15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van sommige bepalingen van het Waals Reglementair Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel IX, Hoofdstuk III, betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepaling
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 4-8
BIJLAGEN.
Art. N1-N3
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepaling
Art.2. In het Waals Reglementair Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede deel, Boek V, Titel IX, wordt Hoofdstuk III, dat de artikelen 905 tot 990 inhoudt, vervangen als volgt:
" HOOFDSTUK III. - Aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling
Afdeling 1. - Definities
Art. 905. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° aangepast centrum voor opleiding en socioprofessionele inschakeling: het vormingscentrum en het centrum voor gespecialiseerde beroepsrevalidatie bedoeld in artikel 283,4° van het decreetgevend wetboek, erkend door het "AWIPH" en hierna " het centrum " genoemd;
2° doelpubliek : de begunstigden bedoeld in artikel 275 van het decreetgevend wetboek die geen toegang hebben tot het dienstenaanbod van de opleidingsoperatoren dat voor de gezamenlijke bevolking bestemd is, omdat het niet of minder aangepast is;
3° stagiair : de begunstigde die deel uitmaakt van het doelpubliek en een overeenkomst met het centrum gesloten heeft;
4° socioprofessioneel inschakelingsproces: de begeleiding van de stagiair met het oog op zijn tewerkstelling of op het behoud van zijn baan;
5° tewerkstelling : elke activiteit uitgeoefend op grond van een arbeidscontract, een openbaar statuut of een statuut van zelfstandige binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de stagiair het centrum daadwerkelijk verlaat;
6° overeenkomst : de overeenkomst inzake opleiding en soioprofessionele inschakeling waarbij de rechten en plichten van het centrum en van de stagiair geformaliseerd worden in het kader van het socioprofessioneel inschakelingsproces;
7° afwisselende opleiding : elke actie tot combinatie van een praktische en een theoretische opleiding waardoor één of meer opleidingsoperatoren en één of meer gewone bedrijven of bedrijven voor aangepast werk uit de privé of openbare sector betrokken kunnen worden bij de uitvoering van het socioprofessioneel inschakelingsproces, met als doel de aanpassing aan het arbeidsmilieu, de uitvoering van een programma inzake kwalificerende opleiding of een periode van voorbereiding op de socioprofessionele inschakeling;
8° omscholingsovereenkomst : de overeenkomst bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk V van titel IX van boek V van het tweede deel van dit Wetboek;
9° psycho-sociaal en inschakelingspersoneel : de personeelsleden die voor beroepsinschakeling instaan, de maatschappelijk assistenten, de personeelsleden belast met begeleiding en oriëntering;
10° pedagogisch personeel : de opleiders en, desgevallend, de pedagogisch coördinator;
11° de pedagogische raad : instantie bestaande uit de directie, het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel en het pedagogisch personeel;
12° finaliteit : groep van beroepen en functies gebonden door hetzelfde type productie of diensten.
Afdeling 2. - Opdrachten
Art. 906. De centra voeren hun acties met inachtneming van de volgende beginselen :
1° de verbintenissen die vastliggen in de samenwerkingsregeling ingevoerd bij het decreet van 12 januari 2012 betreffende de geïndividualiseerde begeleiding van de werkzoekenden en betreffende de samenwerkingsregeling voor inschakeling, inzonderheid de artikelen 10 en 14;
2° de bevordering van de gelijkheid van kansen van de stagiairs bij de toegang tot opleiding en tewerkstelling;
3° de ontwikkeling van praktijken ter bevordering van de sociale, individuele en collectieve emancipatie van de stagiairs.
Art. 907. § 1. De centra worden belast met de organisatie van een geïndividualiseerd socioprofessioneel inschakelingsproces dat op de potentialiteiten van de stagiair afgestemd is.
§ 2. Het socioprofessioneel inschakelingsproces kan bestaan uit vier fasen, met name :
1° een fase tot bepaling van het project inzake socioprofessionele inschakeling, waarin, al naar gelang van het geval, de volgende acties gevoerd kunnen worden :
a) een persoonlijke en professionele balans van de stagiair opmaken;
b) de stagiair confronteren met de realiteiten van de arbeidswereld;
c) de stagiair de mogelijkheid geven om één of meer beroepen te ontdekken;
d) de stagiair helpen bij zijn oriëntering naar de door het centrum geschikt geachte dienstverlener(s), al naar gelang van zijn vaardigheden, bekwaamheden en behoeften;
e) de stagiair de mogelijkheid geven om de basisvaardigheden aan te werven inzake kennis, bedrevenheid en wellevendheid;
f) de voorbereiding van de stagiair op de algemene opleidingsstelsels bevorderen en desgevallend ervoor zorgen;
2° een fase tot bekrachtiging van het project inzake socioprofessionele inschakeling, waarin, al naar gelang van het geval, de volgende acties gevoerd kunnen worden :
a) de stagiair confronteren met de realiteiten van het beroep of van de vermoedelijke functie;
b) de stagiair aan een bekwaamheidstest onderwerpen;
c) het vermoedelijke opleidingsproject valideren of invalideren;
d) de stagiair helpen bij zijn oriëntering naar de door het centrum geschikt geachte dienstverlener(s), al naar gelang van zijn vaardigheden, bekwaamheden en behoeften;
3° een fase tot kwalificerende opleiding waarin de volgende acties gevoerd kunnen worden:
a) de stagiair de mogelijkheid geven om zijn vaardigheden aan te werven of te ontwikkelen met het oog op de uitoefening van het geheel of van een gedeelte van een beroep of functie met één of meer doeleinden;
b) de stagiair desgevallend de mogelijkheid geven om zijn vaardigheden te actualiseren naar gelang van de evolutieve behoeften en de behoeften van de ondernemingen;
c) desgevallend zorgen voor de opvolging van de stagiair in het kader van een omscholingsovereenkomst die hij gesloten heeft;
d) de voorbereiding van de bekrachtiging van de vaardigheden bevorderen en er desgevallend voor zorgen, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en goedgekeurd bij het decreet van 13 november 2003;
4° een fase tot opvolging van de stagiair na de opleiding waarin actief naar werk gezocht wordt, een baan gevonden of behouden wordt.
§ 3. De fasen tot bepaling en bekrachtiging van het project inzake sociaal-professionele inschakeling beslaan hoogstens vijftig percent van het globale uurvolume dat door het centrum verbruikt wordt, berekend over een gemiddelde van zes jaar.
Afdeling 3. - Erkenning
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 908. Behalve de voorwaarden waarin artikel 467 van dit Wetboek voorziet, vervullen de centra de volgende opdrachten :
1° de in afdeling 2 omschreven opdrachten ten gunste van de stagiairs uitoefenen naar rato van minstens negentig percent van de gevaloriseerde uren;
2° de stagiairs de krachtens de artikelen 978, 982 en 983 toegekende geldelijke voordelen garanderen;
3° beschikken over de gepaste uitrusting en over lokalen die toegankelijk zijn voor de stagiairs;
4° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;
5° onder de leden van de vereniging geen personeelsleden of met hen tot en met de derde graad aanverwante personen tellen voor meer dan één derde van de leden;
6° de raad van bestuur van de vereniging mag voor meer dan één derde van het totaalaantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van het centrum niet samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad;
7° binnen hun raad van bestuur minstens één vertegenwoordiger van het bedrijfsleven tellen;
8° een boekhouding voeren overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten;
9° hun erkenning door het "AWIPH" op elke communicatiedrager vermelden;
10° de " FOREm " kennis geven van hun aanbod inzake opleiding en socioprofessionele inschakeling.
Overeenkomstig het eerste lid, 1°, kunnen de centra, ten gunste van personen die niet het voorwerp zijn van een gunstige beslissing van het "AWIPH", de acties uitoefenen waarin het in artikel 914 bedoelde pedagogisch project voorziet, naar rato van maximum tien percent van de gevaloriseerde uren.
In afwijking van het eerste lid, 6°, kan de directie van het centrum met raadgevende stem deelnemen aan elke vergadering van de raad van bestuur betreffende de organisatie van het centrum, behalve wat betreft de agendapunten waarover een belangenconflict bestaat.
Art. 909. De centra bezorgen het "AWIPH" een afschrift van de volgende stukken :
1° het pedagogisch project bedoeld in artikel 914;
2° een jaarlijks activiteitenverslag dat volgens een door het "AWIPH" opgemaakt model aan het gezamenlijke personeel wordt meegedeeld uiterlijk 1 maart van het jaar na elk werkingsjaar;
3° het tewerkstellingskadaster van het centrum volgens een door het "AWIPH" opgemaakt model, uiterlijk 31 maart van het jaar na elk werkingsjaar;
4° de jaarrekeningen, zoals vastgelegd door het "AWIPH", goedgekeurd door de Algemene vergadering en vergezeld van het rapport van een bedrijfsrevisor, uiterlijk 31 maart van het jaar na het boekjaar dat overeenstemt met het kalenderjaar;
2° het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 467, 13°, waarin minstens volgende clausules opgenomen zijn :
a) de wekelijkse uurrooster;
b) de bepalingen betreffende de afwisseling;
c) de lijst van de wettelijke verlofdagen en de modaliteiten tot bepaling van de andere toegekende verlofdagen;
d) de modaliteiten tot toekenning van de geldelijke voordelen die krachtens de artikelen 978, 982 en 983 aan de stagiairs verleend worden;
e) de verplichtingen inzake veiligheid en hygiëne;
f) de bepalingen betreffende het preventiebeleid inzake alcohol en drugs;
g) de bepalingen inzake bescherming tegen geweld en morele of seksuele intimidatie;
e) de verplichting voor de stagiairs om zich te laten onderzoeken door de preventieraadgever belast met het medisch toezicht met wie het beroepsopleidingscentrum samenwerkt, alsmede om zich te onderwerpen aan de vaccinaties die krachtens de reglementaire bepalingen verplicht zijn;
i) de verplichting om het centrum onmiddellijk kennis te geven van elke omstandigheid die de uitvoering van het contract opschort en in geval van arbeidsongeschiktheid een medisch attest over te leggen binnen twee dagen na het begin van de ongeschiktheid of de verlenging ervan;
j) de modaliteiten voor de organisatie van de pedagogische raad bedoeld in artikel 916;
k) de modaliteiten betreffende het stelsel voor de raadpleging van de stagiairs over de organisatie van het centrum en de ontwikkeling van zijn activiteiten;
l) de beroepsprocedures die de stagiair kan inschakelen voor elke sanctie of maatregel die jegens hem wordt getroffen;
n) de voorwaarden waaronder het huishoudelijk reglement gewijzigd kan worden;
6° voor het gezamenlijke personeel van het centrum alsook voor de leden van de raad van bestuur, het uittreksel uit het strafregister van minder dan drie maanden geleden, te rekenen vanaf de datum van verzending aan het "AWIPH", en vrij van elke veroordeling tot een criminele straf of tot een correctionele straf voor misdrijven die onverenigbaar is met de uitoefening van het ambt;
7° het rapport van een gemeentelijke dienst of van een regionale brandweerdienst waaruit blijkt dat alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om brand te voorkomen; dat rapport dateert van minder dan een jaar geleden, te rekenen vanaf de datum van verzending aan het "AWIPH", en vermeldt de opvangcapaciteit van de infrastructuren;
8° het gemotiveerd advies van het subregionaal comité voor tewerkstelling en vorming over de relevantie van de voorgestelde finaliteiten, naar gelang van de mogelijkheden tot herinschakeling op de arbeidsmarkt;
9° het gemotiveerd advies van de bevoegde subregionale samenwerkingscommissie bedoeld in artikel 297 van het decreetgevend wetboek over de opportuniteit om de gewenste opleidingen ten gunste van de gehandicapte personen tot stand te brengen.
De adviezen bedoeld in het eerste lid, 8° en 9°, worden uitgebracht binnen twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag. Zo niet worden ze genegeerd. De termijn van twee maanden wordt opgeschort gedurende de maanden juli en augustus.
Art. 910. De centra staan onder de directie van een orgaan dat hun dagelijks beheer waarneemt krachtens een schriftelijke delegatie van bevoegdheden door de raad van bestuur en onder zijn verantwoordelijkheid.
De directie wordt waargenomen door een voltijds equivalent of door een halve voltijds equivalent als het centrum voor minder dan 40 000 uren erkend is.
In geval van verzuim of onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat dat door de raad van bestuur van de vzw aan de directie wordt toegewezen, verzoekt het "AWIPH" de raad van bestuur door elk middel dat vaste datum verleent erom onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen, los van die waarin artikel 475 voorziet.
Art. 911. § 1. De centra beschikken over een omkaderingspersoneel waarvan het aantal en de werktijd op hun pedagogisch project afgestemd zijn. Dat personeel beantwoordt aan de functies, profielen en kwalificaties die in bijlage 90 vastliggen.
Het centrum beschikt minimum over de volgende functies :
1° administratief bediende : een halve voltijds equivalent;
2° psycho-sociaal en inschakelingspersoneel : anderhalve voltijds equivalent;
3° opleider : een voltijds equivalent per volledige schijf van 11 000 erkende uren;
4° pedagogisch coördinator : een halve voltijds equivalent als de coördinatie afgevaardigd wordt.
§ 2. Om in te spelen op innoverende modules of op bepaalde specifieke opdrachten voorzien bij het pedagogisch project bedoeld in artikel 914, kunnen de centra een beroep doen op intern of extern personeel in functies die niet in bijlage 90 opgenomen zijn, voor zover ze het voorwerp zijn van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst die toepasselijk is op de sector.
§ 3. Afgezien van de profielen en kwalificaties die in bijlage 90 vastliggen, volgen de opleiders en de personeelsleden inzake professionele inschakeling binnen een termijn van drie jaar, die ingaat op de datum van hun indienstneming, een methodologisch opleidingsprogramma dat georganiseerd wordt door één van de door een sectoraal opleidingsfonds erkende organen. Hun lijst wordt door het "AWIPH" opgemaakt in samenspraak met de vertegenwoordigers van de centra en van het personeel van de centra. Het opleidingsprogramma duurt minstens 120 uren.
De opleiding maakt bij voorkeur deel uit van het opleidingsplan bedoeld in artikel 915.
Art. 912. De uitvoering van het socioprofessioneel inschakelingsproces is het voorwerp van een geïndividualiseerd actieplan aan de hand waarvan het centrum, met de actieve medewerking van de stagiair en rekening houdend met zijn behoeften, potentialiteiten en moeilijkheden, op evolutieve wijze de te halen doelstellingen identificeert, de nodige tussenkomsten plant en coördineert om er op in te spelen en om zijn socioprofessionele inschakeling te bevorderen.
Het centrum bepaalt de aan te wenden middelen alsook de evaluatietermijnen en -modaliteiten.
Art. 913. § 1. Het socioprofessioneel inschakelingsproces wordt uitgevoerd op basis van een afwisselende opleiding, waarbij niet meer dan vijftig percent van de totale duur van het traject van de stagiair in het bedrijf doorgebracht wordt.
§ 2. Het centrum vervult de volgende opdrachten :
1° met het bedrijf en de stagiair een stageovereenkomst sluiten waarin op zijn minst de volgende gegevens voorkomen :
a) de vaardigheden waarop de stage betrekking heeft;
b) het tijdschema van de stage;
c) de taken die aan de stagiair toegewezen worden alsook de eventuele restricties;
d) de aanwijzing van een voogd binnen het bedrijf en van de referentiepersoon van het centrum;
e) de modaliteiten tot opvolging van de stage door het centrum;
2° na elke stage in samenspraak met het bedrijf en de stagiair een rapport opmaken na evaluatie van de vaardigheden die hij verworven heeft.
Het rapport bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt ondertekend door de voogd, door de referentiepersoon van het centrum en door de stagiair.
Art. 914. § 1. De centra werken een pedagogish project uit waarvan de samenhang met hun opdrachten aangetoond wordt door de volgende punten :
1° de relevantie van de voorgestelde finaliteiten, rekening houdend met het subregionale opleidingsaanbod en de vooruitzichten van de arbeidsmarkt in bedoelde activiteitssector;
2° het type bekwaamheidstest;
3° de opvangmodaliteiten en de methodes inzake waarneming, opmaak van de balans, oriëntering en ontwikkeling van de vereiste voorkennis m.b.t. kennis, bedrevenheid en wellevendheid;
4° de programma's inzake kwalificerende opleiding die voorzien in :
a) de beoogde algemene doelstellingen;
b) de inhoud van de te ontwikkelen vaardigheden, omschreven in te halen operationele doelstellingen;
c) de modaliteiten voor de tussentijdse evaluatie;
d) de modaliteiten voor de voortdurende, formatieve en participatieve evaluatie van de verworvenheden inzake professionele, sociale of technische vaardigheden.
5° de beroepsopleidingsprogramma's die voldoen aan de volgende voorwaarden :
a) geheel of gedeeltelijk opgemaakt zijn met verwijzing naar de definities van de kwalificatieprofielen van de " Service francophone des Métiers et des Qualifications " (Franstalige dienst van de Beroepen en Kwalificaties), of van elk soortgelijk stelsel;
b) gericht zijn op het bereiken van een mate van beheersing van de vaardigheden die de validering ervan door de gemachtigde gewestelijke instellingen mogelijk maakt of die het in rekening brengen ervan in een certificeringproces mogelijk maakt;
6° de relevantie van het aantal uren besteed aan de fasen tot bepaling en bekrachtiging van het project inzake socioprofessionele inschakeling en tot kwalificerende opleiding, alsook aan de verschillende finaliteiten;
7° de relevantie van de voorgestelde pedagogische methodes en het bewijs van de specificiteit ervan t.o.v. de andere subregionale operatoren, rekening houdend met :
a) de kenmerken en de behoeften van de stagiairs;
b) de fases en de modaliteiten van de beroepsopleiding, meer bepaald wat betreft de afwisselende opleiding;
8° de modaliteiten tot uitvoering van de afwisselende opleiding;
9° de strategieën van het centrum inzake begeleiding van de stagiair in zijn socioprofessioneel inschakelingsproces;
10° de adequatie tussen het pedagogisch project en het organogram van het personeel en de overwogen materiële middelen;
11° de beschrijving van de partnerschappen met de externe interveniënten die deelnemen aan het socioprofessioneel inschakelingsproces van de stagiairs;
12° de strategie van het centrum betreffende de deelname van de stagiairs aan de organisatie van het centrum en aan de ontwikkeling van zijn activiteiten;
13° de modaliteiten voor de organisatie van de pedagogische raad bedoeld in artikel 916;
14° de modaliteiten voor de evaluatie van het pedagogisch project en de implementering ervan;
15° een plan inzake voortgezette opleiding.
De centra die productieactiviteiten ontwikkelen, moeten aantonen dat die activiteiten nauwkeurig aansluiten op de pedagogische doelstelling van de geïmplementeerde beroepsopleidingsprogramma's en van enig pedagogisch nut zijn voor de stagiairs.
§ 2. Het pedagogisch project wordt meegedeeld aan de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek daaraan, aan het gezamenlijke personeel, die/dat een gemotiveerd advies uitbrengt binnen een termijn van dertig dagen. Zo niet wordt het advies genegeerd.
Art. 915. § 1. Het opleidingsplan bedoeld in artikel 914, § 1, eerste lid, 15°, dat over twee jaar loopt, wordt door het centrum opgemaakt ter attentie van de directie, van het pedagogisch personeel en van het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel.
Het beschrijft het verband tussen de globale omgeving van het centrum, de dynamiek van het pedagogisch project en de ontwikkeling van de zowel technische als pedagogische vaardigheden van het personeel en de weerslag op de stagiars. Het bepaalt de evaluatiecriteria, -modaliteiten en -periodiciteit voor die drie aspecten.
Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek daaraan, met het gezamenlijke personeel.
§ 2. Wat betreft de pedagogische vaardigheden, neemt het "AWIPH", volgens de modaliteiten en onder de voorwaarden die het bepaalt, de behoeften van de centra op in de opleidingsprogramma's die het tot stand brengt voor het personeel van de diensten die het erkent en subsidieert.
§ 3. Het plan inzake voortgezette opleiding wordt bij voorkeur bestemd voor de personeelsleden die betrokken zijn bij een reconversie van het opleidingsaanbod van het centrum, alsook voor de opleiders en de personeelsleden inzake beroepsinschakeling bedoeld in artikel 911, § 3.
Art. 916. Het centrum beschikt over een pedagogische raad, die een gemotiveerd advies moet uitbrengen over :
1° het pedagogisch project bedoeld in artikel 914, zoals het aan het "AWIPH" wordt voorgelegd;
2° het investeringsprogramma dat aan het pedagogisch materieel gekoppeld is;
3° het jaarlijks activiteitenverslag bedoeld in artikel 909, 2°.
Art. 917. Voor elke stagiair maakt het centrum een pedagogisch dossier op waarin minstens melding gemaakt wordt van :
1° de persoonlijke en professionele balans bedoeld in artikel 935;
2° het geïndividualiseerde actieplan, de bijwerkingen, de tussentijdse evaluaties en de slotevaluatie ervan, in het centrum en in het bedrijf;
3° een overzicht van de aanwezigheden van de stagiair in het centrum en in het bedrijf;
4° de lijst van de bedrijven waar stage gelopen werd;
5° de activiteiten aan de hand waarvan naar werk gezocht wordt, een baan gevonden of behouden wordt.
Art. 918. § 1. Na afloop van de periodes bedoeld in artikel 926, § 2, wordt overgegaan tot de berekening van het jaarlijks gemiddelde :
1° van het bezoekpercentage van de fase tot kwalificerende opleiding, per finaliteit;
2° van het globale bezoekpercentage van het centrum.
§ 2. Wat de teller betreft, omvatten de bezoekpercentages:
1° het aantal maandelijks gepresteerde en daarmee gelijkgestelde uren van de stagiair, binnen de perken bedoeld in de artikelen 933, 941 en 944;
2° het aantal maandelijks gepresteerde en daarmee gelijkgestelde uren van de personen die niet aanmerking komen voor de in artikel 908, 1°, bedoelde tegemoetkomingen van het "AWIPH", binnen de perken bedoeld in de artikelen 933,941 en 944;
3° het vertrek van de stagiair uit het centrum voor het einde van zijn traject om minstens drie maanden te worden tewerkgesteld, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 456 uren in de fase waarin hij zich bevond bij zijn vertrek;
1° de opvolging van een stagiair die gebonden is bij een door het "AWIPH" erkende omscholingsovereenkomst, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 20 uren per maand gedurende de opvolgingsperiode;
5° de opvolging na de opleiding, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 8 uren per maand over een periode van maximum twee jaar.
De effectieve en gelijkgestelde prestaties bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, worden in aanmerking genomen op grond van een wekelijks prestatiestelsel van 38 uren.
Als het wekelijks voltijds prestatiestelsel minder dan 38 uren bedraagt, worden de gevaloriseerde uren voorzien van een valorisatiecoëfficiënt waarvan de teller gelijk is aan 38 en de noemer aan het wekelijks uurstelsel dat in het arbeidsreglement vastligt, waarbij hij niet kleiner mag zijn dan 35.
Het deeltijds uurstelsel van de stagiair wordt gevaloriseerd naar rato van honderdvijftig percent van de effectieve en gelijkgestelde uren en mag het voltijds uurstelsel niet overschrijden.
§ 3. Wat de noemer betreft, omvatten de bezoekpercentages :
1° het globale uurvolume dat aan het centrum toegestaan wordt;
2° het uurvolume dat bestemd wordt voor elke finaliteit van de fase tot kwalificerende opleiding.
§ 4. Het globale bezoekpercentage en het bezoekpercentage per finaliteit van de fase tot kwalificerende opleiding mogen niet lager zijn dan vijfenzeventig percent.
Art. 919. Na afloop van de periode bedoeld in artikel 926, § 2, wordt in de fase tot bepaling of tot bekrachtiging van het socioprofessioneel inschakelingsproject overgegaan tot de berekening van het jaarlijks gemiddelde van de volgende percentages :
1° het percentage verrichte persoonlijke en professionele balansen en bekwaamheidstests, bedoeld in de artikelen 914, § 1, 2°, en 935, dat niet lager mag zijn dan honderd percent;
2° het percentage stagiairs die het voorwerp zijn van de gunstige of ongunstige inschakelingsprognose bedoeld in artikel 938;
3° het heroriënteringspercentage betreffende de stagiairs die het voorwerp zijn van de ongunstige inschakelingsprognose bedoeld in artikel 939, dat niet lager mag zijn dan vijftig percent;
4° het percentage stagiairs die het voorwerp zijn van een gunstige inschakelingsprognose en opgenomen werden in één van de stelsels bedoeld in artikel 940, dat niet lager mag zijn dan tachtig percent.
De stagiairs die hun traject hebben onderbroken wegens een bij medisch attest bevestigde ziekte of wegens overmacht, komen niet in aanmerking voor de berekening van het percentage bedoeld in het eerste lid, 4°.
Art. 920. § 1. Na afloop van de periode bedoeld in artikel 926, § 2, wordt overgegaan tot de berekening, globaal en per finaliteit, van het jaarlijks gemiddelde van het percentage professionele inschakeling van de stagiairs.
§ 2. Het percentage wordt op 31 december van elk boekjaar berekend als volgt : de teller vertegenwoordigt het aantal stagiairs die professioneel ingeschakeld werden in de loop van bedoeld boekjaar en de noemer vertegenwoordigt het aantal stagiairs die de kwalificerende opleidingsfase hebben verlaten in de loop van bedoeld boekjaar, met uitsluiting van de vertrekken om medische reden bevestigd d.m.v. een medisch attest, alsook die te wijten aan overmacht.
De teller van het inschakelingspercentage omvat de professionele inschakelingen doorgevoerd :
1° in de loop van elk van de vier fasen bedoeld in artikel 907, § 2;
2° aan het einde van een omscholingsovereenkomst of van een plan "Opleiding Inschakeling" van de "FOREm".
§ 3. Het jaarlijks gemiddelde van het inschakelingspercentage mag niet lager zijn dan veertig percent.
Art. 921. § 1. Als één van de percentages bedoeld in de artikelen 918 en 920 of twee cumulatieve percentages bedoeld in artikel 919 niet bereikt worden, legt het centrum een heroriënteringsplan voor aan het "AWIPH" met, desgevallend, een wijziging van de uurstelsels bedoeld in artikel 927, eerste lid, 1° en 2°, een voorstel van één of meer nieuwe finaliteiten, een voorstel van nieuw pedagogisch project alsook een eventueel reconversieplan voor het personeel. Het plan wordt voorgelegd binnen een termijn van zes maanden die ingaat op de datum van kennisgeving door het "AWIPH" om daartoe over te gaan.
Het "AWIPH" erkent het heroriënteringsplan overeenkomstig artikel 923 of artikel 928, al naar gelang van het geval.
§ 2. Als het "AWIPH" vaststelt dat de tekortkoming voortduurt na een periode van zes jaar volgend op de totstandbrenging van de plannen bedoeld in het eerste lid, wordt de erkenning van het centrum ingetrokken voor de uren die voor bedoelde fasen en finaliteiten bestemd werden.
Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure A. Eerste erkenning
Art. 922. Als eerste erkenning worden beschouwd :
1° de erkenning van een nieuw centrum;
2° de erkenning van een nieuwe finaliteit;
3° de erkenning van een nieuw pedagogisch project.
Art. 923. § 1. In geval van erkenning van een nieuw centrum, beslist het "AWIPH" over de aanvraag die ondertekend is door de directie en door de persoon die krachtens de statuten bevoegd is om de vzw te vertegenwoordigen en
die vergezeld gaat van de stukken bedoeld in artikel 909, 1°, 2° en 6° tot 10°, alsook van een vooruitlopend ontwerp van jaarrekeningen over een periode van drie jaar.
In geval van erkenning van een nieuwe finaliteit of van een nieuw pedagogisch project, beslist het "AWIPH" over de aanvraag die ondertekend is door de directie en door de persoon die krachtens de statuten bevoegd is om de vzw te vertegenwoordigen en die vergezeld gaat van :
1° de wijzigingen die eventueel zijn aangebracht in de statuten van het centrum alsook de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;
2° het laatste huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 909, 6°;
3° het document bedoeld in artikel 909, 7°, daterend van minder dan drie maanden voor de datum van de aanvraag;
4° het document bedoeld in artikel 909, 8°, daterend van minder dan een jaar voor de datum van de aanvraag;
5° het pedagogisch project bedoeld in artikel 914, bijgewerkt;
6° de adviezen bedoeld in artikel 909, 9° en 10°.
§ 2. Het "AWIPH" erkent het centrum op basis van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 908 tot 917 binnen de termijn van zes maanden bepaald bij artikel 472 en voor een duur van maximum drie jaar, overeenkomstig artikel 473.
De bepalingen bedoeld in de artikelen 918 tot 921 worden door het "AWIPH" toegepast uiterlijk op de vervaldatum van de erkenningsperiode bedoeld in het eerste lid.
Art. 924. Door het centrum te erkennen verleent het "AWIPH" hem een aantal uren binnen de perken van het aantal uren dat in bijlage 91 vastligt.
Het "AWIPH" verdeelt het aantal uren naar gelang van de fasen bedoeld in artikel 907, § 2, en de finaliteiten van de kwalificerende opleidingsfase, op basis van de voorstellen vervat in het pedagogisch project.
B. Erkenning voor onbepaalde duur
Art. 925. Na afloop van de periode van eerste erkenning bedoeld onder punt A van deze onderafdeling, wordt de erkenning overeenkomstig artikel 473 voor een onbepaalde duur verleend, behoudens andersluidende beslissing van het "AWIPH".
Art. 926. Om hun erkenning voor onbepaalde duur te behouden, voldoen de centra aan de erkenningsvoorwaarden die in de artikelen 908 en 910 tot 921 vastliggen en bezorgen ze het "AWIPH" uiterlijk negen maanden voor de vervaldatum van elke periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de lopende erkenning, de volgende documenten :
1° de wijzigingen die eventueel zijn aangebracht in de statuten van het centrum alsook de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;
2° het laatste huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 909, 5°;
3° het document bedoeld in artikel 909, 6°, daterend van minder dan drie maanden voor de datum van de aanvraag;
4° het document bedoeld in artikel 909, 7°, daterend van minder dan een jaar voor de datum bedoeld in het eerste lid;
5° het pedagogisch project bedoeld in artikel 914, bijgewerkt;
6° de adviezen bedoeld in artikel 909, 8° en 9°.
C. Erkenningswijziging
Art. 927. Als erkenningswijziging wordt beschouwd :
1° de wijziging van de uurverdeling onder de fasen bedoeld in artikel 907, § 2, 1° tot 3°;
2° de wijziging van de uurverdeling onder de verschillende bestaande finaliteiten van de kwalificerende opleidingsfase.
De wijzigingen bedoeld onder 1° en 2° kunnen hetzij elk moment door het centrum voorgesteld worden, hetzij resulteren uit het heroriënteringsplan bedoeld in artikel 921.
Art. 928. De beslissing van het "AWIPH" tot erkenningswijziging stelt de vervaldatum van de in artikel 926 bedoelde evaluatie niet uit.
D. Bepalingen gemeen aan onderafdeling 2
Art. 929. Het totaalaantal erkende uren toegekend aan de centra mag niet hoger zijn 823.358 uren en wordt onder elk van de erkende centra verdeeld op grond van de quota's die in bijlage 91 vastliggen.
Art. 930. Na afloop van de zesjarige periodes bedoeld in artikel 926, § 2, kan het "AWIPH" het aantal uren dat eventueel beschikbaar is onder de centra opnieuw toewijzen.
Afdeling 4. - Toelating van de begunstigden tot het socioprofessioneel inschakelingsproces
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 931. § 1. Behalve de ontvankelijkheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 275 van het decreetgevend wetboek, ziet het "AWIPH" toe op de naleving van de volgende toelaatbaarheidsvoorwaarden :
1° het handicappercentage bedoeld in artikel 408;
2° de begunstigde valt niet meer onder de leerplicht;
3° de begunstigde is als werkzoekende ingeschreven bij de "FOREm".
§ 2. Worden gelijkgesteld met de handicapvoorwaarde bedoeld in paragraaf 1 de erkenningen van een handicap die de begunstigde op de datum van indiening van zijn aanvraag kan bevestigen aan de hand van één van de volgende documenten :
1° een geldende beslissing van het "AWIPH", het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de VDAB, de Brusselse Franstalige Dienst voor Gehandicapte Personen, Bruxelles-formation of de "Dienststelle der Deutschprachigen Gemeinschaft für Personen mit Behinderung", tot bevestiging van een handicap;
2° een attest waaruit blijkt dat de persoon zijn schoolcursus hoogstens in het gespecialiseerde secundair onderwijs heeft beëindigd;
3° een geldende beslissing afgeleverd door de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon een inkomensvervangende uitkering of een inschakelingsuitkering kan verkrijgen;
4° een geldende beslissing afgeleverd door de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon verhoogde kinderbijslag kan verkrijgen;
5° een rechterlijke beslissing of een geldende beslissing afgeleverd door de verzekeringsmaatschappij, het Fonds voor de beroepsziekten of het Fonds voor arbeidsongevallen tot bevestiging van minstens twintig percent blijvende arbeidsongeschiktheid;
6° een geldende beslissing van het RIZIV tot toekenning van invaliditeitsuitkeringen;
7° een geldende beslissing van de "ONEm", de "FOREm", het "Arbeitsamt" van de Duitstalige Gemeenschap of van Actiris waarbij een verminderde arbeidsgeschiktheid erkend wordt.
§ 3. Het "AWIPH" spreekt zich niet uit over de opportuniteit van de aanvraag.
Art. 932. § 1. Als de in artikel 931 bedoelde voorwaarden vervuld zijn, levert het "AWIPH" aan de begunstigde, binnen de termijn bepaald bij artikel 280 van het decreetgevend wetboek, een beslissing af tot toelaatbaarheid voor een fase tot bepaling of tot bekrachtiging van een socioprofessioneel inschakelingsproces, al naar gelang van het geval.
De toelaatbaarheidsbeslissing heeft een geldigheidsduur van zes jaar.
Als de begunstigde een titularis in arbeidsongeschiktheid of invaliditeit is, heeft de toelaatbaarheidsbeslissing van het "AWIPH" slechts gevolg met het voorafgaand akkoord van de Hoge commissie van de Geneeskundige raad voor invaliditeit van de Dienst uitkeringen van het RIZIV m.b.t. zijn bijscholingsprogramma.
§ 2. Het "AWIPH" levert zijn toelaatbaarheidsbeslissing af binnen hoogtens dertig dagen als de begunstigde het in artikel 931, § 2, bedoeld attest van handicaperkenning overlegt.
Onderafdeling 2. - Fase tot bepaling van het socioprofessioneel inschakelingsproject
Art. 933. Als de aanvraag betrekking heeft op een onbepaald opleidingsproject, levert het "AWIPH" aan de persoon de in artikel 932 bedoelde beslissing af waarbij hij opgenomen kan worden in de fase waarin het project bepaald wordt.
De fase waarin het project bepaald wordt mag niet langer duren dan 1.824 uren of één jaar, behalve als de overeenkomst opgeschort wordt voor een ononderbroken duur van minstens drie maanden.
In het geval bedoeld in het tweede lid wordt de fase waarin het project bepaald wordt verlengd met de duur van de opschortingsperiode.
Art. 934. De stagiair sluit de in artikel 948 bedoelde overeenkomst met het centrum uiterlijk de dag van zijn aankomst in het centrum.
Art. 935. Tijdens de fase maakt het centrum een persoonlijke en professionele balans van de stagiair op.
De balans betreft minimum de basiskennis, de psychotechnische vaardigheden, de wellevendheid en de sociale bedrevenheden, de professionele interesses, de evaluatie van de vooruitgangscapaciteiten inzake kennis, bedrevenheid, leerbereidheid en wellevendheid.
Art. 936. Tijdens de fase verzoekt het centrum de persoon erom zich tot een "Carrefour Emploi Formation" van zijn regio te begeven om er kennis te nemen van het dienstenaanbod van de operatoren op zijn grondgebied en in het domein waarop zijn opleidingsproject betrekking heeft.
Art. 937. Het centrum beslist op basis van de balans bedoeld in artikel 935 en van de informatie bedoeld in artikel 936 dat de stagiair deel van het doelpubliek uitmaakt om één van volgende redenen :
1° hij beschikt noch over de basisopleiding noch over de schoolantecedenten vereist door de algemene operatoren;
2° hij heeft behoefte aan een aanpassing van zijn leerritme of van zijn lesrooster;
3° hij heeft behoefte aan een specifieke psycho-sociale begeleiding;
4° hij heeft behoefte aan een methodologie of aan een pedagogie die met zijn handicap strookt;
5° de infrastructuren van de algemene operatoren zijn niet aan zijn handicap aangepast;
6° de uitrustingen van de algemene operatoren zijn niet aan zijn handicap aangepast.
Art. 938. Op basis van de balans bedoeld in artikel 935 besluit het centrum tot een prognose inzake professionele inschakeling van de stagiair binnen een termijn van maximum zes maanden, die ingaat op de datum waarop de stagiair in de fase opgenomen wordt.
Art. 939. Als de prognose ongunstig is of als het centrum acht dat de operator niet geschikt is, onderzoekt het een andere richting met de stagiair en ondersteunt het hem in de stappen die hij onderneemt.
Het centrum legt de balans en de prognose binnen de in artikel 938 bedoelde termijn ter informatie aan het "AWIPH" over, alsook, desgevallend, een overzicht van de heroriëntering naar een andere operator.
Art. 940. § 1. Als de prognose gunstig is, legt het centrum de balans en de prognose ter informatie aan het "AWIPH" over binnen de termijn bedoeld in artikel 938.
§ 2. Het centrum legt een ontwerp van geïndividualisserd actieplan ter informatie aan het "AWIPH" over binnen een termijn van maximum drie maanden, te rekenen vanaf de termijn bedoeld in artikel 938.
Het actieplan kan voorzien in :
1° een overgang naar de kwalificerende opleidingsfase binnen het centrum of in een ander centrum erkend door het "AWIPH";
2° een heroriëntering naar een algemene operator inzake opleiding of socioprofessionele inschakeling;
3° de activering van één van de tewerkstellingsstelsels georganiseerd of erkend door het "AWIPH".
Het "AWIPH" spreekt zich uit over de stelsels bedoeld in het tweede lid, 3°, onder de voorwaarden, volgens de procedures en binnen de termijnen vastgelegd voor elk stelsel.
Het "AWIPH" spreekt zich niet uit over de toelaatbaarheidsvoorwaarde bedoeld in artikel 931, § 1, 1°.
De stelsels worden geactiveerd binnen een termijn van maximum drie maanden, te rekenen vanaf de termijn bedoeld in het eerste lid.
Als het overwogen stelsel bestaat in een bijscholingsovereenkomst, garandeert het centrum zijn ondersteuning bij de opmaak van het programma en bij de opleiding gegeven door het bedrijf of de overheidsinstelling die de overeenkomst mede-ondertekend heeft, desnoods in samenwerking met het "AWIPH";
De ondersteuning wordt gewaarborgd door een opleider of door een lid van het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel, behalve voor de technische ondersteuning, die door een opleider verleend wordt in de betrokken finaliteit.
Onderafdeling 3. - Fase waarin het socioprofessioneel inschakelingsproject bekrachtigd wordt
Art. 941. Als de aanvraag betrekking heeft op een bepaald opleidingsproject, levert het "AWIPH" aan de begunstigde de in artikel 932 bedoelde beslissing af waarbij hij opgenomen kan worden in de fase waarin het socioprofessioneel inschakelingsproject bekrachtigd wordt.
De fase waarin het project bekrachtigd wordt mag niet langer duren dan 152 uren.
Art. 942. De begunstigde sluit de in artikel 948 bedoelde overeenkomst met het centrum uiterlijk de dag van zijn aankomst in het centrum.
Art. 943. Gedurende de fase :
1° gaat het centrum over tot de bekwaamheidstest bedoeld in artikel 914, § 1, 2°;
2° verzoekt het centrum de persoon erom zich tot een "Carrefour Emploi Formation" van zijn regio te begeven om er kennis te nemen van het dienstenaanbod van de operatoren op zijn grondgebied en in het domein waarop zijn socioprofessioneel inschakelingsproject betrekking heeft;
3° beslist het centrum dat de persoon deel van het doelpubliek uitmaakt om één van de redenen bedoeld in artikel 937.
Als de stagiair niet slaagt voor de bekwaamheidstest, geeft het centrum het "AWIPH" kennis van het einde van de overeenkomst en legt het hem de conclusies van de test voor alsook, desgevallend, een overzicht van de heroriëntering naar een andere operator.
Desgevallend sluit het centrum met de stagiair een overeenkomst tot bepaling van een socioprofessioneel inschakelingsproject, na aftrek van het aantal uren verbruikt bij de uitvoering van de overeenkomst in de fase waarin het project bekrachtigd wordt.
Onderafdeling 4. - Kwalificerende opleidingsfase
Art. 944. Als de stagiair slaagt voor de bekwaamheidstest, sluit het centrum een overeenkomst inzake kwalificerende opleiding met de stagiair.
De kwalificerende opleidingsfase mag niet langer duren dan 5 472 uren.
Onderafdeling 5. - Fase inzake opvolging na de opleiding
Art. 945. De opvolging na de opleiding kan desnoods in samenwerking met andere dienstverleners gewaarborgd worden, met name elke plaatselijke instelling of gemeenschap die het zoeken naar werk en het behoud van een baan ondersteunt.
De opvolging na de opleiding wordt gewaarborgd tot de vervaldatum van een periode van maximum twee jaar, te rekenen vanaf het effectieve vertrek uit het centrum van de stagiair die beschikt over een gunstige prognose inzake socioprofessionele inschakeling, tenzij hij daar uitdrukkelijk van afziet, in geval van overmacht alsook in geval van tenlasteneming door een andere interveniënt.
Aan het einde van de opvolging maakt het centrum het overzicht van de acties door middel waarvan een baan gezocht, gevonden of behouden wordt ter informatie aan het "AWIPH" over.
Onderafdeling 6. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 946. Het "AWIPH" verstrekt het centrum gedurende het hele socioprofessionele inschakelingsproject de eventuele informatie waarvoor het beschikt over de stagiair.
Art. 947. Vooraleer de stagiair tewerkgesteld wordt, onderwerpt het centrum hem aan een onderzoek van de dienst preventie en arbeidsbescherming om zich te kunnen uitspreken over eventuele medische contra-indicaties.
Onderafdeling 7. - Overeenkomst
Art. 948. De overeenkomst wordt schriftelijk gesloten tussen het centrum en de stagiair.
De overeenkomst wordt erkend door het "AWIPH". Zo niet kan het centrum geen aanspraak maken op de subsidies bedoeld in de artikelen 977 tot 984.
De overeenkomst wordt opgemaakt in drie originele exemplaren, waarvan één overhandigd wordt aan elke partij en één aan het "AWIPH".
Art. 949. De overeenkomst bevat :
1° de identiteit of de benaming alsook de woonplaats of de zetel van de partijen;
2° de aanvangsdatum en de duur van de overeenkomst;
3° de verplichtingen van de partijen;
4° de beroepsmogelijkheden van de stagiair in geval van geschil inzake de uitvoering of de interpretatie van de overeenkomst;
5° de melding van de ondersteuning van het Europees Sociaal Fonds;
6° in bijlage, het actieplan en de bijwerkingen ervan.
Art. 950. Het centrum verbindt zich ertoe :
1° de stagiair te begeleiden in zijn socioprofessioneel inschakelingsproces;
2° de nodige uitrusting ter beschikking van de stagiair te stellen, met name het materieel, het gereedschap, de werkkledij en de in goede staat van werking verkerende en regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires;
3° toe te zien op de vlotte uitvoering van de overeenkomst, de evolutie van het traject van de stagiair waar te nemen en met hem te evalueren en, desgevallend, met het opleidend bedrijf op de tijdstippen vermeld in het actieplan;
4° toe te zien op de gezondheid en de veiligheid van de stagiair;
5° de stagiair niet te belasten met taken zonder verband met het socioprofessioneel inschakelingsproces of die gevaar inhouden voor zijn gezondheid en veiligheid of die verboden zijn krachtens de arbeidswetgeving;
6° de stagiair in te lichten in de onmiddellijke aangifte van de DIMONA-baan;
7° de in artikel 977 bedoelde geldelijke voordelen te berekenen en aan de stagiair te betalen;
8° een attest af te leveren aan de stagiair aan het einde van zijn overeenkomst waarin de duur en de aard ervan worden vermeld;
9° voor een opvolging na de opleiding te zorgen binnen de perken bedoeld in artikel 945.
Art. 951. § 1. Het centrum dekt de stagiair tegen arbeidsongevallen en ongevallen op weg naar het werk en sluit daartoe een verzekeringspolis die de stagiair recht geeft op dezelfde voordelen als die waarin de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 voorziet, incluis in het vormingsbedrijf.
§ 2. Het centrum verzekert de stagiair ook inzake wettelijke aansprakelijkheid, zowel voor schade aan werktuigen en gereedschap als voor materiële of lichamelijke ongevallen waardoor derden tijdens het socioprofessioneel inschakelingsproces getroffen worden, incluis in het vormingsbedrijf.
Art. 952. De stagiair verbindt zich ertoe :
1° zich nauwgezet toe te leggen op het verloop van zijn socioprofessioneel inschakelingsproces;
2° zich te houden aan het huishoudelijk reglement en, desgevallend, aan het beginsel van geheimhouding van de gegevens die hij heeft kunnen inkijken;
3° de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht te nemen tijdens de uitvoering van de overeenkomst;
4° de veiligheids- en hygiënevoorschriften na te leven;
5° te handelen overeenkomstig de instructies die hem door het centrum of het opleidingsbedrijf zijn gegeven met het oog op de uitvoering van zijn contract;
6° het gereedschap, de uitrusting, het materieel en de niet-gebruikte grondstoffen die hem door het centrum zijn toevertrouwd, in goede staat terug te geven;
7° mee te doen aan de evaluatie bedoeld in artikel 950, 3°.
Art. 953. De uitvoering van de overeenkomst wordt geschorst indien één van de partijen tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om aan de overeenkomst uitvoering te verlenen, meer bepaald in geval van arbeidsongeschiktheid, wegens ziekte of ongeval, moederschapverlof, wederoproeping onder de wapens, wegens een tijdelijke tewerkstelling of wegens het volgen van een aanvullende opleiding bij een andere opleidingsmedewerker.
Het centrum geeft het "AWIPH" binnen hoogstens tien dagen kennis van de opschorting en de hervatting van de uitvoering van de overeenkomst.
Art. 954. § 1. Onverminderd de algemene wijzen waarop verplichtingen vervallen, wordt de overeenkomst vóór afloop van de voorziene termijn beëindigd voor zover het "AWIPH" wordt ingelicht :
1° als beide partijen het wensen;
1° via de kennisgeving aan de stagiair dat hij niet geslaagd is voor de bekwaamheidstest bedoeld in artikel 943;
3° als er een gewichtige reden tot verbreking bestaat, zoals bedoeld in de artikelen 955 en 956;
4° als de uitvoering van de overeenkomst meer dan drie ononderbroken maanden wordt opgeschort en één van de partijen niet meer wenst dat ze wordt voortgezet;
5° omdat het centrum het aldus wil, indien verschillende evaluaties zoals bedoeld in artikel 950, 3°, negatief blijken; in dat geval kan het centrum de overeenkomst verbreken middels een vooropzeg van zeven kalenderdagen die bij aangetekend schrijven wordt meegedeeld en ingaat op de maandag volgend op de week waarin hij gegeven werd;
6° omdat de stagiair het aldus wil, indien hij een beroepsactiviteit in de privé-sector, bij de overheid of als zelfstandige aanvangt;
7° wegens de ontbinding van het centrum;
8° wegens overmacht, indien daardoor de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk is geworden.
§ 2. Elke ongegronde verbreking kan ertoe leiden dat het "AWIPH" de in dit hoofdstuk bedoelde diensten niet meer verleent aan de partij die verantwoordelijk is voor de verbreking.
Art. 955. De hierna vermelde omstandigheden vormen een aan de stagiair toe te schrijven ernstige reden voor de ontbinding van rechtswege van de overeenkomst die betekend wordt door elk verzendmiddel dat vaste datum verleent :
1° indien hij zich schuldig maakt aan een daad van onrechtschapenheid, aan ernstige feitelijkheden of ernstige beledigingen aan het adres van het personeel van het centrum, het opleidend bedrijf of de andere stagiairs;
2° hij hen opzettelijk materiële of immateriële schade berokkent bij de uitvoering van de overeenkomst;
3° indien hij zich niet houdt aan het beginsel inzake geheimhouding van de gegevens die hij eventueel heeft ingekeken;
4° hij doorgaans verzuimt zijn verplichtingen na te komen i.v.m. de goede orde, de veiligheid en de tucht binnen het centrum of opleidend bedrijf of de uitvoering van de overeenkomst;
5° als onrechtvaardigde afwezigheden zich herhalen en veertien gecumuleerde dagen overschrijden;
6° indien de stagiair valse documenten heeft voorgelegd met het oog op het afsluiten van de overeenkomst.
In het geval bedoeld in het eerste lid, 5°, kan de verbreking van de overeenkomst slechts ingeroepen worden na een waarschuwing gericht door elk verzendmiddel dat vaste datum verleent.
Art. 956. De hierna vermelde omstandigheden vormen een aan het centrum toe te schrijven ernstige reden voor de ontbinding van rechtswege van de overeenkomst :
1° indien het zich schuldig maakt aan een daad van onrechtschapenheid, aan ernstige feitelijkheden of beledigingen;
2° indien het dergelijke daden jegens de stagiair duldt vanwege elke persoon die tussenkomt in het socioprofessioneel inschakelingsproces;
3° zijn moraliteit in gevaar wordt gebracht in de loop van de overeenkomst;
4° zijn gezondheid en veiligheid in de loop van de overeenkomst blootgesteld worden aan gevaren die hij niet kon voorspellen bij het sluiten ervan;
5° in het algemeen, indien het centrum blijk geeft van ernstige tekortkomingen in zijn verplichtingen m.b.t. de uitvoering van de overeenkomst.
Afdeling 5. - Subsidiëring
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 957. § 1. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidies bedoeld in onderafdeling 2 vervullen de centra de volgende voorwaarden :
1° voldoen aan de erkenningsvoorwaarden die in dit Wetboek vastliggen;
2° de gegevens voor de berekening van de in artikel 977 bedoelde tegemoetkomingen aan het "AWIPH" overleggen uiterlijk aan het einde van de maand na bedoeld kwartaal;
2° de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gerichte driemaandelijkse aangiften en de eventuele rechtzettingen betreffende de stagiairs aan het "AWIPH" overleggen uiterlijk aan het einde van de maand na bedoeld kwartaal;
4° in geval van financiële tegemoetkoming van de Europese Unie, zich houden aan de Europese regels inzake subsidiabiliteit van de uitgaven, bekendmaking, bewaring en archiveren van de documenten;
5° de volgende stukken aan het "AWIPH" overleggen :
a) het dossier inzake financieel saldo dat bestemd is voor het Europees sociaal fonds, aangevuld overeenkomstig de richtlijnen van het "AWIPH", uiterlijk 31 maart van het jaar na elk werkingsjaar;
b) de individuele jaarrekeningen betreffende de personeelsleden en de stagiairs, uiterlijk 31 maart van het jaar na het werkingsjaar;
c) de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gerichte driemaandelijkse aangiften en de eventuele rechtzettingen betreffende de personeelsleden, uiterlijk 31 maart van het jaar na het werkingsjaar.
§ 2. Het "AWIPH" kan de storting van de subsidies opschorten vanaf het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin is vastgesteld dat de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen niet werden nagekomen.
Onderafdeling 2. - Subsidies
Art. 958. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent het "AWIPH" jaarlijks aan elk centrum een werkingssubsidie die hoogstens overeenstemt met het urenquota dat hem krachtens zijn erkenning wordt toegekend, vermenigvuldigd met een percentage van 13,31 euro per erkend uur.
§ 2. Het uurpercentage wordt gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan het spilindexcijfer 1,2201 van januari 2013, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,6084. Het bedrag wordt naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.
Art. 959. Een bedrag dat overeenstemt met minstens 70 % van de jaarlijkse werkingssubsidie wordt toegerekend aan de lasten van het personeel dat middels een arbeidsovereenkomst door het centrum wordt tewerkgesteld en aan het ereloon dat gestort wordt aan de externe dienstverleners waarop het centrum een beroep doet voor de uitvoering van administratieve, boekhoudkundige en onderhoudstaken.
Art. 960. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de jaarlijkse werkingssubsidie van elk centrum aangepast worden ter financiering van de verhogingen te wijten aan de evolutie van de geldelijke anciënniteit van hun omkaderingspersoneel als na afloop van de audit bedoeld in artikel 988 blijkt dat de jaarlijkse werkingssubsidie betreffende het boekjaar waarop de controle slaat, niet volstond voor de dekking van de netto werkingsuitgaven, excl. uitzonderlijke lasten en opbrengsten.
De jaarlijkse werkingssubsidie wordt aangepast na vermenigvuldiging met, enerzijds, het uitgavenpercentage dat het centrum tijdens bedoeld boekjaar bestemd heeft voor de financiering van de loonmassa, zonder evenwel negentig percent van de jaarlijkse werkingssubsidie te mogen overschrijden, en met, anderzijds, het percentage van de evolutie van de bruto loonschalen, excl. indexering van de bezoldigde personeelsleden tussen 1 januari en 31 december van bedoeld boekjaar.
De loonmassa bedoeld in het tweede lid bestaat uit de bruto bezoldigingen, de sociale lasten, de eindejaarpremies en het vakantiegeld, na aftrek van de tewerkstellingssteun die het centrum geniet.
Art. 961. De lasten gefinancierd via de jaarlijkse werkingssubsidie worden door het "AWIPH" toegelaten op basis van de beginselen inzake subsidieerbaarheid van de lasten die in bijlage 92 vastliggen.
De lasten voor het personeel dat door het centrum wordt tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst, zijn subsidieerbaar op basis van de functies, profielen, kwalificaties en weddeschalen die in bijlage 90 vastliggen en krachtens de artikelen 911, § 2, 1385/4 en 1385/5.
Art. 962. De centra mogen de eventuele inkomsten uit hun productie-activiteiten voor hun maatschappelijk doel aanwenden, mits naleving van de beginselen van subsidieerbaarheid van de lasten die in bijlage 92 vastliggen.
De opbrengsten uit de opleidingsactiviteit van de centra, waaronder de exploitatiesubsidies verleend door overheden, worden afgetrokken van de lasten die krachtens bijlage 92 als subsidieerbaar verklaard worden door het "AWIPH" als de opbrengsten dezelfde lasten dekken als degene die krachtens dit Wetboek in aanmerking genomen worden.
Art. 963. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent het "AWIPH" een specifieke subsidie aan de centra krachtens de kaderovereenkomst van 16 mei 2000 voor de Waalse non-profit sector om de financiering van de uit bedoelde overeenkomst resulterende weddeschaalharmonisering te waarborgen.
§ 2. Het "AWIPH" verdeelt de subsidie onder de centra volgens onderstaande tabel :
Centrum | Subsidie (in euro) |
Maison de Géronsart | 9.767,23 |
CRT | 0,00 |
CERAT | 12.937,16 |
CFRP | 17.292,97 |
Mosan | 17.958,27 |
Plope | 16.443,10 |
Famenne-Ardenne | 2.335,33 |
Le Tilleul | 6.105,72 |
Aurélie | 8.548,16 |
Polybat | 20.744,09 |
Camec | 8.782,74 |
Espace Formation Emploi | 9.333,39 |
Le Réseau | 6.149,82 |
136.397, 98 |
CFP | Aantal uren |
La Maison de Géronsart | 69.003 |
Centre de réadaptation au travail | 91.533 |
Cerat | 53.137 |
Cfrp-Prorienta | 86.790 |
Mosan | 43.703 |
Le Plope | 99.657 |
Famenne-Ardenne | 40.000 |
Le Tilleul | 52.394 |
Aurelie | 59.358 |
Polybat | 64.398 |
Camec | 41.654 |
Espace Formation | 53.705 |
Le Réseau | 68.026 |
823.358 |