Details





Titel:

18 JUNI 2021. - Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden en handtekening bij de programmatorische federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en de federale wetenschappelijke instellingen die onder het gezag staan van de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-2021 en tekstbijwerking tot 30-11-2023)



Inhoudstafel:

Titel I. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
Titel II. - Bepalingen met betrekking tot de delegaties en subdelegaties bij de POD
Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen
Art. 3-7
Hoofdstuk II. - Delegaties inzake personeelszaken
Art. 8
Hoofdstuk III. - Delegaties inzake het financieel beheer en de overheidsopdrachten
Art. 9-10
Hoofdstuk IV. - Delegatie inzake bepaalde administratieve handelingen en beslissingen
Art. 11
Hoofdstuk V. - Geschillen en aansprakelijkheid
Art. 12-13
Titel III. - Bepalingen met betrekking tot de delegaties en subdelegaties bij de FWI
Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen
Art. 14-16
Hoofdstuk II. - Delegaties inzake personeelszaken
Art. 17-18
Hoofdstuk III. - Geschillen en aansprakelijkheid
Art. 19-20
Titel IV. - Specifieke bepalingen - Voorzitter van de POD
Hoofdstuk I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de POD en de FWI
Art. 21
Hoofdstuk II. - Bijzondere bepalingen voor de FWI
Art. 22
Titel V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 23-24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012021059 



Uitvoeringsbesluit(en):

2021033112  2024010853 



Artikels:

Titel I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. In de zin van dit besluit, moet worden verstaan onder:
  "Minister", de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;
  "POD", de programmatorische federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid;
  "FWI", de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister,
  "Voorzitter", de Voorzitter van het directiecomité van de POD.

Art.2. De in dit besluit vermelde bedragen zijn bedragen exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.

Titel II. - Bepalingen met betrekking tot de delegaties en subdelegaties bij de POD
Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen
Art.3. De delegaties van bevoegdheid en handtekening bedoeld in titel II worden aan de houder van de functie van Voorzitter verleend.
  De delegaties die worden verleend aan de houder van een functie worden ook verleend aan de ambtenaar belast met die functie.

Art.4. Binnen de perken van zijn bevoegdheden en onder zijn verantwoordelijkheid, kan de Voorzitter de bij dit besluit gedelegeerde bevoegdheden subdelegeren op grond van een ondertekend en gedateerd schriftelijk document met opgave van de subgedelegeerde bevoegdheden.
  De subdelegatie wordt verleend aan de houder van een management- of staffunctie die is aangewezen overeenkomstig de reglementaire bepalingen betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten of aan een of meerdere personeelsleden van niveau A die bij afwezigheid of verhindering van de betrokken houder de bevoegdheden uitoefenen die aan deze laatste werden subgedelegeerd.
  De Voorzitter deelt zijn beslissing mee aan de betrokken houder of aan de aangewezen personeelsleden van niveau A, en aan de Minister.

Art.5. § 1. Het originele exemplaar van het document bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt bezorgd aan het bureau van de Voorzitter die verantwoordelijk is voor de bewaring van alle documenten waarmee een subdelegatie wordt verleend. Een kopie van dat document wordt ook door de betrokken dienst bewaard en een kopie wordt aan de bij de Minister geaccrediteerde Inspecteur van Financiën die belast is met de dossiers van de POD overgemaakt.
  § 2. De persoon die delegatie verleent kan, om welke reden ook, de bevoegdheden uitoefenen die aan de persoon die de delegatie krijgt werden verleend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Hij kan evenwel zijn beslissing niet in de plaats stellen van de beslissing die door de persoon die de delegatie krijgt is genomen en ter kennis is gebracht.

Art.6. Bij gebrek, in geval van afwezigheid of verhindering van de Voorzitter, worden de bevoegdheden die hem krachtens dit besluit zijn toegekend, uitgeoefend door de houders van een management- of staffunctie zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, als volgt:
  1° de gedelegeerde bevoegdheden inzake personeelszaken bedoeld in hoofdstuk II van titel II, worden door de houder van de staffunctie Personeel en Organisatie uitgeoefend;
  2° de gedelegeerde bevoegdheden inzake het financieel beheer en de overheidsopdrachten bedoeld in artikel 10 van hoofdstuk III van titel II, met uitzondering van punten 1° tot en met 3° van hetzelfde artikel, worden door de houder van de staffunctie Budget en Beheerscontrole uitgeoefend;
  3° de gedelegeerde bevoegdheden die niet in punten 1° en 2° worden bedoeld, worden door de houder van de managementfunctie van de algemene directie Onderzoek en Ruimtevaart uitgeoefend.

Art.7. Voor de toepassing van titel II, worden de door de Voorzitter aangewezen leidinggevende ambtenaren van de diensten waarvoor geen houder van een management- of staffunctie is aangesteld, gelijkgesteld met de houders van een management- of staffunctie.

Hoofdstuk II. - Delegaties inzake personeelszaken
Art.8. De Voorzitter is bevoegd om, in naam van de Minister:
  1° de betrekkingen vacant te verklaren in uitvoering van het personeelsplan, met uitzondering van de betrekkingen voor de houders van een management- of staffunctie;
  2° alle bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de uitvoering van de vergelijkende selecties en de werving van het personeel in uitvoering van het personeelsplan, met inbegrip van het bepalen van de procedure volgens dewelke de betrekkingen worden toegekend;
  3° de besluiten te nemen tot vaststelling van de wedden, de toelagen en vergoedingen waarop de personeelsleden op basis van de wettelijke en reglementaire bepalingen recht hebben en de opdracht tot betaling daarvan te ondertekenen;
  4° de arbeidsovereenkomsten af te sluiten, te wijzigen, te schorsen en te beëindigen;
  5° de ambtenaren van de niveaus B, C en D te schorsen in het belang van de dienst, met uitzondering van de toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst;
  6° de ambtenaren van niveau A te bevorderen door verhoging in weddeschaal;
  7° de aangiften te ontvangen van elk ongeval dat als een arbeidsongeval of als een ongeval op de weg naar en van het werk kan worden beschouwd;
  8° definitief te beslissen of een ongeval een arbeidsongeval is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;
  9° de beslissing tot genezen verklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee te delen:
  a) indien het slachtoffer zich niet aanbiedt bij het Bestuur medische expertise zonder geldige reden in te roepen, na twee keer in gebreke te zijn gesteld per aangetekend schrijven;
  b) indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder lang duurt dan 30 kalenderdagen;
  c) wanneer het ongeval geen percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid met zich meebrengt;
  10° de beslissingen van het Bestuur medische expertise te ontvangen bestaande uit hetzij de toekenning van een percentage van blijvende ongeschiktheid, hetzij een genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid;
  11° een voorstel van rente op te stellen in geval van vaststelling van een percentage blijvende arbeidsongeschiktheid;
  12° alle handelingen te stellen en bevoegdheden uit te oefenen die zijn opgedragen aan de werkgever door de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
  13° de bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de raad van beroep inzake tuchtzaken en de interdepartementale beroepscommissie inzake evaluatie, en inzonderheid:
  a) in elke zaak een ambtenaar van niveau A en een vervanger aan te wijzen om het betwiste voorstel te verdedigen;
  b) een zaak aanhangig te maken bij de raad van beroep of de interdepartementale beroepscommissie inzake evaluatie en de beslissingen van dat orgaan mee te delen aan de Minister en aan het betrokken personeelslid.

Hoofdstuk III. - Delegaties inzake het financieel beheer en de overheidsopdrachten
Art.9.[1 De Voorzitter wordt als gedelegeerde ordonnateur aangeduid voor de vastlegging en de vereffening, in naam van de Minister, van alle uitgaven op de kredieten van de begroting van de POD, alsook voor de aanmaak van de schuldvorderingen, facturen en de ermee verbonden creditnota's betreffende alle door de POD ontvangen of te ontvangen inkomsten.]1
  ----------
  (1)<MB 2023-11-27/02, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2023>

Art.10.De Voorzitter is gemachtigd om:
  1° de contracten en de opdrachten ten laste van de kredieten van de begroting van de POD die niet aan de Minister zijn voorbehouden te sluiten, vast te leggen en goed te keuren, in de hoedanigheid van ordonnateur en ten belope van een bedrag dat niet hoger is dan 100.000 euro per akte;
  2° de opdrachten ten laste van de kredieten van de begroting van de POD te gunnen, in hoedanigheid van ordonnateur en ten belope van een bedrag dat hoger dan 100.000 euro is en 250.000 euro per akte niet overschrijdt, voor zover het voorwerp van de overheidsopdracht vooraf goedgekeurd werd door de Minister;
  3° de contracten, aanhangsels, bestelbons en -brieven, vastleggingsformulieren en de nodige administratieve stukken voor de uitvoering van de beslissingen van de Minister te ondertekenen;
  4° de dotaties ter beschikking te stellen van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer of instellingen waarvoor de Minister bevoegd is en die zijn ingeschreven in de overeenkomstige basisallocaties van de begroting van de POD;
  5° de toelagen van allerhande aard vast te leggen en te betalen die zijn ingeschreven in de begroting van de POD, waarvan de bedragen en de berekeningswijze bij een wet of bij een koninklijk of ministerieel besluit zijn vastgelegd;
  6° de ordonnanties van betalingen en de ordonnanties van geldvoorschotten te ondertekenen;
  7° de uitgaven en de rekeningen van de aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen rekenplichtige(n) van de POD goed te keuren;
  [1 8° de schuldvorderingen, facturen en creditnota's betreffende alle door de POD ontvangen of te ontvangen inkomsten aan te maken, voor een maximumbedrag van 2.000.000 euro.]1
  ----------
  (1)<MB 2023-11-27/02, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2023>

Hoofdstuk IV. - Delegatie inzake bepaalde administratieve handelingen en beslissingen
Art.11. De Voorzitter is gemachtigd om de ambtenaren aan te wijzen die gemachtigd zijn om uittreksels of afschriften van stukken of besluiten van de POD inzake administratief, budgettair, boekhoudkundig of personeelsbeheer eensluidend te verklaren en af te leveren.

Hoofdstuk V. - Geschillen en aansprakelijkheid
Art.12. § 1. De Voorzitter is gemachtigd om alle beslissingen te nemen en, in het bijzonder, het bedrag vast te leggen van de in te vorderen sommen ten laste van de aansprakelijke personen en het gedeelte te bepalen van de schade dat ten laste valt van de Staat, alsook de uitgaven goed te keuren die voortvloeien uit een dading, een schulderkenning of een gerechtelijke beslissing inzake:
  1° geschillen van alle aard, zowel betreffende de contractuele aansprakelijkheid als de extracontractuele aansprakelijkheid;
  2° schade aan personen, met uitsluiting van de Voorzitter en de houder van een management-, staf- of leidinggevende functie bij de POD als die persoonlijk betrokken partij zijn;
  3° zaakschade, ook in geval van verkeersongevallen;
  4° diefstallen, verliezen, tekorten en beschadigingen ten nadele van de Staat, met uitzondering van de gevallen waar de aansprakelijke personen openbare rekenplichtigen of ambtenaren zijn, in het bijzonder en rechtstreeks belast met het toezicht op de rekenplichtigen die op dat vlak volledig onderworpen blijven aan de bepalingen op hen van toepassing;
  5° burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van het personeel van de POD, alsook de vergoeding van de door hen geleden schade;
  6° kosten en erelonen van advocaten van de Staat alsook de gerechtskosten, met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding, behalve voor de Voorzitter en de houder van een management-, staf- of leidinggevende functie bij de POD zoals vermelden in artikel 7, als die persoonlijk betrokken partij zijn.
  § 2. De delegaties als bedoeld in paragraaf 1, 1° tot en met 5°, worden toegekend voor een bedrag van 100.000 euro.

Art.13. § 1. Wanneer schade werd veroorzaakt aan de POD door een personeelslid, is de Voorzitter gemachtigd om, onder de voorwaarden vastgelegd in de paragraaf 2, te beslissen om de schade ten laste te leggen van de POD of een minnelijke regeling voor de totale schade te verkrijgen door de aansprakelijke persoon vrijwillig te doen betalen.
  Het eerste lid is niet van toepassing voor de Voorzitter en de houder van een management-, staf- en leidinggevende functie bij de POD zoals vermelden in artikel 7, als die persoonlijk betrokken partij zijn.
  § 2. De delegaties van bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 1 kunnen slechts worden uitgeoefend onder de volgende voorwaarden:
  1° dat de schade niet voortvloeit uit een feit dat ter kennis moet gebracht worden van de gerechtelijke autoriteiten;
  2° dat er geen derde benadeelde of derde aansprakelijke bij betrokken is;
  3° en dat, wat de delegaties voor de minnelijke regeling van schade betreft, de totale schade invorderbaar is door vrijwillige betaling.
  § 3. De Voorzitter doet uitspraak bij gemotiveerde beslissing na onderzoek en op grond van het verslag en het advies van de betrokken autoriteiten.
  Als het bedrag van de schade evenwel niet hoger ligt dan 50 euro, doet hij evenwel uitspraak op grond van een eenvoudig mondeling onderzoek door middel van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing.

Titel III. - Bepalingen met betrekking tot de delegaties en subdelegaties bij de FWI
Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen
Art.14. De delegaties van bevoegdheid en handtekening bedoeld in titel III worden aan de houder van de functie van Algemeen directeur van de FWI verleend.
  De delegaties die worden verleend aan de houder van een functie worden ook verleend aan de ambtenaar belast met die functie.

Art.15. Binnen de perken van zijn bevoegdheden en onder zijn verantwoordelijkheid, kan de Algemeen directeur de bij dit besluit gedelegeerde bevoegdheden subdelegeren op grond van een ondertekend en gedateerd schriftelijk document met opgave van de subgedelegeerde bevoegdheden.
  De subdelegatie wordt verleend aan de houder van een management-, staf- en leidinggevendefunctie die is aangewezen overeenkomstig de reglementaire bepalingen betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de FWI of aan een of meerdere personeelsleden van niveau A of aan wetenschappelijke personeelsleden die bij afwezigheid of verhindering van de betrokken houder de bevoegdheden uitoefent die aan deze laatste werden subgedelegeerd.
  De Algemeen directeur deelt zijn beslissing mee aan de betrokken houder of aan de aangewezen personeelsleden van niveau A of wetenschappelijke personeelsleden, en aan de Minister en de Voorzitter.

Art.16. § 1. Het originele exemplaar van het document bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt bezorgd aan het bureau van de betrokken Algemeen directeur die verantwoordelijk is voor de bewaring van alle documenten waarmee een subdelegatie wordt verleend. Een kopie van dat document wordt ook door de betrokken dienst bewaard en een kopie wordt aan de bij de Minister geaccrediteerde Inspecteur van Financiën die belast is met de dossiers van de FWI overgemaakt.
  § 2. De persoon die delegatie verleent kan, om welke reden ook, de bevoegdheden uitoefenen die aan de persoon die de delegatie krijgt werden verleend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
  Hij kan evenwel zijn beslissing niet in de plaats stellen van de beslissing die door de persoon die de delegatie krijgt is genomen en ter kennis is gebracht.

Hoofdstuk II. - Delegaties inzake personeelszaken
Art.17. De Algemeen directeur is bevoegd om in naam van de Minister:
  1° de betrekkingen vacant te verklaren in uitvoering van het personeelsplan, met uitzondering van de betrekkingen voor de houders van een management- of staffunctie;
  2° alle bevoegdheden uit te oefenen die verband houden met de uitvoering van de vergelijkende selecties en de werving van het personeel in uitvoering van het personeelsplan, met inbegrip van het bepalen van de procedure volgens dewelke de betrekkingen worden toegekend;
  3° de besluiten te nemen tot vaststelling van de wedden, de toelagen en vergoedingen waarop de personeelsleden op basis van de wettelijke en reglementaire besluiten recht hebben en de opdracht tot betaling daarvan te ondertekenen;
  4° de ambtenaren van de niveaus B, C en D te schorsen in het belang van de dienst, met uitzondering van de toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst;
  5° de ambtenaren van niveau A te bevorderen door verhoging in weddeschaal;
  6° de aangiften te ontvangen van elk ongeval dat als een arbeidsongeval of als een ongeval op de weg naar en van het werk kan worden beschouwd;
  7° definitief te beslissen of een ongeval een arbeidsongeval is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector;
  8° de beslissing tot genezen verklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee te delen:
  a) indien het slachtoffer zich niet aanbiedt bij het Bestuur medische expertise zonder geldige reden in te roepen, na twee keer in gebreke te zijn gesteld per aangetekend schrijven;
  b) indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder lang duurt dan 30 kalenderdagen;
  c) wanneer het ongeval geen percentage van blijvende arbeidsongeschiktheid met zich meebrengt;
  9° de beslissingen van het Bestuur medische expertise te ontvangen bestaande uit hetzij de toekenning van een percentage van blijvende ongeschiktheid, hetzij een genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid;
  10° een voorstel van rente op te stellen in geval van vaststelling van een percentage blijvende arbeidsongeschiktheid;
  11° alle handelingen te stellen en bevoegdheden uit te oefenen die zijn opgedragen aan de werkgever door de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
  12° de bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de raad van beroep inzake tuchtzaken, de interdepartementale beroepscommissie inzake evaluatie, de interdepartementale raad van beroep en van de raad van beroep, en inzonderheid:
  a) in elke zaak een ambtenaar van niveau A of een wetenschappelijk personeel en hun vervangers aan te wijzen om het betwiste voorstel te verdedigen;
  b) een zaak aanhangig te maken bij de raad van beroep inzake tuchtzaken, de interdepartementale beroepscommissie inzake evaluatie, de interdepartementale raad van beroep of de raad van beroep en de beslissingen van dat orgaan mee te delen aan de Minister en aan het betrokken personeelslid.

Art.18. De Algemeen directeur is bevoegd om, in naam van de Minister uittreksels of afschriften van stukken of besluiten van de instelling inzake personeelsbeheer eensluidend te verklaren en af te leveren.

Hoofdstuk III. - Geschillen en aansprakelijkheid
Art.19. § 1. De Algemeen directeur is gemachtigd om alle beslissingen te nemen en, in het bijzonder, het bedrag vast te leggen van de in te vorderen sommen ten laste van de aansprakelijke personen en het gedeelte te bepalen van de schade dat ten laste valt van de Staat, alsook de uitgaven goed te keuren die voortvloeien uit een dading, een schulderkenning of een gerechtelijke beslissing inzake:
  1° geschillen van alle aard, zowel betreffende de contractuele aansprakelijkheid als de extracontractuele aansprakelijkheid;
  2° schade aan personen met uitsluiting van de Algemeen directeur en de houder van een management-, staf- of leidinggevende functie bij de FWI als die persoonlijk betrokken partij zijn;
  3° zaakschade, ook in geval van verkeersongevallen;
  4° diefstallen, verliezen, tekorten en beschadigingen ten nadele van de Staat, met uitzondering van de gevallen waar de aansprakelijke personen openbare rekenplichtigen of ambtenaren zijn, in het bijzonder en rechtstreeks belast met het toezicht op de rekenplichtigen die op dat vlak volledig onderworpen blijven aan de bepalingen op hen van toepassing;
  5° burgerlijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand van het personeel van de FWI, alsook de vergoeding van de door hen geleden schade;
  6° kosten en erelonen van advocaten van de Staat alsook de gerechtskosten, met inbegrip van de rechtsplegingvergoeding, behalve voor de Algemeen directeur en de houder van een management-, staf- en leidinggevende functie bij de FWI als die persoonlijk betrokken partij zijn.
  § 2. De delegaties als bedoeld in paragraaf 1, 1° tot en met 5°, worden toegekend voor een bedrag van 100.000 euro.

Art.20. § 1. Wanneer schade werd veroorzaakt aan een FWI door een personeelslid, is de Algemeen directeur gemachtigd om, onder de voorwaarden vastgelegd in de paragraaf 2 van dit artikel, te beslissen om de schade ten laste te leggen van de FWI of een minnelijke regeling voor de totale schade te verkrijgen door de aansprakelijke persoon vrijwillig te doen betalen.
  Het eerste lid is niet van toepassing voor de Algemeen directeur en de houder van een staf- of leidinggevende functie bij de FWI als hij persoonlijk betrokken partij is.
  § 2. De delegaties van bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 1 kunnen slechts worden uitgeoefend onder de volgende voorwaarden:
  1° dat de schade niet voortvloeit uit een feit dat ter kennis moet gebracht worden van de gerechtelijke autoriteiten;
  2° dat er geen derde benadeelde of derde aansprakelijke bij betrokken is;
  3° en dat, wat de delegaties voor de minnelijke regeling van schade betreft, de totale schade invorderbaar is door vrijwillige betaling.
  § 3. De Algemeen directeur doet uitspraak bij gemotiveerde beslissing na onderzoek en op grond van het verslag en het advies van de betrokken autoriteiten.
  Als het bedrag van de schade evenwel niet hoger ligt dan 50 euro, doet hij evenwel uitspraak op grond van een eenvoudig mondeling onderzoek door middel van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing.

Titel IV. - Specifieke bepalingen - Voorzitter van de POD
Hoofdstuk I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de POD en de FWI
Art.21. De Voorzitter is bevoegd om, in naam van de Minister:
  1° de eedaflegging te ontvangen van de houders van de management-, staf- en leidinggevende functies;
  2° de advoca(a)t(en) voor te stellen voor de verdediging van de belangen van de POD of van de FWI's in geschillen behalve:
  a) in geval van beroep bij het Grondwettelijk Hof;
  b) als hij of de houder van een management-, staf- of leidinggevende functie bij de POD of een FWI persoonlijk betrokken partij is.
  Het of de voorstel(len) wordt(worden) aan de Minister ter beslissing voorgelegd. Ongeacht de wijze waarop de advocaat is aangewezen, moeten elk dossier en alle procedurestukken aan de Minister worden meegedeeld;
  3° de ambtenaren aan te wijzen die gemachtigd zijn om opdrachten tot bekendmaking in het Belgisch Staatsblad te ondertekenen.

Hoofdstuk II. - Bijzondere bepalingen voor de FWI
Art.22. De Voorzitter is bevoegd om, in naam van de Minister:
  1° de voorafgaandelijke goedkeuring te geven voor het ondernemen van dienstopdrachten naar het buitenland door de Algemeen directeur van de FWI overeenkomstig de geldende modaliteiten inzake dienstreizen en de vergoeding van de reis- en verblijfskosten;
  2° de verloven, afwezigheden en dienstvrijstellingen toe te kennen aan de Algemeen directeur van de FWI overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de ambtenaren van de Rijksbesturen.

Titel V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.23. Het ministerieel besluit van 21 maart 2012 houdende delegatie van bevoegdheid en handtekening bij de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 november 2016, wordt opgeheven.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op [1 15 oktober 2021]1.
  ----------
  (1)<MB 2021-09-09/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2021>