die erkenning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 57, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/47.[1 Gedurende de door de erkenning bestreken periode en binnen de perken van de beschikbare begroting kan de Regering de federatie voor de bevordering van gezondheid, met inbegrip van preventie, een jaarlijkse subsidie verlenen ter dekking van de personeels- en werkingskosten.
   De Regering bepaalt de wijzen voor de erkenning en de modaliteiten voor de berekening van de in het vorig lid bedoelde subsidie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 58, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Afdeling 6. [1 - Departement of afdeling medisch toezicht op het werk]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 410/48.[1 [2 ...]2 Om erkend te worden, vervult het departement of de afdeling medisch toezicht op het werk volgende voorwaarden:
   1° actief zijn op een deel van of het gehele grondgebied van het Franse taalgebied;
   2° geplaatst worden onder de leiding van een arts-diensthoofd, die beantwoordt aan de voorwaarden vastgesteld in de artikelen II.3-30, lid 1, 2°, en II.3-32 van de Codex over het Welzijn op het werk van 28 april 2017;
   3° bewijzen dat de samenstelling van het personeel en van het departement of de afdeling medisch toezicht op het werk, de vorm en de prestaties van zijn leden overeenstemmen met de artikelen II.1-12., II.1-13, II.1-20, II.3-30, II.3-33, II.3-34 en II.3-35, van de Codex over het Welzijn op het werk van 28 april 2017;
   4° beschikken over de infrastructuren en de materiële, technische, wetenschappelijke en financiële middelen nodig voor een [2 ...]2 uitvoering van zijn opdrachten;
   5° zich ertoe verbinden een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen dat in de voorwaarden bepaald en bedoeld in [2 artikel 46]2 aan het Agentschap wordt overgemaakt;
   6° zich ertoe verbinden de personeelsleden belast met de uitoefening van de activiteiten van medisch toezicht een voortgezette vorming te laten volgen en in het activiteitenverslag daarvan melding maken;
   7° de toegankelijkheid aantonen, aangepast aan de verminderd mobiele personen of personen lijdend aan een sensoriële handicap, tot de onderzoekscentra voor de werknemers onderworpen aan de activiteiten van medisch toezicht;
   8° zich ertoe verbinden activiteiten te ondernemen die gezondheidsgebonden prioriteiten zoals in het plan bepaald uitvoeren;
   9° een totale onafhankelijkheid aantonen ten opzichte van iedere controle- of verzekeringsgeneeskunde;
   10° [2 ...]2
   11° een statutair erkend autonoom bestaan hebben;
   12° [2 zich ertoe verbinden ieder verzoek van de personeelsleden van het Agentschap, belast met de controle bedoeld in artikel 410/39, te beantwoorden en toestaan dat laatstgenoemde nagaat of de voorwaarden bedoeld onder 1° tot 11° worden nageleefd.]2]1
  [2 In afwijking van artikel 46 wordt het in het eerste lid, 5°, bedoelde verslag toegezonden vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarop het betrekking heeft.
   De Regering bepaalt de toegestane afwijkingen van de in lid 7°, bedoelde toegankelijkheidsvereiste.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 80, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 59, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/49.[1 Naast de voorwaarden bedoeld in artikel 410/34 worden door de arts-diensthoofd [2 of zijn afgevaardigde]2:
   1° de verantwoordelijkheden van elk personeelslid bepaald en worden om de twee jaar de personeelsleden van het departement of de afdeling medisch toezicht geëvalueerd;
   2° het jaarlijks activiteitenverslag bedoeld in [2 artikel 46]2 vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 81, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 60, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/50.[1 Om erkend te worden, wordt de afdeling medisch toezicht, naast de voorwaarden bedoeld in de artikelen 410/34 en 410/35, door een paritair comité bijgestaan.
   Het paritair comité bedoeld in lid 1 bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en vertegenwoordigers van werknemersorganisaties en heeft als opdracht de directie van de afdeling medisch toezicht een advies over te leggen over iedere aangelegenheid die haar aangaat.
  [2 De informatie, met inbegrip van de notulen, betreffende de vergaderingen van het paritair comité wordt binnen de door de regering vastgestelde termijn aan het Agentschap toegezonden]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 82, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 61, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/51. [1 Naast de voorwaarden bedoeld in de artikelen 410/34 tot 410/36 bewijst de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk die de erkenning van zijn afdeling medisch toezicht aanvraagt door overlegging van zijn ondernemingsnummer dat hij voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in de artikelen II.3-5 tot II.3-7 van de Codex van het welzijn op het werk van 28 april 2017 voor zijn activiteiten van medisch toezicht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 83, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art. 410/52.[1 De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 ingediend.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur [2 door de Regering of haar afgevaardigde]2 verleend.
  [2 De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van de dienst waartoe de dienst of de afdeling voor gezondheidstoezicht op het werk behoort;
   2° een verbintenis om hun taken uit te voeren in het kader van deze afdeling.]2]1
  [2 De Regering bepaalt de wijze en de procedure voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 84, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 62, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Onderafdeling 2. [1 - Controle, evaluatie en bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 410/53.[1 § 1. De activiteiten van alle departementen of afdelingen medisch toezicht worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   Het departement of de afdeling medisch toezicht neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure.
   § 2. De administratieve en kwalitatieve controle van het departement of afdeling medisch toezicht wordt uitgeoefend door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Om inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze ambtenaren :
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het departement of de afdeling medisch toezicht tijdens de openingsuren daarvan;
   2° alle bij het departement of de afdeling medisch toezicht berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door het departement of de afdeling medisch toezicht elektronisch worden bijgehouden;
   elke of elk personeelslid van of van de afdeling medisch toezicht horen
   5° het departement of de afdeling medisch toezicht schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot de rechtspersoon die onder het departement of de afdeling medisch toezicht ressorteert.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de ambtenaren zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<DWG 2022-02-03/10, art. 63, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

Art. 410/54.[1 § 1. De erkenning als departement of afdeling medisch toezicht kan te allen tijde [2 door de Regering of haar afgevaardigde]2 ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   Het departement of de afdeling medisch toezicht [2 ...]2 waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing [2 ...]2 of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/86, art. 87, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<DWG 2022-02-03/10, art. 64, 059; Inwerkingtreding : 25-02-2022>

HOOFDSTUK I. - Verzorgingsinstellingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.411.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
   1° "verzorgingsinstellingen" : de instellingen, diensten, structuren, zorgprogramma's, afdelingen en functies waarop de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd bij de wet van 10 juli 2008 geheel of gedeeltelijk van toepassing is, met uitsluiting van de rust- en verzorgingstehuizen en de dagverzorgingscentra;
   2° "ziekenhuizen" : de ziekenhuizen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen die onder de bevoegdheid van het Waals Gewest vallen;
   3° "samenwerkingsverband" : elke vorm van gereglementeerd samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen op basis van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   4° "locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk": het ziekenhuisventwerk bedoeld in artikel 14/1, 1°, van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-12-12/08, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 15-12-2019>

Art.412.[1 De Regering bepaalt de normen voor de erkenning van de ziekenhuizen en de normen ter aanvulling van de organieke en programmeringswetgeving onverminderd de bevoegdheden van de federale overheid bepaald in artikel 5, § 1, I, 1°, 1°, a) en c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-12-12/08, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 15-12-2019>

Art.413. Om erkend te worden en te blijven, moeten de verzorgingsinstellingen aan de normen voldoen zoals vastgesteld bij of krachtens de organieke wetgeving en de aanvullende criteria bedoeld in artikel 412.

Art. 413bis. [1 De regering bepaalt de erkennings- en strafprocedures die van toepassing zijn op ziekenhuizen, samenwerkingsverbanden en locoregionale klinische ziekenhuisnetwerken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-12-12/08, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 15-12-2019>


Afdeling 2. - Bijzondere erkenning coor de inrichtingen en diensten bedoeld bij artikel 170, § 1, van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen, gecoördineerd op 10 juli 2008
Onderafdeling 1. - Procedure
Art.414.De Regering bepaalt de procedure voor de erkenning, de vernieuwing, de weigering of de intrekking van de bijzondere erkenning, alsmede de termijnen voor de beslissing. Ze stelt de regels vast voor de ontvankelijkheid van de dossiers.
  De bijzondere erkenning kan door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 verleend worden voor een bepaalde hernieuwbare periode of voor onbepaalde tijd.
  Een voorlopige bijzondere erkenning kan voor een hernieuwbare periode van zes maanden worden verleend aan de instellingen die een eerste aanvraag indienen.
  De bijzondere erkenning en de voorlopige bijzondere erkenning kunnen geschorst worden volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.415. De weigering van de bijzondere erkenning alsmede de intrekking van de bijzondere erkenning of de voorlopige bijzondere erkenning geven aanleiding tot de sluiting van de instelling.
  Volgens de door haar vastgestelde procedure kan de Regering bij spoedeisendheid beslissen dat een verzorgingsinstelling gesloten moet worden om redenen van volksgezondheid, veiligheid en ernstige overtreding van de normen. De sluiting kan tijdelijk zijn indien de omstandigheden die daartoe aanleiding gaven, gewijzigd zijn.
  Volgens de door haar bepaalde procedure beslist de Regering dat verzorgingsinstellingen die zonder bijzondere erkenning noch voorlopige bijzondere erkenning functioneren, gesloten moeten worden. De vaststelling dat een verzorgingsinstelling zonder bijzondere erkenning of voorlopige bijzondere erkenning geëxploiteerd wordt terwijl ze bestemd is voor de huisvesting van personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis of van mentaal gehandicapten, voor wie een permanente begeleiding nodig is, heeft evenwel geen sluiting tot gevolg indien de instelling overigens door de federale overheid of een deelstaat erkend is.
  De burgemeester is belast met de uitvoering van de beslissingen over de sluiting en dringende sluiting en moet overgaan tot de sluitingen die voortvloeien uit de beslissingen tot weigering of intrekking van een bijzondere erkenning.

Onderafdeling 2. - Controle en sancties
Art.416.De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 wijst de ambtenaren aan die moeten controleren of de normen door de verzorgingsinstellingen worden nageleefd.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  Ze hebben toegang tot de verzorgingsinstellingen en mogen er de naleving van de op deze instellingen toepasselijke normen controleren. Ze mogen zich de voor deze controle nodige gegevens laten verstrekken, vragen dat alle voor hun opdracht nuttige bescheiden en inlichtingen, binnen de door hen bepaalde termijn, hun worden overgemaakt of opgestuurd. Zij kunnen iedere persoon ondervragen over elk gegeven dat nuttig is voor het toezicht.
  Ze stellen inbreuken in processen-verbaal vast, die bewijskracht hebben tot het tegendeel is bewezen.
  Een afschrift daarvan wordt aan de overtreders overgezonden binnen drie werkdagen na de vaststelling van de overtreding.
  Bij het vervullen van hun opdracht kunnen ze een beroep doen op de openbare macht.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 112, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.417.Onverminderd de toepassing van de straffen bepaald in het Strafwetboek wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 2 tot 100 euro :
  1° hij die een instelling exploiteert die niet aan de opgelegde normen voldoet of hij die dergelijke instelling exploiteert zonder bijzondere erkenning of die dergelijke instelling verder exploiteert hoewel een beslissing werd genomen om de bijzondere erkenning in te trekken of te weigeren, of om de instelling te sluiten of dringend te sluiten;
  2° hij die de in artikel 412 bedoelde ambtenaren de toegang tot de instelling ontzegt;
  3° hij die de toegang tot de instelling ontzegt aan de ambtenaren bedoeld in artikel 416.
  In geval van herhaling binnen twee jaar na de veroordeling [1 worden de straffen op het dubbel gebracht]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 113, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 3. - Waarborg
Art.418.De [1 ...]1 Regering kan, binnen de voorwaarden en modaliteiten die zij vastlegt, haar waarborg verlenen voor de schuldvorderingen i.v.m. de financiering van de verrichtingen betreffende de bouw- en de herconditioneringswerken, alsook voor de kosten inzake uitrusting en apparatuur van de ziekenhuizen en medisch-sociale inrichtingen bedoeld in de artikelen 2 tot 7 en 170, § 1 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.
  De toepassing van de bepalingen van dit artikel mag niet leiden tot tussenkomsten die de maxima vastgelegd voor de investeringen overschrijden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 111, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 4.   
Art. 418/1.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 267, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 5. [1 - Platforms voor palliatieve zorg]1   ----------   (1)
Art. 418/2.
  <Opgeheven bij DWG 2019-05-02/85, art. 51, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>

Afdeling 6. [1 - Erkenning van een elektronisch uitwisselingsplatform van de gezondheidsgegevens met het oog op de toekenning van een subsidie]1   ----------   (1)
Art. 418/3. [1 Voor de toepassing van deze afdeling moet worden verstaan onder :
   1° "platform" : het elektronisch uitwisselingsplatform van de gezondheidsgegevens dat voldoet aan de doelstelling bedoeld in artikel 418/5, in het kader van het gezondheidsbeleid bedoeld in artikel 5,
   § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 en die onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest valt;
   2° "gezondheidsgegevens" : de gegevens betreffende het gezondheidsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 en die onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest valt;
   3° "gezondheidsactoren" : de gezondheidsactoren, -instellingen of -organisaties die behoren bij het gezondheidsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 en die onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest vallen, zoals de huisartsen of de geneesheren-specialisten en andere gezondheidsberoepen, de verzorgingsinstellingen, de gezondheidsdiensten, de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging, de overlegplatforms inzake Geestelijke gezondheid, de overlegplatforms in palliatieve zorgen;
   4° "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" : de Commissie ingesteld bij artikel 23 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
   5° "Sectoraal comité van het Rijksregister" : het comité ingesteld overeenkomstig artikel 15 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/4. [1 Het elektronisch uitwisselingsplatform van de gezondheidsgegevens en de gezondheidsactoren bedoeld in deze afdeling komen tussenbeide voor de verwerking van de gegevens betreffende het gezondheidsbeleid in het Waalse Gewest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/5. [1 Het platform heeft als doelstelling de studie, de organisatie en de uitvoering van elk middel om een zo goed en goedkoop mogelijke communicatie te hebben tussen de verschillende actoren van de gezondheid, namelijk de elektronische automatische versturing of de telematische terbeschikkingstelling van elk gegeven of communicatie betreffende de gezondheid d.m.v. de meest geschikte systemen van de technologie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/6.[1 Volgens de procedure die zij bepaalt, erkent de Regering een platform dat de volgende opdrachten uitvoert :
   1° de elektronisch uitwisselingen van de gezondheidsgegevens beheren en ontwikkelen onder de vorm van een concentrator, hierna "hub" genoemd;
   2° onverminderd de opdrachten van de andere bevoegde organen inzake de informatie - en communicatietechnologieën, de Regering adviseren wanneer zij beslissingen moet voorbereiden of aannemen betreffende het beleid van de informatie - en communicatietechnologieën inzake gezondheidsgegevens;
   3° de toegang tot een databank ter beschikking stellen van de gezondheidsactoren, hierna "safe" genoemd, waarin de gezondheidsgegevens kunnen worden opgeslagen met al de vereiste veiligheidswaarborgen.
   Het platform kan, op aanvraag van de Regering, specifieke opdrachten ontwikkelen die aan haar [2 doel]2 voldoen voor zover zij overeenstemmen met de doelstelling omschreven in artikel 418/5.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 18, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art. 418/7. [1 Om haar doelstelling tot een goed einde te brengen, moet het platform de volgende acties uitvoeren :
   1° de realisatie en de coördinatie steunen van de telematische projecten inzake gezondheid betreffende het patiëntendossier dat al de gegevens i.v.m. zijn gezondheid bevat op een elektronische drager hierna "elektronisch patiëntendossier" genoemd;
   2° de analyse, de ontwikkeling en de exploitatie van toepasselijke projecten begeleiden en steunen en de desbetreffende opleiding organiseren;
   3° de steun organiseren aan de koppeling van de elektronische patiëntendossiers met de gezondheidssystemen van de andere deelgebieden die verbonden zijn via het verwijzingsrepertorium van het eHealth-platform en de metahub van het eHealth-platform ingesteld krachtens de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen, en de desbetreffende opleiding organiseren;
   4° de veiligheid van de "safe" instellen en waarborgen en zijn implementatie, gebruik en toegangsregels coördineren;
   5° een actieplan opstellen waarvan de periodiciteit door de Regering wordt vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/8. [1 De ziekenhuizen en de gezondheidsberoepen zijn verantwoordelijk voor de verwerking van de gezondheidsgegevens die elektronisch worden gewisseld en gecentraliseerd in de "safe" van de gezondheid in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;
   Voorafgaandelijk aan de uitvoering van deze verwerking, vermelden de verantwoordelijken van de verwerking van de gezondheidsgegevens de uitvoering ervan aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
   Het platform kan optreden als onderaannemer wat betreft de elektronische uitwisseling van de gezondheidsgegevens en de centralisatie van deze gegevens in de "safe" van de gezondheid in de zin van artikel 1, § 5, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/9. [1 Een informatica-audit gebaseerd op de veiligheid van de infrastructuur en de beheersprocedures van het platform wordt uitgevoerd door het platform aan een ritme dat door de Regering wordt bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/10.[1 Het platform wordt door de Regering voor onbepaalde duur erkend tegen de volgende voorwaarden :
   1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting overeenkomstig [2 het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2;
   2° zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Franse taalgebied hebben;
   3° samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van de huisartsen en ziekenhuisgeneesheren, die zelf huisarts of ziekengeneesheer zijn;
   4° de verbintenis aangaan om, binnen een termijn vastgelegd door de Regering, over een ploeg te beschikken waarvan de minimale samenstelling door de Regering wordt bepaald, en die, o.a., moet bestaan uit een geneesheer verantwoordelijk voor het medisch toezicht en een adviseur voor de informatieveiligheid;
   5° de inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, van art 458 van het strafwetboek dat het beroepsgeheim waarborgt, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen en de aanbevelingen in acht nemen van de beroepsorden die inzake gezondheid bevoegd zijn;
   6° het samenwerkingsakkoord in acht nemen van 23 mei 2013 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief, alsook het samenwerkingsakkoord van 15 mei 2014 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013;
   7° over een machtiging beschikken van het sectoraal comité van het Rijksregister voor het gebruik van het Rijksregisternummer, overeenkomstig de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en de wet van 5 mei 2014 houdende verankering van het principe van de unieke gegevensinzameling in de werking van de diensten en instanties die behoren tot of taken uitvoeren voor de overheid en tot vereenvoudiging en gelijkschakeling van elektronische en papieren formulieren;
   8° zich houden aan het reglement om gezondheidsgegevens te delen tussen de gezondheidssystemen die verbonden zijn via het verwijzingsrepertorium van het eHealth-platform en, namelijk, de goedkeuring gekregen hebben van de afdeling gezondheid van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid over een verbindingsaanvraag als hub;
   9° voldoen aan de referentiemaatregelen voor de beveiliging van elke verwerking van persoonsgegevens bepaald door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, alsook aan de minimale beveiligingsnormen vastgelegd door het Algemeen Coördinatiecomité van de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid en goedgekeurd door het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid;
   10° de richtsnoeren voor Wallonië naleven die door de Regering worden bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 19, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art. 418/11. [1 Binnen een termijn bepaald door de Regering kan een erkenningsaanvraag worden gericht aan de Regering door elke vereniging of stichting die bewijst dat ze aan de voorwaarden bepaald in artikel 418/10 voldoet.
   Deze erkenningsaanvraag moet aan de Regering gericht worden bij ter post aangetekend schrijven of op elke wijze waarop een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.
   Te rekenen vanaf de afsluitingsdatum van het indienen van de erkenningaanvragen doet de Regering uitspraak erover binnen de termijn die zij vastlegt en erkent ze het platform.
   Als verschillende verenigingen of stichtingen evenwel aan de bij het artikel 418/10 gestelde voorwaarden voldoen aan het einde van het onderzoek van de erkenningsaanvragen, gaat de Regering over tot de selectie uitgevoerd door een jury waarvan de samenstelling door de Regering bepaald wordt.
   De jury formuleert zijn mening door de kwaliteit van de projecten en de ervaring van de mensen belast met de uitvoering van deze projecten alsook de acties die hen aantonen te vergelijken, tegenover de opdrachten zoals bepaald bij artikel 418/6. De jury doet zijn uitspraak binnen een termijn vastgelegd door de Regering. Te rekenen vanaf deze beslissing erkent de Regering een platform.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/12. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Regering een subsidie aan het platform om de opdrachten bedoeld in artikel 418/6 te vervullen en om geheel of gedeeltelijk de volgende kosten te dekken :
   1° de personeelskosten;
   2° de werkingskosten.
   De Regering kan investeringssubsidies verlenen, op basis van een verzoek van het platform, samen met een rechtvaardiging.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/13. [1 Het platform houdt op erkend te zijn wanneer, hetzij :
   1° de Regering beslist om de erkenning te schorsen
   2° de Regering de erkenning intrekt.
   De Regering kan de erkenning van het platform voor een eenmalige hernieuwbare periode van drie maanden opschorten als de voorwaarden vermeld in artikel 418/6 of 418/7 of 418/8 of 418/9 of 418/10 of overeenkomstig die artikelen niet in acht genomen worden.
   Na het verstrijken van de opschortings- of hernieuwingstermijn kan de Regering, als de voorwaarden bepaald in het tweede lid steeds niet nagekomen worden, haar erkenning intrekken.
   In geval van ernstige tekortkoming vanwege het platform, zal de Regering de erkenning intrekken.
   De schorsing van de erkenning heeft een evenredige vermindering van de subsidie tot gevolg.
   De Regering bepaalt de modaliteiten inzake schorsing of intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2015-10-16/18, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2016>


Art. 418/14.[1 Het Agentschap wordt belast met de controle op het gebruik van de subsidies toegekend aan het platform.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/03, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 15-10-2018>

HOOFDSTUK II. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen
Art.419. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° geïntegreerde gezondheidsvereniging, hierna "vereniging" genoemd, elke vereniging die langs een op het medische en psychosociale vlak pluridisciplinaire eerstezorgverleningsequipe, hierna "de equipe" genoemd, zorg verleent vanuit een globale, zowel organieke als psychologische en sociale, visie, waarbij de zieke beschouwd wordt als een persoon die een individuele geschiedenis heeft en die in een familiale, professionele en sociaal-economische omgeving geïntegreerd is, geïntegreerd zorg verleent met inbegrip van preventie die kan worden uitgevoerd ofwel bij individuele contacten ofwel bij acties gevoerd ten aanzien van een bepaalde bevolkingsgroep, ononderbroken zorg verleent waarbij de synthese, de toegankelijkheid en het volgen wordt verzekerd van de informatie in verband met het geheel van de gezondheidsproblemen die door de patiënt worden beleefd gedurende zijn opneming, op welk niveau dan ook;
  2° primaire gezondheidszorg : de eerstelijnszorg die bij een raadpleging of thuis wordt verleend, en het preventief volgen;
  3° communautaire gezondheidsfuncties uitoefenen : activiteiten organiseren die worden gecoördineerd met het gehele psychisch-medisch-sociaal netwerk, en omstandigheden scheppen waarin de bevolking actief kan deelnemen aan de promotie van haar gezondheid;
  4° functies uitoefenen voor het waarnemen van de eerstelijnsgezondheidszorg : gegevens inzamelen waardoor de bediende bevolking op epidemiologisch vlak kan worden beschreven, de doelstellingen kunnen worden geëvalueerd en waardoor er een zelfevaluatie van haar activiteiten kan zijn met het oog op een verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening;
  5° stedelijke zone : het geheel, gevormd door een stad en haar voorsteden, of een gemeente die meer dan 10 000 inwoners telt.

Afdeling 2. - Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. [1 - Programmering en erkenning]1   ----------   (1)
Art.420.§ 1. De Regering [3 of haar afgevaardigde]3 kan de verenigingen erkennen die aan volgende voorwaarden voldoen :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of, bij gebrek aan particulier initiatief, opgericht zijn door de overheid;
  2° op zodanige wijze zorg verstrekken dat die toegankelijk is voor iedereen, onder de door de Regering te bepalen voorwaarden;
  3° waarborgen dat de informatie die ononderbroken zorg mogelijk moet maken, wordt medegedeeld;
  4° de verschillende basiszorgdisciplines in een teamwerk integreren;
  5° haar activiteiten hoofdzakelijk uitoefenen in een geografische zone beperkt tot een straal van 5 km of 20 km om de activiteitenzetel van de vereniging, naargelang deze zich binnen of buiten een stedelijke zone bevindt;
  6° als het gaat om een vereniging zonder winstoogmerk, moet de algemene vergadering ervan voor het merendeel samengesteld zijn uit leden van de equipe, waarbij elk lid van de equipe, op zijn verzoek, van rechtswege lid is van de algemene vergadering;
  als het gaat om een vereniging die op initiatief van de overheid is opgericht, moet deze laatste het beheer van de geïntegreerde gezondheidsvereniging toevertrouwen aan een voor het merendeel uit leden van de equipe samengesteld beheerscomité, waarbij elk lid van de equipe, op zijn verzoek, van rechtswege lid is van het beheerscomité;
  7° de patiënt waarborgen dat hij zijn zorgverlener vrij kan kiezen.
  [1 8° over een minimum team beschikken zoals bedoeld in de artikelen 422 en 423, § 1;]1
  [1 9° een actieplan overeenstemmend met artikel 423, § 2 en § 5, hebben opgemaakt.]1
  § 2. [2 In afwijking van artikel 422 en wanneer de algemeen geneeskundigen van de vereniging er hun activiteit niet als hoofdberoep uitoefenen en als het gaat om een nieuwe geïntegreerde gezondheidsvereniging, kan een erkenning voor onbepaalde duur toegekend worden, voor zover de vereniging de andere erkenningsvoorwaarden naleeft.
   Indien artikel 422 aan het einde van een termijn van twee jaar na de toekenning van de erkenning door de vereniging niet wordt nageleefd, wordt de in artikel 432 bedoelde procedure tot intrekking van de erkenning toegepast.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-03-27/13, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<DWG 2014-03-27/13, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 420/1. [1 § 1. De Regering wordt ertoe gemachtigd om een programmering van de erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen te bepalen om, volgens een jaarlijks bepaald begrotingskader, een evenredige verdeling van het aanbod op het grondgebied met een minimale dekking vastgesteld door de Regering te waarborgen.
   De in het eerste lid bedoelde programmering berust met name op de volgende criteria : de bepaling van relevante grondgebieden voor de organisatie van de eerste zorglijn, het medische eerste-lijnsaanbod dat in elk grondgebied bestaat en de samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten.
   § 2. In afwijking van § 1 komen de op de dag van inwerkingtreding van artikel 420/1 erkende verenigingen steeds in aanmerking voor hun erkenning voor onbepaalde duur als geïntegreerde gezondheidsverenigingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/13, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.421.[1 De procedures en modaliteiten m.b.t. de toekenning van de erkenning worden door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-03-27/13, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.422. De equipe bestaat uit ten minste twee algemeen geneeskundigen wier hoofdactiviteit wordt uitgeoefend in het kader van de vereniging, een kinesitherapeut, een verpleegkundige, een dienst voor onthaal en secretariaat.
  De leden van de equipe worden met arbeidscontract in dienst genomen als de vereniging door de overheid wordt opgericht, of ter beschikking van de vereniging gesteld als ze definitief worden benoemd binnen de diensten van de betrokken overheid.
  De nadere werkingsregels van het team voor de organisatie van de opvang, de integratie van de verschillende disciplines van het team en de coördinatie van de activiteiten van de leden worden door de Regering vastgesteld.
  Ze worden bepaald in de vorm van aanbevelingen over de aangewende kwaliteit en technieken, waarbij rekening gehouden wordt met de noodzaak om een continue zorgverlening en de toegankelijkheid van de opvang te waarborgen.

Art.423.§ 1. Het team verzorgt zelf en in samenwerking met het medisch-psychologisch-sociaal netwerk :
  1° curatieve en preventieve functies in het kader van de primaire zorgverlening;
  2° communautaire gezondheidsfuncties;
  3° functies als waarnemingscentrum voor de eerstelijnsgezondheidszorg;
  4° opvangfuncties.
  § 2. De geïntegreerde gezondheidsvereniging ontwikkelt haar activiteiten in het kader van een actieplan dat :
  1° voor de functies waarvan sprake in [1 paragraaf 1]1 de nagestreefde strategische en operationele doelstellingen, de acties en de middelen die aangewend worden om ze te garanderen, de evaluatiecriteria bepaalt, met een terugwerkende kracht;
  2° de pluridisciplinaire aanpak door het team, bedoeld in artikel 1, 1°, in het netwerk opneemt. De vereniging is ingebed in het institutionele overleg door sluiting, tussen instellingen, van samenwerkingsovereenkomsten waarin minstens de aangewende samenwerkingsprocedures en -methodes nader bepaald worden.
  § 3. De communautaire gezondheidsactiviteiten worden georganiseerd ten bate van de verzorgde bevolkingsgroep en de gehele bevolking van het grondgebied waarop de vereniging werkzaam is, waarbij beoogd wordt laatstgenoemde mee te doen werken aan de verbetering van de gezondheidstoestand van die bevolking.
  § 4. Het inzamelen van epidemiologische gegevens beoogt :
  1° het profiel op te stellen van de bevolkingsgroep die bediend wordt door de geïntegreerde gezondheidsdienst en haar actieplan op die gegevens af te stemmen;
  2° het onderzoek en de analyse te voeden voor het geheel van het Waalse Gewest en het Gewest in staat te stellen zijn verplichtingen na te komen ten opzichte van andere overheden.
  De Regering bepaalt de minimumlijst van de gegevens die ingezameld worden, de nadere regels voor de registratie, de bewaring en de mededeling van de gegevens aan haar diensten.
  Wanneer de resultaten van het onderzoek en de analyse van de gegevens gekend zijn, voorziet de Regering in het verstrekken van informatie aan de geïntegreerde gezondheidsverenigingen in de vorm die het meest gepast is.
  § 5. De Regering bepaalt de inhoud van het in [1 paragraaf 2]1 bedoelde actieplan van de geïntegreerde gezondheidsdienst nader in de vorm van een model van referenties of aanbevelingen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 115, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.424. § 1. De leden van het team voeren een onderlinge pluridisciplinaire samenwerking en coördinatie in, waarbij rekening wordt gehouden met een door de Regering bepaald aantal regelmatige vergaderingen.
  De nadere regels voor de opvolging van de patiënten door de leden van het team bevatten minstens de inschakeling van een verbindingsinstrument, bepaald door de Regering.
  § 2. De leden van het team die kinesitherapeut of verpleger zijn en die bij overeenkomst zijn gebonden, moeten aan elke coördinatievergadering die door de vereniging georganiseerd wordt, deelnemen of er zich laten vertegenwoordigen door een lid van het team dat in dezelfde discipline werkzaam is.

Art.425.De vereniging [1 rekent op]1 de samenwerking van maatschappelijk werkers en psychotherapeuten.
  De Regering stelt de minimuminhoud vast van de samenwerkingsovereenkomsten die de geïntegreerde gezondheidsvereniging bindt aan de prestatieverleners van vorig lid; die inhoud heeft minstens betrekking op de aard van de dienstverlening, de nadere regels voor het delen van de informatie over de zorgverlening en de continuïteit ervan, de nadere regels voor de aanwijzing van een referentiepersoon tijdens de gehele duur van het zorgtraject en de periodieke beoordeling van de samenwerking.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 116, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Bijdrage
Art.426.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 aan de verenigingen [1 die een erkenning hebben]1, een subsidie voor hun activiteiten die niet in aanmerking komen voor andere subsidies of financiële tegemoetkomingen, op grond van volgende criteria :
  1° de organisatie van de opvang;
  2° het deel van de activiteiten dat besteed wordt aan de coördinatie en de omvang van de bediende bevolkingsgroep;
  3° het belang van de communautaire gezondheidsactiviteiten;
  4° het inzamelen van epidemiologische gegevens;
  5° het feit dat de bedrijfszetel in landelijk gebied ligt.
  Voor elk criterium wordt er een forfait bepaald, en de gezamenlijke forfaits vormen de subsidie die uitgekeerd wordt aan de geïntegreerde gezondheidsvereniging.
  De Regering maakt het forfait dat aan de communautaire gezondheid waarvan sprake in lid 1, 3°, toegewezen wordt, afhankelijk van het aantal en de aard van de activiteiten. Een verhoging van dat forfait wordt toegekend voor de activiteiten met het oog op een vlottere toegankelijkheid van de gezondheidszorgen door de personen die uitermate in sociale bestaansonzekerheid leven, zoals het aannemen van het forfaitaire financieringssysteem van het RIZIV en de activiteiten in samenwerking met de gezondheidsantennes in de steden die beschikken over een stedelijke sociale antenne of die deel uitmaken van de sociale cohesieplannen van de steden en gemeenten van Wallonië.
  De Regering stelt de datum of de periodes vast waaraan de criteria voor de vaststelling van de subsidie refereren, om ze vast te stellen.
  De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd.
  § 2. De subsidies toegekend bij of overeenkomstig dit decreet worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen onder de toepassing van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-03-27/13, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 426/1. [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering volgens de door haar bepaalde voorwaarden een bijkomende subsidie ter dekking van de kosten voor de eerste vestiging aan de verenigingen.
   De subsidie wordt gekoppeld aan een positieve index betreffende de samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten en de bevolkingsdichtheid van de gemeenten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/13, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Afdeling 3. - Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.427.§ 1. De erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen kunnen samengaan en hun belangen toevertrouwen aan een federatie die kan vragen erkend te worden door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2.
  § 2. Om erkend te worden, moet de federatie :
  1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
  2° de lijst van zijn leden verstrekken;
  3° een activiteitenprogramma indienen waarin de wijze wordt aangegeven waarop de opdrachten vermeld in [1 paragraaf 3]1 uitgevoerd zullen worden in termen van inhoud, doelstellingen, beoordeling of ze zijn bereikt en begroting.
  § 3. Om erkend te worden, vervult de federatie minstens de volgende opdrachten :
  1° het overleg begunstigen om de kwaliteit van de activiteiten te bevorderen en te ondersteunen en de geïntegreerde gezondheidsverenigingen op collectieve wijze of, wanneer laatstgenoemden daarom verzoeken, op individuele wijze te vertegenwoordigen met inachtneming van de vigerende bepalingen;
  2° de logistieke en technische steun verstrekken aan de geïntegreerde gezondheidsverenigingen voor de inzameling van de epidemiologische gegevens, de informatisering en de technologieën in verband met het beheer en de mededeling van die gegevens, met inachtneming van de vigerende bepalingen terzake en minstens door de volgende acties :
  a) de personen die beroepsmatig met deze aangelegenheden bezig zijn, sensibiliseren voor het belang en de belangrijkheid van de inzameling van gegevens en voor de rol die ze spelen in de kwaliteit van de resultaten en het gebruik ervan;
  b) de wijze van inzameling standaard maken zodat de ingevoerde gegevens samengelegd kunnen worden;
  c) vlot hanteerbare instrumenten en procedures ter beschikking stellen van de personen die beroepsmatig met deze aangelegenheden bezig zijn, in overleg met hen;
  d) ze ertoe aanzetten om er een werk van lange termijn van te maken;
  e) feedback geven over de resultaten van de inzameling van de gegevens en de aanwending van die resultaten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 117, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.428. De erkenning van de federaties heeft een duur van vier jaar.

Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art.429.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de federaties een jaarlijkse subsidie toe voor de opdracht bedoeld in artikel 427, § 3, 1°.
  De forfaitaire subsidie verschilt naar gelang van het aantal patiënten die verzorgd worden in de erkende of voorlopig erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen die lid zijn van de federatie.
  De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd.
  § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de erkende federaties een jaarlijkse subsidie toe voor de opdracht bedoeld in artikel 427, § 3, 2°.
  De forfaitaire subsidie verschilt naar gelang van het aantal patiënten die verzorgd worden in de erkende of voorlopig erkende geïntegreerde gezondheidsverenigingen die deelnemen aan de inzameling van epidemiologische gegevens zoals georganiseerd door de federatie.
  De activiteit van de verenigingen die niet lid zijn van een federatie en die de uitvoering van opdracht waarvan sprake in artikel 427, § 3, 2°, wordt in rekening gebracht van de federatie die zij daartoe aanwijzen.
  De toegekende subsidies dekken de personeelsuitgaven en de werkingskosten waarvan de aard door de Regering wordt vastgelegd.
  § 3. De subsidies toegekend bij of overeenkomstig dit decreet worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen onder de toepassing van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 4. - Evaluatie en sancties
Onderafdeling 1. - Evaluatie
A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art.430. De vereniging moet periodiek worden geëvalueerd volgens door de Regering nader te bepalen regels.

B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art.431. De Regering voorziet in de beoordeling van de acties van de door haar diensten erkende federaties.
  Daartoe beoordeelt zij de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht waarvan sprake in artikel 11, § 3, 1°, op grond van het activiteitenverslag ingediend met inachtneming van de vorm en de termijn bepaald door de Regering en bepaalt zij indicatoren met het oog op de vervulling van de behoeften van de geïntegreerde gezondheidsverenigingen en op de beoordeling van de wijze waarop de richtlijnen voor de inzameling, de globalisering en de verwerking van de epidemiologische gegevens waarvan sprake in artikel 427, § 3, 2°, nageleefd zijn.
  Het activiteitenverslag waarvan sprake in vorig lid wordt zo spoedig mogelijk aan het Parlement overgemaakt.

Onderafdeling 2. - Sancties
A. Geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art.432. De erkenning van de vereniging die niet meer voldoet aan de vereiste voorwaarden of de haar opgelegde verplichtingen niet nakomt, kan worden ingetrokken. De Regering bepaalt de procedure voor het intrekken van de erkenning.

B. Federaties van geïntegreerde gezondheidsverenigingen
Art.433. De instandhouding van het voordeel van de erkenning als geïntegreerde gezondheidsvereniging of federatie is verbonden aan de voorwaarde dat de bepalingen aangenomen bij en overeenkomstig dit decreet worden nageleefd.

HOOFDSTUK III. - Coördinatie van thuiszorg en thuishulp
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art.434.In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  1° de " coördinatie van de thuiszorg en -hulp " : het gezamenlijke proces inzake situatieanalyse en besluitvorming waarbij beroepsbeoefenaars hun kennis, expertises en vaardigheden kunnen bundelen en delen om ze ter beschikking van de begunstigden te stellen ten einde samen een project inzake begeleiding, thuishulp en -zorg uit te werken en uit te voeren;
  2° het " coördinatiecentrum voor thuishulp en -zorg " : het centrum dat alleen of in vereniging instaat voor de coördinatie zoals bedoeld in het vorige lid;
  3° de " thuiszorg- en -hulpdiensten " : elke al dan niet aan een erkenning onderworpen structuur die hulpdiensten en verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;
  4° de " thuiszorg of -hulpverleners " : elke beroepsbeoefenaar die als zelfstandige hulpdiensten of verzorging aan huis verleent, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving;
  5° de " begunstigde " : elke persoon, ongeacht de leeftijd, die ziek is of die tijdelijk of blijvend zijn autonomie verliest of een instelling " intra-muros " verlaat, die thuis wenst te leven maar niet in staat is zijn thuishandhaving zelf te organiseren en voor wie een oplossing ten uitvoer gelegd kan worden dankzij de coördinatie;
  6° de " vertegenwoordiger " :
  a) de wettelijke of gerechtelijke vertegenwoordiger van de begunstigde;
  b) de gevolmachtigde afgevaardigd door de begunstigde, met uitzondering van elke persoon die zijn activiteit in het coördinatiecentrum uitoefent of die er medebeheerder van is, of die aan het gezag van de beheerder ervan onderworpen is;
  7° " de entourage " : elke door de begunstigde aangewezen persoon die niet beroepshalve tussenkomt, met als doelstelling de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, o.a. de naaste hulpverlener in de zin van titel III van boek III van het tweede deel van dit Wetboek;
  8° het eerste niveau : het eerste interventieniveau, met name hulp- en zorgverleners, al dan niet beroepshalve, die hun activiteit uitoefenen met het oog op de bevordering van de thuishandhaving van de persoon en, meer bepaald van de contacten tussen de patiënt en de hulp- of zorgverleners;
  9° het tweede niveau : het tweede interventieniveau, met name de plaats van de coördinatie en van het pluridisciplinaire overleg, wanneer ze nodig blijkt te zijn, tussen de verschillende actoren die de begunstigde omringen;
  10° het derde niveau : het derde interventieniveau, met name de geïntegreerde thuiszorgdienst, hierna " het derde niveau " genoemd, met name het geheel van de actoren van het eerste en het tweede niveau binnen een bepaalde geografische zone;
  11° het netwerk van de instellingen " intra-muros " : het geheel van de instellingen die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, zoals een verzorgings-, huisvestings-, onthaalinrichting of een rustoord;
  12° het netwerk van de instellingen " extra-muros " : het geheel van de instellingen of diensten die inspelen op de behoeften aan tenlasteneming van de persoon, zowel inzake zorg- als hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen, die aan huis verzorgen of op ambulante wijze tussenkomen;
  13° de " levensplaats " : de plaats waar de begunstigde doorgaans daadwerkelijk woont, met uitzondering van de instellingen die deel uitmaken van het netwerk intra-muros;
  14° de " huisarts " : 14° de huisarts aangewezen door de begunstigde;
  15° de " coördinator " : het personeelslid belast met de coördinatie dat voldoet aan de criteria bepaald bij of overeenkomstig dit hoofdstuk;
  16° de " geïntegreerde dienst voor thuisverzorging ", hierna de " SISD " genoemd : de door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 erkende verzorgingsinstelling waarvan de opdrachten vastgelegd zijn bij het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging;
  17° [1 zorgzone : de zorgzone zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van titel 3 van boek 7 van deel II van het regelgevend deel van het Waals Wetboek van Sociale actie en Gezondheid;]1
  18° het " netwerk " : het netwerk voor hulp- en zorgverlening aan huis : het geheel van de personen, zoals de huisarts, de diensten, de thuiszorg of -hulpverleners en de entourage, het netwerk extra-muros, waarvan de activiteiten rond de begunstigde georganiseerd zijn naar gelang van zijn behoeften en de evolutie hiervan.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 118, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.435. Het coördinatiecentrum voorziet alle akten en andere stukken, advertenties en aanplakkingen die van hem uitgaan van de melding " centre de coordination des soins et de l'aide et de soins à domicile agréé et subventionné par la Région wallonne " (coördinatiecentrum voor thuiszorg en -hulp erkend en gesubsidieerd door het Waalse Gewest).

Afdeling 2. - Coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp
Onderafdeling 1. - Verplichtingen
A. Opdrachten
Art.436.De coördinatiecentra worden belast met de begeleiding van elke begunstigde die in zijn levensplaats wenst te blijven of ze wenst te herintegreren, met als doelstellingen de continuïteit en de kwaliteit van de thuishandhaving, en vervullen de volgende taken :
  [1 1°]1 de toestand analyseren met de begunstigde of met diens vertegenwoordiger via een onderzoek van de al dan niet gedekte behoeften aan hulp- en zorgverlening, van zijn moeilijkheden en omgevingsituatie;
  [1 2°]1 een aan de begunstigde over te leggen interventieplan uitwerken;
  [1 3°]1 de interventies in overleg met de diensten en dienstverleners plannen;
  [1 4°]1 wanneer de diensten tot stand gebracht zijn, op verzoek of op eigen initiatief regelmatig de toestand van de begunstigde naar gelang van de evolutie van zijn behoeften evalueren, telkens als nodig en minstens één keer per jaar. De situatie wordt geëvalueerd aan de hand van de meest geschikte middelen en op zijn minst via de organisatie van coördinatievergaderingen met de leden van de netwerken. Voor de evaluatie wordt een herevaluatieplan opgesteld;
  [1 5°]1 steeds de situatie van de begunstigde beschermen bij de totstandbrenging van de diensten, via de meest geschikte middelen, door zijn autonomie te stimuleren;
  [1 6°]1 in geval van geschil tussen de leden van het netwerk en de begunstigde, op verzoek of op eigen initiatief als bemiddelaar optreden in het belang van de begunstigde;
  [1 7°]1 telkens als nodig voor elke begunstigde op verzoek van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging overgaan tot het pluridisciplinair overleg bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging tussen de verschillende actoren die hem omringen;
  [1 8°]1 wanneer de begunstigde of zijn vertegenwoordiger erom verzoekt of wanneer de situatie het rechtvaardigt, de begunstigde en zijn entourage bijstaan in de keuzen met het oog op de voorbereiding van de overgang van de levensplaats naar een tenlasteneming in een instelling.
  Behalve de acties i.v.m. zijn coördinatieopdrachten geeft het coördinatiecentrum elke persoon die erom verzoekt kennis van de mogelijkheden inzake handhaving of terugkeer in de levensplaats, oriënteert het de aanvraag wanneer ze betrekking heeft op het verkrijgen van één of meer diensten. De aanvraag kan door het centrum ook opgehelderd of heroriënteerd worden, al naar gelang van het geval.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de coördinatieopdracht en voor de uitvoering van de informatieacties, o.a. de inhoud van de stukken i.v.m. het beheer van de situatie van de begunstigde.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 119, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.437. Het coördinatiecentrum oefent de in artikel 4 bedoelde opdrachten zelf uit of delegeert een gedeelte of het geheel ervan krachtens een overeenkomst.

Art.438. Het coördinatiecentrum werkt mee aan het opmaken van de opleidingsprogramma's van de diensten en de verleners van thuiszorg en -hulp ten einde de kwaliteit van de tenlasteneming aan huis te verbeteren en te bevorderen.

Art.439.§ 1. Om zijn opdracht uit te oefenen en een erkenning te genieten werkt het coördinatiecentrum mee met de huisarts die de begunstigde gekozen heeft, met inachtneming van de rol van de verzorgingscoördinator.
  § 2. Het coördinatiecentrum neemt zelf of via een overeenkomst een thuisverpleegdienst waar, alsook een door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 erkende gezinshulpdienst, een centrum voor sociale dienst of elke andere sociale dienst met algemene bestemming, een dienst voor tele-bio-waakzaamheid en minstens vier van de volgende diensten :
  [1 1°]1 thuisoppas;
  [1 2°]1 het uitlenen en het vervoer van sanitair materiaal;
  [1 3°]1 de maaltijddistributie aan huis;
  [1 4°]1 de inrichting of de aanpassing van de lokalen;
  [1 5°]1 de apotheek;
  [1 6°]1 de ergotherapie;
  [1 7°]1 een dienst ter ondersteuning van de entourage;
  [1 8°]1 het vervoer van personen, o.a. het medisch-sanitair vervoer bedoeld in hoodstuk 1 van titel II van het boek VI in de tweede deel van het Wetboek;
  [1 9°]1 een centrum voor geestelijke gezondheidszorg;
  [1 10°]1 de kinesitherapeut;
  [1 11°]1 een team voor palliatieve verzorging.
  De Regering bepaalt de minimuminhoud van elke samenwerkingsovereenkomst en op zijn minst de modaliteiten inzake verstrekking en deling van de informatie, met inbegrip van die betreffende de veiligheid van de werknemers van de diensten of van de zorgverleners, de permanentie, de interventiesnelheid, de beschikbaarheid, de veiligheid van de tenlasteneming, de conformiteit met de sociale wetgeving, de evaluatie van de samenwerking en de inachtneming van de deontologische regels eigen aan elk beroep.
  In voorkomend geval is het voordeel van een erkenning door een overheid een bijkomend beoordelingscriterium bij de keuze van de diensten en zorgverleners.
  § 3. Bovendien kan het centrum, al naar gelang van de behoeften van elke begunstigde, samenwerken met andere diensten of zorgverleners die plaatselijk op de levensplaats tussenkomen of, desgevallend, met de organen die hen op plaatselijk vlak vertegenwoordigen, activiteiten organiseren, waaronder :
  [1 1°]1 tandverzorging;
  [1 2°]1 logopedie;
  [1 3°]1 pedicurie;
  [1 4°]1 kapsel.
  § 4. De Regering stuurt de lijsten van de diensten en zorgverleners bedoeld in de [1 paragrafen 2 en 3]1 bij op grond van de evolutie van de vraag, de behoeften en het aanbod van diensten.
  § 5. Het coördinatiecentrum respecteert de vrije keuze van de begunstigde of van zijn vertegenwoordiger indien hij wenst beroep te doen of beroep doet op andere diensten of zorgverleners dan die welke georganiseerd worden door het centrum of waarmee het centrum overeenkomsten heeft gesloten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 120, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.440.§ 1. Het coördinatiecentrum waarborgt de continuïteit en de kwaliteit van de coördinatie van de tenlasteneming inzake aangewende middelen, levensplaats en bij elke overdracht van tenlasteneming.
  Daartoe neemt het zelf of via een overeenkomst een telefonische permanentie waar ([1 vierentwintig uur op vierentwintig]1 en zeven dagen op zeven).
  De Regering bepaalt de minimale voorwaarden voor de werking van die permanentie.
  Die telefonische permanentie kan met andere diensten en zorgverleners of door verschillende coördinatiecentra gedeeld worden.
  § 2. Het coördinatiecentrum waarborgt dat het verzoek [1 binnen vierentwintig uur]1 ingewilligd wordt wanneer de situatie de dringende totstandbrenging van diensten en prestaties vereist.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 121, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.441. Het coördinatiecentrum waarborgt zijn interventie op het gezamenlijke grondgebied waarvoor het de erkenning verkregen heeft.

B. Werking
Art.442.§ 1. Het coördinatiecentrum legt in een huishoudelijk reglement of in elke overeenkomst met een dienst of verlener van thuiszorg of -hulp het beginsel van de gezamenlijke tenlasteneming vast, alsook de desbetreffende modaliteiten, en bepaalt daarbij de rol van iedereen met inachtneming van dit decreet en van de bepalingen aangenomen overeenkomstig dit decreet.
  Wanneer het gaat om een overeenkomst tussen het coördinatiecentrum en een dienst of een verlener van thuiszorg of -hulp, vermeldt ze :
  [1 1°]1 de identiteit van de partijen;
  [1 2°]1 het doel van de dienstverstrekking;
  [1 3°]1 het interventieplan;
  [1 4°]1 de plaats van de dienstverstrekking;
  [1 5°]1 de plichten van de partijen, met name die betreffende de modaliteiten inzake gegevens- en informatieverstrekking;
  [1 6°]1 het beginsel van de inachtneming van het decreet en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan;
  [1 7°]1 de duur van de overeenkomst;
  [1 8°]1- de voorwaarden van opzegging van de overeenkomst;
  [1 9°]1 de bevoegde instanties in geval van geschil.
  § 2. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op de gezamenlijke uitoefening of de delegatie van het geheel of van een gedeelte van de in artikel 438 bedoelde opdrachten van het coördinatiecentrum vermeldt ze bovendien :
  [1 1°]1 de modaliteiten voor de verdeling van de taken;
  [1 2°]1 de voorwaarden waaronder de aanvragen van de begunstigden behandeld worden;
  [1 3°]1 de bewaring van de dossiers;
  [1 4°]1 de wijze waarop de subsidies verdeeld en gerechtvaardigd worden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 122, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.443.§ 1. Het coördinatiecentrum sluit een overeenkomst met de huisartsenkring(en), bedoeld in artikel 1, 2°, van het ministerieel besluit van 28 juni 2002 tot vaststelling van de voorwaarden tot het verkrijgen van de erkenning van huisartsenkringen, die zijn grondgebied dekt (dekken), alsook met de SISD.
  Die overeenkomst voorziet op zijn minst in de modaliteiten inzake deling en verstrekking van de informatie, waarvan de Regering de minimuminhoud bepaalt.
  De verplichting bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd als nagekomen door het coördinatiecentrum dat bewijst dat het ze niet kan nakomen wegens gebrek aan reactie of ingevolge de weigering van betrokken kring(en).
  § 2. Het coördinatiecentrum legt de functionele contacten met de sector van het onthaal en de huisvesting van de bejaarden bedoeld in de titel 1 van het boek V in de teweede deel van het Wetboek.
  § 3. Het coördinatiecentrum neemt deel aan elk overlegorgaan aangewezen door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.444. Het coördinatiecentrum registreert de gegevens en de specificiteiten van de thuiszorg- en thuishulpdiensten en -verstrekkers die op de levensplaats kunnen tussenkomen en zorgt voor de bijwerking ervan.

Art.445. Het coördinatiecentrum oefent geenszins een hiërarchisch gezag op de leden van het netwerk uit.

Art.446. Het coördinatiecentrum is niet aansprakelijk voor de daden van de leden van het netwerk.

Art.447. De leden van het netwerk voor zorg- en hulpverlening kunnen zich niet beroepen op hun samenwerking met het coördinatiecentrum op commercieel of publicitair vlak.

C. Personeel
Art.448. Het coördinatiecentrum beschikt in ieder geval over voldoende personeel in aantal en kwaliteit om zijn opdrachten te vervullen in het territoriale kader dat het heeft vastgelegd.
  Het personeel van het coördinatiecentrum bestaat uit werknemers aangesteld voor opdrachten inzake directie, coördinatie en logistiek.
  Behalve door de Regering bepaalde buitengewone of tijdelijke omstandigheden zijn de verstrekkingen van de werknemers die met een coördinatieopdracht belast worden steeds overwegend t.o.v. de twee overige categorieën van dienstverstrekkingen.
  Dat overwicht wordt geëvalueerd op basis van de arbeidscontracten of van elk stuk dat de Regering gelijkwaardig acht.

Art.449. Het personeel wordt door het coördinatiecentrum op grond van een contract in dienst genomen of onder statuut aangeworven.
  Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op personeel dat wettelijk te zijner beschikking wordt gesteld voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van indienstneming op grond van een arbeidscontract.
  Als het gaat om statutair personeel, identificeert het coördinatiecentrum duidelijk de opdrachten toegewezen aan de betrokken werknemers in een document dat elk ogenblik afgeleverd kan worden.
  Het coördinatiecentrum kan een beroep doen op dienstverstrekkingen in het kader van een vereniging bedoeld in artikel 462, 2°, a), voor zover de samenwerkingsmodaliteiten duidelijk vastliggen en het voorwerp kunnen uitmaken van dezelfde controle als in geval van rechtstreekse indienstneming.

Art.450. § 1. Om zijn opdrachten te vervullen beschikt een coördinatiecentrum over minstens één werknemer wiens prestaties uitsluitend aan de coördinatieopdracht gewijd worden.
  § 2. De diensten i.v.m. de coördinatieopdracht worden verstrekt door één of meer coördinatoren die houder zijn van een diploma van minstens het niet universitair hoger onderwijs, met paramedische of sociale oriëntering.
  Rekening houdend met de evolutie van de onderwijsrichtingen legt de Regering desgevallend andere diploma's op.
  Ze kan de coördinator deontologische regels opleggen.

Art.451. De coördinator is een verbindingsagent tussen de leden van de netwerken. Hij oefent geen hiërarchisch op de diensten of dienstverstrekkers uit maar neemt in het belang van de begunstigde de coördinatie waar volgens de consensus- en bemiddelingsregels.
  Hij neemt kennis van de behoeften van de begunstigde en van diens entourage en tracht ook hun welzijn in stand te houden.
  Hij voert zijn taak uit los van de beheersimperatieven van de diensten en dienstverstrekkers.

Art.452.Het personeel van het coördinatiecentrum volgt regelmatig een voortgezette opleidingsprogramma in alle domeinen van de thuishandhaving en van de informatieverstrekking, onder de verschillende aspecten ervan.
  [1 Het programma inzake voortgezette opleiding wordt ter beschikking gesteld van de Regering of van haar afgevaardigde en meegedeeld op eerste verzoek.]1
  Het wordt jaarlijks meegedeeld aan de Regering, die de verzendingstermijn vastlegt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 123, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.453. Het personeel van het coördinatiecentrum is gehouden tot het beroepsgeheim.

D. Begunstigden
Art.454. Het verzoek om informatie, oriëntering, tenlasteneming of evaluatie tijdens de tenlasteneming wordt door de begunstigde zelf of zijn vertegenwoordiger, zijn entourage, een ander coördinatiecentrum, één van de leden van het netwerk voor thuiszorg en -hulp of het netwerk intra-muros ingediend bij een coördinatiecentrum van de zone waar de levensplaats van de begunstigde gevestigd is.
  Wanneer de begunstigde in de zone waar zijn levensplaats gevestigd is geen coördinatiecentrum vindt dat aan zijn vrije keuze beantwoordt, kan hij een beroep doen op een erkend coördinatiecentrum in een aangrenzende zone.

Art.455.Het coördinatiecentrum [1 neemt elk verzoek aan]1, zonder voorafgaande voorwaarde van aansluiting bij om het even welke structuur of van exclusief beroep op de diensten verstrekt door zijn inrichtende macht en zonder onderscheid van politieke, filosofische of religieuze overtuiging.
  Het handelt altijd in het belang van de begunstigde, los van elk belang i.v.m. het beheer van de thuiszorg- of thuishulpdiensten of -verstrekkers, met inachtneming van de vrije keuze van de begunstigde.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 124, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.456.Bij het begin van de tenlasteneming door het coördinatiecentrum ontvangt de begunstigde of zijn vertegenwoordiger een informatiedocument met de werkwijze van het coördinatiecentrum waarop hij een beroep doet, alsook elk gegeven dat nuttig is voor zijn tenlasteneming.
  Dat document bevat een melding betreffende de door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 verleende erkenning, de prijs die eventueel door de begunstigde betaald moet worden en de bepalingen inzake de indiening van een klacht tegen het coördinatiecentrum.
  De minimuminhoud van het informatiedocument wordt nader bepaald door de Regering.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.457. De begunstigde of zijn vertgenwoordiger wordt betrokken bij elke beslissing die hem betreft.

E. Boekhouding
Art.458.Het erkende coördinatiecentrum dat zijn recht op subsidies laat gelden houdt boeken met, per boekjaar, de financiële resultaten van zijn beheer en maakt de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering over op de wijze en binnen de termijn die zij vastlegt.
  [1 De Regering bepaalt de inhoud en de mededelingsmodaliteiten van het boekhoudplan.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 125, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Programmering, erkenning, subsidiëring
A. Programmering
Art.459. De activiteiten van elk coördinatiecentrum stroken geheel of gedeeltelijk met de zorgzones vastgelegd voor de SISD.
  Indien het coördinatiecentrum zijn activiteit gelijktijdig in meer dan één zorgzone uitoefent, wordt het in aanmerking genomen in de programmering van elke zorgzone, met dien verstande dat die zorgzones aangrenzend zijn.
  Voor zover het erkende coördinatiecentrum zijn activiteit in hoogstens vier gemeenten van de aangrenzende zone uitoefent door delegatie van een ander erkend coördinatiecentrum in de zone, wordt het niet in aanmerking genomen in de programmering van de zone.

Art.460.In elke zorgzone wordt het aantal coördinatiecentra die erkend kunnen worden bepaald door het aantal aangesneden schijven van 100 000 inwoners, met inachtneming van de volgende regels :
  [1 1°]1 een zorgzone telt minstens drie en hoogstens vijf centra;
  [1 2°]1 elke zorgzone telt hoogstens twee centra van dezelfde federatie bedoeld in hoofdstuk V van dit decreet;
  [1 3°]1 de bevolking van [1 zestig jaar]1 en meer wordt voor twee gerekend.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 127, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.461.De programmering wordt voor een periode van zes jaar bepaald op basis van de bevolkingscijfers die door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische Informatie van de Federale overheidsdienst Economie zijn vastgelegd op 1 januari van het recentste jaar dat beschikbaar is op het tijdstip van de vastlegging.
  In de loop van het jaar vóór de inwerkingtreding van een nieuwe programmering maakt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 een bericht in het Belgisch Staatsblad bekend waarin sprake is van de vastlegging en van de modaliteiten voor de indiening van de erkenningsaanvragen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.462.Wanneer het aantal erkenningsaanvragen voor dezelfde zorgzone hoger is dan het aantal coördinatiecentra dat in de programmering vastligt, worden de coördinatiecentra gescheiden op basis van de volgende criteria, opgegeven in de orde van voorrang :
  1° de verzoekende inrichtende macht dekt het grondgebied waarvoor het vraagt om erkend te worden in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en dekt de zorgzone waarvoor ze haar erkenning aanvraagt territoriaal minstens even wijd als de overige verzoekende coördinatiecentra;
  2° het verzoekende centrum vervult de twee volgende cumulatieve voorwaarden :
  a) het resulteert uit een fusie met één of meer centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de toekenning van toelagen aan de centra voor coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten, hierna " decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 " genoemd, of uit een vereniging van minstens twee centra die erkend waren krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989;
  b) het is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 486, 468, 482, 477, 484 en 485;
  3° het verzoekende centrum was krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 erkend voor het geheel of een gedeelte van de zone waarvoor het verzoeker is en is niet betrokken bij één van de procedures bedoeld in de artikelen 36, 37 of 47 van het decreet;
  4° het centrum dekt het hoogste aantal gemeenten van de zone waarvoor het zijn erkenning aanvraagt.
  In geval van arbitrage tussen verschillende centra bij de toepassing van de criteria bedoeld onder 2° of 3°, wordt de voorrang gegeven aan het centrum dat de zone territoriaal en inzake dienstenaanbod het wijdst dekt.
  Het centrum geeft kennis van de wijze waarop het de zone dekt en vermeldt :
  [1 1°]1 het geografische grondgebied dat het bedient;
  [1 2°]1 de bevolkingsomvang van dat grondgebied;
  [1 3°]1 de overeenkomsten gesloten tussen het coördinatiecentrum en de zorg- en hulpverleners, alsook de identificatie van de diensten die het zelf of in vereniging met een derde organiseert.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 128, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

B. Erkenning
Art.463. Om de erkenning als coördinatiecentrum te verkrijgen en te behouden moet het coördinatiecentrum voldoen aan de normen bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk.

Art.464. De coördinatiecentra zijn rechtspersonen opgericht door de provincies, gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen, intercommunales of de verenigingen bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art.465. De erkenningsaanvraag wordt ingediend uiterlijk binnen drie maanden na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bericht tot vastlegging van de programmering, op straffe van nietigheid.
  Indien de programmering na afloop van de procedure niet bereikt is, kan elk ogenblik een nieuwe erkenningsaanvraag ingediend worden.
  De Regering bepaalt de indieningsmodaliteiten.

Art.466.De erkenning wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 voor een onbepaalde duur toegekend.
  Wanneer na herziening van de programmering blijkt dat het aantal erkende coördinatiecentra hoger is dan het aantal waarin ze voorziet, wordt artikel 462 toegepast om de doorslag te geven.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.467. Er wordt een tijdelijke erkenning voor de duur van één jaar verleend aan het coördinatiecentrum dat voor het eerst om een erkenning verzoekt op voorwaarde dat het zich integreert in de programmering opgemaakt door de Regering ter uitvoering van de artikelen 459 tot 462.
  Bij gebrek aan andersluidende beslissing na afloop van de tijdelijke erkenning wordt de tijdelijke erkenning behouden totdat een beslissing genomen wordt i.v.m. de erkenning voor onbepaalde duur.

Art.468. De Regering bepaalt de procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning en de tijdelijke erkenning.

C. Subsidiëring
Art.469.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, verleent de Regering of diens afgevaardigde, aan het erkende coördinatiecentrum, een subsidie voor de uitvoering van de opdrachten bepaald bij dit hoofdstuk, volgens de voorwaarden en modaliteiten die zij vaststelt.
   Deze subsidie wordt gebruikt om de bezoldigingskosten van de geschoolde beroepskrachten bedoeld in de artikelen 448 tot 450 alsook de werkingskosten. Het aantal geschoolde beroepskrachten dat in aanmerking wordt genomen, wordt bepaald in het besluit tot erkenning van het erkende centrum.
   De subsidie bestaat uit een forfaitair gedeelte en een variabel gedeelte.
   Het forfaitair gedeelte is gelijk aan 85% van de subsidie.
   Het variabele gedeelte, dat met het saldo van de subsidie overeenstemt, neemt het dynamisme van het erkende coördinatiecentrum in aanmerking.
   De criteria voor de berekening van dit gedeelte houden rekening met de gemiddelde activiteit van elk erkend coördinatiecentrum. De Regering wordt ertoe gemachtigd om de activiteit van elk centrum nader te bepalen aan de hand van indicatoren die in overleg met de federaties worden ontwikkeld, rekening houdend met de werklast die inherent is aan elk type opdracht.
   De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende de verdeling van het variabele gedeelte.]1
  ----------
  (1)<DWG 2023-12-13/13, art. 175, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.470. De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art.471. De subsidieperiode gaat in op 1 januari en eindigt op 31 december.
  Indien de erkenning in de loop van het boekjaar wordt verleend, wordt het bedrag naar rato van de gedekte periode toegekend.

Art.472.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 130, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.473.De aanvaardbare uitgaven van een coördinatiecentrum worden verdeeld op grond van de volgende categorieën :
  [1 1°]1 de algemene kosten en de werkingskosten;
  [1 2°]1 de personeelsuitgaven;
  [1 3°]1 de afschrijvingen van roerende goederen.
  De Regering bepaalt de inhoud van elke categorie en de afschrijvingsregels.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 131, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 3. - Federaties van coördinatiecentra en thuishulp
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.474.De coördinatiecentra kunnen bij een federatie aansluiten of hun belangen toevertrouwen aan een federatie die kan vragen om erkend te worden door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2.
  Om erkend te worden is de federatie opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk en vervult ze minstens de volgende opdrachten :
  [1 1°]1 de voortgezette opleiding en de supervisie van het personeel van de coördinatiecentra organiseren;
  [1 2°]1 logistieke en technische steun verlenen aan de coördinatiecentra, o.a. inzake informatisering en technologieën i.v.m. informatiecommunicatie;
  [1 3°]1 de coördinatiecentra vertegenwoordigen wanneer ze erom vragen; die vertegenwoordiging betreft zowel de individuele procedures als de collectieve aspecten i.v.m. het beheer van de coördinatiecentra.
  Rekening houdend met de evolutie van de behoeften van de verenigde coördinatiecentra kan de Regering voorzien in bijkomende opdrachten voor het geheel van de federaties.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van die opdrachten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 132, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.475.§ 1. De federatie die wenst erkend te worden verstrekt :
  1° de identificatie van de inrichtende macht;
  2° de lijst van haar leden;
  3° haar activiteitenprogramma waarin melding wordt gemaakt van de wijze waarop de opdrachten uitgevoerd worden qua inhoud, doelstellingen, beoordeling of ze bereikt zijn in de vorm van indicatoren en qua begroting.
  [1 De Regering bepaalt de inhoud van het activiteitenprogramma.]1
  Zodra de federatie erkend is, mag ze niet verzoeken om een bijdrage ten laste van de gewestelijke subsidie die aan de coördinatiecentra wordt toegekend. De erkenning wordt voor de programmeringsperiode verleend. Ze is hernieuwbaar.
  § 2. In het Belgisch Staatsblad wordt een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag bekendgemaakt, samen met een formulier waarvan de Regering het model bepaalt.
  De federatie richt het ingevulde formulier en haar activiteitenprogramma aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2, die er ontvangst van bericht binnen de termijn die zij bepaalt. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van hernieuwing van de erkenning. De hernieuwingsaanvraag wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen.
  De Regering beslist binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.
  § 3. De beslissing tot erkenning bevat het activiteitenprogramma dat door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 is goedgekeurd voor de erkenningsperiode.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 133, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art.476.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 een subsidie van minstens veertigduizend euro aan de erkende federatie, voor zover het aantal verenigde leden of het aantal leden dat haar een mandaat heeft verleend hoger is dan of gelijk is aan het aantal bepaald door de Regering op de datum van inwerkingtreding van de programmering zoals vastgelegd op basis van de activiteit van de coördinatiecentra verenigd binnen haar midden, met dien verstande dat een coördinatiecentrum slechts door één enkele federatie vertegenwoordigd mag worden.
  Het bedrag van de subsidie bedoeld in het vorige lid kan door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 verhoogd worden om de federaties in staat te stellen de in artikel 43 bedoelde bijkomende opdrachten te vervullen.
  De subsidie wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 134, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 4. - Evaluatie, controle en sanctie
Onderafdeling 1. - Evaluatie en controle
A. Coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art.477.§ 1. De kwalitatieve evaluatie van de erkende coördinatiecentra en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de ambtenaren en personeelsleden die de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 aanwijst.
  Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het coördinatiecentrum en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht.
  § 2. De indicatoren betreffende de activiteit ontwikkeld overeenkomstig artikel 38, 3°, a) tot d), worden door de Regering bepaald op basis van een analyse verricht in overleg met de federaties bedoeld in hoofdstuk V.
  § 3. Wanneer het coördinatiecentrum erkend is, onderwerpt het zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
  De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald met inachtneming van de bepalingen aangenomen bij of overeenkomstig dit decreet, waarbij de periodiciteit minstens twee jaar bedraagt, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden die een frequentere evaluatie zouden rechtvaardigen.
  Na afloop van de evaluatie wordt de subsidie eventueel herzien. Het aldus herziene bedrag is van toepassing op het boekjaar na de periode in de loop waarvan de evaluatie heeft plaatsgevonden.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de eventuele herziening van de subsidies.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.478.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 135, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.479.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 136, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.480. De Regering bepaalt de regels voor de organisatie van een voldoeningsonderzoek bij de begunstigden en de leden van het netwerk, alsook de periodiciteit daarvan.

B. Federatie van coördinatiecentra voor zorgen en thuishulp
Art.481. Zodra de federatie haar erkenning heeft aangevraagd, onderwerpt ze zich aan de controle georganiseerd door de Regering, die daartoe ambtenaren en personeelsleden aanwijst.

Onderafdeling 2. - Sancties
A. Intrekking, opschorting
Coördinatiecentra
Art.482. Le Gouvernement fixe les procédures, de suspension et de retrait de l'agrément et de l'agrément provisoire.
  Ze geeft betrokken coördinatiecentrum o.a. de mogelijkheid om zijn standpunt te laten gelden vóór elke intrekking van de erkenning of voorlopige erkenning.

Art.483. Elke inrichtende macht die de door de Regering georganiseerde controle in de weg staat of belemmert, stelt zich bloot aan de opschorting of intrekking van de erkenning als coördinatiecentrum.

Art.484.In geval van ongunstige evaluatie [1 kan de Regering of haar afgevaardigde overgaan tot de opschorting of de intrekking van de erkenning, volgens de modaliteiten die door de Regering worden bepaald]1.
  De evaluatie wordt als ongunstig beschouwd als het coördinatiecentrum de coördinatie bewust niet ten uitvoer heeft gelegd of de bij of krachtens dit decreet opgelegde normen niet in acht heeft genomen in het kader van de coördinatie.
  De opschorting van de erkenning brengt met zich mee dat de storting van de subsidies opgeschort wordt tot de datum waarop orde op zaken wordt gesteld.
  De intrekking van de erkenning brengt met zich mee dat elke subsidietoekenning afgeschaft wordt vanaf de datum van de beslissing.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 137, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.485. Indien de bepalingen van dit decreet en de ter uitvoering van dit decreet genomen bepalingen niet in acht genomen worden, en, meer bepaald, wanneer het coördinatiecentrum volhardt in het niet nakomen van zijn verplichtingen, bepaalt de Regering het stelsel van ingebrekestelling en legt ze de termijn vast waarin het coördinatiecentrum orde op zaken moet stellen.

Art.486.Indien de normen bedoeld in onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk niet in acht genomen worden, kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 de erkenning of de tijdelijke erkenning intrekken of opschorten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Federaties van coördinatiecentra
Art.487.De Regering organiseert jaarlijks de evaluatie van de activiteit van de federatie, behalve buitengewone of bijzondere omstandigheden.
  De evaluatie bestaat in :
  [1 1°]1 de kwalitatieve en kwantitatieve evaluatie van de middelen aangewend voor de opdrachten en van de inhoud van de uitgevoerde acties;
  [1 2°]1 het meten van de al dan niet gehaalde doelstellingen op basis van de indicatoren die bij de erkenning aanvaard worden.
  Wanneer de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 nalatigheden vaststelt bij de tenuitvoerlegging van het activiteitenprogramma, verwittigt ze de federatie en laat ze haar weten binnen welke termijn ze orde op zaken moet stellen.
  Indien de federatie na afloop van die termijn geen orde op zaken heeft gesteld, wordt een voorstel tot intrekking van de erkenning voorgelegd aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2, die binnen een termijn van twee maanden beslist.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 138, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

B. Strafrechtelijke sancties
Art.488. Degenen die zonder erkenning gebruik maken van de termen " centre de coordination des soins et de l'aide à domicile agréé " of van elke andere verwante benaming waaruit het bestaan van een dergelijke erkenning afgeleid kan worden, worden gestraft met een boete van 1.000 à 10.000 euro.

Afdeling 5. - Kadaster van het aanbod
Art.489.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 maakt jaarlijks uiterlijk 30 september op basis van de jaarlijkse activiteitenrapporten van de coördinatiecentra betreffende het vorige boekjaar een syntheserapport bekend, waarin gewag wordt gemaakt van het aanbod van die coördinatiecentra en van de wijze waarop dat aanbod zich heeft ontwikkeld.
  Het syntheserapport, ook " aanbodkadaster " genoemd, integreert ook de activiteit van de erkende federaties.
  Dat aanbodkadaster is het voorwerp van een aangepaste communicatie naar de coördinatiecentra en de federaties toe, volgens de voorschriften die door de Regering bepaald worden.
  Het aanbodkadaster wordt voor 15 december door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 aan het Parlement overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.490.Om de tenuitvoerlegging van de nieuwe programmering mogelijk te maken, wordt een balans van de activiteitenrapporten en van het aanbod zoals het zich heeft ontwikkeld in de loop van de vijf eerste jaren van de vorige programmering door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 opgemaakt.
  Indien mogelijk wordt het zesde jaar meegerekend in die balans, al naar gelang van de vervaldata. Die balans wordt zo spoedig mogelijk aan het Parlement overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.491.[1 De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 legt ter inzake van het publiek een lijst van de per zone erkende coördinatiecentra, met het interventiegebied van elk van hen en de aard van de diensten die ze coördineren, algemeen of beroepsmatig beschouwd.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 139, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK IV. [1 - Huisartsenkringen]1   ----------   (1)
Art. 491/2. [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten en van het organieke subsidiëringsstelsel ingesteld bij het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de gezondheidsberoepen verleent de Regering jaarlijks aan de erkende huisartskringen bedoeld in artikel 9 van hetzelfde besluit een toelage ter uitvoering van de opdrachten bepaald bij of krachtens dat koninklijk besluit en ter dekking van de personeels- en werkingskosten, met inachtneming van de modaliteiten die de Regering bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-12-12/03, art. 7, 020; Inwerkingtreding : 08-01-2015>

HOOFDSTUK V. [1 Palliatieve zorg, multidisciplinaire begeleidingsequipes, overlegplatforms inzake palliatieve verzorging en hun federatie(s)]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 491/3. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° palliatieve zorg: de zorg bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg;
   2° palliatieve patiënt: de patiënt bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet van 14 juni 2002 betreffende de palliatieve zorg;
   3° overlegplatform inzake palliatieve verzorging of platform: de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in artikel 491/14;
   4° federatie: de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in artikel 491/23 waarvan minstens twee platformen lid zijn;
   5° omgeving: het gezin, de naasten en de mantelzorgers van de palliatieve patiënt;
   6° mantelzorger: de persoon bepaald in artikel 3 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat;
   7° beoefenaar: de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg verwijzend naar de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
   8° woonplaats: de plaats waar de palliatieve patiënte gewoonlijk en effectief woont;
   9° beoefenaar: de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg verwijzend naar de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
   10° opvang- en huisvestingsdiensten: de in artikel 283, tweede lid, 7°, bedoelde opvang- en huisvestingsdiensten voor gehandicapte personen, psychiatrische verzorgingstehuizen, beschermde huisvestingsinitiatieven, overeenkomsten voor functionele revalidatie of iedere andere erkende opvang- en huisvestingsdienst;
   11° netwerk palliatieve zorg: de actoren die op het grondgebied van het platform optreden en die een link hebben met palliatieve zorg;
   12° institutioneel netwerk: de institutionele actoren die op het grondgebied van het platform optreden en die een link hebben met palliatieve zorg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 8, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Afdeling 2. [1 Overlegplatformen inzake palliatieve verzorging]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 491/4. [1 § 1. Het platform moet worden opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk en ontwikkelt de volgende activiteiten:
   1° informatie voor het grote publiek en beroepsbeoefenaren;
   2° bewustmaking van de beroepsbeoefenaars voor palliatieve benadering in de verzorging;
   3° opleiding van de beoefenaars;
   4° opleiding van vrijwilligers in de palliatieve zorg;
   5° psychologische ondersteuning op verzoek:
   - van de palliatieve patiënten of van hun omgeving;
   - van de beoefenaars en andere beroepsbeoefenaars die betrokken zijn bij de begeleiding aan het einde van het leven;
   - van vrijwilligers;
   6° overleg met het netwerk palliatieve zorg bedoeld in artikel 491/3, 9°, met het oog op de oprichting of de consolidatie van het netwerk palliatieve zorg waar de palliatieve patiënt zich bevindt, op het grondgebied dat het dekt;
   7° het verzamelen van statistische gegevens volgens de modaliteiten die door de Regering, in overleg met de andere platformen, worden bepaald;
   8° samenwerking, waarbij de deelname van het personeel aan samenwerkingsactiviteiten tussen platformen wordt bevorderd en toegelaten.
   § 2. De Regering stelt de modaliteiten vast voor de uitvoering van de in § 1, 1° tot en met 4° bedoelde opdrachten, waarbij de certificerende opleiding en de opleidingen aangeboden door de openbare instellingen of door de instellingen erkend door de bevoegde openbare overheden worden bevorderd.
   Een platform kan de in het eerste lid bedoelde opleidingen zelf organiseren en verstrekken, mits het voldoet aan de door de Regering gestelde voorwaarden.
   § 3. In het kader van de in § 1, 5°, bedoelde opdracht, verwijst het platform de personen door naar andere zorg- en gezondheidsactoren en waarborgt het de continuïteit van de zorg, wanneer de situatie dit vereist.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 11, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/5. [1 Bij de uitvoering van de in artikel 491/4 bedoelde opdrachten moet elke beroepsbeoefenaar die in het kader van het platform optreedt, de volgende elementen in acht nemen:
   1° de vrijheid op het gebied van filosofische en religieuze overtuigingen;
   2° de rechten van de patiënt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 12, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/6. [1 Het platform beslaat een geografisch gebied met een bevolking van tussen de tweehonderdduizend en een miljoen inwoners.
   Er mogen maximum drie platformen per provincie zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 13, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/7. [1 Het platform legt een actieplan voor een periode van drie jaar voor.
   De Regering keurt de inhoud van het actieplan goed, dat de volgende delen omvat:
   1° de omgeving van het platform wat grondgebied en institutioneel netwerk betreft;
   2° de algemene organisatie van het platform, uitvoerig omschreven voor elke opdracht;
   3° de operationele doelstellingen;
   4° de acties i.v.m. de operationele doelstellingen;
   5° de middelen die voor de acties bestemd worden;
   6° de evaluatie in de vorm van kwantitatieve of kwalitatieve indicatoren.
   De organiserende autoriteit van het platform is verantwoordelijk voor de operationalisering van de activiteiten, de uitvoering, de zelfevaluatie en de aanpassing ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 14, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/8. [1 Kan lid zijn van het platform:
   1° de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen bedoeld in artikel 219, 2°;
   2° patiëntenverenigingen;
   3° coördinatiecentra voor thuiszorg en -hulp bedoeld in artikel 434, 2°;
   4° geïntegreerde diensten voor thuisverzorging bedoeld in artikel 434, 16°;
   5° algemene medische kringen en organisaties van andere zorgverleners;
   6° apothekers en verenigingen van apothekers;
   7° inrichtingen voor bejaarde personen bedoeld in artikel 334, 2°;
   8° ziekenhuizen met inbegrip van psychiatrische ziekenhuizen;
   9° opvang- en huisvestingsdiensten zoals bepaald in artikel 334 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
   10° verenigingen in verband met palliatieve ondersteuning en de follow-up van de rouwverwerking;
   11° opvangcentra en dagverzorgingscentra;
   12° iedere andere instelling of persoon die door het platform relevant wordt geacht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 15, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/9. [1 § 1. Wanneer een rechtspersoon als bedoeld in artikel 491/8 lid wenst te worden van het platform, treedt hij tot het platform toe door het sluiten van een overeenkomst.
   § 2. De in paragraaf 1 bedoelde overeenkomst omvat minstens:
   1° de identiteit, de administratieve zetel en de rechtsvorm van de partijen;
   2° het doel van de samenwerking;
   3° de praktische samenwerkingsmodaliteiten;
   4° de eventuele financiële overeenkomsten;
   5° de modaliteiten voor geschillenbeslechting;
   6° de duur van de overeenkomst en de modaliteiten voor de opzegging.
   § 3. Wanneer het platform met een partner samenwerkt, specificeert het de inhoud van de samenwerking, bepaalt het de verdeling van de verantwoordelijkheden, plant het activiteiten of projecten, bepaalt het met zijn partner de samenwerkingsmodaliteiten, acties en evaluatiemodaliteiten van de samenwerking.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 16, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 2. [1 Werking]1   ----------   (1)
Art. 491/10. [1 Het platform oefent zijn opdrachten exclusief op het grondgebied van het Franse taalgebied uit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 18, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/11. [1 De handelingen en de advertenties, aanplakkingen en dragers die afkomstig zijn van het platform vermelden ter informatie "overlegplatforms inzake palliatieve verzorging goedgekeurd en gesubsidieerd door het Waals Gewest]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 19, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/12. [1 § 1. Binnen elk platform wordt een coördinatiecomité, hierna "het comité" genoemd, opgericht.
   Het comité bestaat minstens uit de leden van de raad van bestuur.
   De leden van het comité hebben een specifieke ervaring in palliatieve zorg.
   § 2. Het comité:
   1° controleert de uitoefening van de opdrachten van het platform;
   2° evalueert de werking van de toetredingsovereenkomst tussen de leden van het platform met het oog op de verbetering ervan;
   3° zorgt voor het opstellen en voorleggen aan de raad van bestuur van het actieplan en het opstellen van het jaarverslag over de behaalde resultaten;
   4° onderhoudt banden met beoefenaars die niet meewerken of geen lid zijn van het platform, alsmede met patiëntenverenigingen of verzekeringsinstellingen;
   5° discussieert over de ethische aspecten van de gevoerde acties, de eerbiediging van de rechten van de patiënten met betrekking tot de geïnformeerde toestemming in de zin van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en de eerbiediging van de levensbeschouwelijke en godsdienstige overtuigingen.
   Het comité kan specifieke werkgroepen oprichten die met de uitvoering van bepaalde activiteiten worden belast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 20, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/13. [1 Er wordt minstens een multidisciplinaire begeleidingsequipe op het grondgebied van elk platform georganiseerd.
   Bedoelde equipe wordt ofwel in het platform geïntegreerd ofwel verbonden met het platform door een samenwerkingsovereenkomst, waarvan de minimale inhoud door de Regering wordt bepaald.
   De begeleidingsequipe is in palliatieve zorg gespecialiseerd. Ze treedt in de woonomgeving van de patiënt in de tweede lijn op. Haar opdrachten zijn de volgende:
   - overleg plegen met de zorgverleners en hen adviseren over alle aspecten van de palliatieve zorg;
   - een goede organisatie en een goede coördinatie van de palliatieve zorg in de betrokken context bewerkstelligen;
   - psychologische en morele steun verlenen aan de betrokken zorgverleners in de eerste lijn en aan de patiënt en zijn omgeving;
   - een aanvullende bijdrage leveren aan de ondersteuning en palliatieve zorg van patiënten die de laatste fase van hun leven thuis willen doorbrengen. De zorg voor patiënten en hun omgeving biedt dezelfde kwaliteiten als de zorg in geval van een ziekenhuisopname. Daartoe moet de equipe beschikken over een hoog niveau van deskundigheid in alle aspecten van de palliatieve zorg;
   - advies over palliatieve zorg geven aan zorgverleners in de eerste lijn die, onder leiding van de huisarts van de patiënt, volledig verantwoordelijk blijven voor de zorg en ondersteuning van hun patiënt.
   In overleg met de betrokken zorgverleners in de eerste lijn biedt de equipe in sommige gevallen zelf bepaalde aspecten van palliatieve zorg en ondersteuning aan een patiënt in zijn gezinssetting.
   Bovendien kan de equipe ook andere activiteiten ondernemen die indirect de kwaliteit van de palliatieve zorg ten goede kunnen komen, zoals:
   - praktische opleiding en de begeleiding van de vrijwilligers;
   - telefonisch onthaal en informatie voor patiënten en hun omgeving over bepaalde aspecten van palliatieve zorg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 21, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/14.. [1 Het platform beschikt over de infrastructuur en de uitrusting die nodig zijn om zijn opdrachten uit te voeren, zoals gespecificeerd door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 22, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 3. [1 Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 491/15. [1 Het platform wordt erkend voor een minimale bevolking van tweehonderd duizend inwoners.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 24, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/16. [1 Het platform dient een erkenningsaanvraag bij de Regering in door elk middel dat vaste datum aan de zending verleent.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 25, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/17.[1 § 1. De Regering verleent de erkenning voor een onbepaalde duur indien:
   1° de bepalingen van dit hoofdstuk worden nageleefd;
   2° de bepalingen van dit hoofdstuk, die pas na goedkeuring kunnen worden nageleefd, het voorwerp uitmaken van een verbintenis van de inrichtende macht om deze binnen de door de Regering vastgestelde termijn na te leven.
   De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de indiening van erkenningsaanvraag zijn de volgende:
   a) de opdrachten bedoeld in de artikelen 491/4, met uitzondering van de verzameling van de statistieke gegevens, 491/6, 491/8, 491/9 en 491/10, vervullen;
   b) voldoen aan het decreet van 6 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;
   c) een actieplan bepalen volgens de door de Regering vastgestelde presentatie.
   § 2. De erkenningsaanvraag omvat minstens:
   1° de identificatie van de vereniging zonder winstoogmerk en van haar instanties;
   2° de [2 zetel]2 van de vereniging;
   3° de omschrijving van het grondgebied van de vereniging alsook het aantal inwoners ervan;
   4° de lijst van de leden;
   5° de samenstelling van het personeel;
   6° het actieplan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 26, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 20, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Onderafdeling 4. [1 Toelage]1   ----------   (1)
Art. 491/18. [1 § 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en onder de door haar gestelde voorwaarden verleent de Regering een jaarlijkse toelage aan de platformen.
   De toelage bedoeld in lid 1 bestaat uit:
   1° een vast deel, gelijk voor het geheel van de platformen;
   2° een variabel deel, afhankelijk van het aantal inwoners van het geografische gebied dat door het platform wordt bestreken.
   Het in het tweede lid bedoelde variabele deel wordt berekend volgens een basispersoneel waarvan de samenstelling door de Regering wordt bepaald.
   Het in het tweede lid, 2°, bedoelde variabele deel wordt jaarlijks met ingang van de inwerkingtreding van dit artikel herberekend op basis van de ontwikkeling van de populatie op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van herberekening.
   § 2. De toelage dekt :
   1° de personeelskosten betreffende het statutair personeel of personeel aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst, die de uitvoering van de in artikel 491/4 bedoelde opdrachten mogelijk maken en die ten minste wat volgt omvatten:
   a) een functie van psycholoog;
   b) een coördinatiefunctie;
   2° de andere werkingskosten betreffende de in artikel 491/14 bedoelde opdrachten, waarvan de minimumdrempel en de aard door de Regering bepaald worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 28, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/19. [1 De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze van de toelage en de berekeningswijze van de eventuele indexering vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 29, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 5. [1 Controle]1   ----------   (1)
Art. 491/20. [1 De financiële en kwalitatieve controle van de platformen wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van de platformen en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nuttig achten om hun opdracht te vervullen of erom te verzoeken zowel bij de platformen als bij de authentieke bronnen die er eventueel over beschikken.
   Ze voeren hun controle met het oog op de verbetering van de praktijken en volgens het systeem van de participatieve beoordeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 31, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 6. [1 Intrekking van de erkenning]1   ----------   (1)
Art. 491/21. [1 § 1. De Regering kan te allen tijde op voorstel van het Agentschap de erkenning als platform intrekken wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   Het platform waarvan de erkenningsaanvraag geweigerd is of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedure tot intrekking van de erkenning wordt door de Regering nader bepaald.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 33, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/22. [1 Met een geldboete van 1000 tot 10000 EUR worden gestraft, degenen die, zonder houder te zijn van een erkenning, de termen "erkend overlegplatform inzake palliatieve verzorging" of iedere andere daarmee samenhangende term die het bestaan van een dergelijke erkenning suggereert, gebruiken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 34, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Afdeling 3. [1 Federatie]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 491/23. [1 Een platform kan zich aansluiten bij een federatie, die om erkenning door de Regering kan verzoeken. Een platform mag slechts lid zijn van één federatie.
   De Regering erkent de federatie(s) voor een verlengbare maximale periode van vijf jaar.
   Om erkend te worden, vervult een federatie de volgende opdrachten:
   1° zorgen voor overleg en samenwerking tussen de platformen die lid zijn, om de harmonisatie van praktijken en de kwaliteit van de activiteiten te bevorderen en te ondersteunen;
   2° de acties, doelstellingen en evaluaties gevoerd door de platformen coördineren;
   3° haar leden vertegenwoordigen bij de overheid, de administratieve overheden en de financiële instellingen;
   4° haar leden informeren over de vooruitgang en uitdagingen van de palliatieve zorgsector;
   5° groepen of personen die palliatieve zorg verlenen, bijeenbrengen om uitwisselingen en reflecties tussen hen te ontwikkelen;
   6° haar ervaring in de palliatieve zorg delen en ze op verschillende manieren verspreiden;
   7° in voorkomend geval, banden aanknopen met andere federaties met hetzelfde doel.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de in het derde lid bedoelde opdrachten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 37, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 2. [1 Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 491/24. [1 § 1. De federatie die wenst erkend te worden, dient een aanvraag bij het Agentschap in en deelt bedoeld Agentschap minstens de volgende elementen mede:
   1° de identificatie van de vereniging zonder winstoogmerk en haar instanties;
   2° de lijst van haar leden;
   3° haar activiteitenprogramma, waarin wordt uiteengezet hoe zij haar taken zal uitvoeren in termen van doelstellingen, acties en evaluatie van de resultaten daarvan in de vorm van indicatoren, en de toewijzing van de middelen.
   § 2. Een oproep tot indiening van een erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekengemaakt, samen met een door het Agentschap opgemaakt formulier.
   De federatie zendt het ingevulde formulier en haar activiteitenprogramma toe aan het Agentschap, dat ontvangst daarvan bericht binnen de termijn die het bepaalt.
   De bepalingen van de artikelen 491/23 en 491/24 zijn van toepassing in geval van verlening van de erkenning.
   De verlengingsaanvraag wordt aangevuld met de evaluatie van de gehaalde en niet gehaalde doelstellingen.
   § 3. De beslissing tot erkenning omvat het activiteitenprogramma zoals goedgekeurd door de Regering voor de erkenningsperiode.
   § 4. De Regering kan te allen tijde op voorstel van het Agentschap de erkenning als federatie intrekken wegens niet-naleving van de bepalingen van deze afdeling of van de op grond van deze afdeling vastgestelde bepalingen.
   De federatie waarvan de erkenningsaanvraag geweigerd is of waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 39, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 3. [1 Toelage]1   ----------   (1)
Art. 491/25. [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Regering een jaarlijkse toelage toe aan de erkende federaties naar rato van hun leden voor de in artikel 491/23 bedoelde opdrachten.
   De toegekende toelage dekt de personeelskosten en de werkingskosten.
   De Regering stelt de modaliteiten en voorwaarden voor de toekenning en de rechtvaardiging van de toelage en de berekeningswijze van de eventuele indexering vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Onderafdeling 4. [1 Bijkomende toelage]1   ----------   (1)
Art. 491/26. [1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Regering de platformen, onder de door haar vastgestelde voorwaarden, een aanvullende toelage ter dekking van de kosten van de aansluiting bij een federatie waarvan het platform lid is. Deze aanvullende toelagen worden volledig aan de federaties betaald overeenkomstig de door de Regering vastgestelde voorwaarden. Het bedrag wordt door de Regering bepaald op basis van het aantal inwoners dat door elk platform wordt gedekt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 43, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/27. [1 De bijkomende toelage wordt rechtstreeks aan het platform toegekend indien bedoeld platform de aanvullende documenten aan het Agentschap overmaakt:
   1° het bewijs van de aansluiting van het platform bij een federatie;
   2° de statuten van de federatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 44, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Afdeling 4. [1 multidisciplinaire begeleidingsequipes]1   ----------   (1)
Art. 491/28. [1 De multidisciplinaire begeleidingsequipes leveren een aanvullende bijdrage aan de ondersteuning van palliatieve patiënten die de laatste fase van hun leven in hun woonomgeving willen doorbrengen.
   Om patiënten de beste palliatieve zorg te kunnen bieden, geeft de equipe eerst advies over palliatieve zorg aan relevante primaire zorgverleners die, onder leiding van de huisarts van de patiënt, volledig verantwoordelijk blijven voor de zorg en begeleiding van hun patiënt.
   In overleg met de betrokken zorgverleners in de eerste lijn biedt de equipe in sommige gevallen zelf bepaalde aspecten van palliatieve zorg en ondersteuning aan een terminale patiënt.
   De equipe bestaat uit artsen, verpleegkundigen en eventueel vrijwilligers die zijn opgeleid in de palliatieve zorg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 46, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/29. [1 De in artikel 2, 8°, bedoelde overeenkomst bevat minstens:
   1° de doelstellingen van de multidisciplinaire equipe;
   2° de voorwaarden waaraan een equipe moet voldoen om voor de overeenkomst in aanmerking te komen;
   3° de bevolking die onder de betrokken overeenkomst valt;
   4° de basisopdrachten van de multidisciplinaire equipe;
   5° de samenstelling de multidisciplinaire equipe;
   6° de inhoud betrokken bij de tussenkomst van de Waalse verzekeringsinstelling;
   7° de berekeningsmodaliteiten van de tussenkomsten van de Waalse verzekering sociale bescherming;
   8° de voorwaarden voor de werking van de overeenkomst, met name rapporteringen en statistische activiteitenverslagen;
   9° de modaliteiten voor het beheer van het personeel;
   10° de geldigheidsduur van de overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 47, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Art. 491/30. [1 De middelen gebonden aan de uitvoering van de opdrachten bepaald bij of krachtens de overeenkomsten inzake palliatieve zorg bedoeld in artikel 1, 8°, worden door de Waalse verzekeraars vereffend overeenkomstig artikel 43/7, eerste lid, 8°, van dit Wetboek in het kader van de Waalse verzekering sociale bescherming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 48, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


Afdeling 5. [1 Overgangsbepaling]1   ----------   (1)
Art. 491/31. [1 De platformen waarvan de erkenning tot 31 december 2019 loopt, behouden hun erkenning tijdens een periode van één jaar. Zes maanden voor het verstrijken van deze termijn dient het platform een erkenningsaanvraag bij de Regering in volgens de bij en krachtens dit Wetboek vastgestelde modaliteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2019-05-02/85, art. 50, 043; Inwerkingtreding : 21-10-2019>


TITEL II. [1 - Bijzondere zorgregelingen in de geestelijke gezondheidszorg]1   ----------   (1)
INLEIDEND HOOFDSTUK. [1 - Referentiecentra voor geestelijke gezondheidszorg]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 491/32. [1 Een referentiecentrum voor geestelijke gezondheidszorg is een erkende ondersteuningsinstelling voor de hulp- en zorgverleners inzake geestelijke gezondheid, evenals voor de vertegenwoordigers van de begunstigden van deze sector en hun naasten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 18, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/33. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° "de geestelijke gezondheid" : de geestelijke gezondheid zoals bepaald in artikel 47/19, 1°, van het Wetboek;
   2° "de Minister": de Minister bevoegd voor gezondheid; 3° "het Agentschap": het Agentschap bedoeld in artikel 2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 19, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 491/34. [1 De Regering of haar afgevaardigde erkent minstens één referentiecentrum voor geestelijke gezondheidszorg om de hele sector van de geestelijke gezondheidszorg, erkend door het Waals Gewest, alsook de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen en die geconfronteerd worden met personen met psychologische moeilijkheden of psychiatrische stoornissen, te ondersteunen.
   In deze context is het doel van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid om beroepsbeoefenaars te helpen effectieve ondersteuning te bieden aan deze mensen terwijl ze werken aan het herstellen van hun zelfstandigheid en opname in hun gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 21, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/35. [1 Onverminderd de acties die worden uitgevoerd op basis van de erkenningen als bedoeld in artikel 410/9 (van boek VI van deel II), 410/16 en 410/25, wordt de in artikel 491/34 omschreven opdracht uitgevoerd in het kader van een actieplan dat de volgende acties omvat :
   1° observatie van de praktijken inzake geestelijke gezondheid op het Franstalige grondgebied van het Waals Gewest, in de andere Gewesten en Gemeenschappen, en in het buitenland, met het oog op de verbetering van de praktijken inzake hulp en zorg inzake geestelijke gezondheid;
   2° het verzamelen en ter beschikking stellen van gespecialiseerde informatie en goede praktijken op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis, in overleg met het Agentschap;
   3° het sensibiliseren van de hulp- en zorgverleners in de geestelijke gezondheid en de ondersteuning voor benaderingen die gebaseerd zijn op de huidige wetenschappelijke kennis, in overleg met het Agentschap;
   4° steun aan de sector van de geestelijke gezondheidszorg erkend door het Waals Gewest en aan de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen;
   5° meewerken aan het verzamelen en verspreiden van socio-epidemiologische gegevens ten behoeve van de hulp- en zorgverleners bedoeld in dit Wetboek;
   6° deelnemen aan of organiseren van transregionaal en transsectoraal overleg;
   7° zonder afbreuk te doen aan de analyses en het onderzoek uitgevoerd door het Agentschap en in samenhang met het Agentschap of andere overheidsinstanties, analyses en onderzoek uitvoeren op basis van de huidige stand van de kennis;
   8° permanente vorming voor de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen.
   Om de in lid 1 bedoelde acties uit te voeren, gebruikt het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid actuele informatie, gegevens en instrumenten die gebaseerd zijn op de meest recente wetenschappelijke kennis op het moment van gebruik.
   De in lid 1 genoemde acties worden uitgevoerd in samenwerking met de betrokken veldwerkers.
   De in lid 1 bedoelde acties hebben de verwezenlijking van de in artikel 491/34 omschreven opdracht ten doel en worden vanuit dit oogpunt geëvalueerd in samenhang met de door het Agentschap uitgevoerde acties.
   De Regering :
   1° vermeldt de acties bedoeld in lid 1 en de procedures voor de uitvoering van deze acties;
   2° voorziet in andere acties, niet opgesomd in het eerste lid, wanneer deze nodig of nuttig blijken voor de uitvoering van de opdracht bepaald in artikel 491/34;
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de in het derde lid bedoelde overleg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 22, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 491/36. [1 Om een erkenning te krijgen, moet het referentiecentrum voor geestelijke gezondheidszorg :
   1° beschikken over een rechtspersoonlijkheid:
   a) hetzij als vereniging zonder winstoogmerk;
   b) hetzij als een internationale vereniging zonder winstoogmerk;
   c) hetzij als stichting;
   d) hetzij als een publiekrechtelijke rechtspersoon;
   e) hetzij als een vereniging met rechtspersoonlijkheid waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;
   2° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel 491/34 te vervullen;
   3° zich ertoe verbinden de in of krachtens artikel 491/35 bepaalde acties uit te voeren;
   4° een actieplan opstellen waarvan de inhoud en het model door de Regering of haar afgevaardigde worden bepaald;
   5° zich ertoe verbinden zijn actieplan uit te voeren;
   6° begeleid worden door academische of wetenschappelijke adviseurs, volgens de door de Regering vastgelegde procedures;
   7° een vooruitlopende begroting opstellen voor vijf jaar, opgesplitst per actie;
   8° zich ertoe verbinden de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht te nemen.
   Het actieplan, opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 4°, moet deel uitmaken van de doelstellingen, acties en strategieën, voorzien in het strategisch plan voor de geestelijke gezondheid, vermeld in artikel 47/19, 2°.
   Het actieplan, opgesteld overeenkomstig lid 1, 4°, is voor verandering vatbaar. Het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid zal alle aanpassingen aan het actieplan aanbrengen die nodig zijn als gevolg van de impact van de maatregelen in het plan, nieuwe wetenschappelijke kennis over geestelijke gezondheid en veranderingen in de geestelijke gezondheidssituatie. Aanpassingen aan het actieplan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering of haar afgevaardigde.
   De Regering kan de in dit artikel genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meer aanvullende erkenningsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 24, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/37. [1 § 1. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een door de Regering of haar afgevaardigde opgemaakt formulier.
   § 2. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg ingediend bij de Regering of haar afgevaardigde.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg;
   2° het formulier bedoeld in paragraaf 1, met alle verbintenissen bedoeld in artikel 491/36.
   De Regering bepaalt de wijze en de procedure voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.
   § 3. De erkenning wordt voor een duur van vijf jaar door de Regering of haar afgevaardigde toegekend.
   De erkenningsbeslissing omvat de validatie van het actieplan bedoeld in artikel 491/36, eerste lid, 4°.
   § 4. De erkenning kan telkens voor vijf jaar worden verlengd.
   Een aanvraag voor verlenging van een erkenning wordt gelijkgesteld met een erkenningsaanvraag in de zin van deze afdeling, behoudens de specifieke bepalingen van deze paragraaf.
   Bij een aanvraag tot verlenging van de erkenning wordt het in paragraaf 2 bedoelde dossier aangevuld met een evaluatie van de al dan niet bereikte doelstellingen voor elke actie in het actieplan dat afloopt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 25, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/38. [1 De benaming van het erkende referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid gaat systematisch vergezeld van de woorden "referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 26, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 4. [1 - Begeleidingscomité]1   ----------   (1)
Art. 491/39. [1 In elk referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg wordt een begeleidingscomité opgericht met de volgende opdracht:
   1° het ondersteunen van de verwezenlijking van de algemene opdracht van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid zoals bepaald in artikel 491/34;
   2° het ondersteunen van de uitvoering van het actieplan opgesteld overeenkomstig artikel 491/36, eerste lid, 4° ;
   3° de relaties en banden vergemakkelijken tussen het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheid, de sector van de geestelijke gezondheidszorg erkend door het Waals Gewest en de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen.
   De Regering bepaalt de samenstelling van het begeleidingscomité en zorgt voor de vertegenwoordiging van:
   1° de referentiecentra inzake geestelijke gezondheid en de specifieke referentiecentra;
   2° de sector van de geestelijke gezondheidszorg erkend door het Waals Gewest en van de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen;
   3° de personen die verzorgd worden door de sector en de beroepsbeoefenaars bedoeld in 2°, en hun naasten;
   4° de overlegplatforms voor geestelijke gezondheidszorg. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 28, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/40. [1 § 1. Een oproep voor kandidaten om het begeleidingscomité te vormen wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op hetzelfde moment als de oproep voor erkenningsaanvraag bedoeld in artikel 491/37, § 1.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. het kandidatuurdossier. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° de identiteit van de kandidaat;
   2° een aanduiding van de categorie van personen die hij vertegenwoordigt; 3° een motivatiebrief.
   De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de aanwijzing van de leden van het begeleidingscomité.
   § 2. De aanwijzing als lid van het begeleidingscomité wordt door de Regering of haar afgevaardigde toegekend voor een periode van vijf jaar.
   § 3. Een aanwijzing als lid van het begeleidingscomité kan telkens voor vijf jaar worden verlengd.
   Een verzoek tot verlenging van de aanwijzing als lid van het begeleidingscomité wordt gelijkgesteld met een nieuw verzoek tot aanwijzing in de zin van deze afdeling.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 29, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 5. [1 - Specifieke referentiecentra]1   ----------   (1)
Art. 491/41. [1 De Regering of haar afgevaardigde kan een of meer specifieke referentiecentra erkennen met betrekking tot specifieke geestelijke gezondheidskwesties.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt voor welke specifieke geestelijke gezondheidskwesties zij lid 1 wil toepassen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 31, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/42. [1 De opdracht van het specifieke referentiecentrum is het ondersteunen van de volledige sector van de geestelijke gezondheidszorg die erkend is door het Waals Gewest, evenals de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen, op het gebied waarvoor het erkend is.
   Artikel 491/35 is van toepassing op het specifieke referentiecentrum voor het vakgebied waarvoor het is erkend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 32, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/43. [1 De bepalingen die van toepassing zijn op het referentiecentrum voor geestelijke gezondheid zijn van toepassing op de specifieke referentiecentra, met uitzondering van de speciale regelingen die in deze afdeling zijn opgenomen.
   De Regering is gemachtigd om andere specifieke regelingen vast te stellen afhankelijk van de onderwerpen waarvoor de specifieke referentiecentra erkend zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 33, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/44. [1 Bij het bepalen van de samenstelling van het begeleidingscomité gaat de Regering na of de leden die de sector van de geestelijke gezondheidszorg vertegenwoordigen en erkend zijn door het Waals Gewest, alsook de hulp- en zorgverleners die onder dit Wetboek vallen, specifieke ervaring hebben in het domein waarvoor het specifieke referentiecentrum erkend is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 34, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/45. [1 De benaming van het erkende specifieke referentiecentrum gaat systematisch vergezeld van de woorden "specifiek referentiecentrum erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 35, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 6. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 491/46. [1 Gedurende de door de erkenning bestreken periode en binnen de perken van de beschikbare begroting ontvangt het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg, een jaarlijkse subsidie ter dekking van de personeels- en werkingskosten.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 37, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/47. [1 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, voert het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg voor elk boekjaar een dubbele boekhouding en stelt het een jaarlijkse balans en winst- en verliesrekening op volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 38, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 7. [1 - Evaluatie, controle, bestraffing]1   ----------   (1)
Art. 491/48. [1 De activiteiten van elk referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   Het referentiecentrum inzake gezondheidszorg neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de opvolging van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 40, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/49. [1 De administratieve en financiële controle van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Administratieve controle betekent controleren of het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg alle gewestelijke bepalingen naleeft.
   Financiële controle betekent het controleren van het gebruik van de financiering die het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg ontvangt, inclusief het controleren van de uitgevoerde facturering.
   Om inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden :
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg tijdens de openingsuren daarvan;
   2° alle bij het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke leidinggevende of elk personeelslid van het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg horen;
   5° het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg.
   Voor zover mogelijk zorgt het referentiecentrum voor geestelijke gezondheidszorg ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten, kopieën en informatie die persoonsgegevens bevatten, anoniem worden gemaakt.
   Bij de uitoefening van hun in lid 4 bedoelde toezichthoudende bevoegdheden vragen de in lid 1er bedoelde personeelsleden van het Agentschap alleen om persoonsgegevens indien de verkrijging van die gegevens noodzakelijk, redelijk en proportioneel is voor het doel van de controle op het referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 41, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 491/50. [1 § 1. De erkenning als referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg kan te allen tijde ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de op grond van dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen.
   Het referentiecentrum inzake geestelijk gezondheidszorg van wie de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt de Regering de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 42, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK I. - Psychiatrische ziekenhuizen
Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen en algemene bepalingen
Art.492.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° "[1 minister]1" : de [1 minister]1 van Gezondheid;
  2° "centrum" : het psychiatrische ziekenhuis "Chêne aux Haies of het psychiatrische ziekenhuis "Les Marronniers";
  3° "wetgeving op de ziekenhuizen" : de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, alsook de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging;
  4° " de begroting van de financiële middelen " : de begroting bedoeld in artikel 95 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008;
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.493. Onder de benamingen "psychiatrisch ziekenhuis 'Chêne aux Haies'" en "psychiatrisch ziekenhuis 'Les Marronniers'" worden twee instellingen van algemeen nut met rechtspersoonlijkheid opgericht, waarvan de zetels respectievelijk in Bergen en Doornik zijn gevestigd.

Art.494. Het " Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies " wordt overgedragen aan de Intercommunale " Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage ".
  De instelling van openbaar nut blijft evenwel bestaan in haar hoedanigheid van werkgever van het statutaire personeel bedoeld in artikel 530, § 2.
  De overdrachtmodaliteiten zijn het voorwerp van een overeenkomst tussen het Gewest en de Intercommunale " Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage ".
  De overeenkomst vermeldt o.a. de modaliteiten voor de betaling van de subsidies, voor de terugbetaling van de lonen van het statutaire personeel, voor de verbintenis tot voortzetting van de activiteit van het Centrum en de aanwezigheid van een afgevaardigde van de Intercommunale " Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage " als adviseur binnen de raad van bestuur van de instelling van openbaar nut.

Art.495. De roerende en onroerende goederen van het " Centre hospitalier psychiatrique du Chêne aux Haies ", alsook het geheel van de activa en passiva ervan, worden aan de Intercommunale " Centre hospitalier universitaire de Mons-Borinage " afgestaan.

Art.496. De goederen, rechten en verplichtingen overgeheveld van de Franse Gemeenschap naar het Gewest overeenkomstig de artikelen 5 en 9 van decreet II van 22 juli 1993 waarbij de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap overgedragen worden, in verband met het centrum, worden naar het centrum overgeheveld.
  Na afsluiting van de vereffening van de vzw voor bijstand aan het psychiatrisch ziekenhuis worden de goederen, rechten en verplichtingen van rechtswege van het Gewest overgeheveld naar het centrum..

Afdeling 2. - Regionaal centrum voor psychiatrische verzorging " Les Marronniers "
Onderafdeling 1. - Opdrachten
Art.497. Het centrum is belast met het beheer van het psychiatrische ziekenhuis en het tehuis voor psychiatrische zorg, met inbegrip van hun technische en administratieve diensten.
  Het mag bovendien aanvullende activiteiten in het kader van deze opdracht uitoefenen..

Art.498. In verband met zijn opdracht ontwikkelt het centrum elke vorm van samenwerking met openbare of particuliere partners.
  Het centrum mag, onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden, deel uitmaken van een publiekrechtelijke vereniging of een VZW opgericht met een andere overheid en/of andere rechtspersonen dan die met winstoogmerk, als deze vereniging de volgende doelstellingen heeft :
  - de medisch-sociale coördinatie of de beheershulp;
  - de gemeenschappelijke oprichting van een aanvullende dienst in het kader van zijn opdracht;
  - de aankoop of het gemeenschappelijke beheer van een medische apparatuur of van medisch-technische diensten.

Onderafdeling 2. - Organisatie
A. Raad van bestuur
Art.499.§ 1. Het centrum wordt bestuurd door een raad van bestuur die samengesteld is uit tien leden [2 die de Regering vertegenwoordigen]2, met name :
  1° vier personen aangewezen door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 op grond van hun bevoegdheden inzake ziekenhuisbeheer;
  2° drie personen aangewezen door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 op grond van hun bevoegdheden inzake geestelijke gezondheidszorg;
  3° [2 drie personen aangewezen door de Regering of haar afgevaardigde op grond van hun ervaring in het coördineren van instellingen, bedrijven of aanverwante activiteiten en in het netwerken van zorgactiviteiten en instellingen.]2
  Minstens één van de leden bedoeld in 1° en één van de leden bedoeld in 2° hebben zitting in de raad van bestuur van beide centra, alsook drie vertegenwoordigers van de Regering.
  § 2. De volgende personen wonen de vergaderingen van de raad van bestuur bij met raadgevende stem :
  1° de directeur van het psychiatrische ziekenhuis en de directeur van het psychiatrische verzorgingstehuis;
  2° de hoofdgeneesheer;
  3° het hoofd van het departement verpleegkunde;
  4° de verantwoordelijke van de paramedische en psychosociale diensten;
  5° een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal 05 Lokale Besturen, Sociale Actie en Gezondheid met minstens de rang van directeur;
  6° de twee regeringscommissarissen die bij het centrum aangewezen zijn.
  § 3. Op verzoek van de raad van bestuur mag de voorzitter van de medische raad de vergaderingen van eerstgenoemde raad met raadgevende stem bijwonen.
  § 4. De raad van bestuur mag elke persoon die hem de nodige technische gegevens kan verstrekken, op één van zijn vergaderingen uitnodigen.
  Hij kan eveneens de vertegenwoordiger van de zorgbehoevenden, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, uitnodigen voor de behandeling van elk vraagstuk betreffende het beheer van het psychiatrische verzorgingstehuis.
  Die vertegenwoordiger wordt op eigen verzoek gehoord.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/29, art. 2, 076; Inwerkingtreding : 31-12-2011>

Art.500.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 wijst de voorzitter en twee ondervoorzitters van de raad van bestuur aan onder de leden bedoeld in artikel 499, § 1, 1° en 2°, die samen met de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal een bureau vormen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.501. De leden van de raad van bestuur worden aangewezen voor vijf jaar.
  Dat mandaat is verlengbaar.

Art.502.§ 1. Overeenkomstig de artikelen 15, § 1, en 16, van de wetgeving op de ziekenhuizen en onverminderd de bevoegdheden van de medische raad, wordt de Raad van bestuur belast met het beheer van het Centrum en beschikt hij daartoe over de middelen die nodig zijn voor de administratie van het Centrum, met name :
  1° het voorstel van voorontwerp van jaarlijkse begroting en het driejaarlijkse strategisch plan die aan de Regering overgelegd moeten worden;
  2° de besluitvorming betreffende de verbouwing en de afschaffing van bestaande diensten, afdelingen, functies en programma's, de oprichting van nieuwe diensten, afdelingen, functies en programma's en de uitbreiding of de beperking van de capaciteit van het centrum, binnen de perken en onder de voorwaarden van de wetgeving en de regelgeving die op dat gebied van kracht zijn;
  3° de overlegging van het bouw- en investeringsprogramma aan de [2 minister]2, voor zover het centrum betrokken is;
  4° de aanwijzing van de hoofdgeneesheer en van de geneesheren diensthoofden;
  5° de werving of de indienstneming, de bevordering en het ontslag van de personeelsleden;
  6° het sluiten van overeenkomsten met andere ziekenhuizen of andere verzorgingsinrichtingen i.v.m. zorgverstrekking en vorming;
  7° de toekenning van bevoegdheden aan het directiecomité op zijn verzoek;
  8° wat de overheidsopdrachten betreft :
  [1 a)]1 de goedkeuring van het voorwerp van de overheidsopdracht, voor zover de uitgave hoger is dan de bedragen bedoeld in artikel 120 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in artikel 108 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996;
  [1 b)]1 de selectie van de kandidaten voor een overheidsopdracht;
  [1 c)]1 de toewijzing van de overheidsopdracht, voor zover de uitgave het bedrag van 250.000 euro (excl. btw) overschrijdt;
  9° het sluiten van de leningen die nodig zijn voor de investeringen en voor de werking, mits toestemming van de Regering;
  10° de beslissing waarbij het centrum participaties neemt in het kapitaal van andere instellingen of maatschappijen met het oog op de uitvoering van zijn opdracht, zoals bepaald bij dit decreet, mits toestemming van de Regering;
  11° de vastlegging van de lijst van de niet-invorderbare schuldvorderingen.
  § 2. De [3 raad]3 van bestuur kan zijn bevoegdheden die in [1 paragraaf 1, 5°]1, vastliggen, geheel of gedeeltelijk aan het Bureau overdragen.
  Wat betreft de overheidsopdrachten bedoeld in [1 paragraaf 1, 8°]1, worden de volgende bevoegdheden door de raad van bestuur aan de directeur-generaal overgedragen :
  [1 1°]1 de keuze van de wijze van toewijzing, de bepaling van het bestek en de tenuitvoerlegging van de procedure, desgevallend, na goedkeuring van het voorwerp van de overheidsopdracht door het Directiecomité of door de [3 raad]3 van bestuur;
  [1 2°]1 de overheidsopdrachten toewijzen voor zover de uitgave niet meer bedraagt dan 250.000 euro (excl. btw). De directeur-generaal geeft de [3 raad]3 van bestuur om de drie maanden kennis van die uitgaven.
  § 3. De Regering kan de in de [1 paragrafen 1, 8° en 2]1, bedoelde bedragen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. ".
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 140, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 215, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.503. De personen bedoeld in artikel 499 alsook de secretaris van de raad van bestuur, mogen niet aanwezig zijn op de raad van bestuur tijdens de behandeling van of de beraadslaging over een punt i.v.m. een vraagstuk waarbij ze een rechtstreeks belang hebben, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, bestuurder of personeelslid van elk ander ziekenhuis, zorginstelling of -dienst.

Art.504.De raad van bestuur maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.505. De raad van bestuur wijst zijn secretaris aan onder de personeelsleden van het psychiatrische ziekenhuis op de voordracht van de directeur van dat ziekenhuis.

Art.506. § 1. De Regering verzoekt de raad van bestuur om advies over elk voorontwerp van decreet of van reglementair besluit betreffende de organisatie en de werking van het centrum.
  De raad van bestuur brengt advies uit binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek. Als het advies niet binnen die termijn gegeven wordt, mag het genegeerd worden.
  § 2. De raad van bestuur legt de Regering elk voorontwerp van decreet of reglementair besluit voor waarvan hij de aanneming nuttig acht.

Art.507. De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen en presentiegelden die toegekend zullen worden aan de leden van de raad van bestuur en aan de Regeringscommissarissen.

B. Dagelijks beheer
1. Algemene leiding
Art.508.Het centrum wordt door een directeur-generaal geleid.
  Hij wordt bijgestaan door een adjunct-directeur-generaal.
  De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden op de voordracht van de raad van bestuur door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 aangewezen na afloop van een procedure die door de Regering bepaald wordt. "
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 141, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.509.De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal staan onder het gezag van de raad van bestuur.
  De directeur-generaal voert de beslissingen van de raad van bestuur uit in nauwe samenwerking met het [1 directiecomité]1 bedoeld in artikel 510.
  Hij geeft de raad van bestuur alle informatie die nodig is voor de werking van het centrum. Hij zorgt ervoor dat het verslag over de activiteiten van het directiecomité op elke vergadering van de raad van bestuur een agendapunt vormen.
  De directeur-generaal leidt het personeel en neemt het beheer van de dagelijkse activiteit waar onder het gezag en het toezicht van de raad van bestuur.
  De directeur-generaal zit het basisoverlegcomité voor.
  De raad van bestuur kan, onder de voorwaarden die hij stelt, de directeur-generaal ertoe machtigen een deel van zijn bevoegdheden alsook de ondertekening van bepaalde stukken en briefwisselingen te delegeren.
  De directeur-generaal vertegenwoordigt het centrum in de gerechtelijke en extragerechtelijke akten en handelt op geldige wijze in eigen naam en voor eigen rekening zonder het bewijs van een beslissing van de raad van bestuur te moeten leveren.
  De adjunct-directeur-generaal staat de directeur-generaal bij in de uitvoering van de taken die hem toegewezen worden op basis van de takenverdeling die door de raad van bestuur bepaald wordt op voorstel van de directeur-generaal.
  In geval van verhindering van de directeur-generaal worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-directeur-generaal, of bij diens verhindering, door een personeelslid van het centrum dat door de raad van bestuur aangewezen wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 216, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

2. Directiecomité
Art.510.Binnen het centrum wordt een directiecomité opgericht dat de directeur-generaal zal bijstaan.
  Het [1 directiecomité]1 is samengesteld uit de directeur-generaal van het centrum, de adjunct-directeur-generaal, de hoofdgeneesheer, het hoofd van het verpleegkundig departement, de directeur van het paramedisch en psychosociaal departement, de financiële directeur, de administratieve directeur en de ziekenhuisapotheker.
  De directeur-generaal zit het [1 directiecomité]1 voor.
  Het [1 directiecomité]1 kan elke persoon met nuttige informatie op één van zijn vergaderingen uitnodigen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 216, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.511. De voorzitter van het directiecomité bepaalt de agenda met inachtneming van de aanvragen van de overige leden van het directiecomité.

Art.512.Het [1 directiecomité]1 maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 216, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Financiële lasten
Art.513.§ 1.De lasten i.v.m. de uitvoering van de opdrachten van het CRP " Les Marronniers " worden gedekt door :
  1° ontvangsten uit zijn activiteiten;
  2° ontvangsten uit zijn patrimonium en zijn schatkist;
  3° niet opgebruikte saldi van de vorige boekjaren;
  4° een kapitaalfonds ten laste van het Gewest of een subsidiefonds;
  5° giften et legaten;
  6° leningen aangegaan om zijn doel te verwezenlijken.
  De Regering mag de gewestelijke waarborg voor de in het vorige lid bedoelde leningen geven naar rato van een bedrag dat vastgelegd wordt bij de aanneming van de gewestelijke begroting.
  § 2. De raad van bestuur van het CRP " Les Marronniers " zorgt ervoor dat de vastleggingen en ordonanceringen van uitgaven van het centrum i.v.m. de uitvoering van zijn opdrachten binnen de perken van zijn begrotingsontvangsten gehouden worden.
  Indien het resultaat van het boekjaar deficitair is, legt de raad van bestuur binnen de maand nadat hij de rekeningen heeft vastgelegd een rapport met de rechtvaardiging van het tekort aan de [2 minister]2 over, waarbij de elementen die niet gedekt worden door de begroting van de financiële middelen of door andere ontvangsten uit de wettelijke opdrachten van het centrum apart gehouden worden.
  Op voorstel van de [2 minister]2 kan de Regering aanvaarden om een deel of het geheel van het tekort ten laste te nemen.
  Afgezien van het resultaat van het boekjaar kan de Regering, op voorstel van de [2 minister]2 en op verzoek van de raad van bestuur van het centrum, elke uitgave die resulteert uit een gewestelijke decreets- of reglementsbepaling of uit een sociaal akkoord met een bijzondere ontvangst dekken voor zover ze nog niet volledig gedekt is door een andere financieringsbron.
  [1 § 3. Op voorstel van de Minister neemt de Regering elke uitgave ten laste die uit de bijzondere bepalingen van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het gewestelijk psychiatrisch centrum "Les Marroniers" voortvloeit en die het beschikbare saldo van de vorige boekjaren overschrijdt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-04-18/08, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 10-05-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 209, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 4. - Begroting, rekeningen en controle
Art.514.§ 1. De controle op het centrum wordt door de Regering uitgeoefend via twee commissarissen die zij aanwijst en die hun opdracht vervullen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet.
  § 2. Wanneer de raad van bestuur vergeten heeft een maatregel te nemen of een bij wet, decreet of besluit bepaalde akte uit te voeren, kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 hem aanmanen de maatregel te nemen of de akte uit voeren binnen een welbepaalde termijn.
  Indien de raad van bestuur na afloop van de termijn de maatregel niet heeft genomen of de akte niet heeft uitgevoerd, kan de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 zich in zijn plaats stellen.
  De beslissing wordt aan het Waals Parlement overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.515. Het ontwerp van jaarbegroting van het centrum wordt door de Regering opgemaakt op voorstel van de raad van bestuur van het centrum. Het wordt bij het ontwerp van algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest gevoegd en ter goedkeuring aan het Waals Parlement voorgelegd.

Art.516. Het gebrek aan goedkeuring op de eerste dag van het begrotingsjaar vormt geen beletsel voor het gebruik van de kredieten waarin het begrotingsontwerp voorziet, tenzij het gaat om uitgaven van een nieuw principe die niet toegelaten worden door de begroting van het vorige jaar.
  Indien de kredietoverschrijdingen een hogere financiële tegemoetkoming van het Gewest tot gevolg hebben dan die waarin zijn begroting voorziet, moeten ze vooraf goedgekeurd worden door de stemming van een overeenstemmend krediet op de begroting van het Gewest.

Art.517.De raad van bestuur bezorgt de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 periodieke toestanden, minstens om de zes maanden, en een jaarverslag over de activiteiten van het centrum. De Regering bepaalt de modellen van de over te leggen instrumentenborden op basis van de van kracht zijnde wetgeving op de ziekenhuizen.
  De raad van bestuur maakt uiterlijk 30 juni van het jaar na dat van het beheer de jaarlijkse uitvoeringsrekening van zijn begroting, de balans en de resultatenrekening op, overeenkomstig de bepalingen van de wetgeving op de ziekenhuizen.
  De balans en de resultatenrekening zijn het voorwerp van een ontwerp van decreet houdende begrotingsregeling, dat als bijlage bij de algemene rekening van het Waalse Gewest aan het Waals Parlement overgelegd wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.518. De Regering organiseert de controle op de vastleggingen.

Art.519. De Regering bepaalt de regels betreffende :
  1° de overlegging van de begroting;
  2° de boekhouding;
  3° de overlegging van de rekeningen;
  4° de periodieke toestanden en verslagen.
  De Regering bepaalt de regels betreffende de wijze van schatting van de bestanddelen van het patrimonium en de wijze van berekening en de vastlegging van het maximumbedrag van de reserves en voorschotten die nodig zijn vanwege de aard van de activiteiten van de instelling.

Art.520. Het centrum gebruikt zijn activa en beschikbare middelen slechts om de opdrachten te vervullen die hem bij afdeling 2 van dit hoofdstuk toegewezen worden.

Art.521. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de controle die uitgevoerd moet worden door de bedrijfsrevisoren, leden van het Instituut van bedrijfsrevisoren, die zij aanwijst.

Onderafdeling 5. - Personeel
Art.522.§ 1. Het administratief en geldelijk statuut en de personeelsformatie van het centrum worden door de Regering vastgelegd.
  § 2. Boek III " verlofdagen en andere afwezigheden van de personeelsleden " van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode is toepasselijk op de personeelsleden van het centrum.
  § 3. Artikel 16 van het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse ambtenarencode betreffende de voorwaarden voor de indienstneming en de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden is van toepassing op het personeel van het centrum.
  [1 § 4. Er kan ook op de personeelsbehoefte ingespeeld worden door personen die in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-04-18/08, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 10-05-2013>

Art.523. § 1. Het personeel overgeplaatst van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest overeenkomstig de artikelen 3,6°, en 6, § 1, van het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, wordt door de Regering en volgens de door haar vastgestelde modaliteiten naar het centrum overgeplaatst.
  Het overgeplaatste personeel behoudt de hoedanigheid, de wedde en de anciënniteit die het vóór zijn overplaatsing genoot. Het behoudt de voordelen gebonden aan de uitoefening van een functie echter alleen wanneer de voorwaarden voor de toekenning ervan in het centrum behouden blijven.
  § 2. Na afsluiting van de vereffening van de VZW voor hulp aan het psychiatrische ziekenhuis, erft het centrum van rechtswege de rechten en verplichtingen m.b.t. het personeel van de VZW.
  De bepalingen van § 1, alinea 2, zijn van toepassing op het aldus in dienst genomen personeel.

Afdeling 3. - Het psychiatrisch verzorgingscentrum " Le Chêne aux Haies "
Onderafdeling 1. - Organisatie
A. De Regering
Art.524.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

B.   
Art.525.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.526.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.527.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.528.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.529.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.530.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Onderafdeling 2.   
Art.531.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.532.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.533.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.534.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.535.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.536.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Art.537.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

Onderafdeling 3.   
Art.538.
  <Opgeheven bij DWG 2024-04-25/30, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 14-07-2024>

HOOFDSTUK I/I. . [1 - Psychiatrische verzorgingstehuizen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 538/1. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° "psychiatrisch verzorgingstehuis": de residentiële instelling die door de Regering of haar afgevaardigde erkend is om de opdracht bepaald in artikel 538/2 uit te voeren;
   2° "begunstigde": een persoon met een psychiatrische stoornis die in een psychiatrisch verzorgingstehuis wordt opgevangen;
   3° "overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg ": het erkende overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg, zoals gedefinieerd in artikel 679/2, 1° ;
   4° "ziekenhuis": het ziekenhuis zoals bepaald in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   5° "psychiatrisch ziekenhuis" : het psychiatrisch ziekenhuis zoals bepaald in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   6° "lokalen toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit": speciaal uitgeruste lokalen, overeenkomstig de normen vermeld in artikelen 415 tot 415/16 van de gewestelijke stedenbouwkundige handleiding, om toegankelijk te zijn voor personen met beperkte mobiliteit;
   7° "inrichtende macht": de instantie die het psychiatrisch verzorgingstehuis voor wettelijk vertegenwoordigt volgens de wetgeving die van toepassing is op zijn rechtsvorm;
   8° "dossier van de begunstigde": het individueel dossier bedoeld in artikel 538/25;
   9° "netwerk" : het geheel van de vakmensen, ongeacht hun activiteitensector, van de operatoren of de niet professionelen die gelijktijdig of achtereenvolgens ten gunste van de begunstigde, van een toestand of van een project tussenkomen in een effectief partnerschap, met een werking, finaliteit en doelstellingen die gemeenschappelijk zijn;
   10° "vertegenwoordiger":
   a) hetzij de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de begunstigde;
   b) hetzij de door de begunstigde aangewezen gemachtigde;
   11° "het Agentschap": het Agentschap bedoeld in artikel 2;
   12° "de Minister": de Minister die voor volksgezondheid bevoegd is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 47, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/2. [1 Het doel van een psychiatrisch verzorgingstehuis is het huisvesten, begeleiden en verlenen van passende en noodzakelijke zorg, zowel overdag als 's nachts, aan de personen bedoeld in artikel 538/4, teneinde hun verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis te verkorten of een verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis te voorkomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 48, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. [1 - Organisatie- en werkingsregels]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Dienstproject]1   ----------   (1)
Art. 538/3. [1 Alle projecten en acties van het psychiatrisch verzorgingstehuis worden uitgevoerd in het kader van een dienstproject.
   Het dienstproject wordt opgesteld voor een periode van maximaal vijf jaar.
   Het dienstproject wordt aangepast in geval van een verzoek tot wijziging van de erkenning van het psychiatrisch verzorgingstehuis.
   Het dienstproject richt zich voornamelijk op de begunstigde.
   De in lid 1 bedoelde projecten en acties worden duidelijk beschreven en geïdentificeerd in het dienstproject. Het dienstproject als geheel en elk project en elke actie bedoeld in lid 1 zijn in overeenstemming met de opdracht bedoeld in artikel 538/2.
   Het dienstproject bestaat minstens uit de volgende bestanddelen:
   1° de identificatie van het psychiatrisch verzorgingstehuis
   2° de omgeving van het psychiatrisch verzorgingstehuis wat grondgebied en institutioneel netwerk betreft;
   3° de organisatie van het psychiatrisch verzorgingstehuis en zijn banden met het netwerk;
   4° de begripsomschrijving van de doelstellingen en van het actieplan; 5° de mechanismen voor zelfevaluatie.
   Het in lid 6, 4°, bedoelde actieplan past in de doelstellingen, acties en strategieën, voorzien in het strategisch plan voor de geestelijke gezondheid, vermeld in artikel 47/19, 2°.
   De Regering specificeert en vult de inhoud van het dienstproject en bepaalt de modaliteiten voor de aanneming en mededeling ervan aan het Agentschap.
   De Regering of haar afgevaardigde valideert het dienstproject.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 51, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 2. [1 - In aanmerking komende begunstigden]1   ----------   (1)
Art. 538/4. [1 § 1. Het psychiatrisch verzorgingstehuis is bestemd voor :
   1° personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis, met dien verstande dat zij :
   a) geen ziekenhuisbehandeling nodig hebben;
   b) niet in aanmerking komen voor opname in een rust- en verzorgingstehuis, gezien hun mentale toestand;
   c) niet in aanmerking komen voor de beschermde woning;
   d) geen ononderbroken psychiatrisch toezicht nodig hebben;
   e) voortdurende ondersteuning nodig hebben;
   2° personen met een mentale handicapverstandelijk gehandicapten, met dien verstande dat zij :
   a) geen ziekenhuisbehandeling nodig hebben;
   b) niet in aanmerking komen voor de beschermde woning;
   c) niet in aanmerking komen voor toelating tot een residentiële dienst voor volwassenen of residentiële overnachtingsdienst voor volwassenen of een onder toezicht staande huisvestingsdienst;
   d) geen ononderbroken psychiatrisch toezicht nodig hebben;
   e) voortdurende ondersteuning nodig hebben;
   § 2. Het psychiatrisch verzorgingstehuis legt in een reglement de voorwaarden en procedure vast voor het toelaten, uitsluiten en ontslaan van de begunstigde.
   Dit reglement wordt meegedeeld aan:
   1° elke begunstigde;
   2° elke persoon die het psychiatrisch verzorgingstehuis wenst te betreden, of zijn vertegenwoordiger;
   3° het Agentschap :
   De Regering bepaalt de minimumvoorwaarden waaraan dit reglement qua inhoud en vorm moet voldoen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 53, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/5. [1 Op voorwaarde dat hij nog steeds voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 538/4, § 1, keert een begunstigde die tijdelijk in een ziekenhuis is opgenomen om er de gepaste onderzoeken en behandelingen te ondergaan, in geval van een crisis of de noodzaak om behandelingen en klinische zorgen te ondergaan, aan het einde van de ziekenhuisopname terug naar het psychiatrisch verzorgingstehuis waar hij vóór deze ziekenhuisopname verbleef.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 54, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 3. [1 - Samenwerking met andere verzorgingsinstellingen inzake geestelijke gezondheid]1   ----------   (1)
Art. 538/6. [1 In het belang van de begunstigden sluit het psychiatrisch verzorgingstehuis een schriftelijke overeenkomst met ten minste één psychiatrisch ziekenhuis.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de minimuminhoud en het model van de in lid 1 bedoelde overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 56, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/7. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis is lid van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 57, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 4. [1 - Personeel en omkadering]1   ----------   (1)
Art. 538/8. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis wordt apart beheerd van andere instellingen of diensten die onder dezelfde inrichtende macht vallen, zonder afbreuk te doen aan de samenwerking tussen deze instellingen of diensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 59, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/9. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis moet voldoende personeel hebben om de begunstigden te verzorgen.
   De Regering of haar afgevaardigde stelt de vereiste titels en kwalificaties vast voor het personeel bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 60, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/10. [1 § 1. Elk personeelslid wordt aangeworven door de inrichtende macht:
   1° hetzij als statutaire werknemer.
   2° hetzij als werknemer met een arbeidsovereenkomst;
   § 2. In de gevallen en onder de voorwaarden die zij bepaalt, kan de Regering of haar afgevaardigde geheel of gedeeltelijk toestaan dat bepaalde functies in uitvoering van artikel 538/9, tweede lid, worden uitgeoefend door onafhankelijke dienstverleners die door een samenwerkingsovereenkomst aan de inrichtende macht zijn gebonden.
   De in lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten tussen de onafhankelijke dienstverlener en de inrichtende macht. Deze samenwerkingsovereenkomst bepaalt de voorwaarden voor deelname aan de activiteiten en de beheerkosten van het psychiatrisch verzorgingstehuis en het maximumbedrag van de erelonen.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de minimuminhoud en de voorwaarden en modaliteiten van de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 61, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/11. [1 De Regering bepaalt de normen die van toepassing zijn op de berekening van het minimumaantal personeelsleden dat wordt toegewezen aan het psychiatrisch verzorgingstehuis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 62, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/12. [1 De inrichtende macht benoemt de geneesheer-psychiater die verantwoordelijk is voor de begeleiding van het multidisciplinaire team.
   De Regering bepaalt de minimale kwalificaties die nodig zijn om deze begeleidingsfunctie te vervullen.
   De Regering bepaalt de specifieke opdracht die aan de in lid 1 bedoelde geneesheer-psychiater worden toevertrouwd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 63, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/13. [1 Multidisciplinair overleg wordt georganiseerd binnen het multidisciplinaire team zoals vereist en, op zijn minst, met tussenpozen bepaald door de Regering.
   De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor het pluridisciplinair overleg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 64, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/14. [1 Begunstigden moeten dag en nacht onder toezicht staan.
   De Regering bepaalt de voorwaarden van dit toezicht en het minimumaantal mensen dat aan dit toezicht moet worden toegewezen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 65, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/15. [1 De inrichtende macht van het psychiatrisch verzorgingstehuis respecteert de therapeutische vrijheid van de leden van het multidisciplinaire team. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 66, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 5. [1 - Beroepsgeheim]1   ----------   (1)
Art. 538/16. [1 De leden van het multidisciplinaire team en de inrichtende macht zijn gebonden door het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie met betrekking tot de begunstigden waarvan zij kennis hebben of kunnen hebben.
   Elke schending van het geheim wordt overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gestraft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 68, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 6. [1 - Bepalingen met betrekking tot gebouwen]1   ----------   (1)
Art. 538/17. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis heeft minimaal tien en maximaal zestig bedden.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis kan afwijken van het in het eerste lid bedoelde maximumaantal bedden, wanneer het vóór 1 januari 2024 een erkenning heeft voor meer dan zestig bedden.
   De Regering of haar afgevaardigde kan in het belang van de begunstigden andere afwijkingen van lid 1 toestaan dan die waarin lid 2 voorziet, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen psychiatrische verzorgingstehuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 70, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/18. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis ligt buiten de campus van een psychiatrisch ziekenhuis.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis bevindt zich in de plaatselijke gemeenschap op een manier die het psychologisch welzijn van de bewoners garandeert.
   Van het eerste en tweede lid wordt afgeweken indien het psychiatrisch verzorgingstehuis voor 1 januari 2024 is toegelaten zonder dat is voldaan aan de locatievoorwaarden, bedoeld in het eerste en tweede lid.
   De Regering of haar afgevaardigde kan, in de gevallen die zij bepaalt en met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie tussen psychiatrische verzorgingstehuizen, andere afwijkingen van de bepalingen van dit artikel toestaan, mits de afwijking het welzijn van de begunstigden niet schaadt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 71, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/19. [1 § 1. Elke kamer heeft een eenpersoonsbed.
   In afwijking van het eerste lid mag een kamer twee bedden hebben als het psychiatrisch verzorgingstehuis voor 1 januari 2024 een erkenning heeft voor kamers met twee bedden. Het aantal tweepersoonskamers mag nooit meer zijn dan de helft van het totale aantal kamers.
   De Regering of haar afgevaardigde kan in het belang van de begunstigden andere afwijkingen van lid 1 toestaan dan die waarin lid 2 voorziet, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen psychiatrische verzorgingstehuizen.
   § 2. De Regering bepaalt welke gemeenschappelijke ruimten een psychiatrisch verzorgingstehuis moet omvatten om het gemeenschapsleven te waarborgen en specificeert zo nodig de minimumkenmerken van deze gemeenschappelijke ruimten.
   § 3. Elke kamer en de gemeenschappelijke ruimten moeten voldoen aan de gezondheidsnormen van artikel 3 van het Waalse Wetboek voor Duurzaam Wonen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
   In afwijking van lid 1erkan de Regering specifieke normen vaststellen voor psychiatrische verzorgingstehuizen.
   De Regering bepaalt de minimale oppervlaktes en volumes van kamers en gemeenschappelijke ruimtes.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 72, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/20. [1 De overheid bepaalt welke brandveiligheidsnormen van toepassing zijn op psychiatrische verzorgingstehuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 73, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/21. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis heeft een buitenruimte.
   Een afwijking van lid 1 wordt toegestaan wanneer het psychiatrisch verzorgingstehuis vóór 1 januari 2024 is erkend zonder over een buitenruimte te beschikken.
   De Regering of haar afgevaardigde kan in het belang van de begunstigden andere afwijkingen van lid 1 toestaan dan die waarin lid 2 voorziet, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen psychiatrische verzorgingstehuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 74, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/22. [1 Het psychiatrisch verzorgingstehuis is toegankelijk en geschikt voor personen met beperkte mobiliteit.
   De Regering of haar afgevaardigde kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt, een afwijking van lid 1 toestaan.
   De Regering neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 75, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 7. [1 - Bepalingen met betrekking tot de leefomgeving]1   ----------   (1)
Art. 538/23. [1 § 1. Het psychiatrisch verzorgingstehuis garandeert dagelijks een sfeer die past bij een prettige leefomgeving.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis is zo georganiseerd dat er een familiale sfeer heerst.
   De kamers zijn ontworpen en ingericht met als doel een aangenaam verblijf te garanderen en de privacy van de begunstigden te respecteren.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.
   § 2. Het gemeenschapsleven binnen het psychiatrisch verzorgingstehuis wordt bepaald door een huishoudelijk reglement.
   Het huishoudelijk reglement wordt bij opname door elke begunstigde ondertekend.
   De Regering bepaalt de minimuminhoud van het huishoudelijk reglement en de eisen die ze al dan niet oplegt aan begunstigden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 77, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/24. [1 De Regering bepaalt de regels die van toepassing zijn op de distributie en opslag van geneesmiddelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 78, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3. [1 - Individueel dossier]1   ----------   (1)
Art. 538/25. [1 § 1. Voor elke begunstigde wordt een individueel dossier aangelegd met de in lid 2 bedoelde medische, sociale en administratieve gegevens die noodzakelijk, passend en relevant zijn voor de behandeling van het geestelijke gezondheidsprobleem waarvoor de begunstigde psychiatrische zorg wenst, met inbegrip van de continuïteit van de zorg, met inachtneming van de ethische regels en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het individuele dossier is een voorwaarde voor de zorgverlening aan de begunstigde; als de begunstigde weigert toestemming te geven voor het bijhouden van zijn individuele dossier, wordt zijn zorg onmiddellijk beëindigd. De begunstigde ondertekent een document dat toestemming geeft voor het bijhouden van het individuele dossier en de uitwisseling van gegevens tussen de leden van het multidisciplinaire team.
   Het individuele dossier van de begunstigde bevat alleen de volgende gegevens:
   1° de identificatie van de inwoner aan de hand van zijn sociaal zekerheidsnummer (INSZ), naam, geslacht, geboortedatum, adres, telefoonnummers ene-mailadressen en, indien van toepassing, de gegevens van zijn vertegenwoordiger;
   2° de identificatie van de huisarts van de begunstigde en, in voorkomend geval, van de geneesheer-specialist of andere beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die door de begunstigde is aangewezen;
   3° de persoonlijke identificatie van de leden van het multidisciplinaire team die betrokken zijn bij de opname van de begunstigde;
   4° de identificatie van de leden van het net, waaronder het lid dat verantwoordelijk is voor de doorverwijzing naar het psychiatrisch verzorgingstehuis;
   5° de reden van de opname of het probleem op het ogenblik van de opname;
   6° de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van de begunstigde;
   7° de resultaten van onderzoeken zoals klinische, radiologische, biologische, functionele en histo-pathologische onderzoeken die nuttig zijn voor de behandeling van de begunstigde;
   8° aantekeningen van gesprekken met de begunstigde, andere beroepsbeoefenaars uit de gezondheidssector of derden, die relevant zijn voor de zorg voor de begunstigde;
   9° de van de begunstigde of van derden ontvangen attesten, verslagen of adviezen;
   10° de gezondheidsdoelstellingen en de verklaringen van de uitdrukking van de wil van van de begunstigde;
   11° de laatste diagnose gesteld door de betrokken gezondheidswerker;
   12° de identificatie van de begunstigde zoals bedoeld in artikel 12 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg;
   13° een chronologisch overzicht van de verstrekte geneeskundige verzorging en diensten, met vermelding van de aard ervan, de datum en de identiteit van het betrokken lid van het multidisciplinair team;
   14° de evolutie van de pathologie;
   15° de doorverwijzingen naar andere zorgverleners, diensten of derden;
   16° medicijnen, met het medicatieschema, inclusief medicijnen voor andere aandoeningen;
   17° complicaties of co-morbiditeiten die verdere behandeling vereisen;
   18° een vermelding dat met toepassing van de artikelen 7, § 2, en 8, § 3, informatie is meegedeeld aan een vertrouwenspersoon of aan de begunstigde in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, en de identiteit van deze vertrouwenspersoon;
   19° het uitdrukkelijk verzoek van de begunstigde om geen informatie te verstrekken overeenkomstig de artikelen 7, § 3, en 8, § 3, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   20° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 7, § 4, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   21° het verzoek van de begunstigde overeenkomstig paragraaf 3 om te worden bijgestaan door een door hem aangewezen vertrouwenspersoon of om zijn raadplegingsrecht via die persoon uit te oefenen, en de identiteit van die vertrouwenspersoon;
   22° de redenen voor de volledige of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek van een vertegenwoordiger van de begunstigde om het dossier van de begunstigde te raadplegen of er een afschrift van te krijgen overeenkomstig artikel 15, § 1, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   23° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 15, § 2, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   24° het tarief dat wordt toegepast op de begunstigde;
   25° het inlichtingenblad voor het verzamelen van socio-epidemiologische gegevens bedoeld in artikel 538/32.
   Onverminderd andere wettelijke bepalingen worden individuele dossiers door het psychiatrisch verzorgingstehuis bewaard gedurende minimaal dertig jaar en maximaal vijftig jaar na het laatste contact met de begunstigde dat in het individuele dossier is opgenomen, onder verantwoordelijkheid van de administratief directeur.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis is verantwoordelijk voor de behandeling.
   § 2. De begunstigde heeft recht op een zorgvuldig bijgehouden individueel dossier van het lid van het psychiatrisch verzorgingsteam, dat bewaard wordt in overeenstemming met de toepasselijke veiligheidsregels.
   Op verzoek van de begunstigde voegt het team van het psychiatrisch verzorgingstehuis door de begunstigde verstrekte documenten toe aan het hem betreffende dossier.
   § 3. § 2. De begunstigde heeft recht op inzage in het hem betreffend dossier. De Regering bepaalt de modaliteiten van de aanvraag.
   Aan het verzoek van de begunstigde tot inzage in het hem betreffende dossier wordt onverwijld en ten laatste binnen 15 dagen na ontvangst ervan gevolg gegeven.
   De persoonlijke notities van een teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis en gegevens die betrekking hebben op derden zijn van het recht op inzage uitgesloten.
   Op zijn verzoek kan de begunstigde zich laten bijstaan door of zijn inzagerecht uitoefenen via een door hem aangewezen vertrouwenspersoon. Indien deze laatste een teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis of van een ander psychiatrisch verzorgingstehuis is, heeft hij ook inzage in de in het derde lid bedoelde persoonlijke notities. In voorkomend geval wordt het verzoek van de begunstigde schriftelijk ingediend en wordt het verzoek, samen met de identiteit van de vertrouwenspersoon, geregistreerd of toegevoegd aan het dossier van de begunstigde.
   Indien het dossier van de begunstigde een schriftelijke motivering bevat zoals bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt die nog steeds van toepassing is, oefent de begunstigde zijn inzagerecht van het dossier uit via een door hem aangewezen teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis of van een ander door hem aangewezen psychiatrisch verzorgingstehuis, die ook inzage heeft in de in het derde lid, bedoelde persoonlijke notities.
   De in lid 5 bedoelde situatie waarin de begunstigde zijn recht op inzage van zijn persoonlijk dossier uitsluitend kan uitoefenen door tussenkomst van een teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis of een andere door hem aangewezen psychiatrisch verzorgingstehuis wanneer zijn dossier een schriftelijke motivering bevat als bedoeld in artikel 7, § 4, lid 2. van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die nog steeds van toepassing is, voldoet aan artikel 23 van Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
   § 4. De begunstigde heeft recht op een afschrift van het geheel of een gedeelte van het hem betreffend patiëntendossier. Ieder afschrift vermeldt dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is.
   Het teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis weigert dit afschrift indien hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de begunstigde onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen.
   § 5. Na het overlijden van de begunstigde hebben de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de begunstigde, via een door de verzoeker aangewezen teamlid van het psychiatrisch verzorgingstehuis, het in § 3 bedoelde recht op inzage voorzover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de begunstigde zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 80, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/26. [1 Voor het in artikel 538/25 bedoelde individuele dossier en voor alle persoonsgegevens waarvan het psychiatrisch verzorgingstehuis kennis heeft, voldoet het aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), alsook aan alle andere bindende bepalingen inzake gegevensbescherming.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis stelt een protocol inzake de bescherming van persoonsgegevens op, waarin wordt uiteengezet hoe hij de in lid 1 bedoelde bepalingen naleeft.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis deelt het in lid 2 bedoelde protocol mee aan iedere begunstigde.
   Elke wijziging van het in lid 2 bedoelde protocol wordt meegedeeld aan de begunstigden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 81, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 4. [1 - Specifieke rechten van de begunstigde]1   ----------   (1)
Art. 538/27. [1 De begunstigde heeft te allen tijde recht op duidelijke schriftelijke informatie over :
   1° de werking van het psychiatrisch verzorgingstehuis en de verschillende functies die het vervult;
   2° de multidisciplinaire aard van het psychiatrisch verzorgingstehuis en de gevolgen daarvan voor het delen van informatie tussen beroepsbeoefenaars;
   3° de zorgmethoden die het psychiatrisch verzorgingstehuis toepast;
   4° de kosten van de dienstverleningen en de voorwaarden waaronder hij een vermindering van het tarief of gratis kan krijgen;
   5° zijn rechten, met inbegrip van het recht om zich te verzetten tegen de uitwisseling van alle of een deel van de informatie die hij meedeelt.
   Zonder afbreuk te doen aan zijn geïnformeerde toestemming, wordt begunstigde verondersteld de multidisciplinaire aard van de dienst te aanvaarden.
   De Regering of haar afgevaardigde kan de vorm en de inhoud van de in het eerste lid bedoelde informatie nader bepalen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 83, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/28. [1 § 1. Het psychiatrisch verzorgingstehuis is verplicht om de continuïteit van de zorgen te garanderen voor de begunstigde voor wie het zorgt.
  Het psychiatrisch verzorgingstehuis evalueert regelmatig de voortgang van het therapeutisch proces met de begunstigde of zijn vertegenwoordiger, in overeenstemming met het tijdsbestek en de zorgen van de begunstigde.
  De modaliteiten van de beoordeling zijn vastgelegd in het dienstproject.
  § 2. Wanneer de begunstigde in het ziekenhuis wordt opgenomen, bezorgt het psychiatrisch verzorgingstehuis het betrokken ziekenhuis een verbindingsformulier om de continuïteit van de zorg te garanderen. Het verbindingsformulier wordt systematisch bijgewerkt.
  De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het verbindingsformulier.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 84, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/29. [1 Onverminderd de bepalingen van de federale wetgever ten gunste van de beschermde personen, mag de begunstigde in geen geval, noch bij zijn opname, noch daarna, het beheer van zijn geld of goederen of de bewaring ervan toevertrouwen aan het psychiatrisch verzorgingstehuis, haar bewindvoerder of haar personeelsleden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 85, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 5. [1 - Financiële bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 538/30. [1 § 1. Binnen de Commissie "Geestelijke Gezondheid" bedoeld in artikel 14 onderhandelen de leden over één overeenkomst voor alle psychiatrische verzorgingstehuizen, waarin de financiële en administratieve relaties tussen de psychiatrische verzorgingstehuizen en de begunstigden enerzijds en de verzekeraars anderzijds worden vastgelegd.
   De in lid 1 bedoelde overeenkomst wordt aan alle psychiatrische verzorgingstehuizen voorgesteld.
   Psychiatrische verzorgingstehuizen moeten zich houden aan de overeenkomst waarnaar wordt verwezen in lid 1er om hun erkenning te verkrijgen of te behouden.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.
   § 2. Onverminderd paragraaf 1 en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten kan de Regering aanvullende financiering toekennen ter dekking van personeels-, exploitatie- of investeringskosten.
   De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten voor de financiering bedoeld in het eerste lid.
   § 3. De Regering bepaalt het minimuminkomen waarover de begunstigde vrij moet kunnen beschikken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 87, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/31. [1 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, voert het psychiatrisch verzorgingstehuis voor elk boekjaar een dubbele boekhouding en stelt het een jaarlijkse balans en winst- en verliesrekening op volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 88, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 6. [1 - Sociaal-sanitaire gegevens]1   ----------   (1)
Art. 538/32. [1 § 1. Het psychiatrisch verzorgingstehuis verzamelt socio-epidemiologische gegevens over de begunstigden. Deze gegevens worden verzameld aan het begin van de opname van de begunstigde.
   Deze gegevens worden verzameld voor de volgende doeleinden:
   1° voor het psychiatrisch verzorgingstehuis, om het profiel van de begunstigden die het verzorgt vast te stellen en op basis van deze gegevens het dienstproject te sturen;
   2° voor het Agentschap, input leveren voor onderzoek en analyse op het niveau van het Franse taalgebied, onder meer voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   § 2. De socio-epidemiologische gegevens die het psychiatrisch verzorgingstehuis verzamelde voor elke begunstigde zijn als volgt:
   1° de leeftijd;
   2° geslacht;
   3° de burgerlijke stand;
   4° de nationaliteit;
   5° de moedertaal;
   6° de leefplaats.
   7° het schoolbezoek;
   8° de beroepscategorie;
   9° de hoofdzakelijke inkomensbron;
   10° de postcode;
   11° als de begunstigde minderjarig is, het aantal kinderen die op de wettelijke woonplaats van de begunstigde wonen;
   12° het type verblijfplaats voorafgaand aan het psychiatrisch verzorgingstehuis
   13° de aard en de oorsprong van het initiatief;
   14° de vroegere opnames;
   15° de bij de opname voorgestelde redenen;
   16° de belangrijkste pathologie die bij de opname werd vastgesteld;
   17° het netwerk dat rond de begunstigde werd gemobiliseerd.
   Deze gegevens maken het mogelijk om ten minste het volgende te identificeren:
   1° de sociologische en mentale gezondheidskenmerken van de populatie die in het psychiatrisch verzorgingstehuis terechtkomt;
   2° de bereikbaarheidsomtrek van het psychiatrisch verzorgingstehuis; 3° de trajecten die de begunstigden volgen in het hulp- en zorgnetwerk.
   De gegevens worden eenmaal per jaar veilig naar het Agentschap gestuurd. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor die overmaking.
   Het is aan het psychiatrische verzorgingstehuis om de gegevens te anonimiseren voordat ze naar het Agentschap worden gestuurd.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis bewaart de in het eerste lid bedoelde sociaal-epidemiologische gegevens in het individuele dossier, bedoeld in artikel 538/25, zolang dit dossier wordt bewaard.
   § 3. De overeenkomstig paragraaf 2 ingediende sociaal-epidemiologische gegevens worden geanalyseerd door het Agentschap of door een door het Agentschap aangewezen externe dienstverlener.
   Elk jaar voorziet het Agentschap de psychiatrische verzorgingstehuizen van geaggregeerde gegevens en, indien beschikbaar, analyses op basis van deze gegevens.
   Deze gegevens worden ook verstrekt aan het sturingscomité van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de modaliteiten voor de bekendmaking van deze analyses.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 90, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 7. [1 - Programmering en erkenning]1   ----------   (1)
Art. 538/33. [1 De Regering of haar afgevaardigde stelt met door haar te bepalen tussenpozen een programma op voor het aantal psychiatrische verzorgingstehuizen en het aantal bedden dat daaraan wordt toegewezen.
   De Regering of haar afgevaardigde zal in haar programmering toezien op een harmonieuze spreiding van de psychiatrische verzorgingstehuizen over het Franse taalgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 92, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/34. [1 Om erkenning te krijgen, moet het psychiatrisch verzorgingstehuis :
   1° beschikken over een rechtspersoonlijkheid:
   a) hetzij als vereniging zonder winstoogmerk;
   b) hetzij als een internationale vereniging zonder winstoogmerk;
   c) hetzij als stichting;
   d) hetzij als een publiekrechtelijke rechtspersoon;
   e) hetzij als een vereniging met rechtspersoonlijkheid waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;
   2° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel 538/2 te vervullen;
   3° een initieel dienstproject opstellen, overeenkomstig artikel 538/3;
   4° zich ertoe verbinden om overeenkomstig artikel 538/3 om de vijf jaar een nieuw dienstproject op te stellen;
   5° zich ertoe verbinden zijn actieplan uit te voeren;
   6° zich ertoe verbinden een of meer overeenkomsten als bedoeld in artikel 538/6 te sluiten;
   7° zich ertoe verbinden lid te zijn van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheid;
   8° zich ertoe verbinden te beschikken over een multidisciplinair team dat voldoet aan de bepalingen die de Regering heeft vastgesteld krachtens de artikelen 538/9 tot 538/12;
   9° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel ‌538/13 te vervullen;
   10° zich ertoe verbinden dag- en nachtbewaking te voorzien als bedoeld in artikel 538/14;
   11° over een gebouw beschikken dat voldoet aan de artikelen 538/17 tot 538/22, of een vrijstelling aanvragen zoals bepaald in deze artikelen;
   12° zich ertoe verbinden te voldoen aan de eisen van de artikelen 538/23 en 538/24;
   13° zich ertoe verbinden voor elke begunstigde het individuele dossier bedoeld in artikel 538/25 bij te houden;
   14° een protocol voor de bescherming van persoonsgegevens opstellen als bedoeld in artikel 538/26, tweede lid;
   15° zich ertoe verbinden de rechten van de begunstigde, zoals bepaald in de artikelen 538/27 tot 538/29, na te leven;
   16° zich ertoe verbinden geen hogere verblijfkosten aan te rekenen dan die welke overeenkomstig artikel 538/30 zijn vastgesteld;
   17° zich ertoe verbinden de socio-epidemiologische gegevens bedoeld in artikel 538/32 te verzamelen en mee te delen;
   18° deel uitmaken van het programma dat de Regering of haar afgevaardigde overeenkomstig artikel 538/33 heeft opgesteld;
   19° zich ertoe verbinden de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht te nemen.
   De verbintenissen bedoeld in lid 1, 6° tot 8°, moeten binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet worden gemaakt.
   De Regering kan de in dit artikel genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meer aanvullende erkenningsvoorwaarden. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 93, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/35. [1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van het psychiatrisch verzorgingstehuis bij de Regering ingediend.
   § 2. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van het psychiatrisch verzorgingstehuis
   2° een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door de Regering of haar afgevaardigde, waarin alle verbintenissen bedoeld in artikel 538/34 worden opgenomen.
   De Regering bepaalt de wijze en de procedure voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.
   § 3. De erkenning wordt voor onbepaalde duur door de Regering of haar afgevaardigde toegekend. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 94, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/36. [1 Het erkenningsbesluit voor de psychiatrische verzorgingstehuizen moet ten minste de volgende informatie bevatten:
   1° de volledige identiteit van het psychiatrisch verzorgingstehuis; 2° een aanduiding van de vestigingsplaats van het psychiatrisch verzorgingstehuis; 3° een aanduiding van het aantal erkende bedden.
   Indien nodig vult de Regering de in lid 1 bedoelde lijst aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 95, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/37. [1 De benaming van het psychiatrisch verzorgingstehuis gaat systematisch vergezeld van de vermelding "psychiatrisch verzorgingstehuis erkend door het Waals Gewest". ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 96, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 8. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1   ----------   (1)
Art. 538/38. [1 De activiteiten van elk psychiatrisch verzorgingstehuis worden periodiek kwalitatief geëvalueerd door het Agentschap.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de opvolging van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 98, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/39. [1 De administratieve en financiële controle van het psychiatrisch verzorgingstehuis wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Administratieve controle betekent controleren of het psychiatrisch verzorgingstehuis alle gewestelijke bepalingen naleeft.
   Financiële controle betekent het controleren van het gebruik van de financiering die het psychiatrisch verzorgingstehuis ontvangt, inclusief het controleren van de uitgevoerde facturering.
   Om inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden :
   1° zonder afbreuk te doen aan de grondwettelijke bescherming van de woning, vrije toegang hebben tot de lokalen van het psychiatrisch verzorgingstehuis tijdens de openingsuren;
   2° alle bij het psychiatrisch verzorgingstehuis berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door het psychiatrisch verzorgingstehuis elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke verantwoordelijke of elk personeelslid van het psychiatrisch verzorgingstehuis horen;
   5° het psychiatrisch verzorgingstehuis schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het psychiatrisch verzorgingstehuis.
   Voor zover mogelijk zorgt het psychiatrisch verzorgingstehuis ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten, kopieën en informatie die persoonsgegevens bevatten, anoniem worden gemaakt.
   Bij de uitoefening van hun in lid 4 bedoelde toezichthoudende bevoegdheden vragen de in lid 1er bedoelde personeelsleden van het Agentschap alleen om persoonsgegevens indien de verkrijging van die gegevens noodzakelijk, redelijk en proportioneel is voor het doel van de controle op het psychiatrisch verzorgingstehuis. Deze gegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel van de controle.
   Het in artikel 538/25 bedoelde individueel dossier kan worden geraadpleegd door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap, wanneer deze raadpleging noodzakelijk, passend en evenredig is aan het doel van toezicht op het psychiatrisch verzorgingstehuis. Deze raadpleging mag nooit betrekking hebben op de punten opgesomd in artikel 538/25, § 1, tweede lid, 6°, 7°, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 16° en 25°.
   De bij lid 2 verleende bevoegdheden mogen alleen worden uitgeoefend door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap wanneer zij betrekking hebben op gegevens over de gezondheidstoestand van de begunstigden.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij lid 2 aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 99, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/40. [1 § 1. De Regering of haar afgevaardigde kan te allen tijde de erkenning als psychiatrisch verzorgingstehuis intrekken wegens niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk of de bepalingen die krachtens dit hoofdstuk zijn vastgesteld.
   Het psychiatrisch verzorgingstehuis van wie de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.".
   § 3. In het geval van intrekking van de erkenning, zal de Regering of haar afgevaardigde de nodige maatregelen nemen om de overdracht van de begunstigden naar een ander psychiatrisch verzorgingstehuis en de continuïteit van hun therapeutische zorg te garanderen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 100, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/41. [1 Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van twee tot honderd euro :
   1° eenieder die een psychiatrisch verzorgingstehuis uitbaat zonder erkenning of die een dergelijke inrichting blijft uitbaten na in kennis te zijn gesteld van een beslissing tot intrekking of weigering van de erkenning;
   2° eenieder die een psychiatrisch verzorgingstehuis uitbaat dat niet voldoet aan de normen opgelegd door het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   3° eenieder die de personeelsleden bedoeld in artikel 538/39 de toegang tot de inrichting weigert.
   Bij recidive binnen twee jaar na veroordeling kunnen de straffen worden verdubbeld. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 101, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK I/2. [1 - Initiatieven voor beschut wonen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 538/42. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° "initiatief voor beschut wonen": de gespecialiseerde residentiële en ambulante instelling die door de Regering of haar afgevaardigde erkend is om de opdracht bepaald in artikel 538/43 uit te voeren;
   2° "begunstigde": een persoon met een psychisch gezondheidsprobleem die wordt opgevangen in een initiatief voor beschermd wonen;;
   3° "overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg ": het erkende overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg, zoals gedefinieerd in artikel 679/2, 1° ;
   4° "ziekenhuis": het ziekenhuis zoals bepaald in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   5° "algemeen ziekenhuis": een ziekenhuis met meerdere erkende ziekenhuisdiensten overeenkomstig artikel 72 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   6° "psychiatrisch ziekenhuis" : het psychiatrisch ziekenhuis zoals bepaald in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   7° "psychiatrisch verzorgingstehuis": het psychiatrisch verzorgingstehuis zoals gedefinieerd in artikel 538/1, 1° ;
   8° "dienst voor geestelijke gezondheid" : de erkende dienst voor geestelijke gezondheid zoals bepaald in artikel 539/1, 1°
   9° "lokalen toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit": speciaal uitgeruste lokalen, overeenkomstig de normen vermeld in artikelen 415 tot 415/16 van de gewestelijke stedenbouwkundige handleiding, om toegankelijk te zijn voor personen met beperkte mobiliteit;
   10° "inrichtende macht": de instantie die het initiatief voor beschut wonen wettelijk vertegenwoordigt volgens de wetgeving die van toepassing is op zijn rechtsvorm;
   11° "dossier van de begunstigde": het individueel dossier bedoeld in artikel 538/66;
   12° "netwerk": het geheel van de vakmensen, ongeacht hun activiteitensector, van de operatoren of van niet professionelen die gelijktijdig of achtereenvolgens ten gunste van de gebruiker, van een toestand of een project tussenkomen in een effectief partnerschap, met een werking, finaliteit en doelstellingen die gemeenschappelijk zijn.
   13° "vertegenwoordiger" :
   a) hetzij de wettelijke of rechterlijke vertegenwoordiger van de begunstigde;
   b) hetzij de door de begunstigde aangewezen gemachtigde;
   14° "het Agentschap": het Agentschap bedoeld in artikel 2;
   15° "de Minister": de Minister die voor volksgezondheid bevoegd is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 104, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/43. [1 Het doel van een initiatief voor beschermd wonen is om accommodatie en ondersteuning te bieden aan mensen die geen voortdurende intramurale behandeling nodig hebben en die om psychiatrische redenen in hun woon- en leefomgeving geholpen moeten worden bij het verwerven van sociale vaardigheden en voor wie passende dagactiviteiten georganiseerd moeten worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 105, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. [1 Organisatie- en werkingsregels]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Dienstproject]1   ----------   (1)
Art. 538/44. [1 Alle projecten en acties van het initiatief voor beschut wonen worden uitgevoerd in het kader van een dienstproject.
   Het dienstproject wordt opgesteld voor een periode van maximaal vijf jaar.
   Het dienstproject wordt aangepast in geval van een verzoek tot wijziging van de erkenning van het psychiatrisch verzorgingstehuis.
   Het dienstproject richt zich voornamelijk op de begunstigde.
   De in lid 1 bedoelde projecten en acties worden duidelijk beschreven en geïdentificeerd in het dienstproject. Het dienstproject als geheel en elk project en elke actie bedoeld in lid 1 zijn in overeenstemming met de opdracht bedoeld in artikel 538/43.
   Het dienstproject bestaat minstens uit de volgende bestanddelen:
   1° de identificatie van het initiatief voor beschut wonen;
   2° de omgeving van het initiatief voor beschut wonen wat grondgebied en institutioneel netwerk betreft ;
   3° de organisatie van het initiatief voor beschut wonen en zijn banden met het netwerk;
   4° de begripsomschrijving van de doelstellingen en van het actieplan; 5° de mechanismen voor zelfevaluatie.
   Het in lid 6, 4°, bedoelde actieplan past in de doelstellingen, acties en strategieën, voorzien in het strategisch plan voor de geestelijke gezondheid, vermeld in artikel 47/19, 2°.
   De Regering specificeert en vult de inhoud van het dienstproject en bepaalt de modaliteiten voor de aanneming en mededeling ervan aan het Agentschap.
   De Regering of haar afgevaardigde valideert het dienstproject.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 108, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 2. [1 - In aanmerking komende begunstigden]1   ----------   (1)
Art. 538/45. [1 § 1. Het initiatief voor beschut wonen huisvest mensen die alle volgende kenmerken hebben:
   1° een psychiatrische stoornis hebben;
   2° ze vereisen de organisatie van specifieke dagactiviteiten;
   3° ze hebben ondersteuning nodig die in de eerste plaats gericht is op het maximaliseren van de individuele autonomie.
   § 2. Een verblijf in een initiatief voor beschut wonen is gerechtvaardigd zolang de betrokken persoon niet volledig kan re-integreren in het sociale leven.
   § 3. Het initiatief voor beschut wonen legt in een reglement de voorwaarden en procedure vast voor het toelaten, uitsluiten en ontslaan van de begunstigde.
   Dit reglement wordt meegedeeld aan:
   1° elke begunstigde;
   2° elke persoon die wenst deel te nemen aan het initiatief voor beschut wonen; 3° het Agentschap.
   De Regering bepaalt de minimumvoorwaarden waaraan dit reglement qua inhoud en vorm moet voldoen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 110, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/46. [1 Op voorwaarde dat hij nog steeds voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 538/45, § 1, keert een begunstigde die tijdelijk in een ziekenhuis is opgenomen om er de gepaste onderzoeken en behandelingen te ondergaan, in geval van een crisis of de noodzaak om behandelingen en klinische zorgen te ondergaan, aan het einde van de ziekenhuisopname terug naar het psychiatrisch verzorgingstehuis waar hij vóór deze ziekenhuisopname verbleef. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 111, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 3. [1 - Samenwerking met andere verzorgingsinstellingen inzake geestelijke gezondheid]1   ----------   (1)
Art. 538/47. [1 In het belang van de begunstigden moet het initiatief voor beschut wonen, onder zijn leden, ten minste de volgende instellingen omvatten :
   1° een psychiatrisch ziekenhuis of een algemeen ziekenhuis met een psychiatrische afdeling;
   2° een dienst voor geestelijke gezondheidszorg
   Wanneer een in lid 1 bedoelde categorie instellingen niet vertegenwoordigd is onder de leden van het initiatief voor beschut wonen, stelt dit initiatief, voor zover mogelijk, een samenwerkingsovereenkomst op met een of meer instellingen van die categorie.
   De Regering kan de minimale inhoud van de in het tweede lid bedoelde overeenkomst aanvullen of bepalen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 113, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/48. [1 Het initiatief voor beschut wonen is lid van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 114, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 4. [1 - Personeel en omkadering]1   ----------   (1)
Art. 538/49. [1 Het initiatief voor beschut wonen wordt apart beheerd van andere instellingen of diensten die onder dezelfde inrichtende macht vallen, zonder afbreuk te doen aan de samenwerking tussen deze instellingen of diensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 116, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/50. [1 Het initiatief voor beschermd wonen moet voldoende personeel hebben om de begunstigden te begeleiden.
   De Regering stelt de verschillende functies vast die door het in lid 1 bedoelde personeel worden vervuld.
   De Regering of haar afgevaardigde omschrijft de titels en kwalificaties die vereist zijn voor de uitoefening van elk van de functies die zij ingevolge lid 2 vaststelt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 117, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/51. [1 § 1. Elk personeelslid wordt aangeworven door de inrichtende macht:
   1° hetzij als statutaire werknemer.
   2° hetzij als werknemer met een arbeidsovereenkomst;
   § 2. In de gevallen en onder de voorwaarden die zij bepaalt, kan de Regering of haar afgevaardigde geheel of gedeeltelijk toestaan dat bepaalde functies in uitvoering van artikel 538/50, tweede lid, worden uitgeoefend door onafhankelijke dienstverleners die door een samenwerkingsovereenkomst aan de inrichtende macht zijn gebonden.
   De in lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten tussen de onafhankelijke dienstverlener en de inrichtende macht. Deze samenwerkingsovereenkomst bepaalt de voorwaarden voor deelname aan de activiteiten en de beheerkosten van het psychiatrisch verzorgingstehuis en het maximumbedrag van de erelonen.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de minimuminhoud en de voorwaarden en modaliteiten van de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in het eerste lid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 118, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/52. [1 De Regering bepaalt de normen die van toepassing zijn op de berekening van het minimumaantal personeelsleden dat wordt toegewezen aan elk van de in artikel 538/50, lid 2, bedoelde functies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 119, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/53. [1 De inrichtende macht wijst de geneesheer-psychiater aan die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het multidisciplinaire team.
   De Regering bepaalt de minimale kwalificaties die nodig zijn om deze coördinatiefunctie te vervullen.
   De regering bepaalt de specifieke taken die worden toevertrouwd aan de persoon die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het multidisciplinaire team. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 120, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/54. [1 Multidisciplinair overleg wordt georganiseerd binnen het multidisciplinaire team zoals vereist en, op zijn minst, met tussenpozen bepaald door de Regering.
   De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor het pluridisciplinair overleg. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 121, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/55. [1 Behalve in noodgevallen moeten begunstigden te allen tijde contact kunnen opnemen met een personeelslid.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de procedures voor dit contact en de personeelsleden die verantwoordelijk kunnen zijn voor dit contact. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 122, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/56. [1 De inrichtende macht van het initiatief voor beschut wonen respecteert de therapeutische vrijheid van de leden van het multidisciplinaire team. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 123, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 5. [1 - Beroepsgeheim]1   ----------   (1)
Art. 538/57. [1 De leden van het multidisciplinaire team en de inrichtende macht zijn gebonden door het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie met betrekking tot de begunstigden waarvan zij kennis hebben of kunnen hebben.
   Elke schending van het geheim wordt overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gestraft. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 125, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 6. [1 - Bepalingen met betrekking tot gebouwen]1   ----------   (1)
Art. 538/58. [1 Elk beschutte woning heeft minimaal drie en maximaal tien plaatsen.
   Het initiatief voor beschut wonen mag afwijken van het in lid 1 vastgestelde minimum- of maximumaantal plaatsen op basis van een specifieke machtiging van de Regering of haar afgevaardigde. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 127, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/59. [1 Het initiatief voor beschut wonen bevindt zich buiten de campus van een psychiatrisch ziekenhuis of verzorgingstehuis.
   Het initiatief voor beschut wonen bevindt zich in de plaatselijke gemeenschap op een manier die het psychologisch welzijn van de begunstigden garandeert.
   Van het eerste en tweede lid wordt afgeweken indien het initiatief voor beschut wonen voor 1 januari 2024 is erkend zonder dat is voldaan aan de locatievoorwaarden, bedoeld in het eerste en tweede lid.
   De Regering of haar afgevaardigde kan, in de gevallen die zij bepaalt en met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie tussen initiatieven voor beschut wonen, andere afwijkingen van de bepalingen van dit artikel toestaan, mits de afwijking het welzijn van de begunstigden niet schaadt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 128, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/60. [1 § 1. Elke slaapkamer heeft een eenpersoonsbed.
   De Regering of haar afgevaardigde kan in het belang van de begunstigden andere afwijkingen van lid 1 toestaan dan die waarin lid 2 voorziet, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen initiatieven voor beschut wonen.
   § 2. De Regering bepaalt welke gemeenschappelijke ruimten een initiatief voor beschut wonen moet omvatten om het gemeenschapsleven te waarborgen en specificeert zo nodig de minimumkenmerken van deze gemeenschappelijke ruimten.
   § 3. Elke kamer en de gemeenschappelijke ruimten moeten voldoen aan de gezondheidsnormen van artikel 3 van het Waalse Wetboek voor Duurzaam Wonen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
   In afwijking van lid 1erkan de Regering specifieke normen vaststellen voor initiatieven voor beschut wonen.
   De Regering bepaalt de minimale oppervlaktes en volumes van kamers en gemeenschappelijke ruimtes. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 129, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/61. [1 De Regering bepaalt welke brandveiligheidsnormen van toepassing zijn op initiatieven voor beschut wonen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 130, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/62. [1 Het initiatief voor beschut wonen heeft een buitenruimte.
   Een afwijking van lid 1 wordt toegestaan wanneer het initiatief voor beschut wonen vóór 1 januari 2024 is erkend zonder over een buitenruimte te beschikken.
   De Regering of haar afgevaardigde kan in het belang van de begunstigden andere afwijkingen van lid 1 toestaan dan die waarin lid 2 voorziet, met inachtneming van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie tussen initiatieven voor beschut wonen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 131, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/63. [1 Het initiatief voor beschut wonen is toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit.
   Een afwijking van lid 1 wordt toegestaan wanneer het initiatief voor beschut wonen vóór 1 januari 2024 is erkend zonder toegankelijk te zijn voor personen met een beperkte mobiliteit
   De Regering of haar afgevaardigde kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt, een afwijking van lid 1 toestaan.
   De Regering neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van dit artikel. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 132, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 7. [1 - Bepalingen met betrekking tot de leefomgeving]1   ----------   (1)
Art. 538/64. [1 Het initiatief voor beschut wonen garandeert een aangename sfeer voor samenleven.
   Het initiatief voor beschut wonen wordt georganiseerd met het oog op het bieden van een familiale sfeer die bevorderlijk is voor de volledige sociale re-integratie van de begunstigden.
   De kamers zijn ontworpen en ingericht met als doel een aangenaam verblijf te garanderen en de privacy van de begunstigden te respecteren.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van dit artikel. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 134, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/65. [1 § 1. Er wordt een verblijfscontract getekend tussen de begunstigde en de inrichtende macht van het initiatief voor beschut wonen of haar afgevaardigde.
   In dat verblijfscontract worden minstens omschreven :
   1° de huisvestingsvoorwaarden;
   2° de gedetailleerde kosten van het verblijf;
   3° de opzeggingsvoorwaarden.
   De Regering bepaalt de minimumvoorwaarden waaraan het verblijfscontract moet voldoen.
   § 2. Het gemeenschapsleven binnen het initiatief voor beschut wonen wordt bepaald door een huishoudelijk reglement.
   Het huishoudelijk reglement wordt bij opname door elke begunstigde ondertekend.
   De Regering bepaalt de minimuminhoud van het huishoudelijk reglement en de eisen die ze al dan niet oplegt aan begunstigden. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 135, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3. [1 - Individueel dossier]1   ----------   (1)
Art. 538/66. [1 § 1. Voor elke begunstigde wordt een individueel dossier aangelegd met de in lid 2 bedoelde medische, sociale en administratieve gegevens die noodzakelijk, passend en relevant zijn voor de behandeling van het geestelijke gezondheidsprobleem waarvoor de begunstigde psychiatrische zorg wenst, met inbegrip van de continuïteit van de zorg, met inachtneming van de ethische regels en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het individuele dossier is een voorwaarde voor de zorgverlening aan de begunstigde; als de begunstigde weigert toestemming te geven voor het bijhouden van zijn individuele dossier, wordt zijn zorg onmiddellijk beëindigd. De begunstigde ondertekent een document dat toestemming geeft voor het bijhouden van het individuele dossier en de uitwisseling van gegevens tussen de leden van het multidisciplinaire team.
   Het individuele dossier van de begunstigde bevat alleen de volgende gegevens:
   1° de identificatie van de inwoner aan de hand van zijn sociaal zekerheidsnummer (INSZ), naam, geslacht, geboortedatum, adres, telefoonnummers en, indien van toepassing, e-mailadressen;
   2° de identificatie van de huisarts van de begunstigde en, in voorkomend geval, van de geneesheer-specialist of andere beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die door de begunstigde is aangewezen;
   3° de persoonlijke identificatie van de leden van het multidisciplinaire team die betrokken zijn bij de opname van de begunstigde;
   4° de identificatie van de leden van het net, waaronder het lid dat verantwoordelijk is voor de doorverwijzing naar het initiatief voor beschut wonen;
   5° de reden van de opname of het probleem op het ogenblik van de opname;
   6° de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van de begunstigde;
   7° de resultaten van onderzoeken zoals klinische, radiologische, biologische, functionele en histo-pathologische onderzoeken die nuttig zijn voor de behandeling van de begunstigde;
   8° aantekeningen van gesprekken met de begunstigde, andere beroepsbeoefenaars uit de gezondheidssector of derden, die relevant zijn voor de zorg voor de begunstigde;
   9° de van de begunstigde of van derden ontvangen attesten, verslagen of adviezen;
   10° de gezondheidsdoelstellingen en de verklaringen van de uitdrukking van de wil van van de begunstigde;
   11° de laatste diagnose gesteld door de betrokken gezondheidswerker;
   12° de identificatie van de begunstigde zoals bedoeld in artikel 12 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg;
   13° een chronologisch overzicht van de verstrekte geneeskundige verzorging en diensten, met vermelding van de aard ervan, de datum en de identiteit van het betrokken lid van het multidisciplinair team;
   14° de evolutie van de pathologie indien relevant;
   15° de doorverwijzingen naar andere zorgverleners, diensten of derden;
   16° medicijnen, met het medicatieschema, inclusief medicijnen voor andere aandoeningen;
   17° complicaties of co-morbiditeiten die verdere behandeling vereisen;
   18° een vermelding dat met toepassing van de artikelen 7, § 2, en 8, § 3, informatie is meegedeeld aan een vertrouwenspersoon of aan de begunstigde in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, en de identiteit van deze vertrouwenspersoon;
   19° het uitdrukkelijk verzoek van de begunstigde om geen informatie te verstrekken overeenkomstig de artikelen 7, § 3, en 8, § 3, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   20° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 7, § 4, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   21° het verzoek van de begunstigde overeenkomstig paragraaf 3 om te worden bijgestaan door een door hem aangewezen vertrouwenspersoon of om zijn raadplegingsrecht via die persoon uit te oefenen, en de identiteit van die vertrouwenspersoon;
   22° de redenen voor de volledige of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek van een vertegenwoordiger van de begunstigde om het dossier van de begunstigde te raadplegen of er een afschrift van te krijgen overeenkomstig artikel 15, § 1, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   23° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 15, § 2, van de voornoemde wet van 22 augustus 2002;
   24° het tarief dat wordt toegepast op de begunstigde;
   25° het inlichtingenblad voor het verzamelen van socio-epidemiologische gegevens bedoeld in artikel 538/73.
   Onverminderd andere wettelijke bepalingen worden individuele dossiers door het initiatief voor beschut wonen bewaard gedurende minimaal dertig jaar en maximaal vijftig jaar na het laatste contact met de begunstigde dat in het individuele dossier is opgenomen, onder verantwoordelijkheid van de administratief directeur.
   Het initiatief voor beschut wonen is verantwoordelijk voor de verwerking.
   § 2. De begunstigde heeft recht op een zorgvuldig bijgehouden individueel dossier van het lid van het initiatief voor beschut wonen, dat bewaard wordt in overeenstemming met de toepasselijke veiligheidsregels.
   Op verzoek van de begunstigde voegt het teamlid van het initiatief voor beschut wonen de door de begunstigde verstrekte documenten toe aan het hem betreffende dossier.
   § 3. § 2. De begunstigde heeft recht op inzage in het hem betreffend dossier. De Regering bepaalt de modaliteiten van de aanvraag.
   Aan het verzoek van de begunstigde tot inzage in het hem betreffende dossier wordt onverwijld en ten laatste binnen 15 dagen na ontvangst ervan gevolg gegeven.
   De persoonlijke notities van een teamlid van het initiatief voor beschut wonen en de gegevens die betrekking hebben op derden zijn van het recht op inzage uitgesloten.
   Op zijn verzoek kan de begunstigde zich laten bijstaan door een door hem aangewezen vertrouwenspersoon of via deze persoon zijn of haar raadplegingsrecht uitoefenen. Indien deze persoon lid is van het team van het initiatief voor beschut wonen of van een ander initiatief voor beschut wonen, raadpleegt hij eveneens de persoonlijke nota's bedoeld in lid 3. In voorkomend geval wordt het verzoek van de begunstigde schriftelijk ingediend en wordt het verzoek, samen met de identiteit van de vertrouwenspersoon, geregistreerd of toegevoegd aan het dossier van de begunstigde.
   Indien het dossier van de begunstigde een schriftelijke motivering bevat zoals bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van patiënten, die nog steeds relevant is, oefent de begunstigde zijn recht uit om het dossier te raadplegen via een lid van het team van het initiatief voor beschut wonen of een ander door hem aangeduid initiatief voor beschut wonen, dat ook de persoonlijke nota's bedoeld in paragraaf 3 raadpleegt.
   De in lid 5 bedoelde situatie waarin de begunstigde zijn recht op inzage van zijn persoonlijk dossier uitsluitend kan uitoefenen door tussenkomst van een teamlid van het initiatief voor beschut wonen of een ander door hem aangewezen initiatief voor beschut wonen wanneer zijn dossier een schriftelijke motivering bevat als bedoeld in artikel 7, § 4, lid 2, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die nog steeds van toepassing is, voldoet aan artikel 23 van Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
   § 4. De begunstigde heeft recht op een afschrift van het geheel of een gedeelte van het hem betreffend patiëntendossier. Ieder afschrift vermeldt dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is.
   Het teamlid van het initiatief voor beschut wonen weigert dit afschrift indien hij over duidelijke aanwijzingen beschikt dat de begunstigde onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen.
   § 5. Na het overlijden van de begunstigde hebben de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de begunstigde, via een door de verzoeker aangewezen teamlid van het initiatief voor beschut wonen, het in § 3 bedoelde recht op inzage voorzover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de begunstigde zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 137, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/67. [1 Voor het in artikel 538/66 bedoelde individuele dossier en voor alle persoonsgegevens waarvan het initiatief voor beschut wonen kennis heeft, voldoet het aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), alsook aan alle andere bindende bepalingen inzake gegevensbescherming.
   Het initiatief voor beschut wonen stelt een protocol inzake de bescherming van persoonsgegevens op, waarin wordt uiteengezet hoe het de in lid 1 bedoelde bepalingen naleeft.
   Het initiatief voor beschut wonen deelt het in lid 2 bedoelde protocol mee aan alle begunstigden.
   Elke wijziging van het in lid 2 bedoelde protocol wordt meegedeeld aan de begunstigden. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 138, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 4. [1 - Specifieke rechten van de begunstigde]1   ----------   (1)
Art. 538/68. [1 De begunstigde heeft te allen tijde recht op duidelijke schriftelijke informatie over :
   1° de werking van het initiatief voor beschut wonen en de verschillende functies die het vervult;
   2° de multidisciplinaire aard van het initiatief voor beschut wonen en de gevolgen daarvan voor het delen van informatie tussen beroepsbeoefenaars;
   3° de zorgmethodes die door het initiatief voor beschut wonen worden toegepast;
   4° de kosten van de dienstverleningen en de voorwaarden waaronder hij een vermindering van het tarief of gratis kan krijgen;
   5° zijn rechten, met inbegrip van het recht om zich te verzetten tegen de uitwisseling van alle of een deel van de informatie die hij meedeelt.
   Zonder afbreuk te doen aan zijn geïnformeerde toestemming, wordt begunstigde verondersteld de multidisciplinaire aard van de dienst te aanvaarden.
   De Regering of haar afgevaardigde kan de vorm en de inhoud van de in het eerste lid bedoelde informatie nader bepalen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 140, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/69. [1 Het initiatief voor beschut wonen is verplicht om de continuïteit van de zorgen te garanderen voor de begunstigde voor wie het zorgt.
   Het initiatief voor beschut wonen evalueert regelmatig de voortgang van het therapeutisch proces met de begunstigde of zijn vertegenwoordiger, in overeenstemming met het tijdsbestek en de zorgen van de begunstigde.
   De modaliteiten van de beoordeling zijn vastgelegd in het dienstproject.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 141, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/70. [1 Onverminderd de bepalingen van de federale wetgever ten gunste van de beschermde personen, mag de begunstigde in geen geval, noch bij zijn opname, noch daarna, het beheer van zijn geld of goederen of de bewaring ervan toevertrouwen aan het initiatief voor beschut wonen, haar bewindvoerder of haar personeelsleden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 142, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 5. [1 Financiële bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 538/71. [1 § 1. Binnen de Commissie "Geestelijke Gezondheid" bedoeld in artikel 14 onderhandelen de leden over één overeenkomst voor alle initiatieven voor beschut wonen, waarin de financiële en administratieve relaties tussen de initiatieven voor beschut wonen en de begunstigden enerzijds en de verzekeraars anderzijds worden vastgelegd.
   De in lid 1 bedoelde onderhandelde prijzen worden ten minste aangepast aan de omvang en de locatie
   De in lid 1 bedoelde overeenkomst wordt aan alle initiatieven voor beschut wonen voorgesteld.
   De initiatieven voor beschut wonen moeten zich houden aan de overeenkomst waarnaar wordt verwezen in lid 1 om hun erkenning te verkrijgen of te behouden.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf.
   § 2. Onverminderd paragraaf 1 en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten kan de Regering aanvullende financiering toekennen ter dekking van personeels-, exploitatie- of investeringskosten.
   De Regering bepaalt de procedure en de modaliteiten voor de financiering bedoeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 144, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/72. [1 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, voert het initiatief voor beschut wonen voor elk boekjaar een dubbele boekhouding en stelt het een jaarlijkse balans en winst- en verliesrekening op volgens het model bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 145, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 6. [1 Sociaal-sanitaire gegevens]1   ----------   (1)
Art. 538/73. [1 § 1. Het initiatief voor beschut wonen verzamelt socio-epidemiologische gegevens over de begunstigden. Deze gegevens worden verzameld aan het begin van de opname.
   Deze gegevens worden verzameld voor de volgende doeleinden:
   1° voor het initiatief voor beschut wonen, om het profiel van de begunstigden die het verzorgt vast te stellen en op basis van deze gegevens het dienstproject te sturen;
   2° voor het Agentschap, input leveren voor onderzoek en analyse op het niveau van het Franse taalgebied, onder meer voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   § 2. De socio-epidemiologische gegevens die het initiatief voor beschut wonen verzamelt voor elke begunstigde zijn als volgt:
   1° de leeftijd;
   2° geslacht;
   3° de burgerlijke stand;
   4° de nationaliteit;
   5° de moedertaal;
   6° de leefplaats.
   7° het schoolbezoek;
   8° de beroepscategorie;
   9° de hoofdzakelijke inkomensbron;
   10° de postcode;
   11° als de begunstigde minderjarig is, het aantal kinderen die op de wettelijke woonplaats van de begunstigde wonen;
   12° het type verblijfplaats vóór de toelating tot het initiatief voor beschermd wonen;
   13° de aard en de oorsprong van het initiatief;
   14° de vroegere opnames;
   15° de aard van het verzoek van de begunstigde;
   16 de redenen voor de toelating;
   17° de belangrijkste pathologie geïdentificeerd op het moment van opname;
   18° het voorstel tot verzorging;
   19° het netwerk rond de begunstigde.
   Deze gegevens maken het mogelijk om ten minste het volgende te identificeren:
   1° de sociologische en mentale gezondheidskenmerken van de populatie die in het initiatief voor beschut wonen terechtkomt;
   2° de bereikbaarheidsomtrek van het initiatief voor beschut wonen; 3° de trajecten die de begunstigden volgen in het hulp- en zorgnetwerk.
   De gegevens worden eenmaal per jaar veilig naar het Agentschap gestuurd. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor die overmaking.
   Het is aan het initiatief voor beschut wonen om de gegevens te anonimiseren voordat ze naar het Agentschap worden gestuurd.
   Het initiatief voor beschut wonen bewaart de in het eerste lid bedoelde sociaal-epidemiologische gegevens in het individuele dossier, bedoeld in artikel 538/66, zolang dit dossier wordt bewaard.
   § 3. De overeenkomstig paragraaf 2 ingediende sociaal-epidemiologische gegevens worden geanalyseerd door het Agentschap of door een door het Agentschap aangewezen externe dienstverlener.
   Elk jaar voorziet het Agentschap de initiatieven voor beschut wonen van geaggregeerde gegevens en, indien beschikbaar, analyses op basis van deze gegevens.
   Deze gegevens worden ook verstrekt aan het sturingscomité van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de modaliteiten voor de bekendmaking van deze analyses. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 147, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 7. [1 - Programmering en erkenning]1   ----------   (1)
Art. 538/74. [1 De Regering of haar afgevaardigde stelt met door haar te bepalen tussenpozen een programma op voor het aantal initiatieven voor beschut wonen en het aantal bedden dat daaraan wordt toegewezen.
   De Regering of haar afgevaardigde zal in haar programmering toezien op een harmonieuze spreiding van de initiatieven voor beschut wonen over het Franse taalgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 149, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/75. [1 Om erkenning te krijgen, moet het initiatief voor beschut wonen:
   1° beschikken over een rechtspersoonlijkheid:
   a) hetzij als vereniging zonder winstoogmerk;
   b) hetzij als een internationale vereniging zonder winstoogmerk;
   c) hetzij als stichting;
   d) hetzij als een publiekrechtelijke rechtspersoon;
   e) hetzij als een vereniging met rechtspersoonlijkheid waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;
   2° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel 538/43 te vervullen;
   3° een initieel dienstproject opstellen, waarvan de inhoud in artikel 44 wordt bepaald;
   4° zich ertoe verbinden om overeenkomstig artikel 538/44 om de vijf jaar een nieuw dienstproject op te stellen;
   5° zich ertoe verbinden zijn actieplan uit te voeren;
   6° de in artikel 538/47 bedoelde leden omvatten of zich ertoe verbinden een of meer in dat artikel 538/47 bedoelde overeenkomsten te sluiten;
   7° zich ertoe verbinden lid te zijn van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheid;
   8° zich ertoe verbinden te beschikken over een multidisciplinair team dat voldoet aan de bepalingen van de artikelen 538/50 tot 538/53;
   9° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel ‌538/54 te vervullen;
   10° zich ertoe verbinden uitsluitend de opdrachten bedoeld in artikel 538/55 te vervullen;
   11° beschikken over lokalen die voldoen aan de eisen van artikel 538/58 tot 538/63;
   12° zich ertoe verbinden te voldoen aan de eisen van de artikelen 538/64 en 538/65;
   13° zich ertoe verbinden voor elke begunstigde het individuele dossier bedoeld in artikel 538/66 bij te houden;
   14° een protocol voor de bescherming van persoonsgegevens opstellen als bedoeld in artikel 538/67, tweede lid;
   15° zich ertoe verbinden de rechten van de begunstigde, zoals bepaald in de artikelen 538/68 tot 538/70, na te leven;
   16° zich ertoe verbinden geen hogere verblijfkosten aan te rekenen dan die welke overeenkomstig artikel 538/71 zijn vastgesteld;
   17° zich ertoe verbinden de socio-epidemiologische gegevens bedoeld in artikel 538/73 te verzamelen en mee te delen;
   18° deel uitmaken van het programma dat de Regering of haar afgevaardigde overeenkomstig artikel 538/74 heeft opgesteld;
   19° zich ertoe verbinden de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht te nemen.
   De verbintenissen bedoeld in lid 1, 6° tot 8°, moeten binnen de zes maanden na toekenning van de erkenning concreet worden gemaakt.
   De Regering kan de in dit artikel genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meer aanvullende erkenningsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 150, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/76. [1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van het initiatief voor beschut wonen bij de Regering of haar afgevaardigde ingediend.
   § 2. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van het initiatief voor beschut wonen;
   2° een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door de Regering of haar afgevaardigde, waarin alle verbintenissen bedoeld in artikel 5375 worden opgenomen.
   De Regering bepaalt de wijze en de procedure voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.
   § 3. De erkenning wordt voor onbepaalde duur door de Regering of haar afgevaardigde toegekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 151, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/77. [1 Het erkenningsbesluit voor het initiatief voor beschut wonen moet ten minste de volgende informatie bevatten:
   1° de volledige identiteit van het initiatief voor beschut wonen; 2° een aanduiding van de vestigingsplaats van het initiatief voor beschut wonen;; 3° een aanduiding van het aantal erkende bedden.
   Indien nodig vult de Regering de in lid 1 bedoelde lijst aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 152, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/78. [1 De benaming van het initiatief voor beschut wonen gaat systematisch vergezeld van de vermelding "initiatief voor beschut wonen erkend door het Waals Gewest.". ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 153, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 8. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1   ----------   (1)
Art. 538/79. [1 De activiteiten van elk initiatief voor beschut wonen worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   Het initiatief voor beschut wonen neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 155, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/80. [1 De administratieve en financiële controle van het initiatief voor beschut wonen wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Onder administratieve controle wordt verstaan de verificatie van de naleving van alle gewestelijke bepalingen door het initiatief voor beschut wonen
   Onder financiële controle wordt verstaan de verificatie van het gebruik van de door het initiatief voor beschut wonen ontvangen financiering, met inbegrip van de verificatie van de verrichte facturering.
   Om inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden :
   1° zonder afbreuk te doen aan de grondwettelijke bescherming van de woning, vrije toegang hebben tot de lokalen van het initiatief voor beschut wonen tijdens de openingsuren;
   2° alle bij het initiatief voor beschut wonen berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door het initiatief voor beschut wonen elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke verantwoordelijke of elk personeelslid van het initiatief voor beschut wonen horen;
   5° het initiatief voor beschut wonen schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het initiatief voor beschut wonen.
   Voor zover mogelijk zorgt het initiatief voor beschut wonend ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten, kopieën en informatie die persoonsgegevens bevatten, anoniem worden gemaakt.
   Bij de uitoefening van hun in lid 4 bedoelde toezichthoudende bevoegdheden vragen de in lid 1 bedoelde personeelsleden van het Agentschap alleen om persoonsgegevens indien de verkrijging van die gegevens noodzakelijk, redelijk en proportioneel is voor het doel van de controle op het initiatief voor beschut wonen. Deze gegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel van de controle.
   Het in artikel 538/66 bedoelde individueel dossier kan worden geraadpleegd door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap, wanneer deze raadpleging noodzakelijk, passend en evenredig is aan het doel van toezicht op het initiatief voor beschut wonen. Deze raadpleging mag nooit betrekking hebben op de punten opgesomd in artikel 538/66, § 1, tweede lid, 6°, 7°, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 16° en 25°.
   De bij lid 2 verleende bevoegdheden mogen alleen worden uitgeoefend door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap wanneer zij betrekking hebben op gegevens over de gezondheidstoestand van de begunstigden.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij lid 2 aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 156, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/81. [1 § 1. De erkenning als initiatief voor beschut wonen kan te allen tijde door de Regering of haar afgevaardigde ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de op grond van dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen.
   Het initiatief voor beschut wonen waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   De Regering stelt de vorm en de termijnen vast en ziet erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.
   § 3. In het geval van intrekking van de erkenning, zal de Regering of haar afgevaardigde de nodige maatregelen nemen om de overdracht van de begunstigden naar een ander initiatief voor beschut wonen de continuïteit van hun therapeutische zorg te garanderen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 157, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 538/82. [1 Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 2 tot 100 euro :
   1° eenieder die een initiatief voor beschut wonen uitbaat zonder erkenning of die een dergelijke inrichting blijft uitbaten na in kennis te zijn gesteld van een beslissing tot intrekking of weigering van de erkenning;
   2° eenieder die een initiatief voor beschut wonen uitbaat dat niet voldoet aan de normen opgelegd door het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en de uitvoeringsbesluiten ervan;
   3° eenieder die de personeelsleden bedoeld in artikel 538/80 de toegang tot de inrichting weigert.
   Bij recidive binnen twee jaar na veroordeling kunnen de straffen worden verdubbeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 158, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK II. - Geestelijke gezondheidszorg [1 ...]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - Algemene beginselen
Art.539.[1 Om de bevolking van het Franse taalgebied geestelijke gezondheidszorg te bieden buiten de psychiatrische ziekenhuizen bedoeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, en de psychiatrische ziekenhuisdiensten die overeenkomstig artikel 72 van dezelfde wet zijn goedgekeurd, keurt de Regering of haar afgevaardigde diensten voor geestelijke gezondheidszorg goed overeenkomstig de modaliteiten die in dit hoofdstuk of in de uitvoering ervan zijn vastgelegd.
   De diensten voor geestelijke gezondheidszorg worden gesubsidieerd overeenkomstig de bij of krachtens dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden.
   De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Federale Staat en de Franse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 159, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 539/1. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° "dienst voor geestelijke gezondheidszorg": de ambulante gezondheidsdienst die, in het kader van secundaire en tertiaire preventie, gebruik maakt van een globale en geïntegreerde multidisciplinaire medisch-psychosociale benadering om de psychosociale of psychologische moeilijkheden of psychiatrische stoornissen van de begunstigde aan te pakken;
   2° "inrichtende macht": de instantie die de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wettelijk vertegenwoordigt volgens de wetgeving die van toepassing is op zijn rechtsvorm;
   3° "aanvrager": elke persoon, gezin of groep van personen die een beroep doet op een dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   4° "begunstigde": elke persoon, gezin of groep van personen die tijdelijk of chronisch verzwakt is door psychologische of psychosociale moeilijkheden of psychiatrische stoornissen, en die baat heeft bij de tussenkomst van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   5° "mantelzorger": de persoon die permanent of regelmatig hulp en steun biedt aan de aanvrager of begunstigde, en die erkend is overeenkomstig de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger;
   6° "peer-helper": een persoon die te maken heeft of heeft gehad met psychosociale of psychologische moeilijkheden of psychiatrische stoornissen en die op basis van deze ervaring en een specifieke opleiding voor peer-helpers in de geestelijke gezondheidszorg of verslaving hulp verleent in de dienst;
   7° "secundaire preventie": alle maatregelen die het mogelijk maken om in een vroeg stadium van de ziekte in te grijpen om een verergering van psychosociale, psychologische of psychiatrische nood te voorkomen;
   8° "tertiaire preventie": alle maatregelen die het mogelijk maken om in te grijpen bij complicaties en risico's op recidive;
   9° "netwerken": het geheel van de beroepsbeoefenaars, ongeacht hun activiteitensector, of van operatoren of niet-professionals die gelijktijdig of achtereenvolgens ten gunste van de gebruiker, een toestand of een project tussenkomen in een effectief partnerschap, met een werking, finaliteit en doelstellingen die gemeenschappelijk zijn;
   10° "institutioneel overleg": het kader voor samenwerking tussen instellingen, dat onafhankelijk van de zorgverlening aan een begunstigde wordt opgezet en dat tot doel heeft beroepsbeoefenaars te laten samenwerken in het belang van de begunstigden en de kwaliteit van hun zorg;
   11° "deskundigheid": het vaststellen van elementen die verband houden met het verlenen van zorg die toegang geeft tot een recht of het beantwoorden van een verzoek van de gerechtelijke autoriteit;
   12° "zetel": de plaats waar de dienst voor geestelijke gezondheidszorg permanent actief is;
   13° "bijkantoor": de plaats van raadpleging buiten een zetel;
   14° "overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg ": het erkende overlegplatform voor geestelijke gezondheidszorg, zoals gedefinieerd in artikel 679/2, 1° ;
   15° "lokalen toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit": speciaal uitgeruste lokalen, overeenkomstig de normen vermeld in artikelen 415 tot 415/16 van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw, om toegankelijk te zijn voor personen met beperkte mobiliteit;
   16° "specifiek initiatief": een specifieke activiteit gericht op een specifieke populatie, die een bepaald zorgaanbod ontwikkelt;
   17° "therapeutische club": een plek waar kinderen, tieners of volwassenen kunnen samenkomen voor groepsactiviteiten;
   18° "referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg": het erkende referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg bedoeld in artikel 491/32;
   19° "specifiek referentiecentrum": het erkende specifiek referentiecentrum bedoeld in artikel 491/41;
   20° "Agentschap": het agentschap bedoeld in artikel 2;
   21° "Minister": de Minister die bevoegd is voor gezondheid; ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 160, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. - Diensten voor geestelijke gezondheidszorg
Onderafdeling 1. [1 - Opdracht en werking]1   ----------   (1)
A. Opdracht en project
Art.540.[1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg ondersteunt de begunstigde op zijn weg naar onafhankelijkheid en inclusie in zijn gemeenschap, zodat hij kan genieten van een betere geestelijke gezondheid.
   De in lid bedoelde opdracht is georganiseerd in twee zorglijnen.
   Eerstelijnszorg is de levering van geïntegreerde, multidisciplinaire gezondheidszorg in de gemeenschap. Deze zorg wordt gekenmerkt door universele toegankelijkheid en een globale, persoonsgerichte benadering. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg biedt deze zorg in langdurige samenwerking met patiënten, hun huisartsen, hun mantelzorgers en peer-helpers, in de context van het gezine en de lokale gemeenschap.
   Tweedelijnszorg bestaat uit de langdurige en chronische opvolging van patiënten door multidisciplinaire en gespecialiseerde zorg.
   Als onderdeel van zijn opdracht voert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de volgende prioritaire activiteiten uit:
   1° het in ontvangst nemen van alle aanvragen in verband met psychosociale of psychologische moeilijkheden of psychiatrische stoornissen;
   2° het antwoord op het verzoek bedoeld in 1°, rekening houdend met de beschikbare middelen, de bijzonderheden van het verzoek en de eerdere opvolging;
   3° als de aanvraag bedoeld in 1° wordt aanvaard, multidisciplinaire medische, psychologische en sociale zorg voor de begunstigde;
   4° regelmatige evaluatie van de onder 3° bedoelde zorg.
   De in lid 5 bedoelde activiteiten kunnen ook buiten zijn zetel worden uitgeoefend, overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 163, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 540/1. [1 Om deze opdracht uit te voeren, maakt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg gebruik van de benaderingen en middelen die hij het meest doeltreffend en relevant acht, met inbegrip van de in artikel 552 bedoelde netwerken, rekening houdend met de huidige stand van de wetenschappelijke kennis. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 164, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.541.[1 Alle projecten en acties van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, inclusief die van de verschillende zetels, specifieke initiatieven, therapeutische clubs en andere aanvullende acties, worden uitgevoerd binnen het kader van een dienstproject.
   Het dienstproject wordt voor maximum vijf jaar uitgewerkt.
   Het dienstproject wordt aangepast in geval van een aanvraag tot wijziging van de erkenning van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, of een aanvraag tot erkenning van een specifiek initiatief of een therapeutische club.
   Het dienstproject richt zich voornamelijk op de begunstigde.
   De in lid bedoelde projecten en acties worden duidelijk beschreven en geïdentificeerd in het dienstproject. Het dienstproject als geheel en elk project en elke actie bedoeld in lid 1 zijn in overeenstemming met de opdracht bedoeld in artikel 540.
   Het dienstproject bestaat minstens uit de volgende bestanddelen:
   1° de identificatie van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° de omgeving van de geestelijke gezondheidszorg in territoriale en institutionele termen;
   3° de organisatie van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en zijn banden met het netwerk;
   4° de begripsomschrijving van de doelstellingen en van het actieplan;
   5° mechanismen voor zelfevaluatie.
   Het in lid 6, 4°, bedoelde actieplan past in de doelstellingen, acties en strategieën, voorzien in het strategisch plan voor de geestelijke gezondheid, vermeld in artikel 47/19, 2°.
   De Regering specificeert en vult de inhoud van het dienstproject en bepaalt de modaliteiten voor de aanneming en mededeling ervan aan het Agentschap.
   De Regering of haar afgevaardigde valideert het dienstproject.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 165, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

B. Onthaal [1 van de aanvragers en begunstigden]1   ----------   (1)
Art.542.[1 § 1. Tijdens de in artikel 590 bedoelde openingstijden organiseert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg]1 een onthaaldienst [1 ...]1. [1 Het is mogelijk telefonisch contact op te nemen met de dienst en te worden ontvangen in de lokalen, indien nodig op afspraak]1.
  [1 § 2. Het verzoek om bijstand is ontvangen :
   1° wanneer de aanvrager wordt opgevangen in de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° tijdens een bijeenkomst buiten de gebouwen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   3° per telefoon of teleconferentie;
   4° elektronisch.
   Alle verzoeken om bijstand, ongeacht de manier waarop ze zijn ontvangen, worden geregistreerd.
   De Regering of haar afgevaardigde stelt de modaliteiten vast voor het ontvangen en registreren van de verzoeken.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 167, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.543.Buiten de openingstijden [2 bedoeld in artikel 590 of bij niet-beschikbaarheid]2 wordt een onthaal- en oriënteringsbericht door een antwoordapparaat meegedeeld. Dat bericht vermeldt het adres en verdere gegevens van [2 het ziekenhuis]2 [2 waartoe de aanvrager of begunstigde]2 zich in noodgevallen of in geval van noodzaak wenden kan en wijst hem erop dat hij zijn aanvraag op het antwoordapparaat [2 bij alle telefoongesprekken]2 meedelen kan.
  [2 De contactgegevens van het ziekenhuis waarnaar de aanvrager of begunstigde kan worden doorverwezen in geval van crisis of nood, staan ook op de website van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, als die bestaat, en op elk automatisch bericht dat reageert op een elektronisch verzonden aanvraag. ]2
  [2 Met het oog op de in lid 1 bedoelde doorverwijzing]2 sluit de dienst voor geestelijke gezondheidszorg één of meer overeenkomsten met andere [2 ziekenhuizen]2.
  De overeenkomst [2 bedoeld in lid 3]2 bevat op zijn minst de kennisgevingsmodaliteiten die ten uitvoer gelegd worden i.v.m. de opvolging van de [2 aanvragers of begunstigden]2.
  [1 De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 bepaalt de inhoud van de overeenkomst [2 bedoeld in lid 3]2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 149, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 168, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

C. Beantwoording van de aanvraag
Art.544.[1 § 1.]1 [1 Na registratie van de opnameaanvraag]1 organiseert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg het antwoord dat gegeven moet worden.
  Daartoe wordt de aanvraag behandeld in het raam van het multidisciplinaire overleg, behalve dringende noodzakelijkheid of crisissituatie [1 bedoeld in artikel 545.]1
  [1 Het antwoord houdt rekening met de mening van de aanvrager, zijn doelstellingen, behoeften, middelen en, indien van toepassing, de mening van zijn naasten.]1
  [1 § 2. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg zorgt voor mensen:
   1° die psychologische of psychosociale moeilijkheden of psychiatrische stoornissen vertonen;
   2° en die ofwel multidisciplinaire samenwerking vereisen of zich in een precaire financiële situatie bevinden.
   Als de dienst voor geestelijke gezondheidszorg niet op elke zorgvraag kan reageren :
   1° zorgt hij eerst voor aanvragers die mentaal, financieel of sociaal onstabiel zijn;
   2° worden andere aanvragers door hem indien nodig doorverwezen.]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 169, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

C/1. [1 Multidisciplinair overleg]1   ----------   (1)
Art.545.[1 In elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt een multidisciplinair overleg opgezet. De prioritaire doelstelling van dit multidisciplinaire overleg is het definiëren van de meest geschikte, effectieve en relevante zorg voor de patiënt, gebaseerd op zijn behoeften en middelen, zijn vooruitgang, de voortgang van zijn zorg en de beschikbare middelen binnen de geestelijke gezondheidszorg of in de netwerken.
   Het multidisciplinair overleg is ook de plaats waar de in artikel 544 bedoelde antwoorden worden besproken.
   Het multidisciplinair overleg brengt het in artikel 555 bedoelde hele multidisciplinaire team samen.
   Er wordt ten minste eenmaal per week multidisciplinair overleg georganiseerd, ook als een lid van het in artikel 555 bedoelde multidisciplinaire team afwezig is.]1
  De Regering bepaalt de modaliteiten van het multidisciplinaire overleg.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 171, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.546.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 172, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.547.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg organiseert minstens één keer per kwartaal een multidisciplinair overleg met alle personeelsleden, [2 met inbegrip van]2 degenen i.v.m. een specifiek initiatief of een therapeutische club.
  [2 Het driemaandelijks multidisciplinair overleg maakt het mogelijk om ten minste de volgende acties te ondernemen:
   1° de beoordeling van de projecten en acties in het licht van het dienstproject;
   2° de uitwisseling van praktijken en intervisie]2.
  [2 De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel. ]2
  [2 ...]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 150, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 173, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.548.[1 In het belang van de begunstigde en indien de begunstigde daartoe toestemming heeft verleend, een huisarts of een andere beroepsbeoefenaar uit de gezondheidssector,]1 die niet deel uitmaakt van de door [1 de begunstigde]1 aangewezen dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt, indien de gebruiker daarmee instemt, bij [1 de zorg]1 betrokken en over de uit het het multidisciplinaire overleg voortvloeiende voorstellen ingelicht.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 174, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.549.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 175, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

D. Bijkomende activiteiten
Art.550.[1 Onverminderd de taken die hem worden toevertrouwd en die worden gefinancierd door de Franse Gemeenschap in het kader van zijn bevoegdheden, kan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de volgende bijkomende activiteiten uitvoeren, voor zover deze overeenstemmen met zijn opdracht beschreven in artikel 540 :
   1° de uitvoering van expertises;
   2° het organiseren van activiteiten ten behoeve van andere beroepsbeoefenaars met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van de hulp of zorg die zij bieden aan personen met psychische of psychosociale moeilijkheden of psychiatrische stoornissen, in de vorm van informatie, begeleiding of opleiding;
   3° elke eenmalige activiteit of project opgezet voor een specifiek publiek binnen de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of de bevolking die hij bedient.
   De uren van het erkende kader besteed aan de bijkomende activiteiten bedoeld in 1° en 2° mogen niet meer bedragen dan twintig procent van de totale uren van het erkende kader van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 177, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.551.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 178, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

E. Netwerking [1 en institutioneel overleg]1   ----------   (1)
Art.552.[1 § 1. Om de opdracht bedoeld in artikel 540, § 1te vervullen, werkt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg samen met de netwerken.
   Het multidisciplinaire team zorgt ervoor dat dit netwerk voor elke begunstigde :
   1° zich op de behoeften van de begunstigde richt;
   2° de opvolging van de genomen beslissingen garandeert en het hele zorgproces voor de begunstigde ondersteunt;
   3° de continuïteit en complementariteit van de zorg voor deze begunstigde garandeert.
   De Regering neemt alle maatregelen die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van het tweede lid.
   Hiertoe sluit de dienst voor geestelijke gezondheidszorg samenwerkingsovereenkomsten met de netwerken.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de voorwaarden en modaliteiten voor deelname aan de netwerken.
   § 2. Om de taak bedoeld in artikel 540, § 1uit te voeren, werkt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg samen met de omgeving van de begunstigde, zijn naasten en met hulpverleners, voor zover de zorg dit vereist. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 180, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.553.De dienst voor geestelijke gezondheidszorg [1 neemt actief deel]1 aan de overleggen gevoerd op initiatief van de overheden [1 , een referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg, een specifiek referentiecentrum, een platform voor raadpleging op het gebied van geestelijke gezondheid of netwerken, wanneer deze overleggen betrekking hebben op zijn opdracht beschreven in artikel 540, § 1.]1
  [1 De Regering is belast met de uitvoering van dit artikel.]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 181, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.554.[1 § 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg is vrij om de instellingen te kiezen waarmee hij een institutioneel overleg wil plegen.
   De Regering bepaalt de minimumdoelstellingen van institutioneel overleg waaraan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg moeten voldoen.
   § 2. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg is lid van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheid. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 182, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

F. Multidisciplinair team
Art.555.Om [1 de in artikel 540 bedoelde opdracht]1 te vervullen, beschikt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg over één [1 multidisciplinair team]1, hierna " team " genoemd [1 , dat verdeeld is over één of meerdere zetels.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 183, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.556.§ 1. Het team vervult de volgende functies :
  [1 1°]1 de psychiatrische functie;
  [1 2°]1 de psychologische functie;
  [1 3°]1 de sociale functie;
  [1 4°]1 de onthaal- en secretariaatfunctie.
  [2 ...]2.
  [2 § 1/1. Het team staat onder toezicht van een administratieve directie en een therapeutisch directeur, wier taken zijn vastgelegd in de artikelen 560 tot en met 561/1. ]2
  § 2. Om in te spelen op de behoeften van de [2 begunstigden]2 kan het team andere functies vervullen, hierna " bijkomende functies " genoemd.
  Die bijkomende functies worden [2 door de Regering of haar afgevaardigde]2, [2 volgens de uitvoeringsvoorwaarden en -modaliteiten]2 die zij bepaalt, in het raam van de erkenning of van een wijziging ervan op basis van het project [2 ...]2 toegekend [2 ...]2.
  [2 De Regering of haar afgevaardigde stelt de lijst vast van activiteitsgebieden waarop een bijkomende functie kan worden toegekend.]2
  [2 § 3. Het team kan een beroep doen op de expertise van een peer-helper.
   Peer-helpers hebben de status van vrijwilliger onder de voorwaarden van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
   § 4. Het personeel voert de activiteiten die verband houden met de in de paragrafen 1 en 2 beschreven functies uit volgens de beste praktijken van hun beroep, onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de administratieve directie en de therapeutische directie van de dienst.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 153, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 184, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.557.[1 De Regering of haar afgevaardigde stelt de lijst vast van de vereiste diploma's en kwalificaties en, in voorkomend geval, van de ervaring die nuttig en noodzakelijk is voor de uitoefening van de in artikel 556 bedoelde functies.
   Onverminderd de federale bepalingen bepaalt de Regering of haar afgevaardigde de verplichtingen inzake permanente vorming voor elke persoon die een van de in artikel 556 bedoelde functies uitoefent.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 185, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.558.[1 § 1. Elk lid van het multidisciplinaire team is aangeworven door de inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg:
   1° ofwel als statutaire werknemer;
   2° als werknemer met een arbeidsovereenkomst;
   3° of als zelfstandig psychiater, kinderpsychiater of psycholoog in het kader van een samenwerkingsovereenkomst.
   De inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bepaalt de duur van de dienstverleningen van de leden van het team en wijst de personen aan wie ze het administratief en therapeutisch beheer van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg toevertrouwt.
   § 2. Elk lid van het multidisciplinaire team dat zijn functie verlaat, wordt voor zover mogelijk binnen zes maanden na zijn vertrek vervangen.
   De Regering bepaalt de gevallen en de modaliteiten van de in het eerste lid bedoelde afwijkingen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 186, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.559.De inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt de therapeutische vrijheid van de leden van het team in acht.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 187, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.560.§ 1. Onder het toezicht van de inrichtende macht is het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg dat belast is met de administratieve directie, hierna " administratief directeur " genoemd, verantwoordelijk voor de goede organisatie en de totstandbrenging van het [1 dienstproject]1, de administratieve en technische coördinatie, [1 ...]1 en de [1 administratieve]1 begeleiding van het personeel.
  Het zorgt ervoor dat de werking van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg aan de wettelijke en reglementaire voorschriften voldoet.
  [1 ...]1.
  Het wordt bijgestaan door het personeel dat het onthaal en het secretariaat waarneemt.
  De Regering bepaalt de minimuminhoud van zijn opdrachten inzake organisatie, coördinatie en begeleiding.
  § 2. [1 De administratief directeur zorgt voor het in artikel 553 bedoelde overleg.]1
  § 3. [1 De Regering of haar afgevaardigde kan andere taken specifiek aan de administratief directeur toevertrouwen. ]1
  [1 § 4. De administratief directeur mag niet tegelijkertijd de functie van therapeutisch directeur bekleden.]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 188, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.561.[1 § 1. De therapeutische directie wordt waargenomen door een geneesheer van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, hierna de "therapeutisch directeur" genoemd. Deze geneesheer is een psychiater of kinderpsychiater, volgens de erkenning toegekend door de Franse Gemeenschap.
   § 2. De therapeutisch directeur zorgt ervoor dat de dienst voor geestelijke gezondheidszorg vanuit therapeutisch oogpunt soepel verloopt, zit de wekelijkse teamvergaderingen voor en werkt mee aan aanvullende activiteiten en activiteiten die verband houden met netwerken, in termen van therapeutische inhoud.
   De therapeutisch directeur zorgt ervoor dat informatie met betrekking tot gezondheidszorg, inclusief medicatie, correct wordt doorgegeven aan de huisarts of andere zorgverleners die de begunstigde hebben doorverwezen, met de toestemming van de begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
   § 3. De Regering of haar afgevaardigde kan andere taken specifiek aan de therapeutisch directeur toevertrouwen.
   § 4. De therapeutisch directeur mag niet tegelijkertijd de functie van administratief directeur bekleden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 189, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 561/1. [1 § 1. De administratief directeur en de therapeutisch directeur voeren hun respectieve taken uit in volledige samenwerking met elkaar, om ervoor te zorgen dat de taken van de dienst naar behoren worden uitgevoerd.
   § 2. De administratief directeur en de therapeutisch directeur zijn samen verantwoordelijk voor :
   1° de continuïteit, efficiëntie en kwaliteit van de opdrachten;
   2° het geven van een zo snel mogelijk antwoord aan de aanvragers, in overleg met het multidisciplinaire team.
   § 3. De Regering of haar afgevaardigde kan andere taken specifiek aan de administratief directeur en aan de therapeutisch directeur toevertrouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 190, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


G. Prestaties van de leden van het team
Art.562.[1 De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de administratief directeur.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 191, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.563.[1 De Regering of haar afgevaardigde stelt de vereiste kwalificaties vast voor het personeel belast met de onthaal- en secretariaatfuncties.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de onthaal- en secretariaatfuncties.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 192, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.564.[1 De Regering of haar afgevaardigde stelt de vereiste titels en kwalificaties vast voor het personeel belast met de onthaal- en secretariaatfuncties.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de sociale functie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 193, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.565.[1 De Regering of haar afgevaardigde stelt de vereiste titels en kwalificaties vast voor het personeel belast met de psychologische functie.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de psychologische functie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 194, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.566.[1 § 1. De psychiatrische functie wordt uitgevoerd door een psychiater of kinderpsychiater.
   De dienst kan een samenwerkingsovereenkomst aangaan met een onafhankelijke psychiater of kinderpsychiater die psychiatrie praktiseert voor het aantal uren dat in de overeenkomst wordt gespecificeerd.
   § 2. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de psychiatrische functie.
   De Regering of haar afgevaardigde kan een afwijking toestaan van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten dat in toepassing van het eerste lid is toegekend, wanneer de inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bewijst dat het materieel onmogelijk is om een voldoende aantal psychiaters of kinderpsychiaters tewerk te stellen om het toegekende kader te vullen en compenserende maatregelen voorstelt die hij belooft uit te voeren.
   Het doel van de in lid 2 genoemde maatregelen is de toegang tot zorg te behouden en ervoor te zorgen dat de leden van het team een beroep kunnen doen op therapeutische begeleiding.
   De in lid 2 bedoelde afwijking wordt toegestaan voor een periode van maximaal een jaar en wordt verlengd als de inrichtende macht aantoont dat de situatie die tot de afwijking heeft geleid, ongewijzigd blijft.
   § 3. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het minimumaantal uren dat aan de functie van therapeutisch directeur moet worden besteed.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 195, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.567.[1 De Regering of haar afgevaardigde bepaalt het aantal gesubsidieerde voltijdsequivalenten dat aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt toegekend voor de bijkomende functies.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 196, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 567/1. [1 Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg specifieke diensten voor kinderen en adolescenten organiseert, zijn de volgende normen van toepassing:
   1° de psychiatrische functie wordt uitgevoerd door een psychiater of kinderpsychiater;
   2° de dienst voor geestelijke gezondheidszorg vult zijn aanbod aan met mediatherapie in de vorm van logopedie, kinesitherapie of psychomotorische therapie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 197, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.568.[1 De onafhankelijke dienstverleners bedoeld in artikel 558, lid 1, 3°, die al dan niet gesubsidieerd zijn, vervullen de functies bepaald in artikel 556, §§ 1 en 2, in het kader van een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de inrichtende macht.
   Deze samenwerkingsovereenkomst bepaalt de voorwaarden voor deelname aan multidisciplinair overleg, de beheerkosten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en het maximumbedrag aan vergoedingen.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de minimuminhoud en de voorwaarden en modaliteiten van de samenwerkingsovereenkomst. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 198, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

G/1. [1 Beroepsgeheim]1   ----------   (1)
Art. 568/1. [1 De leden van het multidisciplinaire team, de inrichtende macht, de peer-helpers en de leden van de netwerken zijn gebonden door het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie met betrekking tot aanvragers en begunstigden waarvan zij kennis hebben of kunnen hebben.
   Elke schending van het geheim wordt overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek gestraft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 200, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


H. [1 De begunstigde]1   ----------   (1)
1. [1 Vrije keuze van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg]1   ----------   (1)
Art.569.[1 In alle gevallen is de begunstigde vrij om de dienst voor geestelijke gezondheidszorg te kiezen.
   De begunstigde kan te allen tijde verzoeken om zijn dossier over te dragen aan een andere dienst voor geestelijke gezondheidszorg of aan een zorgverlener van zijn keuze.
   De begunstigde heeft recht op kwaliteitsvolle dienstverleningen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg die beantwoorden aan zijn behoeften, met respect voor hun menselijke waardigheid en autonomie en zonder enige discriminatie in de zin van Artikel 3 van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 203, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

2. Het individuele dossier [1 van de begunstigde]1.   ----------   (1)
Art.570.§ 1. Voor elke [2 begunstigde]2 wordt een individueel dossier aangelegd met de medische, sociale en administratieve gegevens [2 , die bedoeld zijn in lid 2 en die noodzakelijk, toereikend en relevant zijn voor de zorg om het geestelijke gezondheidsprobleem te behandelen waarvoor de begunstigde hulp zoekt bij de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, met inbegrip van de continuïteit van de zorgverlening,]2 met inachtneming van de deontologische regels en van de regels inzake bescherming van de private levensfeer.
  [2 Het individuele dossier van de begunstigde bevat alleen de volgende gegevens:
   "1° de identificatie van de begunstigde aan de hand van zijn identificatienummer bij de Sociale Zekerheid (INSZ), naam, geslacht, geboortedatum, adres, telefoonnummers en, indien van toepassing, e-mailadres(sen)";
   2° de identificatie van de huisarts van de begunstigde en, in voorkomend geval, van de geneesheer of andere beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die door de begunstigde is aangewezen overeenkomstig artikel 548;
   3° de persoonlijke identificatie van de leden van het multidisciplinaire team dat betrokken is bij de verzorging van de begunstigde;
   4° de identificatie van de leden van het net, waaronder het lid dat verantwoordelijk is voor de doorverwijzing naar de dienst;
   5° de reden van de bijstandsaanvraag of het probleem op het ogenblik van de bijstandsaanvraag;
   6° de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van de begunstigde;
   7° de resultaten van onderzoeken zoals klinische, radiologische, biologische, functionele en histo-pathologische onderzoeken die nuttig zijn voor de behandeling van de begunstigde;
   8° aantekeningen van gesprekken met de begunstigde, andere beroepsbeoefenaars uit de gezondheidssector of derden, die relevant zijn voor de zorg voor de begunstigde;
   9° de van de begunstigde of van derden ontvangen attesten, verslagen of adviezen;
   10° de gezondheidsdoelstellingen en de wensen van de begunstigde;
   11° de laatste diagnose gesteld door de betrokken gezondheidswerker;
   12° de identificatie van de begunstigde zoals bedoeld in artikel 12 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg;
   13° een chronologisch overzicht van de verstrekte geneeskundige verzorging en diensten, met vermelding van de aard ervan, de datum en de identiteit van het betrokken lid van het multidisciplinair team;
   14° de evolutie van de pathologie indien relevant;
   15° doorverwijzingen naar andere zorgverleners, diensten of derden;
   16° medicijnen, met het medicatieschema, inclusief medicijnen voor andere aandoeningen;
   17° complicaties of co-morbiditeiten die verdere behandeling vereisen;
   18° een verklaring dat met toepassing van de artikelen 573, § 2, en 574, § 3, informatie is meegedeeld aan een vertrouwenspersoon of aan de begunstigde in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon, en de identiteit van deze vertrouwenspersoon;
   19° het uitdrukkelijk verzoek van de begunstigde om geen informatie te verstrekken overeenkomstig de artikelen 573, § 3, en 574, § 3;
   20° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 573, § 4;
   21° het verzoek van de begunstigde overeenkomstig paragraaf 3 om te worden bijgestaan door een door hem aangewezen vertrouwenspersoon of om zijn raadplegingsrecht via die persoon uit te oefenen, en de identiteit van die vertrouwenspersoon;
   22° de redenen voor de volledige of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek van een vertegenwoordiger van de begunstigde om het dossier van de begunstigde te raadplegen of er een afschrift van te krijgen overeenkomstig artikel 579, § 1;
   23° de redenen voor het niet meedelen van informatie aan de begunstigde overeenkomstig artikel 579, § 2;
   24° het tarief dat wordt toegepast op de begunstigde;
   25° het inlichtingenblad voor het verzamelen van socio-epidemiologische gegevens bedoeld in artikel 585.]2
  Onverminderd andere wetsbepalingen, worden de individuele dossiers [2 door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg ten minste dertig jaar en ten hoogste vijftig jaar na het laatste contact met de betrokken begunstigde dat in het individuele dossier is opgenomen]2 bewaard onder de verantwoordelijkheid van de administratief directeur. [2 Het individueel dossier wordt aangevuld met informatie uit de balans bedoeld in artikel 572, § 2, en met de informatie uit het eventuele overleg dat binnen het netwerk wordt uitgevoerd. Het individuele dossier is een voorwaarde voor de zorgverlening aan de begunstigde; als de begunstigde weigert toestemming te geven voor het bijhouden van zijn individuele dossier, wordt zijn zorg onmiddellijk beëindigd. De begunstigde ondertekent een document dat toestemming geeft voor het bijhouden van het individuele dossier en de uitwisseling van gegevens tussen de leden van het multidisciplinaire team. ]2
  [2 De dienstgeestelijke gezondheidszorg is verantwoordelijk voor de behandeling. ]2
  § 2. [2 De begunstigde]2 heeft vanwege het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard individueel dossier.
  Op verzoek [2 van de begunstigde]2 voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de door hem verstrekte stukken toe aan zijn dossier.
  § 3. [2 De begunstigde]2 heeft recht op inzage van zijn dossier. [2 De Regering bepaalt de modaliteiten van het verzoek om inzage.]2
  Aan het verzoek waarbij [2 de begunstigde]2 zijn dossier wenst in te kijken wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen [1 vijftien dagen]1 na ontvangst ervan gevolg gegeven.
  De persoonlijke aantekeningen van een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de gegevens die betrekking hebben op derden zijn van het inzagerecht uitgesloten.
  [2 De begunstigde]2 kan zich op eigen verzoek laten bijstaan door een vertrouwenspersoon die hij aanwijst of zijn inzagerecht door die persoon laten uitoefenen. Indien die persoon een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere dienst voor geestelijke gezondheidszorg is, neemt hij ook inzage van de persoonlijke aantekeningen bedoeld in het derde lid. [2 In voorkomend geval wordt het verzoek van de begunstigde schriftelijk ingediend en wordt het verzoek, samen met de identiteit van de vertrouwenspersoon, geregistreerd of toegevoegd aan het dossier van de begunstigde. ]2
  Indien het dossier [2 van de begunstigde]2 een schriftelijke motivering bevat, zoals bedoeld in artikel 573, § 4, tweede lid, die nog steeds relevant is, [2 oefent de begunstigde]2 zijn recht op inzage van het dossier uit via een door hem aangewezen lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere dienst voor geestelijke gezondheidszorg. Dat lid neemt ook inzage van de persoonlijke aantekeningen bedoeld in het derde lid.
  [2 De in lid 5 bedoelde situatie waarin de begunstigde zijn recht op inzage van zijn persoonlijk dossier uitsluitend kan uitoefenen door tussenkomst van een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of een andere door hem aangewezen dienst voor geestelijke gezondheidszorg wanneer zijn dossier een schriftelijke motivering bevat als bedoeld in artikel 573, § 4, lid 2. die nog steeds van toepassing is, voldoet aan artikel 23 van Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).]2
  § 4. [2 De begunstigde]2 heeft recht op de aflevering [2 ...]2 van een afschrift van het dossier of van een gedeelte ervan [2 ...]2. Op ieder afschrift wordt vermeld dat het strikt persoonlijk en vertrouwelijk is.
  Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg weigert dat afschrift af te leveren indien het beschikt over duidelijke aanwijzingen dat [2 de begunstigde]2 onder druk wordt gezet om een afschrift van zijn dossier aan derden mee te delen.
  § 5. Na het overlijden [2 van de begunstigde]2 hebben de echtgeno(o)t(e), de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad, via het door de verzoeker aangewezen lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, het in [1 [2 paragraaf 3]2]1 bedoelde inzagerecht voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is [2 en de begunstigde]2 zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet. [2 ...]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 160, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 205, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 570/1. [1 Voor het in artikel 570 bedoelde individuele dossier en voor alle persoonsgegevens waarvan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg kennis heeft, voldoet hij aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), alsook aan alle andere bindende bepalingen inzake gegevensbescherming.
   De dienst voor geestelijke gezondheidszorg stelt een protocol inzake de bescherming van persoonsgegevens op, waarin wordt uiteengezet hoe hij de in lid 1 bedoelde bepalingen naleeft.
   De dienst voor geestelijke gezondheidszorg deelt het in lid 2 bedoelde protocol mee:
   1° aan elke begunstigde;
   2° aan elke aanvrager die dit wenst.
   Elke wijziging van het in lid 2 bedoelde protocol wordt meegedeeld aan de in lid 3 bedoelde personen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 206, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


3. Rechten [1 van de begunstigde]1   ----------   (1)
Art.571.[1 De aanvrager of begunstigde heeft te allen tijde recht op duidelijke schriftelijke informatie over :
   1° de werking van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de verschillende functies die hij vervult;
   2° de multidisciplinaire aard van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de gevolgen daarvan voor het delen van informatie tussen beroepsbeoefenaars;
   3° de zorgmethoden die de dienst voor geestelijke gezondheidszorg toepast;
   4° de kosten van de dienstverleningen en de voorwaarden waaronder hij een vermindering van het tarief of gratis kan krijgen;
   5° zijn rechten, met inbegrip van het recht om zich te verzetten tegen de uitwisseling van alle of een deel van de informatie die hij meedeelt.
   Zonder afbreuk te doen aan zijn geïnformeerde toestemming, wordt begunstigde verondersteld de multidisciplinaire aard van de dienst te aanvaarden.
   De Regering of haar afgevaardigde kan de modaliteiten en de inhoud van de in het eerste lid bedoelde informatie nader bepalen. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 208, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.572.[1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg is verplicht om de continuïteit van de zorgen te garanderen voor de begunstigde voor wie hij zorgt.
   In het kader van de tertiaire preventie beoordeelt elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg regelmatig de voortgang van het therapeutische proces met de patiënt, in overeenstemming met het tijdsbestek en de zorgen van de patiënt.
   De modaliteiten van de beoordeling zijn vastgelegd in het dienstproject. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 209, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.573.§ 1. [2 De begunstigde]2 heeft vanwege het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op alle informatie die hem betreft en die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.
  § 2. De communicatie met [2 de begunstigde]2 geschiedt in een duidelijke taal [2 , die aan zijn vaardigheden aangepast is]2.
  [2 De begunstigde]2 kan erom verzoeken dat de informatie hem schriftelijk wordt bevestigd.
  Op schriftelijk verzoek van [2 de begunstigde]2 kan de informatie verstrekt worden aan de vertrouwenspersoon die hij aangewezen heeft. Dat verzoek [2 van de begunstigde]2 en de identiteit van de vertrouwenspersoon kunnen in het dossier [2 van de begunstigde]2 opgetekend of eraan toegevoegd worden.
  § 3. De informatie wordt niet [2 aan de begunstigde]2 verstrekt indien deze hierom uitdrukkelijk verzoekt, tenzij het niet meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid [2 van de begunstigde]2 of derden oplevert en op voorwaarde dat het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg hierover vooraf een ander lid van die team of van een andere team van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg voor dezelfde functie heeft geraadpleegd en de eventueel aangewezen vertrouwenspersoon, bedoeld in [1 paragraaf 2]1, derde lid, heeft gehoord.
  Het verzoek [2 van de begunstigde]2 wordt opgetekend of toegevoegd in zijn dossier.
  § 4. Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mag bij wijze van uitzondering de in [1 paragraaf 1]1 bedoelde informatie [2 aan de begunstigde]2 onthouden indien het meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid zou meebrengen en op voorwaarde dat het vooraf een ander lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of van een andere team van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg voor dezelfde functie heeft geraadpleegd.
  In dat geval voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een schriftelijke motivering toe in het dossier [2 van de begunstigde]2 en licht hij de eventueel aangewezen vertrouwenspersoon bedoeld in [1 paragraaf 2]1, derde lid, in.
  Zodra het meedelen van de informatie niet langer het in het eerste lid bedoelde nadeel oplevert, moet het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de informatie alsnog meedelen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 161, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 210, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.574.§ 1. [2 De begunstigde]2 heeft het recht om vrij in te stemmen met elke tussenkomst van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, mits voorafgaande kennisgeving.
  Deze instemming wordt uitdrukkelijk gegeven, behalve wanneer het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, na [2 de begunstigde]2 voldoende te hebben geïnformeerd, diens instemming redelijkerwijze uit zijn gedrag kan afleiden.
  Op verzoek [2 van de begunstigde]2 of van het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en met de toestemming van het lid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg of [2 van de begunstigde]2, wordt de instemming schriftelijk vastgelegd en in het dossier van [2 de begunstigde]2 toegevoegd.
  § 2. De gegevens die [2 aan de begunstigde]2 verstrekt worden met het oog op de uiting van de instemming bedoeld in [1 paragraaf 1]1 betreffen de doelstelling, de aard, de mate van de dringende noodzakelijkheid, de duur, de frequentie, de contra-indicaties, de bijgevolgen en risico's i.v.m. de interventie die relevant zijn [2 voor de begunstigde]2, de opvolgingszorgen, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen. Ze betreffen bovendien de mogelijke gevolgen in geval van weigering of intrekking van de instemming en de andere nadere gegevens die [2 de begunstigde]2 of het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg nuttig acht, desgevallend met inbegrip van de wetsbepalingen die in acht genomen moeten worden in geval van interventie.
  § 3. De gegevens bedoeld in [1 paragraaf 1]1 worden vooraf en ten gepaste tijde verstrekt onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bedoeld in de §§ 3 en 4 van artikel 573.
  § 4. [2 De begunstigde]2 heeft het recht om zijn instemming met een interventie te weigeren of in te trekken, zoals bedoeld in [1 paragraaf 1]1.
  Op verzoek [2 van de begunstigde]2 of van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt de weigering of de intrekking van de instemming schriftelijk vastgelegd en in het dossier [2 van de begunstigde]2 toegevoegd.
  De weigering of de intrekking van de instemming doet het recht op kwaliteitsprestaties [2 van]2 het diensthoofd van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg niet vervallen.
  Indien [2 de begunstigde]2, toen hij nog in staat was tot het uitoefenen van de rechten zoals ze in dit decreet vastliggen, schriftelijk heeft laten weten dat hij zijn instemming met een bepaalde interventie van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg weigert, moet die weigering in acht genomen worden zolang [2 de begunstigde]2 ze niet ingetrokken heeft op een moment waarop hij zelf in staat is om zijn rechten uit te oefenen.
  § 5. Wanneer het in geval van dringende noodzakelijkheid onduidelijk is [2 of de begunstigde]2 of diens vertegenwoordiger vooraf een wil heeft uitgedrukt, wordt elke nodige interventie onmiddellijk in het belang van [2 de begunstigde]2 verricht door het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
  Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg maakt daar melding van in het in artikel 570 bedoelde individuele dossier [2 van de begunstigde]2 en gaat zo snel mogelijk te werk overeenkomstig de bepalingen opgenomen in de vorige paragrafen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 162, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 211, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 574/1. [1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg en, in voorkomend geval, het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg informeren de begunstigde indien nodig of hij al dan niet verzekerd is of een andere vorm van individuele of collectieve bescherming geniet inzake beroepsaansprakelijkheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 212, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 574/2. [1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg brengt de begunstigde op de hoogte van zijn erkenning.
   Het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg informeert de begunstigde over zijn bevoegdheid om te praktiseren of registratiestatus.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 213, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.575.§ 1. [1 De begunstigde]1 heeft bij elke interventie van het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg recht op de bescherming van zijn private levenssfeer, o.a. wat betreft de gegevens over zijn gezondheidstoestand.
  [1 De begunstigde]1 heeft recht op de bescherming van zijn intimiteit. Behoudens toestemming [1 van de begunstigde]1, mogen alleen de personen wier aanwezigheid gerechtvaardigd is in het raam van de door een lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg verstrekte diensten, de zorgverlening, examens en behandelingen bijwonen.
  § 2. Er wordt geen inmenging geduld in de uitoefening van dat recht, behalve indien de wet of het decreet daarin voorziet en indien ze nodig is voor de bescherming van de volksgezondheid of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van derden.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 214, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 575/1. [1 § 1. De begunstigde heeft het recht om bij de bevoegde ombudsfunctie een klacht in te dienen over de uitoefening van de rechten die hem op grond van de artikelen 569 tot en met 575 zijn toegekend.
   § 2. De ombudsfunctie heeft volgende opdrachten :
   1° het voorkomen van vragen en klachten door de communicatie tussen de begunstigde en de beroepsbeoefenaar te bevorderen;
   2° het bemiddelen bij de in § 1 bedoelde klachten met het oog op het bereiken van een oplossing;
   3° het inlichten van de begunstigde inzake de mogelijkheden voor de afhandeling van zijn klacht bij gebrek aan het bereiken van een in 2° bedoelde oplossing;
   4° het verstrekken van informatie over de organisatie, de werking en de procedureregels van de ombudsfunctie;
   5° het formuleren van aanbevelingen ter voorkoming van herhaling van tekortkomingen die aanleiding kunnen geven tot een in § 1 bedoelde klacht;
   6° het opstellen van een jaarlijks geanonimiseerd verslag met alle klachten bedoeld in 2°, en de oplossingen die voor deze klachten werden gevonden.
   De Regering kan de inhoud van het jaarlijks verslag bedoeld in lid 1, 6°, nader bepalen.
   § 3. De Regering of haar afgevaardigde benoemt de personen die verantwoordelijk zijn voor de bemiddeling.
   § 4. De Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie dient te voldoen wat betreft de onafhankelijkheid, het beroepsgeheim, de deskundigheid, de juridische bescherming, de organisatie, de werking, de financiering, de procedureregeling en de gebiedsomschrijving. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 215, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.576.§ 1. Indien [1 de begunstigde]1 minderjarig is, worden de bij [1 de artikelen 569 tot 575/1]1 vastgelegde rechten uitgeoefend door de ouders die het toezicht op de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd.
  § 2. [1 De begunstigde]1 wordt bij de uitoefening van zijn rechten betrokken naar gelang van zijn leeftijd en volwassenheid. De rechten opgesomd in dit decreet kunnen op autonome wijze uitgeoefend worden door de minderjarige [1 begunstigde]1 van wie geacht wordt dat hij bekwaam is om zijn belangen redelijkerwijs te beoordelen.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 216, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.577.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 217, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.578.§ 1. De [1 bij de artikelen 569 tot 575/1 vastgelegde rechten van een meerderjarige begunstigde]1 [1 ...]1, worden uitgeoefend door de persoon die [1 de begunstigde]1 vooraf zal hebben aangewezen om hem te vervangen, voor zover en zolang hij niet bekwaam is om die rechten zelf uit te oefenen.
  De persoon bedoeld in het eerste lid, [1 ...]1 wordt aangewezen d.m.v. een specifiek geschreven mandaat, gedateerd en getekend door die persoon en [1 de begunstigde]1. Met dat mandaat geeft die persoon zijn instemming. Dat mandaat kan d.m.v. van een gedateerd en getekend geschrift ingetrokken worden door [1 de begunstigde]1 of door de mandataris die hij aangewezen heeft.
  [1 § 1/1. Indien de begunstigde geen mandataris heeft aangewezen of indien de door de begunstigde aangewezen mandataris niet tussenbeide komt, worden de bij de artikelen 569 tot 575/1 vastgestelde rechten uitgeoefend door de bestuurder van de persoon, die daartoe door de vrederechter is aangewezen, overeenkomstig artikel 492/1, § 1, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover en zolang de beschermde persoon niet in staat is zijn rechten zelf uit te oefenen.]1
  § 2. Indien [1 de begunstigde]1 geen mandataris heeft aangewezen of indien de door [1 de begunstigde]1 aangewezen mandataris niet tussenkomt [1 en indien geen enkele bestuurder van de persoon gemachtigd is om de persoon te vertegenwoordigen overeenkomstig lid 1er/1,]1 worden de [1 bij de artikelen 569 tot 575/1]1 vastgelegde rechten door de samenwonende echtgeno(o)t(e), de wettelijke samenwonende partner of de feitelijke samenwonende partner uitgeoefend.
  Indien die persoon niet wenst tussen te komen of verstek laat, worden de rechten in volgorde uitgeoefend door een meerderjarig kind, een ouder, een meerderjarige broer of zuster [1 van de begunstigde]1.
  Indien die personen niet wensen tussen te komen of verstek laten, worden de belangen [1 van de begunstigde]1 door het betrokken lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg behartigd, desgevallend in het raam van het multidisciplinaire overleg.
  Dat geldt ook in geval van conflict tussen twee of meer personen onder die vermeld in deze paragraaf.
  § 3. [1 De begunstigde]1 wordt, rekening houdend met zijn begripsvermogen, zoveel mogelijk bij de uitoefening van zijn rechten betrokken.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 218, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.579.§ 1. Met het oog op de bescherming van de private levenssfeer [2 van de begunstigde]2, zoals bedoeld in artikel 575, kan het betrokken lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg het door de [2 in de artikelen 576 en 578]2 bedoelde persoon ingediende verzoek om inzage of afschrift, zoals bedoeld in artikel 570, § 3, of § 4, geheel of gedeeltelijk verwerpen. In dat geval wordt het inzage- of afschriftrecht uitgeoefend door het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg dat door de mandataris aangewezen wordt.
  § 2. In het belang [2 van de begunstigde]2 en om elke risico voor zijn leven of elke ernstige aantasting van zijn gezondheid te voorkomen, wijkt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, desgevallend in het raam van het multidisciplinaire overleg, af van de beslissing genomen door de persoon bedoeld [2 in de artikelen 576 en 578, § 1/1 en § 2]2. Indien de beslissing is genomen door een persoon bedoeld in artikel 578, § 1, wijkt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg er slechts van af voor zover die persoon de uitdrukkelijke wil [2 van de begunstigde]2 niet kan inroepen.
  § 3. In de gevallen bedoeld in de [1 paragraaf 1 en paragraaf 2]1 voegt het lid van het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een schriftelijke motivering toe in het dossier [2 van de begunstigde]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 163, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 219, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

I. Kostprijs van de prestaties
Art.580.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg vordert [2 van de begunstigde, desgevallend van diens wettelijke vertegenwoordigers of]2 van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële tegemoetkomingen die hen krachtens de wetgeving of reglementen opgelegd worden.
  [2 Volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald door de Regering of haar afgevaardigde]2 [2 wordt er]2, [2 tegen een verlaagd tarief of]2 gratis geraadpleegd, wanneer de persoon niet over voldoende financiële middelen beschikt [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  § 2. Voor de prestaties bepaald bij de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 14 juli 1994, wordt de financiële tegemoetkoming van de verzekering gevorderd op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen, of op basis van het forfaitair bedrag bepaald bij artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van genoemde wet.
  Wanneer de financiële tegemoetkoming van de verzekering gevorderd wordt op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen, wordt geen persoonlijke tegemoetkoming gevorderd van de verzekerde gebruiker of van diens wettelijke vertegenwoordiger, behalve die bepaald bij artikel 37 van genoemde wet.
  Bij gebrek aan financiële tegemoetkoming van de verzekering wordt de persoonlijke tegemoetkoming van de gebruiker vastgelegd op basis van de betaling per prestatie volgens de nomenclatuur van de gezondheidszorgen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 220, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.581.Voor de prestaties van het niet medisch personeel vordert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een financiële tegemoetkoming, [1 zonder het door de Regering vastgelegde maximumbedrag te overschrijden]1.
  Dat [1 bedrag]1 wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid van de arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 221, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.582.De tarieven, honoraria en financiële bijdragen worden aangeplakt in de wachtzalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en vermeld in de informatiedocumenten die hij uitgeeft.
  [1 De aanvrager wordt, voordat hij daadwerkelijk in zorg wordt genomen, geïnformeerd over de bedragen die hij persoonlijk zal moeten betalen voor de dienstverleningen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.]1
  [1 De Regering bepaalt de modaliteiten voor die informatie. ]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 222, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

J. Adviesraad
Art.583.§ 1. [2 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt bijgestaan door een adviesraad, hierna "raad" genoemd, die ten minste samengesteld is uit :
   1° twee vertegenwoordigers van de inrichtende macht;
   2° de administratief directeur en de therapeutisch directeur;
   3° twee teamvertegenwoordigers, elk met een andere functie.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de modaliteiten voor de aanwijzing van de vertegenwoordigers van het team]2.
  § 2. De raad vergadert [2 ...]2 onder het voorzitterschap van één van de vertegenwoordigers van de inrichtende macht, wiens stem bij staking van stemmen doorslaggevend is.
  [2 De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de aanwijzing van de voorzitter.]2
  De raad wijst de persoon aan die het secretariaat waarneemt en de notulen opmaakt.
  [2 De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de voorwaarden en modaliteiten voor het bewaren en beschikbaar stellen van de notulen]2.
  [2 ...]2.
  [2 § 3. De raad wordt bijeengeroepen door de voorzitter bedoeld in paragraaf 2, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de leden bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 1°, 2° of 3°.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 223, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.584.De raad organiseert het overleg tussen de inrichtende macht en het team van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg [2 , onverminderd de rol van de vakbondsafvaardiging en de overlegorganen]2.
  [2 De Raad organiseert overleg over ten minste]2 :
  [1 1°]1 [2 zijn huishoudelijk reglement]2 dat voorziet in, o.a., de modaliteiten en de periodiciteit van de aanwijzing van de leden van de raad en in een oproepingsprocedure in geval van dringende noodzakelijkheid;
  [1 2°]1 [2 het dienstproject bedoeld in artikel 541]2;
  [1 3°]1 [2 ...]2;
  [1 4°]1 [2 ...]2;
  [1 5°]1 de behoeften aan personeel, de indienstneming ervan en het afsluiten van overeenkomsten met de zelfstandige zorgverleners;
  [1 6°]1 de behoefte aan lokalen en uitrusting;
  [1 7°]1 de overeenkomsten i.v.m. de opdrachten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg en de werking in netverband;
  [1 8°]1 de begroting;
  [1 9°]1 [2 de jaarrekeningen]2;
  [1 10°]1 de bestemming van de ontvangsten;
  [1 11°]1 de evaluatie van de activiteiten van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
  De beslissingen van de inrichtende macht worden met redenen omkleed wanneer ze afwijken van het advies van de raad en worden hem in alle gevallen meegedeeld.
  [2 De Regering bepaalt de modaliteiten van het door de Raad georganiseerde overleg.]2
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 164, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 224, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

K. Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art.585.[1 § 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg verzamelt socio-epidemiologische gegevens over de begunstigden. Deze gegevens worden verzameld aan het begin van de zorg.
   Het doel van die verzameling is:
   1° voor de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, het profiel van de begunstigden die hij verzorgt vast te stellen en op basis van deze gegevens het dienstproject te sturen;
   2° voor het Agentschap, bij te dragen in het onderzoek en de analyse op het niveau van het Franse taalgebied, met inbegrip van de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   § 2. De socio-epidemiologische gegevens die de dienst voor geestelijke gezondheidszorg verzamelt voor elke begunstigde zijn als volgt:
   1° de leeftijd;
   2° het gender;
   3° de burgerlijke stand;
   4° de nationaliteit;
   5° de moedertaal;
   6° de leefomgeving;
   7° het schoolbezoek;
   8° de beroepscategorie;
   9° de hoofdzakelijke inkomensbron;
   10° de postcode;
   11° als de gebruiker minderjarig is, het aantal kinderen die op de wettelijke woonplaats van de gebruiker wonen;
   12° de bereikbaarheidsomtrek van de dienst;
   13° de aard en de oorsprong van het initiatief;
   14° de vroegere verzorgingen;
   15° de aard van de aanvraag van de gebruiker;
   16° de bij de eerste raadpleging voorgestelde redenen;
   17° de hoofdzakelijk ontdekte pathologie;
   18° het voorstel tot verzorging;
   19° het netwerk rond de begunstigde.
   Deze gegevens maken het mogelijk om ten minste het volgende te identificeren:
   1° de sociologische en mentale gezondheidskenmerken van de populatie die in de dienst voor geestelijke gezondheidszorg terechtkomt;
   2° de bereikbaarheidsomtrek van de dienst;
   3° de voortgang van de begunstigden doorheen het zorg- en bijstandsnetwerk.
   De gegevens worden eenmaal per jaar veilig naar het Agentschap gestuurd. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de modaliteiten voor die overmaking.
   Het is aan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg om de gegevens te anonimiseren voordat ze naar het Agentschap worden gestuurd.
   De dienst voor geestelijke gezondheidszorg bewaart de in het eerste lid bedoelde sociaal-epidemiologische gegevens in het individuele dossier, bedoeld in artikel 538/570, zolang dit dossier wordt bewaard.
   § 3. De overeenkomstig paragraaf 2 ingediende sociaal-epidemiologische gegevens worden geanalyseerd door het Agentschap of door een door het Agentschap aangewezen externe dienstverlener.
   Elk jaar stuurt het Agentschap de diensten voor geestelijke gezondheidszorg de geaggregeerde gegevens en, indien ze verricht worden, de analyses op basis van deze gegevens.
   Deze gegevens worden ook verstrekt aan het sturingscomité van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de modaliteiten voor de bekendmaking van de analyses. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 225, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

L. : Toegankelijkheid en infrastructuur
Art.586.[1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg zorgt ervoor dat zijn lokalen gemakkelijk bereikbaar zijn vanuit alle delen van het gebied waar hij werkzaam is.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 226, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.587.§ 1. De dienst voor geestelijke gezondheidszorg kan in aparte zetels georganiseerd worden en over antennes beschikken.
  [2 ...]2.
  § 2. Elke zetel beschikt minstens over :
  [1 1°]1 een wachtzaal;
  [1 2°]1 een specifiek lokaal voor de administratieve functie;
  [1 3°]1 raadplegingsbureau's [2 ...]2;
  [2 4° sanitaire installaties.]2
  De organisatie van het [2 telefonisch]2 onthaal kan gemeen zijn aan verschillende zetels.
  De organisatie van de lokalen houdt rekening met de bepalingen betreffende de bewaring van de individuele dossiers en de archieven, met inachtneming van de geheimhouding.
  [2 § 2/1. De lokalen van elke zetel zijn toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit.
   Voor de lokalen die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel door een zetel worden gebruikt, moet de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit gewaarborgd worden uiterlijk:
   1° na de uitvoering van de eerste verbouwingswerken in die lokalen, met de uitzonderingen voorzien in artikel 414, § 2 van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw;
   2° na verplaatsing van de activiteiten naar nieuwe lokalen die zijn gebouwd of verbouwd op grond van een na 3 juli 1999 afgegeven stedenbouwkundige vergunning.
   De dienst voor geestelijke gezondheidszorg die beschikt over lokalen die toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit, mag zijn activiteiten niet overbrengen naar lokalen die niet toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit.
   Wanneer de lokalen om een van de in lid 2 genoemde redenen niet toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit, biedt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg personen met beperkte mobiliteit of lijdend aan een sensoriële handicap alternatieve oplossingen die hen in staat stellen gebruik te maken van dezelfde diensten als valide personen. ]2
  § 3. De antenne is een externe raadplegingsplaats die niet voldoet aan de criteria van de zetel.
  De dienst voor geestelijke gezondheidszorg zorgt ervoor dat in die raadplegingsplaats rekening gehouden met de geheimhouding van de gesprekken en met de bescherming van de private levenssfeer [2 van de begunstigde]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 166, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 227, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.588.Wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg gevestigd is in een gebouw waar andere sociale of zorgverlenende instellingen of diensten ondergebracht zijn, wordt voor de dienst voor geestelijke gezondheidszorg binnen dat gebouw voorzien in lokalen die een samenhangende entiteit vormen.
  De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mogen zich in geen geval [1 in een collectieve residentiële structuur of een ziekenhuis bevinden]1.
  In ieder geval wordt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg duidelijk geïdentificeerd naar het publiek toe.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 228, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 588/1. [1 De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mogen nooit ter beschikking worden gesteld van een andere onafhankelijke dienstverstrekker dan deze bedoeld in artikel 558, § 1, eerste lid, 3° en 4°.
   De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg mogen nooit ter beschikking worden gesteld van een onafhankelijke dienstverstrekker als bedoeld in artikel 558, § 1, eerste lid, 3° en 4°, wanneer deze onafhankelijke dienstverlener niet voldoet aan de maximumtarieven vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 568.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 229, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.589. De lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg worden gedekt door een attest waaruit blijkt dat ze voldoen aan de veiligheidsnormen. Dat attest wordt afgeleverd door de Burgemeester van de gemeente waar ze gevestigd zijn en is opgemaakt op grond van een rapport van de regionale brandweerdienst.

Art.590.[1 De Regering bepaalt de openingstijden van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de modaliteiten voor de organisatie van raadplegingen op afstand. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 230, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

M. Boekhouding
Art.591.[1 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, voert de dienst voor geestelijke gezondheidszorg voor elk boekjaar een dubbele boekhouding en stelt hij een jaarlijkse balans en winst- en verliesrekening op volgens het model bepaald door de Regering. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 231, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2. - Verplichtingen eigen aan de specifieke initiatieven en aan de therapeutische clubs
A. Specifieke initiatieven
Art.592.Het specifieke initiatief dat door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg georganiseerd wordt, integreert zich in zijn werking en geniet de begeleiding van zijn administratieve en therapeutische directies volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  [1 Het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 8 oktober 1998 inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik wordt beschouwd als een specifiek initiatief.]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 232, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.593.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan [2 , voor specifieke initiatieven,]2 afwijken van de bepalingen inzake de vestiging van de lokalen opdat ze [2 aan deze specifieke initiatieven]2 aangepast kunnen worden.
  [2 ...]2.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 233, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

B. Therapeutische clubs
Art.594.De door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg georganiseerde therapeutische club integreert zich in zijn werking [1 en geniet minstens de begeleiding van de administratieve en therapeutische directies van laatstgenoemde]1 volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 234, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.595.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 kan [2 , voor de therapeutische clubs,]2 afwijken van de bepalingen inzake de vestiging van de lokalen opdat ze [2 aan deze specifieke initiatieven]2 aangepast kunnen worden.
  De aanvraag tot afwijking wordt samen met de aanvraag tot toekenning van de erkenning ingediend en behandeld volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 235, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3. - Programmering en erkenning
A. Programmering
Art.596.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 236, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.597.[2 In haar programmering zorgt de Regering of haar afgevaardigde voor]2 een evenwichige verdeling van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en van hun zetels over het grondgebied van het Franse taalgebied en tracht ze daarbij de doelstelling van minstens één dienst voor geestelijke gezondheidszorg per 50.000 inwoners en per administratief arrondissement te halen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-01-10/15, art. 237, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

B. Erkenning
Art.598.[1 De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor het verlenen van de erkenning met inachtneming van de artikelen 599 tot en met 602. Zij zorgt ervoor dat de procedure op tegenspraak verloopt. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 238, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.599.De erkenning [1 van een specifiek initiatief of een]1 therapeutische club kan verleend worden :
  1° hetzij doorgaans, op basis van een aanvraag die altijd ingediend kan worden;
  2° hetzij specifiek, in het raam van een oproep tot thematische projecten waarvan de Regering de modaliteiten bepaalt.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 239, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.600.[1 § 1. Om de erkenning te verkrijgen moet de dienst voor geestelijke gezondheidszorg:
   1° beschikken over een rechtspersoonlijkheid;
   a) hetzij als vereniging zonder winstoogmerk;
   b) hetzij als een internationale vereniging zonder winstoogmerk;
   c) hetzij als stichting;
   d) of als lokale overheidsinstantie;
   e) hetzij als vereniging met rechtspersoonlijkheid waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft, met uitzondering van verenigingen in de vorm van een vennootschap;
   2° een initieel dienstproject opstellen, waarvan de inhoud in artikel 541 wordt bepaald;
   3° zich ertoe verbinden om overeenkomstig artikel 541 om de vijf jaar een nieuw dienstproject op te stellen;
   4° zich ertoe verbinden zijn dienstproject uit te voeren;
   5° zich ertoe verbinden elk verzoek tot tussenkomst te registreren overeenkomstig artikel 542, § 2;
   6° zich ertoe verbinden een of meerdere overeenkomsten als bedoeld in artikel 543, lid 3, te sluiten;
   7° zich ertoe verbinden uitsluitend de multidisciplinaire overleggen bedoeld in de artikelen 545 en 547 te organiseren;
   8° zich ertoe verbinden samen te werken met de netwerken;
   9° zich ertoe verbinden lid te zijn van ten minste één overlegplatform inzake geestelijke gezondheid;
   10° zich ertoe verbinden te beschikken over een multidisciplinair team dat voldoet aan de bepalingen van de artikelen 555 tot 568;
   11° zich ertoe verbinden voor elke begunstigde het individuele dossier bedoeld in artikel 570 bij te houden;
   12° een protocol voor de bescherming van persoonsgegevens opstellen als bedoeld in artikel 570/1, tweede lid;
   13° zich ertoe verbinden de rechten van de begunstigde, zoals bepaald in de artikelen 571 tot 579 na te leven;
   14° zich ertoe verbinden geen hogere dienstverleningskosten aan te rekenen dan die welke overeenkomstig de artikelen 580 tot 582 zijn vastgesteld;
   15° zich ertoe verbinden te zorgen voor de installatie van de in artikel 583 bedoelde adviesraad;
   16° zich ertoe verbinden de sociaaleconomische gegevens bedoeld in artikel 585, § 1, te verzamelen en mee te delen;
   17° zich ertoe verbinden voor elke zetel over lokalen overeenkomstig de artikelen 587, §§ 2 en 2/1, 588 en 589 te beschikken;
   18° zich ertoe verbinden openingsuren te handhaven overeenkomstig de door de Regering krachtens artikel 590 vastgestelde voorschriften;
   19° in de lijn liggen van de programmering die de Regering of haar afgevaardigde overeenkomstig artikel 597 heeft opgesteld;
   20° de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht nemen.
   Aan de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, 6°, 9°, 10°, 15° en 17°, moet worden voldaan binnen zes maanden na het verlenen van de erkenning.
   De Regering kan de in deze paragraaf genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meerdere aanvullende erkenningsvoorwaarden.
   § 2. Om de erkenning van een specifiek initiatief te verkrijgen moet de dienst voor geestelijke gezondheidszorg:
   1° al minstens zes maanden erkend zijn als dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° het specifieke initiatief waarvoor hij de erkenning vraagt, beschrijven.
   De Regering kan de in deze paragraaf genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meerdere aanvullende erkenningsvoorwaarden.
   § 3. Om de erkenning van een therapeutisch club te verkrijgen moet de dienst voor geestelijke gezondheidszorg:
   1° al minstens zes maanden erkend zijn als dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° de therapeutisch club waarvoor hij de erkenning vraagt, beschrijven.
   De Regering kan de in deze paragraaf genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meerdere aanvullende erkenningsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 240, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.601.[1 § 1. De aanvraag tot erkenning wordt door de inrichtende macht van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg bij de Regering of haar afgevaardigde ingediend.
   § 2. De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door de Regering of haar afgevaardigde, waarin alle verbintenissen bedoeld in artikel 600 worden opgenomen.
   § 3. De erkenning wordt voor een onbepaalde duur door de Regering of haar afgevaardigde toegekend. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 241, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.602.[1 § 1. Het erkenningsbesluit voor de dienst voor geestelijke gezondheidszorg moet ten minste de volgende informatie bevatten:
   1° de volledige identiteit van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° de aanduiding van de zetel(s) van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   3° de aanduiding van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten toegekend voor elke functie;
   4° in voorkomend geval, de aanduiding van een specifiek aanbod voor kinderen of adolescenten;
   5° desgevallend, de gesubsidieerde werkingskosten.
   Indien nodig vult de Regering de in lid 1 bedoelde lijst aan.
   § 2. Het erkenningsbesluit van een specifiek initiatief moet ten minste de volgende informatie bevatten:
   1° de volledige identiteit van de betrokken dienst voor geestelijke gezondheidszorg;
   2° de aanduiding van het betrokken specifieke initiatief of de betrokken therapeutische club;
   3° de aanduiding van de zetel(s) van de dienst geestelijke gezondheidszorg waarop het specifieke initiatief of de therapeutische club betrekking heeft;
   4° in voorkomend geval, de aanduiding van het aantal gesubsidieerde voltijdse equivalenten toegekend voor het specifieke initiatief of de therapeutische club; 5° in voorkomend geval, de gesubsidieerde werkingskosten. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 242, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 602/1. [1 De benaming van de erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg gaat systematisch vergezeld van de woorden "dienst voor geestelijke gezondheidszorg erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 243, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art.603.[1 Gedurende de door de erkenning bestreken periode en binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een jaarlijkse subsidie genieten ter dekking van de personeels- en werkingskosten.
   De Regering stelt de modaliteiten, bedragen, de berekeningswijze en de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden voor de subsidie vast.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 244, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.604.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 245, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.605.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 246, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.606.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 247, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.607.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 248, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.608.[1 § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de dienst voor geestelijke gezondheidszorg een aanvullende subsidie ontvangen om de verbindingsfunctie te dekken, indien hij vóór 1 januari 2024 een verbindingsfunctie aan een personeelslid heeft toevertrouwd.
   Voor de toepassing van lid 1 betekent de verbindingsfunctie dat het multidisciplinair overleg voor elke begunstigde een personeelslid de taak toewijst om de interventies te coördineren, de genomen beslissingen te garanderen en het hele proces te ondersteunen.
   § 2. De Regering legt de modaliteiten, de bedragen, de berekeningswijze van de eventuele indexering en de toekenningsvoorwaarden van de in § 1, lid 1, bedoelde subsidie vast.
   § 3. De Regering of haar afgevaardigde stelt de subsidiabele kosten vast die ten laste komen van de in § 1, lid 1, bedoelde subsidie.
   § 4. De in § 1, lid 1, bedoelde subsidie wordt verleend tot het tijdstip waarop de persoon die voor 1 januari 2024 is aangewezen voor een verbindingsfunctie, die functie niet langer vervult. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 249, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.609.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 250, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.610.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 173, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.611.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 251, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 5. - Evaluatie, controle en sanctie
A. Evaluatie en controle
Art.612.[1 § 1. De activiteiten van elke dienst voor geestelijke gezondheidszorg worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   De dienst voor geestelijke gezondheidszorg neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure.
   § 2. De administratieve en financiële controle van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg wordt uitgeoefend door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Onder administratieve controle wordt verstaan de verificatie van de naleving van alle gewestelijke bepalingen door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
   Onder financiële controle wordt verstaan de verificatie van het gebruik van de door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg ontvangen financiering, met inbegrip van de verificatie van de verrichte facturering.
   Om alle inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden:
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheidszorgtijdens de openingsuren;
   2° alle dienst voor geestelijke gezondheidszorg berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door de dienst voor geestelijke gezondheidszorg elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke leidinggevend of elk personeelslid van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg horen;
   5° de dienst voor geestelijke gezondheidszorg schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot de dienst voor geestelijke gezondheidszorg.
   Voor zover mogelijk zorgt de dienst voor geestelijke gezondheidszorg ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten, kopieën en informatie die persoonsgegevens bevatten, anoniem worden gemaakt.
   Bij de uitoefening van hun in lid 4 bedoelde toezichthoudende bevoegdheden vragen de in lid 1 bedoelde personeelsleden van het Agentschap alleen om persoonsgegevens indien de verkrijging van die gegevens noodzakelijk, redelijk en proportioneel is voor het doel van de controle op de dienst voor geestelijke gezondheidszorg. Deze gegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel van de controle.
   Het in artikel 570 bedoelde individueel dossier kan worden geraadpleegd door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap, wanneer deze raadpleging noodzakelijk, passend en evenredig is aan het doel van toezicht op de dienst voor geestelijke gezondheidszorg. Deze raadpleging mag nooit betrekking hebben op de punten opgesomd in artikel 570, § 1, tweede lid, 6°, 7°, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 16° en 25°.
   De bij lid 2 verleende bevoegdheden mogen alleen worden uitgeoefend door speciaal daartoe aangewezen artsen en verpleegkundigen van het Agentschap wanneer zij betrekking hebben op gegevens over de gezondheidstoestand van de begunstigden.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij lid 2 aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor. ]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 252, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.613.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 253, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

B.   
Art.614.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 174, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

C. Sanctions
Art.615.De voorwaarden tot toekenning, [1 ...]1 intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering. Daartoe bepaalt ze de desbetreffende modaliteiten en termijnen en zorgt ervoor dat het recht om vóór de besluitvorming gehoord te worden in acht genomen wordt.
  [1 De Regering bepaalt de procedure voor de heroriëntering van begunstigden van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg waarvan de erkenning is ingetrokken. ]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 254, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.616.De erkenning [1 van een dienst voor geestelijke gezondheidszorg, een specifiek initiatief of een therapeutische club kan]1 ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van de bepalingen [1 van deze afdeling]1 of de [1 overeenkomstig deze afdeling]1 vastgelegde bepalingen.
  [1 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.]1

  ----------
  (1)<DWG 2024-01-10/15, art. 255, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.617.Wanneer de bepalingen [3 van deze afdeling en de ter uitvoering van deze afdeling genomen bepalingen]3 niet in acht genomen worden en, meer bepaald, wanneer de dienst voor geestelijke gezondheidszorg de nakoming van zijn verplichtingen blijft verzuimen, legt de Regering het aanmaningsstelsel vast en bepaalt ze de termijn waarbinnen de dienst voor geestelijke gezondheidszorg orde op zaken moet stellen.
  [1 [3 ...]3]1
  [3 ...]3.
  [3 ...]3.
  De opschorting van de erkenning houdt in dat de storting van de subsidies opgeschort wordt tot de datum waarop de verplichtingen nagekomen worden.
  De intrekking van de erkenning houdt in dat elke toekenning van subsidie vanaf de datum van de beslissing opgeschort wordt.
  Wanneer het gaat om een [3 intrekking van de erkenning voor een specifiek initiatief of een therapeutische club]3, worden de subsidies naar verhouding verminderd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 175, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2024-01-10/15, art. 256, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 2/1. [1 - Federaties van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg]1   ----------   (1)
Art. 617/1. [1 § 1. De diensten voor geestelijke gezondheidszorg kunnen zich verenigen en hun belangen toevertrouwen aan een federatie van diensten voor geestelijke gezondheidszorg, die de erkenning van de Regering of haar afgevaardigde kan aanvragen.
   De erkenning wordt verleend voor een hernieuwbare periode van vijf jaar.
   § 2. De federatie van diensten voor geestelijke gezondheidszorg heeft de volgende taken:
   1° ze bevordert het overleg met het oog op de ondersteuning en de bevordering van de werkfilosofie en de diversiteit van de acties die door haar leden worden ontwikkeld;
   2° ze versterkt gemeenschappelijke praktijken door een beroep te doen op de expertise van haar leden;
   3° ze biedt logistieke en technische ondersteuning aan haar leden;
   4° ze vertegenwoordigt haar leden collectief, overeenkomstig de geldende bepalingen:
   5° ze vertegenwoordigt een van haar leden individueel wanneer het daarom wordt verzocht, overeenkomstig de geldende bepalingen.
   § 3. Om erkend te worden moet de federatie van diensten voor geestelijke gezondheidszorg de volgende voorwaarden vervullen:
   1° opgericht zijn in de vorm van een rechtspersoon zonder winstoogmerk;
   2° minstens dertig procent van de erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg omvatten;
   3° een activiteitenprogramma invoeren waarin wordt aangegeven hoe de in paragraaf 2 bedoelde taken zullen worden uitgevoerd.
   § 4. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van de in paragraaf 1 bedoelde erkenning alsmede de modaliteiten en de procedure voor het intrekken van die erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 258, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 617/2. [1 Gedurende de door de erkenning bestreken periode en binnen de perken van de beschikbare begroting kan de Regering de federatie van diensten voor geestelijke gezondheidszorg een jaarlijkse subsidie verlenen ter dekking van de personeels- en werkingskosten.
   De Regering bepaalt de wijzen voor de erkenning en de modaliteiten voor de berekening van de in het vorig lid bedoelde subsidie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 259, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3.   
Onderafdeling 1.   
A.   
Art.618.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 44, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.619.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 44, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

B.   
Art.620.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 44, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 2.   
Art.621.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 44, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Onderafdeling 3.   
Art.622.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 44, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Afdeling 4. - Kadaster van het aanbod en informatieverstrekking aan het publiek
Art.623.§ 1. [3 Om de twee jaar zendt het Agentschap de Regering de twee jaar een syntheserapport]3 waarin melding gemaakt wordt van het aanbod van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en van de wijze waarop dat aanbod zich ontwikkeld heeft.
  Het syntheserapport, hierna " aanbodkadaster " genoemd, maakt ook melding van de activiteit van de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg [3 in bedoeld in hoofdstuk I/1]3.
  [3 De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf.]3
  § 2. Het aanbodkadaster wordt op gepaste wijze aan de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg meegedeeld volgens de bepalingen waarin de Regering voorziet.
  Het aanbodkadaster wordt [3 ter informatie]3 door de Regering [2 [3 ...]3]2 aan het Parlement overgelegd.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 180, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2024-01-10/15, art. 260, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.624.[3 Het Agentschap]3 [1 legt het publiek, algemeen of beroepshalve beschouwd, een lijst van de erkende diensten voor geestelijke gezondheidszorg ter inzage]1, met het grondgebied dat door elk van hen bediend wordt, de toegankelijkheidsmodaliteiten en de omschrijving van hun aanbod in de meest geschikte vorm.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 181, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2024-01-10/15, art. 261, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK II/1. [1 - Tele-onthaalcentra]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 624/1. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
   1° " centrum " : Tele-onthaalcentrum bestemd voor personen met psychologische problemen;
   2° " gebruiker ": persoon met psychologische problemen die zich tot een Tele-onthaalcentrum wendt;
   3° " vrijwilliger " : persoon onderworpen aan de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers die de in artikel 624/13 bedoelde opleiding heeft gevolgd en een in artikel 624/2 bedoelde luisteractiviteit ten gunste van een centrum uitoefent;
   4° " netwerk " : geheel van de instellingen die gelijktijdig of achtereenvolgens ten gunste van een gebruiker tussenkomen via een institutioneel overleg;
   5° " supervisie " : handeling inzake basis- of permanente opleiding, die concreet bestaat uit een reeks gesprekken tussen één of meer vrijwilligers en een derde die beschikt over een nuttige ervaring in de uit te voeren opdrachten en over vereiste capaciteiten om die gesprekken tot een goed einde te brengen;
   6° " Minister " : de Minister die voor gezondheid bevoegd is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 2. [1 - Tele-onthaalcentra]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 624/2. [1 § 1. De basisopdracht van het erkende centrum bestaat erin vierentwintig uur op vierentwintig oor te hebben voor de gebruiker alsook hem eventueel te oriënteren naar de gepaste hulp- en zorgverleningsdiensten.
   Luisteren naar de gebruiker zoals bedoeld in het eerste lid bestaat erin een welwillend oor voor elke gebruiker te hebben, hem antwoord te geven en eventueel te oriënteren om zo goed mogelijk in te spelen op de situatie en de moeilijkheden die zijn oproep gemotiveerd hebben.
   Het centrum is elke dag van het jaar vierentwintig uur op vierentwintig telefonisch bereikbaar, zoals bedoeld in het eerste lid; de toegang kan via andere voorzieningen uitgebreid worden naar gelang van de evolutie van de informatie - en communicatietechnologieën.
   § 2. De Regering bepaalt de minimale lijst van de diensten bedoeld in de eerste paragraaf, eerste lid, alsook de modaliteiten voor de oriëntering van de gebruiker naar die diensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/3. [1 § 1. Naast zijn hoofdopdracht bedoeld in artikel 624/2 kan het erkende centrum de volgende bijkomende activiteiten uitoefenen :
   1° informatie verstrekken aan al dan niet professionele derden en ze sensibiliseren voor luisterbereidheid;
   2° de opleiding luisterbereidheid voor professionele derden;
   3° de supervisie van al dan niet professionele derden in het kader van het onthaal en de luisterbereidheid.
   De Regering kan een minimale lijst van derden opmaken ten gunste van wie het centrum de bijkomende activiteiten bedoeld in het eerste lid uitoefent.
   § 2. De Regering kan de lijst van de bijkomende activiteiten bedoeld in het eerste lid uitbreiden op voorstel van de " Commission wallonne de la santé " (Waalse commissie voor gezondheid).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/4. [1 Het erkende centrum bevordert het geheel van zijn activiteiten bij het publiek, alsook bij de vakmensen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/5. [1 Om in netverband te kunnen werken verzamelt het erkende centrum informatie over de hulpmiddelen die beschikbaar zijn op zijn grondgebied, brengt het een samenwerking met de partners tot stand en sluit het een samenwerkingsovereenkomst met minstens één dienst voor geestelijke gezondheidszorg erkend krachtens de artikelen 539 en volgende, alsook met een geïntegreerde thuiszorgdienst bedoeld in artikel 434, 16°.
   Elke samenwerkingsovereenkomst tussen een erkend centrum en een partner bevat minstens de volgende gegevens :
   1° de identificatie van de partijen;
   2° het doel van de samenwerking;
   3° de verplichtingen van de partijen, waaronder die betreffende de modaliteiten voor de communicatie van de relevante informatie t.o.v. de doelstelling nagestreefd door de samenwerking;
   4° het beginsel van de naleving van dit hoofdstuk en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan;
   5° de duur van de overeenkomst;
   6° de voorwaarden voor de opzegging van de overeenkomst;
   7° de bevoegde instanties in geval van geschil.
   De overeenkomsten worden aan de Regering overgelegd binnen de maand waarin ze gesloten worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Art. 624/6. [1 Er kan hoogstens één centrum erkend worden voor elke provincie die tot 1 000 000 inwoners telt. Voor elke provincie met meer dan 1 000 000 inwoners kunnen hoogstens twee centra erkend worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/7.[1 Om de erkenning te verkrijgen wordt het centrum georganiseerd door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, zoals bedoeld in [2 het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]2, en oefent het zijn activiteiten uit op het grondgebied van het Franse taalgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 22, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Art. 624/8. [1 De aanvraag tot erkenning wordt door het centrum bij de Regering ingediend.
   Het aanvraagdossier bevat op zijn minst :
   1° de identificatie van de inrichtende macht;
   2° de melding van het grondgebied bestreken door de onthaalactiviteit;
   3° het bewijs van het bestaan van de activiteit van het centrum minstens één jaar voor de indiening van de aanvraag;
   4° de omschrijving van de ploeg;
   5° het actieplan, waarvan de inhoud door de Regering bepaald wordt.
   De inhoud en de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van de erkenningsaanvraag worden nader bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/9. [1 De erkenning wordt door de Regering voor onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld wordt dat de normen nageleefd worden of dat de normen die pas na de afgifte van de erkenning nageleefd kunnen worden, het voorwerp zijn van een verbintenis dat ze door de inrichtende macht nageleefd zullen worden binnen een termijn die door de Regering bepaald wordt.
   De verplichtingen die op het tijdstip van de erkenningsaanvraag nagekomen moeten worden betreffen :
   1° de rechtsvorm van het centrum;
   2° het bestaan van de activiteit van het centrum minstens één jaar tevoren.
   De verplichtingen die het voorwerp zijn van een verbintenis van de inrichtende macht betreffen de uitoefening van de opdrachten en de werking bedoeld in de artikelen 624/2 en volgende.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/10. [1 De procedures tot toekenning van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. [1 - Werking]1   ----------   (1)
Art. 624/11. [1 § 1. Het erkende centrum beschikt over minimum volgend personeel :
   1° een voltijds equivalent belast met de directie en de organisatie van het centrum;
   2° een voltijds equivalent secretariaat;
   3° anderhalve voltijds equivalent verantwoordelijk voor de opleiding en de supervisie van de luisteractiviteit van de vrijwilligers.
   De personen bedoeld in het eerste lid zijn de administratief verantwoordelijken.
   Onder " voltijds equivalent " wordt verstaan een werknemer die krachtens een arbeidsovereenkomst naar rato van achtendertig uur per week tewerkgesteld is.
   § 2. De Regering bepaalt de lijst van de diploma's en de specifieke kwalificaties alsook de bijscholingsverplichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de functies bedoeld in paragraaf 1.
   De specifieke taken i.v.m. elke functie worden nader bepaald door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/12. [1 § 1. Om de in artikel 624/2 bedoelde opdracht te vervullen doet het centrum een beroep op vrijwilligers.
   Het centrum zorgt ervoor dat het aantal beschikbare vrijwilligers per centrum volstaat om elke dag van het burgerlijk jaar, zondagen en feestdagen inbegrepen, vierentwintig op vierentwintig een luisteractiviteit te waarborgen.
   § 2. Als het erkende centrum vaststelt dat het aantal beschikbare vrijwilligers gedurende een periode van een maand niet volstaat om een welwillend oor te bieden volgens de modaliteiten bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en dat de partners van de overige erkende centra de toegankelijkheid van het centrum niet kunnen garanderen, overeenkomstig artikel 624/2, § 1, derde lid, verwittigt het de Regering volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   § 3. De Regering bepaalt de inhoud en de modaliteiten betreffende de informatie die het centrum haar meedeelt i.v.m. de indienstneming van zijn vrijwilligers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/13. [1 De vrijwilligers bedoeld in artikel 624/12 worden door het centrum uitgekozen, opgeleid en gesuperviseerd met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk.
   De minimale inhoud van de opleiding bedoeld in het eerste lid kan door de Regering in overleg met de directeurs van de erkende centra bepaald worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/14. [1 De gezamenlijke ploeg is gehouden tot het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het strafwetboek en tot de inachtneming van de anonimiteit van de gebruiker.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/15. [1 De centra bieden de gebruikers gratis gehoor, ongeacht de toegepaste technologie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/16. [1 § 1. De verantwoordelijken voor de directie en de organisatie en de verantwoordelijken voor de opleiding en de supervisie van de erkende centra vergaderen minstens vier keer per jaar om te zorgen voor de cohesie van de acties die door het geheel van de erkende centra gevoerd worden op het Franstalige grondgebied.
   § 2. De verantwoordelijken zorgen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten voor de opvolging van de werken die bij de Regering gevoerd worden. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/17. [1 De vergaderingen bedoeld in artikel 624/16 hebben o.a. tot doel :
   1° in het kader van de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 624/3, de organisatie, op gezamenlijke wijze, van beroepsactiviteiten en het uitwerken van de dragers die noodzakelijk zijn voor die activiteiten;
   2° het uitwerken en de organisatie van gemeenschappelijke opleidingen zowel voor professionele derden als voor de vrijwilligers van de erkende centra;
   3° het gezamenlijk werven van vrijwilligers;
   4° de uitwisseling van overwegingen en goede praktijken over specifieke thematieken i.v.m. met het luisteren naar de problemen van de gebruiker.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/18. [1 Gegevens over de gebruiker worden ingezameld met inachtneming van de deontologische regels en de bescherming van het privéleven, alsook van de anonimiteit van de gebruiker.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/19. [1 Het erkende centrum houdt een geïnformatiseerd bestand met de genummerde telefoonoproepen, de tussenkomsten met melding van dag en uur, de aard van het behandelde probleem, de identificatie van de vrijwilliger en het gegeven antwoord.
   Het bestand wordt minstens vijf jaar bewaard.
   De Regering kan bepalen welke bijkomende gegevens in het bestand opgenomen moeten worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 4. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 624/20. [1 Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering een toelage aan het erkende centrum voor de uitvoering van de opdrachten omschreven in dit hoofdstuk.
   De toelage kan de personeels- en werkingskosten dekken volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 5. [1 - Evaluatie, controle en sancties]1   ----------   (1)
Art. 624/21. [1 Wanneer een centrum erkend wordt, wordt het onderworpen aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
   De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald op basis van de opdrachten van het centrum en met inachtneming van de bepalingen aangenomen bij of krachtens dit hoofdstuk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/22. [1 De kwalitatieve evaluatie van de erkende centra en de administratieve en financiële controle erop worden uitgeoefend door de diensten die de Regering aanwijst.
   De diensten bedoeld in het eerste lid hebben vrije toegang tot de lokalen van het centrum en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de uitvoering van hun opdracht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 31, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/23. [1 § 1. De erkenning van het geheel of een gedeelte van de activiteiten die door een centrum uitgeoefend worden kan elk ogenblik opgeschort of ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de overeenkomstig dit hoofdstuk vastgelegde bepalingen.
   § 2. De opschorting van de erkenning heeft tot gevolg dat de storting van de toelagen opgeschort wordt tot de datum waarop orde op zaken gesteld wordt.
   De intrekking van de erkenning heeft tot gevolg dat geen toelage meer gestort wordt vanaf de datum van de beslissing.
   Als het gaat om een gedeeltelijke opschorting of intrekking van de activiteit, worden de toelagen verhoudingsgewijs verminderd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/24. [1 De procedures tot opschorting en tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering. ".
   Daartoe bepaalt de Regering de vormen en termijnen en waarborgt ze het recht om gehoord te worden vooraleer de beslissing genomen wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 33, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 3. [1 - Coördinatiecel]1   ----------   (1)
Art. 624/25. [1 § 1. De Regering kan volgens de modaliteiten die zij bepaalt een coördinatiecel voor de Tele-onthaalcentra erkennen die de volgende opdrachten zal vervullen :
   1° overleg tussen haar leden met het oog op de bevordering en de ondersteuning van de kwaliteit van de activiteiten;
   2° de vertegenwoordiging van de erkende centra op gemeenschappelijke of individuele wijze als ze daarom vragen;
   3° de ontwikkeling van uitwisselingen en overwegingen tussen haar leden, met name de organisatie en de ondersteuning van de samenwerking tussen centra bedoeld in de artikelen 624/16 en 624/17;
   4° de totstandbrenging van banden met de federaties of andere representatieve organen van de sector.
   § 2. De cel die wenst erkend te worden wordt georganiseerd in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
   De cel maakt een activiteitenprogramma op dat voorziet in de wijze waarop de opdrachten vermeld in paragraaf 1 uitgevoerd zullen worden inzake inhoud, doelstellingen, evaluatie van het halen hiervan in de vorm van indicatoren en begroting.
   De erkenning heeft een duur van vier jaar. Ze is hernieuwbaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 35, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art. 624/26. [1 § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering een toelage aan de erkende cel voor de uitvoering van de opdrachten omschreven in deze afdeling.
   De toelage kan de personeels- en werkingskosten dekken volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-03-27/14, art. 36, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK III. - Verslavingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.625.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  1° " verslavingen ", afhankelijkheid en gewenning wegens overmatig gebruik van :
  a) geoorloofde of ongeoorloofde psychotrope producten;
  b) alcohol of tabak;
  c) spelen;
  2° " entourage " : elke persoon die bevoorrechte relaties onderhoudt met de persoon die aan verslavingen lijdt;
  3° " netwerk " : het geheel van de instellingen gespecialiseerd in verslavingen, in het bijzonder, en inzake hulp- en zorgverlening, in het algemeen, die gelijktijdig of achtereenvolgend tussenkomen ten gunste van de personen die aan verslavingen lijden of van hun entourage, hierna " begunstigden ", in de vorm van institutioneel overleg;
  4° " institutioneel overleg " : het kader of de samenwerking tussen de instellingen, los van een toestand, opdat hun vakmensen desnoods kunnen samenwerken;
  5° " intervisie " : de creatie en de ontwikkeling van een opleidingssynergie, in een dynamiek van zelfopleiding door het scheppen van een context waarin de collectieve intelligentie binnen een groep van gelijken makkelijk aan de dag kan treden, zodat hen de mogelijkheid gegeven wordt om hun beroepspraktijk te onderzoeken, te verdiepen en te verbeteren;
  6° " supervisie " : de handeling inzake de basis- of voortgezette opleiding, meer bepaald een reeks gesprekken tussen een personeelslid van de instellingen bedoeld in het vorige lid en een derde met een nuttige ervaring in de uitgevoerde opdrachten en met de vereiste capaciteiten om die gesprekken tot een goed eind te brengen;
  De Regering is bevoegd om de lijst van de in 1 [1 ...]1 bedoelde verslavingen uit te breiden op basis van de evolutie van de wetenschappelijke kennis.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 182, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.626. De zorg- en hulpverleningsnetwerken en -diensten gespecialiseerd in verslavingen voorzien ter informatie alle akten en andere stukken, advertenties en aanplakkingen die van de dienst uitgaan van een melding waaruit blijkt dat ze door het Waalse Gewest erkend zijn en gesubsidieerd worden.

Afdeling 2. - Zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Zorgzones
Art.627.§ 1. Het Franstalige grondgebied van het Waalse Gewest wordt in minstens twaalf zorgzones onderverdeeld. De geographische afbakening wordt door de Regering bepaald met inachtneming van de territoriale grenzen van de verenigingen bedoeld in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, hierna " overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg " genoemd.
  Binnen elke zorgzone wordt een in verslavingen gespecialiseerd zorg- en hulpverleningsnetwerk opgericht, hierna " netwerk " genoemd.
  Het institutioneel overleg van het netwerk ligt in ruimere mate in de lijn van het overleg ingesteld door de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg waarmee het samenwerkt en van elke andere vorm van institutioneel overleg bepaald door de Regering naar gelang van de evolutie van de behoeften of van de organisatie van de zorg- en hulpverlening.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, [1 ...]1, mogen de in de aangrenzende zones gevestigde netwerken één enkel netwerk vormen voor zover ze binnen de territoriale grenzen van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg blijven.
  § 3. De netwerken die het wensen mogen via overlegde tenlastenemingsprocessen samenwerkingsovereenkomsten sluiten om hun wederzijdse acties ten gunste van de begunstigden te intensifiëren.
  De samenwerkingsovereenkomst tussen de netwerken bevat minstens :
  [1 1°]1 de identificatie van de partijen;
  [1 2°]1 het voorwerp van de samenwerking;
  [1 3°]1 de plichten van de partijen, o.a. die betreffende de modaliteiten voor de verstrekking van relevante informatie t.o.v. van de doelstelling die door de samenwerking nagestreefd wordt;
  [1 4°]1 het beginsel van de naleving van het decreet en van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan;
  [1 5°]1 de duur van de overeenkomst;
  [1 6°]1 de voorwaarden van opzegging van de overeenkomst;
  [1 7°]1 de bevoegde instanties in geval van geschil.
  De overeenkomsten worden aan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 meegedeeld binnen de maand waarin ze gesloten worden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 183, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. - Opdrachten en werking
A. Opdrachten
Art.628.§ 1. Om de kwaliteit van de zorg- en hulpverlening te verbeteren en om de continuïteit van de tenlastenemingen te bevorderen vervult het netwerk de volgende specifieke opdrachten :
  1° de identificatie van het bestaande aanbod in samenwerking met de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheidszorg en van de vraag naar hulp- en zorgverlening inzake verslavingen in de zorgzone waar het zijn activiteiten uitoefent;
  2° het institutioneel overleg betreffende de verdeling van de taken en de complementariteit ervan om een coherent zorg- en hulpverleningsaanbod in de betrokken zorgzone te ontwikkelen, incluis de tenlasteneming van crisis- en noodtoestanden, ongeacht de aard van de verslaving;
  3° op institutioneel en methodologisch vlak, de ondersteuning van de actie van de hulp- en zorgverleningsdiensten gespecialiseerd in verslavingen, hierna " diensten " genoemd, in het kader van de samenwerking tussen hen en de overige leden van het netwerk, door het sluiten van overeenkomsten of het uitwerken van gemeenschappelijke instrumenten, wat de volgende domeinen betreft :
  a) onthaal van en informatieverstrekking aan de begunstigden;
  b) psychosociale begeleiding;
  c) psychotherapeutische en medische tenlasteneming;
  d) de zorgverlening, o.a. minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming of de tenlasteneming in een ziekenhuis;
  e) de vermindering van de risico's;
  4° de samenwerking met het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg van het grondgebied waar het netwerk ingeschreven is;
  5° het opstarten van de intervisie wanneer ze nog niet ten uitvoer is gelegd binnen de zorgzone of de organisatie ervan op verzoek van de leden van het netwerk.
  § 2. Het netwerk garandeert al haar leden dat het beroepsgeheim in acht genomen wordt.
  § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in [1 paragraaf 1]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 184, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.629.§ 1. De netwerken worden georganiseerd in de vorm van een vereniging bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van een vereniging zonder winstoogmerk en verenigen de rechtspersonen die binnen een zorgzone de volgende activiteiten uitoefenen :
  1° onthaal van en informatieverstrekking aan de begunstigden;
  2° psychosociale begeleiding;
  3° psychotherapeutische en medische tenlasteneming;
  4° de zorgverlening, o.a. minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming of de tenlasteneming in een ziekenhuis;
  5° de vermindering van de risico's.
  § 2. Wanneer de zorgzone een stad van meer dan [1 150.000]1 inwoners telt, wordt het netwerk door die stad georganiseerd, tenzij ze beslist om de organisatie van het netwerk te delegeren aan een vereniging bedoeld in voornoemde wet van 8 juli 1976 of aan een vereniging zonder winstoogmerk.
  Wanneer het netwerk door een stad georganiseerd wordt, verbindt die stad zich ertoe het institutioneel overleg te waarborgen voor de instellingen of de vakmensen die hun activiteiten binnen het grondgebied van de zorgzone uitoefenen, onder dezelfde voorwaarden, ook wanneer ze buiten het gemeentelijke grondgebied gevestigd zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 185, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

B. Werking
Art.630. De opdrachten van het netwerk worden uitgeoefend in het kader van een actieplan dat minstens de volgende gegevens bevat :
  1° de nagestreefde doelstellingen;
  2° de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van de doelstellingen bedoeld in 1o;
  3° de criteria voor de evaluatie van de acties ontwikkeld om de doelstellingen te halen.
  De Regering bepaalt de minimuminhoud van het actieplan en neemt er het volgende in op :
  1° de uitwisseling van de informatie tussen het netwerk en de leden ervan;
  2° de organisatie van de coördinatiefunctie zoals bedoeld in artikel 632;
  3° het financieel beheer en de logistiek.

Art.631.§ 1. Het netwerk is samengesteld uit rechtspersonen die activiteiten inzake verslavingen uitoefenen, in meerderheid binnen de zorgzone, en minstens uit de diensten die de erkenning hebben aangevraagd of verkregen, indien ze bestaan.
  § 2. Zonder lijstbeperking en met het oog op een beter institutioneel overleg zorgt het netwerk ervoor om zijn samenstelling tot de volgende rechtspersonen uit te breiden :
  1° de huisartskringen bedoeld in het koninklijk besluit van 8 juli 2002;
  2° de geïntegreerde gezondheidsverenigingen erkend op basis van het hoofdstuk 2 ban titel 1 van boek VI van het tweede deel;
  3° de diensten voor geestelijke gezondheidszorg erkend krachtens het hoodstuk 2 van titel II van boek II van het tweede deel;
  4° de centra voor de coördinatie van thuisverzorging en thuisdiensten bedoeld in het hoofdstuk 3, van titel 1, van boek VI van het teweede deel;
  5° de centra voor levens- en gezinsvragen;
  6° de verzorgingsinrichtingen bedoeld in de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op het 10 juli 2008;
  7° de centra voor functionele heraanpassing die een overeenkomst met het RIZIV gesloten hebben;
  8° het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg in het kader waarvan de actie van het netwerk past;
  9° de verenigingen van begunstigden.
  § 3. Het netwerk wordt gestuurd door een comité, met name het " sturingscomité ", dat samengesteld is uit de afgevaardigden van elke rechtspersoon die deel uitmaakt van het netwerk.
  Het sturingscomité bepaalt de doelstellingen, keurt de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging ervan goed en evalueert het actieplan van het netwerk.
  Bij gebrek aan sturingscomité kunnen zijn opdrachten vervuld worden door de algemene vergadering van de vereniging bedoeld in bedoeld in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de vereniging zonder winstoogmerk.
  § 4. Het sturingscomité wordt geregeld op grond van een huishoudelijk reglement en wijst binnen zijn midden het lid aan dat het voorzitterschap zal waarnemen.
  De minimuminhoud van het huishoudelijk reglement wordt door de Regering bepaald met inachtneming van de beginselen van het institutioneel overleg en van het evenwicht tussen de partners.
  De notulen worden door het secretariaat van het sturingscomité opgemaakt en gedurende hoogstens vijf jaar ter beschikking gesteld van de Regering [2 of haar afgevaardigde]2.
  Het sturingscomité betrekt bij zijn werkzaamheden elke persoon wiens kwalificatie of bevoegdheden nodig zijn om de doelstellingen te halen.
  § 5. Alle beslissingen van het sturingscomité vereisen de meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden of van de leden vertegenwoordigd binnen de groep van de leden van de openbare sector en de meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden of van de leden vertegenwoordigd binnen de groep van de leden van de privé sector.
  § 6. De leden van het netwerk verbinden zich ertoe aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  1° ze verstrekken hun diensten zonder onderscheid van geslacht, ras, taal, godsdienst, overtuiging of maatschappelijke herkomst;
  2° ze respecteren de keuze van de aard van de tenlasteneming die door de begunstigde wordt gemaakt;
  3° ze werken uitsluitend voor begunstigden die op eigen initiatief een beroep op hun diensten doen, ongeacht of ze al dan niet het voorwerp van een rechterlijk bevel uitmaken.
  § 7. Elke rechtspersoon die in de bedoelde zorgzone betrokken is bij de activiteiten waarop het netwerk gericht is, heeft het recht om zijn deelneming aan te vragen indien hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in [1 paragraaf 5]1 en het actieplan goedkeurt.
  Zijn aanvraag wordt door het sturingscomité onderzocht en behandeld volgens de voorschriften van het huishoudelijk reglement.
  Het netwerk heeft het recht om een onderscheid te maken tussen de hoedanigheid van gewoon lid en die van lid dat met zijn activiteiten instemt, voor zover dat recht, alsook de respectieve rechten en plichten, vermeld worden in de statuten of in de stichtingsakte die ermee gelijkgesteld wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 186, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.632. Het sturingscomité voorziet zich van een coördinatiefunctie en wijst de persoon (personen) aan die met die functie belast wordt (worden), hierna " de coördinator " genoemd.
  De coördinator vervult de volgende opdrachten :
  1° de uitwerking en de tenuitvoerlegging van het actieplan;
  2° de tenuitvoerlegging van de doelstellingen i.v.m. de opdrachten van het netwerk.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten.

Art.633.Om de uitwisseling van de netwerkpraktijken te bevorderen, organiseert de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 minstens één keer per jaar een overleg met de netwerken, waarvoor ze de coördinatoren uitnodigt.
  Dat overleg heeft betrekking op de modaliteiten voor de vervulling van de opdrachten.
  Het maakt het voorwerp uit van een oproeping die minstens vijftien dagen vooraf verzonden wordt.
  De oproeping vermeldt de datum, het uur en de plaats van het overleg, de nodige aanhangsels voor de goede uitvoering van de werkzaamheden, alsook de mogelijkheid voor elk netwerk om er een complement aan toe te voegen.
  De agenda wordt erin bepaald. Het gaat vergezeld van de notulen van het overige overleg indien het niet eerder is meegedeeld.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Erkenning
Art.634. Om de erkenning te verkrijgen legt de inrichtende macht van het netwerk een actieplan over waarvan de tenuitvoerlegging uitvoerig beschreven wordt overeenkomstig de opdrachten en verbindt ze zich ertoe het institutioneel overleg overeenkomstig onderafdeling 1 van afdeling 2 van dit hoofdstuk ten gunste van haar leden te organiseren.

Art.635. De erkenningsaanvraag bevat :
  1° de identificatie van de inrichtende macht;
  2° de melding van de zorgzone waarin het haar activiteit uitoefent;
  3° het actieplan van het door het sturingscomité goedgekeurde netwerk.
  De inhoud van de erkenningsaanvraag en de modaliteiten voor de indiening en de behandeling ervan worden door de Regering bepaald.

Art.636.De erkenning wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 voor onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld wordt dat de normen nageleefd worden of dat de normen waaraan pas na het verkrijgen van de erkenning voldaan kan worden, het voorwerp zijn van een verbintenis waarbij de inrichtende macht belooft eraan te voldoen binnen een termijn die door de Regering bepaald wordt.
  De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de aanvraag van de erkenning betreffen :
  [1 1°]1 de rechtsvorm van de inrichtende macht;
  [1 2°]1 de opmaking van het actieplan.
  De verplichtingen die het voorwerp zijn van een verbintenis van de inrichtende macht zijn die betreffende de uitoefening van de opdrachten en de goede werking, alsook de bijwerking van het actieplan, waarop onderafdeling 2 van afdeling 2 van dit hoofdstuk betrekking heeft.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 187, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.637. Het netwerk kan erkend worden ondanks het bestaan van diensten in de zorgzone ervan.

Art.638.Elk netwerk beschikt over een erkenning in de vorm van een document dat de zorgzone specificeert waarin het zijn actie uitoefent.
  Het actieplan maakt noodzakelijk deel uit van de erkenning.
  [1 Elke wijziging in het actieplan wordt door de Regering of haar afgevaardigde goedgekeurd volgens de modaliteiten die door de Regering worden bepaald.]1.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 188, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.639. Het netwerk kan erkend worden ondanks het bestaan van diensten in de zorgzone ervan.

Onderafdeling 4. - Subsidiëring
Art.640. Binnen de perken van de begrotingskredieten worden subsidies naar rato van het aantal inwoners van elke zorgzone toegekend, waarbij het minimumbedrag op 30.000 euro vastgelegd wordt.

Afdeling 3. - Hulp- en verzorgingsdiensten gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Opdrachten en werking
A. Opdrachten
Art.641.§ 1. Behalve het onthaal en de informatieverstrekking, vervult de dienst op specifieke wijze en ten behoeve van de begunstigden minstens één van de volgende opdrachten :
  1° de psychosociale begeleiding;
  2° de psychotherapeutische en medische tenlasteneming;
  3° de zorgverlening, waaronder minstens de vervangende zorgverlening, de ontwenningskuren, de residentiële tenlasteneming en de tenlasteneming in het ziekenhuis;
  4° de beperking van de risico's.
  Die opdrachten worden uitgeoefend in het kader van het multidisciplinair overleg.
  Het multidisciplinair overleg beoogt de evaluatie van de behoeften van de begunstigde, de evolutie ervan, de beschikbare hulpmiddelen binnen de dienst, in of buiten het netwerk om het meest geschikte antwoord te geven.
  Het wordt gelijktijdig uitgeoefend in het kader van de dienst en van de relaties binnen het netwerk.
  Het is het voorwerp van de instemming van de begunstigde, bij voorkeur schriftelijk en elk ogenblik herroepbaar.
  De dienst zorgt in de vorm van een bijkomende opdracht en op verzoek voor de supervisie en de intervisie van het personeel van instellingen die deel uitmaken van het netwerk, indien het bestaat.
  § 2. De opdrachten worden op ambulante wijze uitgevoerd.
  § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in [1 paragraaf 1]1 van dit artikel met inachtneming van de therapeutische vrijheid en van de bescherming van de private levenssfeer.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 189, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.642. § 1. De onthaal- en informatieopdracht bedoeld in artikel 641, § 1, wordt op efficiënte wijze georganiseerd zodat zo spoedig mogelijk ingespeeld kan worden op de aanvraag van elke begunstigde.
  Ze bevat minstens :
  1° de analyse de aanvraag;
  2° desnoods, de oriëntering naar een andere dienst die voldoet aan de definitie van dit decreet, elke andere zorg- of hulpinstelling of elke vakmens, waarvan het antwoord beter past.
  Ze wordt georganiseerd door de hulpmiddelen binnen het netwerk te verdelen.
  Onder " hulpmiddelen " wordt verstaan de methodologische instrumenten voor de analyse of de informatiebronnen.
  § 2. Wanneer na onderzoek van de aanvraag blijkt dat binnen de zorgzone geen enkel antwoord met de aanvraag of met de vrije keuze van de begunstigde overeenstemt, wordt de aanvraag georiënteerd naar gelang van de kenmerken ervan of van de keuze van de begunstigde.

Art.643. De psychosociale begeleidingsopdracht bedoeld in artikel 641, § 1, 1°, zorgt zolang het nodig is en met de toestemming van de begunstigde voor een geïndividualiseerde opvolging, in overleg met het geheel van de actoren van de zorg- en hulpverlening.
  Zodra de begunstigde met het begeleidingsvoorstel heeft ingestemd, ongeacht of het gaat om een persoon die aan verslavingen lijdt of om zijn entourage, beoogt de in dit artikel bedoelde opdracht de organisatie van het antwoord, de verbetering van zijn toestand, zijn herstelling en psychosociale herinschakeling door hem gedurende zijn hele traject te begeleiden.

Art.644. De opdracht betreffende de psychotherapeutische en medische tenlasteneming bedoeld in artikel 641, § 1, 2°, omvat de organisatie van de raadplegingen in het ambulante kader voor de begunstigden of, op zijn minst, de samenwerking met de leden van het netwerk voor de organisatie ervan.

Art.645. De opdracht inzake risicovermindering bedoeld in artikel 641, § 1, 4°, is vervuld zodra de dienst activiteiten organiseert met het oog op de vermindering van de schade die aan het verbruik te wijten is en opdat de levens- en gezondheidskwaliteit van de begunstigde aan zijn keuzen zou beantwoorden.

Art.646. Om de in artikel 641 bedoelde opdrachten uit te oefenen integreert de dienst zijn activiteiten in die van het netwerk van de zorgzone waarin hij zijn actie uitoefent.
  Hij geeft zijn personeel de toestemming om deel te nemen aan supervisie- en intervisieactiviteiten met het oog op de verbetering van de praktijken.

Art.646/1. [1 Diensten die de opdracht inzake risicovermindering uitvoeren in de zin van artikel 645 zijn gemachtigd om:
   1° de volgende geneesmiddelen en medische hulpmiddelen rechtstreeks bij leveranciers te kopen, op te slaan en aan hun begunstigden te leveren:
   a) water voor injectie in kleine verpakkingen voor eenmalig gebruik;
   b) citroenzuur voor injectie in kleine verpakkingen voor eenmalig gebruik;
   c) ascorbinezuur voor injectie in kleine verpakkingen voor eenmalig gebruik;
   d) steriele desinfectiedoekjes voor eenmalig gebruik;
   e) spuiten en naalden die zijn aangepast aan de praktijken van injecterende drugsgebruikers;
   2° kits met steriele materialen en medische hulpmiddelen te bestellen bij apothekers, verdelers, groothandelaars, invoerders en fabrikanten erkend door de Federale Minister van Volksgezondheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/44, art. 2, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


B. Werking
Art.647. § 1. De opdrachten van de dienst worden uitgeoefend in het kader van een actieplan dat op zijn minst de volgende gegevens bevat :
  1° de omgeving van de dienst op territoriaal en institutioneel vlak;
  2° de algemene organisatie van de dienst, uitvoerig omschreven voor elke opdracht;
  3° de doelstellingen;
  4° de acties die uit de doelstellingen voortvloeien;
  5° de evaluatie in de vorm van kwantitatieve ou kwalitatieve indicatoren.
  De indicatoren meten de afstand tussen de doelstelling en de ten uitvoer gelegde acties.
  De inrichtende macht die de erkenningsaanvraag indient is verantwoordelijk voor de definitie van het actieplan en de tenuitvoerlegging ervan.
  § 2. De Regering bepaalt de minimuminhoud van het actieplan door er het volgende in op te nemen :
  1° de organisatie van het antwoord en van de tenlasteneming, meer bepaald de definitie van het multidisciplinair overleg, en, indien de dienst geïntegreerd is in een instelling die andere activiteiten organiseert voor personen die begunstigden zouden kunnen worden, de verdeling van de taken onder het personeel van de dienst en het personeel gefinancierd op basis van andere bepalingen;
  2° de communicatie, meer bepaald, enerzijds, de activiteiten die zorgen voor de zichtbaarheid van de actie van de dienst en, anderzijds, de communicatie van alle relevante informatie t.o.v. de activiteiten gevoerd tussen de dienst en de overige leden van het netwerk of t.o.v. het netwerk zelf;
  3° de aangewende hulpmiddelen, ongeacht de aard ervan.

Art.647/1. [1 Elke dienst werkt met een multidisciplinair team bestaande uit administratief, ondersteunend en verzorgend en psychosociaal personeel.
   De Regering bepaalt de regels voor de samenstelling van het multidisciplinaire team van de diensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/44, art. 3, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Onderafdeling 2. - Erkenning
Art.648. De erkenning wordt verleend indien de dienst georganiseerd is door een overheid of een vereniging zonder winstoogmerk en zijn activiteiten op het grondgebied van het Franse taalgebied uitoefent.

Art.649.De erkenningsaanvraag wordt door de inrichtende macht van de dienst bij de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 ingediend.
  Het dossier bevat minstens :
  1° de identificatie van de inrichtende macht;
  2° de vermelding van de zorgzone waar ze haar activiteiten hoofdzakelijk wenst uit te oefenen;
  3° de omvang van de bediende bevolking;
  4° de vermelding van de opdrachten waarvoor de erkenning aangevraagd wordt;
  5° het actieplan van de dienst, uitvoerig omschreven naar gelang van de gevraagde opdrachten.
  De Regering bepaalt de inhoud, de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van de erkenningsaanvraag.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.650.De erkenning wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 voor een onbepaalde duur verleend zodra vastgesteld is dat de normen nageleefd worden of dat de normen die pas na het verkrijgen van de erkenning nageleefd kunnen worden het voorwerp van een verbintenis zijn waarbij de inrichtende macht belooft eraan te voldoen binnen een termijn die door de Regering bepaald wordt.
  De verplichtingen die nagekomen moeten worden bij de aanvraag van de erkenning betreffen :
  [1 1°]1 de rechtsvorm van de inrichtende macht;
  [1 2°]1 het opmaken van het actieplan.
  De verplichtingen die het voorwerp zijn van een verbintenis van de inrichtende macht betreffen de uitoefening van de opdrachten en de werking bedoeld in afdeling 1 van dit hoofdstuk.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 190, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.651. Elke dienst beschikt over een erkenning in de vorm van een document met de opdrachten waarvoor ze verleend wordt, de bediende bevolking, de plaats van de activiteiten en de zorgzone waarin hij zijn actie hoofdzakelijk inschrijft.

Art.652. De procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden door de Regering vastgelegd.

Art.653.§ 1. De dienst kan erkend worden ondanks het bestaan van een netwerk in zijn zorgzone.
  § 2. Bij gebrek aan netwerk kan het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg voor het grondgebied waarvan de zorgzone ingeschreven is, een erkenning verkrijgen onder dezelfde voorwaarden als een netwerk en zolang geen netwerk erkend is.
  In dat geval worden de praktische modaliteiten tot overdracht van activiteiten van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg aan het netwerk in een overeenkomst vastgelegd.
  § 3. Wanneer er geen aanvraag tot erkenning als netwerk is ingediend en twee diensten binnen dezelfde zorgzone erkend worden, beschikken die over een termijn van twee jaar, die ingaat op de datum waarop de meest recente erkenning is verleend, om een netwerk aan te leggen of om zich te integreren in het netwerk ingesteld overeenkomstig de vorige paragraaf.
  In geval van mislukking verliezen de diensten hun erkenning na afloop van die termijn.
  § 4. Indien de terreinactoren, ongeacht wie het zijn, netwerk noch dienst in een zorgzone organiseren, is de Regering bevoegd om die organisatie toe te vertrouwen aan een andere aangrenzende zorgzone die al ingesteld is en die daarom verzoekt, voor zover het gaat om een zorgzone ingeschreven op het grondgebied van hetzelfde overlegplatform inzake geestelijke gezondheidszorg.
  § 5. Wanneer de zorgzone een stad van meer dan [1 150.000]1 inwoners telt en dat die stad geen enkel initiatief genomen heeft om het netwerk na afloop van een periode van twee jaar aan te leggen, worden de erkende diensten bij voorafgaande beslissing van de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 ertoe gemachtigd een netwerk aan te leggen met het oog op de erkenning ervan.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 191, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Subsidiëring
Art.654.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 verleent subsidies aan de erkende diensten binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen.
  De erkende dienst geniet de toekenning van subsidies voor de zorgzone waarin hij zijn activiteit als hoofdactiviteit uitoefent.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.655.[1 Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, verleent de Regering een jaarlijkse subsidie als tegemoetkoming aan de erkende diensten om de werkings- en personeelskosten te dekken.
   De Regering bepaalt de berekeningsmethode, de voorwaarden voor de toekenning en het gebruik van de subsidie.
   Voor elke erkende dienst in het zorggebied mag de subsidie niet minder bedragen dan 250.000 geïndexeerd per boekjaar.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-25/44, art. 4, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Onderafdeling 4. - Begunstigden
Art.656.[1 De erkende dienst aanvaardt elke aanvraag]1, zonder voorafgaande voorwaarde van aansluiting tot een structuur of, indien hij georganiseerd is door een inrichtende macht die andere dienstverstrekkingen aanbiedt, zonder voorwaarde van uitsluitend beroep op zijn diensten, met inachtneming van de vrije keuze van de begunstigde.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 193, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.657.Bij het onthaal ontvangt de begunstigde een informatiedocument met :
  1° de methodologie van de erkende dienst waarop hij een beroep doet;
  2° elk gegeven dat nuttig is voor zijn tenlasteneming en voor zijn deelneming hieraan;
  3° de kost die eventueel door de begunstigde gedragen wordt;
  4° de melding van de erkenning verleend door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1.
  De minimuminhoud van het informatiedocument wordt nader bepaald door de Regering.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.658. De begunstigde wordt betrokken bij elke beslissing die hem betreft.

Art.659. § 1. Voor elke tenlasteneming wordt een individueel dossier aangelegd met de gegevens die daarvoor nuttig zijn en de continuïteit van de zorgverlening, met inachtneming van de deontologische regels en met die inzake bescherming van de private levensfeer.
  De minimuminhoud van het individuele dossier wordt nader bepaald door de Regering.
  Onverminderd andere wetsbepalingen, worden de individuele dossiers minstens 5 jaar na afsluiting ervan bewaard onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht of van de persoon die zij daartoe aanwijst.
  § 2. Onverminderd andere bepalingen mag de begunstigde op verzoek zijn individueel dossier inkijken en kan hij een dienstenverstrekker die niet deel uitmaakt van de dienst of elke andere vertrouwenspersoon aanwijzen om er inzage van te nemen.

Art.660.§ 1. De dienst vordert van de begunstigde of, in voorkomend geval, van diens wettelijke vertegenwoordigers of rechtsreeks van de betrokken instellingen, de honoraria of financiële bijdragen die hen krachtens wetten of verordeningen worden opgelegd.
  Er kan gratis geraadpleegd worden op basis van een huishoudelijk reglement waarin de desbetreffende modaliteiten vastliggen.
  Het huishoudelijk reglement, alsook elke wijziging die erin aangebracht wordt, [1 worden aan de Regering en haar afgevaardigde overgemaakt, volgens de modaliteiten en termijnen die door de Regering worden bepaald]1.
  § 2. Voor de verstrekkingen bepaald bij de wet van 9 augustus 1963, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 14 juli 1994 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt de financiële bijdrage van de verzekering gevorderd, hetzij op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging, hetzij op basis van het forfaitaire bedrag bedoeld in artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 juli 1994 houdende coördinatie van bovenbedoelde wet.
  Wanneer de financiële bijdrage van de verzekering op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging wordt gevorderd, wordt geen persoonlijke bijdrage van de verzekerde begunstigde of van diens wettelijke vertegenwoordiger geëist, behalve die bedoeld in artikel 37 van genoemde wet.
  Bij gebrek aan de financiële bijdrage van de verzekering, wordt de persoonlijke bijdrage van de begunstigde vastgesteld op basis van de betaling per verstrekking volgens de nomenclatuur van de geneeskundige verzorging.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 194, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.661. De dienst vordert een financiële bijdrage voor de verstrekkingen van het niet medisch personeel, met inachtneming van de modaliteiten en van een maximumtarief die door de Regering bepaald worden.
  Dat tarief wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.

Art.662. De tarieven, honoraria en financiële bijdragen worden aangeplakt in de lokalen van de dienst en verschijnen in de informatiebladen die hij publiceert.

Afdeling 4. - Bepalingen gemeen aan de hulp- en zorgnetwerken diensten voor gespecialiseerd in verslavingen
Onderafdeling 1. - Vereffening van de subsidies, controle en boekhouding
Art.663. De erkende netwerken en diensten gebruiken hun subsidies om de personeelsuitgaven en werkingskosten van het boekjaar te dekken.
  De eventuele investeringen zijn het voorwerp van een afschrijving volgens de regels die de Regering bepaalt.
  Het boekjaar is de periode tussen 1 januari en 31 december.
  De Regering bepaalt de procedures en termijnen voor de rechtvaardiging van de subsidie, alsook de aard van de toelaatbare uitgaven.

Art.664.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 195, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.665. De subsidies worden geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, subsidies en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
  De indexeringen die in de loop van het boekjaar plaatsvinden worden in aanmerking genomen bij de betaling van het saldo van de subsidie.

Art.666.De erkende netwerken of diensten die hun recht op subsidies laten gelden houden boeken met, per boekjaar, de financiële resultaten van hun beheer en [1 maken de boekhoudkundige en financiële gegevens aan de Regering en haar afgevaardigde over op de wijze en binnen de termijn die door de Regering worden bepaald]1.
  De Regering bepaalt het boekhoudplan dat toepasselijk is op de federatie, de netwerken en de diensten.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 196, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.666/1. [1 Na kennisgeving gaat het Agentschap over tot de rechtzetting en de ambtshalve invordering van de toelagen verleend op grond van onjuiste aangiften of waarvan het gebruik ongerechtvaardigd blijkt te zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/44, art. 5, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.666/2. [1 Ze worden rechtgezet en ingevorderd in de loop van de tweede maand na die van de kennisgeving en kunnen het voorwerp uitmaken van een aanzuiveringsplan. Als het overschot minder dan tien procent van de jaarlijkse subsidie bedraagt, worden de terug te vorderen bedragen afgetrokken van de volgende subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-25/44, art. 6, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Onderafdeling 2. - Evaluatie, controle en sancties
Art.667.De kwalitatieve evaluatie van de erkende netwerken en diensten en de administratieve en financiële controle erop worden verricht door de ambtenaren en personeelsleden die de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 aanwijst.
  Ze hebben vrije toegang tot de lokalen van het netwerk of van de dienst en hebben het recht om ter plaatse inzage te nemen van de stukken en documenten die ze nodig achten voor de vervulling van hun opdracht.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.668. Wanneer het netwerk of de dienst erkend is, onderwerpt het/hij zich aan de evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
  De modaliteiten en de periodiciteit van de evaluatie worden door de Regering bepaald op basis van het actieplan en van de naleving van de bepalingen aangenomen bij of overeenkomstig dit decreet, waarbij de periodiciteit minstens twee jaar bedraagt.

Art.669.In geval van ongunstige evaluatie kan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 de erkenning opschorten of intrekken.
  De opschorting van de erkenning heeft de opschorting van de storting van de subsidies tot gevolg.
  De evaluatie [1 is ongustig]1 als de inrichtende macht het actieplan bewust niet ten uitvoer heeft gelegd alhoewel zij zich daartoe verbonden had of de bij of krachtens dit decreet opgelegde normen niet in acht heeft genomen in het kader van de toepassing van het actieplan.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 197, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.670. De erkenning kan altijd opgeschort of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk of van die vastgelegd overeenkomstig dit hoofdstuk

Art.671.Bij niet-inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de bepalingen genomen ter uitvoering ervan, geeft de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 het netwerk of de dienst kennis van de vastgestelde nalatigheden en bepaalt ze een termijn waarin orde op zaken gesteld moet worden.
  Indien het netwerk of de dienst na afloop van die termijn geen gevolg aan de kennisgeving heeft gegeven, wordt hem een voorstel tot opschorting of tot intrekking van de erkenning gericht via elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.672. De procedures tot toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning worden door de Regering vastgelegd.

Art.673.
  <Opgeheven bij DWG 2014-02-20/20, art. 198, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Inzameling van sociaal-epidemiologische gegevens
Art.674.§ 1. Om zijn opdrachten uit te oefenen zorgt het netwerk in overleg met zijn leden voor de organisatie van de inzameling van de sociaal-epidemiologische gegevens over de begunstigden.
  Die inzameling heeft de volgende doelstellingen :
  [1 1°]1 het opmaken van het profiel van de bevolking die het bedient en, op basis van die gegevens, de oriëntering van het actieplan van het netwerk en van die van zijn leden;
  [1 2°]1 de bevoorrading van de onderzoekingen en analyses voor het gezamenlijke franse taalgebied;
  [1 3°]1 de nakoming van de verplichtingen van het Waalse Gewest jegens de andere overheden.
  De ingezamelde gegevens worden anoniem gemaakt volgens de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
  Op grond van die gegevens kan minstens het volgende vastgesteld worden : de sociologische kenmerken van de ten laste genomen bevolking, de toegankelijkheid van de plaats van de activiteiten, het traject en het zorg- en hulpverleningsnetwerk van de begunstigde, de aard van de verslavingen tegengekomen binnen de doelgroep waarvan de begustigden deel uitmaken en de prevalentie ervan, i.v.m. voornoemde gegevens.
  De Regering bepaalt de minimumlijst van de gegevens die ingezameld worden, de nadere modaliteiten voor de registratie, de bewaring en de mededeling van de gegevens in het kader van het overleg gepleegd overeenkomstig artikel 633.
  § 2. Wanneer de resultaten van de onderzoeken en analyses van de gegevens gekend zijn, organiseert de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 in de meest gepaste vorm een informatieverstrekking aan de netwerken en diensten om de kwaliteit van de inzameling te verbeteren, om ze in staat te stellen zich te situeren t.o.v. het geheel van de netwerken en diensten erkend in het Franse taalgebied en om de uitoefening van hun opdrachten beter te oriënteren.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 199, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 5. - Federaties
Onderafdeling 1. - Erkenning
Art.675.§ 1. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 erkent minstens één federatie om de volgende opdrachten te vervullen :
  [1 1°]1 het overleg tussen haar leden met het oog op de bevordering en de ondersteuning van de kwaliteit van de activiteiten;
  [1 2°]1 de vertegenwoordiging van de netwerken en de diensten op collectieve wijze of, wanneer ze erom verzoeken, op individuele wijze;
  [1 3°]1 de ontwikkeling van uitwisselingen en gedachten onder haar leden en de deelneming in hun informatie en sensibilisering;
  [1 4°]1 het leggen van banden met andere federaties met hetzelfde voorwerp.
  § 2. De federatie die erkend wenst te worden is georganiseerd in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.
  Ze verstrekt :
  1° de identificatie van de inrichtende macht;
  2° de lijst van haar leden;
  3° het activiteitenprogramma met melding van de wijze waarop de in de vorige paragraaf vermelde opdrachten uitgevoerd zullen worden qua inhoud, doelstellingen, evaluatie van het halen van die doelstellingen in de vorm van indicatoren en begroting.
  De erkenning duurt vier jaar. Ze is hernieuwbaar.
  § 3. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een formulier waarvan het model door de Regering bepaald wordt.
  De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 bericht ontvangst van de aanvragen binnen de termijn die zij bepaalt [3 ...]3.
  Zodra de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 [3 de aanvraag]3 in ontvangst neemt, beschikt ze over een termijn van twee maanden om te beslissen.
  [3 ...]3
  Het dossier dat voorgelegd wordt aan de Vaste gezondheidscommissie bedoeld in artikel [1 19, wordt aangevuld met de evaluatie van de al dan niet gehaalde doelstellingen]1.
  § 4. De beslissing tot erkenning bevat het activiteitenprogramma dat de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 voor de erkenningsperiode goedgekeurd heeft.
  Dat programma kan in de loop van de erkenningsperiode gewijzigd worden krachtens een overeenkomst.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 200, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2015-12-03/18, art. 147, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling 2. - Subsidiëring
Art.676.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 aan de erkende federaties subsidies waarvan het bedrag niet lager mag zijn dan 15.000 euro voor het geheel van de federaties.
  Dat bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de modaliteiten bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  § 2. [1 ...]1
  § 3. De toegekende subsidies dekken de personeels- en werkingsuitgaven, waarvan de aard door de Regering bepaald wordt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 201, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 3. - Evaluatie
Art.677.Wanneer de federatie erkend is, onderwerpt ze zich aan de evaluatie die jaarlijks door de Regering georganiseerd wordt.
  De evaluatie wordt onder het voorzitterschap van de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 verricht op basis van het activiteitenrapport, waarvan een afschrift ter informatie aan het Parlement gericht wordt.
  De modaliteiten betreffen :
  [1 1°]1 de evaluatie van de middelen aangewend voor de opdrachten en de inhoud van de uitgevoerde acties;
  [1 2°]1 het toetsen van de al dan niet gehaalde doelstellingen aan de indicatoren opgenomen in het activiteitenprogramma.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 202, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 6. - Kadaster van het aanbod inzake verslavingen en informatieverstrekking aan het publiek
Art.678.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 maakt om de twee jaar een syntheserapport bekend waarin sprake is van het aanbod van de diensten en netwerken en van de wijze waarop dat aanbod zich ontwikkeld heeft.
  De diensten en netwerken worden op gepaste wijze volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten in kennis gesteld van het syntheserapport, " kadaster van het aanbod inzake verslavingen " genoemd.
  Het kadaster van het aanbod inzake verslavingen wordt door de Regering [1 of haar afgevaardigde]1 aan het Parlement overgemaakt.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.679.De Regering [1 of haar afgevaardigde]1 legt de lijst van de erkende netwerken en diensten ter inzage van het publiek, algemeen of beroepsmatig beschouwd, met voor elk van hen het interventiegebied en de definitie van het aanbod in de meest gepaste vorm.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

HOOFDSTUK IV. [1 - Overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art. 679/1. [1 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 679/3 bedoelde taken keurt de Regering of haar afgevaardigde overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid goed overeenkomstig de bij of krachtens dit hoofdstuk vastgestelde modaliteiten.
   Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten genieten de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid subsidies overeenkomstig de bij of krachtens dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden.
   De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Federale Staat en de Franse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 270, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/2. [1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
   1° "overlegplatform inzake geestelijke gezondheid": de erkende vereniging die tot doel heeft de taken bedoeld in artikel 679/3 uit te voeren;
   2° "geestelijke gezondheid": de geestelijke gezondheid, zoals bedoeld in artikel 47/19, 1°, van het Wetboek;
   3° "ziekenhuis": het ziekenhuis zoals bedoeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   4° "algemeen ziekenhuis": het ziekenhuis met meerdere erkende ziekenhuisafdelingen overeenkomstig artikel 72 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   5° "psychiatrisch ziekenhuis": het psychiatrisch ziekenhuis zoals gedefinieerd in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
   6° "psychiatrisch verzorgingstehuis": het psychiatrisch verzorgingstehuis zoals gedefinieerd in artikel 538/1, 1° ;
   7° "initiatief voor beschut wonen": het initiatief voor beschut wonen zoals gein artikel 538/42, 1° ;
   8° "dienst voor geestelijke gezondheidszorg": de erkende dienst voor geestelijke gezondheidszorg zoals gedefinieerd in artikel 539/1, 1° ;
   9° "in verslavingen gespecialiseerd zorg- en hulpverleningsnetwerk ": het in verslavingen gespecialiseerd zorg- en hulpverleningsnetwerk, zoals gedefinieerd in artikel 625, eerste lid, 3° ;;
   10° "referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg": het erkende referentiecentrum inzake geestelijke gezondheidszorg bedoeld in artikel 491/32;
   11° "specifiek referentiecentrum": het erkende specifiek referentiecentrum bedoeld in artikel 491/41;
   12° "Agentschap": het agentschap bedoeld in artikel 2;
   13° "Minister": de Minister die bevoegd is voor gezondheid; ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 271, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 2. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 679/3. [1 De overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid voeren de volgende opdrachten uit:
   1° ze identificeren het aanbod aan geestelijke gezondheidszorg en de behoeften aan geestelijke gezondheidszorg op hun grondgebied;
   2° ze ondersteunen de verbetering van de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg op hun grondgebied;
   3° ze moedigen de uitwisseling van praktijken tussen actoren in de geestelijke gezondheidszorg aan;
   4° ze dragen tot de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid voor Wallonië bedoeld in artikel 47/20 op het Franse taalgebied en op basis van zijn lokaal territoriaal overleg bij door alle actoren samen te brengen die op het grondgebied van het platform actief zijn;
   5° ze organiseren de bemiddelingsfunctie in de geestelijke gezondheidszorg voor alle instellingen voor geestelijke gezondheidszorg op hun grondgebied en tussen hun leden;
   6° ze werken met netwerken voor geestelijke gezondheidszorg op hun grondgebied samen;
   7° ze werken met de zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in verslavingen op hun grondgebied samen.
   De Regering preciseert de in lid 1 bedoelde opdrachten en stelt de modaliteiten voor de uitvoering ervan vast.
   De Regering kan andere opdrachten toevertrouwen aan de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 273, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/4. [1 Om de in artikel 679/3 bedoelde opdrachten uit te voeren, ontwikkelen de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid de volgende activiteiten:
   1° overleg plegen met de erkende lokale centra voor gezondheidsbevordering bedoeld in artikel 410/1, § 1, om hen in staat te stellen de behoeften te identificeren op het vlak van de bevordering van een goede geestelijke gezondheid en de preventie van verslavingsgebruik en schadebeperking, met het oog op een bijdrage tot het plan voor gezondheidsbevordering, inclusief preventie, bedoeld in artikel 47/8, 2°, en overleg plegen met haar leden bedoeld in artikel 679/6:
   a) over de behoeften op het gebied van geestelijke gezondheidszorg op haar grondgebied om de behoeften en het aanbod beter op elkaar af te stemmen;
   b) over mogelijke samenwerking en complementariteit in termen van diensten, activiteiten en doelgroepen, om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de bevolking en de kwaliteit van geïntegreerde geestelijke gezondheidszorg te verbeteren;
   2° overleg plegen met andere niet-aangesloten verenigingen of netwerken van instellingen en diensten voor geestelijke gezondheidszorg om het aanbod te verbeteren en duidelijk en toegankelijk te maken voor de doelgroepen op hun grondgebied;
   3° meewerken aan het opzetten van gegevensverzameling door de leden van de overlegplatformen inzake geestelijke gezondheid en aan hun dematerialisatie;
   4° bijdragen tot het gebruik van gegevens in studies over geestelijke gezondheid, in nauwe samenwerking met de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg en het Agentschap;
   5° de samenwerking en het overleg bevorderen tussen zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in verslavingen en relevante zorginstellingen voor mensen met een verslavingsstoornis in de zin van artikel 625 van het Wetboek;
   6° het inzicht in en de verspreiding van alle informatie van de overheid naar de leden van het overlegplatform geestelijke gezondheidszorg ondersteunen;
   7 ° bijdragen tot het bepalen van de regionale en subregionale strategie voor geestelijke gezondheid op het Franse taalgebied, met inbegrip van deelname aan de ontwikkeling en de uitvoering van het strategisch plan voor geestelijke gezondheid bedoeld in artikel 47/20, door alle actoren die actief zijn op het grondgebied van het platform samen te brengen, in co-constructie met de netwerken.
   De Regering preciseert de in lid 1 bedoelde acties en stelt de modaliteiten voor de uitvoering ervan vast.
   De Regering kan andere opdrachten toevertrouwen aan de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 274, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/5. [1 Er wordt een overlegcomité van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid ingesteld.
   Het directiecomité heeft de volgende opdrachten :
   1° de gemeenschappelijke identiteit van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid garanderen;
   2° de uitwisseling van informatie tussen de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid aanmoedigen;
   3° de vertegenwoordiging van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid verzekeren;
   4° de informatieoverdracht van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid naar het Agentschap coördineren.
   Het overlegcomité van de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid komt minstens twee keer per jaar bijeen. Het informeert het Agentschap over zijn vergaderingen.
   De Regering bepaalt de samenstelling en werkwijze van het overlegcomitévoor de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 275, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 3. [1 - Organisatie]1   ----------   (1)
Art. 679/6. [1 Om erkend te worden, moet een overlegplatform inzake geestelijke gezondheid worden opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 277, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/7. [1 § 1. De leden van een overlegplatform inzake geestelijke gezondheid behoren tot de volgende categorieën instellingen:
   1° de algemene ziekenhuizen met een erkende psychiatrische ziekenhuisdienst;
   2° de psychiatrische ziekenhuizen;
   3° de psychiatrische verzorgingstehuizen;
   4° de geestelijke gezondheidsdiensten;
   5° de initiatieven voor beschut wonen;
   6° de instellingen gebonden door een RIZIV-overeenkomst of een overeenkomst met het Agentschap, die als opdracht hebben een specifiek aanbod in het kader van de geestelijke gezondheidszorg te organiseren;
   7° de zorg- en hulpverleningsnetwerken gespecialiseerd in verslavingen.
   De in lid 1 bedoelde instellingen kunnen alleen lid worden van overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk hun werkgebied bestrijkt.
   § 2. Om te worden erkend, moet het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid, voor zover mogelijk, minstens één lid tellen uit elk van de categorieën, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en moet minstens 55% van zijn leden behoren tot de categorieën, vermeld in lid 1, 3° tot 6°.
   Wanneer een categorie instellingen niet vertegenwoordigd is onder de leden van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid, stelt dit overlegplatform, voor zover mogelijk, een samenwerkingsovereenkomst op met een of meerdere instellingen van die categorie.
   De Regering bepaalt de minimale inhoud van de in lid 2 bedoelde samenwerkingsovereenkomst.
   De in lid 2 bedoelde samenwerkingsovereenkomst wordt door de Regering of haar afgevaardigde goedgekeurd volgens de modaliteiten binnen de termijn die door de Regering worden bepaald.
   § 3. Actoren die actief zijn op het gebied van de geestelijke gezondheid kunnen eveneens lid zijn van een overlegplatform inzake geestelijke gezondheid, op voorwaarde dat het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid voor minstens 55% is samengesteld uit leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° tot en met 6°.
   De Regering bepaalt de lijst van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.
   § 4. De relatie tussen het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid en zijn leden is het voorwerp van een overeenkomst, waarvan de minimuminhoud bepaald wordt door de Regering.
   De in lid 1 bedoelde overeenkomst wordt door de Regering goedgekeurd, volgens de modaliteiten en in de termijn door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 278, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/8. [1 Het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid sluit samenwerkingsovereenkomsten af met de referentiecentra inzake geestelijke gezondheidszorg en de specifieke referentiecentra.
   De Regering bepaalt de minimale inhoud van de in lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomst.
   De in lid 2 bedoelde samenwerkingsovereenkomst wordt door de Regering of haar afgevaardigde goedgekeurd volgens de modaliteiten binnen de termijn die door de Regering worden bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 279, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 4. [1 - Programmering en erkenning]1   ----------   (1)
Art. 679/9. [1 In haar programmering bepaalt de Regering het aantal overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid dat ze erkent en het grondgebied dat door elk van deze platforms wordt gedekt.
   De Regering zorgt ervoor dat het hele grondgebied van het Franse taalgebied door haar programmering wordt bestreken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 281, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/10. [1 Om te worden erkend moet het overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid:
   1° de rechtsvorm voorzien in artikel 679/6 aannemen;
   2° zich ertoe verbinden de in of krachtens artikel 679/3 bepaalde opdrachten uit te voeren;
   3° zich ertoe verbinden de in of krachtens artikel 679/4 bepaalde acties uit te voeren;
   4° ten minste één lid tellen uit elke categorie van instellingen bedoeld in artikel 679/7, § 1, eerste lid, of, bij ontstentenis daarvan, de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 679/7, § 2, tweede lid, hebben gesloten of de onmogelijkheid aantonen om aan deze voorwaarde te voldoen;
   5° zich ertoe verbinden de overeenkomsten bedoeld in artikel 679/7, § 4, te sluiten;
   6° zich ertoe verbinden de overeenkomsten bedoeld in artikel 679/8, te sluiten;
   7° zich ertoe verbinden een vijfjarig actieplan op te stellen, volgens het model en het tijdschema bepaald door de Regering;
   8° in de lijn liggen van de programmering bedoeld in artikel 679/9;
   9° de deontologische regels die de Regering vastlegt, in acht nemen.
   Het actieplan, opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 6°, moet deel uitmaken van de doelstellingen, acties en strategieën, voorzien in het strategisch plan voor de geestelijke gezondheid, vermeld in artikel 47/19, 2°.
   De Regering kan de in deze paragraaf genoemde erkenningsvoorwaarden specificeren en zo nodig voorzien in een of meerdere aanvullende erkenningsvoorwaarden. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 282, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/11. [1 § 1. Een oproep tot indiening van de erkenningsaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, samen met een door de Regering of haar afgevaardigde opgemaakt formulier.
   § 2. De erkenningsaanvraag wordt door de inrichtende macht van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid bij de Regering ingediend.
   De Regering of haar afgevaardigde bepaalt de inhoud van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag. Dit dossier bevat op zijn minst :
   1° het ondernemingsnummer van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid;
   2° het formulier bedoeld in paragraaf 1, met de verbintenis bedoeld in artikel 679/10, eerste lid, 2°.
   3° de lijst van de leden bedoeld in artikel 679/7, §§ 1er en 3;
   4° de verbintenis om zich te schikken naar het plan bedoeld in artikel 47/20 vastgelegd door de Regering, en de evoluties ervan.
   De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedure voor het verlenen van de in dit artikel bedoelde erkenning.
   § 3. De erkenning wordt voor een duur van vijf jaar door de Regering of haar afgevaardigde toegekend. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 283, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/12. [1 De benaming van het erkende overlegplatform inzake geestelijke gezondheid gaat systematisch vergezeld van de woorden "overlegplatform inzake geestelijke gezondheid erkend en gesubsidieerd door het Waals Gewest".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 284, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 5. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 679/13. [1 Gedurende de door de erkenning bestreken periode en binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid een jaarlijkse subsidie verlenen ter dekking van de personeels- en werkingskosten.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde subsidie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 286, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/14. [1 Onverminderd de boekhoudkundige verplichtingen opgelegd door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, voert het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid voor elk boekjaar een dubbele boekhouding en stelt het een jaarlijkse balans en winst- en verliesrekening op volgens het model bepaald door de Regering. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 287, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Afdeling 6. [1 - Evaluatie, controle en sanctie]1   ----------   (1)
Art. 679/15. [1 De activiteiten van elk overlegplatform inzake geestelijke gezondheid worden op gezette tijden door het Agentschap geëvalueerd.
   Het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid neemt actief deel aan de evaluatie ervan en werkt met het Agentschap samen bij de voorbereiding en de follow-up van deze evaluatie.
   De Regering bepaalt de evaluatiemodaliteiten en -procedure. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 289, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/16. [1 De administratieve en financiële controle van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid wordt gevoerd door de daartoe aangewezen personeelsleden van het Agentschap.
   Onder administratieve controle wordt verstaan de verificatie van de naleving van alle gewestelijke bepalingen door het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid.
   Onder financiële controle wordt verstaan de verificatie van het gebruik van de door het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid ontvangen financiering, met inbegrip van de verificatie van de verrichte facturering.
   Om alle inlichtingen of documenten te verkrijgen die nuttig zijn voor de controle, of om alle vaststellingen te doen die nuttig zijn voor de controle, kunnen deze personeelsleden:
   1° vrije toegang hebben tot de lokalen van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid tijdens de openingsuren;
   2° alle bij het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid berustende documenten raadplegen zonder de lokalen te hoeven verlaten en er kopieën van laten maken;
   3° kopieën in een door hen gekozen formaat ontvangen van alle documenten of gegevens die door het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid elektronisch worden bijgehouden;
   4° elke verantwoordelijke of elk personeelslid van het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid horen;
   5° het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid schriftelijk of langs elektronische weg om alle nuttige inlichtingen of toelichtingen vragen;
   6° het Belgisch Staatsblad, de Kruispuntbank van Ondernemingen, de Balanscentrale of elke andere authentieke bron raadplegen voor gegevens met betrekking tot het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid.
   Voor zover mogelijk zorgt het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten, kopieën en informatie die persoonsgegevens bevatten, anoniem worden gemaakt.
   Bij de uitoefening van hun in lid 4 bedoelde toezichthoudende bevoegdheden vragen de in lid 1 bedoelde personeelsleden van het Agentschap alleen om persoonsgegevens indien de verkrijging van die gegevens noodzakelijk, redelijk en proportioneel is voor het doel van de controle op het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid.
   De Regering kan de grenzen vaststellen van de bevoegdheden die bij het voorgaande lid aan de personeelsleden zijn toegekend, alsmede de wijze waarop deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de controle, met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 290, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 679/17. [1 § 1. De erkenning als overlegplatform inzake geestelijke gezondheid kan te allen tijde door de Regering of haar afgevaardigde ingetrokken worden wegens niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de op grond van dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen.
   Het overlegplatform inzake geestelijke gezondheid waarvan de erkenning is ingetrokken, mag tijdens het jaar volgend op de beslissing tot intrekking van de erkenning geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen.
   § 2. De procedures tot intrekking van de erkenning worden nader bepaald door de Regering.
   Te dien einde stelt zij de vorm en de termijnen vast en ziet zij erop toe dat de procedure op tegenspraak wordt gevoerd.
   § 3. Indien de erkenning wordt ingetrokken, stelt de Regering of haar afgevaardigde de nodige bepalingen vast om de follow-up te verzekeren van de opdrachten en acties die aan de overlegplatforms inzake geestelijke gezondheid zijn toevertrouwd, in afwachting van de erkenning van een nieuw overlegplatform inzake geestelijke gezondheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2024-01-10/15, art. 291, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


TITEL III. [1 - Medisch-sanitair vervoer]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 Begripsomschrijvingen en algemene bepaling]1   ----------   (1)
Art.680.[1 § 1. In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
   1° medisch-sanitair vervoer : elk vervoer dat tegen bezoldiging over de weg en per ambulance of met een lichte ziekenwagen uitgevoerd wordt door gekwalificeerd personeel, met uitzondering van het vervoer bedoeld in de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;
   2° patiënt : natuurlijke persoon die een aan zijn gezondheidstoestand aangepast medisch-sanitair vervoer gebruikt om zich naar een medische hulpverlener te begeven of om van erbij weg te gaan;
   3° lichte ziekenwagen : elk voertuig dat gebruikt wordt voor het sanitair vervoer van patiënten die geen medisch toezicht nodig hebben en niet moeten liggen, en dat al dan niet aangepast is aan het vervoer van personen met beperkte beweeglijkheid;
   4° ambulance : voertuig ingericht en uitgerust voor het vervoer van liggende patiënten of van patiënten die een bijzonder medisch toezicht nodig hebben in de sanitaire cel;
   5° ambulancier : elke persoon die beschikt over de bevoegdheden bedoeld in artikel 687, 4°, om medisch-sanitair vervoer te verrichten;
   6° dienst voor medisch-sanitair vervoer : dienst die voor het medisch-sanitair vervoer in het Franse taalgebied wordt georganiseerd;
   7° exploitant : elke natuurlijke of rechtspersoon die een dienst voor medisch-sanitair vervoer die krachtens dit hoofdstuk voor een onbepaalde duur of voorlopig wordt erkend, uitbaat.
   § 2. De Regering bepaalt de lijst van de medische hulpverleners bedoeld in [2 paragraaf 1]2, 2°.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 203, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.681.[1 Elke dienst voor medisch-sanitair vervoer waarvan de [2 zetel]2 in het Franse taalgebied gelegen is, wordt krachtens dit hoofdstuk erkend.
   Elke dienst voor medisch-sanitair vervoer waarvan de [2 zetel]2 buiten het Franse taalgebied maar binnen de Europese Unie is gelegen en die beschikt over een erkenning toegekend door de bevoegde overheid van het grondgebied waarin zijn [2 zetel]2 is gelegen, of over een gelijkwaardige titel, mag zijn activiteiten in het Franse taalgebied uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als voor de diensten bedoeld in artikel 680, 7°.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2023-04-06/05, art. 23, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Afdeling 2. - Erkenning
Onderafdeling 1.   
Art.682.[1 De erkenning wordt voor een onbepaalde duur door de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 toegekend.
   De toekenning van de erkenning wordt onderworpen aan de naleving van de werkingsnormen bedoeld in afdeling 3. Als sommige van die normen slechts tijdens de werking vervuld kunnen worden, verbindt de exploitant zich ertoe om eraan te voldoen volgens de modaliteiten en de termijn bepaald door de Regering.
   De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, de schorsing, de weigering, de intrekking van de erkenning en voor de dringende sluiting van de diensten voor medisch-sanitair vervoer.
   De Regering bepaalt de regels betreffende de ontvankelijkheid en de samenstelling van het dossier m.b.t. de erkenningsaanvraag.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.683.[1 De exploitant die een ontvankelijke en volledige erkenningsaanvraag heeft ingediend, geniet een voorlopige werkingserkenning totdat over zijn aanvraag wordt beslist onverminderd de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het bezoldigde vervoer van personen met autovoertuigen.
   Om in aanmerking te komen voor een werkingserkenning, moet de exploitant niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering of een intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Onderafdeling 2.   
Art.684.[1 De exploitant die zijn activiteiten inzake medisch-sanitair vervoer schorst of staakt, moet er de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 onmiddellijk over inlichten volgens de door haar bepaalde modaliteiten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 3. [1 - Werkingsnormen]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1   ----------   (1)
Art.685.[1 § 1. Elk voertuig dat gebruikt wordt voor een opdracht van medisch-sanitair vervoer voldoet aan de normen krachtens dit hoofdstuk en aan de eisen bepaald door de Regering.
   § 2. De exploitant is de eigenaar van de voertuigen gebruikt in het kader van de dienst voor medisch-sanitair vervoer behalve :
   1° wanneer een voertuig het voorwerp uitmaakt van een verkoopovereenkomst op afbetaling, een leasingovereenkomst of een huurkoopovereenkomt;
   2° wanneer een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is ten gevolge van een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal.
   Het gebruik van een vervangingsvoertuig of van het voertuig dat het voorwerp uitmaakt van een verkoopovereenkomst op afbetaling, een leasingovereenkomst of een huurkoopovereenkomst moet vóór de inbedrijfstelling ervan aangegeven worden bij de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 volgens de door haar bepaalde modaliteiten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. [1 - Werkingsnormen van de diensten voor medisch-sanitair vervoer per ambulance]1   ----------   (1)
Art.686.[1 Elk medisch-sanitair vervoer per ambulance vereist de aanwezigheid van twee ambulanciers, de ene in de sanitaire cel, de andere aan het bed van de patiënt.
   Wanneer voor een vervoer het gebruik van een ambulance van type B of C evenwel vereist is, is de aanwezigheid van een dokter en/of een verpleger aan het bed van de patiënt vereist. In dat geval is de aanwezigheid van de tweede ambulancier niet verplicht.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Art.687.[1 Elk medisch-sanitair vervoer per ambulance voldoet aan de door de Regering bepaalde criteria betreffende :
   1° de maximumprijs van de ritten, met inachtneming van de kosten voor de tenlasteneming, het aantal afgelegde kilometers en de wijze waarop het berekend wordt, de toeslagen;
   2° de communicatie en het aanplakken van de tarieven;
   3° de gegevens die op de factuur vermeld moeten staan;
   4° de vereiste kwalificaties van de ambulanciers, de titels van gelijkwaardigheid met die kwalificaties en de verplichte voortgezette opleiding onverminderd de bepalingen bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van de paramedische beroepen;
   5° de traceerbaarheid van de ritten;
   6° de hygiëne;
   7° de modaliteiten voor de samenwerking met een apotheker;
   8° de nodige logistieke en menselijke middelen om een vervoer te waarborgen dat aan de gezondheidstoestand van de patiënt beantwoordt;
   9° de voertuigen en personeelsverzekeringen;
   10° de kenmerken op de buitenkant, het uitzicht en het geluid van de voertuigen.
   De technische uitrusting van elk type ambulance stemt overeen met norm EN 1789.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Onderafdeling 3. [1 - Werkingsnormen van de diensten voor medisch-sanitair vervoer per lichte ziekenwagen]1   ----------   (1)
Art.688.[1 Elk medisch-sanitair vervoer per lichte ziekenwagen voldoet aan de door de Regering bepaalde criteria betreffende :
   1° de maximumprijs van de ritten, met inachtneming van de kosten voor de tenlasteneming, het aantal afgelegde kilometers en de wijze waarop het berekend wordt, de toeslagen;
   2° de communicatie en het aanplakken van de tarieven;
   3° de gegevens die op de factuur vermeld moeten staan;
   4° de vereiste kwalificaties van het personeel, de titels van gelijkwaardigheid met die kwalificaties en de verplichte voortgezette opleiding;
   5° de traceerbaarheid van de transporten;
   6° de hygiëne;
   7° de sanitaire uitrusting van de lichte ziekenwagen;
   8° de technische uitrusting van de lichte ziekenwagen;
   9° de voertuigen en personeelsverzekeringen;
   10° de kenmerken op de buitenkant, het uitzicht en het geluid van de voertuigen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Afdeling 4. [1 - Controles en sancties]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Controles]1   ----------   (1)
Art.689.[1 § 1. De Regering [2 of haar afgevaardigde]2 wijst de personeelsleden aan die zullen toezien op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de uitvoeringsbepalingen ervan.
   § 2. Bij het vervullen van hun opdrachten kunnen ze :
   1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten, met name :
   a) elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van de controle op de naleving van de normen bedoeld in dit hoofdstuk;
   b) zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de voltooiing van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;
   2° de lokalen van de dienst voor medisch-sanitair vervoer, de ambulances of de lichte ziekenwagen betreden.
   Ze mogen een beroep doen op de openbare macht om hun opdrachten te vervullen.
   § 3. Ze maken processen-verbaal van vaststelling op die gelden tot het tegendeel bewezen is.
   Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de overtreder betekend binnen een termijn van vijftien dagen na de vaststelling van de feiten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Onderafdeling 2. [1 - Sancties en boetes]1   ----------   (1)
A. [1 A. Dringende sluiting, schorsing en intrekking]1   ----------   (1)
Art.690.[1 Bij niet-naleving van dit hoofdstuk kan de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 overgaan tot de schorsing, de weigering of de intrekking van de erkenning volgens de door haar bepaalde voorwaarden.
   Bij vaststelling van een ernstige overtreding bedoeld in het eerste lid, die schadelijk kan zijn voor de gezondheid of de veiligheid van de patiënten, gaat de Regering [2 of haar afgevaardigde]2 tot de dringende sluiting van de dienst voor medisch-sanitair vervoer over.
   De erkenning van de dienst voor het medisch-sanitair vervoer met een lichte ziekenwagen wordt van rechtswege gestort indien de uitbatingsvergunning toegekend krachtens de bepalingen betreffende de collectieve taxidiensten van het decreet van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van wagens met chauffeur niet hernieuwd wordt binnen de voorgeschreven termijn, geschorst wordt of ingetrokken is.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

B. [1 Strafrechtelijke sancties]1   ----------   (1)
Art.691.[1 § 1. Degenen die een activiteit van medisch-sanitair vervoer uitoefenen zonder erkenning of ten gevolge van een intrekking van de erkenning of van een dringende sluiting, worden gestraft met drie maandentot twee jaar opsluiting en met een boete van 1.000 à 10.000 euro of slechts met één van die straffen.
   Degenen die de normen bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk overtreden, worden gestraft met veertien dagen tot zes maanden opsluiting en met een boete van 100 tot 1.000 euro of met één van die straffen.
   § 2. De hoven en de rechtbanken kunnen krachtens [2 paragraaf 1]2 de veroordeelde verbieden, hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon, een dienst voor medisch-sanitair vervoer te beheren. Dat verbod mag niet langer duren dan tien jaar.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 203, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

C. [1 Administratieve sancties]1   ----------   (1)
Art.692.[1 § 1. Gestraft wordt met een administratieve geldboete :
   1° de exploitant die een valse of onvolledige aangifte doet of verzuimt een aangifte te doen i.v.m. de verplichtingen bepaald bij of krachtens dit hoofdstuk;
   2° de exploitant die de uitoefening van de opdrachten van de personeelsleden bedoeld in artikel 690, § 1 verhindert;
   3° de exploitant die geen gevolg geeft aan de bevelen van de Regering [3 of haar afgevaardigde]3 binnen de hem opgelegde termijn.
   § 2. De administratieve geldboete wordt vastgesteld op :
   1° 2.000 euro voor de overtredingen waarvan sprake in [2 paragraaf 1]2, 1°;
   2° 1.000 euro voor de overtredingen waarvan sprake in [2 paragraaf 1]2, 2°;
   3° 500 euro voor de overtredingen waarvan sprake in [2 paragraaf 1]2, 3°.
   § 3. Bij herhaling binnen het jaar volgend op de vaststelling van de overtreding, worden de hierboven bedoelde bedragen verdubbeld.
   § 4. De Regering [3 of haar afgevaardigde]3 wijst een ambtenaar aan die met het opleggen van de administratieve boeten binnen het Operationeel Directoraat-generaal Plaatselijke Besturen, Sociale Actie en Gezondheid belast wordt.
   De aangewezen ambtenaar betekent de administratieve boete aan de betrokken beheerder binnen de maand na de beslissing ervan.
   De geldboete moet betaald worden binnen twee maanden na de kennisgeving aan de algemene rekening der ontvangsten van de Waalse Overheidsdienst.
   § 5. De Regering legt de procedure vast voor de ambtshalve inning bij niet-betaling binnen de opgelegde termijn.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 203, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Afdeling 5. [1 - Activiteitenverslag]1   ----------   (1)
Art.693.[1 [2 ...]2
   Op grond van het geheel van de overgemaakte verslagen [2 in uitvoering van artikel 46]2 maakt de Regering [3 of haar afgevaardigde]3 een samenvatting van de activiteit van het medisch-sanitair vervoer binnen het Franse taalgebied op en dient ze bij het Waalse Parlement aan het einde van de legislatuur in.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 204, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 218, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.694.
  <Opgeheven bij DWG 2013-10-10/13, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Boek VII. [1 - Steun aan lesbische, gay, bisexuele, transgender, queer, intersekse en asexuele personen]1   ----------   (1)
TITEL I. [1 - Erkenning van regenbooghuizen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK I. [1 - Definities]1   ----------   (1)
Art. 694/1.[1 oor de toepassing van dit boek en de desbetreffende besluiten wordt verstaan onder :
   1° " regenbooghuis " : vereniging erkend krachtens deze titel;
   2° [2 "LGBTQIA": de lesbische, gay, bisexuele, transgender, queer, intersekse of asexuele persoon";]2
   3° [2 "de Minister": de Minister bevoegd voor Gelijke kansen;]2
   4° [3 ...]3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 4, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<DWG 2023-04-06/05, art. 24, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

HOOFDSTUK 2. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 694/2.[1 De regenbooghuizen beogen de emancipatie en het welzijn van de [2 LGBTQIA]2 -personen.
   Daartoe hebben de regenbooghuizen de volgende opdrachten in hun territorial ambtsgebied :
   1° [2 sociale bijstand verlenen, evenals een doorverwijzing naar gespecialiseerde psychologische, medische en juridische diensten aan LGBTQIA personen, aan beroepsbeoefenaars, evenals aan hun naasten;]2
   2° [2 acties organiseren, ondersteunen en coördineren met het oog op:
   a) de bestrijding van discriminatie op basis [3 van seksuele geaardheid,]3 medische of sociale transitie, genderidentiteit en genderuitdrukking;
   b) de bevordering van gelijke kansen;]2
   3° [2 LGBTQIA personen en het grote publiek informeren over en sensibiliseren voor de daarmee verband houdende thematieken;]2
   4° [2 een netwerking met de publieke of privé-structuren die te maken hebben met een LGBTQIA publiek formaliseren;]2
   5° een onthaalruimte creëren voor de plaatselijk actieve [2 LGBTQIA]2 -organisaties;
   6° [2 ...]2]1
  [2 De in lid 2, 1°, bedoelde opdracht wordt kosteloos verstrekt.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 5, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<DWG 2024-01-25/43, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 3. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 694/3.[1 § 1. De Regering of haar afgevaardigde erkent de regenbooghuizen die de volgende voorwaarden vervullen :
   1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk in de zin [3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3 waarvan het [3 doel]3 de uitvoering van de in artikel 694/2 bedoelde opdrachten mogelijk maakt;
   2° de in artikel 694/2 bedoelde opdrachten in het Franse taalgebied vervullen;
   3° zijn opdrachten uitvoeren in samenwerking met de openbare en privé actoren die initiatieven i.v.m. de opdrachten van de regenbooghuizen nemen;
   4° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering of intrekking van erkenning in de loop van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot erkenning;
   5° beschikken over lokalen die geschikt zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, voor het onthaal van hun personeel en waar confidentiële gesprekken gevoerd kunnen worden. De lokalen voldoen aan de gezondheids- en veiligheidsnormen [2 ...]2;
   6° voldoen aan de beginselen van een goed administratief en boekhoudkundig beheer;
  [2 7° over minstens anderhalve voltijds equivalent beschikken die ingezet wordt voor de opdrachten als bedoeld in artikel 694/2, lid 2.]2
   § 2. [2 De Regering legt de kwalificaties van het personeel dat ingezet wordt overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid 7°, en de minimale openingsuren van de lokalen als bedoeld in paragraaf 1, 5°, vast.
   De Regering of haar afgevaardigde kan één regenbooghuis erkennen per provincie van maximum één miljoen inwoners.
   De Regering of haar afgevaardigde kan twee regenbooghuizen erkennen per provincie van meer dan één miljoen inwoners.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 6, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<DWG 2023-04-06/05, art. 25, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>


Afdeling 2. [1 - Toekenning van erkenning]1   ----------   (1)
Art. 694/4.[1 De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering ingediend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier van de erkenningsaanvraag. Het dossier bevat op zijn minst :
   1° de statuten van de vereniging;
   2° de samenstelling van de beheersorganen;
   3° de laatste goedgekeurde jaarrekeningen;
   4° een omschrijving van de activiteiten van de vereniging en, desgevallend, van haar samenwerking met de openbare en privé actoren die initiatieven i.v.m. de opdrachten van de regenbooghuizen nemen;
   5° [2 ...]2 de lijst van de personen die in dienst genomen worden door de vereniging [2 , evenals hun diploma's en kwalificaties]2.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend.
   De Regering bepaalt de procedures tot toekenning of intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 7, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 4. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 694/5.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering of haar afgevaardigde een jaarlijkse subsidie aan de erkende regenbooghuizen, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   De subsidie dient uitsluitend [2 voor de werkings- en personeelskosten]2 van het regenbooghuis opdat het zijn opdrachten kan vervullen. De Regering bepaalt het bedrag en de wijze van berekening van de subsidie.
   [2 De Regering bepaalt het bedrag en de berekeningswijze van de subsidie bedoeld in lid 1.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 8, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties]1   ----------   (1)
Art. 694/6. [1 De controle op de uitvoering van deze titel en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt door de Regering uitgeoefend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   De Regering kan elk ogenblik controle voeren op de naleving van de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 694/3.
   Het regenbooghuis geeft de Regering onmiddellijk kennis van elk element dat een weerslag kan hebben op het behoud van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>

Art. 694/7. [1 Bij niet-nakoming van de verplichtingen waarin deze titel voorziet, kan de Regering de erkenning intrekken volgens de modaliteiten en de procedure die zij bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>

TITEL II. [1 - Erkenning van de federatie van de regenbooghuizen]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 694/8.[1 De federatie van de regenbooghuizen heeft de volgende opdrachten :
   1° overleg tussen de regenbooghuizen om de kwaliteit van de activiteiten te bevorderen en te steunen;
   2° de vertegenwoordiging van de regenbooghuizen op gemeenschappelijke of op individuele wijze als ze daarom vragen;
   3° [2 de voortgezette vorming van de personeelsleden van de regenbooghuizen;]2
   4° [2 de ontwikkeling van een LGBTQIA expertise;]2
   5° banden leggen met andere verenigingen die hetzelfde doel hebben en met actoren van de maatschappij;
  [2 5/1°de informatie, de sensibilisering en de vorming van de beroepsbeoefenaars in verband met het doelpubliek via websites gewijd aan de LGBTQIA-thematiek;]2
   6° het opmaken van een jaarlijks rapport dat aan de Regering overgelegd wordt in de loop van het eerste kwartaal van het jaar na dat waarop het betrekking heeft. Dat rapport bevat :
   a. een balans en een omschrijving van de acties verwezenlijkt door de federatie tijdens het afgelopen jaar;
   b° acties organiseren, steunen en coördineren ter bestrijding van discriminaties wegens de seksuele oriëntatie [2 en de genderidentiteit of -uitdrukking en de bevordering van het welzijn van LGBTQIA-personen]2;
   c. een evaluatie van de acties gevoerd door de regenbooghuizen tijdens het afgelopen jaar;
   d. een statistische bijlage [2 , waarvan de inhoud door de Regering wordt vastgesteld,]2 betreffende de tijdens het afgelopen jaar geregistreerde en behandelde dossiers, naar gelang van de verschillende types actie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 9, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning1]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden]1   ----------   (1)
Art. 694/9.[1 De Regering of haar afgevaardigde erkent een federatie van regenbooghuizen als ze de volgende voorwaarden vervult :
   1° opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk in de zin [3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]3 waarvan het [3 doel]3 de uitvoering van de in artikel 694/8 bedoelde opdrachten mogelijk maakt;
   2° de in artikel 694/8 bedoelde opdrachten in het Franse taalgebied vervullen;
   3° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering of intrekking van erkenning in de loop van het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot erkenning;]1
  [2 4° over minstens twee voltijds equivalenten beschikken die ingezet worden voor de opdrachten als bedoeld in artikel 694/8.]2
  [2 De Regering bepaalt de kwalificaties van het personeel dat overeenkomstig 4° wordt ingezet.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 23, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 10, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (3)<DWG 2023-04-06/05, art. 26, 066; Inwerkingtreding : 21-10-2023>

Afdeling 2. [1 - Toekenning van de erkenning]1   ----------   (1)
Art. 694/10.[1 De aanvraag tot erkenning wordt bij de Regering ingediend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   De Regering bepaalt de inhoud van het dossier van de erkenningsaanvraag. Het dossier bevat op zijn minst :
   1° de statuten van de vereniging;
   2° de samenstelling van de beheersorganen;
   3° de laatste goedgekeurde jaarrekeningen;
   4° het activiteitenprogramma conform de opdrachten bedoeld in artikel 694/8;
   5° [2 ...]2 de lijst van de personen die in dienst genomen worden door de vereniging [2 , evenals hun diploma's en kwalificaties]2.
   De erkenning wordt voor een onbepaalde duur verleend. De Regering bepaalt de procedures tot toekenning en intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 11, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 3. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art. 694/11.[1 Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent de Regering of haar afgevaardigde een jaarlijkse subsidie aan de erkende federatie van regenbooghuizen.
   De subsidie dient uitsluitend voor de werkings- [2 en]2 personeelskosten van de federatie opdat ze haar opdrachten kan vervullen.
   De Regering bepaalt de modaliteiten, bedragen en voorwaarden voor de toekenning van die subsidie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>
  (2)<DWG 2023-03-23/05, art. 12, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 4. [1 - Evaluatie]1   ----------   (1)
Art. 694/12. [1 De erkende federatie is het voorwerp van een jaarlijkse evaluatie die door de Regering georganiseerd wordt.
   De evaluatie wordt doorgevoerd op basis van het activiteitenrapport bedoeld in artikel 694/8.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 29, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>

HOOFDSTUK 5. [1 - Controle en sancties-]1   ----------   (1)
Art. 694/13. [1 § 1. De controle op de uitvoering van deze titel en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt door de Regering uitgeoefend volgens de modaliteiten die zij bepaalt.
   § 2. De Regering kan elk ogenblik controle voeren op de naleving van de in artikel 694/9 bedoelde erkenningsvoorwaarden door de federatie van regenbooghuizen.
   § 3. De federatie van regenbooghuizen geeft de Regering onmiddellijk kennis van elk element dat een weerslag kan hebben op het behoud van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 31, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>

Art. 694/14. [1 Bij niet-nakoming van de verplichtingen waarin deze titel voorziet, kan de Regering de erkenning intrekken volgens de modaliteiten en de procedure die zij bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2014-04-11/04, art. 32, 013; Inwerkingtreding : 12-05-2014>

Boek VIII. [1 Huizen voor collectieve huisvesting van personen in langdurige moeilijkheden]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK 1. [1 - Begripsomschrijvingen]1   ----------   (1)
Art. 694/15. [1 In dit boek wordt verstaan onder :
   1° huis voor collectieve huisvesting : de inrichting die :
   - onder welke benaming dan ook, huisvesting tegen betaling verleent aan personen in langdurige moeilijkheden in de zin van punt 3° en,
   - over geen erkenning van de Regering beschikt voor deze activiteit;
   2° huisvesting : woning uitgerust met een privatieve ruimte alsook met gemeenschappelijke en individuele begeleidingsruimten die bestemd zijn om de personen in langdurige moeilijkheden op fysiek, mentaal of sociaal vlak te helpen;
   3° persoon in langdurige moeilijkheden: meerderjarige persoon gekenmerkt door een broos sociaal, mentaal of fysiek bestaan die geen privatieve woning vindt of die niet kan opgevangen worden in een van de structuren voor huisvesting erkend krachtens een ander boek van dit Wetboek;
   4° bewoner : persoon in langdurige moeilijkheden die in een huis voor collectieve huisvesting verblijft;
   5° erkenning : werkingsvergunning verleend door de Regering;
   6° directeur : persoon verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de inrichting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


HOOFDSTUK 2. [1 - Erkenning]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Toekenning, schorsing, beperking en intrekking]1   ----------   (1)
Art. 694/16. [1 Elk huis voor collectieve huisvesting moet beschikken over een erkenning toegekend door de Regering.
   De erkenning wordt opgesteld op basis van een verslag van het Agentschap dat voldoet aan de eisen vastgelegd door de Regering.
   De criteria en de procedure voor de toekenning van de vergunning worden ook vastgelegd door de Regering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/17. [1 § 1. De erkenning kan opgeschort, beperkt of ingetrokken worden wegens niet-inachtneming van verschillende bepalingen van dit boek of van de bepalingen genomen krachtens dit decreet.
   De opschorting heeft tot gevolg dat de huisvesting van nieuwe personen in langdurige moeilijkheden verboden wordt. De opschortingstermijn wordt berekend in functie van de tijd die nodig is voor het huis voor collectieve huisvesting om zich in orde te stellen met de normen.
   De beperking heeft tot gevolg de huisvestingscapaciteit te verminderen.
   De erkenning wordt automatisch ingetrokken als de beslissing tot beperking niet effectief wordt toegepast binnen de zes maanden van de kennisgeving ervan aan de directie.
   § 2. Het einde van de erkenning kan vergezeld gaan van een beslissing tot dringende sluiting, in geval van ernstige en herhaalde tekortkomingen, vastgesteld door de inspectieverslagen en de talrijke klachten van de bewoners.
   § 3. De Regering stelt de procedures vast voor de toekenning, de hernieuwing, de opschorting, de beperking en de intrekking van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/18. [1 De Regering stelt de modaliteiten vast voor het beroep in geval van weigering, opschorting, beperking of intrekking van de erkenning.
   In geval van sluiting van deze structuren wordt het Agentschap belast met het toezien op de acties om er voor te zorgen dat de ontredderde personen correct worden beschermd.
   Het beroep is niet opschortend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 2. [1 - Inrichtende mach]1   ----------   (1)
Art. 694/19. [1 De inrichtende macht van het huis voor collectieve huisvesting moet een rechtspersoon zijn.
   Zijn activiteitenzetel moet in een gemeente van het Franse taalgebied gelegen zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 3. [1 - Infrastructuur]1   ----------   (1)
Art. 694/20. [1 Een huis voor collectieve huisvesting moet :
   1° gelegen zijn in een Franstalige gemeente van het Waals Gewest;
   2° over een huisvestingscapaciteit beschikken zowel overdag als 's nachts van minstens acht personen in langdurige moeilijkheden;
   3° over kamers beschikken, namelijk privatieve ruimten bestemd voor de bewoners, die allemaal aan de volgende kenmerken voldoen :
   a) bestemd zijn voor maximum twee bewoners;
   b) een oppervlakte hebben van minstens 10 m2 voor een alleenstaand persoon en van 15 m2 als ze door twee personen worden ingenomen;
   c) met meubilair uitgerust zijn door de bewoners die ze innemen of, bij gebrek, door het huis voor collectieve huisvesting. Het meubilair moet minstens bestaan uit een bed (of een tweepersoonsbed voor een echtpaar) een stoel, een tafel en een wandkast of een kast om de kleren te bergen;
   d) uitgerust zijn met een tappunt voor drinkwater;
   e) uitgerust zijn met een raam met opening naar buiten;
   f) uitgerust zijn met een beveiligd stopcontact 220 V;
   4° over een collectieve uitrusting beschikken die minstens het volgende bevat :
   a) een gemeenschapsruimte met een oppervlakte van minstens 12 m2 vermeerderd met een 1 m2 per bewoner, die een ontmoetings- en gezelligheidsplaats vormt voor de bewoners die het wensen;
   b) een refter met een oppervlakte van minstens 10 m2 vermeerderd met 1 m2 per bewoner;
   c) een keuken met minstens een wastafel met warm en koud water, wasbare vloerbedekkingen en wanden, een kookplaat en een koelkast;
   d) sanitaire ruimten die naar geslacht zijn ingedeeld en die minstens een douche en/of badkuip voor 4 bewoners bevatten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 4. [1 - Verplichte documenten]1   ----------   (1)
Art. 694/21. [1 § 1. Het huis voor collectieve huisvesting moet altijd over het volgende beschikken :
   1° een veiligheidsattest afgeleverd sinds minder dan vier jaar door de burgemeester;
   2° het sluiten van een verzekering in burgerlijke aansprakelijkheid uitbating (die voorziet dat de bewoner de hoedanigheid van derde bewaart) en in objectieve burgerlijke aansprakelijkheid brand of ontploffing.
   Deze documenten moeten in de inrichting worden bewaard en op gewoon verzoek worden voorgelegd.
   § 2. Het huis voor collectieve huisvesting moet ook, op een centrale plaats en die toegankelijk is voor elke bewoner of bezoeker, de volgende bijgewerkte informatie aanplakken :
   - de bezoektijd of de openingsuren;
   - de tarieven van de huisvesting en de tarieven van alle diensten aangeboden door het huis voor collectieve huisvesting;
   - het huishoudelijk reglement;
   - de lijst van het personeel;
   - de lijst van de bewoners;
   - het plan van de inrichting en een noodnummer.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 17, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 5. [1 - Personeel]1   ----------   (1)
Art. 694/22. [1 § 1. Het huis voor collectieve huisvesting moet beschikken over een personeel dat aan de volgende kenmerken voldoet :
   - een coördinatiefunctie vervuld door een directeur die ter plaatse aanwezig is minstens één dag per week;
   - een begeleidingsfunctie die de verwezenlijking van het collectief project en de begeleiding van de bewoners beoogt op basis van een halve voltijds equivalent per aangesneden schijf van 8 bewoners;
   - een logistieke functie die bestaat uit keuken- en onderhoudspersoneel, intern of extern in functie van het profiel van de bewoners.
   § 2. Elk personeelslid moet houder zijn van een uittreksel uit het strafregister, naar het model bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering, vrij van veroordelingen tot correctionele of criminele straffen die onverenigbaar zijn met het ambt.
   § 3. De coördinatie-, begeleidings- en logistieke functies moeten minstens door drie verschillende natuurlijke personen worden vervuld.
   § 4. De coördinatiefunctie wordt vervuld door een persoon die houder is van een diploma van het hoger secundair onderwijs erkend door de Franse Gemeenschap. Deze voorwaarde is niet van toepassing op de bestaande inrichtingen die de andere voorwaarden van dit boek naleven als de directeur zijn beroep sinds minstens tien jaar uitoefent. De Regering of diens afgevaardigde bepaalt de bijkomende opleiding die kan worden opgelegd aan de personen die de coördinatiefunctie uitoefenen en de voorwaarden voor de opvolging van deze opleiding.
   § 5. De begeleidingsfunctie kan alleen maar worden vervuld door de houders van een diploma van het hoger secundair onderwijs erkend door de Franse Gemeenschap, op het gebied van hulp of zorg, waarvan de lijst door de Regering wordt vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 19, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 6. [1 - Opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 694/23. [1 § 1. Het huis voor collectieve huisvesting moet :
   a) zijn opdrachten vervullen zonder ten aanzien van de personen in langdurige moeilijkheden een onderscheid te maken in nationaliteit, geloof, opinie of sexuele geaardheid, en met respect voor de ideologische, filosofische of geloofsovertuigingen van de belanghebbenden;
   b) beschikken over een levensproject betreffende het geheel van de doelstellingen en middelen omschreven door een huis voor collectieve huisvesting om :
   - de samenleving binnen de inrichting te bevorderen;
   - via verschillende activiteiten, de bewoners te resocialiseren en ze onafhankelijker te maken;
   - als de fysieke, mentale of sociale behoeften van de bewoner het verlangen of als hij de wens daartoe te kennen geeft, elke bewoner te helpen om een meer geschikte huisvestingsplaats of een privatieve woning te vinden;
   c) over samenwerkingsovereenkomsten te beschikken met inrichtingen erkend in het kader van dit Wetboek, waarin vastgesteld wordt dat het huis voor collectieve huisvesting in staat is om in geval van nood een beroep te doen op de professionele sector of de diensten die actief zijn op medisch, psychologisch of sociaal gebied in functie van het profiel van de bewoners;
   d) een telefoonpermanentie 's nachts aan te bieden behalve als het profiel van de bewoners een permanente aanwezigheid ter plaatse vereist;
   e) een maaltijddienst te organiseren behalve als de bewoners in staat zijn om al hun maaltijden alleen voor te bereiden.
   § 2. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking en de evaluatie en het model van het levensproject bedoed in paragraaf 1.
   In functie van het profiel van de bewoners, bepaalt de Regering de eisen opgenomen in § 1, c), d) en e), in de erkenning afgegeven aan een huis voor collectieve huisvesting, overeenkomstig dit boek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 21, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 7. [1 - Opvang van de bewoners]1   ----------   (1)
Art. 694/24. [1 Het huis voor collectieve huisvesting is ertoe verplicht elke persoon die daarom verzoekt, een onderkomen te verschaffen, behalve :
   1° indien de maximumcapaciteit voor het verschaffen van een onderkomen bereikt is;
   2° indien de persoon niet in staat is om de kosten van de huisvesting en de diensten ten laste te nemen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 23, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 8. [1 - Registers]1   ----------   (1)
Art. 694/25. [1 Het huis voor collectieve huisvesting houdt een register bij van de niet voldane aanvragen. Elke aanvraag bevat de datum van de aanvraag, de naam van de persoon en de reden waarom de huisvesting werd geweigerd. De Regering bepaalt met welke frequentie deze lijst aan onze diensten wordt overgemaakt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 25, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/26. [1 Het huis voor collectieve huisvesting houdt een register bij van de bewoners dat de voornaam en de naam van elke bewoner, zijn geboortedatum en -plaats alsook de datum van zijn intrek in het huis bevat.
   Elk einde van het verblijf wordt in het register opgenomen met de datum, de reden van het einde van het verblijf en de bestemming indien bekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 26, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 9. [1 - Individueel dossier]1   ----------   (1)
Art. 694/27. [1 Het huis voor collectieve huisvesting opent een individueel dossier voor elke bewoner.
   Dat dossier bevat de administratieve en financiële documenten met betrekking tot de toestand van de bewoner.
   Het dossier bevat op zijn minst de volgende informatie:
   - de volledige identificatie van de bewoner;
   - de naam van zijn huisdokter;
   - in voorkomend geval, de naam en de personalia van zijn bewindvoerder over de goederen;
   - de individuele overeenkomst van huisvesting;
   - de individuele factuurafrekeningen;
   - het sociaal dossier van de bewoner.
   Het individueel dossier is toegankelijk voor de bewoner op zijn verzoek tijdens de bezoektijd. Het dossier is ook toegankelijk tijdens de inspecties.
   Het individueel dossier moet minstens elektronisch bewaard worden tijdens minstens tien jaar na het vertrek van de bewoner.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 28, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 10. [1 - Individuele huisvestingsovereenkomst]1   ----------   (1)
Art. 694/28. [1 Elke bewoner geniet een individuele huisvestingsovereenkomst met nadere bepaling van de voorwaarden, de tarieven van de huisvesting, het levensproject van de inrichting, de rechten van de bewoner opgenomen in artikel 694/32 en het huishoudelijk reglement.
   Deze overeenkomst moet worden ondertekend door de directeur en de bewoner, zijn bewindvoerder over de goederen of de persoon die de bewoner aangewezen zal hebben als vertrouwenspersoon, voorafgaandelijk aan de opname van de bewoner.
   De overeenkomst verplicht de bewoner om een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid te nemen.
   De inhoud en de modaliteiten van de individuele huisvestingsovereenkomst worden door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 30, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 11. [1 - Financiële bijdrage]1   ----------   (1)
Art. 694/29. [1 Het huis voor collectieve huisvesting kan aan de bewoners een financiële bijdrage vragen in functie van de aangeboden diensten en van de tarieven aangekondigd overeenkomstig het voorschrift van artikel 694/21.
   Elke bewoner moet nauwkeurig worden geïnformeerd, vóór zijn intrek in het huis voor collectieve huisvesting, over de prijs die hem maandelijks zal worden gefactureerd voor de huisvesting en de aangeboden diensten.
   De bewoner moet ook nauwkeurig geïnformeerd worden van wat er inbegrepen is in de minimumprijs van de huisvesting.
   Hij moet geïnformeerd worden over wat hij kan weigeren binnen de aangeboden diensten en over wat hem automatisch gefactureerd zal worden.
   Een tariefverandering mag alleen worden toegepast als ze uitdrukkelijk voorzien is in de individuele overeenkomst ondertekend door de voorzitter en de directeur van de inrichting.
   Als de overeenkomst een mogelijkheid voorziet om de tarieven te herzien, moet elke wijziging aan de bewoner of aan zijn bewindvoerder over de goederen meegedeeld worden uiterlijk drie maanden vóór de toepassing van het nieuwe tarief.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 32, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/30. [1 Minstens één keer per maand, wordt de bewoner schriftelijk op de hoogte gehouden van zijn financiële toestand en, voor de afgelopen maand, van het bedrag van de financiële bijdrage bedoeld in artikel 694/29.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 33, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/31. [1 Het huis voor collectieve huisvesting moet voldoen aan de minimale vereisten inzake gezondheid en hygiëne.
   De logistieke functie is bovendien verplicht om de volgende taken te verzekeren :
   - de dagelijkse schoonmaak van de collectieve uitrusting en, op zijn minst, de wekelijkse schoonmaak van de individuele woningen :
   - de halfmaandelijkse vervanging van het beddengoed. Als het echter bevuild is, wordt het onmiddellijk vervangen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 34, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 12. [1 - Rechten van de bewoner]1   ----------   (1)
Art. 694/32. [1 § 1. Elke bewoner moet een informatie krijgen met betrekking tot de sociale diensten die gevestigd zijn in de gemeente en de omgeving waar het huis voor collectieve huisvesting zich bevindt (soort voorgestelde diensten, adresgegevens, openingsuren).
   Deze informatie kan worden aangeplakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 694/20.
   § 2. De bewoner, zijn bewindvoerder over de goederen of de persoon die de bewoner aangewezen zal hebben als vertrouwenspersoon, zal op elk ogenblik tijdens de openingsuren van de dienst:
   - het individueel dossier van de bewoner kunnen raadplegen;
   - de gemeenschappelijke ruimten en de kamer van de bewoner kunnen bezoeken;
   - de geldende tarieven kunnen raadplegen.
   § 3. Als de bewoner erom verzoekt om het huis voor collectieve huisvesting te verlaten, moet hij begeleid en geholpen worden in zijn zoektocht naar een privatieve woning of een ander meer geschikte huisvesting.
   § 4. De bewoner moet ook geholpen worden als hij een externe interveniënt op medisch gebied, hulp en zorg wenst te ontvangen of wenst te gaan zien.
   § 5. De hulp en de begeleiding bedoeld in de paragrafen 3 en 4 worden uitgevoerd door een externe dienst, indien beschikbaar, of, bij gebrek, door de persoon die de begeleidingsfunctie uitoefent.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 36, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 13. [1 - Huishoudelijk reglement]1   ----------   (1)
Art. 694/33. [1 Het huis voor collectieve huisvesting moet over een huishoudelijk reglement beschikken dat aan de bewoners wordt afgegeven bij aankomst.
   In het huishoudelijk reglement wordt er op zijn minst voorzien dat de bewoner het recht heeft om personen, relaties of interveniënten, in zijn privatieve ruimte uit te nodigen voor zover dat de andere bewoners niet stoort.
   Een model van huishoudelijk reglement met minimale regels wordt bepaald door de Regering en aan de huizen voor collectieve huisvesting opgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 38, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


HOOFDSTUK 3. [1 Controle en sancties]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Controle]1   ----------   (1)
Art. 694/34. [1 De administratieve en kwalitatieve controle van de huizen voor collectieve huisvesting die genieten van een erkenning in het kader van dit boek wordt verzekerd door de ambtenaren aangewezen door de Regering. Deze ambtenaren zijn bekleed met het ambt van politieofficier van de procureur des Konings. Zij zijn ertoe verplicht voor de vrederechter van hun woonplaats de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af te leggen. In de uitoefening van hun opdrachten, kunnen zij:
   1° alle controles en onderzoeken verrichten en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten, met name :
   a) het ondervragen van elke persoon over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor het uitoefenen van het toezicht;
   b) zich elk nuttig document laten overmaken of elk nuttig document zoeken voor de voltooiing van hun opdracht, er een afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen;
   2° processen-verbaal van vaststelling nalatigheden opmaken die bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is. Daarvan wordt een afschrift bekendgemaakt binnen de vijftien dagen na vaststelling van de feiten aan de exploitant en de dader. In geval van doorzoeking van de lokalen die een woonplaats uitmaken en bij ontstentenis van de instemming van de bewoner, behalve in uiterst dringende gevallen indien de bijstand aan de in gevaar zijnde ondergebrachte persoon het vereist, hebben de hiervoor genoemde ambtenaren niet toegang tot die lokalen dan krachtens een machtiging van de rechter van de politierechtbank of diens plaatsvervanger. De gemachtigde ambtenaar kan de overtreder een termijn stellen om zich naar de wet te schikken; die termijn kan slechts één keer verlengd worden. Hij stelt de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is, hiervan in kennis.
   3° de burgemeester van de gemeente waar de inrichting gevestigd is, interpelleren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 41, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 2. [1 - Bemiddeling]1   ----------   (1)
Art. 694/35. [1 Er wordt binnen de diensten van het Agentschap een ombudsfunctie opgericht met het oog om de aanvragen van de bewoners van de huizen voor collectieve huisvesting in te zamelen. De Regering bepaalt het bevoegdheidsgebied en de modaliteiten voor de organisatie van de ombudsfunctie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 43, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 3. [1 - Sancties]1   ----------   (1)
Art. 694/36. [1 Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 25 tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft, degene die rechtstreeks of onrechtstreeks terwijl hij een activiteit of een mandaat uitoefent in een huis voor collectieve huisvesting:
   1° op niet-geïndividualiseerde wijze de rekeningen van de ondergebrachte personen beheert;
   2° door list, dwang, bedreiging, valse belofte of misbruik makend van de zwakheid of ziekte zich goed die aan een ondergebrachte persoon toebehoren, laat overhandigen;
   3° gelden of goeden van de ondergebrachte personen beheert, behalve met naleving van de eventueel in overeenstemming met laatstgenoemden overeengekomen voorwaarden;
   4° een bewoner in het huis voor collectieve huisvesting tegen zijn wil vasthoudt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 45, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


HOOFDSTUK 4. [1 - Overgangs- en slotbepalingen]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Overgangsbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 694/37. [1 De huizen voor collectieve huisvesting die onder welke benaming dan ook actief zijn vóór de inwerkingtreding van dit boek, beschikken over een periode van één jaar om een erkenningsaanvraag in te dienen en over een periode van drie jaar om een erkenning van het Gewest te krijgen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 48, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/38. [1 Het huis voor collectieve huisvesting waarvan de activiteit begonnen is vóór 1 januari 2018 heeft 10 jaar om in orde te zijn op het niveau van de infrastructuur, op voorwaarde dat een concreet plan wordt ontwikkeld met omschrijving van de acties die jaar per jaar uitgevoerd zullen worden om zich aan te passen aan het decreet.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van de procedure voor de aanpassing aan de normen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 49, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/39. [1 De Regering bepaalt de manier waarop de voorziening ingeschreven in dit boek wordt geëvalueerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 50, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Afdeling 2. [1 - Slotbepalingen]1   ----------   (1)
Art. 694/40. [1 Dit decreet treedt in werking op de dag bepaald door de Regering in het uitvoeringsbesluit, uiterlijk zes maanden na de bekendmaking van dit boek in het Belgisch Staatsblad.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 52, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


Art. 694/41. [1 Op voorstel van het Agentschap, kan de minister, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, aan de erkende huizen voor collectieve huisvesting een tegemoetkoming toekennen die de uitgaven i.v.m. de sociale begeleiding en de integratie van de bewoners dekt op basis van een revalidatieovereenkomst in de zin van artikel 1, 6°, van dit Wetboek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-03-29/39, art. 53, 033; Inwerkingtreding : 10-05-2018>


DEEL 3. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art.695. In afwijking van artikel 66, 1°, 2° en 4° worden beschouwd als opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype, de diensten of inrichtingen die op 1 oktober 2004 erkend zijn als opvangcentra voor volwassenen of moederhuizen en die :
  1° voor een deel of het geheel van hun erkende huisvestingsinfrastructuren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming inzake transitwoningen zoals bedoeld bij de artikelen 31 en 56 van de Waalse Huisvestingscode;
  2° terwijl zij in aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming bedoeld in 1°, opnieuw daarvoor in aanmerking komen om hun erkende huisvestingsinfrastructuren geheel of gedeeltelijk te hernieuwen of te herstructureren.
  In afwijking van artikel 66, 1°, 2° en 4° behouden de opvangtehuizen, de gemeenschapshuizen of de opvangtehuizen van het gezinstype hun hoedanigheid van opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of opvangtehuizen van het gezinstype.

Art.696. In afwijking van artikel 120 worden de maatschappelijk assistenten toegewezen aan de schuldbemiddeling op grond van drie jaar beroepservaring vóór 1 januari 2007 vrijgesteld van het verplicht volgens van de basisopleiding.

Art.697. De projecten die gesubsidieerd worden krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 11 december 1983. tot erkenning van de personen die migranten religieus of moreel willen helpen voor het jaar voor 1 juni 2009 tot wijziging van het decreet van 4 juli 1996 etreffende de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst komen in aanmerking volgens dezelfde voorwaarden voor de bepalingen van de artikelen 163 en 164.

Art.698. Bij wijze van overgangsmaatregel zijn de seniorenhelp(st)ers die ingezet worden door de diensten op de datum van inwerkingtreding van dit decreet wegens het afschaffen van de specifieke opleiding voor deze functie slechts bevoegd om hulp te verlenen aan personen van minimum 60 jaar, aan volwassenen met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten, en aan gezinnen die een volwassene ten laste hebben met een erkende permanente en definitieve handicap van minimum 66 %, bevestigd aan de hand van één van de door het bestuur erkende attesten.

Art.699.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 53, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.700.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 53, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.701.
  <Opgeheven bij DWG 2023-10-12/14, art. 53, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.702. De werkingstitels die geldig zijn op de dag van inwerkingtreding van het decreet van 30 april 2009 betreffende de opvang en de huisvesting van bejaarde personen worden geacht toegekend te zijn voor een onbeperkte duur behoudens de voorlopige en de opgeschorte werkingstitels.

Art.703.Titel II van [1 boek]1 V treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.704. In afwijking van artikel 467 wordt de programering ingediend door een coördinatiecentrum waarvan een deel of het geheel van de activiteit het voorwerp van een erkenning heeft uitgemaakt op grond van het decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juni 1989 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor de coördinatie van zorgverstrekking en diensten voor thuisverpleging, niet als een eerste programmering beschouwd.

Art.705. De in artikel 704 bedoelde coördinatiecentra die een ontvankelijke erkenningsaanvraag hebben ingediend, blijven in aanmerking komen voor hun erkenning en de desbetreffende subsidies die in het vorige stelsel vastgelegd werden totdat over hun erkenningsaanvraag beslist wordt.
  Tijdens het onderzoek van de aanvragen en binnen een termijn van uiterlijk zes maanden, die ingaat op de vervaldatum van de indiening van de erkenningsaanvragen, kunnen de centra bedoeld in het vorige lid hun erkenningsaanvraag wijzigen.

Art.706.§ 1. Voor de vastlegging van het voorschot betreffende de eerste subsidie verleend aan de coördinatiecentra bedoeld in artikel 57, worden de activiteiten bedoeld in artikel 469, § 1, 3°, b) en c), geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden die gelijktijdig de tussenkomst van minstens twee thuiszorg- of thuishulpdiensten of -verstrekkers hebben gekregen, waarvan één ressorteert hetzij onder thuisverpleging, hetzij onder gezinshulp of een sociale dienst is die niet onder de organisatie van de twee eerste diensten valt, zoals vermeld in het meest recente activiteitenrapport.
  De Regering bepaalt de wijze waarop die activiteiten in aanmerking genomen worden.
  De subsidie wordt gestort door het voorschot te corrigeren op basis van de activiteit vastgesteld tijdens dat eerste boekjaar.
  § 2. In afwijking van artikel 469 en volgende behouden de in artikel 57 bedoelde coördinatiecentra gedurende hoogstens twee jaar het voordeel van de krachtens het decreet van 19 juni 1989 toegekende subsidie naar rato van een door de Regering bepaald percentage voor zover de financiering die op basis van [2 boek]2 VI, [1 titel]1 I, [3 hoofdstuk]3 3, [4 afdeling]4 2, van dit Wetboek toegekend wordt hen minder gunstig is.
  De Regering legt het percentage op degressieve wijze vast zodat de coördinatiecentra zich geleidelijk kunnen aanpassen.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 210, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 212, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2014-02-20/20, art. 214, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.707.Het personeel dat uiterlijk op 1 januari 2010 door een in artikel 57 bedoelde coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt en dat niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de functies verlenen, wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden die in [2 boek]2 VI, [1 titel]1 I, [3 hoofdstuk]3 3, [4 afdeling]4 2, van dit Wetboek vastliggen.
  Het personeel dat op 1 januari 2010 door een niet erkend coördinatiecentrum op grond van een arbeidscontract in dienst genomen wordt of onder een statuut geworven wordt, levert het bewijs dat het minstens zes jaar ervaring heeft in die functie indien het niet voldoet aan de voorwaarden die toegang tot de coördinatiefunctie verlenen, met inachtneming van de modaliteiten die door de Regering bepaald worden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 210, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 212, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (4)<DWG 2014-02-20/20, art. 214, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.708.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 262, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.709.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 263, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.710.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 264, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.711.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 265, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.712.
  <Opgeheven bij DWG 2024-01-10/15, art. 266, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.713.§ 1. Het netwerk of de dienst erkend krachtens het decreet van 27 november 2003 dient een nieuwe erkenningsaanvraag in binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet.
  De aanvraag moet binnen die periode met het actieplan aangevuld worden
  Zoniet wordt het netwerk of de dienst niet meer erkend na afloop van voornoemde periode van zes maanden.
  § 2. Zodra zijn erkenningsaanvraag is ingediend, beschikt het netwerk of de dienst over een tijdelijke erkenning van zes maanden in de loop waarvan hij zich in overeenstemming brengt met de normen bedoeld in onderafdeling 2 van afdeling 2 en in onderafdeling 1 van afdeling 3 van hoofdstuk 3 van [1 boek]1 VI.
  De Regering beschikt over een termijn van zes maanden om de erkenningsaanvragen te onderzoeken.
  Bij gebrek aan beslissing na afloop van die termijn, blijven de betrokken inrichtende machten recht hebben op de subsidies die voor personeels- en werkingskosten toegekend worden op basis van het decreet van 27 november 2003 totdat over hun aanvraag beslist wordt.
  § 3. [2 ...]2.
  § 4. In afwijking van artikel 640 wordt het totaalbedrag van de aan de netwerken toegekende subsidies voor het eerste boekjaar waarop hoofdstuk 3 van [1 boek]1 VI van toepassing is, beperkt tot het totaalbedrag dat de netwerken ontvangen zouden hebben indien alle op 31 december van het jaar voor de inwerkingtreding van dit decreet op basis van het decreet van 27 november 2003 erkend en gesubsidieerd werden.
  ----------
  (1)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<DWG 2024-04-25/44, art. 7, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.714.[1 Elke dienst voor medisch-sanitair vervoer die krachtens het decreet van 29 april 2004 houder is van de erkenning, dient een ontvankelijke en volledige erkenningsaanvraag in binnen zes maanden na de inwerkingtreding van hoofdstuk 4 van titel 2 van [3 boek]3 VI van Deel II van het decretaal deel van dit Wetboek.
   Zo niet wordt hij aan het einde van bovenvermelde periode niet meer erkend.
   Onmiddellijk vanaf de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag kan de dienst overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 4 van [2 titel]2 2 van [3 boek]3 VI van Deel II van het decretaal deel van het Wetboek zijn activiteiten verder uitoefenen tot de dag waarop beslist wordt over zijn erkenning met onbepaalde duur.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 210, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.715.
  <Opgeheven bij DWG 2013-10-10/13, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Art.716.[1 In afwijking van artikel 687, tweede lid, [2 ...]2 en onverminderd norm EN 1789 blijven de ambulances die in activiteit zijn in de dienst voor medisch-sanitair vervoer die erkend is de dag van inwerkingtreding van hoofdstuk 4 van titel 2, [3 boek]3 6, Deel II, van het decretaal deel van dit Wetboek, onderworpen aan de technische normen zoals bepaald bij of krachtens het decreet van 29 april 2004 betreffende het medisch-sanitair vervoer en het besluit van de Waalse Regering van 12 mei 2005 houdende uitvoering van het decreet van 29 april 2004 betreffende het medisch-sanitair vervoer.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-10/13, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>
  (2)<DWG 2014-02-20/20, art. 208, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<DWG 2014-02-20/20, art. 211, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.717.[1 § 1. In afwijking van artikel 469, § 1, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt de toelage van een op 1 januari 2015 erkend coördinatiecentrum voor thuiszorg en -hulp binnen de perken van de begrotingskredieten berekend overeenkomstig de volgende regels :
   1° voor het boekjaar 2016 is de toelage gelijk aan het gemiddelde verkregen na optelling van :
   a) de gecontroleerde bedragen die daadwerkelijk voor de boekjaren 2013 en 2014 zijn geïnd;
   b) het voor 2015 verwachte bedrag;
   2° voor het boekjaar 2017 is de toelage gelijk aan het gemiddelde verkregen na optelling van :
   a) de gecontroleerde bedragen die daadwerkelijk voor de boekjaren 2014 en 2015 zijn geïnd;
   b) het verdrag verkregen na verdeling van de begrotingsenveloppe 2016 naar gelang van de activiteit uitgeoefend door elk centrum overeenkomstig artikel 469, § 1;
   3° voor het boekjaar 2018 is de toelage gelijk aan het gemiddelde verkregen na optelling van :
   a) de gecontroleerde bedragen die daadwerkelijk voor de boekjaren 2015 en 2016 zijn geïnd;
   b) het verdrag verkregen na verdeling van de begrotingsenveloppe 2017 naar gelang van de activiteit uitgeoefend door elk centrum overeenkomstig artikel 469, § 1.
   § 2. Het centrum dat tijdens het boekjaar 2015 een uitbreiding van grondgebied heeft ontvangen, krijgt een bijkomende toelage gelijk aan het overeenkomstig artikel 469, § 1, 2°, bepaalde bedrag voor het boekjaar waarop die uitbreiding betrekking heeft.
   Het centrum waarvoor de uitbreiding van grondgebied gelijkgesteld kan worden met een nieuwe erkenning, ontvangt de voorziene toelage overeenkomstig artikel 469, § 2. Het derde van die bedragen zal daadwerkelijk in aanmerking worden genomen. "
   § 3. Voor een nieuw centrum dat tijdens de begrotingsjaar 2016, 2017 of 2018 een erkenning zou krijgen, zal zijn oorspronkelijke toelage overeenkomstig artikel 469, § 2, berekend worden. Voor het volgende jaar zal die toelage gelijk zijn aan het gemiddelde van het tijdens het eerste jaar geïnde bedrag met het bedrag verkregen na verdeling van de begrotingsenveloppe van het tweede jaar naar gelang van de activiteit uitgeoefend door het centrum overeenkomstig artikel 469, § 1. Voor het eventuele derde jaar zal de toelage gelijk zijn aan het gemiddelde tussen de bedragen die gecontroleerd zijn en die tijdens de eerste twee jaar daadwerkelijk zijn geïnd, en het bedrag verkregen na verdeling van de begrotingsenveloppe tijdens het derde jaar naar gelang van de activiteit uitgeoefend door het centrum overeenkomstig artikel 469, § 1.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-02-18/02, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.718.
  <Opgeheven bij DWG 2013-10-10/13, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>

Art. 719.<Opgeheven bij DWG 2013-10-10/13, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2013>