4 APRIL 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2007 betreffende de overbrenging van afvalstoffen
Art. 1-4
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Artikel 7, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2007 betreffende de overbrenging van afvalstoffen wordt aangevuld met volgend lid, luidend als volgt :
" Een bedrag van 500 euro wordt door de bevoegde autoriteit aan de exploitant van de installatie opgelegd voor elke aanvraag voor een voorafgaande vergunning als bedoeld in artikel 14, § 1, van de verordening. ".
Art.2. In hetzelfde besluit worden artikelen 7/1 en 7/2 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 7/1. § 1. De in artikel 3 bedoelde bevoegde autoriteit kan een voorafgaande vergunning in de zin van artikel 14, paragraaf 1, van de verordening, aan de specifieke inrichtingen voor nuttige toepassing verlenen, met inachtneming van de volgende criteria :
1° de in artikel 3 bedoelde bevoegde autoriteit houdt bij de behandeling van de aanvraag rekening met de in bijlage 1, A, bedoelde criteria en aanbevelingen;
2° wat de inrichting betreft wordt het in bijlage 1, B, bedoelde criterium nageleefd;
3° de exploitant van de inrichting neemt de in bijlage 1, C, bedoelde criteria in acht;
4° bij de verwerkingshandelingen worden de in bijlage 1, D, bedoelde criteria en het in bijlage 1, E, 2°, bedoelde kader in acht genomen;
5° naast de elementen waaruit blijkt dat de criteria bedoeld in dit artikel nageleefd worden, bevat het aanvraagdossier de in bijlage 1, E, bedoelde elementen.
De voorafgaande vergunning wordt binnen dezelfde onderzoekStermijnen toegekend als die van toepassing op de kennisgevingsprocedure.
§ 2. De voorafgaande vergunning is geldig voor een termijn van zes jaar. De geldigheidsduur daarvan mag echter niet langer zijn dan de geldigheidsduur van de milieuvergunning van de inrichting of van de akte zelf.
Indien de criteria of aanbevelingen bedoeld in bijlage 1, A, B, C, D of E niet langer in acht genomen worden kan de voorafgaande vergunning op elk moment gewijzigd of ingetrokken worden, nadat de exploitant in de gelegenheid gesteld is zijn opmerkingen te laten gelden. In geval van nood kan ze onmiddellijk opgeschort, gewijzigd of ingetrokken worden. Binnen drie maanden na het verdwijnen van het element dat de schorsing veroorzaakt heeft, beslist de bevoegde autoriteit over de eventuele opheffing ervan.
De in artikel 3 bedoelde bevoegde autoriteit stelt van ambtswege vast dat de voorafgaande vergunning vervallen is in geval van stopzetting van de activiteiten van de betrokken inrichting, in geval van faillissement of vereffening van de exploitant.
De voorafgaande vergunning is overdraagbaar indien de nieuwe exploitant aan de in bijlage 1, A, B, C, D of E bedoelde criteria of aanbevelingen voldoet en indien de nieuwe exploitant de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stelt en hij bevestigt dat hij de voorwaarden van toepassing op het bedrijf kent. Dit betreft enkel de inrichting voor nuttige toepassing. Wanneer de nieuwe exploitant de bevoegde autoriteit in kennis stelt, verstrekt hij haar de documenten waaruit blijkt dat aan de in bijlage 1, C, genoemde voorwaarden voldaan is, uiterlijk 30 dagen na de hervatting van de activiteiten door de nieuwe exploitant. Bij gebreke daarvan wordt de voorafgaande vergunning ingetrokken geacht.
Art. 7/2. Onverminderd de bepalingen die een meer uitgebreide bewaring voorschrijven, worden de in artikelen 15, 16 en 18 van de verordening bedoelde opvolgingsdocumenten, of afschriften daarvan, gedurende ten minste vijf jaar bewaard door de kennisgever, de persoon belast met het organiseren van de overbrenging, de bestemmeling en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt. ".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 1 ingevoegd, die als bijlage bij dit besluit gevoegd wordt.
Art.4. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Minimale criteria in acht te nemen inzake voorafgaande vergunning bedoeld in artikel 14.1 van Verordening 1013/2006.
A. Vastgestelde of aanbevolen criteria op internationaal of Europees niveau
Om een voorafgaande vergunning toe te kennen houdt de bevoegde autoriteit rekening met wat volgt :
1° de bepalingen terzake, uiteengezet in de Uitvoeringshandleiding van de OESO van 2009 voor de controle op de grensoverschrijdende overbrenging van recycleerbaar afval, of de documenten die die zouden kunnen vervangen;
2° de andere handleidingen en aanbevelingen aangenomen door de instellingen van het Verdrag van Bazel, de OESO, de Europese Commissie en door de correspondenten bedoeld in de artikelen 54 en 57 van de verordening;
3° de hiërarchie met betrekking tot de afvalverwerking, het beginsel van zelfvoorziening en nabijheid.
B. Criterium met betrekking tot de inrichting
De inrichting beschikt over alle vereiste vergunningen en machtigingen en voldoet aan alle voorwaarden, met name de beste beschikbare technieken, bepaald in artikel 1, 19°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
C. Criteria met betrekking tot de exploitant van de inrichting
1° De exploitant is een onderdaan van een Lidstaat van de Europese Unie of is opgericht overeenkomstig de wetgeving van een Lidstaat van de Europese Unie.
2° De exploitant beschikt over alle nodige vergunningen en voldoet aan alle voorwaarden.
3° De exploitant, in voorkomend geval de leden van diens beheersorganen en de leden van diens personeel verantwoordelijk inzake afval :
a) mogen niet veroordeeld zijn geweest door een vonnis dat in kracht van gewijsde getreden is voor een inbreuk op de verordening, op de wet van 22 juli 1974 betreffende toxische afvalstoffen, de wet van 9 juli 1984 betreffende de doorvoer van afvalstoffen, op het decreet van 27 juni 1996 betreffende afvalstoffen, op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, op de regelgevingen die door deze akten vervangen zijn, op de reglementaire uitvoeringsbesluiten ervan of uitvoeringsbesluiten met individuele strekking, en op alle andere gelijkwaardige regelgevingen binnen de Europese Unie;
b) mogen gedurende de laatste vijf jaar niet het voorwerp zijn geweest van een dwangmaatregel, met name een sluiting van ambtswege of een bevel tot stopzetting, een strafrechtelijke transactie of een sanctie, zelfs niet in combinatie met een uitstel of een schorsing van de uitspraak, die door een administratieve of gerechtelijke autoriteit opgelegd is wegens schending van de onder a) bedoelde bepalingen;
c) mogen niet het voorwerp uitmaken van een lopende strafrechtelijke of administratieve procedure, ingeleid door een proces-verbaal waaraan de wetgeving de bewijskracht verleent totdat het tegendeel bewezen is, wegens schending van de onder a) bedoelde bepalingen.
D. Criteria met betrekking tot de verwerkingshandelingen
1° De betrokken verwerkingshandeling gebeurt regelmatig en naar behoren sinds minstens drie jaar.
2° De betrokken verwerkingshandeling alsook de hoeveelheid en de aard van de daarvan afgeleide stoffen worden beschreven.
3° De betrokken afvalstof is nauwkeurig bekend, met name door diens code in de zin van bijlage IV van de verordening en door de andere indelingselementen die in de vakken 12 tot 14 van bijlage IA van de verordening vermeld zijn. Generieke codes worden enkel toegestaan indien zij vergezeld gaan van de nauwkeurige en specifieke vermelding van de betrokken afvalstof.
4° In het geval van intermediaire handelingen is de voorafgaande vergunning bovendien enkel mogelijk als de intermediaire handeling niet beperkt is tot een eenvoudige opslag of doorvoer.
E. Andere elementen die bij de aanvraag gevoegd moeten worden
1° In zijn aanvraag moet de aanvrager de in deze bijlage, C, 3°, bedoelde situaties vermelden waarvan hij, zelfs gedeeltelijk, kennis heeft. Daartoe verstrekt hij een door hem of zijn mandataris ondertekend attest, vergezeld van de vereiste uittreksels uit het strafregister.
2° De aanvraag gaat vergezeld van een volledig en gestructureerd kader, dat systematisch opgenomen dient te worden in de afzonderlijke kennisgevingsdossiers van grensoverschrijdende overbrengingen van onderliggende afvalstoffen. Dit schema wordt bij de beslissing tot voorafgaande vergunning gevoegd. De afzonderlijke dossiers waarvoor dit schema niet rechtstreeks en onmiddellijk als zodanig herkenbaar is, gewijzigd of onvolledig is, komen niet in aanmerking voor de voorafgaande vergunning. Behoudens een gepaste rechtvaardiging bevat dit kader ten minste de volgende elementen van bijlage II bij Verordening nr. 1013/2006 : deel 1, punten 5, 16 (de gedetailleerde inventaris die in voorkomend geval vereist is, is niet verplicht in het kader, maar wordt dan in de afzonderlijke dossiers verstrekt), 19, 20, en deel 3, punten 1, 7, 8 en 9. Bij gebrek aan een kader zoals beschreven in de verordening, stelt de bevoegde autoriteit een kader op en maakt het op het Waalse milieuportaal bekend. Indien de bevoegde autoriteit geen kader opgesteld heeft, wordt het kader door de aanvrager voorgesteld.".