1 JUNI 1964. - Koninklijk besluit betreffende de schorsing van Rijksambtenaren in het belang van de dienst. (NOTA 1 : Opgeheven wat de regeling van de rechtspositie van het personeel van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs betreft <BVR 1995-05-10/41, art. M; Inwerkingtreding : 14-08-1995>) - (NOTA 2 : Opgeheven voor het Franse Gemeenschap door <BFG 2004-03-31/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 19-05-2004>) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 26-11-2008).
Art. 1-13
1993000110 1995000212 2001021451 2001021452 2006015118 2006015119 2008021083 2009021006 2009021041 2009021087 2010024222 2011024293 2012021059 2015018387 2017030250 2018011651 2018205027 2020016249 2020030868 2021021149 2021021234 2021031700 2023047644
Artikel 1. Wanneer het belang van de dienst het eist, kan de rijksambtenaar in zijn ambt worden geschorst door de Minister of (door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde). (Hij wordt vooraf gehoord over de feiten die hem ten laste worden gelegd en mag zich laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.) <KB 1994-09-26/34, art. 29; Inwerkingtreding : 07-03-1992> <KB 2002-09-05/37, art. 81, 002; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>aan de Minister worden voor gesteld (door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde). <KB 2002-09-05/37, art. 81, 002; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Ingeval de schorsing (door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde) mag worden uitgesproken, kan zij hem worden voorgesteld door de hiërarchische meerderen van de betrokken ambtenaar, die de Minister daartoe heeft gemachtigd. <KB 2002-09-05/37, art. 81, 002; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art.2. Is aan de schorsing geen einde gemaakt, dan kan de ambtenaar, nadat een maand verstreken is sedert de dag dat die maatregel uitwerking heeft gekregen, er beroep tegen instellen bij de raad van beroep.
Het voor de ambtenaar ongunstig advies van de raad van beroep sluit in, dat de schorsing wordt gehandhaafd. Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan beslist nog de Minister.
De ambtenaar kan ook, op voorwaarde dat hij zich op nieuwe feiten beroept, beroep instellen telkens als een termijn van drie maanden verstreken is sedert de dag waarop een beslissing tot handhaving van de schorsing is genomen.
Art.3. In afwijking van artikel 101 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, kan de Minister de ambtenaar het recht ontzeggen om zijn aan spraken op bevordering (en op de bevordering in zijn weddeschaal) te doen gelden en zijn wedde verminderen, in de volgende gevallen : <KB 1994-09-26/34, art. 30; Inwerkingtreding : 07-03-1992>
1° wanneer de ambtenaar strafrechtelijk vervolgd wordt;
2° wanneer de ambtenaar tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarbij hij op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.
De wedde (mag niet meer worden verminderd dan zoals in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers is vastgesteld); zij mag evenmin worden verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkloosheidsuitkering waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hu onder de sociale zekerheid voor werknemers viel. <KB 1995-03-17/30, art. 17; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden genomen op voorstel (van de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde). <KB 2002-09-05/37, art. 82, 002; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Art.4. Binnen tien dagen na de kennisgeving van het in artikel 3, derde lid, bedoelde voorstel, kan de ambtenaar daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. In ieder geval wordt de beslissing door de Minister genomen.
Art.5. (Indien de ambtenaar, na afloop van het onderzoek van zijn geval, een tuchtschorsing wordt opgelegd, kan de bevoegde overheid, in afwijking van artikel 78, § 6, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en ongeacht de maximumtermijn vastgesteld bij artikel 77, § 4, van hetzelfde besluit, die schorsing doen terugwerken tot een datum die evenwel de dag niet mag voorafgaan waarop de bij toepassing van artikel 3 getroffen maatregelen uitwerking hebben gehad.) <KB 1985-02-25, art. 3; BS 19-03-1985>
Art.6. Nadat het geval van de ambtenaar is onderzocht, worden de bij toepassing van artikel 3 genomen maatregelen ingetrokken door beslissingen die terugwerken tot de dag met ingang waarvan die maatregelen uitwerking hebben gehad, behalve :
1° indien tot besluit van dat onderzoek de ambtenaar van ambtswege wordt ontslagen of afgezet wordt;
2° voor de periode van schorsing in het belang van de dienst aangerekend op de duur van de tuchtschorsing bij toepassing van artikel 5.
Art.7. Wanneer na de intrekking van de bij toepassing van artikel 3 genomen maatregelen aangetoond is dat de ambtenaar een benoeming zou hebben gekregen bij wege van bevordering (...) of verandering van graad indien hem niet het recht was ontzegd om zijn aanspraken op bevordering of verandering van graad te doen gelden, kan hij die benoeming alleen verkrijgen onder de voorwaarden die daarvoor zijn gesteld. <KB 2008-11-19/30, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Wordt de ambtenaar benoemd dan neemt hij evenwel (voor de verhoging tot de hogere klasse en voor de verhoging in de weddenschaal), rang in op de datum waarop hij die benoeming zou hebben verkregen, onverminderd echter de gevolgen verbonden aan de eventueel door hem opgelopen tuchtstraf of administratieve maatregel. <KB 2004-08-04/30, art. 84, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2004>
Art.8. De ambtenaar wordt verzocht de voorstellen en beslissingen tot schorsing in het belang van de dienst en tot maatregelen ter aanvulling van die schorsing te viseren. Weigert de ambtenaar dit te doen, dan wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt (door de voorzitter van het directiecomité of zijn gemachtigde) of door de hiërarchische meerdere. <KB 2002-09-05/37, art. 83, 002; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242>
Is de ambtenaar reeds niet meer in de dienst, dan wordt hem bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven van de voorstellen en beslissingen.
Art.9. Beslissingen waarbij ambtenaren in het belang van de dienst worden geschorst of waarbij een van de in artikel 3 bepaalde aanvullende maatregelen wordt genomen, kunnen geen uitwerking hebben over een periode vóór de datum waarop de schorsing of de aanvullende maatregel is voorgesteld.
Art.10. (Opgeheven) <KB 1993-03-04/31, art. 19; Inwerkingtreding : 23-03-1993>
Art.11. (Opgeheven) <KB 1993-03-04/31, art. 19; Inwerkingtreding : 23-03-1993>
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1964.
Art. 13. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.