Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 AUGUSTUS 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse tuchtrechtelijke bepalingen betreffende het Rijkspersoneel



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Art. 1-20
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art. 21-26
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.
Art. 27
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 28-30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937100201  1973010803  1983021128 



Uitvoeringsbesluit(en):

2017030251 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Artikel 1. Artikel 77 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 77.
  De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:
  1° de terechtwijzing;
  2° de inhouding van wedde;
  3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;
  4° het ontslag van ambtswege;
  5° de afzetting.
  De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
  De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald.".

Art.2. Artikel 78 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 78.
  § 1. De tuchtstraf wordt uitgesproken door de tot benoeming bevoegde overheid wat de ambtenaren van de niveaus B, C en D betreft.
  Wat de ambtenaren van het niveau A aangaat, wordt zij uitgesproken door de minister, behalve het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.
  § 2. De tuchtprocedure start door een oproeping gericht aan de ambtenaar door de bevoegde hiërarchische meerdere. In deze oproepingsbrief wordt de ambtenaar geïnformeerd over de feiten die hem ten laste worden gelegd en over het feit dat een tuchtprocedure tegen hem wordt opgestart.
  In afwijking van het eerste lid, wordt de oproepingsbrief aan de houder van een management- of staffunctie door de minister betekend.
  De oproepingsbrief vermeldt:
  1° de feiten die ten laste worden gelegd;
  2° het recht van de ambtenaar om zijn standpunt met alle passende middelen te doen kennen;
  3° de geschonden normen;
  4° de in artikel 77 bepaalde tuchtstraffen;
  5° dat er een dossier ter beschikking is gesteld betreffende de ten laste gelegde feiten;
  6° de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
  7° de mogelijkheid om bijkomende onderzoeksmaatregelen te vragen.
  De ambtenaar wordt op de hoogte gebracht op één van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling waarvan de ontvangst door de ambtenaar wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven aan de ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.
  § 3. De ambtenaar wordt gehoord tussen de veertiende en de dertigste dag die volgen op de ontvangst van de oproeping door de bevoegde hiërarchische meerdere over de feiten die hem ten laste worden gelegd. Tijdens het verhoor heeft de ambtenaar het recht de feiten die hem ten laste worden gelegd te weerleggen. Er kunnen getuigen worden opgeroepen.
  Er worden van het verhoor notulen opgesteld.
  § 4. De ambtenaar viseert de notulen en geeft ze binnen de tien dagen vanaf de datum van ontvangst terug. Indien hij bezwaren heeft tegen bepaalde vaststellingen in de notulen, geeft hij de notulen terug vergezeld van een schriftelijke nota.
  Het terugsturen gebeurt op één van de wijzen bepaald in § 2, vierde lid.
  § 5. De bevoegde hiërarchische meerdere stuurt het dossier naar het directiecomité binnen een termijn van tien dagen vanaf de datum van ontvangst.
  Het omstandig dossier bevat een verslag opgesteld door de bevoegde hiërarchische meerdere dat minstens de volgende elementen bevat:
  o de feiten die worden ten laste gelegd;
  o het verslag van de eventuele getuigenissen;
  o het proces-verbaal van de hoorzitting;
  o de bezwaren van de ambtenaar tegen het proces-verbaal.
  § 6. De minister of de voorzitter van het directiecomité wijst de bevoegde hiërarchische meerdere aan voor de toepassing van dit artikel.".

Art.3. In artikel 79 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag waarop het dossier bij het directiecomité aanhangig is gemaakt, roept het directiecomité de ambtenaar op om voor hem te verschijnen.
  De oproep gebeurt volgens één van de wijzen bepaald in artikel 78, § 2, vierde lid.
  Het horen van de ambtenaar gebeurt tussen de twintigste en de dertigste dag volgend op het aanhangig maken bij het directiecomité.
  De oproeping vermeldt:
  1° de datum van aanhangigmaking bij het directiecomité;
  2° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;
  3° de plaats waar en de termijn waarbinnen het dossier kan worden ingekeken.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van het directiecomité.
  Indien de ambtenaar of zijn verdediger ondanks een regelmatige oproeping twee opeenvolgende keren niet verschijnt, en ongeacht of de ambtenaar of zijn verdediger een geldige reden aanvoert, doet het directiecomité na de tweede hoorzitting uitspraak op basis van de stukken van het dossier.";
  2° Paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. Binnen een termijn van ten hoogste twee maanden vanaf de dag dat de zaak bij het directiecomité is ingediend, doet deze een voorstel van tuchtstraf en betekent het voorstel aan de ambtenaar binnen de vijftien dagen.
  Bij ontstentenis van deze betekening binnen de termijn van vijftien dagen, wordt het directiecomité geacht af te zien van de procedure voor de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd.";
  4° Paragraaf 4 wordt hersteld als volgt:
  " § 4. Binnen de twintig dagen die volgen op de betekening van het voorstel van tuchtstraf kan de ambtenaar tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de bevoegde raad van beroep.";
  5° Paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art.4. Artikel 80, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  " § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:
  o negen maanden voor de terechtwijzing;
  o twaalf maanden voor de inhouding van wedde;
  o achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel.
  De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing en de verplaatsing bij tuchtmaatregel loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
  De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde loopt vanaf de dag die volgt op het einde van de laatste maand van de periode van de inhouding.".

Art.5. Artikel 81 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 81.
  § 1. De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke voorgesteld is. Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode voor de uitspraak.
  § 2. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure wordt onderbroken.
  § 3. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten. De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de tuchtoverheid de ambtenaar op de hoogte brengt van de tuchtprocedure zoals voorzien in artikel 78, § 2.
  § 4. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn van § 3 gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid verneemt dat een beslissing werd uitgesproken en dat die beslissing in kracht van gewijsde is getreden. De tuchtoverheid is ertoe gehouden zich op de hoogte te stellen met betrekking tot de uitkomst van deze beslissing.
  § 5. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Indien een opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, moet de tuchtoverheid de opgelegde tuchtsanctie intrekken en dit met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de tuchtstraf is uitgesproken.".

Art.6. Artikel 82 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 82.
  De volgende raden van beroep worden ingesteld:
  1° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie;
  2° voor het geheel van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de ambtenaren die geen houder van een management- of staffunctie zijn, hierna de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren genoemd.
  Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  De ambtenaar van het Duitstalig taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1.".

Art.7. Artikel 83 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 83.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie neemt kennis van beroepen ingesteld door:
  1° de houder van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst;
  2° de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren neemt kennis van een beroep ingesteld door een ambtenaar die geen houder is van een management- of staffunctie van een federale overheidsdienst of een programmatorische federale overheidsdienst of van het ministerie van Defensie.".

Art.8. In artikel 83bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 maart 1953 en laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 5 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In het eerste lid worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie";
  2° In het vierde lid worden de woorden "van de interdepartementale raad van beroep" vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren";
  3° In het vijfde lid worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een mandaat- of staffunctie";
  4° Het zesde lid wordt vervangen als volgt: "De voorzitter is stemgerechtigd.".

Art.9. Artikel 84 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 84.
  § 1. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren is per afdeling samengesteld uit:
  1° een voorzitter, magistraat, aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en gekozen uit een lijst door Ons vastgelegd;
  2° twaalf assessoren gekozen uit een lijst vastgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort, waaronder zes assessoren aangewezen door de overheid en zes aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, naar rato van twee assessoren per vakorganisatie;
  3° een griffier-rapporteur.
  De voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst, zal het voorzitterschap waarnemen voor de dossiers van de ambtenaren behorend tot het Duitstalig taalstelsel, van de Franstalige afdeling of van de Nederlandstalige afdeling, naargelang hij de kennis van die taal bewijst.
  De assessoren die zitting hebben voor het onderzoek van een zaak, moeten tot hetzelfde of een hoger niveau behoren dan dat van de verzoeker.
  § 2. Per afdeling benoemt de Koning drie voorzitters, magistraten, opgenomen in een lijst.
  Bij gebrek aan magistraten kunnen eremagistraten of magistraten-emeritus door de Koning worden benoemd.
  Eén van de magistraten moet zijn kennis van het Duits bewijzen, alsook van het Frans of het Nederlands.
  § 3. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort wijst, per afdeling, achttien assessoren aan op voordracht van de voorzitters van de federale overheidsdiensten, de voorzitters van de programmatorische federale overheidsdiensten en de secretaris-generaal van het ministerie van Defensie. Hij wijst, per afdeling, een griffier-rapporteur aan en een plaatsvervangend griffier-rapporteur.
  De representatieve vakorganisaties wijzen, per afdeling, hun vertegenwoordigers, hetzij achttien assessoren aan. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort erkent de leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties.
  De assessoren aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort en door de representatieve vakorganisaties worden gekozen onder de ambtenaren van het niveau A of van het niveau B met zes jaar dienstanciënniteit en die behoren tot een dienst waarvoor de raad van beroep bevoegd is.
  De aangewezen assessoren worden opgenomen in een lijst.
  § 4. Voor elk tuchtdossier worden de leden aangeduid uit de personen bedoeld in §§ 2 en 3, om de afdeling overeenkomstig § 1 samen te stellen die de zaak zal behandelen.
  § 5. In elke zaak wordt door de betrokken minister of door de voorzitter van het directiecomité een ambtenaar van het niveau A aangeduid, alsook een vervanger, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, om de betwiste tuchtmaatregel te verdedigen.
  § 6. De Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort bepaalt het presentiegeld dat per zaak aan de voorzitter word toegekend.".

Art.10. Artikel 84bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004, wordt opgeheven.

Art.11. Artikel 85 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.12. In artikel 86 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° Het tweede lid wordt vervangen als volgt:
  "De raad van beroep bezorgt aan de verzoeker de lijst van de assessoren die zijn opgeroepen voor het onderzoek van de hem betreffende zaak.
  De lijst wordt ten minste meegedeeld op een van de volgende wijzen:
  1° hetzij door elektronische mededeling, waarvan de ontvangst door de verzoeker wordt bevestigd;
  2° hetzij door overhandiging van een schrijven in ruil voor een door de verzoeker ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
  3° hetzij door een aangetekend schrijven.";
  2° Het derde lid wordt vervangen als volgt:
  "Binnen een termijn van acht dagen vanaf de bekendmaking van de lijst deelt de verzoeker aan de griffie de naam van de assessoren mee die hij wraakt. De wraking wordt gemotiveerd en wordt meegedeeld op één van de wijzen bepaald in het tweede lid.".

Art.13. In artikel 89 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De zaken betreffende de ambtenaren van de niveaus B, C, en D worden bij de raad van beroep aanhangig gemaakt op vraag van de voorzitter van het directiecomité en door de minister voor de zaken betreffende de ambtenaren van het niveau A of de houder van een management- of staffunctie. De minister of de voorzitter van het directiecomité bezorgt, naargelang van het geval, het volledige dossier van de zaak.".

Art.14. In artikel 90, tweede lid van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "deelt de voorzitter aan de minister de reden van deze vertraging mede", vervangen door de woorden "de voorzitter deelt aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, volgens het geval zoals bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee."

Art.15. In artikel 90bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1953 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In het tweede lid worden de woorden "of van artikel 85, derde lid" opgeheven;
  2° Het artikel 90bis wordt aangevuld als volgt:
  "De voorzitter is stemgerechtigd. De griffier-rapporteur is niet stemgerechtigd.".

Art.16. In artikel 91, tweede lid van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° De woorden "het dossier aan de betrokken minister" worden vervangen door de woorden "het dossier aan de betrokken minister of aan de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89,";
  2° De woorden "deelt de voorzitter de reden van deze vertraging mede" worden vervangen door de woorden "de voorzitter deelt de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89, de reden van deze vertraging mee."

Art.17. In artikel 92 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 mei 1999, worden de woorden "drie dagen" vervangen door de woorden "vijf dagen".

Art.18. In artikel 93, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 31 maart 1995, worden de woorden "aan de minister" vervangen door de woorden "aan de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89".

Art.19. Artikel 94 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 2000, wordt vervangen als volgt:
  " Art. 94.
  Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan wordt de beslissing altijd definitief genomen of voorgesteld door de minister of de voorzitter van het directiecomité, naargelang van het geval bepaald in artikel 89.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité motiveert elke beslissing die niet in overeenstemming is met het advies van de raad van beroep. Ze kunnen geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De minister of de voorzitter van het directiecomité notificeert de beslissing aan de raad van beroep.
  De minister of de voorzitter van het directiecomité beslist binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep; de minister of de voorzitter van het directiecomité deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de ambtenaar en aan de raad van beroep.".

Art.20. In artikel 95bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 10 maart 1953 worden de woorden "de raad van beroep voor opperambtenaren en de interdepartementale raad van beroep" vervangen door "de raad van beroep inzake tuchtzaken voor de houders van een management- of staffunctie en de raad van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren".

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut
Art.21. Artikel 18 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2015, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 18.
  Artikel 82 moet als volgt worden gelezen:
  "Artikel 82. De volgende raden van beroep worden ingesteld:
  1° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid;
  2° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut;
  3° een raad van beroep inzake tuchtzaken voor de leidende ambtenaren.
  Elke raad van beroep bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
  De taalrol of het taalstelsel van de ambtenaar overeenkomstig artikel 15, § 1, van de bij koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  De ambtenaar van het Duitstalige taalstelsel verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst overeenkomstig artikel 84, § 1."".

Art.22. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  " Art. 19.
  Artikel 83 moet als volgt worden gelezen:
  "Art. 83. De raad van beroep inzake tuchtzaken voor leidende ambtenaren neemt kennis van de beroepen van de houders van een management- of staffunctie.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de openbare instellingen van sociale zekerheid neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de openbare instellingen van sociale zekerheid.
  De raad van beroep inzake tuchtzaken voor het geheel van de instellingen van openbaar nut neemt kennis van de beroepen van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut."".

Art.23. In artikel 83bis, sub 20, worden de woorden "de raad van beroep voor leidende ambtenaren" vervangen door de woorden "de raad van beroep voor leidende ambtenaren inzake tuchtzaken".

Art.24. In artikel 84, § 6, sub 21, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  De woorden "raad van beroep voor de openbare instellingen van sociale zekerheid" worden vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor de openbare instellingen van sociale zekerheid" en de woorden "raad van beroep voor de instellingen van openbaar nut" worden vervangen door de woorden "raad van beroep inzake tuchtzaken voor de instellingen van openbaar nut".

Art.25. Artikel 21bis van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 1995, wordt opgeheven.

Art.26. Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 25 november 1993, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen.
Art.27. In artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013, worden de woorden "geschorst of in graad teruggezet" geschrapt.

HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.28. De procedures houdende tuchtsancties en de beroepsprocedures die op datum van inwerkingtreding van dit besluit lopende zijn blijven geregeld door de bepalingen die van kracht waren voor die datum.

Art.29. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 30. De ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.