Details





Titel:

2 OKTOBER 1937. - Koninklijk besluit houdende het statuut van het rijkspersoneel (NOTA : opgeheven, wat de rechtspositie van het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap betreft, bij BVR1993-11-24/32, art. XV.1, 1°; Inwerkingtreding : 01-01-1995, doch slechts met ingang van 01-06-1994 wat niveau A betreft (art. XV.1, 1°). ) (NOTA : opgeheven, voor de ambtenaren van het Waalse Gewest, met uitzondering van de artikelen 17bis, § 2, 21, 22, 23, eerste lid, 27, § 1, § 2, lid 1 en § 3, 40, 41, 42, 42bis, 43, 44 en 70bis, lid 2, door BWG1994-11-17/35, art. 134; Inwerkingtreding : 01-12-1994) (NOTA : opgeheven, voor de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door BESL1999-05-06/52, art. 406, 1° ; Inwerkingtreding : 01-07-1999) (NOTA : gedeeltelijk opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij BDG1996-12-27/31, art. 88, § 1er, 1°; Inwerkingtreding : 01-02-1997) (NOTA : opgeheven, voor de ambtenaren van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector en van de instellingen voor openbaar nut die onder het sectorcomité XVII ressorteren, door BFG2010-03-04/30, art. 34; Inwerkingtreding : 04-03-2010 (NOTA : opgeheven, voor de diensten van de Franse Gemeenschap, met uitzondering van de artikelen 17bis, § 2, 21, 22, 23, lid 1, 27 §§ 1 en 2, lid 1, en § 3, 40, 41, 42, 42bis, 43, 44 en 70bis, lid 2 en 102, door BFG1996-07-22/34, art. 130; Inwerkingtreding : 01-01-1997)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-01-2022 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)



Inhoudstafel:

DEEL 1. Rijksambtenaren
Art. 1-5, 5bis, 5ter, 5quater, 6, 6bis
DEEL II. [1 Rechten, plichten, belangenconflicten en cumulatie]1
Art. 7, 7bis, 8-11, 11bis, 12-14, 14bis, 14ter, 14quater, 14quinquies, 14sexies, 14septies, 14octies
DEEL III. [1 Selectie, werving en stage]1
TITEL I. [1 Selectie en werving]1
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Art. 15-16, 16bis, 17, 17bis, 18-19
HOOFDSTUK II. Vergelijkende selecties
Art. 20, 20bis, 20ter, 21, 21bis, 22-23
HOOFDSTUK IIBIS. [1 - Doorlopende selecties]1
Art. 24-26
HOOFDSTUK III. Stage en aanstelling tot rijksambtenaar
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art. 27-28, 28bis, 28ter, 28quater, 28quinquies, 28sexies, 29
Afdeling II. [1 Stage van de geslaagden voor [2 ...]2 niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar]1
Onderafdeling I. [1 Stage van de geslaagden voor niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar]1
Art. 30-33, 33bis
Onderafdeling II.
Art. 33ter, 33quater, 33quinquies
Afdeling III. Stage van de geslaagden voor [1 ...]1 de niveaus B, C en D en hun aanstelling tot rijksambtenaar
Art. 34-38
Art. 38 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 39
TITEL II. [1 - Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1
Art. 40-42, 42bis, 43-44
DEEL IV. Indiensttreding als rijksambtenaar
Art. 45-48
DEEL IVBIS. De opvang en de opleiding
Art. 48bis, 48ter, 48quater, 48quinquies, 48sexies
DEEL V. [1 De mutatie]1
Art. 49-52
DEEL VI. [1 De bevordering van de gelijkheid van de geslachten]1
Art. 53-55
DEEL VII. Evaluatie
Art. 56-62
DEEL VIII. Anciënniteit en rangschikking
Art. 63-68
Art. 68 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 69
DEEL IX. Loopbaan van de rijksambtenaren
Art. 70, 70bis, 71-73, 73bis, 73ter, 73quater, 74, 74bis, 75-76
DEEL X. Tuchtregeling
TITEL 1. Tuchtstraffen
Art. 77-81, 81bis
TITEL II. Raden van beroep
Art. 82-83, 83bis, 84, 84bis, 85-90, 90bis, 91-95, 95bis
DEEL XI.
Art. 96-97
DEEL XII. Administratieve standen
TITEL I. Algemene regelen
Art. 98-100
TITEL II. Dienstactiviteit
Art. 101-103, 103bis
TITEL III. Non-activiteit
Art. 104-107
TITEL IV. Disponibiliteit
Art. 108-111
DEEL XIII. Definitieve ambtsneerlegging
Art. 112, 112bis, 113-114
DEEL XIV. Overgangs- en slotbepalingen
Art. 115-117
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1964060114  1973121401  1979071609  1995003023  2007000750  2007001048  2007001049  2007002132  2007014331  2008002135  2008002142  2008002148  2008003432  2008009292  2008009315  2008012250  2008014179  2008021083  2008022087  2008022536  2008022586  2008022607  2008024032  2008A03026  2009000434  2009002022  2009002025  2009002062  2009002087  2009007088  2009009050  2009011572  2009021006  2009021041  2009021087  2009204284  2010002013  2010002027  2010002035  2010003608  2010009510  2010024222  2010029217  2010201038  2010205100  2011000624  2011000635  2011002013  2011002036  2011002039  2011003027  2011003372  2011022349  2011024293  2012002016  2012002025  2012002027  2012002056  2012002057  2012002079  2012003329  2012021059  2012021116  2013000811  2013002004  2013002009  2013002024  2013002035  2013002052  2013002054  2013002074  2013002075  2013003184  2013003212  2013003216  2013003344  2013003383  2013009108  2013012041  2013201136  2013201142  2014002031  2014002035  2014002056  2014007032  2014021061  2014203424  2014204529  2015002026  2015002030  2015018387  2015021072  2015202133  2016000618  2016000619  2016002003  2016002004  2016002038  2016002039  2016002040  2016003366  2016021015  2016024160  2016202144  2017011181  2017012623  2017014412  2017020328  2017030250  2017030251  2017040179  2017040352  2017203653  2018010242  2018010818  2018011651  2018013378  2018013384  2018205027  2019012867  2019202857  2020015456  2020016249  2020030868  2020042573  2020042836  2020043111  2020043488  2020044384  2020204784  2021021149  2021021234  2021031700  2021032720  2021032946  2021040301  2021040693  2021200269  2022015525  2022033834  2022040071  2022041154  2022042605  2022042777  2022200521  2023030347  2023040065  2023040405  2023043442  2023043443  2023045405  2023046397  2023047173  2023047409  2023047494  2023047644  2023047746  2023202615  2023205018  2023400003  2024000469  2024000863  2024001466  2024002702  2024003409  2024005103  2024005264  2024005265  2024006538  2024007229  2024009177 



Artikels:

DEEL 1. Rijksambtenaren
Artikel 1. Rijksambtenaar is elkeen die, in vast verband, zijn diensten aan een rijksbestuur verleent. [1 De rijksambtenaar bevindt zich in een rechtspositionele positie waaraan slechts een einde kan worden gemaakt in de gevallen waarin dit besluit voorziet.]1
  ----------
  (1)<KB 1994-09-26/34, art. 1; Inwerkingtreding : 07-03-1992>

Art.2. [1 De bepalingen van dit besluit zijn evenwel niet van toepassing op de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement van Hoofdstad-Brussel, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementcommissarissen, het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, [3 de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat]3, en de personen, verbonden aan ministeriële kabinetten, die niet in overheidsdienst zijn tewerkgesteld, [2 en aan de leden, experten, uitvoerende personeelsleden en medewerkers bedoeld in het artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest.]2 ]1
  ----------
  (1)<KB 1994-09-26/34, art. 2; Inwerkingtreding : 07-03-1992>
  (1)<KB 2001-07-19/35, art. 22; Inwerkingtreding : 12- 07-2003>
  (2)<KB 2006-12-15/36, art. 1; Inwerkingtreding : 31-12-2006>.

Art.3. [1 § 1. De hiërarchische structuur van de federale overheidsdiensten wordt in vier niveaus verdeeld, namelijk niveau A, dat het hoger niveau is, en de niveaus B, C en D.
  Het niveau wordt bepaald volgens de kwalificatie van de opleiding en de geschiktheid waarvan blijk moet worden gegeven om een betrekking te bekleden.
  § 2. Het niveau A bevat vijf klassen, genummerd van A1 tot A5 die de hoogste is.
  Een klasse groepeert de functies van vergelijkbare complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheden.
  De functie wijst het geheel van taken en verantwoordelijkheden aan die een rijksambtenaar op zich dient te nemen.
  § 3.[2 ...]2
  § 4. In niveau A, worden de rijksambtenaren in een [2 klasse]2 benoemd.
  § 5. In de niveaus B, C en D, worden de rijksambtenaren in graden benoemd.
  De graad is de titel die de ambtenaar machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen.
  § 6. Binnen elk van de niveaus B, C en D, worden de graden « gelijkwaardige graden » genoemd.
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 1; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 1; Inwerkingtreding : 01-12-2008>

Art.4. [1 § 1. De ambtenaren benoemd in de klassen A1 of A2 dragen de titel van attaché.
  De ambtenaren benoemd in de klasse A3 dragen de titel van adviseur.
  De ambtenaren benoemd in de klassen A4 en A5 dragen de titel van adviseur-generaal.
  Een bijkomende titel kan door Ons toegevoegd worden bij de titulatuur bedoeld in het eerste, het tweede en het derde lid.
  § 2. Het niveau B omvat de graden van administratief deskundige, van financieel deskundige, van technisch deskundige en van ICT-deskundige.
  Het niveau C omvat de graden van administratief assistent en van technisch assistent.
  Het niveau D omvat de graden van administratief medewerker en van technisch medewerker.
  Andere graden kunnen door Ons opgericht worden.]1
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 21; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art.5. [1 Rijksambtenaren van niveau A worden door Ons benoemd.]1
  De ambtenaren van de niveaus B, C en D worden benoemd door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 3; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art. 5bis.
  <Opgeheven bij KB 2004-08-04/30, art. 4; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art. 5ter. [1 [2 Elke functie ingedeeld in niveau A wordt in een klasse ingedeeld door de minister van Ambtenarenzaken. ]2
  De aanwerving, de mobiliteit en de bevordering gebeuren uitsluitend in een van de in het eerste lid bedoelde functies.]1
  ----------
  (1)<KB 2008-11-19/30, art. 2; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (2)<KB 2016-08-03/21, art. 2; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 5quater.
  <Ingevoegd bij AR 1985-05-24/31, art. 3, zelf vernietigd bij arrest van de Raad van State van 13-10-1987, B.St. 24-11-1987, p. 17378>

Art.6. § 1. Bijzondere bepalingen voorzien, in iedere federale overheidsdienst, in de uitvoering van dit besluit en van de besluiten die het hebben gewijzigd of aangevuld.
  Die bepalingen worden door Ons vastgesteld tenzij Wij die bevoegdheid aan de minister hebben opgedragen. In dit laatste geval machtigt de aan de minister opgedragen bevoegdheid hem niet, van het door Ons bepaalde statuut af te wijken, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
  Alle bepalingen vastgesteld op grond van het eerste en het tweede lid worden aan het voorafgaand advies van het directiecomité onderworpen.
  § 2. De bepalingen met de in § 1 omschreven strekking die afwijkingen van dit statuut bevatten welke het niet uitdrukkelijk toestaat, worden onderworpen aan de formaliteit voorgeschreven in § 1, derde lid, en tevens aan de formaliteiten voorgeschreven in artikel 116.

Art. 6bis.[2 § 1.]2 [3 De bevoegde minister of voorzitter van het directiecomité bepaalt welke vacant geworden betrekking wordt toegekend en volgens welke procedure.
   De betrekking kan altijd worden toegekend via overgang naar het hogere niveau als ze daarvoor in aanmerking komt.
   In geval van een betrekking in de klassen A2 tot A5, wordt er beroep gedaan:
   - hetzij alleen op de bevordering naar de hogere klasse van de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst;
   - hetzij gelijktijdig op de bevordering naar de hogere klasse en op de mobiliteit.
   Voor de betrekkingen in de klassen A2 tot A4, wanneer de keuze wordt gemaakt de betrekking gelijktijdig open te stellen voor de bevordering naar de hogere klasse zonder zich te beperken tot de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst en voor de mobiliteit, kan de bevoegde minister of de voorzitter van het directiecomité echter ook tegelijkertijd een beroep doen op de aanwerving. In dat geval leidt de procedure tot een reserve op basis van de rangschikking opgemaakt door het directiecomité. De reserve heeft een geldigheidsduur van één jaar.
   Voor de klassen A3 en A4 kan er niet enkel een beroep gedaan worden op de aanwerving. Voor klasse A2, in afwijking van het derde lid, kan er enkel beroep gedaan worden op de aanwerving.
   Wanneer de betrekking wordt toegekend overeenkomstig de regels inzake aanwerving, wordt van de kandidaten een nuttige ervaring voor de functie geëist van zes jaar voor de klasse A3 en van negen jaar voor de klasse A4.
   In afwijking van het vijfde en zesde lid, kunnen artsen meteen aangeworven worden in klasse A3 zonder dat er een nuttige professionele ervaring voor de functie vereist is.]3
  [2 § 2. Aan de klasseanciënniteitsvoorwaarde bedoeld in artikel 41 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel wordt voldaan op de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld.
  Aan de andere voorwaarden wordt voldaan op diezelfde datum.
  Als het bericht van vacante betrekking op verschillende wijzen werd meegedeeld overeenkomstig artikel 72, § 3, wordt aan de voorwaarden voldaan op de datum die het gunstigst is voor de ambtenaar.
  De Minister of de voorzitter van het directiecomité bepaalt de datum waarop het personeelsbestand bepalend zal zijn, met het oog op de toepassing van artikelen 53 en 54.
  Deze datum mag niet vroeger zijn dan de datum waarop het bericht van vacante betrekking wordt meegedeeld.]2
  ----------
  (1)<KB 2012-09-30/02, art. 1; Inwerkingtreding : 22-10-2012, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012>
  (2)<KB 2016-08-03/21, art. 2; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (3)<KB 2022-05-12/30, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

DEEL II. [1 Rechten, plichten, belangenconflicten en cumulatie]1   ----------   (1)
Art.7. [1 § 1. De rijksambtenaar oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen.
  Daartoe dient hij :
  1° de van kracht zijnde wetten en reglementen na te leven, alsmede de richtlijnen die hem gegeven worden in het kader van die wetten en reglementen;
  2° nauwgezet en correct zijn adviezen te formuleren en zijn verslagen op te stellen;
  3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
  § 2. De rijksambtenaar heeft het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door zijn hiërarchische meerderen, door zijn collega's, als door zijn ondergeschikten.
  Hij dient zijn collega's, zijn hiërarchische meerderen en zijn ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Hij vermijdt elk woord, elke houding, elk voorkomen dat deze waardigheid en deze hoffelijkheid in het gedrang zou kunnen brengen of de goede werking van de dienst zou kunnen schaden.
  § 3. Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering stelt de rijksambtenaar zijn hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elk onwettigheid of onregelmatigheid waarvan hij kennis heeft.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art. 7bis. [1 § 1.- De Rijksambtenaar kan enkel worden gecontacteerd buiten de normale arbeidstijd wanneer het gaat om uitzonderlijke en onvoorziene aangelegenheden waarbij actie vereist is die niet kan wachten tot de volgende arbeidsperiode of indien de Rijksambtenaar wordt aangeduid voor een wachtdienst.
   Onder `normale arbeidstijd' worden alle periodes verstaan tijdens de welke de Rijksambtenaar ter beschikking staat van zijn werkgever.
   De Rijksambtenaar mag geen nadelen ondervinden wanneer hij buiten zijn normale arbeidstijd zijn telefoon niet opneemt of werkgerelateerde berichten niet leest.
   § 2.- Met het oog op het verzekeren van het respect voor de rusttijden, jaarlijkse vakantie en andere verloven van de Rijksambtenaren en het vrijwaren van de balans tussen werk en privéleven, organiseert de voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal op regelmatige tijdstippen een overleg over deconnectie van het werk en het gebruik van digitale communicatiemiddelen in het bevoegde overlegcomité. Het advies van de preventieadviseur kan worden gevraagd. Dit overleg vindt minstens één maal per jaar plaats.
   § 3.- Dit artikel is ook van toepassing op het personeel dat bij arbeidsovereenkomst is in dienst genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-12-02/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2022>


Art.8. [1 § 1. De rijksambtenaar behandelt de gebruikers van zijn diensten met welwillendheid. In de manier waarop hij de vragen van de gebruikers beantwoordt of waarop hij de dossiers behandelt, eerbiedigt hij op een strikte manier de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, de reglementen en de richtlijnen.
  Wanneer hij bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek vermijdt de rijksambtenaar elk woord, elke houding, elk voorkomen, die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen.
  § 2. Zelfs buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de rijksambtenaar elk gedrag dat in strijd is met de waardigheid van zijn ambt. Hij vermijdt evenzeer elke toestand waarbij hij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zou kunnen gebracht worden met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt.
  § 3. De rijksambtenaar mag, noch rechtstreeks, noch door tussenpersoon, zelfs buiten zijn ambtsuitoefening, maar uit oorzaak hiervan, giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
  Het eerste lid slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art.9. [1 § 1. De rijksambtenaar plaatst zich niet en laat zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin hij door zichzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel heeft dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van zijn ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed.
  § 2. Wanneer een ambtenaar van oordeel is dat hij een belangenconflict heeft of vreest te hebben, brengt hij zijn hiërarchische meerdere hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hem hiervan schriftelijk akte.
  In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.
  De rijksambtenaar kan op elk ogenblik schriftelijk om het advies van de voorzitter van het directiecomité, of van diens afgevaardigde, vragen over een toestand waarin hij zich in de toekomst zou kunnen bevinden, dit om te weten of deze de oorzaak zou kunnen zijn van een belangenconflict. Het advies wordt hem schriftelijk verstrekt binnen de maand.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art.10. [1 De rijksambtenaar heeft het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.
  Het is hem enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op s lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen; evenals voor feiten die, wanneer zij bekend worden gemaakt, de belangen van de overheidsdienst waarin de ambtenaar is tewerkgesteld, kunnen schaden.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art.11.[1 § 1. De rijksambtenaar heeft recht op informatie voor alle aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Elke hiërarchische meerdere verzekert de informatiedoorstroming naar zijn ondergeschikten toe.
  De rijksambtenaar houdt zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, reglementeringen en onderzoeken in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.
  § 2. De rijksambtenaar heeft recht op de opleiding die nuttig is voor zijn werk alsook op de voortgezette opleiding met het oog op de ontwikkeling van zijn beroepsloopbaan.
  [2 Dit recht op opleiding omvat een minimum van gemiddeld vijf opleidingsdagen per jaar voor elke individuele rijksambtenaar. Het gemiddelde wordt bekeken over een periode van vijf jaar.]2
  De rijksambtenaar volgt, met aandacht en met de wil zijn competenties te ontwikkelen, de noodzakelijke opleidingen voor de uitoefening van zijn ambt.
  § 3. De rijkambtenaar neemt op actieve wijze deel aan de kennisdeling binnen de openbare dienst.]1
  [3 § 4. Dit artikel is ook van toepassing op het personeel dat bij arbeidsovereenkomst is in dienst genomen.]3
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>
  (2)<KB 2024-05-18/07, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
  (3)<KB 2024-05-18/07, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 11bis. [1 § 1. De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde gaat een scholingsbeding aan met de ambtenaar die een opleiding volgt.
   Onder scholingsbeding wordt verstaan: het beding waarbij de ambtenaar die een opleiding op kosten van zijn federale dienst volgt, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de opleidingskosten terug te betalen wanneer hij zonder geldige reden de opleiding onderbreekt voor de voltooiing ervan of vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar na het einde van de opleiding:
   1° ambtshalve zijn hoedanigheid verliest in toepassing van artikel 112, §§ 1 en 2 en § 3, 1°, 2°, 3°, 5°, 6° en 7°, vrijwillig ontslag neemt overeenkomstig artikel 113, 1°, of ontslagen wordt wegens beroepsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 114;
   2° in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken benoemd wordt.
   Onder geldige reden wordt verstaan: een situatie waarin de ambtenaar door overmacht, ziekte, arbeidsongeschiktheid of een andere reden die niet aan hem is toe te rekenen, wordt verhinderd de opleiding voort te zetten. De ambtenaar brengt in voorkomend geval zijn federale dienst zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de reden van het afzien van de opleiding en de daarbij behorende bewijsstukken voor te leggen.
   Het scholingsbeding is van toepassing op:
   1° het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;
   2° opleidingen die zich bevinden op een door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst.
   Tijdens de geldigheidsduur van het scholingsbeding kan de ambtenaar zijn rechten op een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen niet doen gelden voor een periode van zes maanden of meer.
   Het scholingsbeding bepaalt de toepassingsvoorwaarden en de nadere regels voor de terugbetaling.
   Het scholingsbeding wordt met de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde vastgelegd voordat de ambtenaar de toestemming heeft verkregen de opleiding te volgen.
   De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt het model van het scholingsbeding vast met inachtneming van de paragrafen 2 tot 5.
   § 2. Het scholingsbeding bevat minstens:
   1° een omschrijving van de overeengekomen opleiding, de duur ervan en de plaats waar ze doorgaat;
   2° de kost van deze opleiding of in het geval waarin de kost niet kan worden bepaald in zijn geheel, de kostenelementen die toelaten om de waarde te schatten van de opleiding;
   3° de begindatum en de geldigheidsduur van het beding;
   4° het terug te betalen bedrag van de opleidingskosten.
   Indien de opleiding aanleiding geeft tot het afleveren van een attest valt de begindatum van het scholingsbeding samen met de aflevering van het attest.
   Het bedrag bedoeld in de bepaling onder 4° wordt op degressieve wijze uitgedrukt in functie van de geldingsduur van het scholingsbeding. Dit bedrag mag niet hoger liggen dan de grenzen vastgesteld in paragraaf 4.
   § 3. Er wordt geen scholingsbeding opgemaakt wanneer:
   1° de jaarwedde van de ambtenaar het bedrag bedoeld in artikel 22bis, § 4, eerste streepje, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten niet overschrijdt;
   2° het niet gaat om een opleiding ter verwerving van nieuwe competenties die in voorkomend geval ook kunnen worden aangewend buiten de federale dienst waarbinnen de ambtenaar is tewerkgesteld;
   3° de door de ambtenaar gevolgde opleiding voortvloeit uit een wettelijke of reglementaire bepaling om de functie waarvoor de ambtenaar werd aangeworven, uit te oefenen;
   4° de opleiding geen duur van tachtig uren bereikt of een waarde heeft gelijk aan of lager dan het dubbel van de maandwedde van een ambtenaar die de weddeschaal NDA1 op trap 0 geniet;
   5° de opleiding aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
   a) de opleiding is noodzakelijk om het werk waarvoor de ambtenaar is aangeworven, uit te voeren;
   b) de federale dienst van de ambtenaar is verplicht de opleiding te verstrekken in toepassing van een wettelijke of reglementaire regel.
   Elk scholingsbeding in strijd met de voorwaarden bedoeld in het eerste lid is nietig.
   Het bedrag bedoeld in het eerste lid, 4°, is verbonden aan de spilindex 138,01.
   De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, bepalingen onder 1° en 3°, zijn niet van toepassing indien het scholingsbeding betrekking heeft op een opleiding voor een functie die voorkomt op de lijst met knelpuntberoepen bedoeld in artikel 16, § 2, 1°.
   Het eerste lid, bepaling onder 5°, is niet van toepassing op :
   1° het opleidingsprogramma dat de ambtenaar dient te volgen tijdens het werkplekleertraject bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 houdende de loopbaan van het Rijkspersoneel;
   2° opleidingen die een aanzienlijke financiële inspanning vereisen en zich bevinden op de door de minister van Ambtenarenzaken vastgelegde lijst.
   § 4. Wanneer de ambtenaar de voorwaarden van het scholingsbeding niet respecteert, mag het bedrag van terugbetaling dat hij is verschuldigd niet meer inhouden dan:
   1° tachtig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van minder dan één jaar vertrekt of de opleiding zonder geldige reden onderbreekt;
   2° vijftig procent van de opleidingskosten ingeval hij binnen een periode van één en minder dan twee jaar vertrekt;
   3° twintig procent van de opleidingskosten ingeval van hij van na een periode van meer dan twee jaar vertrekt.
   In elk geval mag dit bedrag nooit meer dan dertig procent van de jaarwedde van de ambtenaar inhouden.
   Indien de ambtenaar verlof voor stage neemt en vervolgens benoemd wordt in een dienst die niet behoort tot het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt hij beschouwd te zijn vertrokken op de dag waarop hij zijn verlof voor stage is bekomen.
   § 5. De ambtenaar blijft de bezitter van zijn diploma's of certificaten en beschikt over het origineel of een door de opleidingsinstantie gewaarmerkt afschrift of het scholingsbeding al dan niet uitwerking heeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-01-21/06, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 17-02-2024>


Art.12. [1 § 1. De rijksambtenaar mag geen, op welke wijze ook bezoldigde, activiteit uitoefenen buiten zijn ambt, dan nadat hij een machtiging tot cumulatie bekomen heeft.
  De machtiging tot cumulatie wordt verleend voor een periode van ten hoogste vier jaar. Haar verlenging is onderworpen aan een nieuwe machtiging. De machtiging tot cumulatie mag geen terugwerkende kracht hebben.
  Een machtiging tot cumulatie kan enkel verleend worden als de activiteit wordt uitgeoefend buiten uren waarop hij zijn dienst vervult. Zij dient in elk geval volledig bijkomstig te blijven ten overstaan van het uitgeoefend ambt.
  Een activiteit kan slechts worden uitgeoefend mits inachtname van de wetten en reglementen die de uitoefening van die activiteit regelen. In voorkomend geval, wordt het bewijs daarvan geleverd aan de instantie die de machtiging voor de cumulatie heeft verleend.
  § 2. De vraag tot cumulatie wordt door de ambtenaar ingediend bij zijn hiërarchische meerdere. Zij dient verplicht te omvatten :
  1° de zo nauwkeurig mogelijke aanwijzing van de beoogde activiteit;
  2° de duur van de beoogde activiteit;
  3° de gemotiveerde bevestiging dat de activiteit geen aanleiding kan geven, zelfs in de toekomst, tot een toestand van belangenconflict.
  § 3. Wanneer hij het nodig acht, vraagt de hiërarchische meerdere aan de ambtenaar bijkomende informatie of verantwoordingsstukken.
  De hiërarchische meerdere zendt de vraag, langs hiërarchische weg, met zijn beoordeling, aan de voorzitter van het directiecomité of aan zijn afgevaardigde.
  De voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, vraagt wanneer hij het nodig acht, aan de ambtenaar bijkomende informatie of verantwoordingsstukken.
  § 4. De beslissing de machtiging tot cumulatie te verlenen of te weigeren wordt genomen door de voorzitter van het directiecomité. Hij kan die bevoegdheid delegeren behalve voor de titularissen van de management- en staffuncties.
  De beslissing de machtiging tot cumulatie te verlenen of te weigeren wordt genomen door de Minister indien de aanvraag uitgaat van de voorzitter van het directiecomité.
  Bij gebreke aan een beslissing binnen de twee maanden na de aanvraag, wordt de machtiging voor cumulatie ambsthalve verleend. De termijn wordt op drie maanden gebracht als gebruik wordt gemaakt van § 3, eerste en derde lid.
  § 5. De uitoefening van de mandaten bedoeld in de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor het personeel van de overheidsdiensten, valt niet onder de toepassing van dit artikel.
  De uitoefening van bezoldigde activiteiten inherent aan het ambt wordt niet bedoeld in dit artikel. Evenwel, is steeds het voorafgaand schriftelijk akkoord van de hiërarchische meerdere vereist. Bij gebreke aan een beslissing binnen de twee maanden na de aanvraag, wordt het akkoord ambsthalve verleend.
  De uitoefening van een activiteit die voortvloeit uit een aanwijzing door de bevoegde overheid wordt niet bedoeld in dit artikel. Evenwel is de informatie van de hiërarchische meerdere vereist.]1
  [2 § 6. Elke machtiging tot cumulatie wordt ambtshalve opgeschort wanneer de ambtenaar afwezig is wegens ziekte, wegens een arbeidsongeval, wegens een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, wanneer hij in disponibiliteit wegens ziekte is of werkt volgens het stelsel van de verminderde prestaties wegens medische redenen.
  De opschorting van de machtiging heeft geen effect op de duur ervan.]2
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>
  (2)<KB 2013-06-18/10, art. 1; Inwerkingtreding : 11-07-2003>

Art.13. [1 Iedere rijksambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier in te kijken.
  Geen enkel stuk kan worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier zonder dat de rijksambtenaar daarvan voorafgaandelijk op de hoogte is gesteld.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art.14. [1 Elke inbreuk op de artikelen 7, 8, 9, § 1, 10 en 12 kan aanleiding geven tot een van de tuchtstraffen die bepaald zijn bij artikel 77, onverminderd de toepassing van de strafwetten.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art. 14bis. [1 De bepalingen van de artikelen 7 tot 14 zijn toepasselijk op de stagiairs.
  De bepalingen van de artikelen 8, 9, 10, 13 en 14 zijn toepasselijk zelfs wanneer de ambtenaar voltijds met verlof, in disponibiliteit of in non-activiteit is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art. 14ter. [1 Onze Ministers die bevoegd zijn voor Ambtenarenzaken en voor Begroting, stellen binnen een deontologisch kader, de meest geëigende gedragsregels vast om de bepalingen van de artikelen 7 tot 13 toe te lichten, evenzeer als deze die gegrond zijn op andere wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de rechten en de plichten van de ambtenaren.
  Mits akkoord van de Ministers bedoeld in het eerste lid, kan ieder van Onze Ministers en Staatssecretarissen, binnen het deontologisch kader, bijkomende gedragsregels vaststellen om de naleving van de bepalingen bedoeld in het eerste lid te verzekeren in de diensten onder hun gezag geplaatst, dit in functie van de bijzonderheden hiervan.
  De hiërarchische meerdere hebben een voorbeeldrol inzake deontologie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2007-06-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art. 14quater. [1 Onverminderd de bepalingen van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, zijn de artikelen 14quinquies tot 14octies van toepassing op de ambtenaar, met inbegrip van de stagiair, inzake intellectuele eigendom.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 14quinquies. [1 § 1. De ambtenaar draagt aan zijn federale overheidsdienst de vermogensrechten op de auteursrechtelijk beschermde werken die hij bij de uitoefening van zijn functie of in opdracht van de federale overheidsdienst tot stand brengt, over.
   De overdracht van de werken bedoeld in het eerste lid is geldig voor de hele wereld en voor de volledige beschermingsduur van de vermogensrechten.
   § 2. De ambtenaar oefent het divulgatierecht uit dat hem is toegekend op grond van artikel XI.165, § 2, derde en vierde lid, van het Wetboek van economisch recht, met inachtneming van de regels betreffende het statuut van het Rijkspersoneel en de regels die de organisatie van de overheidsdienst bepalen.
   § 3. De federale overheidsdienst exploiteert het in § 1 bedoelde werk onder zijn naam.
   In afwijking van het eerste lid, met het akkoord van de ambtenaar, beslist de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde om het werk onder de naam van de federale overheidsdienst en de naam van de ambtenaar of uitsluitend onder de naam van de ambtenaar of op anonieme wijze te exploiteren.
   § 4. De federale overheidsdienst heeft het recht om de werken te exploiteren in elke bestaande vorm evenals in exploitatievormen die onbekend zijn op de dag van de aanwerving van de ambtenaar in respect met de opdrachten van de openbare dienst.
   § 5. Het werk mag in het belang van de federale overheidsdienst worden gewijzigd, voor zover de wijziging de eer of de reputatie van de ambtenaar niet schendt.
   § 6. De overdracht van de in artikel 14quinquies, § 1, bedoelde vermogensrechten geeft geen recht op enige vergoeding ten laste van de federale overheidsdienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 14sexies. [1 Het vermoeden van overdracht van computerprogramma's gedefinieerd in artikel XI.296 van het Wetboek van economisch recht, is van toepassing onder dezelfde voorwaarden als die vermeld in artikel 14quinquies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 14septies. [1 De ambtenaar draagt aan zijn federale overheidsdienst de vermogensrechten op alle prestaties die hij bij de uitoefening van zijn functie of in opdracht van de federale overheidsdienst uitvoert of vertolkt, onder dezelfde voorwaarden als die vermeld in artikel 14quinquies § 1 en §§ 3 tot 6, over.
   De federale overheidsdienst mag de in het eerste lid bedoelde prestaties in alle mogelijke vormen exploiteren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 14octies. [1 § 1. De ambtenaar heeft de plicht de federale overheidsdienst in te lichten over het bestaan van de uitvinding.
   Onverminderd het eerste lid onthoudt de ambtenaar zich van elke mededeling aan derden betreffende de uitvinding.
   § 2. De federale overheidsdienst is houder van de vermogensrechten die verbonden zijn aan de uitvindingen die de ambtenaar bij de uitoefening van zijn functie of in opdracht van de federale overheidsdienst doet.
   § 3. Het recht op een octrooi in de zin van artikel XI.9 van het Wetboek van economisch recht, komt toe aan de federale overheidsdienst.
   De federale overheidsdienst onderneemt, in voorkomend geval, de juridische stappen die nodig zijn voor de bescherming van de uitvinding.
   § 4. De federale overheidsdienst heeft het exclusieve recht om de uitvinding te exploiteren.
   § 5. De overdracht van de in § 2 bedoelde vermogensrechten geeft geen recht op enige vergoeding ten laste van de overheidsdienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-09-30/18, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


DEEL III. [1 Selectie, werving en stage]1   ----------   
TITEL I. [1 Selectie en werving]1   ----------   
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Art.15.Niemand kan tot Rijksambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° de voor de te verlenen betrekking bepaalde toelaatbaarheidsvereisten vervullen ;
  2° [1 slagen voor de voorgeschreven vergelijkende selectie of doorlopende selectie;]1
  3° met goed gevolg de stage volbrengen.
  Volgens door Ons te stellen nadere regelen moet de Rijksambtenaar bewijzen dat hij de medische geschiktheid voor het uit te oefenen ambt bezit.
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.16.[4 § 1.]4 Niemand kan tot Rijksambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hierna volgende algemene toelaatbaarheidsvereisten :
  1° [2 Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en ten doel hebben de algemene belangen van de Staat te behartigen, of, in de andere gevallen, Belg zijn of burger van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;]2
  2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking ;
  3° de burgerlijke en politieke rechten genieten ;
  4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben ;
  5° [3 zich niet persoonlijk bevinden in een toestand van belangenconflict;]3
  6° [4 houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen klasse of graad, volgens de bij dit besluit gevoegde tabel;]4
  [6 7° niet ontslagen zijn geweest wegens dringende reden of ambtshalve ontslagen zijn geweest uit zijn ambt of afgezet zijn geweest ten gevolge van een tuchtprocedure bedoeld in artikelen 77 tot 81bis in de aanwervende federale dienst en dit, te rekenen vanaf 3 jaar na de ontslagbeslissing of na de definitieve uitspraak van de tuchtstraf in een dienst van het federaal administratief openbaar ambt, zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.]6
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  § 2. [6 Er wordt een afwijking van de diplomavoorwaarde bedoeld in § 1, 6°, toegestaan:
   1° ofwel door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, [8 die per taalrol een lijst met knelpuntberoepen vaststelt, en en deze regelmatig bijwerkt]8 op basis van de lijsten opgesteld door de gewestelijke instellingen voor tewerkstelling en beheer van werklozen en na een analyse uitgevoerd door het wetenschappelijk adviescomité bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Voor elk van deze beroepen kan de betrokken administratie ambtshalve de voorziene diploma-afwijking toepassen. De lijst met knelpuntberoepen wordt ter informatie bezorgd aan de leden van de overlegcommissie voor de selectieprocedures bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel;
  [8 1bis° ofwel door de aanwervende federale dienst na akkoord van de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde voor functies die niet in de lijst met knelpuntberoepen bedoeld in de bepaling onder 1° zijn opgenomen en waarvan binnen deze dienst de selecties een lage effectiviteit hebben vertoond over een langdurige termijn, op basis van het aantal jaren nuttige beroepservaring bepaald in de onderstaande referentietabel;


<td colspan="6" valign="top">Nombre d'années d'expérience utile requise par niveau selon le diplôme ou certificat pris en considération pour l'admission au niveau correspondant tel que visé à l'annexe 1<td colspan="6" valign="top">Aantal jaren nuttige ervaring vereist per niveau volgens het diploma of getuigschrift dat in aanmerking wordt genomen voor toelating tot het overeenkomstige niveau zoals bedoeld in bijlage 1 <td colspan="3" valign="top">Expérience utile pour l'accès au niveau <td colspan="3" valign="top">Nuttige ervaring voor toegang tot niveau
 Pas d'expérience pour l'accès au niveau D  Geen ervaring voor toegang tot niveau D
Diplôme ou certificat pris en considération pour l'admission au niveau A //// Diploma of getuigschrift in aanmerking voor de toelating tot de niveau A / / //
 B 2 ans / // B2 Jaar / //
  
 C 5 ans 3 ans // C 5 jaar3 jaar / /
  
Pas de diplôme ou certificatD6 ans4 ans2 ans/Geen diploma of getuigschriftD6 jaar 4 jaar 2 jaar/
De aanwervende federale dienst kan evenwel afwijken van de ervaringsvoorwaarden bepaald in de referentietabel mits bijzondere motivering in termen van instroom en doeltreffendheid van de selectie, mits akkoord van de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of zijn afgevaardigde, en zonder dat de vereiste ervaring minder dan twee jaar bedraagt;]8
   2° ofwel door de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken op voorstel van de voorzitter van het directiecomité, aan de kandidaten die houder zijn van een getuigschrift van generieke competenties verworven buiten diploma, dat toegang geeft tot het niveau waarop zich de graad of de klasse bevindt waartoe de functie waarvoor de selectie wordt georganiseerd behoort. Dit getuigschrift wordt uitgereikt door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning en de geldigheidsduur ervan wordt vastgesteld op vijf jaar, te rekenen vanaf de uitreiking ervan.
  [8 ...]8]6
  [7 3° ofwel aan de statutaire ambtenaren van een gefedereerde entiteit die benoemd zijn in een [9 niveau bepaald]9 in de conversietabel bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt voor de als gelijkwaardig erkende niveaus van het statuut van het rijkspersoneel overeenkomstig dezelfde conversietabel onverminderd artikel 17, § 1, A en B.]7
  [8 In de oproep naar de kandidaten wordt elke afwijking vermeld.]8
  ----------
  (1)<KB 2004-06-14/32, art. 1; Inwerkingtreding : 05-07-2004>
  (2)<KB 2005-04-18/30, art. 1; Inwerkingtreding : 31-05-2004>
  (3)<KB 2007-06-14/31, art. 2; Inwerkingtreding : 02-07-2007>
  (4)<KB 2010-03-15/01, art. 1; Inwerkingtreding : 02-04-2010>
  (5)<KB 2016-08-03/21, art. 3; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (6)<KB 2021-12-16/34, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 11-02-2022>
  (7)<KB 2022-10-23/08, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-12-2022>
  (8)<KB 2023-09-20/05, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 05-11-2023>
  (9)<KB 2024-03-29/48, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. 16bis.[3 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 maakt de organisatie van de vergelijkende selecties bekend ten minste door een bericht in het Belgisch Staatsblad.
  Het bericht vermeldt ten minste de uiterste datum van de kandidaatstelling en of er eventueel een reserve van de geslaagden wordt aangelegd. In voorkomend geval wordt de duur [2 ...]2 ervan meegedeeld.
  De kandidaten beschikken over ten minste veertien kalenderdagen om zich kandidaat te stellen.
  [2 In afwijking van het derde lid beschikken de kandidaten over minimum zeven dagen om zich kandidaat te stellen, als de oproep functies beoogt die gezien de arbeidsmarktvoorwaarden het noodzakelijk maken om snel te handelen of als voorgaande selecties motiveren dat er op de termijn van zeven dagen voldoende kandidaten ingeschreven zullen zijn.]2
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2012-09-30/02, art. 2; Inwerkingtreding : 22-10-2012, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012>
  (2)<KB 2021-12-16/34, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 11-02-2022>
  (3)<KB 2022-05-12/30, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.17.§ 1. In voorkomend geval kunnen bijzondere toelaatbaarheidsvereisten worden opgelegd overeenkomstig het hierna bepaalde :
  A. Een door de Minister van de betrokken federale overheidsdienst uit te vaardigen verordening kan, wanneer de aard van het ambt dit vereist :
  1° [1 ...]1
  2° voor selectie in klassen, [2 [5 [4 graden]4 ]5 ]2 of betrekkingen het bezit voorschrijven van diploma's of studiegetuigschriften aan te wijzen onder die welke zijn opgesomd in de tabel bedoeld in artikel 16, 6°. In dat geval wint de Minister het advies [7 van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 in.
  B. Wanneer die eis gewettigd is wegens de behoeften van de dienst kan de [6 voorzitter van het directiecomité]6 van de betrokken federale overheidsdienst, na het advies van [7 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 te hebben ingewonnen, voor een bepaalde betrekking het bezit voorschrijven van bijzondere diploma's of studiegetuigschriften aan te wijzen :
  - ofwel onder de diploma's en studiegetuigschriften die reeds door de onder A bedoelde verordening voorgeschreven zijn voor selectie [2 in de klassen]2, graden en betrekkingen waar het om gaat ;
  - ofwel, bij gemis aan zulk een verordening, onder de diploma's of studiegetuigschriften die in aanmerking komen volgens artikel 16, 6°.
  C. [3 [7 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 kan, voor een bepaalde vergelijkende selectie, een minimumleeftijd voorschrijven of bijzondere eisen stellen inzake beroepsbekwaamheid verworven in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat, namelijk het bezit van praktische kennis of de uitoefening van een vorige werkzaamheid, wanneer de aard van de te verlenen betrekkingen zodanige eisen wettigt.]3
  D. [8 Behalve wanneer de directeur-generaal]8 [7 van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 vermoedt dat het aantal deelnemers [8 groot genoeg zal zijn]8 om voldoende kandidaten of geslaagden op te leveren, [8 worden toegelaten tot een bepaalde vergelijkende selectie de studenten]8 die in het laatste jaar zitten van de studies voor het vereiste diploma of getuigschrift. [8 ...]8 worden tot die selectie ook toegelaten zij die voldaan hebben aan het examen van het voorlaatste jaar en verklaren dat zij het examen van het laatste jaar voor de examencommissie van hun Gemeenschap zullen afleggen.
  Evenwel kunnen diegenen die, met toepassing van het eerste lid aan de vergelijkende selectie deelnamen en slaagden, zich voor hun benoeming eerst op hun rangschikking beroepen vanaf de dag waarop zij aan [7 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd.
  E. Wanneer de vereisten van het uit te oefenen ambt daar niet aan in de weg staan, kan [7 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 voor de selectie in een bepaalde graad, naast de in artikel 16, 6°, vermelde diploma's en getuigschriften, de volgende, andere door hem aan te wijzen diploma's en getuigschriften mede in aanmerking laten komen :
  1° diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor socio-culturele promotie ;
  2° diploma's en getuigschriften van het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan.
  F. Voor de selectie in bepaalde graden van niveau D kan [7 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 het bezit van door hem aan te wijzen studie- of opleidingsdiploma's, dan wel zodanige getuigschriften eisen wanneer dat vereiste gewettigd is wegens de technische of de gespecialiseerde aard van het uit te oefenen ambt.
  Voor de selectie in bepaalde graden van [2 de niveaus A]2 , B en C kan [7 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]7 de houders van door hem aan te wijzen opleidingsdiploma's of opleidingsgetuig- schriften toelaten wanneer die eis verantwoord is door de technische of de gespecialiseerde aard van het uit te oefenen ambt en voor zover de houders van die diploma's en getuigschriften eveneens houder zijn van één van de studiebewijzen vermeld in artikel 16, 6°.
  § 2. De andere toelaatbaarheidsvereisten worden door Ons bepaald.
  ----------
  (1)<KB 1999-05-13/46, art. 6 ; Inwerkingtreding : 14-07-1999>
  (2)<KB 2004-08-04/30, art. 9; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
  (3)<KB 2005-04-18/30, art. 2; Inwerkingtreding : 31-05-2004>
  (4)<KB 2007-01-15/34, art. 52; Inwerkingtreding : 29-01-2007>
  (5)<KB 2008-11-19/30, art. 4; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (6)<KB 2016-08-03/21, art. 4; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (7)<KB 2022-05-12/30, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (8)<KB 2023-09-20/05, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 05-11-2023>

Art. 17bis.§ 1. Bij het organiseren van een vergelijkende selectie stelt [1 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1 de datum vast waarop de gegadigden moeten voldoen aan de vereisten inzake diploma's of studiegetuigschriften en, in voorkomend geval, aan de vereiste inzake minimumleeftijd of aan de bijzondere vereisten inzake beroepsbekwaamheid.
  § 2. Zodra de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid, in de loop van een vergelijkende selectie, vaststelt dat een gegadigde niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan een van de algemene of bijzondere toelaatbaarheidsvereisten die gelden voor de graad waarnaar de betrokkene mededingt, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hij hem kennis van zijn beslissing en van de redenen ervan.
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.18. [1 De hoedanigheid van rijksambtenaar wordt ook verkregen, na een vergelijkende selectie, door overplaatsing vanuit het statuut van militair, op de voorwaarden door Ons bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
  De overplaatsing wordt voorafgegaan door een periode van terbeschikkingstelling van één jaar voor de niveaus A, B en C en van drie maanden tot één jaar voor niveau D.]1
  ----------
  (1)<KB 2006-06-12/30, art. 24; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.19. [1 De terbeschikkinggestelde militair heeft niet de hoedanigheid van rijksambtenaar in de zin van onderhavig besluit.
  De bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 49, 99 en 101 zijn op hem van toepassing.]1
  ----------
  (1)<KB 2006-06-12/30, art. 25; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

HOOFDSTUK II. Vergelijkende selecties
Art.20. [1 § 1. Een vergelijkende selectie is de selectie die, op basis van een functiebeschrijving en het competentieprofiel, georganiseerd wordt op initiatief [4 van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]4 of op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde en leidt tot een rangschikking van de geslaagden.
  § 2. Een vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.
  Indien meerdere vergelijkende selecties binnen eenzelfde niveau een module gemeenschappelijk hebben, geeft [4 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]4 de geslaagden een vrijstelling voor deze module wanneer ze deelnemen aan een andere vergelijkende selectie. Deze vrijstelling wordt ook toegekend aan de personen die geslaagd zijn voor de zelfde module in het kader van de selectietest bedoeld in artikel 2, 4°, van het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten. [5 Deze vrijstelling heeft een geldigheidsduur van twee jaar vanaf de betekening van het resultaat.]5 [5 ...]5
  [5 Als een vergelijkende selectie een module gemeenschappelijk heeft met een doorlopende selectie binnen hetzelfde niveau, geeft de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning de geslaagden een vrijstelling voor deze module wanneer ze deelnemen aan een doorlopende selectie. Deze vrijstelling heeft een geldigheidsduur van twee jaar vanaf de betekening van het resultaat.]5
  Een kandidaat die niet geslaagd is voor een module van een vergelijkende selectie wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde module.
  [3 § 2bis. - Indien een schriftelijke of computergestuurde proef die niet tot een rangschikking van de kandidaten leidt gemeenschappelijk is voor verschillende modules binnen eenzelfde niveau geeft de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning een vrijstelling aan de geslaagden voor deze proef wanneer ze aan een andere vergelijkende selectie deelnemen. Deze vrijstelling is twee jaar geldig.]3
  § 3. [2 Voor elke vergelijkende selectie en indien de aard van de te begeven functie dit vereist, wordt er een bijkomende vergelijkende proef georganiseerd op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel waaraan in voorkomend geval toelaatbaarheidsvereisten zoals bepaald in artikel 17, § 1 zijn verbonden, die, voor deze functie, leidt tot een afzonderlijke rangschikking van de geslaagden, die [5 twaalf maanden]5 geldig is ongeacht de geldigheidstermijn van de oorspronkelijke reserve.
   De deelname aan de bijkomende vergelijkende proef is facultatief.
   De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt, in overleg met de betrokken voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde, het maximum aantal deelnemers aan deze proef vast, rekening houdend met de rangschikking.
   De geslaagden voor deze proef en de niet geslaagde kandidaten behouden de rangschikking bedoeld in § 1.
   Wat de aanwerving betreft, is de minister of zijn afgevaardigde gebonden door de in het eerste lid bedoelde rangschikking.]2
  [2 § 3bis. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning of, in voorkomend geval, de minister of zijn afgevaardigde, kan, voor een aanwerving waarvoor er geen reserve is aangelegd, een beroep doen op de reserves met geslaagden van statutaire selecties die onder een andere federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid vallen of van een instelling van openbaar nut die daaronder valt, met het akkoord van de overheid die er de benoemingsbevoegdheid heeft.
   In dat geval wordt een bijkomende vergelijkende proef georganiseerd op de in paragraaf 3 vastgestelde voorwaarden.]2
  § 4. De vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de benoeming in de klassen A1 tot A4 en in de graden van de niveaus B, C en D.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-09-30/02, art. 3; Inwerkingtreding : 22-10-2012, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012>
  (2)<KB 2021-12-16/34, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 11-02-2022>
  (3)<KB 2021-12-16/34, art. 3,1°, 005; Inwerkingtreding : 11-02-2023>
  (4)<KB 2022-05-12/30, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (5)<KB 2024-03-29/48, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. 20bis.§ 1. Voor de vergelijkende selecties [2 ...]2, georganiseerd op initiatief [5 van de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5, beslist hij vooraf of er een reserve van de geslaagden wordt aangelegd.
  § 2. Zo de betrokken minister of zijn gemachtigde een vergelijkende selectie [2 ...]2 aanvraagt, kan door [5 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5, na overleg met [3 het betrokken departement]3, een reserve van de geslaagden worden aangelegd.
  Op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen in het betrokken departement bepaalt de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid vooraf het aantal geslaagden dat in deze reserve wordt opgenomen. [6 In voorkomend geval kan hij vooraf beslissen alle laureaten in de reserve op te nemen.]6
  [1 ...]1
  [1 § 3. ]1 [4 De geldigheidsduur van een wervingsreserve wordt bepaald door [5 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5 op maximum twee jaar.
  [5 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5 kan de termijn van de op zijn initiatief aangelegde reserves verlengen, telkens met een periode van maximum een jaar.
  Hij verlengt de termijn van de andere reserves, zoals bedoeld in § 2, volgens dezelfde nadere regels op degelijk gemotiveerd verzoek van de betrokken Minister of zijn gemachtigde.]4 ]1
  ----------
  (1)<KB 2004-01-19/33, art. 1; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (2)<KB 2005-04-11/37, art. 2; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  (3)<KB 2006-01-30/32, art. 2; Inwerkingtreding : 07-02-2006>
  (4)<KB 2008-11-19/30, art. 6; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (5)<KB 2022-05-12/30, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (6)<KB 2024-03-29/48, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art. 20ter.[1 In afwijking van artikel 20, § 1, leiden de vergelijkende selecties voor functies behorende tot de klassen A3 en A4, alsook die voor functies behorende tot de klasse A2, als die ook of enkel openstaan voor de rijksambtenaren van de klasse A1 die kandidaat zijn voor een bevordering, tot de samenstelling van een groep geslaagden, die onderling niet gerangschikt zijn, bestaande uit de personen die werden beoordeeld als zijnde degenen die het best aan de functiebeschrijving en het competentieprofiel beantwoorden.
  Hetzelfde geldt voor de bevorderingen in de klasse A5.
  De betrokken voorzitter van het directiecomité bepaalt het maximum aantal geslaagden op basis van het aantal vacante betrekkingen per functie. Dat maximum aantal moet hoger zijn dan het aantal vacante betrekkingen en mag in geen geval minder zijn dan zes.
  De oproep tot kandidaten vermeldt het aantal toe te kennen betrekkingen en het maximum aantal geslaagden.
  In afwijking van artikel 20, § 2, kent de [3 directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 de kandidaten voor de bevordering of voor een federale mobiliteit een vrijstelling toe voor een of meerdere modules, behalve voor de laatste module. [2 Hij kent eveneens vrijstelling van een of meer modules, met uitsluiting van de laatste module, toe aan de houders van een management- of een staffunctie, alsook aan de vroegere houders van een van deze functies, van wie het mandaat sinds minder dan twee jaar beëindigd is. Die vrijstelling wordt niet toegekend aan houders of vroegere houders van een management- of staffunctie die tijdens hun mandaat minstens een evaluatie kregen met de vermelding "onvoldoende" of met de vermelding "te ontwikkelen". ]2
  [3 Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 bezorgt de resultaten van de vergelijkende selectie aan de voorzitter van het directiecomité.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij AR 2012-09-30/02, art. 4; Inwerkingtreding : 22-10-2012, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012>
  (2)<KB 2014-04-10/54, art. 14; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (3)<KB 2022-05-12/30, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.21.[2 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 organiseert de vergelijkende selecties.
  [1 Hij kan echter onder zijn toezicht de organisatie van deze vergelijkende selecties geheel of gedeeltelijk opdragen aan de federale overheidsdienst.]1
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 2002-09-05/37, art. 11, 1° et 2° ; Inwerkingtreding : 26-09-2002>
  (2)<KB 2022-05-12/30, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art. 21bis.
  <Opgeheven bij KB 12-08-1981, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1981>

Art.22.
  <Opgeheven bij KB 2000-12-22/54, art. 20 ; Inwerkingtreding : 09-01-2001>

Art.23. Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn uitslag.
  De behaalde uitslag wordt in bijzonderheden in het individueel evaluatiedossier opgenomen als de gegadigde tot rijksambtenaar wordt benoemd.

HOOFDSTUK IIBIS. [1 - Doorlopende selecties]1   ----------   (1)
Art.24.[1 § 1. Een doorlopende selectie is een selectie georganiseerd op initiatief van de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel voor kritische functies en hoogvolumefuncties. Ze leidt ertoe dat de kandidaten onderverdeeld worden in de drie volgende groepen:
   1°. zeer geschikt;
   2°. geschikt;
   3°. niet geschikt.
   Een kandidaat die op de lijst met "zeer geschikte kandidaten" geplaatst wordt, geniet voorrang.
   Een kandidaat die op de lijst met "niet geschikte" kandidaten geplaatst wordt, mag zich gedurende een periode van zes maanden na de mededeling van zijn niet-slagen geen kandidaat meer stellen voor een wervingsexamen van dezelfde functie.
   § 2. Een doorlopende selectie wordt zonder vooraf bepaalde einddatum voor inschrijving gepubliceerd, en dit ten minste in het Belgisch Staatsblad en op de website van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.
   De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling [2 van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 kondigt ten minste veertien dagen op voorhand de uiterste inschrijvingsdatum aan in het Belgisch Staatsblad en op de website van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.
   § 3. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning legt de lijst van kritische functies en van hoogvolumefuncties vast.
   Een kritische functie is een functie waarvoor weinig kandidaten zich inschrijven en waarvoor de noden van één of meerdere federale diensten niet ingevuld raken ondanks het regelmatig publiceren van vacatures.
   Een hoogvolumefunctie is een functie waaraan er binnen een bepaalde federale dienst een doorlopende behoefte is die nooit volledig ingevuld raakt ondanks het hoge aantal selecties, kandidaten en laureaten.
   De lijst van kritische functies en hoogvolumefuncties wordt ter informatie bezorgd aan de leden van de overlegcommissie voor de selectieprocedures bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel.]1
  [2 § 4. Als meerdere doorlopende selecties binnen eenzelfde niveau een module gemeenschappelijk hebben, geeft de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning de geslaagden een vrijstelling voor deze module.
   Als een doorlopende selectie een module gemeenschappelijk heeft met een vergelijkende selectie binnen hetzelfde niveau, geeft de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning de geslaagden een vrijstelling voor deze module wanneer ze deelnemen aan een vergelijkende selectie.
   Deze vrijstelling wordt ook toegekend aan de personen die geslaagd zijn voor dezelfde module in het kader van een selectietest bedoeld in artikel 2, 4°, b), van het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten.
   De vrijstelling heeft een geldigheidsduur van twee jaar vanaf de betekening van het resultaat.]2
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (2)<KB 2024-03-29/48, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art.25.[1 § 1. Voor de kritische functies omvat de doorlopende selectie ten minste een mondelinge proef die afgelegd wordt voor een selectiecommissie.
   § 2. Als er meerdere laureaten geïnteresseerd zijn in éénzelfde betrekking, dan wordt er een bijkomende proef georganiseerd op basis van een functiebeschrijving. Na deze bijkomende proef worden de laureaten gerangschikt.
   Elke laureaat van een doorlopende selectie voor een kritische functie beschikt over een minimumtermijn van acht dagen om zijn interesse in een betrekking kenbaar te maken.
   Onverminderd artikel 24, § 1, tweede lid, genieten personen met een handicap bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende [2 de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties die laureaat zijn, voorrang binnen hun groep bij de toekenning van de vacante betrekking voor zover de aanwervende federale dienst het quotum bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties niet bereikt]2.
   Indien er meerdere laureaten met een handicap geïnteresseerd zijn in éénzelfde betrekking, dan wordt er een bijkomende proef georganiseerd op basis van een functiebeschrijving. Na deze bijkomende proef, worden de laureaten met een handicap gerangschikt.
   § 3. Na twee weigeringen om in dienst te treden of om eventueel deel te nemen aan de bijkomende proef bedoeld in het tweede lid, wordt de laureaat definitief van de laureatenlijst geschrapt. Onder weigering wordt verstaan: een uitdrukkelijke weigering of het uitblijven van een antwoord.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (2)<KB 2024-04-16/07, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-05-2024>

Art.26.[1 Voor hoogvolumefuncties omvat de doorlopende selectie dezelfde minimumvereiste als voor kritische functies uit artikel 25, § 1.
   Na twee weigeringen om in dienst te treden wordt de laureaat definitief van de laureatenlijst geschrapt. Onder weigering wordt verstaan: een uitdrukkelijke weigering of het uitblijven van een antwoord.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

HOOFDSTUK III. Stage en aanstelling tot rijksambtenaar
Afdeling I. Algemene bepalingen
Art.27.§ 1. [3 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 maakt overeenkomstig de door Ons vastgestelde bepalingen de lijst op van de geslaagden [1 ...]1 van de vergelijkende selectie.
  § 2. In de gevallen waarin een onderzoek naar de medische geschiktheid is voorgeschreven, kan de aangeworven geslaagde [1 ...]1 slechts tot benoeming worden toegelaten wanneer hij zich voor het onderzoek heeft aangemeld : dat onderzoek heeft als voorwerp te bepalen of de betrokkene geschikt is om het ambt waarvoor hij is geselecteerd, uit te oefenen. Indien hij niet aan de geschiktheidsvoorwaarden voldoet, wordt hij ambtshalve ontslagen. Ten laatste op de datum van dit ontslag van ambtswege wordt met de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur afgesloten. Deze duur is gelijk aan de minimumduur die in zijn geval wordt opgelegd om het voordeel van de werkloosheidsuitkeringen te kunnen genieten. Wanneer hij op de datum waarop deze overeenkomst begint te lopen arbeidsongeschikt is of wanneer hij dat wordt tijdens de uitvoering ervan, wordt hem in het eerste geval een wedde uitbetaald gedurende zes maanden en in het tweede geval gedurende de periode nodig om de wachttijd te dekken voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.
  § 3. [3 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 controleert de algemene toelaatbaarheidsvereiste, voorzien in artikel 16, 6° en de bijzondere toelaatbaarheidsvereisten van de geslaagden [1 ...]1 voorzien in artikel 17.
  [2 De aangeworven geslaagden worden door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde toelaatbaar verklaard zo zij aan de overige toelaatbaarheidsvereisten voldoen.]2
  Zo er een reserve van de geslaagden is aangelegd, verwittigt de [2 voorzitter van het directiecomité]2 of zijn gemachtigde [3 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 van zijn beslissing.
  [2 ...]2 .
  Wanneer, overeenkomstig artikel 16, 2°, een nader onderzoek geboden is om uit te maken of een aangeworven geslaagde [1 ...]1 een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking, wordt het dossier voor beslissing aan [3 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]3 overgemaakt. Zolang het onderzoek duurt, wordt de geslaagde of de kandidaat voorlopig geweerd; hij wordt op de hoogte gebracht van deze procedure.
  ----------
  (1)<KB 2005-04-11/37, art. 4; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 7; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (3)<KB 2022-05-12/30, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.28. De stagiair is geen rijksambtenaar in de zin van dit besluit.
  De bepalingen van dit besluit en van de besluiten die het wijzigen of aanvullen gelden voor hem slechts in zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

Art. 28bis. De stagiair komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van rijksambtenaren is bepaald inzake :
  1° allerhande uitkeringen en vergoedingen voor zover het daartoe grond opleverende feit bestaanbaar is met een ononderbroken stage ;
  2° de bezoldigingsregeling.
  Voor de toepassingen van dit artikel worden de stagiairs geacht [1 de klasse of]1 de graad te bezitten waarvoor zij zich kandidaat hebben gesteld.
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 12; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art. 28ter.
  <Opgeheven door KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28quater.
  <Opgeheven door KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28quinquies.
  <Opgeheven door KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28sexies.
  <Opgeheven door KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.29.
  <Opgeheven door KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling II. [1 Stage van de geslaagden voor [2 ...]2 niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar]1   ----------   (1)   (2)
Onderafdeling I. [1 Stage van de geslaagden voor niveau A en hun aanstelling tot Rijksambtenaar]1   ----------   (1)
Art.30. § 1. [2 De geslaagden van niveau A die worden toegelaten door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde, worden door hem of zijn gemachtigde, tot stagiair benoemd. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.]2
  [1Wanneer een geslaagde een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de toepasbare bepalingen in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.]1
  Het bepaalde in het eerste lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  § 2. [3 ...]3
  § 3. [3 ...]3
  ----------
  (1)<KB 2005-04-18/30, art. 3; Inwerkingtreding : 31-05-2004>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 11; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (3)<KB 2015-11-23/03, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.31.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.32.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.33.§ 1. [3 De stagiair wordt benoemd tot rijksambtenaar [4 wanneer hij, na afloop van zijn stage-evaluatieperiode, geen vermelding "onvoldoende" heeft gekregen of wanneer de evaluatiecommissie, zoals bepaald in artikel 26 van het koninklijk besluit van januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, zijn benoeming heeft voorgesteld]4.
  Hij wordt benoemd in de klasse waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste betrekking van deze klasse en verkrijgt, wanneer hij zijn stage begint, de eerste weddeschaal van de voornoemde klasse onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 en 53 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.]3
  § 2. [2 ...]2 Voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
  Indien de toelating tot de stage werd vertraagd omdat een onderzoek geboden was om uit te maken of het gedrag van de stagiair wel in overeenstemming is met het uit te oefenen ambt, en indien de stagiair in zijn federale overheidsdienst door één of meer na hem gerangschikte geslaagden van hetzelfde vergelijkende selectie voorbijgegaan is, dan neemt hij echter rang in op de datum waarop die geslaagde of de best gerangschikte van die geslaagden zijn stage heeft aangevat.
  § 3. Dit artikel mag geen afbreuk doen aan de bepalingen die van toepassing zijn op de wegens medische ongeschiktheid onder voorbehoud toegelaten ambtenaren.
  § 4. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 1985-02-22/32, art. 5>
  (2)<KB 2013-10-25/05, art. 63; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (3)<KB 2015-11-23/03, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<KB 2022-01-14/08, art. 53, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 33bis.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling II.   
Art. 33ter.
  <Opgeheven bij KB 2005-04-11/37, art. 6; Inwerkingtreding : 01-07-2005>

Art. 33quater.
  <Opgeheven bij KB 2005-04-11/37, art. 6; Inwerkingtreding : 01-07-2005>

Art. 33quinquies.
  <Opgeheven bij KB 2005-04-11/37, art. 6; Inwerkingtreding : 01-07-2005>

Afdeling III. Stage van de geslaagden voor [1 ...]1 de niveaus B, C en D en hun aanstelling tot rijksambtenaar   ----------   (1)
Art.34. § 1. De tot benoemen bevoegde overheid laat de geslaagden [1 ...]1 van de niveaus B, C en D toe en benoemt ze tot stagiair. Zij worden in die hoedanigheid in dienst geroepen en aangewezen voor een vacante vaste betrekking met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.
  Wanneer een geslaagde of een kandidaat een opzeggingsperiode moet volbrengen bij toepassing van de toepasbare bepalingen in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens een van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt. (7)
  Het bepaalde in het eerste lid mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve stand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die, in vredestijd, militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juli 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
  § 1bis. [2 ...]2
  § 2. [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2005-04-11/37, art. 8; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  (2)<KB 2015-11-23/03, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.35.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.36.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.37.§ 1. [2 De stagiair wordt benoemd tot rijksambtenaar [4 wanneer hij, na afloop van zijn stage-evaluatieperiode, geen vermelding "onvoldoende" heeft gekregen of wanneer de evaluatiecommissie, zoals bepaald in artikel 26 van het koninklijk besluit van januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, zijn benoeming heeft voorgesteld]4.
  Hij wordt benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld. Hij wordt definitief aangewezen voor een vaste betrekking van deze graad en verkrijgt, wanneer hij zijn stage begint, de eerste weddeschaal van de voornoemde graad onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 en 53 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.]2
  § 2. [3 ...]3 Voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen.
  Indien de toelating tot de stage werd vertraagd omdat een onderzoek geboden was om uit te maken of het gedrag van de stagiair wel in overeenstemming is met het uit te oefenen ambt, en indien de stagiair in zijn federale overheidsdienst door één of meer na hem gerangschikte geslaagden van dezelfde vergelijkende selectie voorbijgegaan is, dan neemt hij echter rang in op de datum waarop die geslaagde of de best gerangschikte van die geslaagden zijn stage heeft aangevat.
  § 3. Dit artikel mag geen afbreuk doen aan de bepalingen die van toepassing zijn op de wegens medische ongeschiktheid onder voorbehoud toegelaten ambtenaren.
  § 4. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 1985-02-22/32, art. 10).
  (2)<KB 2015-11-23/03, art. 5; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<KB 2013-10-25/05, art. 64; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (4)<KB 2022-01-14/08, art. 54, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.38.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 38_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.39.
  <Opgeheven bij KB 2015-11-23/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

TITEL II. [1 - Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1   ----------   (1)
Art.40.[2 Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning wordt bestuurd door een directeur-generaal.]2
  [1 [2 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 wordt aangesteld krachtens de reglementaire bepalingen betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2001-11-16/34, art. 14 ; Inwerkingtreding : 05-12-2001>
  (2)<KB 2022-05-12/30, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.41.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 15; Inwerkingtreding : 05-12-2001>

Art.42.§ 1. [5 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5 is belast met de selectie van het rijkspersoneel onder de door Ons vastgestelde voorwaarden.
  [1 Hij wordt bijgestaan door :
  a) de ambtenaren van het Selectiebureau van de Federale Overheid competent inzake selectie;
  b) de ambtenaren van het in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken bedoeld federaal administratief openbaar ambt, van wie hij de competenties inzake selectie heeft gecertificeerd.]2
  [6 De directeur-generaal rekrutering en ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning kan de praktische organisatie van een selectieprocedure delegeren volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel.]6
  Jaarlijks doet hij bij de regering verslag over zijn opdracht. Dit verslag behelst alle nuttige voorstellen omtrent de goede selectie van de rijksambtenaren.
  § 2. [1 Hij is belast met het voorzitterschap van de selectiecommissie voor elke selectie die hij organiseert en voor de bijkomende vergelijkende proeven.
  [2 Hij kan die bevoegdheid evenwel, voor al de verrichtingen van een vergelijkende wervingsselectie of van een bijkomende vergelijkende proef of voor een deel daarvan, opdragen, ofwel op zijn eigen initiatief, ofwel op vraag van de betrokken overheidsdienst, aan een van de in § 1, tweede lid, bedoelde personen.]2
  Voor de andere selecties kan hij die bevoegdheid daarenboven opdragen aan de betrokken overheidsdienst, alsook aan een lid van de selectiecommissie.]1
  § 3. [3 Onverminderd de bepalingen van artikel 20, §§ 4 en 5 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, wordt [5 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning bij afwezigheid of verhindering vervangen door de leidinggevende verantwoordelijk voor selecties bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]5 of door een ambtenaar ten minste benoemd in de klasse A4 die hij daartoe heeft aangewezen.]3
  § 4. [4 De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning kan, ter bevordering van de afhandeling van de zaken, aan de personeelsleden van de niveaus A en B, die onder een federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid vallen of een instelling van openbaar nut die daaronder valt, die hij aanwijst, opdracht geven bepaalde stukken en brieven te ondertekenen voor de selecties die betrekking hebben op de overheidsdienst waaronder ze vallen.]4
  ----------
  (1)<KB 2005-04-11/37, art. 9; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 16; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (3)<KB 2014-09-25/03, art. 1; Inwerkingtreding : 01-11-2014>
  (4)<KB 2021-12-16/34, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 11-02-2022>
  (5)<KB 2022-05-12/30, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>
  (6)<KB 2024-03-03/08, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-04-2024>

Art. 42bis.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 17; Inwerkingtreding : 05-12-2001>

Art.43.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 18; Inwerkingtreding : 05-12-2001>

Art.44.[1 Het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1 is te Brussel gevestigd. Op beslissing van [1 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]1 kan het elders zitting houden.
  ----------
  (1)<KB 2022-05-12/30, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

DEEL IV. Indiensttreding als rijksambtenaar
Art.45. De stagiairs die aan dit besluit zijn onderworpen leggen de eed af wanneer zij tot rijksambtenaar worden benoemd.
  Zij worden geacht als rijksambtenaar in dienst te zijn getreden zodra zij de eed hebben afgelegd.
  [1 Indien zij weigeren de eed af te leggen, wordt hun benoeming als onbestaand beschouwd.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 3; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

Art.46. De in het vorig artikel bedoelde eed wordt afgelegd in de termen, bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.

Art.47. [1 Tenzij een wet anders bepaalt, leggen de ambtenaren de eed af in handen van de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 5; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.48. [1 De houders van de management- en staffuncties leggen de eed af in de handen van de Minister of van de Voorzitter van het directiecomité wanneer de Minister hem hiertoe machtiging verleent.
  Zij leggen de eed af op het ogenblik van hun indiensttreding.
  De eed wordt afgelegd in de termen bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
  Indien zij weigeren de eed af te leggen, wordt hun aanwijzing als onbestaand beschouwd.]1
  ----------
  (1)<KB 2007-06-14/31, art. 4; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

DEEL IVBIS. De opvang en de opleiding
Art. 48bis. Onder opvang dient elke maatregel te worden verstaan tot bevordering van de integratie der nieuwe personeelsleden in de administratie.

Art. 48ter. Onder opleiding dient elke activiteit te worden verstaan, die tot doel heeft :
  - hetzij de beroepsvervolmaking ;
  - hetzij de voorbereiding op de bevordering.
  De deelneming aan dergelijke activiteiten kan verplicht worden gesteld door de Minister onder wie de ambtenaar ressorteert.

Art. 48quater. De minister tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort stelt de algemene beginselen vast inzake opvang en opleiding.
  [1 Met inachtneming van de algemene beginselen uitgevaardigd op grond van het eerste lid, stelt elke voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde het onthaal en opleidingsprogramma vast dat aan de behoeften van de federale overheidsdienst en zijn personeel beantwoordt.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 6; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 48quinquies.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 20; Inwerkingtreding : de dag waarop de aanwijzing van de betrokken functioneel directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie uitwerking heeft>

Art. 48sexies.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 21 ; Inwerkingtreding : de dag dat de opheffing van het laatste ministerie uitwerking heeft>

DEEL V. [1 De mutatie]1   ----------   (1)
Art.49. [1 § 1. De Voorzitter van het Directiecomité of zijn gemachtigde wijst de Rijksambtenaren aan in de verschillende diensten gevestigd in dezelfde administratieve standplaats, volgens de behoeften van de diensten.
  Onder dezelfde administratieve standplaats, wordt verstaan de diensten die gevestigd zijn in dezelfde gemeente.
  In afwijking van het tweede lid, worden de diensten die gevestigd zijn in de verschillende agglomeraties bedoeld in [3 artikel 8 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt]3 worden beschouwd als gevestigd in dezelfde administratieve standplaats.
  Wanneer centrale diensten en buitendiensten in dezelfde administratieve standplaats gevestigd zijn, gebeurt de verandering van aanwijzing van de ene naar de andere dienst enkel met het akkoord van de ambtenaar, behoudens dwingende noodzakelijkheid die behoorlijk dient gemotiveerd te worden.
  § 2. [2 De rijksambtenaar in dienstactiviteit kan op zijn vraag een mutatie krijgen naar een dienst gevestigd in een andere administratieve standplaats, mits hij voldoet aan de vereisten van de te begeven functie.
  Wanneer meerdere rijksambtenaren kandidaat zijn voor een mutatie naar eenzelfde administratieve standplaats wordt de betrekking toegewezen aan de kandidaat die het best beantwoordt aan de vereisten van de te begeven functie. De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde vergelijkt daartoe de titels en verdiensten van de kandidaten in het licht van de generieke en technische competenties van de functie.
  Hij bepaalt eveneens de procedure volgens welke de bij wege van mutatie te verlenen betrekkingen worden bekendgemaakt en volgens welke de rijksambtenaren zich daarvoor kandidaat kunnen stellen. Het functieprofiel wordt bij de oproep tot kandidaatstelling gevoegd.
  Wanneer meerdere kandidaten voor mutatie naar dezelfde administratieve standplaats op gelijkwaardige wijze voldoen aan de vereisten van de te begeven functie worden de ambtenaren gemuteerd volgens de volgende orde van voorrang :
  - de ambtenaar met de hoogste klasse- of graadanciënniteit;
  - bij gelijke klasse- of graadanciënniteit de ambtenaar met de hoogste dienstanciënniteit;
  - bij gelijke dienstanciënniteit de oudste ambtenaar.]2
  § 3. [2 De rijksambtenaar in dienstactiviteit kan op zijn vraag worden aangewezen voor een andere dienst in dezelfde administratieve standplaats. Wanneer er meerdere kandidaten zijn voor eenzelfde dienstaanwijzing wordt de voorrang onder de kandidaten bepaald overeenkomstig paragraaf 2, tweede en vierde lid.
  De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde bepaalt de procedure volgens welke de bij wege van mutatie te verlenen betrekkingen worden bekendgemaakt en volgens welke de rijksambtenaren zich daarvoor kandidaat kunnen stellen. Het functieprofiel wordt bij de oproep tot kandidaatstelling gevoegd.]1 ]2
  ----------
  (1)<KB 2008-11-19/30, art. 17; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (2)<KB 2016-08-03/21, art. 7; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (3)<KB 2017-07-13/08, art. 101; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.50. [1 § 1. De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde kan een ambtenaar ambtshalve muteren naar een dienst gevestigd in een andere administratieve standplaats in de volgende gevallen :
  1° wanneer de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen verhuist naar een andere administratieve standplaats;
  2° wanneer de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen wordt afgeschaft en een of meerdere diensten gevestigd in een andere administratieve standplaats de materiële en territoriale bevoegdheden geheel en/of gedeeltelijk overnemen;
  3° wanneer een of meerdere diensten gevestigd in een andere administratieve standplaats gedeeltelijk de materiële en/of territoriale bevoegdheden overnemen van de dienst waarvoor de ambtenaar werd aangewezen;
  4° wanneer de werklast van de dienst vermindert in verhouding tot het aantal personeelsleden.
  § 2. Wanneer de in de eerste paragraaf bedoelde gevallen geen betrekking hebben op alle ambtenaren van een dienst muteert de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde de ambtenaren volgens de volgende volgorde van prioriteit :
  - de ambtenaar met de minst grote klasse- of graadanciënniteit;
  - in geval van gelijkheid de ambtenaar met de minst grote dienstanciënniteit;
  - in geval van gelijkheid de jongste ambtenaar.
  De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde wijkt af van de in het eerste lid vastgestelde prioriteiten als er ambtenaren zijn die kandidaat zijn voor de mutatie. In dit geval is de toekenningsprocedure de procedure beoogd in artikel 49, § 2, tweede en vierde lid.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 8; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.51.[2 § 1.]2 [1 De rijksambtenaar kan een tijdelijke mutatie [2 ...]2 vragen voor een duur van maximaal twaalf maanden :
  - wegens ernstige familiale of sociale redenen;
  - wegens gezondheidsredenen.
  Indien hier ernstige redenen toe zijn, kan de tijdelijke mutatie verlengd worden met periodes van maximaal twaalf maanden.
  De tijdelijke mutatie is geen recht.
  De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde bepaalt de procedure volgens dewelke de tijdelijke mutatie kan worden toegestaan of verlengd.
  De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde neemt een met redenen omklede beslissing binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.]1
  [2 Op ieder moment mag de rijksambtenaar een einde stellen aan de tijdelijke mutatie met een opzegperiode van 30 dagen. Een kortere opzegperiode kan altijd in onderling akkoord worden overeengekomen tussen de ambtenaar en de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.]2
  [2 § 2. De rijksambtenaar kan een in paragraaf 1 bedoelde tijdelijke mutatie vragen voor een betrekking van een rechtstreeks lagere klasse of een rechtstreeks lager niveau onder dezelfde voorwaarden.]2
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 9; Inwerkingtreding : 01-10-2016>
  (2)<KB 2023-11-19/01, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 07-12-2023>

Art.52.
  <Opgeheven bij AR 2007-06-14/31, art. 7; Inwerkingtreding : 02-07-2007>

DEEL VI. [1 De bevordering van de gelijkheid van de geslachten]1    ----------   (1)
Art.53. [1 Geen enkele aanwijzing of benoeming kan als gevolg hebben dat meer dan twee derden van de betrekkingen gerangschikt in de eerste trap van de hiërarchie in toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, worden bekleed door ambtenaren van hetzelfde geslacht. Het resultaat wordt in voorkomend geval naar boven afgerond.
  Er wordt evenwel afgeweken van het voorgaande lid indien het met toepassing van de voormelde wetten, wegens de resultaten van de selectie, wegens het recht op de hernieuwing van het mandaat of wegens de rangschikking van de kandidaten in functie van hun titels en verdiensten onmogelijk is om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.
  De berekening van de twee derden evenals de voorwaarden voor de eventuele afwijking worden vastgesteld op de dag van de aanwijzing of de benoeming.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-02/01, art. 1; Inwerkingtreding : 18-06-2012>

Art.54. [1 Geen enkele aanwijzing of benoeming kan als gevolg hebben dat meer dan twee derden van de betrekkingen gerangschikt in de tweede trap van de hiërarchie in toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, worden bekleed door ambtenaren van hetzelfde geslacht. Het resultaat wordt in voorkomend geval naar boven afgerond.
  Er wordt evenwel afgeweken van het voorgaande lid indien het met toepassing van de voormelde wetten, wegens de resultaten van de selectie, wegens het recht op de hernieuwing van het mandaat of wegens de rangschikking van de kandidaten in functie van hun titels en verdiensten onmogelijk is om over te gaan tot de aanwijzing of de benoeming van een kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht.
  De berekening van de twee derden evenals de voorwaarden voor de eventuele afwijking worden vastgesteld op de dag van de aanwijzing of de benoeming.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-06-02/01, art. 1; Inwerkingtreding : 18-06-2012>

Art.55.
  <Opgeheven bij KB 2002-09-05/37, art. 25 ; Inwerkingtreding : 26-09-2002>

DEEL VII. Evaluatie   
Art.56. .
  <Opgeheven bij KB 2002-08-02/36, art. 29,1° ; Inwerkingtreding : variabel volgens SPF van 01-03-2003 tot 01-02-2009>

Art.57.
  <Opgeheven bij KB 2002-08-02/36, art. 29,1° ; Inwerkingtreding : variable selon SPF du 01-03-2003 au 01-02-2009>

Art.58.
  <Opgeheven bij KB 2002-08-02/36, art. 29,1° ; Inwerkingtreding : variabel volgens SPF van 01-03-2003 tot 01-02-2009>

Art.59.
  <Opgeheven bij KB 2000-12-22/54, art. 37 ; Inwerkingtreding : 09-01-2001>

Art.60.
  <Opgeheven bij KB 2002-08-02/36, art. 29,1° ; Inwerkingtreding : variabel volgens SPF van 01-03-2003 totu 01-02-2009>

Art.61.
  <Opgeheven bij KB 2000-12-22/54, art. 39 ; Inwerkingtreding : 09-01-2001>

Art.62.
  <Opgeheven bij KB 2002-08-02/36, art. 29,1° ; Inwerkingtreding : variabel volgens SPF van 01-03-2003 tot 01-02-2009>

DEEL VIII. Anciënniteit en rangschikking
Art.63. [1 § 1. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de Rijksambtenaren van de niveaus B, C en D, wier anciënniteit moet worden vergeleken de voorrang als volgt bepaald :
  1° de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit ;
  2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit ;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
  § 2. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de Rijksambtenaren van het niveau A wier anciënniteit moet worden vergeleken, de voorrang als volgt bepaald :
  1° de ambtenaar met de grootste klasseanciënniteit;
  2° bij gelijke klasseanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
  § 3. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de graad-, de klasse-, de niveau- of de dienstanciënniteit, wordt de anciënniteit van de ambtenaar bepaald overeenkomstig de artikelen 64 tot 69.]1
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 33; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art.64. [1 Voor het berekenen van de klasse-, graad- en niveauanciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 66, § 1 die de ambtenaar als stagiair en als Rijksambtenaar verricht heeft als lid van het personeel van een ministerie of van een federale overheidsdienst en zonder vrijwillige onderbreking.]1
   ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 33; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art.65.§ 1. Voor de graadanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop de ambtenaar voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge terugwerking van zijn benoeming in zulke graden.
  § 2. [1 Voor de niveau-anciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar in een graad of in een klasse van het betreffende niveau is benoemd of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt ten gevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graad of in zulke klasse.]1
  § 3. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 66, § 1, welke de ambtenaar heeft verricht in enigerlei hoedanigheid, zonder vrijwillige onderbreking en als lid van het personeel van een ministerie of van een federale overheidsdienst of van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut met toepassing van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, of van een wetenschappelijke inrichting met toepassing van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat of van het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat.
  § 4. [1 Voor de berekening van de klasseanciënniteit, worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar in de beschouwde klasse werd opgenomen.]1
  [2 In afwijking van artikel 64, worden evenwel in aanmerking genomen voor de berekening van de klasseanciënniteit, in de klasse - of in de graad - waarin de rijksambtenaar aangeworven wordt of werd
  1° de werkelijk gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel personeelslid in dezelfde klasse;
  2° de, vóór de datum van 1 december 2004, werkelijk gepresteerde diensten, in welke hoedanigheid ook, in het federaal administratief openbaar ambt in niveau 1;
  [3 3° de geleverde diensten, in een functie die als analoog erkend wordt door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde, in de openbare diensten van de Staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondstaat; de personeelsleden aangeworven door publiekrechtelijke - die niet hiervoor bedoeld zouden worden - of privaatrechtelijke rechtspersonen in een rechtspositie die eenzijdig bepaald is door de bevoegde overheid of krachtens een wettelijke of decretale machtiging, door hun bevoegde bestuursorgaan, worden beschouwd als behorend tot de openbare diensten.]3
  [3 In geval van onenigheid tussen het personeelslid en de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde over de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt de beslissing genomen door de Voorzitter van het Directiecomité van de [4 Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]4.]3 ]2
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 34; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
  (2)<KB 2006-01-30/32, art. 4; Inwerkingtreding : 07-02-2006>
  (3)<KB 2008-11-19/30, art. 20; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (4)<KB 2021-09-30/18, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.66. § 1. De ambtenaar wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddeschaal behoudt.
  § 2. De onderbreking is vrijwillig als ze te wijten is aan een fout van de ambtenaar.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2002-01-28/33, art. 5, Inwerkingtreding : 13-02-2002>

Art.67. [1 De klasse-]1, de graad-, de niveau- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden tijdens welke voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten zijn verricht.
  Voor de toepassing van het eerste lid op de ambtenaren die gemachtigd zijn hun ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen :
  a) worden prestaties van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden ;
  b) worden prestaties van een twaalfde van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor één volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd ;
  c) worden de werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die vóór de laatste dag van de maand beëindigd zijn verwaarloosd.
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 35; Inwerkingtreding : 01-12-2004>

Art.68.
  <Opgeheven bij AR 1993-11-03/39, art. 35, §2, 1° ; Inwerkingtreding : 30-11-1993>

Art. 68_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 1993-07-08/48, art. 28 ; Inwerkingtreding : 01-12-1993>

Art.69.
  <Opgeheven bij AR 2008-11-19/30, art. 21; Inwerkingtreding : 01-12-2008>

DEEL IX. Loopbaan van de rijksambtenaren
Art.70. § 1. [1 Er zijn twee soorten bevorderingen :
  1° wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van een Rijksambtenaar :
  a) tot een graad van een hoger niveau;
  b) tot een klasse van niveau A wanneer hij deel uitmaakt van een lager niveau;
  c) tot de hogere klasse;
  2° wat de geldelijke loopbaan betreft, is de bevordering de toekenning aan de Rijksambtenaar in zijn graad of in zijn klasse van de weddenschaal die hoger is dan die welke hij genoot; ze wordt « bevordering door verhoging in weddenschaal » genoemd. [3 ...]3. ]1)
  § 2. [3 ...]3
  § 2bis. [2 ...]2
  § 3. De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt verleend bij wege van een vergelijkende selectie.
  ----------
  (1)<KB 2004-08-04/30, art. 37; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 22; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (3)<KB 2013-10-25/05, art. 65; Inwerkingtreding : 01-04-2014>

Art. 70bis.[1 § 1. [4 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]4 organiseert de vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau [2 ...]2
  Hij kan onder zijn toezicht de organisatie van die selecties en metingen echter geheel of gedeeltelijk opdragen aan de betrokken federale overheidsdienst.
  § 2. [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<KB 2005-08-10/31, art. 2; Inwerkingtreding : 17-08-2005>
  (2)<KB 2008-11-19/30, art. 23; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (3)<KB 2013-10-25/05, art. 66; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (4)<KB 2022-05-12/30, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.71. De verandering van graad is de benoeming van een rijksambtenaar tot een graad die gelijkwaardig is met de zijne.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2008-11-19/30, art. 24; Inwerkingtreding : 01-12-2008>

Art.72. § 1. [1 Bevordering is alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking vacant is. Zij wordt verleend volgens door Ons bepaalde regelen.]1
  § 2. [2 De vacature van een door bevordering te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking. Het vacaturebericht wordt ten minste meegedeeld op een van de volgende wijzen :
  1° hetzij langs elektronische weg waarbij de ontvangst ervan door de ambtenaar wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging aan de ambtenaar in ruil voor een door hem ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij met een aangetekend schrijven naar het door de ambtenaar laatst meegedeelde adres;
  4° hetzij door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad gelijktijdig met één van de wijzen vermeld in 1° tot 3°.
  Wanneer artikel 6bis, § 1, derde lid wordt toegepast, wordt het vacaturebericht ten minste meegedeeld door middel van een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  Het vacaturebericht bevat alle elementen betreffende de vacante betrekking teneinde aan de kandidaten toe te laten te solliciteren met alle kennis van zaken.]2
  § 3. [2 Voor een bevordering wordt alleen rekening gehouden met de kandidaatstellingen van de benoembare ambtenaren die gesolliciteerd hebben binnen de termijn gesteld door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde, die minimaal tien werkdagen bedraagt en ingaat op de eerste werkdag volgend op de dag :
  1° waarop het vacaturebericht elektronisch werd meegedeeld en de ontvangst ervan door de ambtenaar werd bevestigd;
  2° waarop het vacaturebericht aan de ambtenaar werd overhandigd en waarvoor een ontvangstbewijs werd opgemaakt dat de ambtenaar heeft ondertekend en de datum van ontvangst vermeldt;
  3° waarop het vacaturebericht door middel van een aangetekend schrijven werd aangeboden op het door de ambtenaar laatst meegedeelde adres;
  4° waarop het vacaturebericht werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
  Wanneer het vacaturebericht werd meegedeeld op meerdere in het eerste lid bedoelde wijzen is de termijn die van toepassing is die, die het gunstigst is voor de ambtenaar.
  De kandidaatstelling kan bezorgd worden per brief verzonden naar het in het vacaturebericht vermelde adres volgens een van de wijzen vermelde in het eerste lid, 1° tot 3°. De kandidaatstelling bezorgd volgens de modaliteiten bedoeld in het eerste lid, 1° tot 3° is enkel tegenstelbaar mits de kandidaat beschikt over een ontvangstmelding die de afgifte van de kandidaatstelling bewijst.
  De ambtenaren kunnen bij voorbaat dingen naar elke betrekking die tijdens hun afwezigheid open zou worden verklaard. De geldigheid van een dergelijke kandidaatstelling is beperkt tot één maand.
  Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen.]2
  § 4. [2 ...]2
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2007-01-15/34, art. 53; Inwerkingtreding : 29-01-2007>
  (2)<KB 2016-08-03/21, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.73. [1 § 1. Verandering van graad is alleen mogelijk wanneer er een vaste betrekking vacant is.
  § 2. De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde bepaalt de procedure volgens dewelke de bij wege van verandering van graad te verlenen betrekkingen worden bekendgemaakt en volgens dewelke de rijksambtenaren zich hiervoor kandidaat kunnen stellen. Het functieprofiel wordt bij de oproep tot kandidaatstelling gevoegd.
  Wanneer er meerdere ambtenaren kandidaat zijn voor een verandering van graad wordt de betrekking toegewezen aan de kandidaat die het best beantwoordt aan de vereisten van de te begeven functie. De voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde vergelijkt daartoe de titels en verdiensten van de kandidaten in het licht van de generieke en technische competenties van de functie.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/21, art. 11; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 73bis.[1 In afwijking van artikel 70, § 2, kan de bevordering door verhoging in weddenschaal of door verhoging naar de hogere klasse afhankelijk worden gesteld van het slagen voor een selectie georganiseerd door [2 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 waarvan de voorwaarden en nadere regels vastgesteld worden door de bevoegde minister, met het akkoord van de minister bevoegd voor ambtenarenzaken.
  [2 De directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 kan onder zijn toezicht de organisatie van die selecties echter geheel of gedeeltelijk opdragen aan de betrokken federale overheidsdienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2005-08-10/31, art. 3; Inwerkingtreding : 17-08-2005>
  (2)<KB 2022-05-12/30, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art. 73ter.[1 Een ambtenaar kan, op zijn vraag en met de goedkeuring van de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde, in een betrekking [2 van een rechtstreeks lagere klasse of van een rechtstreeks lager niveau]2 tijdelijk worden geaffecteerd, voor zover hij aan de functievereisten voldoet.
  [2 De HR-verantwoordelijke van de betrokken federale dienst of zijn afgevaardigde, hoort het personeelslid dat een verzoek, zoals bedoeld in het eerste lid, indient voordat hij tijdelijk wordt tewerkgesteld in een functie in een rechtstreeks lagere rang of op een rechtstreeks lager niveau.]2
  De in het eerste lid bedoelde tijdelijke affectatie in een betrekking [2 van een rechtstreeks lagere klasse of van een rechtstreeks lager niveau]2 wordt niet toegestaan wanneer de ambtenaar bij zijn laatste evaluatie de vermelding "onvoldoende" kreeg.
  De in het eerste lid bedoelde tijdelijke affectatie gebeurt voor maximaal twaalf maanden. Ze kan [2 drie keer]2 worden verlengd met een periode van maximaal twaalf maanden.
  Op ieder moment mag de ambtenaar een einde stellen aan de tijdelijke affectatie in een betrekking [2 van een rechtstreeks lagere klasse of van een rechtstreeks lager niveau]2 met een opzegperiode van 30 dagen. Een kortere opzegperiode kan altijd in onderling akkoord worden overeengekomen tussen de ambtenaar en de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2017-03-09/07, art. 1; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (2)<KB 2023-11-19/01, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 07-12-2023>

Art. 73quater. [1 De rijksambtenaar kan een tijdelijke verandering van graad vragen voor een maximale duur van twaalf maanden:
   - om ernstige familiale of sociale redenen;
   - om gezondheidsredenen.
   Indien hier ernstige redenen toe zijn, kan de tijdelijke verandering van graad verlengd worden met periodes van maximaal twaalf maanden.
   De voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde bepaalt de procedure volgens welke de tijdelijke verandering van graad kan worden toegekend of verlengd.
   De voorzitter van het directiecomité of zijn afgevaardigde neemt een met redenen omklede beslissing binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag.
   Op ieder moment mag de rijksambtenaar een einde stellen aan de tijdelijke verandering van graad met een opzegperiode van 30 dagen. Een kortere opzegperiode kan altijd in onderling akkoord worden overeengekomen tussen de ambtenaar en de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-11-19/01, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 07-12-2023>


Art.74.[1 § 1. In afwijking van artikel 72 en van de artikelen 26bis, 27bis, 32 en 34, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel worden de rijksambtenaren die kandidaat zijn voor een bevordering naar de hogere klasse door [2 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 gerangschikt als geslaagden en niet-geslaagden, in het kader van de procedure van de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 20ter.
  De rijksambtenaren die kandidaat zijn voor een bevordering moeten echter niet aan de diplomavoorwaarde voldoen.
  § 2. De voorzitter van het directiecomité legt de door [2 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 bezorgde lijst van geslaagden voor aan het directiecomité, alsook de gemotiveerde adviezen van [2 het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 over elke geslaagde.
  Het directiecomité rangschikt de geslaagden volgens hun aanspraken en verdiensten, in verhouding tot de vereisten van de uit te oefenen functie.
  Het directiecomité kan de geslaagden horen.
  Het directiecomité kan ook beslissen om geen enkel bevorderingsvoorstel te doen.
  § 3. Dit artikel is niet van toepassing als de betrekking alleen toegekend wordt door bevordering naar de hogere klasse van de rijksambtenaren van de betrokken federale overheidsdienst.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-09-30/02, art. 5; Inwerkingtreding : 22-10-2012, met uitzondering van de bepalingen betreffende de vrijstellingen welke uitwerking hebben met ingang van 1 maart 2012>
  (2)<KB 2022-05-12/30, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art. 74bis.
  <Opgeheven bij KB 2001-10-29/42, art. 28 ; Inwerkingtreding : 31-10-2001>

Art.75.§ 1. [3 Om [4 ...]4 aan een selectie voor overgang naar het hogere niveau [6 ...]6 [7 ...]7 deel te nemen, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.]3
  De in het eerste lid bepaalde voorwaarde moet vervuld zijn op de door [10 de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]10 bepaalde datum.
  § 2. De ambtenaar die tijdens de selectiegedeelten niet langer de in § 1 bepaalde voorwaarde vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor de [4 ...]4 vergelijkende selectie [6 ...]6.
  § 3. [2 [5 Om een bevordering door verhoging in weddenschaal, door verhoging naar de hogere klasse of door overgang naar het hogere niveau ]5, [6 ...]6 of een verandering van graad te verkrijgen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden. [8 Bovendien mag hij [9 geen vermelding "onvoldoende" hebben gekregen]9 op het einde van zijn evaluatie, en niet tijdelijk in een lagere klasse of een lager niveau zijn geaffecteerd in toepassing van artikel 73ter van dit besluit.]8 ]2
  § 4. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2002-09-05/37, art. 35,3°; Inwerkingtreding : 26-09-2002>
  (2)<KB 2004-03-18/31, art. 1; Inwerkingtreding : 30-03-2004>
  (3)<KB 2004-08-04/30, art. 41; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
  (4)<KB 2005-08-10/31, art. 4; Inwerkingtreding : 17-08-2005>
  (5)<KB 2006-11-22/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (6)<KB 2008-11-19/30, art. 26; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
  (7)<KB 2013-10-25/05, art. 67; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (8)<KB 2017-03-09/07, art. 2; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
  (9)<KB 2022-01-14/08, art. 55, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (10)<KB 2022-05-12/30, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 22-10-2022>

Art.76.
  <Opgeheven bij KB 2013-01-21/04, art. 1; Inwerkingtreding : 04-02-2013>

DEEL X. Tuchtregeling
TITEL 1. Tuchtstraffen
Art.77. [1 De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:
  1° de terechtwijzing;
  2° de inhouding van wedde;
  3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  4° het ontslag van ambtswege;
  5° de afzetting.
  De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
  De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.78. [1 § 1. De tuchtstraf wordt uitgesproken door de tot benoeming bevoegde overheid wat de ambtenaren van de niveaus B, C en D betreft.
  Wat de ambtenaren van het niveau A aangaat, wordt zij uitgesproken door de minister, behalve het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.
  § 2. De tuchtprocedure start door een oproeping gericht aan de ambtenaar door de bevoegde hiërarchische meerdere. In deze oproepingsbrief wordt de ambtenaar geïnformeerd over de feiten die hem ten laste worden gelegd en over het feit dat een tuchtprocedure tegen hem wordt opgestart.
  In afwijking van het eerste lid, wordt de oproepingsbrief aan de houder van een management- of staffunctie door de minister betekend.
  De oproepingsbrief vermeldt:
  1° de feiten die ten laste worden gelegd;
  2° het recht van de ambtenaar om zijn standpunt met alle passende middelen te doen kennen;
  3° de geschonden normen;
  4° de in artikel 77 bepaalde tuchtstraffen;
  5° dat er een dossier ter beschikking is gesteld betreffende de ten laste gelegde feiten;
  6° de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  7° de mogelijkheid om bijkomende onderzoeksmaatregelen te vragen.
  De ambtenaar wordt op de hoogte gebracht op één van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling waarvan de ontvangst door de ambtenaar wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven aan de ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.
  § 3. De ambtenaar wordt gehoord tussen de veertiende en de dertigste dag die volgen op de ontvangst van de oproeping door de bevoegde hiërarchische meerdere over de feiten die hem ten laste worden gelegd. Tijdens het verhoor heeft de ambtenaar het recht de feiten die hem ten laste worden gelegd te weerleggen. Er kunnen getuigen worden opgeroepen.
  Er worden van het verhoor notulen opgesteld.
  § 4. De ambtenaar viseert de notulen en geeft ze binnen de tien dagen vanaf de datum van ontvangst terug. Indien hij bezwaren heeft tegen bepaalde vaststellingen in de notulen, geeft hij de notulen terug vergezeld van een schriftelijke nota.
  Het terugsturen gebeurt op één van de wijzen bepaald in § 2, vierde lid.
  § 5. De bevoegde hiërarchische meerdere stuurt het dossier naar het directiecomité binnen een termijn van tien dagen vanaf de datum van ontvangst.
  Het omstandig dossier bevat een verslag opgesteld door de bevoegde hiërarchische meerdere dat minstens de volgende elementen bevat:
  o de feiten die worden ten laste gelegd;
  o het verslag van de eventuele getuigenissen;
  o het proces-verbaal van de hoorzitting;
  o de bezwaren van de ambtenaar tegen het proces-verbaal.
  § 6. De minister of de voorzitter van het directiecomité wijst de bevoegde hiërarchische meerdere aan voor de toepassing van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 2; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.79. § 1. [1 Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag waarop het dossier bij het directiecomité aanhangig is gemaakt, roept het directiecomité de ambtenaar op om voor hem te verschijnen.
  De oproep gebeurt volgens één van de wijzen bepaald in artikel 78, § 2, vierde lid.
  Het horen van de ambtenaar gebeurt tussen de twintigste en de dertigste dag volgend op het aanhangig maken bij het directiecomité.
  De oproeping vermeldt:
  1° de datum van aanhangigmaking bij het directiecomité;
  2° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;
  3° de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden ingekeken.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van het directiecomité.
  Indien de ambtenaar of zijn verdediger ondanks een regelmatige oproeping twee opeenvolgende keren niet verschijnt, en ongeacht of de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden aanvoert, doet het directiecomité na de tweede hoorzitting uitspraak op basis van de stukken van het dossier.]1
  § 2. Kan geen zitting houden noch deelnemen aan de beraadslaging van het directiecomité, de ambtenaar tegen wie de tuchtvordering is ingezet of elke ambtenaar die heeft deelgenomen aan het instellen van de tuchtvordering of die in enige hoedanigheid aan de tuchtprocedure heeft deelgenomen.
  § 3. [1 Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat de zaak bij het directiecomité is ingediend, doet deze een voorstel van tuchtstraf en betekent het voorstel aan de ambtenaar binnen de vijftien dagen.
  Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van vijftien dagen, wordt het directiecomité geacht af te zien van de procedure voor de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd.]1
  § 4. [1 Binnen de twintig dagen die volgen op de betekening van het voorstel van tuchtstraf kan de ambtenaar tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de bevoegde raad van beroep.]1
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 3; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.80. § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar uitgewist onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
  Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de uitwissing tot gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar, noch bij de toekenning van de evaluatie.
  § 2. [1 De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:
  o negen maanden voor de terechtwijzing;
  o twaalf maanden voor de inhouding van wedde;
  o achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel.
  De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing en de verplaatsing bij tuchtmaatregel loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
  De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde loopt vanaf de dag die volgt op het einde van de laatste maand van de periode van de inhouding.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 4; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.81. [1 § 1. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke voorgesteld is. Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode voor de uitspraak.
  § 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.
  § 3. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten. De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de tuchtoverheid de ambtenaar op de hoogte brengt van de tuchtprocedure zoals voorzien in artikel 78, § 2.
  § 4. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van § 3 gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid verneemt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van gewijsde is getreden. De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing.
  § 5. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Indien een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, moet de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie intrekken en dit met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtstraf is uitgesproken.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 5; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 81bis. Deze titel is toepasselijk op de stagiairs.

TITEL II. Raden van beroep
Art.82. [1 De volgende raden van beroep worden ingesteld:
  1° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie;
  2° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de ambtenaren die geen houder van een management- of staffunctie zijn, hierna de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren genoemd.
  Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  De ambtenaar van het Duitstalig taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 6; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.83. [1 De raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie neemt kennis van beroepen ingesteld door :
  1° de houder van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst;
  2° de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren neemt kennis van een beroep ingesteld door een ambtenaar die geen houder is van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst of een programmatorische federale overheidsdienst of van het ministerie van Defensie.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 7; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 83bis. [1 De raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie]1 is samengesteld uit :
  1° een voorzitter, magistraat, door Ons benoemd op de voordracht van de minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft ; hij treedt op als voorzitter van de twee afdelingen ; hij moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen ;
  2° per afdeling, de secretarissen-generaal van de ministeries in actieve dienst of de voorzitters van de directiecomités van de federale overheidsdiensten in actieve dienst, van dezelfde taalrol als de verzoeker ; zij hebben zitting als assessoren ;
  3° een griffier, voor iedere zaak aangewezen door de minister die de Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft ; hij is niet stemgerechtigd ;
  4° een plaatsvervangende voorzitter, magistraat, aangewezen op dezelfde wijze als de voorzitter, hij neemt het voorzitterschap van de twee afdelingen waar en moet zijn kennis van het Nederlands en het Frans bewijzen.
  Wanneer een secretaris-generaal of een voorzitter van het directiecomité een beroep instelt, houdt hij op zijn taak als assessor uit te oefenen tot uitspraak is gedaan over zijn beroep.
  De voorzitter stelt een van de assessoren als rapporteur aan.
  De secretarie en het bewaren van het archief van de raad van beroep voor opperambtenaren worden opgedragen aan de griffie van de [ raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren]1 .
  De beraadslaging van de afdeling van de [1 raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie]1 is geldig zodra er ten minste twee assessoren aan deelnemen.
  [1 De voorzitter is stemgerechtigd.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 8; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.84. [1 § 1. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren is per afdeling samengesteld uit:
  1° een voorzitter, magistraat, aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en gekozen uit een lijst door Ons vastgelegd;
  2° twaalf assessoren gekozen uit een lijst vastgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort, waaronder zes assessoren aangewezen door de overheid en zes aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, naar rato van twee assessoren per vakorganisatie;
  3° een griffier-rapporteur.
  De voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst, zal het voorzitterschap waarnemen voor de dossiers van de ambtenaren behorend tot het Duitstalig taalstelsel, van de Franstalige afdeling of van de Nederlandstalige afdeling, naargelang hij de kennis van die taal bewijst.
  De assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren dan dat van de verzoeker.
  § 2. Per afdeling benoemt de Koning drie voorzitters, magistraten, opgenomen in een lijst.
  Bij gebrek aan magistraten kunnen eremagistraten of magistraten-emeritus door de Koning worden benoemd.
  Eén van de magistraten moet zijn kennis van het Duits bewijzen, alsook van het Frans of het Nederlands.
  § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort wijst, per afdeling, achttien assessoren aan op voordracht van de voorzitters van de federale overheidsdiensten, de voorzitters van de programmatorische federale overheidsdiensten en de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Hij wijst, per afdeling, een griffier-rapporteur aan en een plaatsvervangend griffier-rapporteur.
  De representatieve vakorganisaties wijzen, per afdeling, hun vertegenwoordigers, hetzij achttien assessoren aan. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort erkent de leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties.
  De assessoren aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en door de representatieve vakorganisaties worden gekozen onder de ambtenaren van het niveau A of van het niveau B met zes jaar dienstanciënniteit en die behoren tot een dienst waarvoor de raad van beroep bevoegd is.
  De aangewezen assessoren worden opgenomen in een lijst.
  § 4. Voor elk tuchtdossier worden de leden aangeduid uit de personen bedoeld in §§ 2 en 3, om de afdeling overeenkomstig § 1 samen te stellen die de zaak zal behandelen.
  § 5. In elke zaak wordt door de betrokken minister of door de voorzitter van het directiecomité een ambtenaar van het niveau A aangeduid, alsook een vervanger, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, om de betwiste tuchtmaatregel te verdedigen.
  § 6. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort bepaalt het presentiegeld dat per zaak aan de voorzitter word toegekend.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 9; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 84bis.
  <Opgeheven bij KB 2016-08-03/22, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.85.
  <Opgeheven bij KB 2016-08-03/22, art. 11; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.86. De verzoeker heeft het recht de assessoren te wraken. Dit recht kan slechts eenmaal tijdens een zelfde zaak worden uitgeoefend.
  [1 De raad van beroep bezorgt aan de verzoeker de lijst van de assessoren die zijn opgeroepen voor het onderzoek van de hem betreffende zaak.
  De lijst wordt ten minste meegedeeld op een van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling, waarvan de ontvangst door de verzoeker wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven in ruil voor een door de verzoeker ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.]1
  [1 Binnen een termijn van acht dagen vanaf de bekendmaking van de lijst deelt de verzoeker aan de griffie de naam van de assessoren mee die hij wraakt. De wraking wordt gemotiveerd en wordt meegedeeld op één van de wijzen bepaald in het tweede lid. ]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 12; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.87. Gewraakt wordt bovendien de assessor die naar het oordeel van de voorzitter als rechter in eigen zaak beschouwd zou kunnen worden.

Art.88.
  <Opgeheven bij KB 2021-09-30/18, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.89. [1 De zaken betreffende de ambtenaren van de niveaus B, C, en D worden bij de raad van beroep aanhangig gemaakt op vraag van de voorzitter van het directiecomité en door de minister voor de zaken betreffende de ambtenaren van het niveau A of de houder van een management- of staffunctie. De minister of de voorzitter van het directiecomité bezorgt, naargelang van het geval, het volledige dossier van de zaak.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 13; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.90. De raad van beroep mag over geen aanvraag beraadslagen, indien het onderzoek niet geheel geëindigd is, indien de verzoeker niet in de gelegenheid werd gesteld zijn verweermiddelen te doen gelden, en indien het dossier niet alle dienende gegevens bevat opdat de raad met volle kennis van zaken advies kan geven.
  In geval van vertraging bij het vastleggen van de datum van de zitting die moet plaatsvinden uiterlijk een maand nadat de zaak bij de raad van beroep aanhangig werd gemaakt, [1 de voorzitter deelt aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, volgens het geval zoals bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee]1 .
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 14; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art. 90bis. De raden van beroep kunnen niet beraadslagen of beslissen indien de meerderheid van de ter zitting opgeroepen assessoren niet aanwezig is.
  Behalve wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 83bis [1 ...]1 , moeten evenveel door de minister als door de vakorganisaties aangewezen assessoren aan de stemming deelnemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van een of meer bij loting aangewezen assessoren.
  Indien de assessoren een wettige reden van verhindering hebben, moeten zij de voorzitter schriftelijk de reden van hun afwezigheid mededelen binnen drie dagen volgend op de datum van de oproeping.
  [1 De voorzitter is stemgerechtigd. De griffier-rapporteur is niet stemgerechtigd. ]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 15; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.91. De raad kan een aanvullend onderzoek aanbevelen en vragen dat daartoe worden afgevaardigd twee assessoren die de beraadslagingen hebben bijgewoond ; behalve in gevallen waarin geen assessor aangewezen is door de vakorganisaties, worden deze twee assessoren gekozen, de ene uit de door de minister, de andere uit de door een vakorganisatie aangewezen assessoren.
  Na onderzoek stuurt de raad van beroep [1 het dossier aan de betrokken minister of aan de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89]1 , en geeft hij hem kennis van zijn gemotiveerd advies uiterlijk één maand na datum van de zitting. Hij vermeldt met hoeveel stemmen, voor of tegen, de stemming werd bereikt. In het geval dat de in dit lid bepaalde termijn niet wordt geëerbiedigd, [1 de voorzitter deelt de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee]1 .
  De stemming is geheim. Bij staking van stemmen wordt het advies als gunstig voor de verzoeker beschouwd.
  De verzoeker en zijn verdediger kunnen ter griffie van de raad van beroep kennis nemen van het uitgebracht advies.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 16; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.92. De ambtenaar verschijnt persoonlijk voor de raad van beroep ; hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de raad van beroep.
  De ambtenaar deelt aan de griffie van de raad de naam van zijn verdediger mede binnen [ vijf dagen]1 volgend op de datum van de oproeping.
  In dit laatste geval wordt de verdediger eveneens ter zitting geroepen.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 17; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.93. Indien de ambtenaar of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, beschouwt de voorzitter de zaak als niet meer bij de raad aanhangig en doet hij het dossier toekomen [1 aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89]1 .
  De raad doet uitspraak op grond van de stukken van het dossier, zelfs indien de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren, zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.94. [1 Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan wordt de beslissing altijd definitief genomen of voorgesteld door de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité motiveert elke beslissing die niet in overeenstemming is met het advies van de raad van beroep. Ze kunnen geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De minister of de voorzitter van het directiecomité notificeert de beslissing aan de raad van beroep.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité beslist binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep; de minister of de voorzitter van het directiecomité deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de ambtenaar en aan de raad van beroep.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 19; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

Art.95. De assessoren, de verdediger, indien hij rijksambtenaar is, en de verzoeker indien het advies van de raad hem gunstig is, ontvangen de volgens de verordeningsbepalingen berekende vergoedingen voor reis- en verblijfkosten.

Art. 95bis. [1 De raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie en de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren]1 ressorteren onder de minister tot wiens bevoegdheid de Ambtenarenzaken behoren.
  Elke raad van beroep maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de betrokken minister voor.
  ----------
  (1)<KB 2016-08-03/22, art. 20; Inwerkingtreding : 01-10-2016>

DEEL XI.   
Art.96.
  <Opgeheven bij KB 2005-09-20/31, art. 1; Inwerkingtreding : 09-03-2003>

Art.97.
  <Opgeheven bij KB 2005-09-20/31, art. 1; Inwerkingtreding : 09-03-2003>

DEEL XII. Administratieve standen
TITEL I. Algemene regelen
Art.98. De rijksambtenaar bevindt zich in een van de volgende standen :
  1° dienstactiviteit ;
  2° non-activiteit ;
  3° disponibiliteit.

Art.99. De rijksambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst.

Art.100. De artikelen 99 en 101, eerste lid, zijn van toepassing op de stagiairs.
  De overige regelen van dit deel zullen op de stagiairs toepassing vinden in de mate door Ons bepaald.

TITEL II. Dienstactiviteit
Art.101. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de rijksambtenaar in actieve dienst recht op wedde en op bevordering in zijn weddeschaal.
  Hij kan zijn aanspraken op bevordering doen gelden.

Art.102.[1 Onder door Ons bepaalde voorwaarden krijgt de ambtenaar in dienstactiviteit verlof :
  1° voor jaarlijkse vakantie en op de feestdagen, omstandigheidsverlof en uitzonderlijk verlof ;
  2° [2 voor moederschapsbescherming en het omgezet moederschapsverlof;]2
  3° [2 in het kader van het ouderschapsverlof, het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof;]2
  4° om dwingende redenen van familiaal belang ;
  5° wegens ziekte ;
  6° wegens verwijdering uit een schadelijke arbeidsomgeving ;
  7° voor verminderde prestaties wegens ziekte ;
  8° voor sociale promotie en om deel te nemen aan opleidingsactiviteiten ;
  9° wegens opdracht ;
  10° voor onderbreking van de beroepsloopbaan ;
  11° voor vakbondsopdrachten ;
  12° voor werkzaamheden bij een politieke groep die erkend is in een wetgevende vergadering van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, respectievelijk bij de voorzitter van een van die groepen ;
  13° voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de Civiele Bescherming of van taken van openbaar nut op grond van de wet van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden ;
  14° voor halftijdse vervroegde uittreding ;
  15° om viervijfde van de prestaties die hem normaal worden opgelegd te verrichten over vier werkdagen per week.]1
  ----------
  (1)<KB 1998-11-19/33, art. 145 ; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
  (2)<KB 2023-11-21/01, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-12-2023>

Art.103. De rijksambtenaar in actieve dienst kan, onder door Ons gestelde voorwaarden, in zijn ambt worden geschorst, wanneer het belang van de dienst het vereist.

Art. 103bis. [1 De afschaffing van de betrekking die de rijksambtenaar bekleedt, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van rijksambtenaar of tot ontslag.
  Deze rijksambtenaar wordt herplaatst en bevindt zich in de administratieve stand dienstactiviteit.]1
  ----------
  (1)<KB 2000-12-22/54, art. 46 ; Inwerkingtreding : 09-01-2001>

TITEL III. Non-activiteit
Art.104. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de rijksambtenaar in de stand non-activiteit geen recht op wedde.
  Hij kan alleen onder door Ons gestelde voorwaarden aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal doen gelden.

Art.105. Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art.106. Onder de door Ons gestelde voorwaarden is de Rijksambtenaar op non-activiteit :
  1° wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, inzonderheid gewijzigd bij die van 3 juli 1975 ;
  2° wanneer hij de uitvoering van een opdracht die niet van algemeen belang is erkend, voortzet ;
  3° indien hij de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden ;
  4° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962 ;
  5° wanneer hij afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen;
  6° wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt omgezet in non-activiteit;
  [1 7° wanneer de ambtenaar afwezig is van zijn dienst zonder dat hij een verlof of dienstvrijstelling gekregen heeft. ]1
  [2 8° wanneer hij het onderzoek door het Bestuur van de medische expertise in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens gezondheidsredenen belemmert of weigert.]2
  ----------
  (1)<KB 2007-01-17/37, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2013-06-18/10, art. 2; Inwerkingtreding : 11-07-2003>

Art.107. Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.
  Gedurende de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal niet doen gelden. Er kan hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die waarin wordt voorzien in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

TITEL IV. Disponibiliteit
Art.108. De rijksambtenaar kan, onder door Ons te stellen voorwaarden, zonder opzegging in disponibiliteit worden gesteld :
  1° [2 ...]2
  2° wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid ;
  3° [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 1998-11-19/33, art. 147 ; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
  (2)<KB 2002-12-12/36, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.109. Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden, wanneer hij voldoet aan de eisen om in ruste te worden gesteld.

Art.110. Een wachtgeld van een door Ons te bepalen bedrag kan worden verleend aan ambtenaren die overeenkomstig 1° of 2° van artikel 108 in disponibiliteit worden gesteld.
  Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan ambtenaren in disponibiliteit, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling welke geldt voor de bezoldiging van ambtenaren in actieve dienst.

Art.111. Rijksambtenaren in disponibiliteit blijven ter beschikking van de minister en kunnen, onder door Ons te stellen voorwaarden, bij vacature weder in de personeelsformaties tewerkgesteld worden.
  Zij moeten, binnen de door de minister gestelde tijd, de hun toegewezen dienst opnemen.

DEEL XIII. Definitieve ambtsneerlegging
Art.112. [1 § 1. Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de Belgische ambtenaar die niet meer aan de Belgische nationaliteitsvoorwaarde voldoet en van wie de functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en ten doel hebben de algemene belangen van de Staat te behartigen.
  § 2. Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar die onderdaan is van een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat, die andere functies uitoefent dan die bedoeld in § 1 en die niet meer aan zijn nationaliteitsvoorwaarde voldoet zonder er een andere te verwerven van een andere staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.
  § 3. Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar :
  1° van wie de benoeming als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; deze termijn is niet geldig in geval van arglist of bedrog vanwege de ambtenaar;
  2° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;
  3° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet of die zich niet langer in een regelmatige toestand bevindt tegenover de verplichtingen inzake de nationale dienst in de Staat waarvan hij onderdaan is;
  4° van wie de medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
  5° die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en op voorhand verwittigd werd en om opheldering verzocht is;
  6° die zich in een geval bevindt waar de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;
  7° die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of afgezet.
  De bepaling onder 5° is niet van toepassing op de ambtenaar die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt.
  § 4. Dit artikel is van toepassing op de stagiairs.]1
  ----------
  (1)<KB 2005-04-18/30, art. 6; Inwerkingtreding : 31-05-2004>

Art. 112bis.
  <Opgeheven bij KB 2001-11-16/34, art. 26 ; Inwerkingtreding : 05-12-2001>

Art.113. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :
  1° [1 het vrijwillig ontslag : in dit geval mag de ambtenaar zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend, bij een ter post aangetekende brief, aan de overheid waarvan hij afhangt; ]1
  [1 De in het eerste lid, 1°, bedoelde betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden.]1
  2° de inrustestelling;
  3° een tweede voltijdse benoeming in vast dienstverband in een andere overheidsdienst, eens die benoeming niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State.
  Het eerste lid, 1° en 2° geldt mede voor de stagiairs.
  ----------
  (1)<KB 2005-05-11/30, art. 1; Inwerkingtreding : 01-06-2005>.

Art.114. [1 Tot ambtsneerlegging geeft eveneens aanleiding de definitief volgens een door Ons bepaalde procedure vastgestelde beroepsongeschiktheid.
  Onder de door Ons te bepalen voorwaarden kan aan belanghebbenden een vergoeding wegens ontslag worden verleend.]1
  ----------
  (1)<KB 1994-09-26/34, art. 25 : Inwerkingtreding : 15-09-1997 voor de ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en op 15-09-1998 voor de ambtenaren van de niveaus 2, 3 en 4>

DEEL XIV. Overgangs- en slotbepalingen
Art.115.
  <Opgeheven bij KB 1993-03-04/31, art. 13; Inwerkingtreding : 23-03-1993>

Art.116. Iedere, zelfs gedeeltelijke wijziging [1 in dit besluit]1 aangebracht, zal het voorwerp zijn van een in Ministerraad overlegd .[1 ...]1 besluit.
  ----------
  (1)<KB 2007-01-15/34, art. 56; Inwerkingtreding : 29-01-2007>

Art.117. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.]1

   (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. van p.100056 )
  ----------
  (1)<KB 2023-09-20/05, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 05-11-2023>