Details





Titel:

21 NOVEMBER 2023. - Koninklijk besluit van @ tot wijziging van diverse bepalingen met betrekking tot de Work Life Balance als omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijkbesturen
Art. 3-15
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector
Art. 16-17
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
Art. 18
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 19-22
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1937100201  1998002123  2012002052  2013002052 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Dit besluit zet de Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad, gedeeltelijk om.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
Art.2. In artikel 102 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, laatstelijk gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 november 1998, worden de bepalingen onder 2° en 3° vervangen als volgt:
  "2° voor moederschapsbescherming en het omgezet moederschapsverlof;
  3° in het kader van het ouderschapsverlof, het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof;".

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijkbesturen
Art.3. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de volgende zin:
  "Het artikel 30, § 4, van dezelfde wet is evenwel van toepassing op het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst is in dienst genomen en dat gebruik maakt van het omstandigheidsverlof voorzien bij dit besluit, bij de geboorte van een kind.";
  2° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 14° opgeheven;
  3° paragraaf 3 wordt aangevuld met de bepalingen onder 17° en 18°, luidende:
  "17° het zorgverlof, in zoverre dat het personeelslid geen gebruik maakte van de bepalingen van artikel 30bis, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids-overeenkomsten. Het artikel 30bis, § 2, zevende tot en met het negende lid, van dezelfde wet is evenwel van toepassing op het personeelslid dat bij arbeidsovereenkomst wordt aangeworven en gebruik maakt van het zorgverlof bepaald bij dit besluit.
  "18° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.".

Art.4. In artikel 2, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 augustus 2022, worden de woorden "artikel 8ter,", ingevoegd tussen de woorden "voor de toepassing van" en de woorden "artikel 48bis".

Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 8ter ingevoegd, luidende:
  "art.8ter.- § 1.- Onverminderd de wettelijke of reglementaire bepalingen die voorzien in een recht op aanpassing van de bestaande arbeidsregeling en het bestaande uurrooster, heeft de ambtenaar het recht om voor een aaneengesloten periode van maximum twaalf maanden een flexibele werkregeling aan te vragen voor zorgdoeleinden.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  1° flexibele werkregeling: een aanpassing van het bestaande uurrooster van de ambtenaar;
  2° zorgdoeleinden:
  a) de zorg voor zijn kind vanaf de geboorte tot het kind twaalf jaar wordt,
  b) de zorg voor een kind in het kader van een adoptie, vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit tot het kind twaalf jaar wordt;
  c) het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om medische reden behoefte heeft aan zorg of steun;
  3° gezinslid: elk persoon die samenleeft met de ambtenaar op dezelfde woonplaats;
  4° familielid: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon met wie de ambtenaar wettelijk samenwoont, zoals geregeld door de artikelen 1475 en volgende van het oud Burgerlijk Wetboek, alsook de bloedverwanten in de eerste graad van de ambtenaar;
  5° een medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan zorg of steun: elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan zorg of steun, dit is elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging.
  De leeftijdsgrens bepaald in het tweede lid, 2°, a) en b) wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste 9 punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
  Aan de voorwaarde van de twaalfde of eenentwintigste verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de overeenkomstig paragraaf 1 aangevraagde periode.
  § 2.- De ambtenaar maakt gebruik van het recht om een flexibele werkregeling aan te vragen voor het doel waarvoor het is ingesteld. Hij onthoudt zich van elk misbruik ervan.
  § 3.- De ambtenaar die een flexibele werkregeling wenst te bekomen, bezorgt de overheid waaronder hij ressorteert hiertoe minstens twee maanden en hoogstens drie maanden vooraf een schriftelijke aanvraag. Deze termijn kan worden ingekort op verzoek van de ambtenaar en als de overheid hiermee akkoord gaat.
  De aanvraag gebeurt hetzij door de overhandiging van een geschrift aan de overheid waaronder hij ressorteert waarbij deze laatste een duplicaat tekent als bericht van ontvangst, hetzij door middel van een aangetekend schrijven dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ervan bij de post, hetzij op elektronische wijze mits ontvangstbevestiging van het bericht door de overheid waaronder hij ressorteert.
  Uit de aanvraag moet blijken dat de ambtenaar zich beroept op het recht om flexibele werkregelingen aan te vragen. De aanvraag bevat minstens de volgende elementen:
  1° de gewenste flexibele werkregeling;
  2° de begin- en einddatum van de aaneengesloten periode waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd en die niet meer dan twaalf maanden kan omvatten;
  3° het zorgdoeleinde waarvoor de flexibele werkregeling wordt gevraagd, met inbegrip van de identiteit van de persoon ten behoeve van wie de flexibele werkregeling wordt aangevraagd.
  § 4.- De overheid waaronder de ambtenaar ressorteert beoordeelt deze aanvraag en geeft er een schriftelijk gevolg aan binnen de maand volgend op de aanvraag.
  De overheid waaronder de ambtenaar ressorteert kan de aanvraag inwilligen, weigeren of een met redenen omkleed tegenvoorstel doen bestaande uit een andere flexibele werkregeling of periode die beter aansluit bij zijn eigen behoeften.
  Het uitblijven van een antwoord van de overheid waaronder de ambtenaar ressorteert wordt gelijkgesteld met een akkoord.
  § 5.- De overheid waaronder de ambtenaar ressorteert en de ambtenaar kunnen in onderling akkoord een flexibele werkregeling overeenkomen voor een aaneengesloten periode van meer dan twaalf maanden.
  § 6.- Uiterlijk op het moment dat de flexibele werkregeling een aanvang neemt, verstrekt de ambtenaar de overheid waaronder hij ressorteert het document of de documenten tot staving van het ingeroepen zorgdoeleinde.
  Ingeval de aanvraag is ingediend met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een welbepaald gezinslid of familielid dat om een medische reden behoefte heeft aan zorg of steun wordt het bewijs hiervan geleverd aan de hand van een attest dat ten vroegste in het kalenderjaar van de aanvraag is afgeleverd door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of familielid en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een medische reden behoefte heeft aan zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden.
  § 7.- De ambtenaar heeft het recht om de flexibele werkregeling vroegtijdig stop te zetten ten einde zijn oorspronkelijk uurrooster te hervatten, mits hij de voorzitter van het directiecomité of de secretaris-generaal hiervan tien werkdagen vooraf schriftelijk op de hoogte brengt en mits hij minstens één maand heeft gewerkt volgens de overeengekomen flexibele werkregeling.

Art.6. In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
  "2° de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat. Bij ontstentenis van een persoon die dit verlof opneemt op grond van de afstamming met het kind heeft de ambtenaar die samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats met de moeder van het kind recht op het verlof. Het recht op moederschapsverlof, vermeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, sluit voor een zelfde ouder het recht op het omstandigheidsverlof bij de geboorte uit. Het verlof bedraagt 20 werkdagen.".

Art.7. Artikel 20, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2021, wordt vervangen als volgt:
  "art. 20.- § 1.- De ambtenaar bekomt zorgverlof met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan een gezinslid of een familielid dat om medische redenen behoefte heeft aan zorg of steun.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  1° gezinslid: het bepaalde onder artikel 8ter, § 1, 3° ;
  2° familielid: het bepaalde onder artikel 8ter, § 1, 4° ;
  3° een medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan zorg of steun: het bepaalde onder artikel 8ter, § 1, 5° ;
  De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het zorgverlof, deelt dit vooraf mee aan de overheid waaronder hij ressorteert.
  De ambtenaar legt zo spoedig mogelijk ter staving een doktersattest voor dat in het jaar waarin het zorgverlof wordt opgenomen door de behandelend arts van het betrokken gezinslid of het familielid is afgeleverd en waaruit blijkt dat dit gezinslid of familielid om een medische reden behoefte heeft aan zorg of steun. Dit attest mag de medische reden zelf niet vermelden.
  § 2.- De duur van de verloven bedoeld in § 1 is beperkt tot vijf werkdagen per jaar. Het verlof wordt genomen per dag, in aaneensluitende dagen of per halve dag.
  De duur van de verloven bedoeld in § 1 wordt verminderd met het aantal werkdagen zorgverlof dat reeds werd opgenomen in hetzelfde jaar in toepassing van artikel 30bis, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
  § 3.- De verloven bedoeld in dit artikel worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.".

Art.8. In artikel 33 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 2005, worden de woorden "vaderschapsverlof" telkens vervangen door de woorden "omgezet moederschapsverlof".

Art.9. In de Franse tekst van artikel 34, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2017, wordt het woord "unième" opgeheven.

Art.10. Artikel 35bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2012, wordt opgeheven.

Art.11. In artikel 36, § 3, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2021, worden de woorden "twee weken" vervangen door de woorden "vier weken".

Art.12. In artikel 38, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011, worden de woorden "vijfenveertig werkdagen" vervangen door de woorden "twintig werkdagen".

Art.13. Artikel 40, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2002, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voorafgaand aan de vermindering bepaald in het eerste lid wordt de maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor het personeelslid in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst verminderd met de maximumduur van het verlof bedoeld in artikel 30bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Voor deze berekening wordt één werkdag verlof om dwingende redenen van familiaal belang gelijkgesteld met één dag verlof om dwingende reden in toepassing van artikel 30bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. ".

Art.14. In artikel 125 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2007, wordt het tweede lid vervangen als volgt:
  "Het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof, het verlof voor moederschapsbescherming en het omgezet moederschapsverlof stellen een einde aan de stelsels van voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking.".

Art.15. In artikel 143 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2007, wordt de bepaling onder 1°, vervangen als volgt:
  "1° verlof in het kader van de moederschapsbescherming, omgezet moederschapsverlof, ouderschapsverlof, adoptieverlof, opvangverlof en pleegouderverlof;".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector
Art.16. In artikel 5, derde lid, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2021, wordt het vierde streepje aangevuld met "of voor mantelzorg.".

Art.17. In artikel 10, derde lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2021, wordt het derde streepje aangevuld met "of voor mantelzorg.".

HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt
Art.18. In artikel 13, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2021, wordt de bepaling onder 4° /1 ingevoegd, luidende:
  "4° /1 indien de contractueel het verlof om dwingende redenen van familiaal belang geniet dat geregeld is door artikel 38 tot 40 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen na 1 oktober 2023;".

HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.19. Voor de ambtenaren die voor de inwerkingtreding van dit besluit een uitzonderlijk verlof wegens overmacht hebben opgenomen in het jaar 2023, wordt de maximumduur van het zorgverlof voor 2023 verminderd met het reeds opgenomen uitzonderlijk verlof wegens overmacht.

Art.20. Voor de ambtenaren die voor de inwerkingtreding van dit besluit een verlof om dwingende redenen van familiaal belang hebben opgenomen in het jaar 2023, mag de som van de verschillende verlofperiodes om dwingende redenen van familiaal belang tussen 1 januari 2023 en 31 december 2023 niet meer bedragen dan vijfenveertig werkdagen en mag de som van de verschillende verlofperiodes om dwingende redenen van familiaal belang tussen 1 oktober 2023 en 31 december 2023 niet meer bedragen dan twintig werkdagen.

Art.21. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 7 dat uitwerking heeft op 1 januari 2023 en met uitzondering van de artikelen 6, 12, 13 en 18 die uitwerking hebben op 1 oktober 2023.
  Het artikel 6 is van toepassing op de omstandig-heden die plaatsvinden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.22. De minister bevoegd voor ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.


BIJLAGE.
Art. N.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-11-2023, p. 110641)