1 DECEMBER 2023. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake de opdrachten van de referentiepersoon dementie en de financiering in de sector van de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2.-. - Wijzigingen in bijlage 120 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering betreft van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties
Art. 4-8
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging
Art. 9
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen in het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden
Art. 10-13
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 14-16
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
HOOFDSTUK 2.-. - Wijzigingen in bijlage 120 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.
Art.2. In artikel 120 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in 9.3.16., tweede lid, worden de woorden "met ten minste 25 patiënten in de afhankelijkheidscategorie Cd" vervangen door de woorden "die recht hebben op de financiering van één of meer referentiepersonen dementie krachtens artikel 28ter van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of die genieten van de financiering van een referentiepersoon dementie in toepassing van artikel 4bis van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering betreft van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen
2° punt 9.3.16.4. wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering betreft van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen
Art.3. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering betreft van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2014 wordt in paragraaf 3, punt 8° aangevuld met de woorden "en in artikel 4ter".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties
Art.4. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, worden de woorden "zoals bepaald in de ministeriële besluiten die de erkenningscriteria vastleggen van de kwalificaties, vermeld in het koninklijk besluit van 27 september 2006 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde." vervangen door de woorden "in de geriatrie, of aan erkende verpleegkundigen die gemachtigd zijn om zich te beroepen op een bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg zoals bepaald in het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden de bijzondere beroepstitel te dragen van verpleegkundige gespecialiseerd in geriatrie, in het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie en in het ministerieel besluit van 8 juli 2013 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de verpleegkundigen gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg."
2° in paragraaf 2 worden de woorden "zoals bepaald in de ministeriële besluiten die de erkenningcriteria vastleggen van de titels, vermeld in het bovenvermeld koninklijk besluit van 27 september 2006." vervangen door de woorden "van verpleegkundige gespecialiseerd in geriatrie zoals bepaald in het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden de bijzondere beroepstitel te dragen van verpleegkundige gespecialiseerd in geriatrie.";
3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "in het ziekenhuis tewerkgesteld zijn in een erkende dienst, in een erkende functie of in een erkend zorgprogramma die deze specialisatie voorziet of in een rustoord voor bejaarden of in een rust- en verzorgingstehuis." worden vervangen door de woorden "in een inrichting voor bejaarden tewerkgesteld zijn, namelijk een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis, of in een dagzorgcentrum, en niet worden bezoldigd volgens de IF-IC-schaal".
b) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt:
Onder "IF-IC-schaal" wordt verstaan voor de toepassing van dit hoofdstuk het nieuwe loonmodel, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 2023 tot invoering van een nieuw loonmodel voor gezondheidsinstellingen en -diensten die erkend en/of gesubsidieerd worden door het Waals Gewest enerzijds, en tot wijziging anderzijds van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11/10/2021 (registratienummer 174488/CO/330) betreffende de procedures met betrekking tot de invoering van een nieuwe sectorale indeling van de functies en de rapportering aan de VZW IFIC zoals gewijzigd door de CAO van 12/12/2022 (registratienummer 177775/CO/330) om een aanpassing van het tijdschema van de hervorming en in het in comité C goedgekeurde akkoordprotocol van 10 februari 2023 mogelijk te maken. ";
4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4 In afwijking van lid 3 hebben verpleegkundigen die werkzaam zijn in een instelling voor ouderenzorg, namelijk een rust- of verzorgingstehuis, of in een dagzorgcentrum, en die vanaf de datum van inwerkingtreding van dit lid door de bevoegde autoriteit zijn erkend voor een titel of kwalificatie als hierboven bedoeld, geen recht op de in de leden 1 en 2 bedoelde premies
Een verpleegkundige die recht heeft op de in lid 1 of lid 2 bedoelde premie en die binnen hetzelfde bejaardentehuis van functie verandert of naar een ander tehuis overstapt, behoudt zijn recht op de premie op voorwaarde dat hij als verpleegkundige werkzaam blijft en niet overstapt naar de IF-IC-schaal.".
5° paragraaf 4bis wordt opgeheven;
6° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt:
"De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde jaarlijkse premie kan niet worden gecumuleerd met het in artikel 1 bis bedoelde specialisatiecomplement.";
7° paragraaf 6 wordt opgeheven.
Art.5. In hetzelfde Hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 1bis. § 1. Vanaf 1 september 2023 wordt een jaarlijkse specialisatiecomplement van 833 euro toegekend aan verpleegkundigen die erkend zijn om een bijzondere beroepskwalificatie van verpleegkundige met bijzondere deskundigheid in de geriatrie te gebruiken, of aan verpleegkundigen die erkend zijn als bevoegd tot het voeren van een bijzondere beroepskwalificatie van verpleegkundige met bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg zoals gedefinieerd in het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie en in het ministerieel besluit van 8 juli 2013 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de verpleegkundigen gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de palliatieve zorg.
§ 2. Vanaf 1 september 2023 wordt een jaarlijkse specialisatiecomplement van 2.500 euro toegekend aan verpleegkundigen die erkend zijn om een specifieke beroepstitel in de geriatrie te voeren zoals bepaald in het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden de bijzondere beroepstitel te dragen van verpleegkundige gespecialiseerd in geriatrie
§ 3. Om in aanmerking te komen voor de in de leden 1 en 2 bedoelde complementen moet de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde erkende verpleegkundige daadwerkelijk werken in een instelling voor ouderen, d.w.z. een rust- of verzorgingstehuis of een dagzorgcentrum, en bezoldigd worden volgens de IF-IC-schaal.
§ 4. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 heeft de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde ingeschreven verpleegkundige die naar de IFIC-schaal overschakelt, recht op betaling van de op hem toepasselijke premie bedoeld in artikel 1, naar evenredigheid van het aantal gewerkte of daarmee gelijkgestelde maanden waarin hij van 1 september van het voorgaande jaar tot 31 augustus van het lopende jaar nog niet effectief volgens de IFIC-schaal werd bezoldigd.
Vervolgens wordt een pro rata per hele maand toegepast voor de betaling van het specialisatiecomplement waarop de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde ingeschreven verpleegkundige die naar de IFIC-schaal overschakelt, recht heeft voor de gewerkte of gelijkgestelde maanden waarin hij tijdens de referentieperiode volgens de IFIC-schaal wordt bezoldigd.".
Art.6. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de eerste zin worden de woorden "De premie wordt jaarlijks in de maand september betaald door de werkgever aan de verpleegkundigen." vervangen door de woorden "De premie bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2 of het specialisatiecomplement bedoeld in artikel 1 bis, §§ 1 en 2, wordt betaald door de werkgever aan de verpleegkundigen."
2° in de tweede zin worden de woorden "of het specialisatiecomplement" ingevoegd tussen de woorden "De premie" en "wordt".
Art.7. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "in dit hoofdstuk" telkens vervangen door de woorden "in artikel 1".
Art.8. In Hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 3bis. § 1. De in artikel 1bis vermelde bedragen worden, voor de privésector, geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld en worden op 1 januari 2022 gekoppeld aan de spilindex.
§ 2. De bijdragen in artikel 1bis worden geïndexeerd, voor de privésector, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Ze worden op 1 januari 2022 gekoppeld aan de spilindex.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging
Art.9. In artikel 3 van het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 maart 2012 wordt in paragraaf 5, derde lid, de woorden "dan een jaar" vervangen door de woorden "dan 6 maanden".
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen in het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden
Art.10. In artikel 6 van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 december 2021, wordt paragraaf 1 aangevuld met een punt p), luidend als volgt:
"p) Deel W1: de aanvullende financiering voor de functie referent dementie tussen 1 juli 2023 en 31 december 2024."
Art.11. In artikel 28ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 4 mei 2010 en laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het tweede streepje wordt vervangen als volgt :
"- de bijdrage wordt berekend aan de hand van de volgende formule : ((VTE van de referentiepersoon dementie tijdens de referentieperiode x jaarlijkse loonkost volgens de gemiddelde anciënniteit van de kwalificatie van die persoon )/gemiddeld aantal patiënten tijdens de referentieperiode)/aantal kalenderdagen van de facturatieperiode";
b) het derde en het vierde streepje worden opgeheven;
2° in paragraaf 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) punt 1° wordt vervangen als volgt :
"1° a) tijdens de referentieperiode gemiddeld ten minste twintig patiënten hebben gehuisvest die zijn ingedeeld in de afhankelijkheidscategorie Cd of D.
Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal gedurende de periode dat een personeelslid optreedt als referentiepersoon dementie, maximaal 19 uur per week in aanmerking worden genomen.
Eén personeelslid is de referentiepersoon voor dementie. Bij afwezigheid tijdens deze uren kan de functie worden waargenomen door een ander personeelslid dat aan de voorwaarden voldoet.
b) Wanneer aan de onder a) bedoelde voorwaarde is voldaan voor een referentieperiode die op zijn vroegst aanvangt op 1 juli 2021, is deze voorwaarde daarna niet langer vereist, mits de instelling tijdens de referentieperiode gemiddeld ten minste vijftien patiënten opvangt die zijn ingedeeld in de afhankelijkheidscategorie Cd of D. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal gedurende de periode dat een personeelslid optreedt als referentiepersoon dementie, maximaal 19 uur per week in aanmerking worden genomen.
c) tijdens de referentieperiode gemiddeld ten minste zesendertig patiënten hebben gehuisvest die zijn ingedeeld in de afhankelijkheidscategorie Cd of D. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal gedurende de referentieperiode dat één of meerdere personeelsleden optreden als referentiepersoon dementie, maximaal 38 uur per week in aanmerking worden genomen.
De functie van referentiepersoon dementie mag door maximaal twee personeelsleden tegelijkertijd worden uitgevoerd, op voorwaarde dat ten minste één referentiepersoon dementie minimaal 19 uur per week in dienst is. Indien nodig moeten de referentiepersonen dementie werken volgens een gemeenschappelijk schema van minstens 4 uur per week om ervoor te zorgen dat hun werk wordt gecoördineerd.
d) Wanneer aan de onder a) bedoelde voorwaarde is voldaan voor een referentieperiode die op zijn vroegst aanvangt op 1 juli 2021, is deze voorwaarde daarna niet langer vereist, mits de instelling tijdens de referentieperiode gemiddeld ten minste dertig patiënten opvangt die zijn ingedeeld in de afhankelijkheidscategorie Cd of D.".
b) in punt 2° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
(1) de woorden "een personeelslid" worden vervangen door de woorden "één of meerdere personeelsleden",
(2) De woorden "minsten 19 uur/ week" worden geschrapt;
c) punt 3° wordt vervangen als volgt:
"3° de prestaties van een personeelslid tewerkgesteld op basis van artikel 4bis van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen kunnen in geen geval in aanmerking worden genomen." ;
d) punt 4° wordt opgeheven;
3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
"4 Personeelsleden die houder zijn van een diploma of een brevet van verpleegkunde A1 of A2 of van een van de diploma's bedoeld in artikel 4, § 2, en die loontrekkende of statutair zijn, komen in aanmerking voor de functie van referentiepersoon dementie. Een loontrekkende of statutaire directeur, een hoofdverpleegkundige, een hoofdparamedicus of een verpleegkundig coördinator mogen echter niet tegelijkertijd de functie van referentiepersoon dementie uitoefenen.".
Art.12. In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een afdeling 15 ingevoegd, luidend als volgt "Afdeling 15 - Deel W1 : de aanvullende financiering voor de functie referent dementie tussen 1 juli 2023 en 31 december 2024.".
Art.13. In afdeling 15, ingevoegd bij artikel 12, wordt een artikel 29nonies ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 29nonies. § 1. De aanvullende financiering voor de functie referentiepersoon dementie voor de factureringsperioden 2023, vanaf 1 juli 2023, en 2024 wordt berekend volgens de volgende formule:
((som van((A/T)*S))-(som van (B*S))/Aantal kalenderdagen in de factureringsperiode)/gemiddeld aantal patiënten in de referentieperiode).
De betekenis van de variabelen is als volgt:
1° A stemt overeen met het aantal uren per week in het contract of in de benoemingsakte van de referentiepersoon dementie ;
2° B stemt overeen met het voltijds equivalent van de referentiepersoon dementie waarmee rekening wordt gehouden in deel E3 van de forfaitaire tegemoetkoming;
3° S komt overeen met het jaarsalaris overeenkomstig het gemiddelde anciënniteitsniveau van de kwalificatie van deze persoon;
4° T komt overeen met het aantal uren per week voor een voltijds contract binnen deze instelling.
§ 2 De aanvullende financiering bedoeld in paragraaf 1 wordt toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° de instelling voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 28ter, § 2, 1°, a) of c) ;
2° de instelling ontvangt de aanvullende financiering op de eerste dag van de maand waarin zij het contract of de benoemingsakte aan de dienst meedeelt, door middel van een brief waarin een datum wordt vastgesteld, en ten vroegste op de datum van inwerkingtreding van het/de contract(en) of de benoemingsakte(n) van de referentiepersoon dementie ;
3° de instelling brengt de dienst binnen de maand op de hoogte, door middel van een brief die een vaste datum verleent, wanneer een periode van onderbreking van het contract zich voordoet, voor zover deze geen aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een bezoldiging;
4° de prestaties van een personeelslid tewerkgesteld op basis van artikel 4bis van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen kunnen in geen geval in aanmerking worden genomen.
In paragraaf 2, 1°, wordt, indien de instelling voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 28ter, § 2, 1°, a), gedurende de periode waarin een personeelslid optreedt als referentiepersoon dementie, hiermee rekening gehouden voor een contract van maximaal 19 uur per week.
In paragraaf 2, 3°, is geen bijkomende financiering verschuldigd tijdens deze periode van onderbreking van het contract. Als de instelling de dienst niet binnen een maand na het optreden van een onderbrekingsperiode van het contract op de hoogte brengt, kan aan de instelling geen aanvullende financiering meer worden toegekend voor de factureringsperioden 2023 en 2024, vanaf de datum van onderbreking.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.14. De artikelen 2, 10 tot 13, van dit besluit hebben uitwerking op 1 januari 2023.
Art.15. De artikelen 4, 1° tot 3° en 5° tot 7°, alsook de artikelen 5 tot 8 van dit besluit hebben uitwerking op 1 september 2023.
Art. 16. De Minister van gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.