Details





Titel:

18 MAART 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot verbod van het storten van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving [en tot vaststelling van de aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving] <BWG2010-10-07/09, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010> (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-05-2004 en tekstbijwerking tot 12-10-2018)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis, 1ter, 2, 2bis, 2ter, 3-7
BIJLAGEN
Art. N1-N3, N3bis, N4-N7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2003027135 



Uitvoeringsbesluit(en):

2010027231  2013204348  2016203121  2017205946  2018204735 



Artikels:

Artikel 1.[1 De Richtlijnen 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen, 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal Richtlijnen en 2011/97/EU van de Raad van 5 december 2011 tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG met betrekking tot specifieke criteria voor opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd worden gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BWG 2013-07-11/20, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2013>

Art. 1bis.[1 In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
   1) Aanvaardingscriteria : criteria waaraan de afvalstoffen moeten voldoen om aanvaard te kunnen worden in een centrum voor technische ingraving van de betrokken (sub)categorie;
   2) Asbestafval : afvalstoffen van de werken omschreven in het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest;
   3) Bouwafval die asbest bevat : afval vermeld onder de rubriek 17.06.05 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus;
   4) Geschikt asbestafval : afvalstoffen die overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest, worden gelijkgesteld met asbestafval, namelijk :
   * asbesthoudende materialen;
   * materialen die in contact zijn gekomen met of besmet zijn door asbestvezels en die niet ter plaatse kunnen worden ontsmet met behulp van een stofzuiger en/of water.
   Deze omschrijving heeft echter geen betrekking op de asbesthoudende afval die ook gevaarlijk is krachtens andere stoffen of eigenschappen;
   5) [2 asbest in gebonden toestand : Asbest in een inerte niet verkruimelbare dragende materie zoals cementasbest;]2
   6) In plastic verpakt : verpakt in een verpakking die t.o.v. het milieu dezelfde garanties inhoudt dan die voorzien in artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest;
   Bovendien moeten deze verpakkingen hermetisch afgesloten worden en tegen scheuren en stoten voldoende bestand zijn;
   7) Voldoende hermetisch afgesloten : apart om ervoor te zorgen dat de asbesthoudende afval fysisch gescheiden blijft van de overige afval;
   8) Geschikte materialen : korrelvormige brandvrije materialen die geen enkel element bevatten dat de afval of de verpakking zou kunnen verstoren;
   9) Geschikte maatregelen : maatregelen die ervoor moeten zorgen dat het centrum voor technische ingraving of de cel niet het voorwerp kan uitmaken van een verrichting die vezels zou kunnen laten vrijkomen (bijvoorbeeld het boren van putten), die tenminste een herkenningsteken inhouden om de ligging van de cellen met asbestafval duidelijk te kunnen identificeren;
   10) Gipshoudende afval (gips) : afval vermeld onder de rubriek 17.08.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus;
   11) Stabiel en niet-reactief afval : afval waarvan het uitlooggedrag op lange termijn onder de ontwerpomstandigheden van het centrum voor technische ingraving of bij voorzienbare calamiteiten niet in ongunstige zin verandert :
   * in de afval zelf (bijvoorbeeld door biologische afbraak);
   * onder invloed van omgevingsomstandigheden op lange termijn (bijvoorbeeld water, lucht, temperatuur, mechanische invloeden);
   * onder invloed van andere afvalstoffen (met inbegrip van afvalproducten zoals percolaat en gas).
   12) Eluaat : de oplossing die wordt verkregen door een percolatietest in het laboratorium.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>
  (2)<BWG 2018-07-05/29, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2019>

Art. 1ter. [1 Voor de toepassing van dit besluit en in het kader van de aanvaarding van de afvalstoffen in het centrum voor technische ingraving, is de indeling van de centra voor technische ingraving zoals omschreven in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>

Art.2.§.1 Het is verboden de volgende afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten :
  a) vloeibare afvalstoffen, met uitzondering van slib;
  b) gevaarlijke afvalstoffen met één van de volgende gevaareigenschappen : [3 HP1, HP2, HP3, HP6, HP8, HP12 of HP13]3, zoals bedoeld in bijlage III bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus;
  c) ziekenhuis- en gezondheidszorgafval van klasse B1 en B2, zoals bedoeld in artikel 1, 5° en 6°, van het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de ziekenhuis- en gezondheidszorgafvalstoffen;
  d) afvalstoffen met één van de gevaareigenschappen bedoeld in bijlage III bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus en die bestaan uit niet-geïdentificeerde en/of nieuwe chemische stoffen afkomstig van onderzoek-, ontwikkelings- of onderwijsactiviteiten en waarvan de effecten op de mens en/of het milieu niet gekend zijn;
  e) afvalstoffen die niet kunnen worden ondergegraven;
  f) dierlijke afval, zoals bedoeld in artikelen 1, 3, van het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 1993 betreffende de dierlijke afvalstoffen;
  g) stoffen, apparaten of voorwerpen die meer dan 50 mg/kg PCB's en/of PCT's bevatten;
  h) hele afvalbanden, met uitzondering van fietsbanden, en opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  16 Niet elders in de lijst genoemd afval.
  16 01 afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08).
  16 01 03 Afgedankte banden.
  i) de afvalstoffen afkomstig van een selectieve inzameling bij gezinnen of van een vrijwillige inbreng alsook de afvalstoffen afkomstig van een aparte inzameling bij handels, industrieën en besturen, die gesorteerd en hergroepeerd zijn met het oog op de nuttige toepassing ervan, en opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  20 stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde
  20 01 gescheiden ingezamelde fracties.
  (exclusief 15 01).
  20 01 01 Papier en karton.
  20 01 02 glas.
  20 01 08 biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval.
  20 01 10 kleding.
  20 01 11 textiel.
  20 01 13 oplosmiddelen.
  20 01 14 zuren.
  20 01 15 basisch afval.
  20 01 17 fotochemicaliën.
  20 01 19 pesticiden.
  20 01 21 tl-buizen en ander kwikhoudend afval.
  20 01 23 afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen bevat.
  20 01 25 spijsolie en -vetten.
  20 01 26 niet onder 20 01 25 vallende oliën en vetten.
  20 01 27 verf, inkt, lijm en hars die gevaarlijke stoffen bevatten.
  20 01 28 niet onder 20 01 27 vallende verf, inkt, lijm en hars.
  20 01 29 detergenten die gevaarlijke stoffen bevatten.
  20 01 30 niet onder 20 01 29 vallende detergenten.
  20 01 31 cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen.
  20 01 32 niet onder 20 01 31 vallende geneesmiddelen.
  20 01 33 onder 16 06 01, 16 06 02 of 16 06 03 vermelde gemengde batterijen en accu's alsmede ongesorteerde mengsels van batterijen en accu's die dergelijke batterijen en accu's.
  bevatten.
  20 01 34 niet onder 20 01 33 vallende batterijen en accu's.
  20 01 35 niet onder 20 01 21 en 20 01 23 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die gevaarlijke onderdelen (2) bevat.
  20 01 36 niet onder 20 01 21, 20 01 23, en
  20 01 35 vallende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
  20 01 37 hout dat gevaarlijke stoffen bevat.
  20 01 38 niet onder 20 01 37 vallend hout.
  20 01 39 kunststoffen.
  20 01 40 metalen.
  20 01 41 afval van het vegen van schoorstenen.
  20 01 99 niet elders genoemde gescheiden ingezamelde fracties : groen afval, afgedankte banden.
  20 02 tuin- en plantsoenafval.
  20 02 01 biologisch afbreekbaar afval.
  j) batterijen en accu's, opgenomen onder volgende codes met 6 cijfers :
  16 niet elders genoemd afval.
  16 06 batterijen en accu's.
  16 06 01 loodaccu's.
  16 06 02 NiCd-batterijen.
  16 06 03 kwikhoudende batterijen.
  16 06 04 alkalibatterijen (exclusief 16 06 03).
  16 06 05 overige batterijen en accu's.
  16 06 06 elektrolyt uit batterijen en accu's.
  k) metaalhoudend afval, opgenomen onder volgende codes met 6 cijfers :
  02 Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking.
  02 01 Afval van landbouw, tuinbouw,
  aquacultuur, bosbouw, jacht en,
  visserij.
  02 01 10 metaalafval.
  12 afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen.
  12 01 afval van de machinale bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen.
  12 01 01 ferrometaalvijlsel en -krullen.
  12 01 02 ferrometaalstof en -deeltjes.
  12 01 03 non-ferrometaalvijlsel en -krullen.
  12 01 04 non-ferrometaalstof en -deeltjes.
  16 Niet elders in de lijst genoemd afval.
  16 01 afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08).
  16 01 17 ferrometalen.
  16 01 18 non-ferrometalen.
  17 bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties).
  17 04 metaal (inclusief legeringen).
  17 04 01 koper, brons en messing.
  17 04 02 aluminium.
  17 04 03 lood.
  17 04 04 zink.
  17 04 05 ijzer en staal.
  17 04 06 tin.
  17 04 07 gemengde metalen.
  17 04 09 metaalafval dat met gevaarlijke stoffen is verontreinigd.
  17 04 10 kabels die olie, koolteer of andere gevaarlijke stoffen bevatten.
  17 04 11 niet onder 17 04 10 vallende kabels.
  19 afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 01 afval van de verbranding of pyrolyse van afval.
  19 01 02 uit bodemas verwijderde ferromaterialen.
  19 10 afval van de shredding van metaalhoudend afval.
  19 10 01 ijzer- en staalafval.
  19 10 02 non-ferroafval.
  19 12 afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren).
  19 12 02 ferrometalen.
  19 12 03 non-ferrometalen.
  l) afvalstoffen met vrij asbest en opgenomen onder volgende codes mes 6 cijfers.
  06 afval van anorganische chemische processen.
  06 07 afval van BFLG van halogenen en chemische processen met halogenen.
  06 07 01 asbesthoudend afval van elektrolyse.
  06 13 afval van niet elders genoemde anorganische chemische processen.
  06 13 04 afval van asbestverwerking.
  10 afval van thermische processen.
  10 13 afval van de fabricage van cement, (ongebluste) kalk en pleistermortel en producten die hiervan zijn gemaakt.
  10 13 09 afval van de fabricage van asbestcement dat asbest bevat.
  16 niet elders in de lijst genoemd afval 16 02 afval van elektrische en elektronische apparatuur.
  16 02 12 afgedankte apparatuur die vrije asbestvezels bevat.
  17 bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties).
  17 06 isolatiemateriaal en asbesthoudend bouwmateriaal.
  17 06 01 asbesthoudend isolatiemateriaal.
  17 06 05 asbesthoudend bouwmateriaal.
  m) slib van septic tanks, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  20 stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van
  instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde.
  20 03 overig stedelijk afval.
  20 03 04 slib van septic tanks.
  n) afval van elektrische en elektronische apparatuur, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  16 niet elders in de lijst genoemd afval.
  16 02 afval van elektrische en elektronische apparatuur.
  16 02 11 afgedankte apparatuur die chloorfluorkoolwaterstoffen, HCFK's en/of HFK's bevat.
  16 02 13 niet onder 16 02 09 tot en met.
  16 02 12 vallende afgedankte apparatuur die gevaarlijke onderdelen (2) bevat.
  § 2. Het is verboden de volgende afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten vanaf 1 juli 2004 :
  a) het verpakkingsafval opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  15 verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd).
  15 01 verpakking en verpakkingsafval (inclusief gescheiden ingezamel stedelijk verpakkingsafval).
  15 01 01 papieren en kartonnen verpakking.
  15 01 02 kunststofverpakking.
  15 01 03 houten verpakking.
  15 01 04 metalen verpakking.
  15 01 05 composietverpakking.
  15 01 06 gemengde verpakking.
  15 01 07 glazen verpakking.
  15 01 09 textielen verpakking.
  15 01 10 verpakking die resten van gevaarlijke stoffen bevat of daarmee is verontreinigd.
  15 01 11 metalen verpakking die een gevaarlijke vaste poreuze matrix (bijvoorbeeld asbest) bevat, inclusief lege drukhouders.
  15 01 97 verpakkingen die fytosanitaire producten van klasse C bevatten of hebben bevat.
  15 01 98 verpakkingen die fytosanitaire producten van klasse A en B bevatten of hebben bevat.
  20 stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde.
  20 97 afval van kleine handels, administraties, kantoren, gemeenschappen, zelfstandigen en van de HORECA-sector (inclusief tehuizen, kostscholen, scholen en kazernen).
  20 97 93 selectief ingezamelde primaire kartonverpakkingen bestemd voor gewone gezinsactiviteiten.
  20 97 94 selectief ingezamelde primaire kunststofverpakkingen bestemd voor gewone gezinsactiviteiten, met een inhoud van minder dan 10 liter.
  20 97 95 selectief ingezamelde primaire metaalverpakkingen bestemd voor gewone gezinsactiviteiten, met een inhoud van minder dan 10 liter.
  20 97 96 selectief ingezamelde primaire glasverpakkingen bestemd voor gewone gezinsactiviteiten.
  20 97 97 selectief ingezamelde primaire houtverpakkingen bestemd voor gewone gezinsactiviteiten.
  20 97 98 secundaire verpakkingen voor primaire verpakkingen die gelijkgesteld zijn met huishoudelijke afvalstoffen.
  b) Textielafval opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  04 afval van de leer-, bont- en textielindustrie.
  04 02 afval van de textielindustrie.
  04 02 09 afval van composietmaterialen (geïmpregneerde textiel, elastomeren, plastomeren).
  04 02 21 afval van onverwerkte textielvezels.
  04 02 22 afval van verwerkte textielvezels.
  15 verpakkingsafval; absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd).
  15 02 absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding.
  15 02 02 absorbentia, filtermateriaal (inclusief niet elders genoemde oliefilters), poetsdoeken en beschermende kleding die met gevaarlijke stoffen zijn verontreinigd.
  15 02 03 niet onder 15 02 02 vallende absorbentia, filtermateriaal, poetsdoeken en beschermende kleding.
  19 afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 12 afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren).
  19 12 08 textiel.
  c) de geneesmiddelen opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  18 afval van de gezondheidszorg bij mens of dier en/of verwant onderzoek (exclusief keuken- en restaurantafval dat niet rechtstreeks van de gezondheidszorg afkomstig is).
  18 01 afval van verloskundige zorg en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij de mens.
  18 01 08 cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen.
  18 01 09 niet onder 18 01 08 vallende geneesmiddelen.
  18 02 afval van onderzoek en de diagnose, behandeling of preventie van ziektes bij dieren.
  18 02 07 cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen.
  18 02 08 niet onder 18 02 07 vallende geneesmiddelen.
  § 3. Het is verboden de volgende afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten vanaf 1 januari 2006 :
  a) afval van de shredding van metaalhoudend afval, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  19 afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 10 afval van de shredding van metaalhoudend afval.
  19 10 03 lichte fractie die gevaarlijke stoffen bevat.
  19 10 04 niet onder 19 10 03 vallende lichte fracties.
  19 10 05 andere fracties die gevaarlijk stoffen bevatten.
  19 10 06 andere, niet onder 19 10 05 vallende fracties.
  b) afgedankte voertuigen, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  16 niet elders in de lijst genoemd afval.
  16 01 afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen (exclusief 13, 14, 16 06 en 16 08).
  16 01 04 afgedankte voertuigen.
  16 01 06 afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten.
  c) fijngemalen afvalbanden.
  d) inert afval, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  17 bouw- en sloopafval (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties).
  17 01 beton, stenen, tegels en keramische producten.
  17 01 01 Beton.
  17 01 02 stenen.
  17 01 03 tegels en keramische producten.
  17 01 07 niet onder 17 01 06 vallende mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten.
  17 01 06 mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten.
  17 03 bitumineuze mengsels, koolteer en met teer behandelde producten.
  17 03 02 bitumineuze mengsels.
  17 07 gemengd bouw- en sloopafval.
  17 07 95 sloopafval afkomstig van woon-, kantoorgebouwen of soortgelijke gebouwen dat niet is gemengd met bederfelijke of brandbare stoffen.
  20 stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde.
  20 01 gescheiden ingezamelde fracties (exclusief 15 01).
  20 01 99 niet elders genoemd afval.
  e) bodemas opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  19 afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 12 afval van niet elders genoemde mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, palletiseren).
  19 12 01 papier en karton.
  c) afval van elektrische en elektronische apparatuur, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  16 niet elders in de lijst genoemd afval.
  16 02 afval van elektrische en elektronische apparatuur.
  16 02 14 niet onder 16 02 09 tot en met 16 02 13 vallende afgedankte apparatuur.
  d) slakken, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  10 afval van thermische processen.
  10 02 afval van de ijzer- en staalindustrie.
  10 02 01 afval van de verwerking van slakken.
  10 02 02 onverwerkte slakken.
  10 09 afval van ijzergieten.
  10 09 03 ovenslak.
  10 10 afval van het gieten van non-ferrometalen.
  10 10 03 ovenslak.
  e) vliegas en slakken van steenkoolcentrales, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  10 afval van thermische processen.
  10 01 afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief hoofdstuk 19).
  10 01 01 bodemas, slakken en ketelstof (exclusief het onder 10 01 04 vallende ketelstof).
  10 01 02 koolvliegas.
  f) slib uit zuiveringsstations, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  02 afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking.
  02 02 afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong.
  02 02 04 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  02 03 afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak, de productie van conserven, de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse.
  02 03 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  02 04 afval van de suikerverwerking.
  02 04 03 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  02 05 afval van de zuivelindustrie.
  02 05 02 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  02 06 afval van bakkerijen en de banketbakkersindustrie.
  02 06 03 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  02 07 afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao).
  02 07 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  03 afval van de houtverwerking en de productie van panelen en meubelen alsmede pulp, papier en karton.
  03 03 afval van de productie en verwerking van pulp, papier en karton.
  03 03 11 niet onder 03 03 10 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  04 afval van de leer-, bont- en textielindustrie.
  04 01 afval van de leer- en bontindustrie.
  04 01 06 chroomhoudend slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  04 01 07 chroomvrij slib, met name van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  04 02 afval van de textielindustrie.
  04 02 19 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  04 02 20 niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  04 02 19 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  04 02 20 niet onder 04 02 19 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  05 afval van olieraffinage, aardgaszuivering en de pyrolytische behandeling van kool.
  05 01 afval van olieraffinage.
  05 01 09 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  05 01 10 niet onder 05 01 09 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  06 afval van anorganische chemische processen.
  06 05 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  06 05 02 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  06 05 03 niet onder 06 05 02 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 afval van organische chemische processen.
  07 01 afval van bereiding, formulering, levering en gebruik (BFLG) van organische basischemicaliën.
  07 01 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 01 12 niet onder 07 01 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 02 afval van BFLG van kunststoffen, synthetische rubber en kunstvezels.
  07 02 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 02 12 niet onder 07 02 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 03 afval van BFLG van organische kleurstoffen en pigmenten (exclusief 06 11).
  07 03 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 03 12 niet onder 07 03 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 04 afval van BFLG van organische gewasbeschermingsmiddelen (exclusief).
  02 01 08 en 02 01 09), houtverduurzamingsmiddelen (exclusief 03 02) en andere biociden.
  07 04 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 04 12 niet onder 07 04 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 05 afval van BFLG van farmaceutische producten.
  07 05 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 05 12 niet onder 07 05 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 06 afval van BFLG van vetten, smeermiddelen, zepen, detergenten, desinfecterende middelen en cosmetische producten.
  07 06 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  07 06 12 niet onder 07 06 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  07 07 afval van BFLG van fijnchemicaliën en niet elders genoemde chemische producten.
  07 07 11 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen
  bevat.
  07 07 12 niet onder 07 07 11 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  10 afval van thermische processen.
  10 01 afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief hoofdstuk 19).
  10 01 20 slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse dat gevaarlijke stoffen bevat.
  10 01 21 niet onder 10 01 20 vallend slib van afvalwaterbehandeling ter plaatse.
  19 afval van installaties voor afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 08 niet elders genoemd afval van afvalwaterzuivering.
  19 08 05 slib van de behandeling van stedelijk afvalwater.
  19 08 09 vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders die spijsolie en -vetten bevatten
  19 08 10 niet onder 19 08 09 vallende vet- en oliemengsels uit olie/waterscheiders.
  19 08 11 slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat.
  19 08 12 niet onder 19 08 11 vallend slib van de biologische zuivering van industrieel afvalwater
  19 08 13 slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat.
  19 08 14 niet onder 19 08 13 vallend slib van andere behandelingen van industrieel afvalwater.
  19 09 afval van de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik.
  19 09 02 waterzuiveringsslib.
  19 09 03 onthardingsslib.
  § 5. Het is verboden de volgende afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten vanaf 1 januari 2008 :
  a) de stoffen van hoogovens en staalfabrieken, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  10 afval van thermische processen.
  10 02 afval van de ijzer- en staalindustrie.
  10 02 07 vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat.
  10 02 08 niet onder 10 02 07 vallend vasafval van gaszuivering.
  b) ruw huisvuil en niet-fijngemalen grof huisvuil, opgenomen onder volgende codes met zes cijfers :
  20 stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen) inclusief gescheiden ingezamelde fracties.
  20 03 overig stedelijk afval.
  20 03 07 grofvuil.
  20 96 Overig afval afkomstig van de gebruikelijke activiteiten van de gezinnen.
  20 96 61 ruw huisvuil.
  c) afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten van klasse A, zoals bedoeld in artikel 1, § 4, van het besluit van de Waalse Regering van 30 juni 1994 betreffende de afval van ziekenhuis- en gezondheidszorgactiviteiten;
  § 6. Het is verboden de gietzanden opgenomen onder volgende codes met zes cijfers te storten in een centrum voor technische ingraving vanaf 1 januari 2009 :
  10 afval van thermische processen.
  10 09 05 gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt.
  10 09 06 niet onder 10 09 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt.
  10 09 07 gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt.
  10 09 08 niet onder 10 09 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt.
  10 10 afval van het gieten van non-ferrometalen.
  10 10 05 gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en niet voor gieten zijn gebruikt.
  10 10 06 niet onder 10 10 05 vallende gietkernen en -vormen die niet voor gieten zijn gebruikt.
  10 10 07 gietkernen en -vormen die gevaarlijke stoffen bevatten en voor gieten zijn gebruikt.
  10 10 08 niet onder 10 10 07 vallende gietkernen en -vormen die voor gieten zijn gebruikt.
  § 7. Het is verboden de volgende afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten vanaf 1 januari 2009 :
  a) fijngemalen grof huisvuil;
  b) [1 Onverminderd de bepalingen van de §§ 1 tot 6, de biologisch afbreekbare organische afvalstoffen opgenomen onder kolom 6 van de tabel in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus.]1
  [2 § 8. In afwijking van paragraaf 1, a), kan metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1102/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik in een adequate omhulling en overeenkomstig bijlage IIIbis, punt C, opgeslagen worden als volgt :
   1° tijdelijk gedurende meer dan een jaar of permanent (verwijderingshandelingen G1 of D12 respectievelijk zoals omschreven in de bijlagen IV en II bij het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen) in zoutmijnen die voor de verwijdering van metallisch kwik geschikt zijn gemaakt of in diepe, ondergrondse en harde rotsformaties die hetzelfde niveau van veiligheid en insluiting bieden als die zoutmijnen;
   2° tijdelijk (verwijderingshandeling G1, zoals omschreven in bijlage IV bij het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen) gedurende meer dan een jaar in bovengrondse installaties voor de tijdelijke opslag van metallisch kwik die daarvoor uitgerust zijn. In dat geval zijn de in bijlage V bedoelde criteria niet van toepassing.]2
  ----------
  (1)<BWG 2010-10-07/09, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>
  (2)<BWG 2013-07-11/20, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2013>
  (3)<BWG 2016-06-02/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 25-06-2016>

Art. 2bis. [1 Voor de afvalstoffen die krachtens artikel 2 niet vallen onder het stortverbod in een centrum voor technische ingraving, kunnen alleen de afvalstoffen die voldoen aan de aanvaardingscriteria opgenomen in bijlage 1 of die geen proefnemingen vereisen overeenkomstig bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, in een centrum voor technische ingraving van klasse 3 of klasse 5.3. gestort worden.
   Voor de afvalstoffen die krachtens artikel 2 niet vallen onder het stortverbod in een centrum voor technische ingraving, kunnen alleen de afvalstoffen die voldoen aan de aanvaardingscriteria opgenomen in één van de bijlagen 2, 3, 3bis of 4 of die geen proefnemingen vereisen overeenkomstig bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, in een centrum voor technische ingraving van klasse 2 of klasse 5.2. gestort worden.
   Voor de afvalstoffen die krachtens artikel 2 niet vallen onder het stortverbod in een centrum voor technische ingraving, kunnen alleen de afvalstoffen die voldoen aan de aanvaardingscriteria opgenomen in bijlage 5 of die geen proefnemingen vereisen overeenkomstig bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, in een centrum voor technische ingraving van klasse 1 of klasse 5.1. gestort worden.
   Voor de afvalstoffen die krachtens artikel 2 niet vallen onder het stortverbod in een centrum voor technische ingraving, kunnen alleen de afvalstoffen die voldoen aan de aanvaardingscriteria opgenomen in bijlage 6 of die geen proefnemingen vereisen overeenkomstig bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, in een centrum voor technische ingraving van klasse 4 gestort worden.
   Voor de afvalstoffen die krachtens artikel 2 niet vallen onder het stortverbod in een centrum voor technische ingraving, kunnen alleen de afvalstoffen die voldoen aan de aanvaardingscriteria opgenomen in bijlage 7 in een ondergrondse opslag worden gestort.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>

Art. 2ter. [1 De Minister bepaalt de technische voorwaarden voor de uitvoering van de percolatietest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>

Art.3. Voor hun storten in een centrum voor technische ingraving, worden de afvalstoffen verwerkt met het oog op het afnemen en het isoleren van nuttig toe te passen fracties en om negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, in het bijzonder de verontreiniging van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht, en voor het wereldwijde milieu, met inbegrip van het broeikaseffect, te voorkomen en zoveel mogelijk te verminderen.
  Vanaf de vervaldatums en voor de in artikel 2 bedoelde categorieën afvalstoffen, mag enkel het overblijvende afval na de sortering en verwerking van genoemde afvalstoffen, gestort worden in een centrum voor technische ingraving.
  Deze bepaling is niet van toepassing op inerte afvalstoffen waarvoor de verwerking niet technisch haalbaar is noch op alle overige afvalstoffen waarvoor een dergelijke verwerking niet zou bijdragen tot het bereiken van voornoemde doelstellingen.

Art.4. Het is verboden, met het oog op het storten in een centrum voor technische ingraving, over te gaan tot een dilutie of mengsel van afvalstoffen met als enig doel te voldoen aan de stortingscriteria.

Art.5.Onverminderd de voorwaarden die vastgelegd zijn in de specifieke vergunningen of verloven van het centrum voor technische ingraving, kan de Minister een afwijking toestaan van [artikel 2, §§ 2 tot 7], met uitzondering van § 3, c), in geval van buitengewone omstandigheden en van artikel 2, § 1, en § 3, c), bij overmacht. (ERRATUM, zie B.St. 21-01-2010, p. 2706)
  Het gebrek aan verwerkings- of beheersinstallaties, de stopzetting of een ongeplande vertraging bij de aanleg van de verwerkingsinstallatie of van een beheerskanaal worden beschouwd als buitengewone omstandigheden.
  Het begrip " overmacht " impliceert dat de betrokken omstandigheden bestaan uit onvoorzienbare gebeurtenissen.
  De afwijking mag niet langer zijn dan twee jaar.
  De afwijkingsaanvraag bevat ten minste de volgende gegevens :
  1° de aard, samenstelling, hoeveelheid, oorsprong en bestemming van de afvalstoffen;
  2° de duur waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
  3° een overzicht van de verwerkingsinstallaties en van hun capaciteiten en van de in ontwikkeling zijnde onderzoeksprocessen en -programma's;
  4° een beschrijving van de omstandigheden die het storten in een centrum voor technische ingraving verantwoorden.
  De afwijkingsaanvraag wordt bij aangetekende brief ingediend bij de " [1 Administratie in de zin van artikel 2, 22°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen]1 of tegen ontvangbewijs overhandigd. Ze wordt medeondertekend door de houder van de afvalstoffen en de openbare of privé persoon die beschikt over de vergunning tot exploitatie van het centrum voor technische ingraving waar de afvalstoffen moeten worden gestort.
  De ministeriële beslissing wordt ter kennis van de aanvragers gebracht binnen zestig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag door de [1 ]1Administratie in de zin van artikel 2, 22°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffenden m.b.t. de storting, de bewakings- en controleprocedures en het onderzoek van beheersalternatieven.
  ----------
  (1)<BWG 2017-07-13/32, art. 58, 005; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

Art.6. Artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, wordt opgeheven.

Art.7. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Namen, 18 maart 2004.
  De Minister-President,
  J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
  De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu,
  M. FORET.

BIJLAGEN
Art. N1.[1 Bijlage 1. - Criteria voor de aanvaarding van de afvalstoffen in technische ingravingscentra voor inerte afvalstoffen - klasse 3 en 5.3.
   De afvalstoffen die in een technisch ingravingscentrum van klasse 3 of 5.3. aanvaard worden, stemmen overeen met de inerte afvalstoffen die aangekruist zijn in de vierde kolom van tabel vermeld in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot opstelling van een afvalcatalogus.
   De volgende grenswaarden voor uitloging zijn van toepassing op de afvalstoffen die aanvaard worden in de technische ingravingscentra voor inerte afvalstoffen; ze worden berekend bij een verhouding vloeistof/vaste stof (L/S) van 10 l/kg voor totale afgifte. De uitlogingtest die op de afvalstoffen toegepast moet worden, wordt verricht volgens Europese norm EN-12457-2 of 4°.
   Maximaal driemaal zo hoge grenswaarden kunnen aanvaard worden voor de in dit punt vermelde specifieke parameters, behalve opgeloste organische koolstof, BTEX, PCB's en koolwaterstoffen, en met beperking van de mogelijke verhoging van de grenswaarde voor TOC tot twee maal de grenswaarde, indien
   - de bevoegde instantie per geval een milieuvergunning afgeeft voor bepaalde afvalstoffen die in het betrokken technisch ingravingscentrum aanvaard worden, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van het technisch ingvravingscentrum en zijn omgeving, en
   - de emissies (inclusief percolaat) van het technisch ingravingscentrum, rekening houdend met de in dit deel voor die specifieke parameters genoemde grenswaarden, op basis van een risicoanalyse geen extra risico voor het milieu zullen opleveren.


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitlogingsvoorwaarden : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (niet-dimensionaal)
  
pH4-13
  
As0,5
  
Ba20
  
Cd0,04
  
Cr totaal0,5
  
Cu2
  
Hg0,01
  
Mo0,5
  
Ni0,4
  
Pb0,5
  
Sb0,06
  
Se0,1
  
Zn4
  
Chloriden800
  
Fluoriden10
  
Sulfaten1 000 (*)
  
Fenolindex1
  
DOC500 (**)
  
TDS4 000 (* * *)
  
 (*) Als de afvalstoffen niet aan deze waarden voor sulfaat voldoen, kunnen ze toch als in overeenstemming zijnde met de aanvaardingscriteria worden beschouwd als de uitloging de volgende waarde niet overschrijdt : 6 000 mg/kg bij L/S
 (**) Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan deze waarden voor DOC voldoen, kunnen ze eventueel worden getest bij L/S
 (* * *) De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen ('' Total Dissolved Solids '' of TDS) kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt.

  Naast de hierbovenvermelde grenswaarden voor uitloging voldoen de afvalstoffen aan de volgende criteria :


Grenswaarden voor het totaalgehalte van organische parameters
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
TOC30 000 (*)
  
BTEX6
  
Benzeen0,5
  
Tolueen6
  
Ethylbenzeen5
  
Xyleen6
  
Styreen1,5
  
PCB1
  
Koolwaterstoffen (C10 tot C40)500
  
PAK'S
  
Benzo(a)antraceen35
  
Benzo(a)pyreen8,5
  
Benzo(ghi)peryleen35
  
benzo(k)fluorantheen55
  
benzo(k)fluorantheen55
  
Chryseen400
  
Fenantreen30
  
Fluorantheen40
  
Indeno(123cd)pyreen35
  
Naftaleen20
  
 (*) In het geval van grond mag de bevoegde instantie een hogere grenswaarde toestaan, mits voor DOC een waarde van 500 mg/kg niet overschreden wordt bij L/S
]1
  [2

Grenswaarde voor het totaalgehalte aan asbestvezels
Parameters Eenheid : mg / kg ms
Totaal asbestvezelgehalte Tc + 10 TL < 500
   Tc = gehalte asbestvezels in gebonden toestand
   TL = gehalte asbestvezels in ongebonden toestand
   De verwijdering van afvalstoffen van meer dan 100 mg en minder dan 500 mg asbestvezels per kg droge materie, gehalte berekend volgens bovenstaande formule, wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende aanvullende voorwaarde:
   deze afvalstoffen moeten dagelijks bedekt worden met een laag van minstens 0,5m andere aanvaardbare inerte (afval)stoffen
]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>
  (2)<BWG 2018-07-05/29, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2019>

Art. N2.[1 Bijlage 2. - Aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving voor ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen, al dan niet verenigbaar, die niet voldoen aan de criteria inzake ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving met gevaarlijke stabiele en niet reactieve afvalstoffen kunnen gestort worden - klasse 2.1.a en 5.2.1.a.
   De afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving van klasse 2.1.a of 5.2.1 a worden aanvaard, stemmen overeen met ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen aangeduid met de letters " NB " of met de letter " C " in kolom 6 van de tabel in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus voor zover zij niet als gevaarlijke afvalstoffen worden opgenomen in diezelfde catalogus, behalve wat betreft de afvalstoffen bedoeld in bijlage 3 punt A (asbest) bij dit besluit.
   In bepaalde omstandigheden kan een grenswaarde die driemaal hoger is, worden aanvaard voor de parameter " TDS " (totaal opgeloste vaste stoffen) als :
   - de bevoegde overheid al naargelang het geval een milieuvergunning verleent voor de gestabiliseerde fractie afkomstig van de zuivering van rook van de verbrandingsovens van huisafval gestort in het betrokken centrum voor technische ingraving, rekening houdend met de kenmerken van het genoemde centrum voor technische ingraving en zijn omgeving, en
   - de emissies (inclusief percolaat) van het centrum voor technische ingraving, rekening houdend met de in dit deel voor die specifieke parameters genoemde grenswaarden, op basis van een risicoanalyse geen extra risico voor het milieu opleveren
   A. Korrelvormige afvalstoffen
   De volgende grenswaarden voor uitloging worden voor totale afgifte berekend bij een verhouding vloeistof/vaste stof (L/S) van 10 l/kg.
   Korrelvormige afval omvat alle afvalstoffen die niet monolithisch zijn. De uitlogingstest op korrelvormige afval gebeurt volgens de Europese norm EN-12457-2 of 4.


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitloogvoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (dimensieloos)
  
PH4-13
  
As4
  
Ba200
  
Cd2
  
Cr totaal20
  
Cu50
  
Hg0,4
  
Mo30
  
Ni20
  
Pb30
  
Sb2,1
  
Se1,5
  
Zn100
  
Chloriden15 000
  
Fluoriden150
  
Sulfaat30 000
  
Fenolen1000
  
TDS60 000 (*)
  
 (*) De waarden voor TDS kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt

  Behalve aan de bovenvermelde grenswaarden voor uitloging dienen de afvalstoffen aan de volgende aanvullende criteria te voldoen :


Grenswaarden voor het totaalgehalte van organische parameters
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
TOC6 % (*)
  
Styreen2,5
  
PCB50
  
Minerale olie (C10 t/m C40)50 000
  
 (*) uitgezonderd de koolstof vervat in polymeren - voor de toepassing van deze bepalingen wordt met vaste polymeren bedoeld de kunststoffen in vaste vorm zoals folies, granulaten, voorwerpen, vaste brokken

  B. Monolithische afvalstoffen
   Afval wordt als monolithisch beschouwd indien :
   - het nemen van bodemmonsters in deze afval mogelijk is op basis van het protocol omschreven in de punten 4.2 tot 4.4 van de Franse norm XP-X31-212 (versie juli 1995);
   - op basis van de mechanische proeven zoals omschreven in de punten 5.1. (drukproef op monster die klaar is om beproefd te worden), 5.2 (trekproef op monster die klaar is om beproefd te worden) 5.4. (drukproef op monster na storten) en 5.5. (trekproef op monster na storten) van dezelfde Franse norm XP-X31-212, het monster aan de volgende druk- (Rc) en trekgrenzen (Rt) voldoet :
   o vóór het storten Rc > 1 MPa en Rt > 0,1 MPa;
   o na het storten R'c > 1 MPa en R't > 0,1 MPa.
   De monsters van monolithisch afval worden dan tot brokstukken van minder dan 10 mm herleid vóór ze aan een uitlogingstest volgens de norm EN-12457-4 worden onderworpen. De korrelvormige fractie van de monsters van minder dan 4 mm (fijne fractie) wordt eerst verwijderd met het zeven van droog materiaal.
   De volgende grenswaarden zijn van toepassing op de ongevaarlijke monolithische afvalstoffen De waarden worden berekend bij L/S = 10 l/kg voor totale afgifte.


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitloogvoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (dimensieloos)
  
pH4-13
  
As4
  
Ba200
  
Cd2
  
Cr totaal20
  
Cu50
  
Hg0,4
  
Mo30
  
Ni20
  
Pb30
  
Sb2,1
  
Se1,5
  
Zn100
  
Chloriden15 000
  
Fluoriden150
  
Sulfaat30 000
  
Fenolen1000
  
TDS60 000 (*)
  
 (*) De waarden voor TDS kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt

  Behalve aan de bovenvermelde grenswaarden voor uitloging dienen de monolithische afvalstoffen aan de volgende aanvullende criteria te voldoen :


Grenswaarden
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
TOC6 % (*)
  
Styreen2,5
  
PCB50
  
Minerale olie (C10 t/m C40)50 000
  
 Als deze waarde wordt overschreden kan door de bevoegde overheid een hogere grenswaarde worden toegelaten, mits de grenswaarde van 800 mg/kg voor een DOC op de eigen pH-waarde van het materiaal of een pH tussen 7,5 en 8,0 wordt nageleefd.


  ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>


Art. N3.[1 Bijlage 3. - Aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving voor ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen, al dan niet verenigbaar, die voldoen aan de criteria inzake ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving met gevaarlijke stabiele en niet reactieve afvalstoffen kunnen gestort worden - klasse 2.1.b en 5.2.1.b
   De afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving van klasse 2.1.b of 5.2.1 b worden aanvaard, stemmen overeen met ongevaarlijke niet biologisch afbreekbare afvalstoffen en gevaarlijke, maar stabiele en niet reactieve, niet biologisch afbreekbare afvalstoffen aangeduid met de letters " NB " of met de letter " C " in kolom 6 van de tabel in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus.
   In bepaalde gevallen zijn maximaal driemaal zo hoge grenswaarden voor in dit deel vermelde specifieke parameters (behalve opgeloste organische koolstof (" Dissolved Organic Carbon " of " DOC ") totaal organische koolstof (" Total Organic Carbon " of " TOC ") en pH) aanvaardbaar, indien :
   - de bevoegde overheid naargelang het geval een milieuvergunning afgeeft voor bepaalde specifieke afvalstoffen die worden gestort in het betrokken centrum voor technische ingraving, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van het centrum voor technische ingraving, en
   - de emissies (inclusief percolaat) van het centrum voor technische ingraving, rekening houdend met de in dit deel voor die specifieke parameters genoemde grenswaarden, op basis van een risicoanalyse geen extra risico voor het milieu opleveren.
   A. Korrelvormige afvalstoffen
   De volgende grenswaarden zijn van toepassing op korrelvormige ongevaarlijke afvalstoffen, alsook op stabiele, niet-reactieve gevaarlijke korrelvormige afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving worden aanvaard. De waarden worden berekend bij L/S = 10 l/kg voor totale afgifte.
   Korrelvormige afval omvat alle afvalstoffen die niet monolithisch zijn. De uitlogingstest op korrelvormige afval gebeurt volgens de Europese norm EN-12457-2 of 4.


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitloogvoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (dimensieloos)
  
pH6 min
  
As2
  
Ba100
  
Cd1
  
Cr totaal10
  
Cu50
  
Hg0,2
  
Mo10
  
Ni10
  
Pb10
  
Sb0,7
  
Se0,5
  
Zn50
  
Chloriden15 000
  
Fluoriden150
  
Sulfaat20 000
  
Fenolen1000
  
DOC800 (*)
  
TDS60 000 (**)
  
 (*) Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan deze waarden voor DOC voldoen, kunnen ze eventueel worden getest bij L/S
 (**) De waarden voor TDS kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt.

  Behalve aan de bovenvermelde grenswaarden voor uitloging dienen de korrelvormige afvalstoffen aan de volgende aanvullende criteria te voldoen :


Grenswaarden voor het totaalgehalte van organische parameters
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
TOC5 % (*)
  
Styreen2,5
  
PCB50
  
Minerale olie (C10 t/m C40)50 000
  
ZBV (zuurbindend vermogen)te bepalen door de bevoegde overheid
  
 Als deze waarde wordt overschreden kan door de bevoegde overheid een hogere grenswaarde worden toegelaten, mits de grenswaarde van 800 mg/kg voor een DOC op de eigen pH-waarde van het materiaal of een pH tussen 7,5 en 8,0 wordt nageleefd

  De afvalstoffen moeten een voldoende fysieke stabiliteit en draagvermogen hebben; in de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning kunnen ter zake nadere criteria worden vastgesteld.
   B. Monolithische afvalstoffen
   Afval wordt als monolithische beschouwd indien :
   - het nemen van bodemmonsters in deze afval mogelijk is op basis van het protocol omschreven in de punten 4.2 tot 4.4 van de Franse norm XP-X31-212 (versie juli 1995);
   - op basis van de mechanische proeven zoals omschreven in de punten 5.1. (drukproef op monster die klaar is om beproefd te worden), 5.2 (trekproef op monster die klaar is om beproefd te worden) 5.4. (drukproef op monster na storten) en 5.5. (trekproef op monster na storten) van dezelfde Franse norm XP-X31-212, het monster aan de volgende druk- (Rc) en trekgrenzen (Rt) voldoet :
   o vóór het storten Rc > 1 MPa en Rt > 0,1 MPa;
   o na het storten R'c > 1 MPa en R't > 0,1 MPa.
   De monsters van monolithisch afval worden dan tot brokstukken van minder dan 10 mm herleid vóór ze aan een uitlogingstest volgens de norm EN-12457-4 worden onderworpen. De korrelvormige fractie van de monsters van minder dan 4 mm (fijne fractie) wordt eerst verwijderd met het zeven van droog materiaal.
   De volgende grenswaarden zijn van toepassing op monolithische ongevaarlijke afvalstoffen, alsook op stabiele, niet-reactieve gevaarlijke monolithische afvalstoffen die in een centrum voor technische ingraving worden aanvaard. De waarden worden berekend bij L/S = 10 l/kg voor totale afgifte.


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitloogvoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (dimensieloos)
  
PH6 min
  
As2
  
Ba100
  
Cd1
  
Cr totaal10
  
Cu50
  
Hg0,2
  
Mo10
  
Ni10
  
Pb10
  
Sb0,7
  
Se0,5
  
Zn50
  
Chloriden15 000
  
Fluoriden150
  
Sulfaat20 000
  
Fenolen1000
  
DOC800 (*)
  
TDS60 000 (**)
  
 (*) Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan deze waarden voor DOC voldoen, kunnen ze eventueel worden getest bij L/S
 (*) De waarden voor TDS kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt

  Behalve aan de bovenvermelde grenswaarden voor uitloging dienen de monolithische afvalstoffen aan de volgende aanvullende criteria te voldoen :


Grenswaarden
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
TOC5 % (*)
  
Styreen2,5
  
PCB50
  
Minerale olie (C10 t/m C40)50 000
  
ZBV (zuurbindend vermogen)te bepalen door de bevoegde overheid
  
 Als deze waarde wordt overschreden kan door de bevoegde overheid een hogere grenswaarde worden toegelaten, mits de grenswaarde van 800 mg/kg voor een DOC op de eigen pH-waarde van het materiaal of een pH tussen 7,5 en 8,0 wordt nageleefd.

  De exploitant waakt er over dat gevaarlijke monolithische afvalstoffen stabiel en niet-reactief zijn voordat ze in de centra voor technische ingraving voor niet gevaarlijke afvalstoffen worden aanvaard. De bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning kunnen nadere criteria bepalen om de stabiliteit en niet reactiviteit van de gevaarlijke stabiele en niet-reactieve monolithische afvalstoffen die in de centra voor technische ingraving worden aanvaard, te waarborgen.
   Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 18 maart 2004 tot verbod van het storten van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving en tot vaststelling van de aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>


Art. N3bis.[1 Bijlage 3bis. - Bijzondere voorwaarden betreffende sommige afvalstoffen
   A. Absesthoudende afvalstoffen
   Bouwafval dat asbest bevat, asbestafval en ander geschikt asbestafval mogen zonder tests in technische ingravingscentra van klasse 2.1.a. of 2.1.b., 5.2.1.a of 5.2.1.b. aanvaard worden.
   Die afvalstoffen alsmede de technische ingravingscentra of de cellen van technische ingravingscentra die ze ontvangen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
   * worden enkel aanvaard, de afvalstoffen die gebonden asbest [3 en maximum 1000 mg/kg ms niet gebonden asbestvezels]3 bevatten en die geen ander soort gevaar hebben dan het gevaar gebonden aan de aanwezigheid van asbest [3 die afvalstoffen worden in plastic verpakt,]3
   * om verspreiding van vezels te voorkomen, wordt het stortgebied dagelijks en voorafgaand aan elke verdichtingsbewerking met daartoe geëigend materiaal afgedekt en wordt het, als het afval niet is verpakt, regelmatig besprenkeld;
   * uiteindelijk wordt het technisch ingravingscentrum/cel geheel afgedekt om verspreiding van vezels te voorkomen;
   * de cellen die asbesthoudende afvalstoffen ontvangen, worden voldoende afgezonderd,
   * op het technisch ingravingscentrum/cel worden geen werkzaamheden uitgevoerd die het vrijkomen van vezels tot gevolg kunnen hebben (bv. het boren van gaten of de verplettering van de verwijderde afvalstoffen),
   * na sluiting van het technisch ingravingscentrum/cel wordt een plan, waarop de ingravingsplaatsen van de asbesthoudende afvalstoffen aangegeven worden, door de bevoegde overheid aan de exploitant overgemaakt,
   * er worden passende maatregelen genomen om de mogelijkheden tot gebruik van de bodem na sluiting van het technisch ingravingscentrum te beperken teneinde te voorkomen dat mensen in contact met het afval komen,
   * een eigen en gedetailleerde boekhouding ligt ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar. De bijzondere voorwaarden kunnen de modaliteiten van die boekhouding in de milieuvergunning van het technisch ingravingscentrum bepalen.
   B. Gipsafval
   Afvalstoffen op gipsbasis mogen alleen in technische ingravingscentra van klasse 2.1.a. of 2.1.b. 5.2.1.a of 5.2.1.b worden verwijderd. De grenswaarden voor TOC van 5 % en DOC van 800 mg/kg, gelden voor afvalstoffen die samen met dergelijke afvalstoffen in technische ingravingscentra wordt gestort.]1
  [2 C. Metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd
   Op de tijdelijke opslag gedurende meer dan een jaar van metallisch kwik zijn de volgende voorschriften van toepassing :
   1. Samenstelling van het kwik
   Metallisch kwik moet voldoen aan de volgende specificaties :
   1° kwikgehalte hoger dan 99,9 gewichtsprocent;
   2° geen onzuiverheden die koolstofstaal of roestvrij staal kunnen corroderen (bv. salpeterzuuroplossing, chlorideoplossingen).
   2. Inrichting van het centrum voor technische ingraving of van de cel :
   1° metallisch kwik moet apart van andere afvalstoffen worden opgeslagen;
   2° de vaten moeten worden opgeslagen in verzamelbekkens die op passende wijze gecoat zijn zodat zij vrij zijn van scheuren en gaten en geen metallisch kwik doorlaten, en waarvan de capaciteit toereikend is voor de opgeslagen hoeveelheid kwik;
   3° de opslaglocatie moet voorzien zijn van kunstmatige of natuurlijke barrières die geschikt zijn om het milieu tegen kwikemissies te beschermen en waarvan de capaciteit toereikend is voor de totale opgeslagen hoeveelheid kwik;
   4° de vloeren van de opslaglocatie moeten bedekt zijn met een kwikbestendig dichtingsproduct. Er moet een hellend oppervlak met een vergaarbekken voorhanden zijn;
   5° de opslaglocatie moet zijn uitgerust met een brandbeveiligingssysteem;
   6° de opslag moet zodanig worden ingericht dat alle vaten gemakkelijk bereikbaar zijn.
   3. Omhulling
   Vaten die voor opslag van metallisch kwik worden gebruikt, moeten corrosie- en schokbestendig zijn. Lasverbindingen moeten daarom worden vermeden.
   De vaten moeten daarom in het bijzonder voldoen aan de volgende eisen :
   1° materiaal van het vat : koolstofstaal (ten minste ASTM A36) of roestvrij staal (AISI 304, 316L);
   2° de vaten moeten gas- en vloeistofdicht zijn;
   3° de buitenkant van het vat moet bestand zijn tegen de opslagomstandigheden;
   4° het vat moet voorzien zijn van een attest waaruit blijkt dat het ontwerptype ervan met succes de valproef en de dichtheidsproef heeft doorstaan, zoals omschreven onder de punten 6.1.5.3 en 6.1.5.4 van het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend te Genève op 30 september 1957.
   De vullingsgraad van het vat mag ten hoogste 80 volumeprocent bedragen, zodat er voldoende vrije ruimte beschikbaar is en er geen lekkage of permanente vervorming van het vat kan optreden ten gevolge van expansie van de vloeistof door hoge temperatuur.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 47, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>
  (2)<BWG 2013-07-11/20, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2013>
  (3)<BWG 2018-07-05/29, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2019>

Art. N4.[1 Bijlage 4. - Criteria voor de aanvaarding van de afvalstoffen in technische ingravingscentra voor ongevaarlijke, bioafbreekbare organische afvalstoffen en niet-bioafbreekbare organische en verenigbare afvalstoffen - klasse 2.2. en 5.2.2.
   De afvalstoffen die in een technisch ingravingscentrum van klasse 2.2 of 5.2.2. aanvaard worden, stemmen overeen met de ongevaarlijke en bioafbreekbare organische afvalstoffen en met de ongevaarlijke en niet-bioafbreekbare verenigbare afvalstoffen die met letter " B " of letter " C " aangeduid worden in de 6de kolom van tabel vermeld in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus.
   De volgende grenswaarden voor uitloging worden berekend bij een verhouding vloeistof/vaste stof (L/S) van 10 l/kg voor totale afgifte. De uitlogingtest die op de afvalstoffen toegepast moet worden, wordt verricht volgens Europese norm EN-12457-2 of 4°


Grenswaarden voor uitloging
ParametersUitlogingsvoorwaarden : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (niet-dimensionaal)
  
pH4-13
  
As4
  
Ba200
  
Cd2
  
Cr totaal20
  
Cu50
  
Hg0,4
  
Mo30
  
Ni20
  
Pb30
  
Sb2,1
  
Se1,5
  
Zn100
  
Chloriden15 000
  
Fluoriden150
  
Sulfaten30 000
  
Fenolen1000
  
TDS60 000 (*)
  
 (*) De waarden voor totaal opgeloste vaste stoffen (''Total Dissolved Solids'' of TDS) kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt.

  Naast de hierbovenvermelde grenswaarden voor uitloging voldoen de afvalstoffen aan de volgende criteria :


Grenswaarden voor het totaalgehalte van organische parameters
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
Styreen2,5
  
PCB50
  
Koolwaterstoffen (C10 tot C40)50 000
]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>


Art. N5. [1 Bijlage 5. - Criteria voor de aanvaarding van afvaltstoffen in de centra voor technische ingraving, gevaarlijke afvalstoffen - klasse 1 en 5.1
   De afvalstoffen die aanvaard worden in een centrum voor technische ingraving van klasse 1 of 5.1 stemmen overeen met de gevaarlijke afvalstoffen aangeduid met een kruisje in de derde kolom van de tabel opgenomen in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot opstelling van een afvalcatalogus.
   In sommige omstandigheden kunnen tot driemaal hogere grenswaarden toegelaten worden voor de specifieke parameters bedoeld onder dit punt, andere dan totale organische koolstof op eluaat en het afbrandverlies en/of COT, als :
   - de bevoegde overheid geval per geval een milieuvergunning verstrekt voor sommige specifieke afvalstoffen die in het betrokken technisch ingravingscentrum aanvaard worden, rekening houdend met de kenmerken van bedoeld centrum en diens omgeving, en
   - als de emissies (met inbegrip van de percolaten) van het technisch ingravingscentrum, rekening houdend met de limieten vastgesteld voor de overeenstemmende specifieke parameters, bedoeld onder dit punr, geen enkel bijkomend risico vertonen voor het milieu, wat blijkt uit een risico-evaluatie.
   A. Korrelvormige afvalstoffen
   De percolatiegrenswaarden, hieronder vastgesteld, zijn van toepassing op de koorelvormige gevaarlijke afvalstoffen die aanvaard kunnen worden in de technische ingravingscentra voor gevaarlijke afvalstoffen. De uitzoutwaarden worden berekend voor L/S = 10 l/kg.
   De korrelvormige afvalstoffen omvatten alle niet-monolithische afvalstoffen. De percolaattest die toegepast dient te worden op de korrelvormige afvalstoffen wordt uitgevoerd volgens Europese,orm EN-12457-2 of 4.


Grenswaarden inzake percolaten
ParametersPercolatievoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (adimensioneel)
  
PH6 min
  
As25
  
Ba300
  
Cd5
  
Cr total70
  
Cu100
  
Hg2
  
Mo30
  
Ni40
  
Pb50
  
Sb5
  
Se7
  
Zn200
  
Chloriden25 000
  
Fluoriden500
  
Sulfaten50 000
  
Fenolen1 000
  
COT op eluaat1 000 (*)
  
FS (Oplosbaar deel)100 000 (**)
  
 (*) Als de afvalstof niet voldoet aan de waarden aangegeven door COT na eluaat op eigen pH-waarde, kan hij ook getest worden met een verhouding L/S
 (**) De waarden die overeenstemmen met FS kunnen gebruikt worden ipv de waarden vastgesteld voor sulfaten en chloriden.

  Naast de grenswaarden voor percolatie, zoals hierboven vastgesteld, voldoen de korrelvormige afvalstoffen aan volgende bijkomende criteria :


Grenswaarden voor de totale inhoud van organische parameters
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
COT6 % (*) (**)
  
Styreen3
  
PCBs50
  
Oliehoudende stoffen C10 tot C4050 000
  
Afbrandverlies10 % (*)
  
zuurbindend vermogenwordt vastgesteld door bevoegde overheid
  
 (*) Ofwel afbrandverlies ofwel COT gebruiken.
  
 (**) Als die waarde overschreden wordt, kan een hogere grenswaarde door de bevoegde overheid aanvaard worden als de grenswaarde van 1000 mg/kg voor totale organische koolwaterstof op eluaat nageleefd wordt voor L/S

  B. De monolithische afvalstoffen
   Een afvalstof wordt als monolithisch beschouwd als :
   - als het nemen van een bodemmonster mogelijk is in die afvalstof op grond van het protocol omschreven in de punten 4.2 tot en met 4.4 in de Franse norm XP-X31-212 (versie juli 1995);
   - op grond van mechanische proeven zoals omschreven in de punten 5.1. (compressietest op een staal als dusdanig), 5.2 (trektest op staal als dusdanig), 5.4 (compressietest op staal na onderdompeling) en 5.5 (trektest op staal na onderdompeling) van dezelfde Franse norm XP-X31-212, voldoet het monster aan de Rc-compressie- en Rt-trekdrempels hierna omschreven :
   o voor onderdompeling Rc > 1Mpa en Rt > 0,1 Mpa;
   o na onderdompeling R'c > 1 MPa en R't > 0,1 MPa.
   De stalen van monolithische afvalstoffen worden dan in stukjes gebroken kleiner dan 10 mm voor ze een percolatietest ondergaan volgens norm EN-12457-4. De zeeffractie van de stalen kleiner dan 4 mm (fijnste delen) wordt vooraf per droogzeving weggezeefd.
   Volgende grenswaarden, hieronder vastgesteld, zijn van toepassing op de monolithische gevaarlijke afvalstoffen die aanvaard kunnen in de technische ingravingscentra voor gevaarlijke afvalstoffen. De uitzoutwaarden worden berekend voor L/S = 10 l/kg.


Grenswaarden inzake percolaten
ParametersPercolatievoorwaarde : L/S
 Eenheid : mg/kg ms, behalve pH (adimensioneel)
  
PH6 min
  
As25
  
Ba300
  
Cd5
  
Cr total70
  
Cu100
  
Hg2
  
Mo30
  
Ni40
  
Pb50
  
Sb5
  
Se7
  
Zn200
  
Chloriden25 000
  
Fluoriden500
  
Sulfaten50 000
  
Fenolen1 000
  
COT op eluaat1 000 (*)
  
FS (Oplosbaar deel)100 000 (**)
  
 (*) Als de afvalstof niet voldoet aan de waarden aangegeven door COT na eluaat op eigen pH-waarde, kan hij ook getest worden met een verhouding L/S
 (**) De waarden die overeenstemmen met FS kunnen gebruikt worden ipv de waarden vastgesteld voor sulfaten en chloriden.

  Naast de grenswaarden voor percolatie, zoals hierboven vastgesteld, voldoen de monolithische afvalstoffen aan volgende bijkomende criteria :


Grenswaarden
  
ParametersEenheid : mg/kg ms
  
COT6 % (*) (**)
  
Styreen3
  
PCBS50
  
Oliehoudende stoffen C10 tot C4050 000
  
Afbrandverlies10 % (*)
  
zuurbindend vermogenwordt vastgesteld door bevoegde overheid
  
 (*) Ofwel afbrandverlies ofwel COT gebruiken.
  
 (**) Als die waarde overschreden wordt, kan een hogere grenswaarde door de bevoegde overheid aanvaard worden als de grenswaarde van 1000 mg/kg voor totale organische koolwaterstof op eluaat nageleefd wordt voor L/S
]1

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>


Art. N6.[1 Bijlage 6. - Aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in de centra voor technische ingraving van stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden - Centrum voor technische ingraving van klasse 4A en 4B.
   De afvalstoffen aanvaard in een technisch ingravingscentrum van klasse 4A zijn stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden van catgeorie A zoals omschreven in artikel 4 van het bestuit van de Waalse Regering van 30 november 1995 betreffende het beheer van stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden.
   De afvalstoffen aanvaard in een technisch ingravingscentrum van klasse 4B zijn stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden van catgeorie B zoals omschreven in artikel 4 van het bestuit van de Waalse Regering van 30 november 1995 betreffende het beheer van stoffen die d.m.v. bagger- of ruimingswerken uit de bedding en de oevers van waterlopen en watervlakken verwijderd worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>


Art. N7.[1 Bijlage 7. - Aanvaardingscriteria van de afvalstoffen in de ondergrondse opslagplaatsen
   1. Uitgesloten afvalstoffen
   Overeenkomstig punt 3.1.2. van bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving moeten de afvalstoffen die ongewenste fysische, chemische of biologische wijzigingen zouden kunnen ondergaan na hun opslag niet verwijderd worden bij een ondergrondse opslag. Het betreft volgende afvalstoffen :
   a) de afvalstoffen bedoeld in artikel 19, § 3, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
   b) de afvalstoffen en hun recipiënten die in reactie zouden kunnen treden met het water of het ontvangende rotsgesteente in de gegeven opslagomstandigheden met volgende mogelijke gevolgen :
   - een variërend volume;
   - het voortbrengen van auto-ontvlambare, toxische of ontplofbare stoffen of gassen of
   - elke andere reactie die potentieel gevaar zou kunnen opleveren voor de operationele veiligheid en/of integriteit van het hek.
   De afvalstoffen die met elkaar in reactie zouden kunnen treden moeten omschreven en ondergebracht worden in compatibiliteitsgroepen, de verschillende compatibiliteitsgroepen moeten fysiek van elkaar gescheiden worden op het ogenblik van de opslag;
   c) de afvalstoffen met een scherpe geur;
   d) de afvalstoffen die een giftig of ontplofbaar mengsel lucht-gas zouden kunnen voortbrengen. Het betreft in het bijzonder de afvalstoffen die aanleiding geven tot :
   - concentraties van gifgas wegens partiële druk van hun verbindingen;
   - concentraties van meer dan 10 % hoger dan de concentratie die overeenstemt met de laagste grens voor ontploffingsgevaar wanneer ze in een recipiënt verzadigd zijn;
   e) de afvalstoffen met een onvoldoende stabiliteit wegens de geomechanische omstandigheden;
   f) de afvalstoffen die uit zichzelf ontvlambaar of spontaan ontvlambaar zijn in de gegeven opslagomstandigheden, de gasproducten, de volatiele afvalstoffen, de afvalstoffen die ingezameld zijn in moeilijk te omschrijven mengsels :
   g) de afvalstoffen die pathogene kiemen van overdraaglijke ziektes inhouden of zouden kunnen afgeven.
   2. Lijst van de afvalstoffen die aanvaardbaar zijn in ondergrondse opslag
   De inerte afvalstoffen en de gevaarlijke en ongevaarlijke afvalstoffen die niet onder punt 1 vallen zijn aanvaardbaar in ondergrondse opslagplaatsen.
   3. Specifieke evaluatie van plaatsgebonden risico's
   De aanvaarding van de afvalstoffen op een specifieke plaats moet onderworpen worden aan een evaluatie van de risico's die specifiek is voor die site.
   Die specifieke evaluatie omschreven in punt 3.1.2. van bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende de sectorale voorwaarden voor de uitbating van de technische ingravingscentra voor de afvalstoffen die aanvaardbaar zijn in ondergrondse opslagplaatsen moet aantonen dat het inperkingsniveau ten opzichte van de biosfeer aanvaardbaar is. Aan die criteria moet voldaan worden rekening houdend met de opslagvoorwaarden.
   Een afvalstof kan pas aanvaard worden als hij verenigbaar is met de specifieke veiligheidsevaluatie van de site.
   De Minister geeft een nadere omschrijving van de beslissingsprocedure waarmee beslist kan worden of een afvalstof verenigbaar is met de veiligheidsevaluatie van de site.
   4. Aanvaardingsvoorwaarden
   De afvalstoffen mogen niet onder de grond opgeslagen worden behoudens als die site veilig afgezonderd is van de mijnbouwactiviteiten.
   De afvalstoffen die met elkaar in reactie zouden kunnen treden moeten omschreven en ondergebracht worden in compatibiliteitsgroepen, de verschillende compatibiliteitsgroepen moeten fysiek van elkaar gescheiden worden op het ogenblik van de opslag;
   Enkel de afvalstoffen die tegemoet komen aan de criteria waarvan sprake in bijlage 1 mogen aanvaard worden in ondergrondse opslagplaatsen voor inerte afvalstoffen.
   Enkel de afvalstoffen die tegemoet komen aan de criteria waarvan sprake in bijlage 2, 3 of 4 mogen aanvaard worden in ondergrondse opslagplaatsen voor ongevaarlijke afvalstoffen.
   Enkel de afvalstoffen die verenigbaar zijn met de specifieke evaluatie van de betrokken site zoals bepaald in punt 3 van bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving van toepassing mogen aanvaard worden in ondergrondse opslagplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen. In dat geval gelden de criteria van bijlage 5 niet. De afvalstoffen worden evenwel onderworpen aan de aanvaardingsprocedure omschreven in het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving
   In sommige omstandigheden kunnen tot driemaal hogere grenswaarden toegelaten worden voor de specifieke parameters bedoeld onder dit punt, in de voorwaarden en de gevallen nader omschreven in de bijlagen 1 of 3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2010-10-07/09, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2010>