11 JULI 2002. - Decreet betreffende het Institut interréseauxde la Formation professionnelle continue (IFPC)(VERTALING) (Opschrift vervangen door DFG2021-06-17/28, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-2002 en tekstbijwerking tot 12-01-2024)
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1
HOOFDSTUK I. [1 - Definities]1
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Algemene organisatie van de opleidingen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK III. - Begunstigden van de opleiding.
Art. 6-12
HOOFDSTUK IV. - De opleiders.
Art. 13
HOOFDSTUK V. - Begeleiding van de opleiding.
Art. 14
HOOFDSTUK VI. - Netoverschrijdende opleidingen.
Art. 15-16
HOOFDSTUK VII. - Opleidingen verstrekt op het niveau van de netten.
Art. 17-18
HOOFDSTUK VIII. - Opleidingen gegeven op het niveau van de schoolinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra voor het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, op het niveau van de inrichtende machten voor het gesubsidieerd onderwijs.
Art. 19-20
HOOFDSTUK IX. - Begrotingsmiddelen voor de opleiding tijdens de loopbaan.
Art. 21-24
TITEL II. [1 - Institut interréseaux de la formation professionnelle continue(IFPC)]1
HOOFDSTUK I. - Instituut voor Opleidingen tijdens de loopbaan en opdrachten.
Art. 25-29
HOOFDSTUK II. - Beheersorganen van het Instituut.
Art. 30-49
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de opleidingen door het Instituut.
Art. 50-52
HOOFDSTUK IV. - Begroting.
Art. 53-54
TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 55-58
TITEL IV. - Overgangs- en slotbepaling.
Art. 59-60
2002029519 2002029633 2003029039 2003029043 2003029247 2003029248 2003029296 2003029391 2003029400 2003202344 2003A29296 2004029068 2004029069 2004029266 2004200616 2004200949 2004201542 2004201543 2004202083 2005029174 2005029184 2005029304 2005200178 2005200894 2005202807 2006029077 2006029181 2006029190 2006201728 2006202862 2006204030 2007200190 2007200943 2008029092 2008029446 2008029597 2009029006 2009029033 2009029181 2009029887 2009029896 2009029920 2009029921 2010029217 2010029307 2010029437 2011029009 2011029497 2011029545 2011029617 2012029220 2012029271 2012029400 2012203278 2012203473 2013029029 2013029138 2013029279 2013029289 2013029323 2013029544 2013029632 2014029107 2014029319 2014029446 2014029550 2014029698 2014029767 2014029791 2015022173 2015029221 2015029250 2015029362 2016029091 2016029214 2016029293 2016029478 2016029630 2017010701 2017010828 2017011130 2017011132 2017012510 2017030937 2017031866 2017032066 2017040261 2017040312 2017040742 2017040866 2017041007 2018012140 2018012622 2018013801 2018014632 2018015134 2018015135 2018015318 2018015680 2018040123 2018A13801 2019010097 2019012173 2019012448 2019014543 2019014576 2019014664 2019014694 2019030143 2019042634 2020020041 2020020042 2020041129 2020043091 2020043477 2020043715 2020043717 2020043736 2021021793 2021022736 2021030270 2021031181 2021040158 2021042092 2021042125 2022020240 2022032537 2022032767 2022033377 2022040506 2024001089 2024002522 2024003155
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. [1 - Definities]1
----------
(1)
Artikel 1. [1 In dit decreet zijn de volgende definities van toepassing:
1° bestuurder: elke natuurlijke persoon die gewoon bestuurder is, die zetelt in de Raad van Bestuur en in het Bureau van het Instituut en die door de regering wordt aangewezen;
2° algemeen bestuurder: de uitvoerende directeur van het Instituut als bedoeld in artikel 47;
3° begunstigde van de opleiding: het personeelslid bedoeld in artikel 6.1.1-2, 2°, van het Wetboek
4° begunstigde van externe opleiding : de personen bedoeld in artikel 6.1.1-2, 3°, van het Wetboek;
5° Wetboek: het wetboek van basis- en secundair onderwijs;
6° netoverschrijdend opleiding : de opleiding omschreven in artikel 6.1.1-2, 13°, van het Wetboek;
7° voortgezette beroepsopleiding: de opleiding bedoeld in artikel 6.1.1-2, 16°, van het Wetboek;
8° Instituut: het bij artikel 25 opgerichte Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (IFPC);
9° de toezichthoudende minister: de minister belast met het basis- en secundair onderwijs;
10° de minister van Begroting: de minister belast met de begroting van de Franse Gemeenschap;
11° opleidingsoperator : de opleidingsoperator bedoeld in artikel 6.1.1-2, 17°, van het Wetboek.
Het gebruik in dit decreet van mannelijke benamingen voor de verschillende titels en functies is tweeslachtig met het oog op de leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de beroepsnamen.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.2.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.3.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK II. - Algemene organisatie van de opleidingen.
Art.4.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.5.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK III. - Begunstigden van de opleiding.
Art.6.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.7.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.8.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.9.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.10.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.11.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.12.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK IV. - De opleiders.
Art.13.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK V. - Begeleiding van de opleiding.
Art.14.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK VI. - Netoverschrijdende opleidingen.
Art.15.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.16.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK VII. - Opleidingen verstrekt op het niveau van de netten.
Art.17.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.18.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK VIII. - Opleidingen gegeven op het niveau van de schoolinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra voor het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, op het niveau van de inrichtende machten voor het gesubsidieerd onderwijs.
Art.19.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.20.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK IX. - Begrotingsmiddelen voor de opleiding tijdens de loopbaan.
Art.21.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.22.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.23.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.24.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 84, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
TITEL II. [1 - Institut interréseaux de la formation professionnelle continue(IFPC)]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Instituut voor Opleidingen tijdens de loopbaan en opdrachten.
Art.25.Er wordt een [1 Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC) van het internetwerk]1 opgericht, hierna het Instituut genoemd, [1 ...]1 tijdens de loopbaan.
[1 ...]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.26. [1 § 1. Het instituut is verantwoordelijk voor de organisatie van de netoverschrijdende voortgezette opleidingen in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en voor de PMS-centra.
Het voert zijn opdrachten uit overeenkomstig de beleidslijnen van het onderwijsstelsel zoals omschreven in het Wetboek of in enig ander decreet.
De door het Instituut georganiseerde voortgezette beroepsopleidingscursussen zijn gericht op de doelstellingen van boek 6, titel I, hoofdstuk II, van het wetboek.
§ 2 De opdrachten van het Instituut omvatten:
1° de organisatie van netoverschrijdende voortgezette opleidingen overeenkomstig artikel 6.1.3-3, § 1, van het Wetboek en ten behoeve van de begunstigden van de opleiding;
2° het verzorgen van de specifieke opleiding die bij enig decreet of enige verordening aan het Instituut is opgedragen;
3° het verzorgen van andere opleidingen waartoe de regering besluit of die zij goedkeurt;
4° het zorgen voor permanent toezicht op de kwaliteit van de opleidingen die hij organiseert;
5° de in punt 1 bedoelde opleidingen te evalueren volgens de criteria van artikel 6.1.5-1, 6°, van het Wetboek, en om de drie jaar een evaluatieverslag over de opleidingen op te stellen op grond van artikel 6.1.5-12 van het Wetboek en dit voor te leggen aan de Raad voor voortgezette beroepsopleiding;
6° het experimenteren en vernieuwende opleidingssystemen op te zetten die relevant worden geacht.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.27. [1 De regering kan het instituut machtigen specifieke opleidingscursussen te organiseren voor externe begunstigden van opleidingen.
De organisatie van de in het eerste lid bedoelde opleidingen komt niet ten laste van de begroting bedoeld in boek 6, titel I, hoofdstuk VIII, van het wetboek. In voorkomend geval wordt een samenwerkingsovereenkomst tussen het Instituut en de betrokken partner gesloten.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 12, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.28.
<Opgeheven bij DFG 2021-06-17/28, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.29.[1 Het Instituut ziet erop toe dat de opleiders de vrijheid van methode en het specifieke karakter van de pedagogische en onderwijsprojecten als bedoeld in de artikelen 1.5.1-1 tot en met 1.5.1-3 van het wetboek eerbiedigen.
Daartoe kan hij ten behoeve van de opleiders die belast zijn met het verstrekken van de in artikel 26, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, bedoelde opleidingen, cursussen organiseren:
1° voorlichtingsbijeenkomsten of mededelingen in verband met de deontologie van de opleiding;
2° voorlichtingsbijeenkomsten of mededelingen met betrekking tot de oriëntaties van het onderwijsstelsel;
3° opleidingscursussen;
4° groepstoezicht.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
HOOFDSTUK II. - Beheersorganen van het Instituut.
Art.30.Het Instituut is een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid. Het wordt, onder het gezag van de Raad van Bestuur en van het Bureau, geleid [1 algemeen bestuurder]1.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.31.[1 § 1. Het Instituut wordt bestuurd door een raad van bestuur, hierna de raad genoemd, die als volgt is samengesteld
1° de algemeen bestuurder van het algemeen bestuur van het onderwijs (AGE) of zijn afgevaardigde;
2° de directeur-generaal van de Algemene directie Sturing van het onderwijsstelsel (DGPSE) of zijn afgevaardigde;
3° de directeur-generaal van de Algemene directie Leerplichtonderwijs (DGEO) of zijn afgevaardigde;
4° de directeur-generaal van de Algemene directie Onderwijspersoneel (DGPE) of zijn afgevaardigde;
5° de coördinerend afgevaardigde van de Algemene Dienst voor de sturing van de Scholen en de Psycho-medisch-Sociale Centra of zijn afgevaardigde;
6° een lid dat Wallonie-Bruxelles Enseignement vertegenwoordigt;
7° drie leden die elk één van de door de regering erkende federaties van inrichtende machten van het niet-confessionele onderwijs vertegenwoordigen;
8° twee leden die de federatie van de door de regering erkende inrichtende machten van het confessioneel onderwijs vertegenwoordigen;
9° drie leden die de vakbonden vertegenwoordigen, benoemd door de Regering, op de voordracht van de vakbonden die de leerkrachten vertegenwoordigen en de personeelsleden van het multidisciplinair team van de PMS-centra die aangesloten zijn bij de vakbonden die zetelen in de Nationale Arbeidsraad;
10° twee deskundigen, van wie één uit de universitaire instellingen en één uit de pedagogische afdelingen van de hogescholen, aangewezen door de Regering.
De Regering benoemt de werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in lid 1, 7° tot 11°, op de voordracht van de verschillende betrokken organen. De leden bedoeld in lid 1, 7° tot 11°, worden benoemd voor een periode van vijf jaar en hebben geen stemrecht wanneer het aan de Raad voorgelegde dossier betrekking heeft op een overheidsopdracht voor de organisatie van een opleiding.
Een plaatsvervanger kan alleen zitting hebben bij afwezigheid van het werkend lid.
De Raad kan aanvaarden dat elk van de in lid 1, 1° tot en met 10°, bedoelde leden door een technisch adviseur wordt vergezeld.
§ 2. Het lid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, is de voorzitter. De Regering benoemt voor een periode van vijf jaar drie ondervoorzitters uit de leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° tot en met 6°.
De algemeen bestuurder van het Instituut woont de vergaderingen van de raad bij met raadgevende stem en fungeert als secretaris van de raad. Hij kan vergezeld worden door een of meer technische adviseurs.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 16, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.32.§ 1. De bestuurders blijven hun mandaat uitoefenen tot hun effectieve vervanging [1 ...]1.
§ 2. De bestuurders kunnen op ieder ogenblik worden afgezet door de Regering, na advies of op voorstel van de Raad van Bestuur en na verhoor van de betrokken bestuurder die :
a) een daad heeft gesteld die onverenigbaar is met de opdrachten van het Instituut;
b) bij de uitoefening van zijn mandaat een zware fout heeft begaan of die zware nalatigheid kan worden verweten;
c) een activiteit uitoefent die onverenigbaar is met zijn mandaat;
d) zonder zich te hebben verantwoord, meer dan drie maal op een jaar de vergadering van de Raad van Bestuur niet heeft bijgewoond;
(e) een bepaling overtreedt van het Handvest van de overheidsbestuurder bedoeld in artikel 9 van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.) <DFG 2003-01-09/46, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 21-02-2003>
§ 3. Als een bestuurder ontslag neemt, sterft, afgezet wordt of de hoedanigheid verliest waarin hij werd benoemd, wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure die aan zijn benoeming voorafging. De plaatsvervanger volbrengt het mandaat van het lid dat ontslag heeft genomen, gestorven is of afgezet is.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 17, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.33.§ 1. Onverminderd andere bestaande onverenigbaarheden, is de hoedanigheid van bestuurder onverenigbaar met :
a) de hoedanigheid van regeringslid;
b) de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, gemeenschaps- en regionale wetgevende vergadering;
c) de hoedanigheid van provinciegouverneur of gouverneur van het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad;
d) de hoedanigheid van lid van een ministerieel kabinet van de Franse Gemeenschap;
e) de hoedanigheid van personeelslid van het Instituut;
f) het behoren tot een organisme die geen eerbied heeft voor de beginselen van de democratie zoals met name gesteld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of iedere andere vorm van genocide;
g) het uitoefenen van een functie dat een persoonlijk of functioneel conflict kan genereren, wegens de uitoefening van de functie of het hebben van belangen in een vennootschap of een organisatie wier activiteiten rechtstreeks aansluiten bij die van het Instituut. Deze bepaling geldt niet voor de bestuurder bedoeld in [1 artikel 31, § 1, 7° tot 11°]1;
h) de hoedanigheid van extern raadgever of regelmatig raadgever van het Instituut.
§ 2. Iedere bestuurder bij wie een onverenigbaarheid werd vastgesteld, wordt van rechtswege ontslagen en vervangen volgens de procedure bedoeld in artikel 32, § 3.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 18, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.34. In het jaar volgend op hun aanstelling organiseert het Instituut voor de bestuurders een permanente opleidingscyclus aangaande de evolutie van het statuut en het ambt van bestuurder wat betreft de wettelijke, sociale, reglementaire evolutie en de evolutie op het vlak van het beheer terzake.
Art.35. De Raad van Bestuur van het Instituut stelt jaarlijks een informatierapport op over de opleidingen die de bestuurders hebben gevolgd en stuurt dit naar de voogdijminister en de minister van Begroting.
Art.36. De bestuurder krijgt presentiegeld per vergadering van de Raad van Bestuur en desgevallend een verplaatsings- en verblijfsvergoeding waarvan de bedragen worden vastgesteld door de Regering.
Art.37. De bezoldigingen, vergoedingen en presentiegelden van de bestuurders alsook de bezoldiging van de leidend ambtenaar worden vermeld in het jaarlijks activiteitenverslag van de Raad van Bestuur, bedoeld in artikel 39.
Art.38.De Raad vergadert minstens vier maal per jaar.
[1 Hij beraadslaagt slechts geldig indien de helft van de leden aanwezig is. Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, roept de voorzitter van de Raad een nieuwe vergadering bijeen. De in deze vergadering genomen beslissingen zijn geldig ongeacht het aantal aanwezige leden. De raad neemt zijn besluiten met meerderheid van stemmen van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.]1
De Raad kan enkel beraadslagen over punten die op de agenda staan.
De Raad van Bestuur stelt een organiek reglement op waarin wordt bepaald hoe hij zijn bevoegdheden uitoefent.
Dit reglement wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering samen met een verslag van de Regeringscommissarissen.
Het bevat minstens de volgende regels :
1. de perken en vormen binnen dewelke de Raad van Bestuur sommige bevoegdheden delegeert;
2. de verplichting en de procedure om de Regering bij strategische beslissingen en in crisissituaties vooraf en nadien in te lichten;
3. het Instituut treedt op via zijn beheersorganen en de leden van deze organen verbinden zich niet persoonlijk tot deze;
4. de bestuurders verenigen zich in een college, maar in dringende gevallen en in gevallen van maatschappelijk belang en inzoverre het reglement van de raad van bestuur dit toelaat kunnen de beslissingen van de raad van bestuur schriftelijk en unaniem door de bestuurders genomen worden.
Deze procedure kan evenwel niet worden ingeroepen voor de goedkeuring van dit reglement,[2 voor de aanstelling van de voorzitter en de ondervoorzitter, voor de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging van de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerder en van de zitpenningen van de overheidsbestuurders,]2 voor het vastleggen van de jaarrekeningen, voor de aanwending van kapitaal of voor ieder ander geval waar het reglement van de raad van bestuur een uitzondering zou maken;
5. een voorlichtingsprocedure van de raad van bestuur en van de Regeringscommissarissen in geval van belangenconflict uit hoofde van een van zijn bestuurders is voorzien, alsook de mogelijkheid voor het Instituut om beslissingen die deze bepaling zouden schenden wanneer de andere partij kennis had of moest hebben van deze omstandigheid, nietig te verklaren;
6. de bestuurders zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk wanneer een beslissing genomen krachtens de beginselen bepaald in punt 5 hen of een van hen een financieel voordeel heeft opgeleverd ten nadele van het Instituut.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 19, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(2)<DFG 2023-10-05/21, art. 67, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.39. Het Instituut stuurt jaarlijks en uiterlijk op 1 september een activiteitenverslag naar de Regering met betrekking tot het voorgaand jaar. De Regering stuurt dit naar de Raad van de Franse Gemeenschap binnen de maand nadat ze ervan kennis heeft genomen.
Dit verslag vermeldt onder meer de maatregelen die het Instituut getroffen heeft om zijn opdrachten, zijn beheerscontract (zijn ontwikkelingsplan) alsook de toekomstperspectieven te vervullen. <DFG 2003-01-09/46, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 21-02-2003>
Art.40. § 1. De regels en wijzen volgens welke het Instituut de hem door het decreet toevertrouwde opdrachten volbrengt, worden opgetekend in een beheerscontract dat wordt gesloten tussen de Franse Gemeenschap en het Instituut.
§ 2. Het beheerscontract regelt minstens de volgende aangelegenheden :
1. de taken die het Instituut op zich neemt voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienstverlening, hierna de "taken van openbare dienstverlening" genoemd;
2. de gedragsregels, de verbintenissen en de te bereiken doelstellingen ten aanzien van de gebruikers van de prestaties van openbare dienstverlening en van de actoren uit de sector;
3. de vaststelling, berekening en betalingswijzen van de eventuele dotaties en toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap die de Franse Gemeenschap aanvaardt voor het dekken van de lasten die voor het Instituut voortvloeien uit zijn taken van openbare dienstverlening;
4. een clausule van onvoorzienbaarheid zodat bepaalde parameters van het beheerscontract kunnen worden gewijzigd wegens toeval of gevallen van overmacht;
5. de sancties bij het niet naleven door het Instituut van zijn verbintenissen of doelstellingen bepaald in het beheerscontract.
§ 3. Iedere uitdrukkelijk ontbindend beding in het beheerscontract wordt geacht ongeschreven te zijn. Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet wordt nagekomen kan enkel de uitvoering van deze verbintenis nastreven en, desgevallend, schadevergoeding vragen, onverminderd de toepassing van iedere bijzondere sanctie voorzien in het beheerscontract.
§ 4. De eventuele algemene financiële verbintenissen van de Franse Gemeenschap ten aanzien van het Instituut zijn beperkt tot deze die voortvloeien uit de bepalingen van het beheerscontract dat is gesloten met het Instituut.
§ 5. Het beheerscontract is geen akte of reglement zoals bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Alle clausules worden geacht bij contract te zijn vastgelegd.
Art.41.Tijdens de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt de Franse Gemeenschap vertegenwoordigd door de voogdijminister.
[1 Tijdens de onderhandelingen over de beheersovereenkomst wordt het Instituut vertegenwoordigd door zijn algemeen bestuurder en door zijn voorzitter. De beheersovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.]1
Het beheerscontract treedt pas in voege nadat de Regering dit heeft goedgekeurd bij besluit en op de dag vermeld in dit besluit. Het beheerscontract wordt tezelfdertijd verzonden naar [1 het Parlement van de Franse Gemeenschap]1.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 20, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.42. § 1. Jaarlijks wordt er een vergadering belegd tussen het Instituut en de voogdijminister alsook de minister van Begroting om, met name, een stand van zaken op te maken over de uitvoering van het beheerscontract en dit desgevallend in gezamenlijk overleg aan te passen.
De aanpassingen die worden voorgesteld door een der partijen of door beide partijen gebeuren overeenkomstig artikel 41.
§ 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van minstens drie en maximum vijf jaar.
§ 3. Uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het beheerscontract, legt het Bureau een ontwerp van nieuw beheerscontract voor aan de voogdijminister.
Als bij het verstrijken van een beheerscontract nog geen nieuw beheerscontract in voege is getreden, wordt het contract van rechtswege verlengd tot de inwerkingtreding van een nieuw beheerscontract. Deze verlenging wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de voogdijminister.
Als één jaar na de verlenging bedoeld in vorig lid nog geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, kan de Regering, na advies van de Raad van Bestuur, voorlopige regels vastleggen omtrent de in (artikel 40, § 2), bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels gelden als nieuw beheerscontract en zijn geldig tot de inwerkingtreding van een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 41.
Art.43. De besluiten aangaande de goedkeuring van een beheerscontract, of diens aanpassing, alsook de besluiten met betrekking tot de voorlopige regels verschijnen in het Belgisch Staatsblad.
Art.44.[1 Het Bureau is als volgt samengesteld:
1° de Voorzitter van de Raad van Bestuur;
2° de drie ondervoorzitters van de Raad van Bestuur.
Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
De algemeen bestuurder neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van het Bureau.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 21, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.45.<DFG 2003-02-27/63, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 11-07-2003> Onder voorbehoud van artikel 47 en, desgevallend, met uitzondering van de ambtenaren-generaal die zijn aangesteld door de Regering overeenkomstig de regels die zij bepaalt, benoemt het Bureau het personeel van het Instituut binnen de perken van de personeelsformatie vastgelegd door de Regering en op voorstel [1 van de algemeen bestuurder]1.
Het personeelsstatuut, hun bezoldigingen en vergoedingen worden vastgelegd door de Regering.
Het Bureau legt de perken en de vormen vast binnen dewelke hij sommige van zijn bevoegdheden overdraagt aan de leidend ambtenaar.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 22, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.46. § 1. Om de opdrachten van het Instituut uit te voeren en binnen de perken van de in artikel 45, § 1, bedoelde formatie kunnen personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering worden overgeheveld naar het Instituut.
De Regering legt, na overleg met de vakbond, de datum en de wijzen van de overheveling van de in het vorig lid bedoelde personeelsleden vast.
Deze wijzen voorzien met name dat de overheveling van een personeelslid ofwel vrijwillig gebeurt na een oproep tot kandidaten binnen de diensten van de Franse Gemeenschap en na een selectieprocedure, ofwel ambtshalve om de continuïteit van de dienst te verzekeren.
§ 2. De overgehevelde personeelsleden behouden hun graad en hoedanigheid of krijgen een gelijkaardige graad.
Zij behouden minstens de vergoeding en de anciënniteit die zij hadden of zouden hebben verkregen indien zij het ambt waarvan ze houder waren op het ogenblik van hun overheveling waren blijven uitoefenen.
§ 3. De personen die naar het Instituut geaffecteerd worden, krijgen de hoedanigheid van personeelslid van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.
§ 4. Personeelsleden kunnen ook ter beschikking gesteld worden van het Instituut overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 24 juni 1996 tot regeling van de opdrachten, de verloven wegens opdracht en de terbeschikkingstellingen wegens bijzondere opdracht in het onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art.47.[1 de algemeen bestuurder]1 van het Instituut wordt aangesteld door de Regering.
Hij staat in voor de dagelijkse leiding van dit Instituut, voor de boekhouding en voor het dagelijks personeelsbeheer.
Hij vertegenwoordigt het Instituut.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 23, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.48.§ 1. Het financieel beheer van het Instituut gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. Daarenboven is het Instituut onderworpen aan het bedrijfsrevisoraat. De Regering bepaalt de wijzen van deze revisoraat, overeenkomstig [1 Boek 3, titel 4, van het wetboek van vennootschappen en verenigingen]1.
§ 2. De controle van het Instituut gebeurt door twee commissarissen, benoemd door de Regering, de ene op voordracht van de voogdijminister, de andere op voordracht van de minister van Begroting. (...). <DFG 2003-01-09/46, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 21-02-2003>
§ 3. De Regering keurt het boekhoudkundig plan, de evaluatieregels en de afschrijvingsregels van het Instituut goed.
§ 4. De nettowinst is het saldo van de resultatenrekening bepaald door het boekhoudkundig plan, na dotatie voor de afschrijvingen en de provisies toegestaan door de Regering.
§ 5. Onder voorbehoud van goedkeuring door de Regering, wendt de Raad van Bestuur de nettowinst van het boekjaar aan :
1° voor de bijzondere reserves ten belope van de inkomsten van de fondsen uit een gift, een legaat of een stichting;
2° voor de aanzuivering van eerdere tekorten;
3° voor de overdracht naar het volgend boekjaar.
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 24, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.49. De zetel van het Instituut wordt bepaald door de Regering.
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de opleidingen door het Instituut.
Art.50.[1 Op basis van de door de regering vastgestelde richtlijnen en prioritaire thema's stelt het Instituut een algemeen opleidingsprogramma op volgens de in artikel 6.1.5-9 van het wetboek bedoelde procedure.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 25, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.51.[1 Het Instituut deelt het in artikel 6.1.5-10 van het wetboek bedoelde jaarprogramma mee.
De door het Instituut georganiseerde opleidingscursussen zijn onder dezelfde toegangsvoorwaarden toegankelijk voor alle begunstigden van de opleiding.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.52.[1 Het Instituut kan voor de uitvoering van identieke opleidingscursussen een beroep doen op verschillende actoren.
Het Instituut kan dienstenovereenkomsten sluiten.
Bovendien kan hij ook beschikken over het personeel dat hem overeenkomstig artikel 46 ter beschikking is gesteld.]1
----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 27, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
HOOFDSTUK IV. - Begroting.
Art.53. § 1. Het Instituut heeft als inkomsten :
1. een jaarlijkse dotatie toegekend door de Franse Gemeenschap, die uitsluitend door het Instituut wordt aangewend om zijn opdrachten van openbare dienstverlening uit te voeren en die al zijn opdrachten voor het boekjaar dekt;
2. de van het lopende begrotingsjaar overgedragen saldi;
3. de rechten die voortvloeien tijdens het betrokken begrotingsjaar;
4. de inkomsten uit zijn acties in het raam van eventuele dienstverleningsovereenkomsten;
5. de middelen die ter zijne beschikking zijn gesteld in het raam van overeenkomsten met andere overheden;
6. de giften en legaten.
§ 2. Het Instituut is eigenaar van de materialen die ernaar worden overgeheveld of die het aankoopt voor zichzelf of voor de diensten van de Franse Gemeenschap.
Art.54. Onverminderd artikel 27 moet het Instituut voor ieder geheel bedoeld [1 in afdeling 6.1.3-6 van het wetboek]1 het deel van de inkomsten aanwenden dat het wordt toegekend door de begroting. ----------
(1)<DFG 2021-06-17/28, art. 28, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.55. Artikel 20quater van de wet van 6 juli 1970 op het (gespecialiseerd) en geïntegreerd onderwijs, ingevoegd door het decreet van 13 juli 1998 tot organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en tot wijziging van de onderwijswetgeving, wordt vervangen door de volgende bepaling : <DFG 2004-03-03/36, art. 270, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
" Artikel 20quater. De lessen worden geschorst gedurende maximum zes halve dagen teneinde de personeelsleden toe te laten deel te nemen aan de opleidingen, georganiseerd in het raam van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het (gespecialiseerd) onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.
Alle personeelsleden in actieve dienst moeten een van de in het eerste lid bedoelde opleidingen volgen. ".
Art.56. Artikel 10 van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur van het secundair onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De lessen worden geschorst gedurende maximum zes halve dagen teneinde de personeelsleden toe te laten deel te nemen aan de opleidingen, georganiseerd in het raam van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het (gespecialiseerd) onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan. <DFG 2004-03-03/36, art. 270, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
De lessen kunnen worden geschorst gedurende vijf bijkomende halve dagen teneinde de leden van het opvoedingsteam toe te laten vijf halve dagen overleg bij te wonen over de begeleiding en opleidingen te volgen over de pedagogie langs vaardigheden, de formatieve evaluatie, de gedifferentieerde pedagogie, de methodes en structuren voor pedagogische ondersteuning en verhelping.
Alle personeelsleden in actieve dienst moeten een van de in het eerste lid bedoelde opleidingen volgen. ".
Art.57. Het decreet van 24 december 1990 betreffende de voortgezette opleiding en de aanvullende opleiding voor leden van het personeel van sommige onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra, wordt opgeheven wat betreft het (gespecialiseerd) onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. <DFG 2004-03-03/36, art. 270, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Het decreet van 16 juli 1993 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs wordt opgeheven.
Art.58. In artikel 1, B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden "Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan" ingevoegd.
TITEL IV. - Overgangs- en slotbepaling.
Art.59. Zolang er geen algemene raad voor het (gespecialiseerd) onderwijs bestaat, maakt de Hoge Raad van het (gespecialiseerd) onderwijs de balans en de voorstellen op bedoeld in artikel 15 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan. <DFG 2004-03-03/36, art. 270, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Art. 60. § 1. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2002, met uitzondering van artikel 26, 6°, 7° en 8°.
De opleidingen die voor de jaren 2001-2002 en 2002-2003 worden georganiseerd in het (gespecialiseerd) onderwijs, het secundair onderwijs en voor de psycho-medisch-sociale centra, worden evenwel georganiseerd overeenkomstig het decreet van 24 december 1990 betreffende de voortgezette opleiding en de aanvullende opleiding voor leden van het personeel van sommige onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra en het decreet van 16 juli 1993 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs.
§ 2. De Regering legt de datum van inwerkingtreding vast van artikel 26, 6°, 7° en 8°. Tot die datum worden de opdrachten van het Instituut bedoeld in artikelen 14, tweede lid, 17, 1°, en 17, 3°, vervuld door de Regering.