Artikels:
TITEL I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
TITEL II. - Definities.
Art.2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° afstandsonderwijs : onderwijs dat via media wordt verstrekt, waardoor de cursist niet aan een bepaald tijdstip of plaats van onderwijsverstrekking is gebonden;
2° basiscompetenties : doelen, afgeleid uit een referentiekader, met betrekking tot de kennis, vaardigheden en attitudes waarover een cursist beschikt om zich persoonlijk te ontwikkelen of maatschappelijk te functioneren of vervolgonderwijs aan te vatten of als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren; [3 Voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs worden hiermee de competenties, als vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs, bedoeld;]3
[3 2°bis een beroepskwalificatie : een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee een beroep kan uitgeoefend worden als vermeld in artikel 8 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur;]3
3° beroepsprofiel : een geordende opsomming van taken die door de ervaren beroepsbeoefenaar worden uitgeoefend en van de kwaliteitsnormen en beroepsvereisten die daarvoor gelden;
[17 3° bis bevolkingsdichtheid : het aantal inwoners per km in de vestigingsplaats volgens de meest recente berekening van de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie van de openbare statistiek. Voor de vestigingsplaats tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt de totale bevolking van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km. De in aanmerking te nemen bevolkingsdichtheid voor een centrum met meerdere vestigingsplaatsen wordt vastgesteld op grond van volgende berekening : de totale bevolking van deze gemeenten wordt gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km;]17
4° centrum : een Centrum voor Volwassenenonderwijs of een Centrum voor Basiseducatie;
5° centrumbestuur : de inrichtende macht die ten aanzien van het centrum de bestuurshandelingen verricht, overeenkomstig de door de wet, het decreet, het bijzonder decreet of de statuten toegewezen bevoegdheden;
6° centrumreglement : door het centrumbestuur goedgekeurd document dat de betrekkingen regelt tussen het centrumbestuur en de cursisten;
7° certificaat : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die met goed gevolg een opleiding heeft beëindigd[26 of aan een voormalige cursist die in het centrum maximaal vijf schooljaren eerder een deelcertificaat van de opleiding behaald heeft en heeft aangetoond dat hij alle competenties bereikt heeft]26;
8° consortium volwassenenonderwijs : het gesubsidieerde samenwerkingsverband tussen Centra voor Volwassenenonderwijs en Centra voor Basiseducatie binnen één welomschreven werkingsgebied;
8° [9 ...]9
9° contactonderwijs : onderwijs in een rechtstreeks contact tussen de leraar of begeleider van een onderwijsactiviteit en de cursist, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;
10° cursist : een deelnemer aan het volwassenenonderwijs die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en ingeschreven is;
11° [11 [20 deelcertificaat : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die een module in de basiseducatie of het secundair volwassenenonderwijs met goed gevolg heeft beëindigd;]20]11
12° diploma : een van rechtswege erkend studiebewijs, door het centrumbestuur uitgereikt aan een cursist die met goed gevolg het secundair [20 ...]20 onderwijs heeft beëindigd[26 of aan een voormalige cursist die in het centrum maximaal vijf schooljaren eerder een deelcertificaat van de opleiding behaald heeft en heeft aangetoond dat hij alle competenties bereikt heeft]26;
[23 12° bis duale opleiding: een beroepsopleiding van het secundair volwassenenonderwijs waarin cursisten de competenties die tot een beroepskwalificatie leiden, deels verwerven in het CVO als onderwijsinstellingscomponent en deels op de werkplek, vermeld in artikel 2, 13°, van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs, als werkplekcomponent;]23
13° eindtermen : minimumdoelen op het gebied van kennis, vaardigheden, inzicht en attitudes die de Vlaamse Gemeenschap noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde cursistenpopulatie;
14° evaluatiereglement : het onderdeel van het centrumreglement waarin de evaluatieprocedure en alle evaluatievoorwaarden vastgesteld worden;
[5 14°bis examencommissie : de examencommissie zoals bedoeld in artikel 17sexies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, artikel 19sexies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 50 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs en artikel 128sexies;]5
[19 14° ter financieringspunten : de punten om de financierbare of subsidieerbare vte of leraarsuren, punten en werkingsmiddelen van de centra te bepalen, ongewogen berekend tegen 80 % op basis van het aantal lesurencursist per ingeschreven module en tegen 20 % op basis van het aantal lesurencursist per geslaagde module en vervolgens gewogen met de puntengewichten en de kwalificatiebonus;]19
15° fusie : de samenvoeging tot één centrum van twee of meer centra;
16° gecombineerd onderwijs : een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs;
[6 16°bis gedetineerden : personen die ter uitvoering van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel verblijven in een Belgische gevangenis, personen die krachtens artikel 7 en 21 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten geïnterneerd zijn, personen die met toepassing van artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, of van artikel 606 van het Wetboek van strafvordering, verblijven in een gesloten federaal centrum, voor zover de gevangenis, de instelling waarin de betrokkene is geïnterneerd of het gesloten federaal centrum hetzij gelegen is in het Nederlandse taalgebied of in Brussel-Hoofdstad, hetzij elders gelegen is en daarvoor een overeenkomst met de bevoegde overheid werd gesloten;]6
[25 16° ter Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: de Nederlandstalige vertaling van het door de Raad van Europa gepubliceerde Common European Framework of Reference for Languages (CEFR);]25
17° hoofdvestigingsplaats : vestigingsplaats waar de administratieve zetel van een centrum is ondergebracht;
18° [24 ...]24
[3 18°bis jaar : een kalenderjaar;
18°ter kwalificatieniveau : een onderverdeling van de kwalificatiestructuur gebaseerd op niveaudescriptoren vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur;]3
19° kwaliteitszorg : het geheel van activiteiten dat het centrum onderneemt om de kwaliteit van zijn onderwijs en de werking van het centrum, te onderzoeken, te borgen en te verbeteren;
20° kwaliteitszorgsysteem : geheel van processen en procedures die nodig zijn om aan kwaliteitszorg te doen;
21° leergebied : een groep van inhoudelijk verwante opleidingen in de basiseducatie;
22° leerplan : plan waarin het centrumbestuur uitdrukkelijk de doelen voor zijn cursisten formuleert vanuit het eigen agogische project;
23° leertrajectbegeleiding : de begeleiding van een cursist tijdens het leerproces, waarbij het leertraject kan worden aangepast aan de behoeften van de cursist en waarbij de doorstroming naar vervolgopleidingen of werk wordt ondersteund;
24° leraarsuren : het aantal lestijden voor een schooljaar aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs toegekend om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie in de ambten van leraar [7 secundair volwassenenonderwijs [20 ...]20]7 te bepalen;
25° lesplaats : alle gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die gevestigd zijn op eenzelfde kadastraal perceel of aaneensluitende percelen en die volledig of gedeeltelijk door personeelsleden van een centrum gebruikt worden voor onderwijsactiviteiten met uitzondering van stages en buitenschoolse activiteiten;
26° lestijd : een periode van zestig minuten als eenheid voor de duur van een onderwijsactiviteit georganiseerd door een Centrum voor Basiseducatie, een periode van vijftig minuten als eenheid voor de duur van een onderwijsactiviteit georganiseerd door een Centrum voor Volwassenenonderwijs;
27° lesurencursist : het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal lestijden van een module met het aantal financierbare of subsidieerbare cursisten;
28° lokaal comité : het lokale overleg- of onderhandelingsorgaan dat bevoegd is op het vlak van arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden;
29° [11 module: het kleinste te certificeren deel van een opleiding [20 ...]20 dat overeenstemt met een bepaalde inhoud, omvang en een bepaald niveau;]11
[24 29° bis NT2-test: een test waarmee een inburgeraar die ervoor slaagt, kan aantonen dat hij het taalvaardigheidsniveau, vermeld in artikel 31 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, heeft behaald en waarmee een andere NT2-cursist kan aantonen dat hij geslaagd is voor het taalvaardigheidsniveau A2 van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. De test op taalvaardigheidsniveau A2 omvat vier onderdelen: lezen, luisteren, schrijven en spreken;]24
[18 [24 29° ter]24 onderwijsinspectie : de inspectie, zoals bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, voor zover belast met taken op het gebied van het volwassenenonderwijs;]18
30° openleercentrum : didactische term voor een speciaal uitgeruste ruimte in een centrum waar cursisten al dan niet onder begeleiding zelfstandig leren;
31° opleiding : een geheel van onderwijs- en studieactiviteiten, dat vastgesteld is door de Vlaamse Gemeenschap;
32° opleidingsprofiel : een geordende opsomming van eindtermen, specifieke eindtermen [2 , erkende beroepskwalificatie(s)]2 en basiscompetenties binnen een opleiding;
33° overheveling : de overbrenging van een structuuronderdeel van het ene naar het andere centrum, al dan niet op grond van onderlinge uitwisseling [12 waardoor het overhevelende centrum de onderwijsbevoegdheid verliest van dat structuuronderdeel en het ontvangende centrum hiervoor de onderwijsbevoegdheid verwerft]12;
34° rand- en taalgrensgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs;
35° rationalisatienorm : de norm waaraan een centrum moet voldoen om voor verdere financiering of subsidiëring in aanmerking te komen;
36° referteperiode : een tijdspanne [22 van één kalenderjaar]22 voor de registratie van de cursistenkenmerken;
[1 36°bis representatieve vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie en die een werking ontplooit, naargelang het geval, in de centra voor volwassenenonderwijs of in de centra voor basiseducatie;]1
37° richtgraad : een niveau-indeling binnen het volwassenenonderwijs voor opleidingen van de [13 studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese talen richtgraad 3 en 4, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Hebreeuws, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen]13 en opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen;
38° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;
39° specifieke eindtermen : doelen met betrekking tot de vaardigheden, de specifieke kennis, inzichten en attitudes waarover een cursist beschikt om vervolgonderwijs aan te vatten [2 ...]2 ;
40° structuuronderdeel : [4 ...]4 [14 een studiegebied van het secundair volwassenenonderwijs, een opleiding van de basiseducatie [20 ...]20]14 of het geheel van het onderwijsaanbod georganiseerd in een vestigingsplaats van een centrum;
41° studiegebied : een groep van inhoudelijk verwante opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs [20 ...]20;
42° [11 ...]11
[3 42°bis [20 ...]20]3
43° [20 ...]20;
44° vestigingsplaats : alle lesplaatsen van een centrum gelegen op het grondgebied van dezelfde gemeente of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
45° VTE : het aantal voltijdse equivalenten voor een schooljaar aan een Centrum voor Basiseducatie toegekend om de subsidieerbare personeelsformatie in [16 het ambt]16 van leraar te bepalen;
46° volwassenenonderwijs : onderwijs dat erkend en gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap en dat georganiseerd wordt door de erkende Centra voor Volwassenenonderwijs en de erkende Centra voor Basiseducatie, vermeld in dit decreet;
47° [8 werkingsgebied: de geografische omschrijving van aan elkaar grenzende gemeenten waarover het centrum voor basiseducatie zich uitstrekt [15 en waarbinnen het centrum voor volwassenenonderwijs een hoofdvestigingsplaats aanwijst]15;]8
[19 47°bis werkzoekende : de werkzoekende waarvan de opleiding kadert in een [21 traject naar werk of een gepast opleidingsaanbod vastgesteld door VDAB]21;]19
[6 48° wettig verblijf : de situatie van de vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is om in het Rijk te verblijven of die gemachtigd is er zich te vestigen, of die volgens een geldig document in het Rijk mag verblijven, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.]6
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-04-30/B4, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2009>
(3)<DVR 2009-04-30/B8, art. 101, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.11, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(5)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.15, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(6)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(7)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(8)<DVR 2014-12-19/95, art. 11,2°, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(9)<DVR 2014-12-19/95, art. 11,1°, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
(10)<DVR 2015-06-19/33, art. IV.11, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(11)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.1, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(12)<DVR 2016-12-23/70, art. 11,1°, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(13)<DVR 2016-12-23/70, art. 11,2°, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(14)<DVR 2016-12-23/70, art. 11,3°, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(15)<DVR 2016-12-23/70, art. 11,4°, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(16)<DVR 2017-06-16/24, art. V.1,2°, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(17)<DVR 2017-06-16/24, art. V.1,1°, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(18)<DVR 2018-03-23/08, art. 10, 060; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(19)<DVR 2018-03-16/10, art. 8, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(20)<DVR 2018-05-04/28, art. 36, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(21)<DVR 2019-04-05/42, art. 36, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(22)<DVR 2022-02-04/03, art. 21, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(23)<DVR 2022-03-25/15, art. 31, 086; Inwerkingtreding : 10-06-2022>
(24)<DVR 2022-06-24/08, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(25)<DVR 2023-07-14/14, art. 50, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(26)<DVR 2024-04-19/55, art. 44, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
TITEL III. - De opdracht en organisatie van het volwassenenonderwijs.
HOOFDSTUK I. - Opdracht van het volwassenenonderwijs.
Art.3. § 1. Het volwassenenonderwijs heeft als doelstelling enerzijds de cursisten de kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen die nodig zijn voor de persoonlijke ontwikkeling, het maatschappelijk functioneren, het verder deelnemen aan onderwijs, het uitoefenen van een beroep of het beheersen van een taal en anderzijds de cursisten in staat te stellen erkende studiebewijzen te behalen.
§ 2. Hiertoe voeren de centra ten minste de volgende opdrachten uit :
1° onderwijs organiseren in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet;
2° leertrajectbegeleiding organiseren op het niveau van de individuele cursist;
3° de educatieve behoeften detecteren die aanwezig zijn bij de eigen doelgroep;
4° het aanbod aan volwassenenonderwijs van de centra op elkaar afstemmen;
5° streven naar samenwerking en afstemming tussen de centra en andere publieke verstrekkers van opleidingen voor volwassenen;
6° reeds verworven competenties beoordelen of certificeren.
HOOFDSTUK II. - De indeling van het volwassenenonderwijs.
Art.4.Het volwassenenonderwijs wordt ingedeeld in :
1° basiseducatie;
2° secundair volwassenenonderwijs;
3° [2 ...]2
[1 4° [2 ...]2]1
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 102, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2018-05-04/28, art. 37, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.5.§ 1. De leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie en informatie- en communicatietechnologie in de basiseducatie omvatten opleidingen die georganiseerd worden op het niveau van het lager onderwijs en de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs.
[4 De leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal in de basiseducatie omvatten opleidingen die georganiseerd worden op het niveau richtgraad 1 dat overeenstemt met het niveau A2 van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen, en voor mondelinge vaardigheden op het niveau richtgraad 2 dat overeenstemt met het niveau B1 mondeling van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Het niveau van het leergebied talen is enerzijds richtgraad 1, niveau 1 van het Europese Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen, en anderzijds is het gelijkgesteld met het niveau van het lager onderwijs en de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs]4.
§ 2. [2 Het secundair volwassenenonderwijs omvat opleidingen die georganiseerd worden op het niveau van het voltijds secundair onderwijs, uitgezonderd de eerste graad en opleidingen die leiden naar een beroepskwalificatie van niveau 5, zoals bedoeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, voor zover deze beroepskwalificatie geen deel uitmaakt van een onderwijskwalificatie van niveau 5.]2
De studiegebieden talen en Nederlands tweede taal en de door de Vlaamse Regering bepaalde opleidingen van het studiegebied bijzondere educatieve noden van het secundair volwassenenonderwijs worden ingedeeld in vier richtgraden, genummerd van 1 tot 4.
§ 3. [3 ...]3
----------
(1)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.16, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2013-07-12/38, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2018-05-04/28, art. 38, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2022-06-24/08, art. 3, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK III. - De leergebieden en de studiegebieden.
Art.6. De basiseducatie wordt ingedeeld in de volgende leergebieden :
1° alfabetisering Nederlands tweede taal;
2° Nederlands;
3° Nederlands tweede taal;
4° wiskunde;
5° maatschappijoriëntatie;
6° informatie- en communicatietechnologie;
7° talen.
Art.7.[1 § 1. Het secundair volwassenenonderwijs wordt ingedeeld in de volgende studiegebieden :
1° aanvullende algemene vorming;
2° administratie;
3° afwerking bouw;
4° algemene personenzorg;
5° algemene vorming;
6° ambachtelijke accessoires;
7° ambachtelijk erfgoed;
8° assistentie vrije zorgberoepen;
9° auto;
10° bakkerij;
11° bedrijfsbeheer;
12° bibliotheek-, archief- en documentatiekunde;
13° bijzondere educatieve noden;
14° chemie;
15° drankenkennis;
16° Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2;
17° Europese neventalen richtgraad 1 en 2;
18° Europese talen richtgraad 3 en 4;
19° fotografie;
20° grafische communicatie en media;
21° groot transport;
22° Hebreeuws;
23° horeca;
24° huishoudhulp;
25° huishoudelijk koken;
26° huishoudelijke decoratie- en naaitechnieken;
27° ICT-technieken;
28° informatie- en communicatietechnologie;
29° koeling en warmte;
30° lassen;
31° land- en tuinbouw;
32° lichaamsverzorging;
33° logistiek en verkoop;
34° maritieme diensten;
35° mechanica-elektriciteit;
36° meubelmakerij;
37° mode : maatwerk;
38° mode : realisaties;
39° Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2;
40° Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4;
41° Oosterse talen;
42° printmedia;
43° ruwbouw;
44° schrijnwerkerij;
45° Scandinavische talen;
46° slagerij;
47° Slavische talen;
48° specifieke personenzorg;
49° textiel;
50° toerisme.
§ 2. De Vlaamse Regering kan de namen van de studiegebieden wijzigen.]1
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art.8.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 39, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.9.De indeling van de leergebieden en studiegebieden in opleidingen [2 ...]2 worden vastgelegd in bijlage I, die bij dit decreet gevoegd is. De Vlaamse Regering kan bijlage I aanpassen.
[1 Het studiegebied aanvullende algemene vorming omvat ten minste de opleiding Aanvullende Algemene Vorming. Het studiegebied bedrijfsbeheer omvat ten minste de opleiding Bedrijfsbeheer]1.
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 13, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(2)<DVR 2018-05-04/28, art. 40, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.10.De Vlaamse Regering kan hetzij op eigen initiatief hetzij op voordracht van [2 [4 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]4, vermeld in artikel 43, en de pedagogische begeleidingsdiensten [3 ...]3]2 experimenteel nieuwe leergebieden voor de basiseducatie of nieuwe studiegebieden voor het secundair volwassenenonderwijs erkennen.
[1 [5 Voor een experimenteel nieuw leergebied voor de basiseducatie kent de Vlaamse Regering een coыfficiыnt voor de gemiddelde klasgrootte toe als vermeld in artikel 85, Ї 2. Voor een experimenteel nieuw studiegebied voor het secundair volwassenenonderwijs kent de Vlaamse Regering een coыfficiыnt voor de gemiddelde klasgrootte toe als vermeld in artikel 98, Ї 2.]5]1
De experimenteel erkende leergebieden of studiegebieden worden uiterlijk na vijfjaar door het Vlaams Parlement aan de leergebieden en studiegebieden, vermeld in artikelen 6 of 7, toegevoegd of jaar na jaar opgeheven. De toevoeging of opheffing gebeurt op basis van een advies van de Vlaamse Onderwijsraad en een evaluatie uitgevoerd door een door de Vlaamse Regering samengestelde commissie.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.12, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.2, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2020-06-26/29, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2021-12-23/05, art. 47, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<DVR 2024-04-19/55, art. 45, 100; Inwerkingtreding : 01-02-2024>
HOOFDSTUK IV. - [1 De eindtermen, specifieke eindtermen, erkende beroepskwalificaties en basiscompetenties]1
----------
(1)
Afdeling I. - De basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs.
Art.11.§ 1. De eindtermen en de specifieke eindtermen worden vastgelegd door het Vlaams Parlement bij wijze van bekrachtiging van een besluit van de Vlaamse Regering, genomen op advies van de Vlaamse Onderwijsraad.
De Vlaamse Regering legt het besluit uiterlijk één maand na de goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. De eindtermen en de specifieke eindtermen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft.
§ 2. Voor de opleidingen van [4 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]4 in het secundair volwassenenonderwijs gelden dezelfde eindtermen of specifieke eindtermen als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. De concordantie tussen de opleidingen van [4 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]4 en de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs wordt vastgelegd in bijlage II, die bij dit decreet gevoegd is. De Vlaamse Regering kan bijlage II aanpassen.
§ 3. Met uitzondering van [4 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]4, gelden voor de opleidingen van de studiegebieden in het secundair volwassenenonderwijs dezelfde specifieke eindtermen [1 en erkende beroepskwalificaties]1 als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. De Vlaamse Regering legt de concordantie vast tussen deze opleidingen en studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs.
§ 4. Voor de opleidingen van de leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie, informatie- en communicatietechnologie en talen in de basiseducatie gelden dezelfde eindtermen als die voor de leergebieden in het lager onderwijs en eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs.
§ 5. Voor het volwassenenonderwijs kan de Vlaamse Regering op basis van de eigenheid van het volwassenenonderwijs bepaalde [2 ontwikkelingsdoelen,]2 eindtermen of specifieke eindtermen schrappen of aanpassen. Ze legt deze schrappingen of aanpassingen binnen een maand na de goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. De schrappingen of aanpassingen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft.
[1 § 6. De eindtermen en specifieke eindtermen worden ontwikkeld gebruik makend van [3 descriptorelementen]3 uit artikel 6 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.]1
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2009>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.13, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.8, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2016-12-23/70, art. 14, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art.12.§ 1. De eindtermen gelden voor de opleidingen van [7 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]7 in het secundair volwassenenonderwijs en voor de opleidingen van de leergebieden in de basiseducatie. De eindtermen voor het secundair volwassenenonderwijs worden vastgelegd per opleiding. De eindtermen voor de basiseducatie worden vastgelegd voor het geheel van de opleidingen van de leergebieden Nederlands, wiskunde, maatschappijoriëntatie, informatie- en communicatietechnologie en talen.
§ 2. De specifieke eindtermen [1 en erkende beroepskwalificaties]1 zijn van toepassing op het specifieke gedeelte van de opleidingen, die geconcordeerd worden met de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs.
§ 3. De basiscompetenties worden vastgelegd per opleiding en zijn van toepassing op :
1° de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, die niet geconcordeerd worden met overeenkomstige opties of studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs; [1 De basiscompetenties die worden vastgelegd voor opleidingen die leiden naar een beroep nemen erkende beroepskwalificaties op herkenbare wijze op.]1
2° de opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs, waarvoor geen specifieke eindtermen [1 of erkende beroepskwalificaties]1 bepaald zijn;
[2 2°bis de opleidingen van het leergebied talen in de basiseducatie, waarvoor geen eindtermen bepaald zijn;]2
3° de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal [3 , wiskunde]3 en Nederlands tweede taal in de basiseducatie.
[5 4° de opleiding aanvullende algemene vorming.]5
De basiscompetenties worden bepaald door de Vlaamse Regering.
[1 [4 Voor opleidingen die leiden naar een beroep waarvoor geen erkende beroepskwalificaties bestaan, en dit tot zolang er geen erkende beroepskwalificaties bestaan, bepaalt de Vlaamse Regering de referentiekaders waarvan de basiscompetenties voor de opleidingen worden afgeleid. De basiscompetenties worden, zoals bij erkende beroepskwalificaties, vastgelegd gebruikmakend van [5 ...]5 descriptorelementen uit het kwalificatieraamwerk en waarborgen de toepassing van eventuele Europese, federale of Vlaamse regelgeving inzake beroepsuitoefening.
De VLOR en SERV zullen om advies gevraagd worden bij het besluit dat de referentiekaders, het proces en de actoren om tot deze competenties te komen, zal vastleggen.]4 ]1
[3 § 4. In afwijking van § 3 worden de basiscompetenties voor het leergebied wiskunde van de basiseducatie vastgelegd voor het geheel van de modules of opleidingen.
De basiscompetenties voor de modules of opleidingen van het leergebied wiskunde worden bepaald door de Vlaamse Regering.]3
[6 § 5. De basiscompetenties worden ontwikkeld op basis van descriptorelementen, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.]6
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2009>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.14, 1°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.14, 2°, 3°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.17, 016; Inwerkingtreding : onbepaald >
(5)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.2, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(6)<DVR 2014-04-25/L8, art. V.1, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(7)<DVR 2016-12-23/70, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art.13. § 1. Elk centrum heeft de maatschappelijke opdracht de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden met de cursisten te bereiken.
§ 2. Het bereiken van de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties zal worden afgewogen tegenover de centrumcontext en de kenmerken van de cursistenpopulatie.
De eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties voor de attitudes moeten door elk centrum worden nagestreefd.
TOEKOMSTIG RECHT
Art. 13. § 1. Elk centrum heeft de maatschappelijke opdracht de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden [1 en erkende beroepskwalificaties]1 met de cursisten te bereiken. § 2. Het bereiken van de eindtermen, specifieke eindtermen [1 , erkende beroepskwalificaties]1 of basiscompetenties zal worden afgewogen tegenover de centrumcontext en de kenmerken van de cursistenpopulatie. De eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties voor de attitudes moeten door elk centrum worden nagestreefd.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 42, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.14.§ 1. Met inachtneming van de door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikt elk centrumbestuur over de vrijheid om de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn agogische methodes.
§ 2. De leerplannen bevatten de doelen die het centrumbestuur uitdrukkelijk formuleert voor haar cursisten vanuit het eigen agogische project in het algemeen of de eigen visie op de opleiding in het bijzonder. In de leerplannen worden de eindtermen, de specifieke eindtermen of de basiscompetenties op herkenbare wijze opgenomen.
Het leerplan moet voldoende ruimte laten voor de inbreng van centra, leraren, lerarenteams of cursisten.
§ 3. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering de leerplannen [2 van de opleidingen van de leergebieden, vermeld in artikel 6, en de studiegebieden, vermeld in [3 artikel 7 of artikel 10]3, ]2 goed volgens de vooraf door haar bepaalde criteria.
TOEKOMSTIG RECHT
Art. 14. § 1. Met inachtneming van de door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikt elk centrumbestuur over de vrijheid om de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn agogische methodes. § 2. De leerplannen bevatten de doelen die het centrumbestuur uitdrukkelijk formuleert voor haar cursisten vanuit het eigen agogische project in het algemeen of de eigen visie op de opleiding in het bijzonder. [1 In de leerplannen worden de eindtermen, de specifieke eindtermen, de basiscompetenties of de erkende beroepskwalificaties op herkenbare wijze opgenomen.]1 Het leerplan moet voldoende ruimte laten voor de inbreng van centra, leraren, lerarenteams of cursisten. § 3. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering de leerplannen [2 van de opleidingen van de leergebieden, vermeld in artikel 6, en de studiegebieden, vermeld in [3 artikel 7 of artikel 10]3, ]2 goed volgens de vooraf door haar bepaalde criteria.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 43, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 105, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 46, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.15. § 1. Als een centrumbestuur oordeelt dat de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan over de modules onvoldoende ruimte laten voor zijn eigen onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient het bij de Vlaamse Regering een aanvraag tot afwijking in. Die aanvraag is alleen ontvankelijk, als precies wordt aangegeven waarom die eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan voor zijn eigen onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. Het centrumbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of een eigen verkaveling ervan voor.
§ 2. De Vlaamse Regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist, in voorkomend geval, of de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties of de verkaveling ervan in hun geheel gelijkwaardig zijn met de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties, die conform dit decreet werden vastgelegd, en de mogelijkheid bieden om gelijkwaardige studiebewijzen uit te reiken.
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria :
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;
2° de vereiste inhoud : het onderwijsaanbod, zoals gevat in de eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties voor de basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs, omvat minstens inhouden voor de overeenstemmende opleidingen. Die inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor conform dit decreet eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties werden vastgelegd;
3° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zijn geformuleerd in termen van wat van cursisten verwacht kan worden;
4° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties slaan op kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes;
5° de vervangende specifieke eindtermen slaan op vaardigheden, specifieke kennis, inzichten en attitudes die de cursisten toelaten vervolgonderwijs aan te vatten [1 ...]1 ;
6° de vervangende eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zijn zo geformuleerd dat nagegaan kan worden in welke mate de cursisten ze verwerven of de centra ze nastreven.
De Vlaamse Regering wint voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid het gemotiveerde advies in van de bevoegde administratie. [1 ...]1 De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels van die procedure, met dien verstande dat de aanvrager gehoord wordt.
§ 3. Het centrumbestuur dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag. De Vlaamse Regering legt een besluit betreffende een afwijkingsaanvraag in verband met eindtermen en specifieke eindtermen binnen een termijn van zes maanden ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Als het Vlaams Parlement dat besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben.
§ 4. In afwijking van § 3, kan het centrumbestuur een afwijkingsaanvraag indienen binnen een termijn van één maand na de publicatie van een bekrachtigingsdecreet, als dat bekrachtigingsdecreet gepubliceerd wordt na 1 september van het schooljaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding. In de gevallen, vermeld in het vorige lid, is het centrumbestuur gebonden door de eindtermen en specifieke eindtermen vanaf 1 september na de publicatie van het decreet dat de gelijkwaardige eindtermen en specifieke eindtermen erkent of na de beslissing van de Vlaamse Regering die de afwijkingsaanvraag afwijst.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2009>
Afdeling II.
Art.16.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.17.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.18.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.19.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.20.
<Opgeheven bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.18, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.21.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.22.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 41, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK V. - De organisatie van het onderwijs door de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Art.23. Het volwassenenonderwijs wordt aangeboden volgens een modulaire organisatie. In de modulaire organisatie wordt de leerstof aangeboden in modules. Een of meer modules vormen een opleiding.
Modules kunnen zich sequentieel of onafhankelijk tot elkaar verhouden. Als de modules in een sequentieel verband staan, moeten zij in een bepaalde volgorde worden gevolgd.
Art.24.§ 1. Op voordracht van [4 [7 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]7, vermeld in artikel 43, en de pedagogische begeleidingsdiensten [6 ...]6 [8 ...]8bepaalt de Vlaamse Regering de opleidingsprofielen [2 [6 ...]6 van de leergebieden, vermeld in artikel 6, en de studiegebieden, vermeld in [9 artikel 7 of artikel 10]9]2.
[8 Over de voorgedragen opleidingsprofielen die niet gebaseerd zijn op een erkende beroepskwalificatie, wordt voorafgaandelijk aan de beslissing van de Vlaamse Regering het advies van de Vlaamse Onderwijsraad gevraagd.]8
Een opleidingsprofiel omvat ten minste :
1° het minimale aantal lestijden van een opleiding;
2° het aantal modules;
3° het aantal lestijden per module dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de financiering;
4° de verdeling van de eindtermen, de specifieke eindtermen [1 , erkende beroepskwalificaties]1 of basiscompetenties over de modules binnen een opleiding.
[3 5° als de modules in sequentieel verband dienen te staan, de volgorderelatie van de modules;]3
[5 6° als de opleiding naar een beroepskwalificatie leidt waarvoor een deelkwalificatie is afgebakend, de afbakening van de module of modules die het samenhangende geheel van de competenties van de deelkwalificatie bevatten.]5
[8 7° de bepaling van het minimumaandeel van de werkplekcomponent dat 50% van de lestijden bedraagt als de opleiding duaal georganiseerd kan worden.]8
[3 § 1bis. Een opleidingsprofiel, zoals bedoeld in § 1, kan geletterdheidsmodules of uitbreidingsmodules omvatten. Een uitbreidingsmodule is een module die inspeelt op een vraag naar een specifieke uitbreiding van competenties van een bepaalde beroepsopleiding. Een geletterdheidsmodule is een module die inspeelt op een specifieke vraag naar geletterdheidscompetenties in functie van een beroepssituatie of een inhoudelijk aansluitende opleiding.
Een uitbreidingsmodule dient in sequentieel verband te staan met de aansluitende beroepsopleiding.]3
§ 2. De Vlaamse Regering kan voor bijzondere doelgroepen afwijken van het in § 1, 1°, bedoelde minimale aantal lestijden van een opleiding.
[8 § 2bis. De Vlaamse Regering kan voor bijzondere duale opleidingen afwijken van het minimumaandeel van de werkplekcomponent, vermeld in paragraaf 1, derde lid, 7°. ]8
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de criteria om tot opleidingsprofielen te komen.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 26-07-2009>
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 109, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.4, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(4)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.3, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DVR 2019-04-05/42, art. 37, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2020-06-26/29, art. 34, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(7)<DVR 2021-12-23/05, art. 48, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(8)<DVR 2022-03-25/15, art. 32, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(9)<DVR 2024-04-19/55, art. 46, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 24bis.
<Opgeheven bij DVR 2015-06-19/33, art. VI.4, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art.25.Voor de organisatie van het opleidingsaanbod hanteren de centra uitsluitend de [1 opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24 [2 ...]2]1.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 111, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.5, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art. 25bis.[1 § 1. In afwijking van artikel 25 kan een centrum opleidingsaanbod organiseren in de vorm van een open module die in overeenstemming met dit decreet erkend is en voldoet aan volgende criteria :
1° het voldoet aan de wettelijke bepalingen van dit decreet;
2° het aantal lestijden dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidiëring of financiering bedraagt [5 10]5 20, 40 of 60 lestijden;
3° de clustering van de eindtermen of basiscompetenties is relevant en consistent;
4° de duur staat in verhouding tot de vooropgestelde doelen;
5° de wijze van evalueren is duidelijk omschreven.
De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten betreffende evaluatie, verantwoordingsstukken en procedure.
§ 2. De open module, vermeld in § 1, kan enkel ingericht worden :
1° [2 [4 [5 in de leergebieden, vermeld in artikel 6 van hetzelfde decreet. De open module omvat uitsluitend eindtermen of basiscompetenties uit een of meerdere leergebieden;]5]4]2
2° als geletterdheidsmodule, zoals bedoeld in artikel 24, § 1bis. De open module omvat uitsluitend eindtermen of basiscompetenties bepaald door de Vlaamse Regering.]1
[3 3° in de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4. De open module Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 omvat uitsluitend basiscompetenties uit het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2. De open module Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 omvat uitsluitend basiscompetenties uit het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.]3
[4 4°[5 in het studiegebied informatie- en communicatietechnologie. De open module omvat uitsluitend basiscompetenties uit het studiegebied informatie- en communicatietechnologie;]5]4
[5 5° in de opleidingen Vlaamse Gebarentaal Richtgraad 1 en Vlaamse Gebarentaal Richtgraad 2 van het studiegebied bijzondere educatieve noden en in de studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Europese talen richtgraad 3 en 4, Hebreeuws, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen. De open module omvat uitsluitend basiscompetenties uit щщn studiegebied en щщn taal.]5
[5 Ї 3. Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen monitort de organisatie van de open modules door de centra minstens tot en met schooljaar 2026-2027 met het oog op beleidsconclusies door de Vlaamse Regering.]5
----------
(1)<DVR 2012-12-21/65, art. IV.4, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.6, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 56, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2021-07-09/33, art. 124, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(5)<DVR 2024-04-19/55, art. 47, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 25ter. [1 Zodra voor een modulaire opleiding waarvan een opleidingsprofiel door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd een nieuw opleidingsprofiel door de Vlaamse Regering wordt goedgekeurd, kan de bestaande modulaire opleiding nog georganiseerd worden :
1° gedurende één schooljaar, volgend op de implementatie van het opleidingsprofiel, ingeval de modulaire opleiding minder dan 700 lestijden bedraagt;
2° gedurende twee schooljaren, volgend op de implementatie van het opleidingsprofiel, ingeval de modulaire opleiding meer dan 700 lestijden bedraagt.
In afwijking van het eerste lid kan zodra het opleidingsprofiel voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming door de Vlaamse Regering wordt goedgekeurd, de bestaande modulaire opleiding algemene vorming BSO3 nog gedurende twee schooljaren volgend op de goedkeuring door de Vlaamse Regering georganiseerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-07-01/33, art. IV.5, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art.26.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de [1 vakantieregeling]1 en de aanwending van de onderwijstijd voor het volwassenenonderwijs in de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde centra.
§ 2. Een centrum is gehouden gedurende veertig weken per jaar administratief geopend te zijn.
§ 3. Een module kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid worden over een aantal dagen of weken, zoals het centrum dat nodig acht met inachtneming van de [1 vakantieregeling]1, vermeld in § 1.
§ 4. Een centrumbestuur organiseert het opleidingsaanbod op die manier dat het aantal geplande lestijden overeenstemt met het aantal te organiseren lestijden, zoals bepaald in de opleidingsprofielen [4 vermeld in artikel 24]4.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de lestijden die samenvallen met een wettelijke, decretale of reglementaire feestdag geacht gepland te zijn.
Om een correcte uitvoering van de in § 1 bedoelde [1 vakantieregeling]1 mogelijk te maken, kan het aantal geplande lestijden maximaal 8 percent afwijken van het aantal lestijden, zoals bepaald in de opleidingsprofielen [4 vermeld in artikel 24]4.
§ 5. Onverminderd de regeling inzake cumulatie organiseert een centrumbestuur zijn onderwijsaanbod op die manier dat het volume van de opdracht die een [3 leraar secundair volwassenenonderwijs of een lector]3 op weekbasis effectief uitoefent, niet meer bedraagt dan 125 percent van de betrekking waarvoor hij op weekbasis wordt aangesteld. Van dit percentage kan alleen worden afgeweken mits uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van de betrokken leraar.
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 112, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.6, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(4)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.7, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art. 26bis.[1 [2 In afwijking van artikel 26, Ї 4, kunnen de centra geяntegreerd onderwijs organiseren waarbij voor eenzelfde groep cursisten een deel van de module gelijktijdig met een of twee modules van een van de volgende opleidingen georganiseerd wordt, zonder dat het totale aantal te organiseren lestijden de som bedraagt van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24:
1А de opleidingen van de leergebieden, vermeld in artikel 6 van hetzelfde decreet;
2А de opleidingen van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4;
3А de opleiding Start to ICT van het studiegebied informatie- en communicatietechnologie;
4А de opleiding Aanvullende Algemene Vorming van het studiegebied aanvullende algemene vorming;
5А de geletterdheidsmodules, vermeld in artikel 24, Ї 1bis.]2
Gelijktijdig geïntegreerd onderwijs voldoet ten minste aan de volgende criteria:
1° het voldoet aan de bepalingen van dit decreet;
2° [2 ...]2
3° het totale aantal lestijden dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidiëring of financiering, bedraagt de som van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen, vermeld in artikel 24;
4° de gelijktijdig georganiseerde lessen worden door ten minste twee leraren gegeven;
5° de gelijktijdig georganiseerde lessen zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-05/42, art. 38, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 48, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.27. De activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten, vermeld in artikelen 62, § 2, 2°, en 63, § 1, 3°, zijn onderwijsprogramma's die gericht zijn op :
1° de verkenning van de onderwijsbehoeften van de cursist;
2° een exemplarische kennismaking met de inhouden en de werkwijzen van de opleidingen in het volwassenenonderwijs;
3° het stimuleren van de deelnemers om na het doorlopen van het programma zich verder te vervolmaken en door te stromen naar ander educatief aanbod.
Art.28.Het volwassenenonderwijs kan georganiseerd worden als contactonderwijs [2, afstandsonderwijs]2 of als gecombineerd onderwijs. [2 Afstandsonderwijs en gecombineerd onderwijs voldoen]2 voldoet ten minste aan volgende criteria :
1° het voldoet aan de wettelijke bepalingen van dit decreet;
2° [1 het [2 gecombineerd onderwijs]2 omvat minimaal een evaluatiemoment in contactonderwijs;]1
3° [1 ...]1
4° het cursusmateriaal en de didactische middelen voor het gedeelte afstandsonderwijs zijn geschikt voor multimediaal gebruik;
5° de wijze van evalueren van het gedeelte afstandsonderwijs is duidelijk omschreven;
6° de deelname van cursisten aan het gedeelte afstandsonderwijs wordt systematisch opgevolgd.
[2 Het afstandsonderwijs wordt uiterlijk na het schooljaar 2025-2026 geыvalueerd.]2
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.17, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 49, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.29. § 1. De centra kunnen de volgende vormen van onderwijs organiseren :
1° onderwijs dat overeenkomstig dit decreet is erkend, waarvoor de centra onderwijsbevoegdheid hebben en waarvan de VTE of de leraarsuren volledig volgens dit decreet zijn gefinancierd of gesubsidieerd;
2° onderwijs dat overeenkomstig dit decreet is erkend, waarvoor de centra onderwijsbevoegdheid hebben en waarvan de VTE of de leraarsuren geheel of gedeeltelijk door derden zijn gefinancierd of gesubsidieerd.
§ 2. Middelen van de Vlaamse Gemeenschap kunnen niet aangewend worden voor de organisatie van onderwijs dat noch erkend noch gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap.
Art.30.
<Opgeheven bij DVR 2024-04-19/55, art. 50, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK VI. - Toelatingsvoorwaarden.
Art.31. Om als cursist toegelaten te worden tot een opleiding van de basiseducatie, moet de cursist voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet een cursist voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
Art.32.Om als cursist toegelaten te worden tot een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs, moet de cursist voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet de cursist voor de opleidingen van [2 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]2 voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht.
In afwijking van het eerste lid moet de cursist voor de opleidingen [2 van het studiegebied Hebreeuws]2 niet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht.
[1 In afwijking van het eerste lid moet de cursist aan een van volgende voorwaarden voldaan hebben om toegelaten te worden tot [2 de [3 opleidingen]3 van het studiegebied bedrijfsbeheer]2 :
1° voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht;
2° [3 ° ingeschreven zijn als leerling in de derde graad van het secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een centrum voor deeltijdse vorming, of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen.]3]1
----------
(1)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.20, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2016-12-23/70, art. 16, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(3)<DVR 2019-04-05/42, art. 39, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.33.In afwijking van artikel 31, tweede lid, en artikel 32, eerste lid, kunnen leerlingen uit het secundair onderwijs op basis van door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden toegelaten worden tot de opleidingen van het leergebied Nederlands tweede taal en [1 de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4]1.
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 17, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art.34.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 42, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 34bis.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 43, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.35.§ 1. Behoudens de toelatingsvoorwaarden, [7 vermeld in artikel 31, 32 en 33]7, worden [1 , met uitzondering van de opleidingen vanaf het niveau richtgraad 2 van de studiegebieden [6 Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Europese talen richtgraad 3 en 4, Hebreeuws, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen]6,]1 geen aanvullende toelatingsvoorwaarden opgelegd om als cursist toegelaten te worden tot de aanvangsmodule van een opleiding in de sequentieel geordende organisatie of een niet-sequentieel geordende module.
[9 ...]9
[4 Voor de opleidingen vanaf het niveau richtgraad 2 van [6 de studiegebieden [9 van de in het eerste lid vermelde studiegebied]9]6 gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden:
1° om toegelaten te worden tot de aanvangsmodule met schriftelijke basiscompetenties moet de cursist kunnen aantonen dat hij de schriftelijke basiscompetenties heeft behaald op het niveau van de voorgaande richtgraad;
2° om toegelaten te worden tot de aanvangsmodule met mondelinge basiscompetenties moet de cursist kunnen aantonen dat hij de mondelinge basiscompetenties heeft behaald op het niveau van de voorgaande richtgraad.]4
[2 In afwijking van het eerste lid en in uitvoering van [8 Vlaamse, federale of Europese regelgeving]8 voortvloeiende verplichtingen, kan de Vlaamse Regering aanvullende toelatingsvoorwaarden bepalen om als cursist toegelaten te worden tot de aanvangsmodule van een opleiding in de sequentieel geordende organisatie of tot een niet-sequentieel geordende module.]2
§ 2. Behoudens de toelatingsvoorwaarden, vermeld in [3 artikel 31, 32, 33, 34 en 34bis]3, moet aan één van volgende voorwaarden voldaan zijn om als cursist toegelaten te worden tot een sequentieel geordende module :
1° de cursist beschikt over het deelcertificaat [5 [7 ...]7]5 van een sequentieel voorafgaande module in een leertraject;
2° de cursist beschikt over een welbepaald attest of certificaat van een andere opleidings- of vormingsinstelling. De Vlaamse Regering bepaalt welk attest of certificaat toegang geeft tot welke sequentieel geordende modules;
3° de cursist beschikt over een titel van beroepsbekwaamheid, zoals vermeld in het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid en in het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van 23 september 2005 van het decreet betreffende de titel van beroepsbekwaamheid. De Vlaamse Regering bepaalt welke titel van beroepsbekwaamheid toegang geeft tot welke sequentieel geordende modules;
4° de directeur van het centrum oordeelt dat de cursist beschikt over een diploma, certificaat of getuigschrift uit het onderwijs of een attest of certificaat uit een andere opleidings- of vormingsinstelling waaruit blijkt dat hij over voldoende kennis, vaardigheden en attitudes beschikt om de module aan te vangen;
5° de directeur van het centrum oordeelt op basis van een toelatingsproef dat de cursist de nodige ervaring heeft verworven die hem toelaat de module te volgen.
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.18, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.23, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2014-04-25/L8, art. V.2, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(5)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.8, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(6)<DVR 2016-12-23/70, art. 18, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(7)<DVR 2018-05-04/28, art. 44, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DVR 2020-07-03/39, art. 57, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(9)<DVR 2022-07-08/11, art. 21, 091; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.36.[2 In afwijking van de artikelen 31, 32 en 35 en overeenkomstig artikel 46/1 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, berust de uitsluitende bevoegdheid voor de organisatie en coördinatie van de intake, testing en doorverwijzing van cursisten die niet beschikken over een studiebewijs Nederlands tweede taal bij de volgende instanties :
1° het Agentschap Integratie en Inburgering, vermeld in artikel 17, § 2, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
2° het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Antwerpen vzw;
3° het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Gent vzw;
4° het Huis van het Nederlands Brussel vzw.]2
Als de centra deze uitsluitende bevoegdheid van [2 de instanties vermeld in het eerste lid]2 niet aanvaarden en de afspraken hierover niet naleven, worden de cursisten van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en [1 de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4]1, die vóór de inschrijving niet beschikten over een studiebewijs Nederlands tweede taal, niet als financierbare of subsidieerbare cursist beschouwd.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de bevoegde administratie hiertoe de nodige vaststellingen kan doen en waarop ze cursisten kan schrappen als financierbare of subsidieerbare cursist.
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 19, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(2)<DVR 2018-03-16/10, art. 9, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.37.Voor de toepassing van artikel 56, 10°, worden de cursisten ingeschreven in de volgorde dat ze zich bij het centrum in orde stellen met de inschrijvingsvoorwaarden. Indien nodig kunnen wachtlijsten worden aangelegd.
De inschrijvingsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, omvatten volgende elementen :
1° aan de toelatingsvoorwaarden voldoen;
2° het inschrijvingsgeld betaald hebben of hiervan rechtmatig vrijgesteld zijn;
3° zich akkoord verklaard hebben met het centrumreglement;
4° zich akkoord verklaard hebben met het eigen agogisch project van het centrum.
[1 5° indien men voldaan heeft aan de deeltijdse leerplicht, het bewijs geleverd hebben te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepalingen van het wettig verblijf, zoals bedoeld in artikel 2, 48°.]1
[1 De cursisten die behoren tot de volgende doelgroepen worden bij voorrang ingeschreven voor een opleiding die behoort tot het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal of [2 de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4]2.
Het gaat om de doelgroepen :
1° [3 vermeld in artikel 26, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, die een inburgeringscontract hebben ondertekend, vermeld in artikel 2, eerste lid, 10°, van hetzelfde decreet;]3
2° vermeld in artikel 3 van het decreet van 4 juni 2003 betreffende het inwerkingsbeleid;
3° die de bereidheid om Nederlands leren moeten tonen zoals bedoeld in [4 de Vlaamse Codex Wonen van 2021]4.]1
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.7, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(2)<DVR 2016-12-23/70, art. 20, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(3)<DVR 2018-03-16/10, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<BVR 2020-07-17/73, art. 7, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 37bis. [1 In afwijking van artikel 37, tweede lid, 5А, kan een kandidaat-inwijkeling ingeschreven worden in de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal bij een centrum voor basiseducatie of in de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands Tweede Taal richtgraad 1 en 2 bij een centrum voor volwassenenonderwijs, georganiseerd als het afstandsonderwijs, vermeld in artikel 28, als een bewijs geleverd is waaruit blijkt dat de kandidaat-cursist een kandidaat-inwijkeling is.
In dit artikel wordt verstaan onder kandidaat-inwijkeling: de vreemdeling die in het buitenland een visum tot langdurig verblijf in België heeft aangevraagd en zijn of haar wil uit om in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven te worden in het Rijksregister, of de niet-visumplichtige vreemdeling die bij de bevoegde diplomatieke of consulaire post in het buitenland zijn of haar wil uit om een langdurig verblijf in België te verkrijgen en om in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven te worden in het Rijksregister.
De Vlaamse Regering stelt de wijze vast waarop een vreemdeling kan bewijzen een kandidaat-inwijkeling te zijn.
In afwijking van artikel 6 van het bij het decreet van 7 juli 2023 over het onderwijs XXXIII bekrachtigde besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2022 over de NT2-test in het volwassenenonderwijs kan een cursist die ingeschreven is onder de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, ook op een later tijdstip dan drie maanden na het einde van de NT2-opleiding een NT2-test afleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 51, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK VII. - Evaluatie, evaluatiereglement en studiebekrachtiging.
Art.38.§ 1. [2 Een evaluatie is een deskundige beoordeling van de mate waarin de cursist de doelstellingen uit het goedgekeurde leerplan of het opleidingsprofiel heeft bereikt.
Een evaluatie kan georganiseerd worden in de vorm van een permanente evaluatie of in de vorm van een afsluitende evaluatie.
Het centrum organiseert voor elke module [3 ...]3 een evaluatie.]2
[4 Het centrum kan een cursist of voormalige cursist vrijstellen van de evaluatie.]4
§ 2. [3 ...]3
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 114, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.9, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2018-05-04/28, art. 45, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 52, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.39.[1 Elk centrumbestuur bepaalt zijn evaluatiereglement. Dat evaluatiereglement omvat ten minste :
1° de evaluatievoorwaarden;
2° de vorm van iedere evaluatie;
3° de tijdvakken waarbinnen de evaluaties worden afgelegd;
4° de samenstelling van de evaluatiecommissies;
5° de wijze van beraadslaging door de evaluatiecommissies en bekendmaking van de evaluatieresultaten;
6° de procedure waarbij conflicten die plaatsvinden tussen de cursisten en de leden van de evaluatiecommissie voor de beraadslaging, worden behandeld of waarbij vermoede materiële vergissingen die na het afsluiten van de beraadslaging zijn vastgesteld, kunnen worden rechtgezet;
7° de procedure voor vrijstelling van evaluaties en voor de regeling van betwistingen hierover.]1
----------
(1)<DVR 2018-05-04/28, art. 46, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.40.[1 § 1.]1 [4 In het volwassenenonderwijs bestaan de volgende studiebewijzen:
1° een deelcertificaat;
2° een certificaat;
3° een bewijs van deelkwalificatie;
4° een getuigschrift;
5° een diploma.]4
De Vlaamse Regering bepaalt de modellen van de studiebewijzen en de nadere modaliteiten met betrekking tot het uitreiken van de studiebewijzen.
[5 § 1bis. Een centrumbestuur kan het certificaat van volgende opleidingen enkel toekennen aan de cursist die slaagt voor een NT2-test:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2.
Als de cursist niet geslaagd is voor een test als vermeld in het eerste lid, is herkansing mogelijk op voorwaarde dat hij opnieuw deelneemt aan een opleiding als vermeld in het eerste lid.]5
[1 § 2. Bij het bepalen van de bekrachtiging van de studies kan de Vlaamse Regering het met vrucht beëindigen van een [3 opleiding]3 afhankelijk stellen van het behalen van externe certificering.
Onder externe certificering wordt verstaan : het toekennen aan cursisten, voor zover ze geslaagd zijn voor bepaalde programmaonderdelen, van studiebewijzen die buiten de onderwijsregelgeving vallen en gerelateerd zijn aan de beroepsuitoefeningvoorwaarden.]1
[2 § 3. Een centrumbestuur dat onderwijsbevoegdheid bezit voor een opleiding waarvan andere opleidingen integraal deel uitmaken, is ertoe gemachtigd om een certificaat van een onderliggende opleiding uit te reiken aan de cursist die aantoonbaar de competenties van de onderliggende opleiding in voldoende mate heeft bereikt.]2
----------
(1)<DVR 2012-12-21/65, art. IV.5, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.10, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2016-12-23/70, art. 21, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(4)<DVR 2019-04-05/42, art. 40, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(5)<DVR 2022-06-24/08, art. 4, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 40bis. [1 § 1. De centra zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren studiebewijs aan de houders van het studiebewijs. Het attest vermeldt de datum van uitreiking van het studiebewijs.
§ 2. Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de centra waar ze een studiebewijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het studiebewijs te laten vervangen door een studiebewijs met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaald studiebewijs worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2012-06-29/08, art. IV.1, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
Art.41.§ 1. [5 Een deelcertificaat bekrachtigt een module. [7 ...]7.]5
[2 Bij een deelcertificaat van een open module als vermeld in artikel 25bis wordt steeds een deelcertificaatsupplement uitgereikt, waarin het centrumbestuur de eindtermen of basiscompetenties van die module opneemt. De Vlaamse Regering bepaalt het model van deelcertificaatsupplement en de nadere modaliteiten met betrekking tot de uitreiking ervan.]2
[8 § 1bis. Een bewijs van deelkwalificatie bekrachtigt een samenhangend geheel van competenties uit eenzelfde beroepskwalificatie en biedt uitstroomkansen in een smaller deel van de arbeidsmarkt dan de volledige beroepskwalificatie.]8
§ 2. Een certificaat bekrachtigt :
1° [7 een opleiding, met uitzondering van de opleidingen vermeld in paragraaf 3 en paragraaf 4;]7
2° een opleiding in afstandsonderwijs als dat onderwijs dezelfde structuur en dezelfde basiscompetenties of eindtermen respecteert als door de Vlaamse Gemeenschap erkend onderwijs, als dat onderwijs een evaluatieprocedure gebruikt die door de Vlaamse Regering is goedgekeurd en een controle door de Vlaamse Regering aanvaard wordt.
§ 3. Een getuigschrift bekrachtigt de opleiding bedrijfsbeheer in het studiegebied [6 Bedrijfsbeheer]6.
§ 4. Een diploma [1 van het secundair onderwijs]1 bekrachtigt :
1° de opleidingen economie-moderne talen, economie-wiskunde, humane wetenschappen ASO3, moderne talen-wetenschappen, moderne talen-wiskunde en wetenschappen-wiskunde van het studiegebied algemene vorming;
2° de opleiding aanvullende algemene vorming, gecombineerd met een certificaat van een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied in het secundair volwassenenonderwijs [4 , een certificaat [9 of een bewijs van een beroepskwalificatie]9 van een opleiding naar een beroepskwalificatie van niveau 5]4 [1 of een diploma [7 of graad]7 van gegradueerde]1;
[2 2°bis de opleiding aanvullende algemene vorming, gecombineerd met een of meer deelattesten als bewijs van slagen voor het specifiek gedeelte, eigen aan de gekozen onderverdeling, van een examenprogramma tot het behalen van een diploma secundair onderwijs in het TSO of BSO voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs voor zover de onderverdeling overeenkomt met een opleiding als vermeld in artikel 42;]2
[10 2° ter de opleiding van het secundair volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 42, of de opleiding naar een beroepskwalificatie van niveau 5, gecombineerd met een bewijs van slagen voor het algemeen gedeelte, eigen aan de gekozen onderverdeling, van een examenprogramma tot het behalen van een diploma secundair onderwijs in het tso of bso voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs;]10
3° een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied dan [6 aanvullende algemene vorming of]6 algemene vorming in het secundair volwassenenonderwijs, als de cursist bij zijn inschrijving houder is van een diploma van het secundair onderwijs.
§ 5. [7 ...]7
§ 6. [7 ...]7
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 116, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.19, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.8, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(4)<DVR 2013-07-12/38, art. 22, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(5)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.11, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(6)<DVR 2016-12-23/70, art. 22, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(7)<DVR 2018-05-04/28, art. 47, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DVR 2019-04-05/42, art. 41, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(9)<DVR 2020-07-03/39, art. 58, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(10)<DVR 2024-04-19/55, art. 53, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 41bis. [1 De Vlaamse Regering kan de algemene gelijkwaardigheid vastleggen van stu-diebewijzen, afgegeven in het buitenland, met de in dit decreet bepaalde studiebewijzen.
Bij de vastlegging van de algemene gelijkwaardigheid houdt de Vlaamse Regering rekening :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering de opleidingsprofielen bepaald krachtens dit decreet als referentiekader;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-07-01/33, art. IV.9, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art. 41ter.[1 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van stu-diebewijzen die niet in een besluit als vermeld in artikel 41bis zijn opgenomen, met de in dit decreet bepaalde studiebewijzen. De Vlaamse Regering waarborgt dat binnen deze procedure rekening wordt gehouden :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de onderwijskwalificaties worden de opleidingsprofielen bepaald krachtens dit decreet als referentiekader gebruikt;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.]1
[2 De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 180 euro per aanvraag en per studiebewijs. Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. Het bedrag wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan het bedrag verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-07-01/33, art. IV.10, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.9, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.42.Ter uitvoering van artikel 41, § 4, 2° en 3°, bepaalt de Vlaamse Regering, na advies van [2 het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen]2 de opleidingen [1 van een ander studiegebied in het secundair volwassenenonderwijs]1, die in combinatie met het certificaat van de opleiding aanvullende algemene vorming leiden, tot een diploma secundair onderwijs. Hiertoe moeten die opleidingen voldoen aan volgende voorwaarden :
1° de minimale duur van de opleiding omvat 480 lestijden;
2° de opleiding beoogt een brede maatschappelijke participatie;
3° de opleiding, in combinatie met de opleiding aanvullende algemene vorming, verleent toegang tot het hoger onderwijs;
4° de opleiding, in combinatie met de opleiding aanvullende algemene vorming, verleent in voldoende mate toegang tot de arbeidsmarkt.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 117, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 54, 100; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK VIII. - Ondersteuning van het Volwassenenonderwijs.
Afdeling I. [1 Ondersteuning van de centra voor basiseducatie]1
----------
(1)
Art.43.De Vlaamse Regering subsidieert één [1 representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]1.
----------
(1)<DVR 2021-12-23/05, art. 50, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.44.[3 De representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]3 heeft als doelstelling [2 ...]2, de centra voor basiseducatiete ondersteunen bij de uitvoering van de opdrachten die krachtens dit decreet worden toegekend.
[3 De representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]3 realiseert deze doelstelling met respect voor het eigen agogisch project van de betrokken centra.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/31, art. 208, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2020-06-26/29, art. 36, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<DVR 2021-12-23/05, art. 51, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.45.[1 Aan [3 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]3 worden volgende opdrachten toegekend:
1° de begeleiding van de centra voor basiseducatie [2 ...]2:
a) ondersteunen bij de realisatie van hun eigen agogisch project;
b) ondersteunen bij het bevorderen van hun onderwijskwaliteit en bij hun ontwikkeling tot professionele lerende organisatie door:
1) netwerkvorming te bevorderen en netwerken te ondersteunen;
2) leidinggevenden te ondersteunen of te vormen;
3) de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden te ondersteunen binnen een centrum en centrumoverstijgend met bijzondere aandacht voor beginnende personeelsleden, personeelsleden met specifieke opdrachten;
4) het beleidsvoerend vermogen van centra te versterken;
5) de kwaliteitszorg van centra te ondersteunen;
c) op verzoek van het centrumbestuur het centrum ondersteunen en begeleiden bij de uitwerking van de aangegeven actiepunten na een doorlichting;
d) onderwijsinnovaties aanreiken, stimuleren en ondersteunen;
e) aanbodgerichte nascholingsactiviteiten aanreiken en aansturen met inbegrip van de nascholing van directies;
f) met verscheidene onderwijsactoren op verschillende niveaus overleggen over onderwijskwaliteit;
g) participeren aan de aansturing of opvolging van ondersteuningsinitiatieven georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Regering die als doelstelling het ondersteunen van centra of hun leerkrachten of begeleiders hebben;
2°[2 ...]2]1
----------
(1)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.12, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DVR 2020-06-26/29, art. 37, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<DVR 2021-12-23/05, art. 52, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.46.[2 De representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]2 kan enkel in aanmerking komen voor subsidiëring als :
1° [2 deze opgericht is]2 in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen;
2° in de algemene vergadering een afgevaardigde van elk deelnemend centrumbestuur opgenomen wordt. De leden van de algemene vergadering kunnen de algemene vergadering via coöptatie aanvullen met externe deskundigen;
3° [1 driejaarlijks een beleidsplan wordt opgesteld, waarin de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, verduidelijkt worden;]1
4° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld.
----------
(1)<DVR 2016-06-17/24, art. V.2, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2021-12-23/05, art. 53, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.47.§ 1. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks aan [7 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]7 een subsidie ter beschikking van ten minste [3 [6 160.000 euro vanaf [7 begrotingsjaar 2022]7]6]3. Die subsidie omvat middelen voor personeelskosten, werkingskosten en investeringen.
§ 2. [4 ...]4
§ 3. De subsidie aan [7 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]7 wordt uitbetaald in twee schijven en een saldo :
1° een eerste schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 31 maart;
2° een tweede schijf van 45 percent wordt uitbetaald uiterlijk op 30 september;
3° het saldo van 10 percent wordt uitbetaald nadat het activiteitenverslag en financieel rapport, zoals vermeld in artikel 46, 4°, is overgemaakt aan de bevoegde administratie.
§ 4. De middelen, zoals bepaald in § 1, kunnen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in [6 artikel 45]6.
[7 De representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]7 heeft zes maanden de tijd om zich opnieuw in orde te stellen met de voorwaarden, vermeld in artikel 46, indien niet meer voldaan wordt aan deze voorwaarden. In het andere geval is [7 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]7 niet langer subsidieerbaar.
§ 5. [3 De subsidie wordt [7 ...]7 aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.]3
[1 § 6. [7 ...]7]1
[2 § 7. [7 ...]7]2
[3 § 8. [7 ...]7]3
§ 9. [6 ...]6
----------
(1)<DVR 2012-06-01/07, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DVR 2012-12-21/01, art. 27, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<DVR 2014-12-19/18, art. 21, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<DVR 2016-06-17/24, art. V.3, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(5)<DVR 2019-12-20/13, art. 63, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(6)<DVR 2020-06-26/29, art. 38, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(7)<DVR 2021-12-23/05, art. 54, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.48.[1 De representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]1 kan alle daden stellen die noodzakelijk zijn om de toegekende opdrachten te realiseren en om de toegekende middelen zorgvuldig te beheren.
----------
(1)<DVR 2021-12-23/05, art. 55, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling II. - Kennis- en expertiseontwikkeling in het volwassenenonderwijs.
Art.49.
<Opgeheven bij DVR 2020-06-26/29, art. 39, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.50.
<Opgeheven bij DVR 2020-06-26/29, art. 40, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling III. - Kwaliteitscontrole en evaluatie.
Art.51. In 2012 wordt het systeem van ondersteuning in het volwassenenonderwijs, zoals bepaald in dit hoofdstuk, geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de evaluatie.
In afwijking van het eerste lid organiseert de Vlaamse Regering in 2009 een financiële en kwalitatieve audit, hoofdzakelijk met betrekking tot artikelen 49 en 50. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten.
HOOFDSTUK IX. - Kwaliteitszorg.
Afdeling I. - Algemene aspecten kwaliteitszorg.
Art.52. Elk centrumbestuur ontwikkelt een kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot :
1° de organisatie van het onderwijsaanbod;
2° de leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;
3° de uitvoering van andere onderwijsopdrachten en -bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegekend aan de centra;
4° de organisatie en het beheer van de instelling zodat de doelstellingen van de organisatie behaald kunnen worden;
5° de behandeling van de cursist en van de personeelsleden met respect voor hun rechten en plichten;
6° de uitvoering van de administratieve en organisatorische opdrachten en bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegewezen aan de centra;
7° de permanente vorming van het personeel.
De centra realiseren dit kwaliteitszorgsysteem door permanent en op eigen initiatief toe te zien op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten.
Art.53. De bevoegde inspectie gaat tijdens de doorlichting van de centra na of ze de opdracht inzake kwaliteitszorg, vermeld in artikel 52, uitvoeren.
Art. 53bis. [1 Het kwaliteitstoezicht op duale opleidingen verloopt conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt voor duale opleidingen het kwaliteitstoezicht samen uitgevoerd door de onderwijsinspectie en het Departement Werk en Sociale Economie. De onderwijsinspectie neemt de coördinerende rol op voor het geheel van het kwaliteitstoezicht op de duale opleiding en de onderwijsinstellingscomponent daarin. Het Departement Werk en Sociale Economie wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de doorlichting als externe deskundige, vermeld in artikel 37 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs. Het Departement Werk en Sociale Economie coördineert het kwaliteitstoezicht op de werkplekcomponent binnen de opleiding. De onderwijsinspectie wordt uitgenodigd voor dat toezicht. De Vlaamse Regering kan de verdere modaliteiten van het toezicht bepalen. Tussen de onderwijsinspectie en het Departement Werk en Sociale Economie wordt een samenwerkingsovereenkomst over de operationalisering van het toezicht gesloten.
In het tweede lid wordt verstaan onder Departement Werk en Sociale Economie: het departement, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2022-03-25/15, art. 33, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling II.
Art.54.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 48, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.55.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 48, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling III.
Art. 55bis.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 49, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
TITEL IV. - Structuur van het volwassenenonderwijs.
HOOFDSTUK I. - De oprichting en de erkenning van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Afdeling I. - De algemene erkenningsvoorwaarden.
Art.56.Een centrum kan enkel erkend worden voor het geheel of voor een structuuronderdeel, als het centrum aan al de volgende voorwaarden voldoet :
1° de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens eerbiedigen en in het geheel van de werking toepassen;
2° georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een centrumbestuur;
3° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid voldoen;
4° [3 de controle door de onderwijsinspectie [4 ...]4 mogelijk maken]3;
5° beschikken over didactisch materiaal en een centrumuitrusting die beantwoorden aan de agogische vereisten;
6° [2 de bepalingen naleven over de taalregeling en de taalkennis van het personeel;]2
7° een structuur aannemen die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet;
8° beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen over eindtermen, specifieke eindtermen, basiscompetenties, opleidingsprofielen en leerplannen;
9° [2 ...]2
10° zonder onderscheid elke cursist inschrijven voor de opleiding die hij wil volgen.
----------
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.21, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2013-07-12/38, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2018-05-04/28, art. 50, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 56 TOEKOMSTIG RECHT. Een centrum kan enkel erkend worden voor het geheel of voor een structuuronderdeel, als het centrum aan al de volgende voorwaarden voldoet :
1° de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens eerbiedigen en in het geheel van de werking toepassen;
2° georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een centrumbestuur;
3° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid voldoen;
4° [3 de controle door de onderwijsinspectie [4 ...]4 mogelijk maken]3;
5° beschikken over didactisch materiaal en een centrumuitrusting die beantwoorden aan de agogische vereisten;
6° [2 de bepalingen naleven over de taalregeling en de taalkennis van het personeel;]2
7° een structuur aannemen die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet;
8° beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen over eindtermen, specifieke eindtermen, [1 erkende beroepskwalificaties,]1 basiscompetenties, opleidingsprofielen en leerplannen;
9° [2 ...]2
10° zonder onderscheid elke cursist inschrijven voor de opleiding die hij wil volgen.
(1)<DVR 2009-04-30/B4, art. 47, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.21, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2013-07-12/38, art. 26, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2018-05-04/28, art. 50, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 56bis. [1 Erkenning is de toekenning van de bevoegdheid aan het centrumbestuur om aan cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen.
Erkenning is noodzakelijk om in aanmerking te kunnen komen voor subsidiëring of financiering. Uitsluitend de erkende centra die subsidiëring of financiering wensen, moeten voldoen aan de bepalingen van titel V. Opleidingen van erkende Centra voor Volwassenenonderwijs komen enkel in aanmerking voor subsidiëring of financiering indien de onderwijsbevoegdheid is toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 64.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-06-17/24, art. V.5, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.57. Op advies van een college van inspecteurs kan de Vlaamse Regering :
1° de erkenning van het geheel of een structuuronderdeel van een Centrum voor Basiseducatie opheffen, als niet voldaan wordt aan één of meer voorwaarden, vermeld in artikelen 56 en 58;
2° de erkenning van het geheel of een structuuronderdeel van een Centrum voor Volwassenenonderwijs opheffen, als niet voldaan wordt aan een of meer voorwaarden, vermeld in artikelen 56 en 60.
[1 De opheffing van de erkenning gebeurt met inachtname van artikel 36 tot en met artikel 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.]1
[1 ...]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/31, art. 210, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling II. - De specifieke oprichtings- en erkenningsvoorwaarden voor de Centra voor Basiseducatie.
Art.58. Een Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht als vrij centrum en wordt uitsluitend erkend voor de organisatie van het volwassenenonderwijs op niveau van de basiseducatie.
De centra, vermeld in het eerste lid, dragen de naam Centrum voor Basiseducatie, afgekort CBE. Deze benaming kan aangevuld worden met een eigen specifieke benaming. Een andere instelling kan de benaming Centrum voor Basiseducatie niet dragen.
Art.59.[1 Een centrum voor basiseducatie dat wordt opgericht, kan voorlopig erkend worden als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8°, en artikel 58.
Een centrumbestuur dat voor een centrum de voorlopige erkenning wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen. Die termijn geldt als vervaltermijn.
De Vlaamse Regering neemt conform artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs een beslissing tot hetzij voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij geen voorlopige erkenning.
Artikel 56bis, eerste lid, is ook op een voorlopig erkend centrum voor basiseducatie van toepassing.
De Vlaamse Regering beslist conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs om het centrum te erkennen of om het centrum niet te erkennen, vanaf het schooljaar volgend op het schooljaar van de voorlopige erkenning.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-23/08, art. 11, 060; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling III. - De specifieke oprichtings- en erkenningsvoorwaarden voor de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Art.60.§ 1. Een Centrum voor Volwassenenonderwijs wordt opgericht als vrij of als officieel centrum.
Een vrij centrum wordt opgericht door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon.
Een officieel centrum wordt opgericht door een publiekrechtelijke rechtspersoon.
§ 2. De Centra voor Volwassenenonderwijs worden uitsluitend erkend voor de organisatie van secundair volwassenenonderwijs [2 ...]2.
§ 3. De centra, vermeld in § 1 en § 2, dragen de naam Centrum voor Volwassenenonderwijs, afgekort CVO. Die benaming kan aangevuld worden met een eigen specifieke benaming. Een andere instelling kan de benaming Centrum voor Volwassenenonderwijs niet dragen.
----------
(1)<DVR 2013-07-12/38, art. 27, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2018-05-04/28, art. 51, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.61.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs die erkend zijn op de datum van 31 augustus 2007 behouden hun erkenning als Centrum voor Volwassenenonderwijs, onverminderd de bepalingen, vermeld in artikel 56.
§ 2. [1 Een centrum voor volwassenenonderwijs dat wordt opgericht, kan voorlopig erkend worden als het voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8°, en artikel 60.
Een centrumbestuur dat voor een centrum de voorlopige erkenning wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen. Die termijn geldt als vervaltermijn.
De Vlaamse Regering neemt conform artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs een beslissing tot hetzij voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij geen voorlopige erkenning.
Artikel 56bis, eerste lid, is ook op een voorlopig erkend centrum voor volwassenenonderwijs van toepassing.
De Vlaamse Regering beslist conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs om het centrum te erkennen of om het centrum niet te erkennen, vanaf het schooljaar volgend op het schooljaar van de voorlopige erkenning.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-23/08, art. 12, 060; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling IV. - De onderwijsbevoegdheid van de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Art.62.§ 1. De Centra voor Basiseducatie zijn ertoe gehouden de volgende onderwijs bevoegdheden daadwerkelijk uit te oefenen :
1° [1 de organisatie van een of meerdere opleidingen per leergebied, als vermeld in artikel 6, 1° tot en met 6°;]1
2° de organisatie van leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist.
[2 3° de organisatie van de NT2-test, waarvoor de Vlaamse Regering de nadere regels voor de ontwikkeling en afname bepaalt.]2
§ 2. De Centra voor Basiseducatie zijn eveneens bevoegd voor :
1° de organisatie van de opleidingen die behoren tot het leergebied, vermeld in artikel 6, 7°;
2° de organisatie van activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten;
3° de organisatie van openleercentra.
§ 3. De besturen van de Centra voor Basiseducatie, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing van de evaluatiecommissie, zijn bevoegd om aan de cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover de module of opleiding in kwestie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 2°, 3°,4°, 5°, 7°, 8° en 9°, d, en artikel 26, § 1.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.22, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2022-06-24/08, art. 5, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 62bis.[1 In afwijking van artikel 62, kan de Vlaamse Regering aan een Centrum voor Basiseducatie onderwijsbevoegdheid toekennen voor de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal van het secundair volwassenenonderwijs, op voorwaarde dat de hoofdvestigingsplaats van een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat beschikt over een wachtlijst, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, voor deze opleiding gelegen is in het werkingsgebied [3 ...]3 waartoe het betrokken Centrum voor Basiseducatie behoort.
De Vlaamse Regering zal voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad [3 ...]3 inwinnen. [3 ...]3
De onderwijsbevoegdheid wordt toegekend voor twee schooljaren en kan met twee schooljaren verlengd worden na een evaluatie door de bevoegde administratie.
De in het eerste lid bedoelde opleiding wordt ingedeeld in het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.25, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(2)<DVR 2012-12-21/65, art. IV.6, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2014-12-19/95, art. 12, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.63.§ 1. De Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen de volgende bevoegdheden uitoefenen :
1° de organisatie van de opleidingen die behoren tot de studiegebieden, [10 vermeld in [15 artikel 7 of artikel 10]15]10 [1 [10 ...]10]1 voor zover het Centrum voor Volwassenenonderwijs hiervoor onderwijsbevoegdheid heeft;
2° de organisatie van openleercentra;
3° de organisatie van activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten;
4° de organisatie van leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;
5° [2 ...]2
6° het assessment van de bekwaamheid die iemand via formeel of non-formeel leren heeft verworven om een bepaald beroep uit te oefenen, volgens de procedures, vermeld in het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid en het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid.
[4 § lbis. De centra voor volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming zijn ertoe gehouden om op verzoek van een cursist daadwerkelijk een bepaalde module van deze opleiding te organiseren en voor elke cursist van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming [9 aantoonbaar een]9 individuele leertrajectbegeleiding te organiseren.
[9 Het centrum voor volwassenenonderwijs legt in samenspraak met de cursist het leertraject vast en houdt daarbij rekening met de startcompetenties en het eindperspectief van de cursist.]9
[6 § 1ter. De centra voor volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor opleidingen van [8 de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4]8 zijn ertoe gehouden om aantoonbaar voor elke cursist een individuele leertrajectbegeleiding te organiseren.
Het centrum voor volwassenenonderwijs legt hiertoe in samenspraak met de cursist het leertraject vast en houdt daarbij rekening met de startcompetenties en het eindperspectief van de cursist en in voorkomend geval ook met de vragen van de doorverwijzende instantie.]6
[14 ...]14
[14 § 1quinquies. De centra voor volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor opleidingen van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, zijn ertoe gehouden om de NT2-test te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de ontwikkeling en afname van de NT2-test en de verhouding tussen de test en de procesevaluatie voor de berekening van de eindresultaten per vaardigheid.]14
§ 2. [8 [10 De onderwijsbevoegdheid, vermeld in paragraaf 1, 1°, wordt vanaf 1 september 2017 voor het secundair volwassenenonderwijs per vestigingsplaats toegekend in de vorm van een studiegebied als vermeld in [15 artikel 7 of artikel 10]15.]10]8
[8 § 2bis. Op 1 september 2017 heeft een centrum voor volwassenenonderwijs per vestigingsplaats onderwijsbevoegdheid voor de studiegebieden, vermeld in [15 artikel 7 of artikel 10]15, waartoe de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs behoren die het centrum in die vestigingsplaats effectief heeft georganiseerd tijdens minstens één van de schooljaren 2013-2014 tot en met 2015-2016, met uitzondering van de onderwijsbevoegdheden die het tussen 1 september 2013 en 31 augustus 2016 heeft overgeheveld naar een ander centrum. Als het centrum voor volwassenenonderwijs tussen 31 januari 2014 en 2 februari 2017 onderwijsbevoegdheid heeft verworven, maar nog geen opleidingen kon organiseren, wijst het centrumbestuur daarvoor per studiegebied waartoe deze opleidingen behoren, uiterlijk op 1 september 2017 één vestigingsplaats aan. Als het centrum voor volwassenenonderwijs op 1 september 2016 door overheveling een vestigingsplaats heeft verworven, heeft het centrum in die vestigingsplaats op 1 september 2017 de onderwijs|Upbevoegdheid die het overhevelende centrum daar effectief heeft georganiseerd tijdens de schooljaren 2013-2014 tot en met 2015-2016. Als de Vlaamse Regering tussen 31 januari 2016 en 2 september 2016 de bevoegdheid verleende aan een centrum voor volwassenenonderwijs om in een bijkomende vestigingsplaats leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe aan te wenden, heeft het centrum op 1 september 2017 in die vestigingsplaats de onderwijsbevoegdheid die het daar effectief heeft georganiseerd tussen 1 september 2016 en 31 december 2016.
Op 1 september 2017 heeft een centrum voor volwassenenonderwijs dat tijdens de schooljaren 2013-2014 tot en met 2015-2016 in een penitentiaire inrichting effectief opleidingen heeft georganiseerd, in die penitentiaire inrichting de onderwijsbevoegdheid die het in al zijn andere vestigingsplaatsen heeft.
[10 ...]10
[10 ...]10
[10 De Vlaamse Regering legt op basis van de criteria, vermeld in het eerste en het tweede lid, per vestigingsplaats van de centra voor volwassenenonderwijs een lijst vast met de onderwijsbevoegdheden voor de studiegebieden, vermeld in [15 artikel 7 of artikel 10]15.]10
De eerste lijsten geven de situatie weer op 1 september 2017.
De Vlaamse Regering kan de lijsten, vermeld in het vorige lid, aanpassen op basis van wijzigingen van de onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen van een centrum voor volwassenenonderwijs die het gevolg zijn van het doorlopen van de procedures, vermeld in artikel 64 en artikel 65.]8
§ 3. Uitsluitend de Centra voor Volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor opleidingen van [8 de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming]8, zijn eveneens bevoegd voor het afnemen van evaluaties van personen die geen lessen gevolgd hebben in het centrum in kwestie, voor opleidingen binnen het studiegebied algemene vorming. Die evaluaties zijn gebaseerd op het voor hen goedgekeurde leerplan. De Vlaamse Regering bepaalt hiertoe de nadere modaliteiten.
[11 De centra voor volwassenenonderwijs die als EVC-testcentrum erkend zijn overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties, zijn eveneens bevoegd voor het afnemen van evaluaties van personen die geen lessen gevolgd hebben in het centrum in kwestie, voor opleidingen die leiden naar een bewijs van een erkende beroepskwalificatie.]11
[3 § 3bis. [5 Slechts één Centrum voor Volwassenenonderwijs dat onderwijsbevoegdheid heeft voor de opleidingen Nederlands tweede taal richtgraad 1 tot en met richtgraad 4 en Frans richtgraad 1 tot en met richtgraad 4, kan door de Vlaamse Regering aangewezen worden om de examencommissie te organiseren.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de organisatie van de examencommissie en voor de aanwijzing van het Centrum voor Volwassenenonderwijs dat de examencommissie mag organiseren.]5 ]3
§ 4. De besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing van de evaluatiecommissie, zijn bevoegd om aan de cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover de module of opleiding in kwestie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 56, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8° en 9°, d, en artikel 26, § 1.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 119, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.23, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.26, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(4)<DVR 2012-06-29/08, art. IV.2, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(5)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.11, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(6)<DVR 2014-04-25/L8, art. V.3, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(7)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.15, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(8)<DVR 2016-12-23/70, art. 23, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(9)<DVR 2018-06-15/18, art. 43, 062; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(10)<DVR 2018-05-04/28, art. 52, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(11)<DVR 2019-04-26/21, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 13-06-2019>
(12)<DVR 2022-03-25/15, art. 34, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(13)<DVR 2022-06-24/08, art. 6, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(14)<DVR 2023-07-07/17, art. 40, 093; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(15)<DVR 2024-04-19/55, art. 46, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.64.[1 § 1. Het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs kan bij de Vlaamse Regering bijkomende onderwijsbevoegdheid aanvragen voor een studiegebied als vermeld in [4 artikel 7 of artikel 10]4, in een vestigingsplaats. De Vlaamse Regering kan de aangevraagde onderwijsbevoegdheid uitsluitend weigeren of verlenen bij een met redenen omklede beslissing. De Vlaamse Regering zal, voor ze een beslissing neemt, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen.
Als het een aanvraag betreft voor een vestigingsplaats die verder dan 25 km van de hoofdvestigingsplaats van het centrum voor volwassenenonderwijs gelegen is, dan zal een protocol van akkoord van het bevoegde lokaal onderhandelingscomité voor de Vlaamse Regering een zeer belangrijk element vormen bij de beoordeling van de aanvraag. De Vlaamse Regering motiveert haar beslissing indien deze afwijkt van het standpunt aangenomen in het protocol van akkoord.
De Vlaamse Regering bepaalt de aanvraagprocedure voor de toekenning van onderwijsbevoegdheid voor een of meerdere studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs in een vestigingsplaats aan de besturen van de centra voor volwassenenonderwijs.
Voor de toepassing van de bepalingen in het eerste en tweede lid wordt een penitentiaire inrichting beschouwd als vestigingsplaats.
§ 2. [2 ...]2
§ 3. Het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs kan de onderwijsbevoegdheid, verkregen via de procedures, vermeld in paragraaf 1 [2 ...]2, of verkregen via overheveling, uitsluitend uitoefenen in de vestigingsplaatsen waarvoor de onderwijsbevoegdheid is verkregen.
§ 4. In afwijking van paragraaf 3 kan de Vlaamse Regering omwille van dringende redenen aan het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs een bestaande onderwijsbevoegdheid voor een studiegebied vermeld in [4 artikel 7 of artikel 10]4 toekennen om gedurende maximaal [3 twee jaar vanaf de toekenningsdatum ]3 in een andere vestigingsplaats uit te oefenen dan in de vestigingsplaats waarvoor ze was toegekend, als aan de onderstaande voorwaarden is voldaan :
1° er is een ondertekend akkoord van elk ander centrumbestuur dat in die vestigingsplaats dezelfde onderwijsbevoegdheid bezit;
2° er is een protocol van het lokaal comité van het aanvragende centrumbestuur.
§ 5. [2 ...]2
§ 6. Het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs verliest de onderwijsbevoegdheid in de volgende gevallen :
1° voor een studiegebied als vermeld in [4 artikel 7 of artikel 10]4 van dit decreet [2 ...]2 :
a) als het die gedurende drie opeenvolgende schooljaren niet georganiseerd heeft, vanaf het daaropvolgende schooljaar of in het geval van onderwijsbevoegdheid in een penitentiaire inrichting als het die gedurende drie opeenvolgende schooljaren in geen enkele vestigingsplaats heeft uitgeoefend;
b) als het vrijwillig afstand gedaan heeft van de onderwijsbevoegdheid;
c) als het de onderwijsbevoegdheid overgeheveld heeft naar het bestuur van een ander centrum voor volwassenenonderwijs conform artikel 65 van dit decreet;
d) als het centrum voor volwassenenonderwijs de erkenning voor het betreffende studiegebied [2 ...]2 verliest conform artikel 57 van dit decreet;
2° [2 ...]2
Om de onderwijsbevoegdheid voor een studiegebied als vermeld in [4 artikel 7 of artikel 10]4, opnieuw te verkrijgen, volgt het centrumbestuur de procedures, vermeld in paragraaf 1 [2 ...]2.]1
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 24, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(2)<DVR 2018-05-04/28, art. 53, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2022-07-08/11, art. 22, 091; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 46, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 64bis.[1 In afwijking van artikel 63, § 1, kan de Vlaamse Regering aan een of meer centra voor volwassenenonderwijs, die onderwijsbevoegdheid hebben voor de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het secundair volwassenenonderwijs, onderwijsbevoegdheid toekennen voor de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van de basiseducatie, op voorwaarde dat de hoofdvestigingsplaatsen van de centra voor volwassenenonderwijs in kwestie in het werkingsgebied liggen van het centrum voor basiseducatie dat voor die opleiding beschikt over een wachtlijst als vermeld in artikel 37, eerste lid.
De Vlaamse Regering zal, voor ze een beslissing neemt, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De onderwijsbevoegdheid wordt toegekend voor twee schooljaren en kan met twee schooljaren verlengd worden na een evaluatie door de bevoegde administratie. De opleiding, vermeld in het eerste lid, wordt ingedeeld in het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-12-23/70, art. 25, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Afdeling V. - Overheveling en fusie.
Art.65.[1 § 1. Het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs kan bij de Vlaamse Regering een overheveling van een structuuronderdeel aanvragen. De Vlaamse Regering kan de aangevraagde overheveling uitsluitend weigeren of verlenen bij een met redenen omklede beslissing. De Vlaamse Regering zal, voor ze een beslissing neemt, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering bepaalt de aanvraagprocedure voor de overheveling van een structuuronderdeel.
[2 Als het een aanvraag betreft voor een vestigingsplaats die verder dan 25 km van de hoofdvestigingsplaats van het centrum voor volwassenenonderwijs gelegen is, dan zal een protocol van akkoord van de bevoegde lokale onderhandelingscomités van zowel het overhevelende als het ontvangende centrum, voor de Vlaamse Regering een zeer belangrijk element vormen bij de beoordeling van de aanvraag. De Vlaamse Regering motiveert haar beslissing indien deze afwijkt van het standpunt aangenomen in het protocol.]2
In afwijking van het eerste lid kan een centrum voor volwassenenonderwijs zonder beslissing van de Vlaamse Regering een structuuronderdeel dat gerangschikt is als secundair volwassenenonderwijs op 1 september overhevelen naar een ander centrum voor volwassenenonderwijs dat onderwijsbevoegdheid heeft voor een studiegebied als vermeld in artikel 7, op voorwaarde dat de overheveling binnen dezelfde vestigingsplaats geschiedt.
§ 2. In de overeenkomst van een overheveling van een structuuronderdeel die door beide centrumbesturen moet worden ondertekend, wordt [2 de overdracht van leraarsuren en/of punten]2 geregeld.
§ 3. Elke overheveling zal het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal comité van zowel het overhevelende als het ontvangende centrum voor volwassenenonderwijs.
§ 4. Voor de subsidiëring of financiering wordt [2 de overdracht van leraarsuren en/of punten]2, zoals bedoeld in paragraaf 2, geacht reeds tijdens de voorgaande referteperiode te hebben plaatsgevonden.]1
----------
(1)<DVR 2016-12-23/70, art. 26, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(2)<DVR 2017-06-16/24, art. V.2, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.66. § 1. Een fusie van Centra voor Volwassenenonderwijs, al dan niet ingevolge het niet bereiken van de toepasbare rationalisatienormen door één of meer centra :
1° houdt het ontstaan in van een instelling die niet als nieuw wordt beschouwd voor de toepassing van artikelen 56, 60 en 61 en die alle voorheen bestaande vestigingsplaatsen mag omvatten waaronder één hoofdvestigingsplaats;
2° wordt in één keer op 1 september tot stand gebracht, wat impliceert dat er nog slechts één inrichtende macht en één directeur is;
3° vindt plaats :
a) hetzij door samenvoeging tot één instelling van twee of meer instellingen die gelijktijdig worden afgeschaft;
b) hetzij door samenvoeging van twee of meer instellingen, waarbij één blijft bestaan die de andere opslorpt;
4° kan betrekking hebben op één of meer instellingen die in geleidelijke afbouw zijn.
§ 2. Elke fusie zal het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal comité van alle betrokken Centra voor Volwassenenonderwijs.
Afdeling VI. - De hoofdvestigingsplaatsen en vestigingsplaatsen.
Art.67.Een centrum kan slechts één hoofdvestigingsplaats hebben en één of meer vestigingsplaatsen.
Als een centrum over meerdere vestigingsplaatsen met een administratieve zetel beschikt, wijst het centrumbestuur een van deze vestigingsplaatsen als hoofdvestigingsplaats aan. Het centrum deelt aan de bevoegde administratie mee welke vestigingplaats met een administratieve zetel als hoofdvestigingsplaats is aangewezen.
[1 De gemeente waar de hoofdvestigingsplaats ligt, bepaalt tot welk werkingsgebied het centrum voor basiseducatie en het centrum voor volwassenenonderwijs behoort. Er zijn dertien werkingsgebieden omschreven in bijlage IV die bij dit decreet gevoegd is.]1
----------
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 14, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.68.[1 § 1. Het bestuur van een Centrum voor Basiseducatie kan binnen het werkingsgebied [3 vermeld in bijlage IV van dit decreet,]3 vrij de vte en de [6 ambten]6 opgericht op basis van de puntenenveloppe aanwenden in bijkomende vestigingsplaatsen.
§ 2. [5 ...]5.]1
[2 § 3. [5 ...]5.]2
----------
(1)<DVR 2011-12-23/06, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DVR 2013-07-12/38, art. 29, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2014-12-19/95, art. 15, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.17, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DVR 2016-12-23/70, art. 27, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(6)<DVR 2017-06-16/24, art. V.3, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.69.
<Opgeheven bij DVR 2016-12-23/70, art. 28, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Art.70.
<Opgeheven bij DVR 2016-12-23/70, art. 29, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Afdeling VII. - [1 Samenwerking en ondersteuning van lerarenopleidingen]1
----------
(1)
Art.71.[1 De centra voor volwassenenonderwijs kunnen met de hogescholen of universiteiten een overeenkomst sluiten over de organisatie van de lerarenopleidingen voor het gebruik van infrastructuur.]1
----------
(1)<DVR 2018-05-04/28, art. 54, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.72.
<Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 55, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling VIII. [1 - De ondersteuning en stimulering van het gecombineerd onderwijs]1
----------
(1)
Art. 72bis.[1 De Vlaamse Regering beschikt jaarlijks [2 over een volume aan middelen ten bedrage van maximum 4 ambten of vte]2 voor het ondersteunen en het stimuleren van de centra die opleidingen als gecombineerd onderwijs willen organiseren.]1
----------
(1)<DVR 2009-12-18/27, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(2)<DVR 2012-12-21/01, art. 28, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 72ter.[1 § 1. Het centrumbestuur dat tijdens het schooljaar n/n+1 in aanmerking wil komen voor een aanvullende financiering of subsidiëring voor het gecombineerd onderwijs via de middelen, vermeld in artikel 72bis, dient hiertoe uiterlijk op [4 31 maart]4 van het voorafgaande schooljaar een aanvraag in bij de Vlaamse Regering.
Deze aanvraag voldoet aan volgende criteria om ontvankelijk te zijn :
1° het heeft betrekking op [2 ...]2 modules van een erkende en gefinancierde of gesubsidieerde opleiding waarvoor het centrumbestuur nog geen aanvullende financiering of subsidiëring via de middelen, vermeld in artikel 72bis, heeft gekregen;
2° het omvat een luik afstandsonderwijs dat minimaal 50 percent van het totale aantal lestijden [2 van de volledige opleiding]2 bedraagt en minstens 200 lestijden omvat;
3° er is een openleercentrum voorzien;
4° het protocol van de onderhandeling over het gecombineerd onderwijs in het lokaal comité is bij de aanvraag bijgevoegd.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de aanvraagprocedure.]1
[3 § 3. De betrekking die met de middelen, vermeld in paragraaf 1, wordt ingericht, kan niet worden vacantverklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen of muteren in deze betrekking.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.27, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.14, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.12, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2020-07-03/39, art. 59, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 72quater.[1 § 1. De ingediende aanvragen worden beoordeeld door een selectiecommissie die bestaat uit :
1° [3 ...]3;
2° twee ambtenaren van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming;
3° twee externe experten met onderzoeks- of praktijkervaring inzake afstandsleren in volwasseneneducatie;
4° één extern expert in pedagogische aangelegenheden.
Een ambtenaar van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming is voorzitter van de selectiecommissie. De Vlaamse Regering wijst de commissieleden aan.
§ 2. Bij de beoordeling van de ingediende aanvragen zal de selectiecommissie rekening houden met de volgende criteria :
1° de inbedding van het gecombineerd onderwijs binnen de totale onderwijskundige organisatie en de innovatieve draagkracht van de betrokken centra, publieke opleidingsverstrekkers of organisaties;
2° de organisatie van het gecombineerd onderwijs en de afstemming van het gedeelte afstandsonderwijs op het gedeelte contactonderwijs;
3° de effectiviteit van het gecombineerd onderwijs inzake overdraagbaarheid, visie- en materiaalontwikkeling;
4° de mate van betrokkenheid van het personeel;
5° [2 ...]2
6° de flexibiliteit van het aanbod;
7° de samenwerkingsverbanden en netwerken met centra, publieke opleidingsverstrekkers of organisaties;
8° de kwaliteitszorg.
De selectiecommissie draagt aan de Vlaamse Regering de aanvragen voor die op basis van de criteria, vermeld in het eerste lid, gunstig zijn beoordeeld en het aantal toe te kennen leraarsuren of VTE per gunstig beoordeelde aanvraag.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt aan welke door de selectiecommissie gunstig beoordeelde aanvragen een aanvullende financiering of subsidiëring wordt toegekend voor het gecombineerd onderwijs via de middelen, vermeld in artikel 72bis. Hierbij wordt voorrang verleend aan aanvragen die aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoen :
1° aanvragen die betrekking hebben op opleidingen als vermeld in artikel 41, § 4, of onderwijs aan gedetineerden;
2° aanvragen die een integrale opleiding omvatten;
3° aanvragen die betrekking hebben op gecombineerd onderwijs dat minimaal 75 percent afstandsonderwijs omvat;
4° aanvragen die gegroeid zijn uit een samenwerking met andere centra, publieke opleidingsverstrekkers of andere organisaties.
Per goedgekeurde aanvraag kan de Vlaamse Regering respectievelijk minimaal 400 en maximaal 1 000 leraarsuren of minimaal 2 en maximaal 1 VTE toekennen aan het centrumbestuur voor het schooljaar n/n+1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.27, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2014-12-19/95, art. 18, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 55, 100; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 72quinquies. [1 § 1. Het centrumbestuur gaat het engagement aan om het ontwikkelde gecombineerd onderwijs ook effectief te organiseren binnen een termijn van maximaal twee schooljaren.
§ 2. Het centrumbestuur engageert er zich toe gedurende de looptijd van het gecombineerd onderwijs alle gegevens te verzamelen die de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen kunnen aantonen. Deze gegevens betreffen minimaal :
1° het aantal ingeschreven cursisten;
2° het aantal financierbare of subsidieerbare cursisten;
3° de scholingsgraad van de cursisten;
4° het aantal cursisten dat deelneemt aan de evaluaties;
5° het aantal geslaagde cursisten;
6° het aantal en de aard van de uitgereikte studiebewijzen.
§ 3. Het centrumbestuur gaat het engagement aan om onderling samen te werken met andere centrumbesturen die tijdens het schooljaar n/n+1 een aanvullende financiering of subsidiëring voor het gecombineerd onderwijs ontvangen via de middelen, vermeld in artikel 72bis, zodat de uitwisselbaarheid van de knowhow inzake cursusmateriaal en begeleiding van afstandsonderwijs gegarandeerd wordt.
§ 4. Het centrumbestuur gaat het engagement aan tevredenheidsmetingen uit te voeren bij de cursisten en de leraars. De resultaten van de tevredenheidsmeting bij de leraars worden ter beschikking gesteld van het bevoegde lokale comité.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.27, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 72sexies.[1 Het centrumbestuur informeert [4 [6 de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie]6, vermeld in artikel 43, en de pedagogische begeleidingsdiensten [5 ...]5, [3 ...]3 op regelmatige tijdstippen over de voortgang van het gecombineerd onderwijs.
Uiterlijk twee maanden na het [2 schooljaar n+1/n+2]2 dient het centrumbestuur een eindrapport in bij de Vlaamse Regering. Het eindrapport bevat ten minste :
1° een evaluatie;
2° een verslag van de activiteiten;
3° de gegevens, als vermeld in artikel 72quinquies, § 2;
4° de resultaten van de tevredenheidsmetingen als vermeld in artikel 72quinquies, § 4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.27, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.15, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<DVR 2014-12-19/95, art. 19, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.18, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DVR 2020-06-26/29, art. 35, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(6)<DVR 2021-12-23/05, art. 56, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 72septies. [1 In 2012 worden de bepalingen van deze afdeling, geëvalueerd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten voor de evaluatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.27, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling IX. [1 - De coördinatie en ondersteuning van het onderwijs aan gedetineerden]1
----------
(1)
Art. 72octies.[1 § 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten stelt de Vlaamse Regering op basis van de beheersovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, 2°, jaarlijks een subsidie ter beschikking aan Vocvo vzw voor de uitvoering van volgende opdrachten:
1° de coördinatie en ondersteuning van het geletterdheidsbeleid van de Vlaamse overheid;
2° de werking inzake duidelijke taal;
3° de opdrachten in uitvoering van het strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden:
a) de coördinatie en ondersteuning van de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie bij de uitwerking van een onderwijs- en vormingsbeleid voor gedetineerden, de organisatie van het detecteren van de onderwijs- en vormingsbehoeften van gedetineerden en de coördinatie van de begeleiding van het onderwijstraject van gedetineerden;
b) de ondersteuning van de onderwijscoördinatoren bij enerzijds de uitbouw van een behoeftedekkend en aangepast aanbod voor onderwijs aan gedetineerden en anderzijds de coördinatie van het onderwijsaanbod in de gevangenis.
Voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in het eerste lid, 3°, beantwoordt Vocvo vzw ten minste aan volgende voorwaarden:
1° Vocvo vzw voert de opdracht in elke penitentiaire inrichting gelegen in de werkingsgebieden van de centra voor basiseducatie en de vestigingsplaatsen van de centra voor volwassenenonderwijs op een efficiënte wijze uit en toont dit aan op basis van de resultaatsverbintenissen uit de beheersovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, 2° ;
2° Vocvo vzw vindt een draagvlak bij de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs en toont dit aan door middel van een stuurgroep samengesteld door vertegenwoordigers van de aanbodverstrekkers en andere stakeholders;
3° Vocvo vzw organiseert minstens tweemaal per jaar een gezamenlijk overleg van de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden met de overheid.
Voor de opdrachten, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, zet Vocvo vzw in op de geletterdheid en duidelijke taal van de bevolking in Vlaanderen en toont dit aan op basis van de resultaatsverbintenissen uit de beheersovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, 2°.
§ 2. Vocvo vzw kan enkel in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als:
1° in de algemene vergadering een afgevaardigde opgenomen wordt van de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in artikel 43, en de pedagogische begeleidingsdiensten;
2° Vocvo vzw met de Vlaamse Regering een vierjaarlijkse beheersovereenkomst afsluit over de uitvoering van de opdrachten en de aanwending van de toegekende middelen, vermeld in paragraaf 1. Deze beheersovereenkomst bevat ten minste per opdracht, vermeld in paragraaf 1:
a) het aandeel van de toegekende subsidie, vermeld in paragraaf 1;
b) de doelstellingen en bijhorende resultaatsverbintenissen;
c) de planning bestaande uit een vierjarig werkingsprogramma en een jaarlijks actieplan met telkens een overeenstemmende begroting. Het vierjarig werkingsprogramma is maximaal afgestemd op de strategische doelstellingen uit de beheersovereenkomst;
d) rapportering en opvolging van de werkzaamheden bestaande uit een jaarlijks activiteitenverslag, een jaarlijks financieel rapport en, na de volledige periode van vier kalenderjaren, een afsluitend rapport over de activiteiten van de volledige periode. De rapportering motiveert telkens minstens welke doelstellingen en bijhorende resultaatsverbintenissen al dan niet behaald werden.
§ 3. Voor de aanwending van de subsidie, vermeld in paragraaf 1, gelden volgende regels:
1° de subsidie kan enkel worden aangewend voor het dekken van werkingskosten en personeelskosten;
2° van de subsidie kunnen geen andere reserves worden aangelegd dan voor het sociaal passief ter bezoldiging van prestaties, gerelateerd aan deze subsidies, van personeelsleden;
3° de subsidies kunnen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de opdrachten bepaald in paragraaf 1;
4° de stukken ter verantwoording van de ingezette middelen worden op de zetel van Vocvo vzw bewaard, waar ze voor controle ter beschikking staan van de bevoegde administratie;
5° de voorziene subsidie volgt de gezondheidsindex ]1.
----------
(1)<DVR 2022-12-16/10, art. 74, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK II. - De consortia volwassenenonderwijs.
Art.73.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 22, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
Art.74.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 22, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
Art.75.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
Art. 75bis.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 25, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.76.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 27, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
Art.77.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 29, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.78.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 29, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.79.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 30, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015 (BVR 2015-04-30/17, art. 1)>
HOOFDSTUK III.
Art.80.
<Opgeheven bij DVR 2014-12-19/95, art. 31, 040; Inwerkingtreding : 01-05-2015>
TITEL V. - Financiering of subsidiëring van het volwassenenonderwijs.
HOOFDSTUK I. - De subsidiëring van de Centra voor Basiseducatie.
Art.81.De Vlaamse Regering subsidieert per werkingsgebied [1 ...]1, vermeld in bijlage IV van dit decreet, één Centrum voor Basiseducatie. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 32, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.82.Om voor subsidiëring van het schooljaar n/n+1 in aanmerking te komen, moet een Centrum voor Basiseducatie voldoen aan al de volgende voorwaarden :
1° het Centrum voor Basiseducatie is erkend overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikelen 56 en 58;
2° het Centrum voor Basiseducatie [2 ...]2 behaalt tijdens de [1 [3 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]3]1 ten minste 60 000 lesurencursist;
3° [2 ...]2
4° het Centrum voor Basiseducatie spreidt de uitoefening van de toegekende bevoegdheden, vermeld in artikel 62, evenals de organisatie van wervingsactiviteiten, over de totaliteit van het werkingsgebied, rekening houdende met de demografische kenmerken van het werkingsgebied;
5° het Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht als een pluralistisch centrum;
6° het Centrum voor Basiseducatie wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk;
7° de algemene vergadering van het Centrum voor Basiseducatie bestaat voor ten minste een vierde uit vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, O.C.M.W.'s of districten.
In afwijking van 7° wordt in de algemene vergadering van het Centrum voor Basiseducatie dat in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt, ten minste één vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie opgenomen.
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.18, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DVR 2014-12-19/95, art. 33, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DVR 2018-03-16/10, art. 11, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.83.[1 Als een centrum voor basiseducatie in de referteperiode van 1 januari n-2 tot en met 31 december n-1 niet langer voldoet aan een van de voorwaarden, vermeld in artikel 82, wordt de subsidiëring van het centrum afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
Elk centrum dat de rationalisatienorm gedurende twee opeenvolgende referteperiodes niet bereikt heeft, moet op 1 september van het daaropvolgende schooljaar :
1° hetzij fusioneren met een ander centrum;
2° hetzij overgaan tot geleidelijke afbouw waarbij de cursisten, ingeschreven in het centrum voor basiseducatie op het moment dat beslist wordt tot afbouw, de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek moeten kunnen beëindigen. Met een normaal tijdsbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie schooljaren.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-16/10, art. 13, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.84.§ 1. Het erkende Centrum voor Basiseducatie dat wil gesubsidieerd worden, moet hiertoe een dossier indienen bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat het centrum voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 82. De Vlaamse Regering kent op basis van het aanvraagdossier de subsidiëring toe na een gunstig advies van de inspectie.
§ 2. Een erkend Centrum voor Basiseducatie kan enkel een aanvraag tot subsidiëring indienen, als er in het werkingsgebied [2 , vermeld in bijlage IV van dit decreet]2, geen Centrum voor Basiseducatie door de Vlaamse Regering gesubsidieerd wordt.
§ 3. Als voor [2 hetzelfde werkingsgebied]2 meerdere aanvragen tot subsidiëring van een Centrum voor Basiseducatie voor het schooljaar n/n+1 een gunstig advies van de inspectie verkregen hebben, kent de Vlaamse Regering de subsidiëring toe aan de aanvrager die in de [1 [3 referteperiode [4 n-1]4]3]1 met VTE het grootste volume aan lesurencursist gerealiseerd heeft.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de procedure tot toekenning van subsidiëring aan een Centrum voor Basiseducatie.
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.18, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DVR 2014-12-19/95, art. 34, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DVR 2018-03-16/10, art. 13, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2022-02-04/03, art. 22, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
Art.85.§ 1. [5 Elk centrum voor basiseducatie heeft recht op vte voor het aanwerven van personeelsleden in het ambt van leraar.
Voor de berekening van het aantal vte waarop een centrum voor basiseducatie vanaf 1 september 2020 jaarlijks recht heeft, wordt het totale beschikbare volume aan vte voor de basiseducatie uitgedrukt in financieringspunten. [6 Het totale aantal gewogen financieringspunten is de som van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten dat alle centra voor basiseducatie voor alle leergebieden samen bereikt hebben in de referteperiodes n-3 tot en met n-1.]6 Elk centrum heeft op 1 september n recht op hetzelfde aandeel aan vte als het aandeel aan gewogen financieringspunten [6 voor alle leergebieden samen]6 dat het centrum gemiddeld in de [6 referteperiodes n-3 tot en met n-1]6 volgens de berekeningsformules, vermeld in paragraaf 2, heeft bereikt.
De som van het aantal vte wordt afgerond tot twee cijfers na de komma. Indien het derde cijfer na de komma 5 of meer is, wordt er afgerond naar het hogere honderdste. Indien het derde cijfer na de komma lager is dan 5, wordt er afgerond naar het lagere honderdste.]5
§ 2. [5 Het totale aantal financieringspunten voor de vte per centrum [6 per referteperiode]6 is de som van het aantal gewogen financieringspunten waarbij 90 % gewogen wordt op centrumkenmerken en opleidingskenmerken en 10 % op cursistenkenmerken en vermeerderd met de kwalificatiebonus voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal.
Voor de 90 %-weging op centrumkenmerken en opleidingskenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (kg) * (bd) * (pi), waarbij :
1° FP = het ongewogen financieringspunt;
2° kg = de coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte;
3° bd = de coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats vastgesteld op 31 december n-1;
4° pi = de coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting.
De coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte is :
1° 1 voor het leergebied talen;
2° 1,2 voor de leergebieden informatie- en communicatietechnologie en Nederlands tweede taal;
3° 1,5 voor de leergebieden maatschappijoriëntatie en alfabetisering tweede taal;
4° 2 voor de leergebieden Nederlands en wiskunde.
De coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats is :
1° 1 voor lesplaatsen van een vestigingsplaats met meer dan 300 inwoners per km en voor lesplaatsen in een penitentiaire inrichting;
2° 1,10 voor lesplaatsen die buiten een penitentiaire inrichting gelegen zijn in een vestigingsplaats met 300 of minder inwoners per km[9 en voor leergebiedoverstijgende open modules]9.
De coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting is 1,40.
Voor de 10 %-weging op cursistenkenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (dip) * (as), waarbij :
1° FP = ongewogen financieringspunt;
2° dip = de coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs;
3° as = de coëfficiënt voor het arbeidsstatuut van de cursist.
De coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs is 2,50.
De coëfficiënt voor cursisten met het arbeidsstatuut werkzoekende is 1,50.
De kwalificatiebonus wordt berekend door het aantal lestijden van de opleiding zoals vermeld in artikel 24, § 1, 1°, te vermenigvuldigen met 0,20 per uitgereikt certificaat.]5
[7 § 2bis. Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 7,761 aanvullende vte toegekend aan de centra voor basiseducatie voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar in het kader van de organisatie van aanvangsbegeleiding.
De Vlaamse Regering kan voor de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende vte, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor basiseducatie heeft recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende vte voor aanvangsbegeleiding als het aandeel aan vte waarop het centrum conform paragraaf 1 recht heeft.
Een centrumbestuur kan de aanvullende vte voor aanvangsbegeleiding omzetten in aanvullende punten voor aanvangsbegeleiding conform de volgende tabel:
vte | punten |
0,05 | 6 |
0,10 | 12 |
0,15 | 18 |
0,20 | 24 |
0,25 | 30 |
0,30 | 36 |
0,35 | 42 |
0,40 | 48 |
0,45 | 54 |
0,50 | 60 |
0,55 | 66 |
0,60 | 72 |
0,65 | 78 |
0,70 | 84 |
0,75 | 90 |
0,80 | 96 |
0,85 | 102 |
0,90 | 108 |
0,95 | 114 |
1 | 120 |
De aanvullende vte kunnen worden samengelegd. Centra voor basiseducatie die ervoor kiezen om de aanvullende vte samen te leggen, richten daarvoor een samenwerkingsverband aanvangsbegeleiding op, dat bestaat uit twee of meer centra. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de aanwending van de aanvullende vte. De Vlaamse Regering kan de volgende elementen bepalen van het samenwerkingsverband:
1° de duur van de samenwerking;
2° de vorm van overeenkomst waarmee het samenwerkingsverband wordt opgericht;
3° de wijze en het tijdstip van mededeling van het samenwerkingsverband aan de overheid.]7
§ 3. [1 [8 In afwijking van paragraaf 1 kan een Centrum voor Basiseducatie de voor alle opleidingen toegekende VTE ook aanwenden voor de aanwerving van gastleraren. Het aantal vacante VTE dat aan gastleraren kan worden besteed, wordt door het centrumbestuur vastgelegd na onderhandeling in het lokaal comité.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid is een persoon die geen deel uitmaakt van het centrumbestuur of van het personeel van het centrum. Een gastleraar als vermeld in het eerste lid, geeft in eigen naam of in dienst van een organisatie of onderneming in de publieke of private sector, gastlessen in het centrum in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma en vanuit zijn deskundigheid of ervaring met betrekking tot de arbeidsmarkt en de bedrijfswereld.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 - model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van voorleggen niet langer dan een jaar tevoren is afgegeven. Daarnaast toont de gastleraar die gastlessen geeft in een centrum dat in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De voormelde gastleraar bewijst de voormelde vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een ambt van het onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Bij de wijze van aanwending, vermeld in het eerste lid, worden VTE omgezet in een krediet ten belope van de lesopdracht van de gastleraar. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van melding van voormelde aanwending aan de bevoegde dienst die de Vlaamse Regering aanwijst, de grootte van het krediet per VTE die wordt omgezet en de wijze van toekenning van het krediet.
De maatregelen, vermeld in deze paragraaf, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025]8.]1
[1 § 4. [5 ...]5]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.28, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.16, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(3)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.13, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2017-06-16/24, art. V.4, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<DVR 2018-03-16/10, art. 14, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2022-02-04/03, art. 23, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(7)<DVR 2022-02-25/10, art. 17, 085; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(8)<DVR 2023-07-14/14, art. 51, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(9)<DVR 2024-04-19/55, art. 56, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 85bis. [1 Ї 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1А flexi-jobwerknemer: een werknemer als vermeld in artikel 3, 3А, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken;
2А flexi-jobarbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst als vermeld in artikel 3, 4А, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken.
Ї 2. Een centrumbestuur kan bij een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt in de wervingsambten eigen middelen, werkingsmiddelen als vermeld in artikel 89, of een deel van zijn omkadering dat omgezet kan worden naar een krediet, aanwenden voor de wervingsambten in een of meer van zijn centra om via een flexi-jobarbeidsovereenkomst in dat centrum of die centra een flexi-jobwerknemer in dienst te nemen.
Het tekort aan personeel op de arbeidsmarkt, vermeld in het eerste lid, blijkt uit het feit dat het centrumbestuur in het centrum waar het de flexi-jobwerknemer, vermeld in het eerste lid, in dienst wil nemen voor een vacature in een wervingsambt, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van een personeelslid dat daarvoor beschikt over een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het tweede lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige betrekking die vacant is of waarvan de afwezige titularis of zijn vervanger regulier kan worden vervangen.
Ї 3. Het centrumbestuur sluit met de flexi-jobwerknemer een flexi-jobarbeidsovereenkomst af. De bepalingen in het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie en de uitvoeringsbesluiten van dit decreet zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, niet van toepassing op de voormelde werknemers.
In afwijking van het eerste lid, moet een flexi-jobwerknemer voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 27 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
De flexi-jobwerknemer mag daarnaast geen andere tewerkstelling bij het centrumbestuur hebben.
Ї 4. Voor het aanwenden van een deel van de omkadering als vermeld in paragraaf 2 kan een centrumbestuur enkel het krediet gebruiken dat het verkrijgt via de omzetting van die omkadering, vermeld in artikel 85, Ї 3.
De mogelijkheid om het krediet, vermeld in het eerste lid, te gebruiken, eindigt:
1А vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Hierdoor eindigt ook de aanstelling van de flexi-jobwerknemer;
2А als de flexi-jobwerknemer ontslag neemt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 57, 100; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.86.§ 1. Een centrumbestuur kan tijdens een bepaald schooljaar niet-aangewende VTE overdragen naar het daaropvolgende schooljaar, onder de volgende voorwaarden :
1° de overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende VTE tijdens dat bepaalde schooljaar;
2° de niet-aangewende VTE van dat bepaalde schooljaar worden vastgelegd uiterlijk op [3 31 mei]3 van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgende schooljaar;
3° de overgedragen VTE van dat bepaalde schooljaar worden enkel in het daaropvolgende schooljaar aangewend.
§ 2. Een centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité VTE overdragen naar een ander Centrum voor Basiseducatie. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende VTE. [2 Die overdracht wordt uiterlijk op [3 31 mei]3 van het lopende schooljaar vastgelegd.]2
[1 In afwijking van het eerste lid geldt er geen beperking op het aantal over te dragen VTE wanneer het centrumbestuur overdraagt naar een ander Centrum voor Basiseducatie dat :
1° hetzij voor de opleiding Nederlands tweede taal - richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal beschikt over een wachtlijst, zoals bedoeld in artikel 37 eerste lid;
2° hetzij van de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid heeft verkregen, zoals bedoeld in artikel 62bis.]1
----------
(1)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.31, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.17, 020; Inwerkingtreding : 31-01-2011>
(3)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.19, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art.87.§ 1. [1 Elk centrum voor basiseducatie heeft recht op één [4 voltijds ambt]4 van directeur.
Elk centrum is verplicht een directeur aan te stellen.
[5 ...]5.]1
§ 2. [6 Naast de vte, vermeld in artikel 85, heeft elk centrum voor basiseducatie recht op een puntenenveloppe voor het aanwerven van personeelsleden in de ambten voor de ondersteuning van zijn werking. Voor de berekening van de puntenenveloppe waarop een centrum voor basiseducatie vanaf 1 september 2020 jaarlijks recht heeft, wordt het totale beschikbare volume aan punten voor de basiseducatie uitgedrukt in financieringspunten. [9 Het totale aantal gewogen financieringspunten is de som van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten dat alle centra voor basiseducatie voor alle leergebieden samen bereikt hebben in de referteperiodes n-3 tot en met n-1.]9 Elk centrum heeft op 1 september n recht op hetzelfde aandeel aan punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten [9 voor alle leergebieden samen]9 dat het centrum gemiddeld in de [9 referteperiodes]9 1 januari n-3 tot en met 31 december n-1 volgens de berekeningsformules, vermeld in paragraaf 2bis, heeft bereikt.]6
[8 De som van het aantal punten die de Vlaamse Gemeenschap toekent wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.]8
[6 § 2bis. Het totale aantal financieringspunten voor de punten per centrum [9 per referteperiode]9 is de som van het aantal gewogen financieringspunten, waarbij 90 % gewogen wordt op centrumkenmerken en opleidingskenmerken en 10 % op cursistenkenmerken en vermeerderd met de kwalificatiebonus voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal.
Voor de 90 %-weging op centrumkenmerken en opleidingskenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (kg) * (bd) * (pi), waarbij :
1° FP = het ongewogen financieringspunt;
2° kg = de coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte;
3° bd = de coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats vastgesteld op 31 december n-1;
4° pi = de coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting.
De coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte is :
1° 1 voor het leergebied talen;
2° 1,2 voor de leergebieden informatie- en communicatietechnologie en Nederlands tweede taal;
3° 1,5 voor de leergebieden maatschappijoriëntatie en alfabetisering tweede taal;
4° 2 voor de leergebieden Nederlands en wiskunde.
De coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats is :
1° 1 voor lesplaatsen van een vestigingsplaats met meer dan 300 inwoners per km en voor lesplaatsen in een penitentiaire inrichting;
2° 1,10 voor lesplaatsen die buiten een penitentiaire inrichting gelegen zijn in een vestigingsplaats met 300 of minder inwoners per km[10 en voor leergebiedoverstijgende open modules]10.
De coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting is 1,40.
Voor de 10 %-weging op cursistenkenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (dip) * (as), waarbij :
1° dip = de coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs;
2° as = de coëfficiënt voor het arbeidsstatuut van de cursist.
De coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs is 2,50.
De coëfficiënt voor cursisten met het arbeidsstatuut werkzoekende is 1,50.
De kwalificatiebonus wordt berekend door het aantal lestijden van de opleiding zoals vermeld in artikel 24, § 1, 1°, te vermenigvuldigen met 0,20 per uitgereikt certificaat.]6
[7 § 2ter. Vanaf het schooljaar 2019-2020 worden jaarlijks 3826 aanvullende punten aan de centra voor basiseducatie toegekend voor het extra tewerkstellingsbeleid.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende punten, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende punten als het aandeel aan punten waarop het centrum volgens de berekening van paragraaf 1 recht heeft volgens de berekening, vermeld in paragraaf 2bis.
Het personeelslid dat met deze aanvullende punten wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid.]7
§ 3. De oprichting van [4 ambten]4, vermeld in § 2, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan [4 elk ambt]4 een aantal punten wordt gekoppeld. Dat aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het personeelslid dat [4 het ambt]4 uitoefent.
De Vlaamse Regering legt voor [4 elk ambt]4 de puntenwaarde vast volgens de salarisschaal.
§ 4. Het centrumbestuur wendt de punten aan, rekening houdende met de criteria waarover onderhandeld wordt in het lokale comité.
§ 5. Het centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité een aantal punten overdragen aan een ander Centrum voor Basiseducatie of naar het eerstvolgend schooljaar. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende punten. [2 Die overdracht wordt uiterlijk op [3 31 mei]3 van het lopende schooljaar vastgelegd.]2
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. 18, 020; Inwerkingtreding : 31-01-2011>
(3)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.20, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(4)<DVR 2017-06-16/24, art. V.5, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<DVR 2017-07-07/39, art. 92, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(6)<DVR 2018-03-16/10, art. 15, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(7)<DVR 2019-04-05/42, art. 42, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DVR 2020-07-03/39, art. 60, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(9)<DVR 2022-02-04/03, art. 24, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(10)<DVR 2024-04-19/55, art. 58, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.88.§ 1. [1 Een centrumbestuur bekomt voor haar personeelsleden een salaristoelage, als deze personeelsleden :
1° voldoen aan volgende voorwaarden :
a) onderdaan zijn van de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;
b) de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling, vermeld in a);
c) in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering bepaald bekwaamheidsbewijs voor [2 het ambt]2 waarin ze worden aangesteld;
d) [6 ...]6
e) voldoen aan de taalvereisten zoals bepaald in [3 het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017]3 ;
2° in dienst zijn op grond van de reglementering inzake de personeelsformatie.]1
§ 2. De salaristoelagen worden door de bevoegde administratie rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.
[4 § 3. In uitvoering van [5 het protocol van akkoord nr. 86]5 van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het Vlaams Onderhandelingscomité voor de Basiseducatie tussen de Vlaamse Regering, de werkgevers Federatie Centra voor Basiseducatie vzw, het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs (VOCVO) en de representatieve vakorganisaties ACOD, COC en VSOA, wordt het aanvullend pensioenbedrag door de bevoegde administratie aan de personeelsleden van de centra basiseducatie uitbetaald.]4
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.29, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2017-06-16/24, art. V.6, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DVR 2017-07-07/39, art. 93, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<DVR 2018-07-06/20, art. 44, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DVR 2018-12-21/04, art. 55, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DVR 2021-07-09/33, art. 125, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.89.[1 De centra voor basiseducatie ontvangen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het schooljaar [3 n/n+1]3 een werkingstoelage per lesuurcursist, berekend op basis van het gemiddelde aantal gerealiseerde lesurencursist van de referteperiodes van 1 januari n-4 tot en met 31 december n-2. [2 [4 Vanaf het schooljaar 2023- 2024 bedraagt de werkingstoelage per lesuurcursist 2,2403 euro]4.]2
De werkingstoelage wordt betaald in twee schijven vanaf het begrotingsjaar 2020. De eerste schijf wordt betaald gedurende het eerste trimester van het begrotingsjaar [3 n+1]3. De eerste schijf bedraagt 50 percent van het totale bedrag waarop het centrum voor het schooljaar [3 n/n+1]3 recht heeft. Het resterende saldo wordt uitbetaald tijdens het tweede semester van het begrotingsjaar [3 n+1]3.
Het totale volume aan werkingsmiddelen wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.]1
----------
(1)<DVR 2018-12-21/04, art. 56, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 65, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 61, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2022-12-16/10, art. 75, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 89bis.[1 Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt jaarlijks een bedrag van 1.621.466,46 euro aan de centra voor basiseducatie toegekend voor de ondersteuning van het Netwerk Basiseducatie en de eigen werking.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale te verdelen bedrag, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan werkingsmiddelen waarop het centrum volgens de berekening van artikel 89 recht heeft.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.]1
[2 Vanaf het begrotingsjaar 2020 wordt het bedrag, vermeld in het eerste lid, verminderd met 6 %.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-05/42, art. 43, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 66, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.90.[1 Het totale volume te verdelen vte en punten voor alle leergebieden [3 samen]3 volgt de evolutie van het totale [3 gemiddeld]3 aantal gewogen financieringspunten [3 in de referteperiodes n-3 tot en met n-1]3 met het reële groeipercentage ten opzichte van [2 het vorige referentiepunt]2.
[2 Het eerste referentiepunt is gelijk aan het aantal gewogen financieringspunten in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019. Bij elke daling of stijging van het aantal gewogen financieringspunten wordt er een nieuw referentiepunt vastgelegd dat gelijk is aan het vorige referentiepunt plus of min het groeipercentage]2
De Vlaamse Regering kan omwille van de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar per leergebied een ander groeipercentage dan vermeld in het eerste lid vastleggen.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-16/10, art. 17, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 44, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2022-02-04/03, art. 25, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
Art.91.De Vlaamse Regering kan binnen de perken van een daartoe bepaald budget en op basis van samenwerkingsovereenkomsten [1 ...]1 aanvullende VTE [2 , punten]2 en werkingstoelagen toekennen aan de Centra voor Basiseducatie.
[3 Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1 We sensibiliseren elke Vlaming om levenslang te blijven leren via het volwassenenonderwijs, het speerpunt 2 Versterken van arbeidsmarktkansen via omen bijscholen, het speerpunt 3 Versterking van digitale competenties en het speerpunt 4 Gericht inzetten op kwalificatie, binnen de maatregel VV 19 Edusprong voor volwassenen: het volwassenenonderwijs versterkt, van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Edusprong, kan de Vlaamse Regering tijdens de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 60 miljoen euro bijkomende VTE, punten en werkingstoelagen toekennen aan de centra voor basiseducatie. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast.]3
----------
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 35, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 126, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<DVR 2021-07-09/23, art. 41, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.92. § 1. Het centrumbestuur is na onderhandeling in het lokale comité vrij de VTE over de opleidingen heen aan te wenden.
§ 2. Het centrumbestuur kan maximaal 3 percent van de VTE aanwenden voor andere opdrachten dan de onderwijsopdrachten. Die 3 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.
De directeur van elk Centrum voor Basiseducatie legt hiertoe, na onderhandeling in het lokaal comité, een lijst vast van de onderwijsopdrachten en van de opdrachten die niet als onderwijsopdracht worden beschouwd.
Art.93.§ 1. Voor de berekening van het aantal [4 financieringspunten]4 komen enkel cursisten in aanmerking die :
1° [5 het inschrijvingsgeld betaald hebben, als dat verplicht is;]5
2° [1 [4 [5 ingeschreven zijn vóór een derde van het minimaal aantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel, vermeld in artikel 24, georganiseerd moet worden.]5]4]1
[4 ...]4
§ 2. Cursisten die onderwijs volgen in een Centrum voor Basiseducatie dat niet door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend of gesubsidieerd, komen niet in aanmerking voor de berekening van het aantal [4 financieringspunten]4.
§ 3. [4 ...]4
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 122, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.30, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2018-03-16/10, art. 18, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(5)<DVR 2020-07-03/39, art. 62, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.94. Kunnen slechts een beroep doen op de aan het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs toegekende investeringsmiddelen :
1° de erkende en gesubsidieerde Centra voor Basiseducatie waarvan de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond door het niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op kosten van de Vlaamse Gemeenschap zijn opgericht;
2° de werken die beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële normen. Het plan, de voorwaarden waaronder de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding kan worden aangetoond en de normen worden vastgelegd door de Vlaamse Regering.
Art.95. De Centra voor Basiseducatie kunnen middelen die overeenkomstig artikelen 85 tot en met 94 verkregen worden, uitsluitend aanwenden voor uitgaven die het gevolg zijn van de opdracht, vermeld in dit decreet.
Minimaal 5 percent van de werkingstoelage, zoals bedoeld in artikel 89, moet besteed worden aan kwaliteitszorg en de ontwikkeling van leermiddelen.
De centrumbesturen voeren een boekhouding volgens de bepalingen van de wet van 21 mei 1921, gewijzigd door de wet van 2 mei 2002. Uiterlijk zes maanden van de afsluitdatum van het boekjaar moet het centrum de controle op de aanwending van de werkingstoelage overeenkomstig artikel 89 mogelijk maken door het voorleggen van een financieel verslag en het ter beschikking houden van de bijhorende verantwoordingsstukken.
Het financieel verslag, vermeld in het derde lid, omvat ten minste een overzicht van de opbrengsten en gemaakte kosten die op de werkingstoelagen betrekking hebben.
Art.96. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 19, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK II. - De financiering of subsidiëring van de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Art.97.[3 § 1. [5 Een erkend centrum voor volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor de studiegebieden als vermeld in artikel 7 komt voor de financiering of subsidiëring voor het schooljaar n/n+1 in aanmerking wanneer het centrum voor volwassenenonderwijs aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 700.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn;
2° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft op 1 september n ten minste de som van 700.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n;
3° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 360.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn;
4° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft op 1 september n ten minste de som van 360.000 lesurencursist in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n;
5° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats op 1 januari 2017 in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de rand- en taalgrensgemeenten of in de voormalige mijngemeente Beringen, Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Maasmechelen ligt, heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 525.000 lesurencursist behaald, waarbij de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n naar een ander centrum, niet meegerekend zijn;
6° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats op 1 januari 2017 in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de rand- en taalgrensgemeenten of in de voormalige mijngemeente Beringen, Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Maasmechelen ligt, heeft op 1 september n ten minste de som van 525.000 in het secundair volwassenenonderwijs bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n;
7° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal één studiegebied als vermeld in artikel 7 en heeft tijdens de referteperiode van 1 april n-1 tot en met 31 maart n ten minste 200.000 lesurencursist in dit studiegebied behaald;
8° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal één studiegebied als vermeld in artikel 7 en heeft op 1 september n ten minste de som van 200.000 lesurencursist bereikt, waarvan een deel de lesurencursist zijn die door het centrum tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 in dit studiegebied zijn behaald en een deel de lesurencursist die volgens de [8 berekeningswijze, vermeld in het tweede lid]8, aan de basis hebben gelegen van de berekening voor de overdracht van leraarsuren bij een overheveling van een of meer structuuronderdelen op 1 september n;
9° het centrum voor volwassenenonderwijs heeft onderwijsbevoegdheid voor maximaal twee studiegebieden als vermeld in artikel 7, waarvan één studiegebied waarvoor op 1 februari 2017 geen enkel ander centrum voor volwassenenonderwijs onderwijsbevoegdheid heeft, en heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 200.000 lesurencursist in één van deze studiegebieden behaald.
[8 Het aantal lesurencursist dat bij een overdracht van leraarsuren in rekening kan worden gebracht voor het behalen van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt berekend door het overgedragen aantal leraarsuren te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het aantal lesurencursist dat het overdragende centrum tijdens de referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1 gerealiseerd heeft en het aantal leraarsuren dat op basis van die gerealiseerde lesurencursist aan het overdragende centrum is toegekend.]8
§ 2. [7 ...]7
§ 3. [5 ...]5
§ 4. [4 ...]4
§ 5. Een Centrum voor Volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs dat erkend is via de procedure, vermeld in artikel 61, § 2, komt alleen in aanmerking voor financiering of subsidiëring [5 wanneer het aan één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 850.000 lesurencursist behaald;
2° het centrum voor volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km wordt in aanmerking genomen, heeft tijdens de [6 referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1]6 ten minste 360.000 lesurencursist behaald.]5.
§ 6. [5 Als in de [6 referteperiode [9 van n-2 tot en met n-1]9]6 niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, wordt de financiering of de subsidiëring van het structuuronderdeel of de structuuronderdelen in kwestie, zoals vermeld in paragraaf 1, van het centrum voor volwassenenonderwijs in kwestie afgebouwd tot nul vanaf het jaar n.
Elk centrum dat de rationalisatienorm gedurende twee opeenvolgende referteperiodes niet bereikt heeft, moet op 1 september van het daaropvolgende schooljaar :
1° hetzij fusioneren met een andere centrum;
2° hetzij overgaan tot geleidelijke afbouw waarbij de cursisten, ingeschreven in het centrum voor volwassenenonderwijs op het moment dat beslist wordt tot afbouw, de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek moeten kunnen beëindigen. Met een normaal tijdsbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een module. De afbouw tot nul moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie schooljaren.]5
§ 7. [7 ...]7]3
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.18, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2008>
(2)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.32, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<DVR 2013-07-12/38, art. 34, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2014-12-19/95, art. 37, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(5)<DVR 2017-06-16/24, art. V.8, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2018-03-16/10, art. 20, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(7)<DVR 2018-05-04/28, art. 56, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(8)<DVR 2020-07-03/39, art. 63, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(9)<DVR 2022-02-04/03, art. 26, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
Art. 97bis. <Opgeheven bij DVR 2023-11-23/33, art. 37, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.98.§ 1. [12 [14 Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op leraarsuren voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs.
[18 Voor de berekening van het aantal leraarsuren waarop een centrum recht heeft, wordt het totale beschikbare volume aan leraarsuren voor het volwassenenonderwijs uitgedrukt in financieringspunten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het totale aantal gewogen financieringspunten voor:
1° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1;
2° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2.
Voor de volumes, vermeld in punt 1° en 2°, wordt telkens de som van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten dat alle centra voor volwassenenonderwijs bereikt hebben in de referteperiodes n-3 tot en met n-1 berekend voor:
1° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1;
2° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2.
Elk centrum heeft op 1 september n recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes n-3 tot en met n-1 volgens de berekeningsformules, vermeld in paragraaf 2, heeft bereikt in:
1° het totale aantal financieringspunten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1, eerste lid, 1° ;
2° het totale aantal financieringspunten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1, eerste lid, 2°.]18]14]12
§ 2. [14 Het totale aantal financieringspunten voor de leraarsuren per centrum [18 per referteperiode]18 is de som van het aantal gewogen financieringspunten, waarbij 90 % gewogen wordt op centrumkenmerken en opleidingskenmerken en 10 % op cursistenkenmerken en vermeerderd met de kwalificatiebonus.
Voor de 90 %-weging op centrumkenmerken en opleidingskenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (kg) * (bd) * (mb) * (skk) * (lpg) * (cg) * (pi), waarbij :
1° FP = het ongewogen financieringspunt;
2° kg = de coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte;
3° bd = de coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats vastgesteld op 31 december n-1;
4° mb = de coëfficiënt voor het maatschappelijk belang van het studiegebied;
5° skk = de coëfficiënt voor de studiegebieden met een structureel knelpuntkarakter;
6° lpg = de coëfficiënt voor het aantal gemeenten of deelgemeenten waar het centrum minstens 1 lesplaats heeft met ingericht aanbod in de referteperiode 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1;
7° cg = de coëfficiënt voor de centrumgrootte of de grootte van het samenwerkingsverband van een of meer centra;
8° pi = de coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting.
De coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte is :
1° 1,000 voor de studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Hebreeuws, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen;
2° 1,071 voor de studiegebieden administratie, bedrijfsbeheer, logistiek en verkoop, huishoudelijk koken, huishoudelijke decoratie- en naaitechnieken en huishoudhulp;
3° 1,154 voor de studiegebieden land- en tuinbouw, lichaamsverzorging en Europese talen richtgraad 3 en 4;
4° 1,250 voor de studiegebieden algemene personenzorg, bibliotheek-, archief- en documentatiekunde, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 en specifieke personenzorg;
5° 1,364 voor de studiegebieden ambachtelijke accessoires, assistentie vrije zorgberoepen, informatie- en communicatietechnologie en toerisme;
6° 1,500 voor de geletterdheidsmodules Nederlands en Leren leren en de studiegebieden aanvullende algemene vorming, algemene vorming, afwerking bouw, bakkerij, chemie, drankenkennis, fotografie, grafische communicatie en media, horeca, printmedia, slagerij en ruwbouw;
7° 1,667 voor de studiegebieden ambachtelijk erfgoed, maritieme diensten, meubelmakerij, mode : maatwerk, mode : realisaties en schrijnwerkerij;
8° 1,875 [17 voor de geletterdheidsmodules Regie over het Eigen Leren,]17 voor de opleiding Ervaringsdeskundige in de Armoede en de Sociale Uitsluiting en voor het studiegebied auto;
9° 2,143 voor de opleidingen Vlaamse Gebarentaal 1 en Vlaamse Gebarentaal 2 en voor de studiegebieden koeling en warmte, ICT-technieken, lassen, mechanica-elektriciteit en textiel;
10° 3,750 voor het studiegebied groot transport.
De coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats is :
1° 1 voor lesplaatsen van een vestigingsplaats met meer dan 300 inwoners per km en voor lesplaatsen in een penitentiaire inrichting;
2° 1,10 voor lesplaatsen die buiten een penitentiaire inrichting gelegen zijn in een vestigingsplaats met 300 of minder inwoners per km.
De coëfficiënt voor het maatschappelijk belang van de opleidingen is 1,30 voor de studiegebieden aanvullende algemene vorming, algemene vorming, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.
De coëfficiënt voor de studiegebieden met een structureel knelpuntkarakter is 1,05 voor de studiegebieden algemene personenzorg, schrijnwerkerij, groot transport, mechanica-elektriciteit en koeling en warmte. De Vlaamse Regering kan die studiegebieden aanpassen en ook op lokaal niveau vastleggen.
De coëfficiënten voor het aantal deelgemeenten van gemeenten die op 1 januari 2016 meer dan 100.000 inwoners telden of het aantal gemeenten waar het centrum lesplaatsen heeft, zijn :
1° 1,000 voor één gemeente of deelgemeente;
2° 1,004 voor twee gemeenten of deelgemeenten;
3° 1,009 voor drie gemeenten of deelgemeenten;
4° 1,013 voor vier gemeenten of deelgemeenten;
5° 1,017 voor vijf gemeenten of deelgemeenten;
6° 1,021 voor zes gemeenten of deelgemeenten;
7° 1,026 voor zeven gemeenten of deelgemeenten;
8° 1,030 voor acht gemeenten of deelgemeenten;
9° 1,034 voor negen gemeenten of deelgemeenten;
10° 1,039 voor tien gemeenten of deelgemeenten;
11° 1,043 voor elf gemeenten of deelgemeenten;
12° 1,047 voor twaalf gemeenten of deelgemeenten;
13° 1,051 voor dertien gemeenten of deelgemeenten;
14° 1,056 voor veertien gemeenten of deelgemeenten;
15° 1,060 voor vijftien en meer gemeenten of deelgemeenten.
De Vlaamse Regering kan voor de toepassing van bovenstaande coëfficiënten een minimum aantal lesurencursist per gemeente of deelgemeente bepalen.
De coëfficiënten voor de centrumgrootte of de grootte van het samenwerkingsverband van een of meer centra zijn :
1° 1,000 voor een centrum of een samenwerkingsverband van minder dan 850.000 lesurencursist;
2° 1,100 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 850.000 en 950.000 lesurencursist;
3° 1,110 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 950.001 en 1.050.000 lesurencursist;
4° 1,120 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.050.001 en 1.150.000 lesurencursist;
5° 1,130 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.150.001 en 1.250.000 lesurencursist;
6° 1,140 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.250.001 en 1.350.000 lesurencursist;
7° 1,150 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.350.001 en 1.450.000 lesurencursist;
8° 1,160 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.450.001 en 1.550.000 lesurencursist;
9° 1,170 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.550.001 en 1.650.000 lesurencursist;
10° 1,180 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.650.001 en 1.750.000 lesurencursist;
11° 1,190 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.750.001 en 1.850.000 lesurencursist;
12° 1,200 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.850.001 en 1.950.000 lesurencursist;
13° 1,210 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.950.001 en 2.050.000 lesurencursist;
14° 1,200 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.050.001 en 2.150.000 lesurencursist;
15° 1,191 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.150.001 en 2.250.000 lesurencursist;
16° 1,183 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.250.001 en 2.350.000 lesurencursist;
17° 1,175 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.350.001 en 2.450.000 lesurencursist;
18° 1,168 voor een centrum of een samenwerkingsverband van minstens 2.450.001 lesurencursist.
Het samenwerkingsverband, vermeld in het achtste lid, van twee of meer centra voor volwassenenonderwijs :
1° maakt afspraken over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod binnen het samenwerkingsverband, eventueel gespreid over de verschillende centra die het samenwerkingsverband vormen;
2° maakt afspraken over een objectieve informatieverstrekking, doorverwijzing en begeleiding van cursisten;
3° maakt afspraken over het personeelsbeleid, meer bepaald over de criteria voor het aanwerven, functioneren en evalueren van personeelsleden.
De coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting is 1,40.
Voor de 10 %-weging op cursistenkenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (dip) * (as), waarbij :
1° FP = het ongewogen financieringspunt;
2° dip = de coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs;
3° as = de coëfficiënt voor het arbeidsstatuut van de cursist.
De coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs is 2,50.
De coëfficiënt voor cursisten met het arbeidsstatuut werkzoekende is 1,50.
De kwalificatiebonus wordt berekend door het aantal lestijden van de opleiding zoals vermeld in artikel 24, § 1, 1°, te vermenigvuldigen met 0,20 per uitgereikt certificaat of diploma.]14
§ 3. [1 [20 § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een centrum voor volwassenenonderwijs leraarsuren ook aanwenden voor de aanwerving van gastleraren. Het aantal vacante leraarsuren dat aan gastleraren kan worden besteed wordt door het centrumbestuur vastgelegd na onderhandeling in het lokaal comité.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid is een persoon die geen deel uitmaakt van het centrumbestuur of van het personeel van het centrum. Een gastleraar geeft in eigen naam of in dienst van een organisatie of onderneming in de publieke of private sector, gastlessen in het centrum in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma en vanuit zijn deskundigheid of ervaring met betrekking tot de arbeidsmarkt en de bedrijfswereld.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 - model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van het voorleggen niet langer dan een jaar tevoren is afgegeven. Daarnaast toont de voormelde gastleraar die gastlessen geeft in een centrum dat in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De voormelde gastleraar bewijst de vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Bij de wijze van aanwending, vermeld in het eerste lid, worden leraarsuren omgezet in een krediet ten belope van de lesopdracht van de gastleraar. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van melding van voormelde aanwending aan de bevoegde dienst van de administratie die de Vlaamse Regering aanwijst, de grootte van het krediet per leraarsuur dat wordt omgezet en de wijze van toekenning van het krediet.
De maatregelen, vermeld in deze paragraaf, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025.]20]1
§ 4. De som van het aantal door de Vlaamse Gemeenschap toegekende leraarsuren overeenkomstig § 1 [14 ...]14 wordt afgerond tot twee cijfers na de komma. Indien het derde cijfer na de komma 5 of meer is, wordt er afgerond naar het hogere honderdste. Indien het derde cijfer na de komma lager is dan 5, wordt er afgerond naar het lagere honderdste.
[15 § 4bis. Vanaf het [19 schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 20.194]19 aanvullende leraarsuren aan de centra voor volwassenenonderwijs toegekend voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs in het kader van de organisatie van aanvangsbegeleiding.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende leraarsuren, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft [19 ...]19 recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende leraarsuren voor aanvangsbegeleiding als het aandeel aan leraarsuren waarop het centrum volgens de berekening van paragraaf 1 recht heeft.
[19 Als de aanvullende leraarsuren niet kunnen worden aangewend voor aanvangsbegeleiding, moeten de centra die leraarsuren aanwenden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel, vermeld in paragraaf 4ter. Bij een overdracht als vermeld in artikel 103, kunnen die uren ook alleen voor aanvangsbegeleiding of voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel worden aangewend.]19
Een centrumbestuur kan de aanvullende leraarsuren voor aanvangsbegeleiding omzetten in aanvullende punten voor aanvangsbegeleiding volgens de onderstaande tabel:
leraarsuren | punten |
40 | 5 |
80 | 9 |
120 | 14 |
160 | 19 |
200 | 24 |
240 | 28 |
280 | 33 |
320 | 38 |
360 | 43 |
400 | 47 |
440 | 52 |
480 | 57 |
520 | 63 |
560 | 66 |
600 | 71 |
640 | 76 |
680 | 82 |
720 | 85 |
760 | 90 |
800 | 95 |
840 | 100 |
880 | 104 |
920 | 110 |
960 | 114 |
1000 | 120 |
Deze aanvullende leraarsuren kunnen worden samengelegd. Centra voor volwassenenonderwijs die kiezen om de aanvullende leraarsuren samen te leggen, richten daartoe een samenwerkingsverband `aanvangsbegeleiding' op dat bestaat uit twee of meer centra. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de aanwending van de aanvullende lesuren. De Vlaamse Regering kan met betrekking tot dit samenwerkingsverband volgende maatregelen vastleggen:
- de duur van de samenwerking;
- de vorm van overeenkomst waarmee het samenwerkingsverband wordt opgericht;
- de wijze en het tijdstip van mededeling van het samenwerkingsverband aan de overheid.]15
[19 § 4ter. Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden aan de centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks 26.436 leraarsuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel toegekend.
De Vlaamse Regering kan voor de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende leraarsuren, vermeld in het eerste lid.
De aanvullende leraarsuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel dienen aangewend te worden om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen met een effect op de lesopdracht. Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende leraarsuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel als het aandeel aan leraarsuren waarop het centrum conform paragraaf 1 recht heeft.
Er kan aan een onderwijzend personeelslid maximaal één leraarsuur toegekend worden. Van dat principe kan alleen worden afgeweken tot maximaal drie leraarsuren per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het schoolbestuur als van de afvaardiging van het personeel komen.
In afwijking van het derde en vierde lid kan een centrumbestuur tijdens de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 bij een tekort aan onderwijzend personeel de aanvullende leraarsuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel ook aanwenden in ambten van het ondersteunend personeel. De criteria voor de bepaling van het tekort aan onderwijzend personeel worden bepaald in het bevoegd lokaal comité en de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel kan enkel worden toegepast na onderhandeling in het bevoegd lokaal comité. De betrekkingen die ingericht worden in ambten van het ondersteunend personeel komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen. Voor de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel worden leraarsuren omgezet naar punten als vermeld in paragraaf 4bis.
Voor de toepassing van de personeelsregelgeving worden, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel beschouwd als uren die geen lesuren zijn maar ermee gelijkgesteld worden.]19
[19 § 4quater. Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden aan de centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks 3806 aanvullende leraarsuren samen school maken toegekend.
De Vlaamse Regering kan vanwege de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar afwijken van het totale volume te verdelen aanvullende leraarsuren, vermeld in het eerste lid.
Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op 40 aanvullende leraarsuren samen school maken. De resterende aanvullende leraarsuren samen school maken worden verdeeld over de centra voor volwassenenonderwijs volgens het aandeel aan leraarsuren waarop het centrum conform paragraaf 1 recht heeft.
De aanvullende leraarsuren samen school maken worden aangewend om het sociaal overleg en onderhandeling te versterken. De aanvullende leraarsuren worden aangewend voor de vertegenwoordigers van het personeel die aangesteld zijn in het centrum, conform de toepasselijke vigerende Vlaamse of federale regelgeving.
Voor de aanwending van de leraarsuren samen school maken kunnen de centra voor volwassenenonderwijs samenwerken. De leraarsuren samen school maken worden aangewend in wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel of van het ondersteunend personeel. Voor de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel worden leraarsuren omgezet naar punten als vermeld in paragraaf 4bis.
Voor de toepassing van de personeelsregelgeving wordt, voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, samen school maken beschouwd als uren die geen lesuren zijn maar ermee gelijkgesteld worden.
De Vlaamse Regering keurt het afsprakenkader tussen het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en de representatieve vakorganisaties over de wijze van toekenning, de verdeling en de inzet van de aanvullende lestijden samen school maken die specifiek gericht zijn op het versterken van het lokale sociaal overleg goed.]19
[3 § 5. [14 ...]14]3
[4 § 6. [8 Ter uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 63, § 3bis, heeft het centrum voor volwassenenonderwijs dat werd aangeduid als examencommissie, recht op vierhonderd aanvullende leraarsuren per schooljaar voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs. Het centrum voor volwassenenonderwijs krijgt jaarlijks een bijkomende subsidie ter beschikking gesteld door de Vlaamse Regering voor de ontwikkeling en het beheer van de taaltoetsen voor de examencommissie.]8
Het personeelslid dat in de betrekking bedoeld in het eerste lid wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet Rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, blijven verder van toepassing, met uitzondering van volgende bepalingen :
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Het centrumbestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs waaraan de betrekking wordt toegewezen, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Deze reaffectatie of wedertewerkstelling gebeurt steeds met instemming van het ter beschikkinggestelde personeelslid;
2° het centrumbestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in deze betrekking een personeelslid aan te stellen dat voorrang heeft voor een tijdelijke aanstelling of dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikel 21 van het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 23 van het decreet Rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;
3° de betrekking kan niet worden vacant verklaard. Het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.]4
[16 § 7. Ter uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 63, § 3, tweede lid, heeft het centrum voor volwassenenonderwijs dat als EVC-centrum erkend is, voor het schooljaar n/n +1 recht op aanvullende leraarsuren per kandidaat waarvan het in de referteperiode 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1 evaluaties voor een EVC-traject heeft afgenomen.
Op basis van het aantal lestijden van het opleidingsprofiel, vermeld in artikel 24, dat voor de beroepskwalificatie werd vastgelegd, heeft het centrum recht op:
1° 12 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel minder dan 300 lestijden bedraagt;
2° 18 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel 300 tot en met 799 lestijden bedraagt;
3° 24 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel 800 of meer lestijden bedraagt.
Voor de berekening van het aantal aanvullende leraarsuren komen enkel geteste kandidaten in aanmerking die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht en die het bewijs geleverd hebben te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepali.ngen van het wettig verblijf, zoals bedoeld in artikel 1, 48°]16
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 123, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.31, 1°, a, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.31, 1°, b, 2°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.33, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(5)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.19, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(6)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.19, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(7)<DVR 2012-06-29/08, art. IV.4, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(8)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.14, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(9)<DVR 2013-07-12/38, art. 36, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(10)<DVR 2015-12-18/23, art. 67, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(11)<DVR 2016-06-17/24, art. V.6, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(12)<DVR 2016-12-23/70, art. 30, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(13)<DVR 2017-06-16/24, art. V.9, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(14)<DVR 2018-03-16/10, art. 21, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(15)<DVR 2019-03-15/27, art. 36, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(16)<DVR 2020-06-26/29, art. 42, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(17)<DVR 2021-07-09/33, art. 127, 079; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
(18)<DVR 2022-02-04/03, art. 27, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(19)<DVR 2022-02-25/10, art. 18, 085; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(20)<DVR 2023-07-14/14, art. 52, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 98bis. [1 § 1. Een centrumbestuur kan bij een tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt een deel van zijn omkadering voor het onderwijzend personeel van een of meer van zijn centra voor volwassenenonderwijs telkens voor maximaal één schooljaar aanwenden om via een overeenkomst van dienstverlening tussen het centrumbestuur en een organisatie of onderneming in de publieke of private sector in dat centrum voor volwassenenonderwijs of die centra voor volwassenenonderwijs een of meer werknemers van die organisatie of onderneming in dienst te nemen via een dienstverleningsovereenkomst. Het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en de uitvoeringsbesluiten van die decreten zijn niet van toepassing op de voormelde werknemers.
Bij de wijze van aanwending van de omkadering voor het onderwijzend personeel, vermeld in het eerste lid, kan het centrumbestuur dat het personeelslid in dienst neemt, leraarsuren van een of meer van zijn centra voor volwassenenonderwijs, vermeld in het eerste lid, omzetten in een krediet ten belope van de lesopdracht of lesopdrachten die in de dienstverleningsovereenkomst zijn vastgelegd. Het voormelde krediet wordt aangewend als financiële tegemoetkoming voor de onderneming of de organisatie, vermeld in het eerste lid. Het centrumbestuur wendt voor de voormelde financiële tegemoetkoming leraarsuren aan die aan het centrum voor volwassenenonderwijs zijn toegekend, als vermeld in artikel 98, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag per leraarsuur dat een centrumbestuur kan omzetten in een krediet voor de financiële tegemoetkoming, vermeld in het tweede lid, en de wijze van melding van voormelde omzetting aan de bevoegde dienst die de Vlaamse Regering aanwijst. Het centrumbestuur machtigt de bevoegde dienst van de administratie om de voormelde financiële tegemoetkoming rechtstreeks uit te betalen aan de organisatie of onderneming, vermeld in het eerste lid, waarmee het centrumbestuur een dienstverleningsovereenkomst sluit.
De Vlaamse Regering stelt een model van dienstverleningsovereenkomst op, waarbij ze rekening houdt met de voorwaarden, vermeld in de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. In de voormelde dienstverleningsovereenkomst worden al de volgende elementen opgenomen:
1° de specifieke opdracht van de werknemer, vermeld in het eerste lid, in het centrum voor volwassenenonderwijs;
2° de aanstellings- en arbeidsvoorwaarden die gelden voor de werknemer, vermeld in het eerste lid, waarbij alvast het salaris en de financiële voordelen die de voormelde werknemer in zijn onderneming of organisatie geniet gegarandeerd blijven door de uitsturende onderneming of organisatie;
3° de opleiding die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet gevolgd hebben;
4° de plichten die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet naleven bij het uitoefenen van zijn opdracht. In de voormelde verplichtingen wordt alvast uitdrukkelijk bepaald dat de voormelde werknemer altijd onder het gezag blijft van zijn organisatie of onderneming, tenzij het gaat om plichten die betrekking hebben op het welzijn op het werk of over specifieke instructies die nodig zijn voor de goede uitvoering van de specifieke opdracht;
5° de duur van de dienstverleningsovereenkomst;
6° de mogelijkheden tot voortijdige beëindiging van de dienstverlenings overeenkomst.
De werknemers, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden die de Vlaamse Regering opneemt in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in het vierde lid. Werknemers als vermeld in het eerste lid, die ter beschikking worden gesteld van een centrum voor volwassenenonderwijs dat in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, tonen daarenboven aan dat ze de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheersen op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De werknemers bewijzen de voormelde vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuursen onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
§ 2. Het tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt, vermeld in het paragraaf 1, eerste lid, blijkt uit het feit dat het centrumbestuur in het centrum voor volwassenenonderwijs waar ze de werknemer van een organisatie of onderneming, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, in dienst wil nemen voor een vacature in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van een personeelslid dat daarvoor beschikt over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het eerste lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige betrekking die vacant is of waarvan de afwezige titularis of zijn vervanger regulier kan worden vervangen.
Om de vacature, vermeld in het eerste lid, in te vullen, sluit het centrumbestuur van het centrum voor volwassenenonderwijs een dienstverleningsovereenkomst met de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. In de voormelde dienstverleningsovereenkomst worden de afspraken over de terbeschikkingstelling van een werknemer van de onderneming of organisatie voor een welbepaalde opdracht en de periode van de terbeschikkingstelling opgenomen. De dienstverleningsovereenkomst regelt altijd een lesopdracht die de volgende taken omvat:
1° de planning en voorbereiding van lessen;
2° het lesgeven zelf;
3° de klaseigen cursistenbegeleiding;
4° de evaluatie van de cursisten;
5° het overleg en de samenwerking met directie en collega's.
Het centrumbestuur en de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, sluiten een dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, af. De voormelde dienstverleningsovereenkomst bevat de volgende bepalingen en voorwaarden over de uitvoering van de opdracht, vermeld in het derde lid:
1° de gegevens van het centrumbestuur dat als opdrachtgever optreedt en de gegevens van de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die als opdrachtnemer optreedt;
2° de contactgegevens van de gemachtigden die de beide partijen aanwijzen;
3° de opdracht die wordt overeengekomen, de wijze van uitvoering van die opdracht en de ondersteuning waarop de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, recht heeft tijdens die uitvoering en die het centrum voor volwassenenonderwijs aanbiedt;
4° de voorwaarden waaraan de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, inschakelt, moet beantwoorden, waarbij uitdrukkelijk bepaald wordt dat de werknemer onder het gezag blijft van de onderneming of organisatie, tenzij het gaat om instructies die het centrumbestuur aan de werknemer geeft in het kader van de uitvoering van de opdracht en die in de deelovereenkomst worden opgenomen;
5° de financiële en sociale verplichtingen ten aanzien van de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die ten laste van de onderneming of organisatie blijven;
6° de financiële tegemoetkoming die het centrumbestuur betaalt aan de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en de modaliteiten van betaling;
7° bepalingen over de vertrouwelijkheid waartoe de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, zich verbindt met het oog op de uitvoering van de opdracht. In de voormelde bepalingen wordt in elk geval opgenomen dat de werknemer van de onderneming of organisatie het ambtsgeheim in onderwijs moet naleven;
8° bepalingen over de intellectuele eigendom, waarbij de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, zich ermee akkoord verklaart dat alle auteurs- of andere intellectuele rechten op werken die in het kader van de uitvoering van de opdracht worden gerealiseerd, overgedragen worden aan het centrumbestuur en waarbij afspraken opgenomen kunnen worden over het eventuele interne gebruik van dit intellectuele eigendom in de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;
9° bepalingen over de aansprakelijkheid bij de uitvoering van de opdracht, waarbij in elk geval wordt opgenomen dat het centrumbestuur ervoor zorgt dat de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, tijdens de uitvoering van de opdracht op dezelfde wijze is verzekerd als al zijn andere personeelsleden;
10° de bepalingen, vermeld in artikel 8 tot en met 10 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
11° de duurtijd van de dienstverleningsovereenkomst.
§ 3. De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, selecteert een werknemer om de opdracht uit te oefenen die in de dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, is vastgelegd. De werknemer moet aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de werknemer is minstens drie jaren in dienst bij de onderneming of organisatie;
2° de werknemer is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 - model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van voorleggen niet langer dan een jaar tevoren is afgegeven;
3° de werknemer die ter beschikking wordt gesteld van een centrum voor volwassenenonderwijs dat in het Nederlandse taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, beschikt over de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, wat blijkt uit het feit dat de werknemer het Nederlands beheerst op het niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen. De voormelde vereiste taalkennis blijkt uit het feit dat de werknemer minstens beschikt over een diploma dat in het Nederlands is behaald en dat toegang geeft tot een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2010 betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs;
4° de werknemer beschikt over een diploma dat minstens een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is voor het wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel waarin hij een lesopdracht opneemt conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2010 betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs.
De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, stelt de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, voor aan het centrumbestuur, dat controleert of de werknemer aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, voldoet en dat vervolgens beslist om de opdracht al of niet toe te kennen aan de voormelde werknemer. Het centrumbestuur bewaart de gegevens van de voormelde werknemer, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, die het door de voormelde controle verkrijgt, op de wijze en gedurende de termijnen die het centrumbestuur al hanteert voor de gegevens van al zijn personeelsleden, conform de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
§ 4. De individuele opdracht van de werknemer, vermeld in paragraaf 3, in het centrum voor volwassenenonderwijs wordt opgenomen in een deelovereenkomst conform het model van deelovereenkomst dat is opgenomen in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1.
In de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, worden ook de specifieke afspraken opgenomen over de aanvangsbegeleiding en de ondersteuning waarop de werknemer, vermeld in het eerste lid, een beroep kan doen in het centrum voor volwassenenonderwijs waar hij zijn lesopdracht opneemt.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, blijft tijdens de uitvoering van de overeengekomen opdracht altijd onder het gezag van zijn onderneming of organisatie. Het centrumbestuur kan aan de voormelde werknemer in het kader van de uitvoering van de concrete lesopdracht instructies geven. De bepalingen over die instructies worden opgenomen in een bijlage bij de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, behoudt tijdens de uitvoering van de opdracht in het centrum voor volwassenenonderwijs het salaris waar hij bij zijn onderneming of organisatie recht op heeft, en ook alle daarbij horende financiële en extralegale voordelen.
De dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, regelt de algemene rechtsverhouding tussen het centrumbestuur en de onderneming of organisatie voor de duur van de overeengekomen opdracht. Bij een tegenstrijdigheid of afwijking hebben de bepalingen van de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, voorrang op de bepalingen van de dienstverleningsovereenkomst. De bepalingen van een recentere deelovereenkomst als vermeld in het eerste lid, hebben altijd voorrang op die van een vorige deelovereenkomst.
§ 5. De Vlaamse Regering kan subsidies toekennen aan een externe organisatie of bedrijf om in het kader van het lerarentekort tussen centrumbesturen en ondernemingen of organisaties een bemiddelende of coachende rol op te nemen.
§ 6. De maatregelen, vermeld in dit artikel, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-07-14/14, art. 53, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 98ter. [1Ї 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1А flexi-jobwerknemer: een werknemer als vermeld in artikel 3, 3А, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken;
2А flexi-jobarbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst als vermeld in artikel 3, 4А, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken.
Ї 2. Een centrumbestuur kan bij een tekort aan onderwijzend of ondersteunend personeel op de arbeidsmarkt eigen middelen, werkingsmiddelen als vermeld in artikel 108, of een deel van zijn omkadering dat omgezet kan worden naar een krediet, voor de wervingsambten van het onderwijzend of ondersteunend personeel van een of meer van zijn centra aanwenden om via een flexi-jobarbeidsovereenkomst in dat centrum of die centra een flexi-jobwerknemer in dienst te nemen.
Het tekort aan onderwijzend of ondersteunend personeel op de arbeidsmarkt, vermeld in het eerste lid, blijkt uit het feit dat het centrumbestuur in het centrum waar het de flexi-jobwerknemer, vermeld in het eerste lid, in dienst wil nemen voor een vacature in een wervingsambt van het onderwijzend of ondersteunend personeel, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van een personeelslid dat daarvoor beschikt over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het tweede lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige betrekking die vacant is of waarvan de afwezige titularis of zijn vervanger regulier kan worden vervangen.
Ї 3. Het centrumbestuur sluit met de flexi-jobwerknemer een flexi-jobarbeidsovereenkomst af. De bepalingen in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en de uitvoeringsbesluiten van die decreten zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, niet van toepassing op de voormelde werknemers.
In afwijking van het eerste lid, moet een flexi-jobwerknemer voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 17, Ї 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 19, Ї 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De flexi-jobwerknemer mag daarnaast geen andere tewerkstelling bij het centrumbestuur hebben.
Ї 4. Voor het aanwenden van een deel van de omkadering als vermeld in paragraaf 2 kan een centrumbestuur enkel het krediet gebruiken dat het verkrijgt via de omzetting van die omkadering, vermeld in artikel 98, Ї 3, en 98bis.
De mogelijkheid om het krediet, vermeld in het eerste lid, te gebruiken, eindigt:
1А vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Hierdoor eindigt ook de aanstelling van de flexi-jobwerknemer;
2А als de flexi-jobwerknemer ontslag neemt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 59, 100; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.99.§ 1. Voor de berekening van het aantal [4 financieringspunten]4 komen enkel de cursisten in aanmerking die :
1° het inschrijvingsgeld betaald hebben, als zij daartoe verplicht zijn;
2° ingeschreven zijn vóór een derde van het minimumaantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel [2 , vermeld in artikel 24 en artikel 24bis,]2 georganiseerd moet worden;
3° [1 [4 ...]4]1
[4 ...]4
§ 2. Cursisten die onderwijs volgen in een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat niet door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend, gefinancierd of gesubsidieerd, komen niet in aanmerking voor de berekening van het aantal [4 financieringspunten]4.
§ 3. [4 ...]4
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.8, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 124, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.32, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2018-03-16/10, art. 22, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.100.§ 1. Bij een fusie van Centra voor Volwassenenonderwijs worden de [2 financieringspunten berekend op basis van de samengevoegde financieringspunten]2 van de samengevoegde centra.
§ 2. Onverminderd de toepassing van artikel 105, § 1 en § 2, van dit decreet, heeft elk door fusie gevormd centrum recht op maximaal één voltijdse betrekking van directeur.
§ 3. [3 De vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten directeurs die op 31 augustus titularis zijn van een betrekking en die na een fusieoperatie niet opnieuw als directeur worden aangesteld, worden aangesteld in het ambt van adjunct-directeur. Ze behouden hun salarisschaal, tenzij ze door het besluit van de Vlaamse Regering dat de salarisschalen regelt, recht hebben op een gunstiger salaris.]3
§ 4. [3 Aan de puntenenveloppe waarop het centrum volgens artikel 105, § 3, recht heeft, worden voor de toepassing van paragraaf 3 per betrekking van directeur 130 punten toegevoegd. Als er voor 1 september 2019 een einde komt aan de aanstelling van de vastbenoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur behoudt het centrum de toegevoegde punten tot 31 augustus 2019. Als er vanaf 1 september 2019 een einde komt aan de aanstelling van de vastbenoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur dan worden de 130 punten toegevoegd aan [4 de volumes aan punten, vermeld in artikel 105, § 3, voor:
alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2:
alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2.]4]3
[4 De 130 punten, vermeld in het eerste lid, worden over die volumes, vermeld in het eerste lid, verdeeld op basis van het aandeel aan gewogen financieringspunten dat per volume gemiddeld in de referteperiodes n-3 tot en met n-1 in de totaliteit van beide volumes is bereikt.]4
§ 5. Een personeelslid dat op het ogenblik van de fusie tot de proeftijd is toegelaten in het ambt van directeur, wordt, na twaalf maanden effectieve prestaties vanaf zijn toelating tot de proeftijd, vastbenoemd in het ambt van directeur of in het ambt van adjunct-directeur, naargelang hij bij de fusie al dan niet het ambt van directeur van het centrum heeft toegewezen gekregen.
§ 6. Een centrum dat in de periode van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2007 tot stand is gekomen door fusie, behoudt, in afwijking van § 3 en § 4, jaarlijks ten minste het aantal punten dat nodig is om het volume aan betrekkingen in de ambten van bestuurs- en ondersteunend personeel, toegekend aan de betrokken centra op de vooravond van de fusie, in stand te houden.
----------
(1)<DVR 2017-06-16/24, art. V.10, 055; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DVR 2018-03-16/10, art. 23, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2019-04-05/42, art. 45, 069; Inwerkingtreding : 01-05-2019>
(4)<DVR 2023-07-07/17, art. 41, 093; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.101.De Vlaamse Regering kan binnen de perken van een daartoe bepaald budget en op basis van samenwerkingsovereenkomsten [1 ...]1 aanvullende leraarsuren [2 , punten en werkingstoelagen]2 toekennen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs.
[3 Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1 We sensibiliseren elke Vlaming om levenslang te blijven leren via het volwassenenonderwijs, het speerpunt 2 Versterken van arbeidsmarktkansen via omen bijscholen, het speerpunt 3 Versterking van digitale competenties en het speerpunt 4 Gericht inzetten op kwalificatie binnen de maatregel VV 19 Edusprong voor volwassenen: het volwassenenonderwijs versterkt, van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Edusprong (VR 2021 1202 VV DOC.0007/2BIS), kan de Vlaamse Regering tijdens de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 60 miljoen euro bijkomende leraarsuren, punten en werkingsmiddelen toekennen aan de centra voor volwassenenonderwijs. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast.]3
----------
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 38, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 128, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2021-07-09/23, art. 42, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.102.§ 1. Het centrumbestuur is na onderhandeling in het lokale comité vrij de leraarsuren over de opleidingen heen aan te wenden.
§ 2. Het centrumbestuur kan maximaal 3 percent van leraarsuren aanwenden voor andere opdrachten dan de onderwijsopdrachten. Die 3 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.
De directeur van elk Centrum voor Volwassenenonderwijs legt hiertoe, na onderhandeling in het lokaal comité, een lijst vast van de onderwijsopdrachten en van de opdrachten die niet als onderwijsopdracht worden beschouwd.
Een andere opdracht [1 in [2 het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs]2]1 dan een lesopdracht, moet steeds in hoofdambt worden uitgeoefend.
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.20, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2018-03-16/10, art. 24, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.103.§ 1. Na onderhandelingen in het lokale comité kan het centrumbestuur leraarsuren overdragen aan een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende leraarsuren. [6 Die 2 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité.]6 [2 Die overdracht wordt uiterlijk op [4 31 mei]4 van het lopende schooljaar vastgelegd.]2
§ 2. Die overdracht mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de overheid een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid, noch ten aanzien van het betrokken personeelslid.
§ 3. In de overgedragen leraarsuren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
[1 § 4. In afwijking van § 1 geldt er geen beperking op het aantal over te dragen leraarsuren wanneer het centrumbestuur overdraagt naar een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs dat :
1° hetzij voor de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van [5 de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4]5 beschikt over een wachtlijst, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid;
2° hetzij van de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid heeft verkregen, zoals bedoeld in [5 artikel 64bis]5.]1
----------
(1)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.34, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.21, 020; Inwerkingtreding : 31-01-2011>
(3)<DVR 2011-12-23/06, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(4)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.21, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DVR 2016-12-23/70, art. 31, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(6)<DVR 2018-03-16/10, art. 25, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.104.§ 1. [3 Na onderhandelingen in het lokale comité kan een centrumbestuur]3 tijdens een bepaald schooljaar niet-aangewende leraarsuren overdragen naar het daaropvolgende schooljaar, onder de volgende voorwaarden :
1° de overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende leraarsuren tijdens dat bepaalde schooljaar;
2° de niet-aangewende leraarsuren van dat bepaalde schooljaar worden vastgelegd uiterlijk op [2 31 mei]2 van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgende schooljaar. [3 Die 2 percent kan worden overschreden, mits hierover een akkoord wordt bereikt in het lokale comité]3;
3° de overgedragen leraarsuren van dat bepaalde schooljaar worden enkel in het daaropvolgende schooljaar aangewend.
§ 2. De overdracht van leraarsuren tijdens een bepaald schooljaar, vermeld in § 1, is alleen mogelijk als het centrumbestuur op erewoord verklaart dat het tijdens dat schooljaar in het Centrum voor Volwassenenonderwijs in kwestie overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of aanvullende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel moet uitspreken.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle van die overdracht aan de overheid een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
§ 3. In de overgedragen leraarsuren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid, noch ten aanzien van het betrokken personeelslid.
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.22, 020; Inwerkingtreding : 31-01-2011>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.22, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2018-03-16/10, art. 26, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.105.§ 1. Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op één voltijdse betrekking in het ambt van directeur.
Elk centrumbestuur is verplicht een directeur aan te stellen.
De directeur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan zijn ambt enkel uitoefenen in hoofdambt.
De directeurs van een centrum die op 31 augustus 1999 het ambt van directeur in bijbetrekking uitoefenden, worden ten persoonlijken titel uitgesloten van het bepaalde in het derde lid voor het volume van de opdracht die zij op deze datum uitoefenden.
§ 2. [2 [6 ...]6.]2
§ 3. [9 Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op een puntenenveloppe voor de oprichting van betrekkingen in de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel. Voor de berekening van het aantal punten waarop een centrum recht heeft, wordt het totale beschikbare volume aan punten voor het volwassenenonderwijs uitgedrukt in financieringspunten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het totale aantal gewogen financieringspunten voor:
1° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1;
2° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2.
Voor de volumes, vermeld in punt 1° en 2°, wordt telkens de som van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten dat alle centra voor volwassenenonderwijs bereikt hebben in de referteperiodes n-3 tot en met n-1 berekend voor:
1° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1;
2° alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2.
Elk centrum heeft op 1 september n recht op hetzelfde aandeel aan punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes n-3 tot en met n-1 volgens de berekeningsformules, vermeld in paragraaf 3bis, heeft bereikt in:
1° het totale aantal financieringspunten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1, eerste lid, 1° ;
2° het totale aantal financieringspunten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1, eerste lid, 2°.]9
[7 De som van het aantal punten die de Vlaamse Gemeenschap toekent wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.]7
[6 § 3bis. Het totale aantal financieringspunten voor de punten per centrum [9 per referteperiode]9 is de som van het aantal gewogen financieringspunten, waarbij 90 % gewogen wordt op centrumkenmerken en opleidingskenmerken en 10 % op cursistenkenmerken en vermeerderd met de kwalificatiebonus.
Voor de 90 %-weging op centrumkenmerken en opleidingskenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (kg) * (bd) * (mb) * (skk) * (lpg) * (cg) * (pi), waarbij :
1° FP = het ongewogen financieringspunt;
2° kg = de coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte;
3° bd = de coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats vastgesteld op 31 december n-1;
4° mb = de coëfficiënt voor het maatschappelijk belang van het studiegebied;
5° skk = de coëfficiënt voor de studiegebieden met een structureel knelpuntkarakter;
6° lpg = de coëfficiënt voor het aantal gemeenten of deelgemeenten waar het centrum minstens 1 lesplaats heeft met ingericht aanbod in de referteperiode 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1;
7° cg = de coëfficiënt voor de centrumgrootte of de grootte van het samenwerkingsverband van een of meer centra;
8° pi = de coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting.
De coëfficiënt voor de gemiddelde klasgrootte is :
1° 1,000 voor de studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Hebreeuws, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen;
2° 1,071 voor de studiegebieden administratie, bedrijfsbeheer, logistiek en verkoop, huishoudelijk koken, huishoudelijke decoratie- en naaitechnieken en huishoudhulp;
3° 1,154 voor de studiegebieden land- en tuinbouw, lichaamsverzorging en Europese talen richtgraad 3 en 4;
4° 1,250 voor de studiegebieden algemene personenzorg, bibliotheek-, archief- en documentatiekunde, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 en specifieke personenzorg;
5° 1,364 voor de studiegebieden ambachtelijke accessoires, assistentie vrije zorgberoepen, informatie- en communicatietechnologie en toerisme;
6° 1,500 voor de geletterdheidsmodules Nederlands en Leren leren en de studiegebieden aanvullende algemene vorming, algemene vorming, afwerking bouw, bakkerij, chemie, drankenkennis, fotografie, grafische communicatie en media, horeca, printmedia, slagerij en ruwbouw;
7° 1,667 voor de studiegebieden ambachtelijk erfgoed, maritieme diensten, meubelmakerij, mode : maatwerk, mode : realisaties en schrijnwerkerij;
8° 1,875 [8 voor de geletterdheidsmodules Regie over het Eigen Leren,]8 voor de opleiding Ervaringsdeskundige in de Armoede en de Sociale Uitsluiting en voor het studiegebied auto;
9° 2,143 voor de opleidingen Vlaamse Gebarentaal 1 en Vlaamse Gebarentaal 2 en voor de studiegebieden koeling en warmte, ICT-technieken, lassen, mechanica-elektriciteit en textiel;
10° 3,750 voor het studiegebied groot transport.
De coëfficiënt voor de bevolkingsdichtheid per vestigingsplaats is :
1° 1 voor lesplaatsen van een vestigingsplaats met meer dan 300 inwoners per km en voor lesplaatsen in een penitentiaire inrichting;
2° 1,10 voor lesplaatsen die buiten een penitentiaire inrichting gelegen zijn in een vestigingsplaats met 300 of minder inwoners per km.
De coëfficiënt voor het maatschappelijk belang van de opleidingen is 1,30 voor de studiegebieden aanvullende algemene vorming, algemene vorming, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.
De coëfficiënt voor de studiegebieden met een structureel knelpuntkarakter is 1,05 voor de studiegebieden algemene personenzorg, schrijnwerkerij, groot transport, mechanica-elektriciteit en koeling en warmte. De Vlaamse Regering kan die studiegebieden aanpassen en ook op lokaal niveau vastleggen.
De coëfficiënten voor het aantal deelgemeenten van gemeenten die op 1 januari 2016 meer dan 100.000 inwoners telden of het aantal gemeenten waar het centrum lesplaatsen heeft, zijn :
1° 1,000 voor één gemeente of deelgemeente;
2° 1,004 voor twee gemeenten of deelgemeenten;
3° 1,009 voor drie gemeenten of deelgemeenten;
4° 1,013 voor vier gemeenten of deelgemeenten;
5° 1,017 voor vijf gemeenten of deelgemeenten;
6° 1,021 voor zes gemeenten of deelgemeenten;
7° 1,026 voor zeven gemeenten of deelgemeenten;
8° 1,030 voor acht gemeenten of deelgemeenten;
9° 1,034 voor negen gemeenten of deelgemeenten;
10° 1,039 voor tien gemeenten of deelgemeenten;
11° 1,043 voor elf gemeenten of deelgemeenten;
12° 1,047 voor twaalf gemeenten of deelgemeenten;
13° 1,051 voor dertien gemeenten of deelgemeenten;
14° 1,056 voor veertien gemeenten of deelgemeenten;
15° 1,060 voor vijftien en meer gemeenten of deelgemeenten.
De Vlaamse Regering kan voor de toepassing van bovenstaande coëfficiënten een minimum aantal lesurencursist per gemeente of deelgemeente bepalen.
De coëfficiënten voor de centrumgrootte of de grootte van het samenwerkingsverband van een of meer centra zijn :
1° 1,000 voor een centrum of een samenwerkingsverband van minder dan 850.000 lesurencursist;
2° 1,100 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 850.000 en 950.000 lesurencursist;
3° 1,110 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 950.001 en 1.050.000 lesurencursist;
4° 1,120 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.050.001 en 1.150.000 lesurencursist;
5° 1,130 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.150.001 en 1.250.000 lesurencursist;
6° 1,140 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.250.001 en 1.350.000 lesurencursist;
7° 1,150 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.350.001 en 1.450.000 lesurencursist;
8° 1,160 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.450.001 en 1.550.000 lesurencursist;
9° 1,170 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.550.001 en 1.650.000 lesurencursist;
10° 1,180 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.650.000 en 1.750.000 lesurencursist;
11° 1,190 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.750.001 en 1.850.000 lesurencursist;
12° 1,200 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.850.001 en 1.950.000 lesurencursist;
13° 1,210 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 1.950.001 en 2.050.000 lesurencursist;
14° 1,200 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.050.001 en 2.150.000 lesurencursist;
15° 1,191 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.150.001 en 2.250.000 lesurencursist;
16° 1,183 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.250.001 en 2.350.000 lesurencursist;
17° 1,175 voor een centrum of een samenwerkingsverband tussen 2.350.001 en 2.450.000 lesurencursist;
18° 1,168 voor een centrum of een samenwerkingsverband van minstens 2.450.001 lesurencursist.
Het samenwerkingsverband, vermeld in het achtste lid, van twee of meer centra voor volwassenenonderwijs :
1° maakt afspraken over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod binnen het samenwerkingsverband, eventueel gespreid over de verschillende centra die het samenwerkingsverband vormen;
2° maakt afspraken over een objectieve informatieverstrekking, doorverwijzing en begeleiding van cursisten;
3° maakt afspraken over het personeelsbeleid, meer bepaald over de criteria voor het aanwerven, functioneren en evalueren van personeelsleden.
De coëfficiënt voor het aanbod in een penitentiaire inrichting is 1,40.
Voor de 10 %-weging op cursistenkenmerken wordt het aantal financieringspunten berekend volgens de formule : FP * (dip) * (as), waarbij :
1° FP = ongewogen financieringspunt;
2° dip = de coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs;
3° as = de coëfficiënt voor het arbeidsstatuut van de cursist.
De coëfficiënt voor cursisten zonder diploma secundair onderwijs is 2,50.
De coëfficiënt voor cursisten met het arbeidsstatuut werkzoekende is 1,50.
De kwalificatiebonus wordt berekend door het aantal lestijden van de opleiding zoals vermeld in artikel 24, § 1, 1°, te vermenigvuldigen met 0,20 per uitgereikt certificaat of diploma.
De Vlaamse Regering bepaalt het aandeel van de puntenenveloppe dat moet worden aangewend voor ambten van het ondersteunend personeel.]6
§ 4. De oprichting van betrekkingen in de ambten, vermeld in § 3, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt toegekend. Dat aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent.
De Vlaamse Regering legt voor elk ambt de puntenwaarde vast volgens de salarisschaal.
§ 5. Het centrumbestuur wendt de punten aan rekening houdende met criteria die worden onderhandeld in het lokaal comité.
Het centrumbestuur moet evenwel de punten in eerste instantie aanwenden voor de instandhouding van betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden in de ambten vermeld in § 3, eerste lid en daarbij ook rekening houdende met het verplichte aandeel punten voor ondersteunend personeel.
[4 Als het centrumbestuur na de voormelde verplichting nog punten over heeft, dan kan het die punten aanwenden :
- voor de oprichting van betrekkingen in de ambten, vermeld in § 3, eerste lid, rekening houdende met de criteria waarover wordt onderhandeld in het lokale comité;
- voor de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van een betrekking in een ambt, vermeld in paragraaf 3, waarvan de titularis een dienstonderbreking heeft, zodat aan de vervanger een hogere salarisschaal kan worden toegekend. Als een titularis van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel bij een dienstonderbreking niet of gedeeltelijk wordt vervangen, kan het centrumbestuur ook de puntenwaarde van de niet-ingevulde opdracht van de titularis gebruiken om aan een vervanger in een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel een hogere salarisschaal toe te kennen.]4
§ 6. Het centrumbestuur kan na onderhandeling in het lokale comité een aantal punten overdragen aan een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs of naar het eerstvolgend schooljaar. De overdracht wordt beperkt tot 2 percent van het aantal toegekende punten. [1 Deze overdracht wordt uiterlijk op [10 31 mei]10 van het lopende schooljaar vastgelegd.]1
Die overdracht mag niet leiden tot een nieuwe of aanvullende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in een ambt, vermeld in § 4.
In de overgedragen punten kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
Het centrumbestuur moet met het oog op de controle aan de bevoegde administratie een verklaring op erewoord bezorgen, waarin het aangeeft die bepaling in acht te zullen nemen.
De niet-naleving van die bepaling heeft tot gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. 23, 020; Inwerkingtreding : 31-01-2011>
(2)<DVR 2012-06-29/08, art. IV.5, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DVR 2013-07-19/57, art. IV.15, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2016-06-17/24, art. V.7, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(5)<DVR 2016-12-23/70, art. 32, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(6)<DVR 2018-03-16/10, art. 27, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(7)<DVR 2020-07-03/39, art. 64, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(8)<DVR 2021-07-09/33, art. 129, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(9)<DVR 2022-02-04/03, art. 28, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(10)<DVR 2022-07-08/11, art. 23, 091; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.106.§ 1. [1 Een centrumbestuur bekomt voor haar personeelsleden een salaris/salaristoelage als deze personeelsleden :
1° voldoen aan volgende voorwaarden :
a) onderdaan zijn van de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;
b) de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling, vermeld in a) ;
c) in het bezit zijn van een door de Vlaamse Regering bepaald bekwaamheidsbewijs voor het ambt waarin ze worden aangesteld;
d) [2 ...]2
e) voldoen aan de taalvereisten zoals bepaald in het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, respectievelijk het decreet Rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;
2° aangeworven zijn met inachtname van de reglementering inzake de reaffectatie en wedertewerkstelling;
3° in dienst zijn op grond van de reglementering inzake de personeelsformatie.]1
§ 2. De salarissen/salaristoelagen worden door de bevoegde administratie rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.33, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 130, 079; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.107.[1 § 1. Het totale volume te verdelen leraarsuren en punten voor alle studiegebieden [4 samen]4, met uitzondering van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4, volgt de evolutie van het totale [4 gemiddeld]4 aantal [4 gewogen financieringspunten van de referteperiodes n-3 tot en met n-1]4 als volgt :
1° als het aantal gewogen financieringspunten voor het schooljaar n/n+1 afneemt of toeneemt met minder dan [3 0,8%]3 ten opzichte van het referentiepunt, vermeld in het tweede lid, neemt het totale volume te verdelen leraarsuren en punten voor het schooljaar n/n+1 toe of af met het reële groeipercentage;
2° als het aantal gewogen financieringspunten voor het schooljaar n/n+1 toeneemt met ten minste 1 % ten opzichte van het referentiepunt, vermeld in het tweede lid, neemt het totale volume te verdelen leraarsuren en punten voor het schooljaar n/n+1 toe met [3 0,8%]3.
Het eerste referentiepunt is gelijk aan het aantal gewogen financieringspunten in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019. Bij elke daling of stijging van het aantal gewogen financieringspunten wordt er een nieuw referentiepunt vastgelegd dat gelijk is aan het vorige referentiepunt plus of min het reële groeipercentage of het begrensde groeipercentage van [3 0,8%]3.
De Vlaamse Regering kan omwille van de beschikbare middelen in een bepaald begrotingsjaar een ander groeipercentage dan vermeld in het eerste en tweede lid vastleggen.
§ 2. Het totale volume te verdelen leraarsuren en punten voor de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 [4 samen]4 volgt de evolutie van het totale [4 gemiddeld]4 aantal gewogen financieringspunten [4 van de referteperiodes n-3 tot en met n-1]4 met het reële groeipercentage ten opzichte van [2 het vorige referentiepunt]2.
§ 3. Als er definitief leraarsuren of punten van een centrum overgedragen worden aan een instelling van het secundair onderwijs, hoger onderwijs of deeltijds kunstonderwijs, worden die leraarsuren of punten niet meer in rekening gebracht voor het bepalen van het percentage, vermeld in paragraaf 1 en 2.
Als er definitief leraarsuren of punten aan een centrum overgedragen worden door overdrachten vanuit andere onderwijsniveaus of andere beleidsdomeinen, worden die leraarsuren of punten niet mee in rekening gebracht voor het bepalen van het percentage, vermeld in paragraaf 1 en 2.
§ 4. De Vlaamse Regering evalueert de berekening van de financieringspunten zoals vermeld in paragraaf 1 en 2 met het oog op een mogelijke bijsturing ervan vanaf het schooljaar 2023-2024.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-16/10, art. 28, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 46, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2020-06-26/29, art. 44, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2022-02-04/03, art. 29, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
Art. 107bis. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 29, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 107ter. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 29, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 107quater. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 29, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 107quinquies. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 29, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.108.[1 § 1. Elk centrum voor volwassenenonderwijs ontvangt ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor [2 het schooljaar [5 n/ n+1]5]2 een werkingstoelage per financieringspunt.
§ 2. Voor de berekening van de werkingstoelage waarop een centrum voor volwassenenonderwijs vanaf 1 september 2020 jaarlijks recht heeft, wordt het totale beschikbare volume aan werkingsmiddelen voor het volwassenenonderwijs uitgedrukt in financieringspunten. [6 Het totale aantal gewogen financieringspunten is de som van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten dat alle centra voor volwassenenonderwijs voor alle studiegebieden samen bereikt hebben in de referteperiodes n-4 tot en met n-2.]6 Elk centrum heeft [5 voor het schooljaar n/n+1]5 recht op de som van een vast bedrag per ongewogen financieringspunt [6 berekend op basis van het gemiddeld aantal ongewogen financieringspunten van de referteperiodes n-4 tot en met n-2 voor alle studiegebieden samen]6 en hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan gewogen financieringspunten [6 voor alle studiegebieden samen]6 dat het centrum gemiddeld in de [6 referteperiodes]6 1 januari n-4 tot en met 31 december n-2 volgens de berekeningsformules, vermeld in paragraaf 3, heeft bereikt. De Vlaamse Regering bepaalt het vaste bedrag van de werkingstoelage binnen de volgende grenzen :
1° het bedrag per ongewogen financieringspunt mag niet minder bedragen dan 0,40 euro;
2° het bedrag per ongewogen financieringspunt mag niet meer bedragen dan 0,68 euro.
[2 De werkingstoelage wordt betaald in twee schijven vanaf het begrotingsjaar 2020. De eerste schijf wordt betaald gedurende het eerste trimester van het begrotingsjaar [5 n+1]5. De eerste schijf bedraagt 50 percent van het totale bedrag waarop het centrum voor het schooljaar [5 n/n+1]5 recht heeft. Het resterende saldo wordt uitbetaald tijdens het tweede semester van het begrotingsjaar [5 n+1]5.]2
§ 3. Het totale aantal financieringspunten voor de werking per centrum [6 per referteperiode]6 wordt berekend volgens de formule : FP * (ds) * (lpg), waarbij :
1° FP = ongewogen financieringspunt;
2° ds = de coëfficiënt voor infrastructureel dure studiegebieden;
3° lpg = de coëfficiënt voor het aantal gemeenten of deelgemeenten waar het centrum minstens 1 lesplaats heeft met ingericht aanbod in de referteperiode [6 n-1]6.
De coëfficiënt voor de infrastructureel dure studiegebieden afwerking bouw, ambachtelijk erfgoed, auto, bakkerij, chemie, groot transport, horeca, huishoudelijk koken, koeling en warmte, land- en tuinbouw, lassen, lichaamsverzorging, maritieme diensten, mechanica-elektriciteit, meubelmakerij, ruwbouw, schrijnwerkerij, slagerij en textiel is 1,38.
De coëfficiënten voor het aantal deelgemeenten van gemeenten die op 1 januari 2016 meer dan 100.000 inwoners telden of het aantal gemeenten waar het centrum lesplaatsen heeft, zijn :
1° 1,000 voor één gemeente of deelgemeente;
2° 1,004 voor twee gemeenten of deelgemeenten;
3° 1,009 voor drie gemeenten of deelgemeenten;
4° 1,013 voor vier gemeenten of deelgemeenten;
5° 1,017 voor vijf gemeenten of deelgemeenten;
6° 1,021 voor zes gemeenten of deelgemeenten;
7° 1,026 voor zeven gemeenten of deelgemeenten;
8° 1,030 voor acht gemeenten of deelgemeenten;
9° 1,034 voor negen gemeenten of deelgemeenten;
10° 1,039 voor tien gemeenten of deelgemeenten;
11° 1,043 voor elf gemeenten of deelgemeenten;
12° 1,047 voor twaalf gemeenten of deelgemeenten;
13° 1,051 voor dertien gemeenten of deelgemeenten;
14° 1,056 voor veertien gemeenten of deelgemeenten;
15° 1,060 voor vijftien en meer gemeenten of deelgemeenten.
De Vlaamse Regering kan voor de toepassing van bovenstaande coëfficiënten een minimum aantal lesurencursist per gemeente of deelgemeente bepalen.]1
[2 § 4. [6 Het totale volume aan werkingsmiddelen volgt de evolutie van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten in de referteperiodes n-4 tot en met n-2, vermeld in paragraaf 2.]6
Het totale volume aan werkingsmiddelen wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.]2
[3 Vanaf het begrotingsjaar 2020 wordt het totale volume aan werkingsmiddelen verminderd met 6 %.]3
[7 Vanaf het schooljaar 2023-2024 wordt het totaal volume aan werkingsmiddelen vermeerderd met 1.953.622,94 euro.]7
[4 § 5. Een centrum voor volwassenenonderwijs dat in uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 63, § 3, tweede lid, als erkend EVC-centrum in de referteperiode 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1 evaluaties voor een EVC-traject heeft afgenomen [8 bij een specifieke doelgroep die recht heeft op een verminderde financiële bijdrage als vermeld in artikel 8 van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties]8, heeft recht op een aanvullende werkingstoelage voor het schooljaar n/n +1.
[8 De aanvullende werkingstoelage bedraagt de helft van de volledige financiële bijdrage voor een EVC-traject met het oog op het verwerven van een beroepskwalificatie of een deelkwalificatie als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties, zoals van kracht op de datum van de inwerkingtreding van artikel 11 van het programmadecreet van 20 juni 2023 houdende bepalingen tot begeleiding van de begrotingsaanpassing 2023.]8
Voor de berekening van de aanvullende werkingstoelage komen enkel geteste kandidaten in aanmerking die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht en die het bewijs geleverd hebben te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepalingen van het wettig verblijf zoals bedoeld in artikel 1, 48°.
[8 ...]8
----------
(1)<DVR 2018-03-16/10, art. 30, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2018-12-21/04, art. 57, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2019-12-20/13, art. 67, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DVR 2020-06-26/29, art. 43, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(5)<DVR 2020-07-03/39, art. 65, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(6)<DVR 2022-02-04/03, art. 30, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(7)<DVR 2022-12-16/10, art. 76, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(8)<DVR 2023-06-30/07, art. 11, 095; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.109. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 31, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.110. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 32, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.111. § 1. Kunnen slechts een beroep doen op de door de Vlaamse Gemeenschap aan het Gemeenschapsonderwijs of aan het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs toegekende investeringsmiddelen :
1° de erkende en gefinancierde of gesubsidieerde Centra voor Volwassenenonderwijs waarvan de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond door het niet beschikbaar zijn binnen een bepaalde gebiedsomschrijving van bestaande gebouwen of voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op kosten van de Vlaamse Gemeenschap zijn opgericht;
2° de werken die beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële normen. Het plan, de voorwaarden waaronder de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding kan worden aangetoond en de normen worden vastgelegd door de Vlaamse Regering.
§ 2. De aan het Gemeenschapsonderwijs toegekende investeringsmiddelen en door het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen toe te kennen investeringsmiddelen kunnen jaarlijks ten belope van maximaal 10 percent worden aangewend voor de aankoop van zware didactische apparatuur.
Art.112.Het centrumbestuur mag de middelen die het krachtens artikelen 98 tot en met [1 108]1 verkrijgt uitsluitend aanwenden voor uitgaven die het gevolg zijn van zijn opdrachten, bepaald in dit decreet.
Minimaal 5 percent van de werkingsmiddelen, vermeld in artikel 108, moet besteed worden aan kwaliteitszorg en de ontwikkeling van leermiddelen.
Het centrumbestuur voert een boekhouding, zodat de inkomsten overeenkomstig artikelen 98 tot en met 111 en de aanwending van die inkomsten duidelijk identificeerbaar zijn.
----------
(1)<DVR 2019-04-05/42, art. 47, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.113. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 33, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Hoofdstuk IIbis. [1 Specifieke maatregelen voor de opleidingen Nederlands tweede taal]1
----------
(1)
Art. 113bis.[1 § 1. Bij de aanwending van het toegekende aantal vte, volume leraarsuren, punten, en werkingstoelagen houdt het centrum voor de volgende soorten opleiding rekening met het plan voor een behoeftedekkend aanbod Nederlands als tweede taal in het volgend schooljaar, goedgekeurd op het regionaal overleg, vermeld in artikel 46/3, 4°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid :
1° de opleidingen van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal en leergebied Nederlands tweede taal;
2° de opleidingen van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.
§ 2. Als de onderwijsinspectie in een centrum een kennelijk onverantwoord gebruik van de vrije aanwending vaststelt ten nadele van een van de volgende soorten opleidingen, formuleert ze een omstandig en gemotiveerd advies voor de Vlaamse Regering :
1° de opleidingen van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal of het leergebied Nederlands tweede taal;
2° de opleidingen van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 of Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.
De Vlaamse Regering kan op basis van het voormelde advies ten aanzien van het betrokken centrum een norm bepalen. Boven die norm kunnen de vte of de leraarsuren die aan het centrum worden toegekend, gegenereerd door de opleidingen, vermeld in het eerste lid, niet worden aangewend voor andere opleidingen. De Vlaamse Regering kan beslissen om de subsidiëring of financiering van de vte of de leraarsuren boven die norm voor het komende schooljaar in mindering te brengen op het totale aantal financieringspunten, vermeld in artikel 85, § 1, tweede lid, en in artikel 98, § 1, tweede lid. De in mindering gebrachte middelen kunnen toegekend worden aan de instanties, vermeld in artikel 36, om in overeenstemming met het regionaal behoefteplan vermeld in het eerste lid een aanbod te organiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de elementen van toetsing voor het advies en de criteria om de subsidie of financiering van een centrum te verminderen en de voorwaarden voor de toekenning van deze in mindering gebrachte middelen aan een andere instelling.
§ 3. De Vlaamse Regering kan de onderwijsinspectie verzoeken om, op vraag van de instanties zoals vermeld in artikel 36, een onderzoek in te richten, en legt de nadere modaliteiten hiervoor vast.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-16/10, art. 35, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 113ter. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 36, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 113quater. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 36, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 113quinquies. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 36, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 113sexies. <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/70, art. 42, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art. 113septies. <Opgeheven bij DVR 2018-03-16/10, art. 36, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 113octies. <Opgeheven bij DVR 2011-12-23/06, art. 17, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK IIter. [1 Inschrijvingsgelden centra voor basiseducatie en centra voor volwassenenonderwijs]1
----------
(1)
Art. 113novies.[1 § 1. Het inschrijvingsgeld dat de cursist verschuldigd is, wordt berekend door het aantal lestijden van een module te vermenigvuldigen met 1,50 euro. Het inschrijvingsgeld voor het gecombineerd onderwijs wordt berekend, alsof het volledig in contactonderwijs is verstrekt.
Indien de in artikel 24, § 2, bedoelde afwijking voor bijzondere doelgroepen het minimale aantal lestijden van een opleiding overschrijdt, dan wordt het inschrijvingsgeld berekend op basis van het aantal lestijden bedoeld in hetzelfde artikel 24, § 1, 3°.
§ 2. Als de cursist zich binnen een periode van zes schooljaren drie keer voor dezelfde module heeft ingeschreven, wordt het verschuldigde inschrijvingsgeld bij een volgende inschrijving in dezelfde module berekend door het aantal lestijden van die module te vermenigvuldigen met 3 euro. Indien de cursist een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld geniet zoals bepaald in paragraaf 4, dan wordt het aantal lestijden vermenigvuldigd met 1,5 euro.
In afwijking van het eerste lid geldt de vermenigvuldiging met 3 of 1,5 euro niet voor een inschrijving in een open module die voldoet aan de bepalingen van artikel 25bis.
[6 § 2bis. In afwijking van paragraaf 2 blijft het verschuldigde inschrijvingsgeld ongewijzigd, ongeacht het aantal inschrijvingen in een van de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Anders- gealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.]6
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt het inschrijvingsgeld begrensd op 300 euro per opleiding per semester. Een semester is een periode van 1 september tot en met 31 december of een periode van 1 januari tot en met 31 augustus. Het inschrijvingsgeld, vermeld in paragraaf 2, wordt niet meegerekend in de begrenzing van het inschrijvingsgeld.
[6 § 3bis. In afwijking van paragraaf 3 is het verschuldigde inschrijvingsgeld begrensd tot 180 euro voor een cursist die ingeschreven is in een van de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands Tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
In voorkomend geval omvat de begrenzing tot 180 euro, vermeld in het eerste lid, ook het verschuldigde inschrijvingsgeld voor:
1° de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden;
2° een in het eerste lid vermelde opleiding waarvoor de cursist niet bij aanvang van zijn opleiding ingeschreven was maar waarnaar hij in de loop van zijn opleiding geheroriënteerd wordt.]6
§ 4. In afwijking van paragraaf 1 geldt er een volledige vrijstelling van het inschrijvingsgeld voor cursisten die :
1° geen houder zijn van een diploma van het secundair onderwijs en ingeschreven zijn voor geletterdheidsmodules Nederlands en Leren [4 leren of Regie over het Eigen Leren,]4 een opleiding in de leergebieden van de basiseducatie of een opleiding in de studiegebieden aanvullende algemene vorming of algemene vorming;
2° ingeschreven zijn voor de opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting;
3° op het moment van hun inschrijving materiële hulp genieten zoals bedoeld in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen;
[5 3° bis op het moment van inschrijving tijdelijke bescherming genieten ter uitvoering van richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen;]5
4° op het moment van hun inschrijving een inkomen verwerven via maatschappelijke dienstverlening of een leefloon of die ten laste zijn van de voormelde categorieën;
5° op het moment van inschrijving gedetineerd zijn zoals is bepaald in artikel 2, 16° bis;
6° [6 een inburgeringscontract hebben ondertekend als vermeld in artikel 2, eerste lid, 10°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid of een attest van inburgering hebben behaald als vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet en ingeschreven zijn in het Rijksregister in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voor:
a) de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
b) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
c) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 2 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
In afwijking van paragraaf 2 geldt deze vrijstelling van inschrijvingsgeld ongeacht het aantal inschrijvingen in dezelfde module]6;
[6 6° bis ingeschreven zijn in het Rijksregister in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en in een lesplaats gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven zijn in:
a) de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1- schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basis- educatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
b) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
c) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 2 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
In afwijking van paragraaf 2 geldt deze vrijstelling van inschrijvingsgeld ongeacht het aantal inschrijvingen in dezelfde module;
6° ter een inburgeringscontract ondertekend hebben als vermeld in artikel 2, eerste lid, 10°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid of een attest van inburgering hebben behaald als vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet en ingeschreven zijn in[7 de opleidingen op het niveau richtgraad 2 van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal of]7 de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 2 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs]6;
7° op het moment van hun inschrijving nog niet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht;
[6 7° bis minderjarige inburgeraar zijn als vermeld in artikel 26, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, en ingeschreven zijn in één van de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair vol- wassenenonderwijs;]6
8° werkzoekend zijn, zoals bepaald in artikel 2, 47° bis;
9° niet-werkende, verplicht ingeschreven werkzoekenden zijn die op het moment van hun inschrijving nog geen recht op een inschakelingsuitkering hebben verworven;
10° ingeschreven zijn voor een opleiding zoals bedoeld in artikel 64bis.
[2 11° ingeschreven zijn voor de opleiding Ondernemerschap en tegelijk ingeschreven zijn als leerling in de derde graad van het secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een centrum voor deeltijdse vorming, of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen.]2
[6 § 4bis. In afwijking van paragraaf 4, 1°, 3° tot en met 5° en 8° tot en met 10°, geldt er geen vrijstelling van het inschrijvingsgeld voor een verplichte inburgeraar als vermeld in artikel 27, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid voor de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Anders- gealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.]6
§ 5. In afwijking van paragraaf 1 geldt er een verminderd inschrijvingsgeld van 0,60 euro voor cursisten die ingeschreven zijn [7in een van de volgende opleidingen:
1° een opleiding van het niveau richtgraad 2 in de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal of in het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2;
2° een opleiding in het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4. ]7.
§ 6. In afwijking van paragraaf 1 geldt er een verminderd inschrijvingsgeld van 0,30 euro voor cursisten die op het moment van hun inschrijving :
1° een inkomen verwerven via een inschakelingsuitkering of een werkloosheidsuitkering [6 en ingeschreven zijn voor een opleiding die niet op basis van § 4, 8°, recht geeft op een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld,]6, of ten laste zijn van voormelde categorieën;
2° in het bezit zijn van een van de volgende attesten of die ten laste zijn van een persoon die in het bezit is van een van de volgende attesten :
a) een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 percent blijkt;
b) een attest waaruit het recht blijkt op een integratietegemoetkoming aan gehandicapten;
c) een attest waaruit de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap blijkt;
d) een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een vermindering blijkt van het verdienvermogen tot een derde of minder van wat een gezonde persoon door het uitoefenen van een beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;
e) een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een vermindering blijkt van de zelfredzaamheid van ten minste zeven punten.
[6 § 6bis. In afwijking van paragraaf 6 geldt er geen verminderd inschrijvingsgeld voor een verplichte inburgeraar als vermeld in artikel 27, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid voor de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richt- graad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
§ 6ter. De verschuldigde bijdrage voor de eerste deelname aan de NT2-test, vermeld in artikel 40, § 1bis, eerste lid, is inbegrepen in het inschrijvingsgeld zoals bepaald in paragraaf 3bis.
De cursist die niet geslaagd is voor één of meerdere onderdelen van de NT2-test betaalt geen inschrijvingsgeld voor het opnieuw volgen van één van deze opleidingen in functie van een herkansing. Voor een nieuwe deelname aan de NT2-test betaalt de cursist 22,50 euro per onderdeel. Indien de cursist een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld geniet op basis van paragraaf 4 of 6 betaalt hij niet opnieuw voor een nieuwe deelname aan de NT2-test.]6
§ 7. Centra die de studiegebieden aanvullende algemene vorming en algemene vorming organiseren en evaluaties afnemen van personen die geen lessen gevolgd hebben in het centrum voor volwassenenonderwijs in kwestie, vragen hiervoor een tegemoetkoming aan de cursist van 15 euro per evaluatieperiode.
§ 8. Het centrum voor volwassenenonderwijs dat een examencommissie organiseert, vraagt hiervoor een tegemoetkoming van 15 euro per persoon en per evaluatieperiode.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-03-16/10, art. 38, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 48, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 66, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2021-07-09/33, art. 131, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(5)<DVR 2022-06-03/10, art. 33, 087; Inwerkingtreding : 04-03-2022>
(6)<DVR 2022-06-24/08, art. 7, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(7)<DVR 2023-07-07/17, art. 42, 093; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 113decies.[1 § 1. Er wordt per 1 september 2019 een begrotingsfonds "Fonds Volwassenenonderwijs" opgericht, hierna genoemd `het fonds'.
§ 2. Het fonds is een begrotingsfonds zoals vermeld in artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof.
§ 3. Het fonds wordt gespijsd door:
1° alle ontvangsten die voortvloeien uit de inschrijvingsgelden van het volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 113novies. Elk centrumbestuur betaalt daartoe in het jaar n aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen voor elk van zijn gesubsidieerde of gefinancierde centra in twee schijven een bedrag dat berekend wordt tegen 100 % van de inschrijvingsgelden van de cursisten die ingeschreven waren in het schooljaar n-2/n-1. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het centrumbestuur de inschrijvingsgelden overmaakt aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
2° andere ontvangsten ten behoeve van het volwassenenonderwijs.
§ 4. Het fonds wordt aangewend ter financiering van:
1° de werkingstoelagen en de werkingsmiddelen in het volwassenenonderwijs;
2° de premie aan cursisten die een diploma van het secundair onderwijs behaald hebben als vermeld in artikel 41, § 4, 2° en 2° bis. De Vlaamse Regering bepaalt de opleidingen, bekrachtigd met een diploma van het secundair onderwijs, die in aanmerking komen voor het verkrijgen van een premie, het bedrag dat wordt toegekend en de procedure voor de toekenning van de premie;
3° de betaling van andere uitgaven ten voordele van het volwassenenonderwijs.
§ 5. Het saldo en de vastgestelde rechten vastgesteld op 31 december 2019 op het Fonds Inschrijvingsgelden Centra voor Volwassenenonderwijs zoals bepaald in artikel 110 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, wordt overgedragen naar het fonds, zoals bepaald in het vorige artikel.]1
----------
(1)<DVR 2018-12-21/04, art. 58, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK III. - Terugvorderingen, sancties en zorgvuldig bestuur.
Afdeling I. - Terugvorderingen.
Art.114. Elke ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiering wordt van het centrumbestuur teruggevorderd. Een ten onrechte uitbetaald salarisgedeelte wordt evenwel teruggevorderd van het betrokken personeelslid, als het centrumbestuur niet verantwoordelijk is voor de uitbetaling ervan.
Art.115. § 1. De mogelijkheid om de ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring terug te vorderen verjaart na verloop van één jaar, te rekenen vanaf de eerste januari volgend op de betalingsdatum, tenzij de terugbetaling binnen die termijn werd gevraagd.
§ 2. In afwijking van § 1 is de verjaringstermijn dertig jaar, als valse verklaringen de berekening van de financiering of subsidiëring beïnvloed hebben.
Art.116. Om geldig te zijn, moet de vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar gebracht worden bij een aangetekend schrijven met vermelding van :
1° het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;
2° de bepalingen in strijd waarmee de betalingen gedaan zijn.
Te rekenen vanaf de afgifte van het aangetekend schrijven kan het onverschuldigde bedrag gedurende dertig jaar teruggevorderd worden.
Art.117. De Vlaamse Regering legt de procedure tot terugvordering vast, die de rechten van de verdediging waarborgt.
Afdeling II. - Sancties.
Art.118.§ 1. Onverminderd de strafvervolging waartoe het aanleiding zou geven, kan het centrumbestuur gesanctioneerd worden voor :
1° elke onnauwkeurige verklaring die de berekening van het bedrag voor financiering of subsidiëring beïnvloedt;
2° elke onnauwkeurige verklaring over de bezoldiging van het personeel;
3° elke inbreuk op de verplichting om de door de Vlaamse Regering bepaalde gegevens mee te delen op de wijze en op de data waarop die uiterlijk verstrekt moeten zijn;
4° elke inbreuk op de bepalingen van de vakantie- en de onderwijstijd;
5° elke inbreuk op de aanwending van de financiële middelen;
6° [2 elke inbreuk op de verplichting om conform artikel 113decies, § 3, inschrijvingsgelden aan het fonds over te maken op de data die de Vlaamse Regering bepaalt;]2
7° elke inbreuk op de naleving van de verplichtingen, vermeld in artikel 52, 5° en 6°.
[2 8° de verplichting, vermeld in artikel 122, tweede lid, niet na te leven.]2
§ 2. De sanctie, vermeld in § 1, is een financiële sanctie van ten hoogste 10 percent van de werkingstoelage, zoals bepaald in artikel 89, of van de werkingsmiddelen, zoals bepaald in artikel 108.
[1 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de financiële sanctie voor de inbreuk, vermeld in § 1, 3°, maximum 0,75 euro per lesuurcursist, gegenereerd door cursisten waarover het centrum de door de Vlaamse Regering bepaalde gegevens niet correct en tijdig aangeleverd heeft.
[2 De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de vaststelling van de overtreding en voor de toepassing van de sanctie voor de inbreuk, vermeld in paragraaf 1, 8°.]2
De in het [2 eerste tot en met derde lid]2 bedoelde financiële sanctie kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat gebruikt wordt voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou getroffen worden.]1
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.38, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(2)<DVR 2020-07-03/39, art. 67, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.119. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing van de sancties. Het besluit waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep.
Afdeling III. - Zorgvuldig bestuur.
Art.120.Het centrumbestuur draagt er zorg voor dat de cursist vanaf het ogenblik van inschrijving het centrumreglement gemakkelijk kan raadplegen. Als een cursist er uitdrukkelijk om vraagt, is het centrumbestuur ertoe gehouden een papieren kopie van het centrumreglement te overhandigen.
[1 Het centrumreglement bevat ten minste de bijdrageregeling, [4 de uitschrijvingsregeling,]4 het reglement van orde, het evaluatiereglement en informatie over de klachtenprocedure.]1
[2 Indien het centrum voor volwassenenonderwijs onderwijsbevoegdheid heeft voor opleidingen waarbij cursisten in aanraking komen met voedingswaren, vermeldt het centrumreglement dat de cursist die deelneemt aan een opleiding waarbij deze in aanraking komt met voedingswaren, in voorkomend geval, het centrum onmiddellijk op de hoogte brengt van het feit dat zijn medische toestand een risico inhoudt op (on)rechtstreekse verontreiniging van levensmiddelen, met als gevolg dat na beslissing van het centrum de cursist hetzij tijdelijk bepaalde programmaonderdelen niet mag volgen, hetzij de opleiding in zijn geheel niet langer mag volgen. Daarbij wordt eveneens vermeld dat de gegevens over de medische toestand worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de centrumdirecteur en dat de centrumdirecteur en de personeelsleden van het centrum die deze gegevens over de medische toestand verwerken, gehouden zijn tot geheimhouding over deze gegevens.]2
[3 Het centrumreglement bevat, naast de bepalingen die ook gelden voor modules in niet-duale opleidingen, de volgende specifieke bepaling voor modules in duale opleidingen: de cursist schikt zich naar alle mogelijke maatregelen die het CVO neemt om de werkplekcomponent ononderbroken invulling te geven, met inbegrip van het intakegesprek en de begeleiding van de cursist in een duale opleiding.]3
----------
(1)<DVR 2014-04-25/L8, art. V.6, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 49, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2022-03-25/15, art. 35, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2022-07-08/10, art. 41, 088; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.121.Aan de cursisten van een centrum mogen buiten het inschrijvingsgeld geen andere kosten worden aangerekend, tenzij voor cursusmateriaal. Onder cursusmateriaal wordt verstaan alle benodigdheden die door het centrumbestuur als noodzakelijk voor het volgen van de module [1 [2 ...]2]1 worden opgegeven en die door het centrumbestuur worden aangerekend.
Het cursusmateriaal wordt aangerekend tegen kostprijs en moet bij het begin van elk schooljaar geraamd worden en moet voor de inschrijving aan de cursisten meegedeeld worden.
----------
(1)<DVR 2015-06-19/33, art. VI.124, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DVR 2018-05-04/28, art. 58, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.122.De centra mogen informatie verstrekken over het eigen onderwijsproject en het onderwijsaanbod, maar mogen geen oneerlijke concurrentie voeren.
De verstrekte informatie moet correct zijn, moet overeenstemmen met de bepalingen van dit decreet en mag geenszins misleidend zijn voor de cursist. [1 Bij die informatieverstrekking, met inbegrip van studiebekrachtiging, hanteert een centrumbestuur minstens de benamingen die betrekking hebben op opleidingen en modules die zijn vastgelegd door of krachtens dit decreet.]1
----------
(1)<DVR 2020-07-03/39, art. 68, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.123.[1 Er mag in een centrum geen politieke propaganda gevoerd worden en er mogen geen politieke activiteiten worden georganiseerd.
In afwijking van het vorige lid kunnen politieke activiteiten in een centrum worden toegelaten buiten de periodes waarin er centrumactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. Personeelsleden en cursisten worden niet gevraagd of aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het centrumbestuur kan niet betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling.
Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.]1
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.39, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art.124. De centra mogen handelsactiviteiten verrichten, voor zover die geen daden van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met de toegekende opdracht.
Art.125. De centra die sponsoring of mededelingen toestaan, die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen, waken erover dat :
1° door het centrum verstrekte leermiddelen vrij blijven van vermelde mededelingen;
2° activiteiten vrij blijven van vermelde mededelingen, behalve als die mededelingen louter attenderen op het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit georganiseerd werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht onder de reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon, rechtspersoon of feitelijke vereniging;
3° sponsoring en vermelde mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen van het centrumbestuur;
4° sponsoring en vermelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van het centrum niet in het gedrang brengen.
Art.126.Vragen en klachten over de toepassing van en de inbreuken op de bepalingen [1 van artikel 120 tot en met 126]1 kunnen door iedere belanghebbende volgens de geldende regelgeving bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur ingediend worden.
----------
(1)<DVR 2016-06-17/24, art. V.8, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 126bis. [1 Voor een cursistenstage wordt een overeenkomst afgesloten tussen de onderwijsinstelling, de stagegever en de cursist-stagiair. Een cursistenstage is een vorm van opleiding buiten een lesplaats van een centrum, in een reële arbeidsomgeving bij een werkgever, onder gelijkaardige omstandigheden als reguliere werknemers van die werkgever waarbij effectieve arbeid wordt verricht met de bedoeling beroepservaring op te doen.
Indien de cursist-stagiair bij de uitvoering van zijn stage de stagegever of derden schade berokkent, is hij, met behoud van toepassing van artikel 1384, derde tot en met het vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek, enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is de cursist-stagiair enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
De aansprakelijkheid van de vader en de moeder in de zin van artikel 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek geldt enkel wanneer een minderjarige cursist-stagiair overeenkomstig de hier voormelde gevallen persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld.
De stagegever is een aansteller in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Alle met de bepalingen van dit artikel strijdige bedingen zijn nietig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-06-17/24, art. V.9, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
TITEL VI. - Personeel.
HOOFDSTUK I. - [1 Personeel van de Centra voor Basiseducatie]1
----------
(1)
Afdeling I. - [1 Het personeelskader.]1
----------
(1)
Art.127.[1 Het personeelskader is samengesteld uit de volgende personeelsleden:
1° de statutaire personeelsleden die onder het toepassingsgebied van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017 vallen;
2° de contractuele personeelsleden op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.]1
----------
(1)<DVR 2017-07-07/39, art. 94, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Afdeling II. - [1 Administratieve en geldelijke rechtspositie van het personeel]1
----------
(1)
Art.128. <Opgeheven bij DVR 2017-07-07/39, art. 95, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 128bis.[1 De Vlaamse Regering legt vast welke bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden vermeld in artikel 127, § 1, 1°, ook gelden voor de personeelsleden vermeld in artikel 127, § 1, 2° [2 ...]2.]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.36, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2017-07-07/39, art. 96, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 128bis/1.[1 Het centrumbestuur kan ten laste van de werkingsmiddelen, vermeld in artikel 89 [2 , ten laste van subsidies die het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, toekent om de kwaliteit van onderwijs te versterken, ten laste van de Vlaamse ondersteuningspremie, uitgekeerd door de VDAB[3 ten laste van een premie of premies in het kader van maatwerk bij individuele inschakeling uitgekeerd door het Departement Werk en Sociale Economie,]3, of met andere middelen,]2 personeel aanwerven. Het centrumbestuur kan het voormelde principe aanwenden voor het personeel, vermeld in artikel 3 van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017.
De betrekking die met de middelen, vermeld in het eerste lid, wordt georganiseerd, kan niet vacant worden verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen of muteren in die betrekking.
Het personeelslid dat door een centrum voor basiseducatie wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld mits toepassing van hoofdstuk 9 van het decreet Rechtspositie Basiseducatie van 7 juli 2017. Het decreet Rechtspositie Basiseducatie is op hem van toepassing.
Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen betaalt het salaris of de salaristoelage rechtstreeks aan de betrokken personeelsleden. Die dienst vordert het brutosalaris of de brutosalaristoelage, verhoogd met de vergoedingen, de bijslagen, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de werkgeversbijdrage, van het centrumbestuur terug.]1
----------
(1)<DVR 2017-07-07/39, art. 97, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DVR 2022-07-08/10, art. 42, 088; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 60, 100; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Afdeling III. [1 Vervanging van afwezige personeelsleden]1
----------
(1)
Art. 128ter.[1 Ї 1. Vanaf het schooljaar 2024-2025 worden jaarlijks 335,85 vte aan de centra voor basiseducatie toegekend om afwezige personeelsleden in het ambt van leraar basiseducatie te vervangen. De voormelde vte kunnen alleen aangewend worden voor vervangingen in niet-vacante uren.
Elk centrum voor basiseducatie heeft recht op hetzelfde aandeel aan vte voor vervanging van afwezige personeelsleden als het aandeel aan vte waar het centrum conform de berekening, vermeld in artikel 85, Ї 1, recht op heeft.
Elk centrum voor basiseducatie maakt in het lokaal comitщ afspraken over de wijze waarop de vte voor vervangingen aangewend kunnen worden. Het centrum kan, afhankelijk van de lokale behoeften en prioriteiten, een eigen beleid voeren over de vervanging van afwezige personeelsleden die aangesteld zijn in het ambt van leraar basiseducatie.
Na onderhandelingen in het lokaal comitщ kan het centrumbestuur de vte voor de vervanging van afwezige personeelsleden die het dat schooljaar niet heeft aangewend, overdragen aan een ander centrum voor basiseducatie. De voormelde overdracht wordt uiterlijk op 31 mei van het lopende schooljaar vastgelegd. Het centrum waaraan de vte worden overgedragen, gebruikt die vte in hetzelfde schooljaar als het schooljaar waarin de vte worden overgedragen.
Ї 2. Vanaf het schooljaar 2025-2026 kan het jaarlijkse aantal vte voor vervangingen, vermeld in paragraaf 1, mee evolueren in verhouding tot het aantal toegekende vte, vermeld in artikel 85, Ї 1.]1
----------
(1)<DVR 2024-04-19/55, art. 62, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 128quater. <Opgeheven bij DVR 2017-07-07/39, art. 98, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 128quinquies. <Opgeheven bij DVR 2017-07-07/39, art. 98, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 128sexies. <Opgeheven bij DVR 2017-07-07/39, art. 98, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
HOOFDSTUK II. - Personeel van de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Afdeling I. - De personeelscategorieën en ambten.
Art.129. De Vlaamse Regering bepaalt de personeelscategorieën voor de Centra voor Volwassenenonderwijs en deelt deze in wervings-, selectie- en bevorderingsambten in.
Afdeling II. - De prestatieregeling.
Art.130. De Vlaamse Regering bepaalt voor elk ambt van de in artikel 129 bedoelde personeelscategorieën het aantal prestatie-eenheden dat vereist is voor een voltijdse betrekking.
Afdeling III.
Art. 130bis. <Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 59, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Afdeling IV. [1 - Personeel ten laste van de werkingsmiddelen]1
----------
(1)
Art. 130ter.[1 Het centrumbestuur kan ten laste van de werkingsmiddelen [3 , vermeld in artikel 108, ten laste van subsidies die het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, toekent om de kwaliteit van onderwijs te versterken, ten laste]3 [2 van de Vlaamse ondersteuningspremie uitgekeerd door de VDAB[4, ten laste van een premie of premies in het kader van maatwerk bij individuele inschakeling uitgekeerd door het Departement Werk en Sociale Economie]4 of van andere middelen,]2 personeel aanwerven. In het gemeenschapsonderwijs kan een centrumbestuur voormeld principe aanwenden voor de personeelscategorieën van toepassing in het volwassenenonderwijs vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het meesters-, vak en dienstpersoneel. In het gesubsidieerd onderwijs kan een centrumbestuur voormeld principe aanwenden voor de personeelscategorieën van toepassing in het volwassenenonderwijs vermeld in artikel 4, § 1, a), van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.
De betrekking die met deze middelen wordt ingericht kan niet worden vacant verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.
Het personeelslid dat door een centrumbestuur voor volwassenenonderwijs in het gemeenschapsonderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs is op hem van toepassing.
Het personeelslid dat door een centrumbestuur voor volwassenenonderwijs in het gesubsidieerd onderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs is op hem van toepassing.
Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen betaalt het salaris of salaristoelage rechtstreeks aan de betrokken personeelsleden. Diezelfde dienst vordert het brutosalaris of de brutosalaristoelage, verhoogd met de vergoedingen, bijslagen, vakantiegeld, eindejaarspremie en werkgeversbijdrage, van het centrumbestuur terug.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2012-12-21/65, art. IV.7, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2018-03-16/10, art. 40, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2022-07-08/10, art. 43, 088; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 63, 100; Inwerkingtreding : 01-07-2023>
Afdeling V. [1 Het zomeraanbod]1
----------
(1)
Art. 130quater.[1 Het zomeraanbod is een aanbod van een opleiding uit een van de studiegebieden, vermeld in [2 artikel 7 of artikel 10]2, § 1, tijdens de periode van 1 juli tot en met 31 augustus.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-07-14/14, art. 55, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 46, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 130quinquies. [1 Het personeelslid dat in een betrekking in het zomeraanbod, vermeld in artikel 130quater, wordt aangesteld, wordt naargelang van zijn statuut aangesteld als vastbenoemd of tijdelijk personeelslid.
De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 zijn van toepassing op het personeelslid, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering over de ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Het centrumbestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs waaraan de betrekking wordt toegewezen, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. De voormelde aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. De voormelde reaffectatie of wedertewerkstelling gebeurt altijd met instemming van het ter beschikking gestelde personeelslid;
2° het centrumbestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs waaraan de betrekking wordt toegewezen, hoeft in de voormelde betrekking geen personeelslid aan te stellen dat voorrang heeft voor een tijdelijke aanstelling of dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven conform artikel 21 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 23 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in de voormelde betrekking.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-07-14/14, art. 56, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling VI. [1 Vervanging van afwezige personeelsleden]1
----------
(1)
Art. 130sexties. [1 Vanaf het schooljaar 2024-2025 worden jaarlijks 8306 leraarsuren aan de centra voor volwassenenonderwijs toegekend om personeelsleden in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs te vervangen in afwezigheden die geen recht geven op een reguliere vervanging.
Onder reguliere vervanging moet worden begrepen een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar die voldoet aan de volgende voorwaarden:
1А het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;
2А het personeelslid dat afwezig is, kan worden vervangen volgens de gangbare financierings- en subsidiëringsregels.
Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren voor vervanging van personeelsleden in afwezigheden die geen recht geven op een reguliere vervanging als het aandeel aan leraarsuren waar het centrum volgens de berekening van artikel 98, Ї 1, van dit decreet recht op heeft.
Elk centrum voor volwassenenonderwijs maakt in het lokaal comité afspraken over de wijze waarop de leraarsuren, vermeld in het eerste lid, aangewend mogen worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 65, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
TITEL VII. - Overleg.
Art.131. [1 De Vlaamse Regering informeert de afgevaardigden van de inrichtende machten en de representatieve vakorganisaties over elke geplande fundamentele onderwijshervorming.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste één van de afgevaardigden van de inrichtende machten een apart overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de afgevaardigden van de inrichtende machten.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste één van de representatieve vakorganisaties een apart overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de representatieve vakorganisaties.]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.38, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
TITEL VIII. - Wijzigingsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
Art.132. In artikel 3 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003, 10 juli 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 10° worden tussen de woorden "het onderwijsniveau," en de woorden "het vak" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd;
2° in 12° worden tussen de woorden "een bepaald onderwijsniveau," en "in een bepaald vak" de woorden "in een bepaalde opleiding of in een bepaalde module of" ingevoegd;
3° een 33° en 34° worden toegevoegd, die luiden als volgt :
" 33° module : een module zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;
34° opleiding : een opleiding, zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. ".
Art.133. In artikel 21 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, 10 juli 2003, 2 april 2004 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 4, vierde lid, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";
2° in § 5, tweede lid, worden tussen de woorden "voor dit ambt en voor alle" en de woorden "vakken en specialiteiten" de woorden "opleidingen, modules of" ingevoegd;
3° in § 5, derde lid, worden de woorden "in een ambt van leraar voor een vak" vervangen door de woorden "in een ambt van leraar voor een opleiding, een module, een vak", worden de woorden "voor dit ambt, dit vak" vervangen door de woorden "voor dit ambt, die opleiding, die module, dit vak" en worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten".
Art.134. In artikel 28bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en vervangen bij het decreet van 14 februari 2003 en gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2003 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";
2° § 2 wordt aangevuld met een derde lid, dat luidt als volgt :
" In afwijking van het eerste lid bepaalt de raad van bestuur voor haar centra voor volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité welke vacante betrekkingen hij vacant verklaart.
De raad van bestuur moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité geen akkoord wordt bereikt vacant verklaren als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. " ;
3° er wordt een § 8 ingevoegd die luidt als volgt :
" § 8. Met het oog op de vaste benoemingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs op 1 januari 2009 deelt de raad van bestuur, in afwijking van het tweede lid van § 2, de vacante betrekkingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs mee na 15 september 2008 en voor 15 oktober 2008. De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2008. ".
Art.135. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
Art.136. In artikel 40bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 1° worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";
2° in 2° worden tussen de woorden "voor de leraren," en de woorden "het vak of de specialiteit" de woorden "de opleiding of de module," ingevoegd.
Art.137. In artikel 41quater, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art.138. In artikel 55quinquies, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 20 oktober 2000 en 13 juli 2001, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art.139. In artikel 56, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 10 juli 2003, worden in de tweede zin de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking" vervangen door de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking, opleiding, module" en worden tussen de woorden "dezelfde betrekking," en de woorden "hetzelfde vak of dezelfde specialiteit" de woorden "dezelfde opleiding, dezelfde module," ingevoegd.
Art.140. In artikel 56ter, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, worden in eerste zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd en worden in de tweede zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd.
Art.141. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
Art.142. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
HOOFDSTUK II. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
Art.143. In artikel 5 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 1 december 1998, 14 februari 2003, 10 juli 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 12° worden in de eerste zin tussen de woorden "het onderwijsniveau," en de woorden "het vak" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd;
2° in 13° worden tussen de woorden "een bepaald onderwijsniveau," en "in een bepaald vak" de woorden "in een bepaalde opleiding of in een bepaalde module of" ingevoegd;
3° een 23° en 24° worden toegevoegd, die luiden als volgt :
" 23° module : een module zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;
24° opleiding : een opleiding, zoals bedoeld in artikel 24 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. ".
Art.144. In artikel 19, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 7 juli 2006, wordt de inleidende zin van het eerste lid vervangen door wat volgt :
" Niemand kan door een inrichtende macht als tijdelijk personeelslid worden aangesteld, als hij op het ogenblik van de aanstelling niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 28, § 1, 1°, 2° en 4°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, artikel 73, § 1, 1°, 2° en 6°, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van artikel 56, 9°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en daarenboven :
".
Art.145. In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, 3°, worden de woorden "het vak" vervangen door de woorden "de opleiding, de module of het vak";
2° in § 2, 3°, worden de woorden "het vak" vervangen door de woorden "de opleiding, de module of het vak".
Art.146. In artikel 23, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 4, vierde lid, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";
2° in § 5, tweede lid, worden de woorden "alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "alle opleidingen, modules of vakken en specialiteiten";
in § 5, derde lid, worden de woorden "in een ambt van leraar voor een vak" vervangen door de woorden "in een ambt van leraar voor een opleiding, een module, een vak", worden de woorden "voor dit ambt, dit vak" vervangen door de woorden "voor dit ambt, die opleiding, die module, dit vak" en worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten".
Art.147. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
Art.148. In artikel 32bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 2 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs";
2° in § 2, 1°, worden de woorden "voor alle vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "voor alle opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";
3° in § 2, 2°, worden tussen de woorden "voor de leraren," en de woorden "het vak of de specialiteit" de woorden "de opleiding of de module," ingevoegd.
Art.149. In artikel 33 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 december 1993, 21 december 1994, 14 juli 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003, 15 juli 2005 en 7 juli 2006, worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt tussen het zesde en zevende lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Met het oog op de vaste benoemingen op 1 januari 2009 in de Centra voor Volwassenenonderwijs deelt de inrichtende macht, in afwijking van het eerste lid en rekening houdende met § 4, de vacante betrekkingen in de Centra voor Volwassenenonderwijs mee na 15 september 2008 en voor 15 oktober 2008. De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2008. " ;
2° in § 2 worden in de tweede zin de woorden "vakken en specialiteiten" vervangen door de woorden "opleidingen, modules, vakken en specialiteiten";
3° er wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 4. In afwijking van § 1, eerste lid, bepaalt de inrichtende macht voor haar Centra voor Volwassenenonderwijs jaarlijks op basis van een beleidsplan en na onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité welke vacante betrekkingen ze meedeelt.
De inrichtende macht moet de vacante betrekkingen waarover in het bevoegde lokaal onderhandelingscomité geen akkoord wordt bereikt meedelen als het gaat om vacante betrekkingen die gedurende de drie aan het betrokken schooljaar voorafgaande schooljaren ook vacant waren. ".
Art.150. In artikel 37bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de woorden "het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "het volwassenenonderwijs".
Art.151. In artikel 44quinquies, § 1,2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 20 oktober 2000 en 13 juli 2001, worden de woorden "en het onderwijs voor sociale promotie" vervangen door de woorden "voor het volwassenenonderwijs".
Art.152. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
Art.153. In artikel 74, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking" worden vervangen door de woorden "gepresteerd in een ambt, betrekking, opleiding, module";
2° tussen de woorden "dezelfde betrekking," en de woorden "hetzelfde vak of dezelfde specialiteit" worden de woorden "dezelfde opleiding, dezelfde module," ingevoegd.
Art.154. In artikel 74quater, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, worden in eerste zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd en worden in de tweede zin tussen de woorden "een ambt," en de woorden "een vak" de woorden "een opleiding, een module," ingevoegd.
Art.155. <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.17, 004; Inwerkingtreding : 01-08-2008>
HOOFDSTUK III. - Decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten.
Art.156. In het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten wordt een artikel 92bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Artikel 92bis
Onverminderd de bepalingen van artikel 92 met betrekking tot de verdeling en de indexering, stelt de Vlaamse Regering jaarlijks een krediet van ten minste 722.000 euro ter beschikking van de pedagogische begeleidingsdiensten voor de uitvoering van volgende opdrachten :
1° de begeleiding van de Centra voor Volwassenenonderwijs :
a) agogische en organisatorische ondersteuning bieden;
b) de deskundigheid van de personeelsleden bevorderen;
c) onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg coördineren, stimuleren en faciliteren;
d) centra ondersteunen bij het realiseren van de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties bij de cursisten;
2° de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 49 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, samen met het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs. ".
Art.157. In hetzelfde decreet wordt een artikel 92ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Artikel 92ter
§ 1. Het krediet, vermeld in artikel 92bis, wordt enkel ter beschikking gesteld als :
1° vijfjaarlijks een beleidsplan en jaarlijks een ondersteuningsplan worden opgesteld, waarin de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 92bis, verduidelijkt wordt;
2° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld.
Het jaarlijks ondersteuningsplan, activiteitenverslag en financieel rapport kunnen al dan niet geïntegreerd worden in het jaarlijkse beleidsplan en het jaarverslag van de activiteiten, vermeld in artikel 88.
§ 2. De Vlaamse Regering sluit met de pedagogische begeleidingsdiensten vijfjaarlijks een samenwerkingsovereenkomst af over de voorwaarden van de aanwending van de middelen en de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 92bis.
De toekenning van de middelen, vermeld in artikel 92bis, wordt afhankelijk gesteld van de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst door de Vlaamse Regering.
§ 3. De middelen, zoals bepaald in artikel 92bis kunnen geheel of gedeeltelijk teruggevorderd worden, indien blijkt dat deze middelen niet worden aangewend voor de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 92bis en in artikel 49 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. ".
HOOFDSTUK IV. - Decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III.
Art.158. In artikel 7 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 20 oktober 2000, worden in het tweede lid de woorden "vak of specialiteit" vervangen door de woorden "opleiding, module, vak of specialiteit".
HOOFDSTUK V. - Decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek.
Art.159. In artikel XI.1, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt 5° vervangen door wat volgt :
" 5° de contractuelen betaald ten laste van het departement Onderwijs, met uitzondering van deze van de centra voor basiseducatie;
".
HOOFDSTUK VI. - Decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.
Art.160. In artikel X.39 van het hoofdstuk X van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV wordt een 8° toegevoegd, dat luidt als volgt :
" 8° de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in artikel 127 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. " ;
Art.161. In artikel X.40 van het hoofdstuk X van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "of specialiteit," en de woorden "het onderwijsniveau" de woorden "de opleiding, de module," ingevoegd.
TITEL IX. - Slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Opheffingsbepalingen.
Art.162. Titel I van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 15 augustus 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004, 7 mei 2004, 24 december 2004, 15 juli 2005, 9 december 2005, [1 16 juni 2006, 7 juli 2006 en 15 december 2006]1 wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007, [2 met uitzondering van artikel 57 dat wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2008, artikel 57bis dat wordt opgeheven met ingang van 1 september 2008 en artikel 55 dat wordt opgeheven met ingang van 1 september 2009]2.
(NOTA van Justel : onderhavig art. 162 werd gewijzigd bij DVR 2007-12-07/60, art. 3; bij DVR 2008-07-04/45; en bij DVR 2009-05-08/32. Na deze wijzigingen heeft onderhavig art. 162 de volgende vorm : "
Art. 162. Titel I van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 15 augustus 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004, 7 mei 2004, 24 december 2004, 15 juli 2005, 9 december 2005, 16 juni 2006, 7 juli 2006 en 15 december 2006 wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007, met uitzondering van artikel 57 dat wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2008, artikel 57bis dat wordt opgeheven met ingang van 1 september 2008 [3 en artikel 55 dat wordt opgeheven met ingang van 1 september 2010]3. "
----------
(1)<DVR 2007-12-07/60, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 31-01-2008>
(2)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.39, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.163. In het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen worden volgende artikelen opgeheven met ingang van 1 september 2007 :
1° artikel 3, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004;
2° artikel 4, 2;
3° artikel 4, 4, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003;
4° artikel 5, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004 en 7 juli 2006;
5° artikel 6bis, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004;
6° artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996.
Art.164. Artikelen 9, 10, 16 en 17 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van laaggeschoolde volwassenen,vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2008.
Art. 164bis. [1 Het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen wordt opgeheven met ingang van 1 september 2010.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.39, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.165. In het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen worden volgende artikelen opgeheven met ingang van 1 september 2008 :
1° artikel 1;
2° artikel 2;
3° artikel 4, 1, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001;
4° artikel 6, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003;
5° artikel 7;
6° artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;
7° artikel 14, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994 en 13 juli 2001;
8° artikel 14bis, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2001;
9° artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;
10° artikel 15bis, ingevoegd bij het decreet 7 mei 2004;
11° artikel 18 vervangen bij het decreet van 2 maart 1999.
Art.166. Artikelen 141, 142, 143 en 145 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.167. Artikel 33 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-III wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.168. Artikel 154 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs-VI wordt opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.169. Artikelen 184, 185, 186 en 187 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs-XI worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.170. Artikelen 21, 22, 23 en 24 van het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.171. Artikelen VI.9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.172. Artikelen IV.2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19 en 20 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs-XIV worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.173. Artikelen 6, 7, 8, 29, 30, 31, 32, 33 en 34 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.174. Artikelen IV.1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7, van het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs-XV worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.175. Artikelen IV.1, 2, 3, 4 en 8, van het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs-XVI worden opgeheven met ingang van 1 september 2007.
Art.176. De volgende regelingen worden opgeheven met ingang van 1 september 2007 :
1° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, met uitzondering van artikel 1, § 1;
2° het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het technisch onderwijs;
3° het koninklijk besluit van 1 juli 1957 houdende algemene regeling van de studiën in het secundair technisch onderwijs;
4° het koninklijk besluit van 31 december 1960 tot regeling van de inrichting der tijdelijke scholen en leergangen van het technisch onderwijs;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, met uitzondering van de artikelen 3, 4, § 4, 8, 11, 12, 13 en 14 die worden opgeheven met ingang van 1 september 2008;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de vaststelling van de voorlopige structuurschema's van het modulair onderwijs voor sociale promotie;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;
8° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende de vaststelling van de nadere regelen van de overdracht van studiegebieden tussen de centra voor volwassenenonderwijs;
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 houdende de vaststelling van de procedure voor de vrijstellingen van het inschrijvingsgeld in het volwassenenonderwijs;
10° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004 houdende de vaststelling van de modellen van de studiebewijzen in het onderwijs voor sociale promotie en de voorwaarden voor de uitreiking van de studiebewijzen door de centra voor volwassenenonderwijs;
11° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 tot uitvoering van artikelen 3, 5, 6 en 6bis, van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;
12° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2006-2007 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;
13° het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2005-2006 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 1999 houdende de ordening van de bestaande afdelingen van het onderwijs voor sociale promotie in studiegebieden en categorieën;
14° het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2004-2005 en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 betreffende de structuur van het secundair onderwijs voor sociale promotie;
15° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de programmatie in het secundair volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2003-2004;
16° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2003 betreffende structuurwijzigingen in het hoger onderwijs voor sociale promotie;
17° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de programmatie in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2002-2003;
18° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2001 betreffende de programmatie in het onderwijs voor sociale promotie voor het schooljaar 2001-2002;
19° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 betreffende de programmatie van studiegebieden, categorieën en afdelingen in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2000-2001;
20° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 betreffende de programmatie van studiegebieden en afdelingen in de centra voor volwassenenonderwijs voor het schooljaar 1999-2000;
21° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 betreffende de structuur van het secundair onderwijs voor sociale promotie.
Art. 176bis. [1 De volgende regelingen worden opgeheven met ingang van 1 september 2010 :
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2000 houdende de vaststelling van de opleidingen in het onderwijs voor sociale promotie waartoe ook de voltijds leerplichtigen worden toegelaten;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2004 betreffende structuurwijzigingen in het hoger onderwijs voor sociale promotie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.40, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art. 176ter. [1 Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 betreffende de organisatie en de werking van de ombudsdienst van de consortia volwassenenonderwijs wordt met ingang van 1 september 2014 opgeheven. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-25/L8, art. V.7, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art.177.Voor het volwassenenonderwijs wordt de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving opgeheven met ingang van 1 september 2007, met uitzondering van [1 artikel]1 28, § 2, [1 ...]1.
----------
(1)<DVR 2017-07-07/39, art. 99, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.178. [1 Het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs is niet van toepassing op de specifieke lerarenopleiding, met uitzondering van de bepalingen onder deel II, titel I en titel II.]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/31, art. 213, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Afdeling I. - Opdracht en organisatie van het onderwijs.
Art.179. § 1. In afwijking van artikelen 23 en 25, kunnen de Centra voor Volwassenenonderwijs de opleidingen waarvoor ze onderwijsbevoegdheid hebben nog lineair organiseren :
1° tijdens de schooljaren 2007-2008 en 2008-2009 als voor die opleidingen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn op 1 september 2007;
2° tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012 als voor die opleidingen nog geen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn op 1 september 2007.
§ 2. In de lineaire organisatie wordt de leerstof gegroepeerd en aangeboden in leerjaren. De leerjaren kunnen eventueel ingedeeld worden in vakken.
Elke opleiding, optie of afdeling kan worden ingericht als cyclische opleiding.
§ 3. Het onderwijsaanbod start ten vroegste op 1 september en eindigt uiterlijk op 30 juni. Het onderwijs is gespreid over ten minste 32 en ten hoogste 40 weken.
De Vlaamse Regering kan per centrum een afwijking verlenen voor een specifiek intensief aanbod ten behoeve van tewerkstelling.
§ 4. In de lineaire organisatie wordt een cursist toegelaten tot een leerjaar als hij in het voorgaande leerjaar is geslaagd.
Als toelatingsvoorwaarden voor alle andere leerjaren dan de aanvangsleerjaren, gelden dezelfde toelatingsvoorwaarden, zoals vermeld in artikel 35 met uitzondering van § 2, 1°, waarbij module moet gelezen worden als leerjaar.
§ 5. In de lineaire organisatie kan de directeur een cursist tot twee leerjaren toelaten als hij ten gevolge van vrijstellingen slechts een deel van de vakken van beide leerjaren moet volgen.
Art. 179bis. [1 In afwijking van artikel 24, § 1, en in afwachting van de installatie van de stuurgroep vermeld in artikel 50, § 1, 2° en 3°, bepaalt de Vlaamse Regering de opleidingsprofielen na advies van de Vlaamse Onderwijsraad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.40, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 179ter. <Opgeheven bij DVR 2015-06-19/33, art. VI.25, 045; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art.180. In afwijking van artikel 25 kunnen de Centra voor Volwassenenonderwijs de modulaire opleidingen waarvoor op 1 september 2007 geen door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen bestaan zoals bedoeld in artikel 185, nog organiseren tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012.
[1 Zodra voor een modulaire opleiding, bedoeld in het eerste lid, een opleidingsprofiel door de Vlaamse Regering wordt goedgekeurd, kan de modulaire opleiding nog georganiseerd worden :
1° gedurende één schooljaar volgend op de goedkeuring door de Vlaamse Regering en uiterlijk tot 1 september 2012, in het geval de modulaire opleiding minder dan 700 lestijden bedraagt;
2° gedurende twee schooljaren volgend op de goedkeuring door de Vlaamse Regering en uiterlijk tot 1 september 2012, in het geval de modulaire opleiding meer dan 700 lestijden bedraagt.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.12, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.181. Op 1 september 2009 verliezen de Centra voor Volwassenenonderwijs de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen bedoeld in artikel 179, § 1, 1°. Die opleidingen zijn op dat ogenblik volledig afgebouwd.
Op 1 september 2012 verliezen de Centra voor Volwassenenonderwijs de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen vermeld in artikel 179, § 1, 2°, en artikel 180 [3 voor het secundair volwassenenonderwijs]3. [2 Die opleidingen beschikken op dat ogenblik over opleidingsprofielen, als vermeld in artikel 24 [3 ...]3]2 of zijn volledig afgebouwd.
[1 De Vlaamse Regering is gemachtigd om aan de Centra voor Volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor de opleidingen, vermeld in artikel 179, § 1, 2°, en artikel 180,[3 voor het secundair volwassenenonderwijs]3 ambtshalve onderwijsbevoegdheid te verlenen voor de goedgekeurde opleidingsprofielen die met deze opleidingen inhoudelijk overeenstemmen.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.13, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-04-30/B8, art. 127, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2010-07-09/26, art. IV.41, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art. 181bis. <Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 60, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 181ter. [1 In afwijking van artikel 181, tweede lid, wordt de onderwijsbevoegdheid van de opleidingen Biochemie TSO3, Diamantbewerking BSO3, Marketing en Verkoopsbeleid TSO3, Tuinbouw BSO3, Toerisme en Onthaal TSO3, Grime TSO3, Schoonheids-verzorging TSO3, Restauratievakman meubelen BSO3, Agogische bijscholing TSO3, Technische bijscholing voor de welzijnssector BSO3, Maritieme opleiding dek en motoren TSO3, Kunststoftechnieken TSO3, Handweven - kleding BSO3, Handweven - vervolmaking BSO3, Handweven - woning BSO3 en Handweven BSO3, opgeheven op 1 september 2013.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2012-06-29/08, art. IV.7, 027; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
Art.182.§ 1. In afwijking van artikel 41, § 4, 2°, [1 leidt het certificaat van de opleiding algemene vorming BSO 3]1 of [1 het certificaat van de opleiding]1 algemene vorming TSO 3 van het studiegebied algemene vorming, gecombineerd met een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied in het secundair volwassenenonderwijs, tot een diploma [1 ...]1.
§ 2. In afwijking van artikel 41, § 2, 1°, leiden lineaire opleidingen tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2011-2012 in het secundair volwassenenonderwijs tot een getuigschrift.
§ 3. Cursisten die voor 1 september 2006 in het hoger onderwijs voor sociale promotie een opleiding van minder dan 900 lestijden aangevat hebben, kunnen voor zover deze opleiding nog georganiseerd wordt uiterlijk tot 31 augustus 2010 aanspraak maken op een diploma. Deze bepaling is niet van toepassing op de opleidingen van het pedagogisch hoger onderwijs.
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. IV.40, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art.183. In afwachting van door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen worden de opleidingen van de studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs, vermeld in artikelen 179 en 180, gerangschikt als beroepssecundair onderwijs of technisch secundair onderwijs van de tweede of de derde graad.
Art.184. De opleidingen [1 , van de leergebieden, vermeld in artikel 6, en de studiegebieden, vermeld in artikel 7,]1 die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet niet voldoen aan de bepalingen van artikelen 24 en 25, worden voor 1 januari 2012 door de stuurgroep voorgedragen.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.185. De modulaire opleidingen [1 , van de leergebieden, vermeld in artikel 6, en de studiegebieden, vermeld in artikel 7,]1 waarvoor op 1 september 2007 door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen beschikbaar zijn, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van artikelen 24 en 25.
----------
(1)<DVR 2009-04-30/B8, art. 129, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 185bis.[1 Op 1 september 2019 verliezen de centra voor volwassenenonderwijs de onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs en de bevoegdheid om de overeenstemmende diploma's van gegradueerde te verlenen.
De centra voor volwassenenonderwijs sluiten een overeenkomst met een hogeschool als vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, die de betreffende opleidingen zal aanbieden. Die overeenkomst betreft de wijze waarop de ingeschreven cursisten hun opleiding kunnen voltooien.]1
----------
(1)<DVR 2018-05-04/28, art. 61, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 185ter. [1 Wanneer opleidingen van het hoger beroepsonderwijs, vastgelegd in bijlage I, op basis van artikel 15 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur leiden tot een erkende kwalificatie van kwalificatieniveau 4, is de Vlaamse Regering gemachtigd deze opleidingen in te delen in een studiegebied van het secundair volwassenenonderwijs, als vermeld in artikel 7.
De Vlaamse Regering is ook gemachtigd ambtshalve onderwijsbevoegdheid te verlenen aan de centra voor volwassenenonderwijs, die onderwijsbevoegdheid hebben voor de opleidingen vermeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-04-30/B8, art. 131, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art.186. <Opgeheven bij DVR 2023-11-23/33, art. 37, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.187. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie opgericht bij het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, krijgt voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 een aanvullende forfaitaire toelage van 250.000 euro die bestemd is voor de bekostiging van de personeelsuitgaven, de werkingsuitgaven en de investeringsuitgaven.
De personeelsleden van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie die worden betaald ten laste van de forfaitaire toelage, vermeld in het eerste lid, moeten beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 15 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie bezorgt bij afloop van de periode, vermeld in het eerste lid, een financieel rapport aan de Vlaamse Regering.
Art. 187bis. [1 Een personeelslid dat in een Centrum voor Basiseducatie voor 1 september 2009 werd aangesteld op basis van artikel en 15 en 16 van de wet houdende taalregeling in het onderwijs van 30 juli 1963, behoudt alle rechten die uit deze aanstelling voortvloeien.
Een personeelslid dat in een Centrum voor Basiseducatie werd aangesteld op basis van artikel 15 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs kan na 1 september 2009 opnieuw worden aangesteld in een zelfde functie en voldoet vanaf 1 september 2009 aan de taalvereisten inzake de onderwijstaal zoals bepaald in de artikel en 128ter tot en met 128quinquies.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.41, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling II. - Structuur van het volwassenenonderwijs.
Art.188. Het bestuur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan een aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering voor het verkrijgen van onderwijsbevoegdheid voor een andere opleiding dan de opleidingen bedoeld in artikel 63, § 1, 1°, of voor het aanwenden van leraarsuren en ambten opgericht op basis van de puntenenveloppe in een bijkomende vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering zal, voorafgaandelijk aan het nemen van een beslissing, het advies van de Vlaamse Onderwijsraad inwinnen. De Vlaamse Regering kan de aanvraag uitsluitend af- of goedkeuren bij een met redenen omklede beslissing.
De aanvraag, zoals vermeld in het eerste lid, moet uiterlijk vóór 31 januari 2008 ingediend worden bij de bevoegde administratie.
Dit artikel houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 2008.
Art.189. De Centra voor Basiseducatie die erkend zijn op datum van 31 augustus 2007 behouden hun erkenning als Centrum voor Basiseducatie uiterlijk tot 31 augustus 2008.
Indien twee of meer Centra voor Basiseducatie, vermeld in het eerste lid, samengevoegd worden tot een nieuw Centrum voor Basiseducatie in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008, ontvangt het nieuwe Centrum voor Basiseducatie de som van de subsidies, toegekend aan de samengevoegde centra overeenkomstig het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen.
Art. 189bis. [1 In afwijking van artikel 64, Ї 4, kan een centrum voor volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor het studiegebied informatie- en communicatietechnologie tot en met schooljaar 2024-2025 na een melding aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, die onderwijsbevoegdheid uitoefenen in een vestigingsplaats waar onderwijsinstellingen liggen die middelen hebben ontvangen als vermeld in artikel 67/1, Ї 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 34/1, Ї 1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, artikel 91, tweede lid, en artikel 101, tweede lid, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Centra voor volwassenenonderwijs die de onderwijsbevoegdheid, vermeld in het eerste lid, tijdens een van de schooljaren 2021-2022 tot en met 2024-2025 hebben uitgeoefend, kunnen deze onderwijsbevoegdheid verder uitoefenen tot en met schooljaar 2025-2026.
Centra voor volwassenenonderwijs die de onderwijsbevoegdheid, vermeld in artikel 17, 2А, van het decreet van 4 februari 2022 tot het nemen van dringende maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (IX), tijdens een van de schooljaren 2022-2023 of 2023-2024 hebben uitgeoefend, kunnen deze onderwijsbevoegdheid verder uitoefenen tot en met schooljaar 2024-2025.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 66, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling III. - Financiering van het volwassenenonderwijs.
Art.190. § 1. Het aantal VTE waarop een Centrum voor Basiseducatie, dat overeenkomstig artikel 84 in aanmerking komt voor subsidiëring, recht heeft voor het schooljaar 2008-2009, wordt berekend volgens de formule :
AxC,/B
waarbij :
1° A : het aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie binnen het werkingsgebied van het Centrum voor Basiseducatie;
2° B : het totale aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie;
3° C : het aantal VTE die door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd worden tijdens het schooljaar 2008-2009.
§ 2. De werkingsmiddelen waarop een Centrum voor Basiseducatie, dat overeenkomstig artikel 84 in aanmerking komt voor subsidiëring, recht heeft voor het schooljaar 2008-2009 wordt berekend volgens de formule :
AxD,/B
waarbij :
1° A : het aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie binnen het werkingsgebied van het Centrum voor Basiseducatie;
2° B : het totale aantal door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie;
3° D : het volume aan werkingsmiddelen door de Vlaamse Gemeenschap voorzien tijdens het schooljaar 2008-2009.
§ 3. De budgetten, vermeld in § 1 en § 2, volgen de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toekenning van de VTE en de werkingstoelagen aan de Centra voor Basiseducatie voor het schooljaar 2008-2009.
Art. 190bis. [1 § 1. Naast de VTE, vermeld in artikel 190, heeft elk Centrum voor Basiseducatie, dat overeenkomstig artikel 84 in aanmerking komt voor subsidiëring, voor het schooljaar 2008-2009 recht op een puntenenveloppe voor het aanwerven van personeelsleden in de functies voor de ondersteuning van haar werking. Deze puntenenveloppe wordt berekend op basis van het aantal door het Vlaamse ministerie van Onderwijs en Vorming in 2007 gesubsidieerde prestaties basiseducatie.
De Vlaamse Regering bepaalt het aantal gesubsidieerde prestaties basiseducatie per toe te kennen punt.
§ 2. De oprichting van functies, vermeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elke functie een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het personeelslid dat de functie uitoefent.
De Vlaamse Regering legt voor elke functie de puntenwaarde vast volgens de salarisschaal.
§ 3. De Vlaamse Regering kan voor het schooljaar 2008-2009 bijkomende punten toekennen aan een Centrum voor Basiseducatie, als het werkingsgebied van dat centrum samenvalt met drie of meer werkingsgebieden van de Centra voor Basiseducatie die tot en met 31 augustus 2008 erkend waren op basis van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de toekenning van deze bijkomende punten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.42, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.191. In afwijking van artikel 84 moet een Centrum voor Basiseducatie om voor subsidiëring van het schooljaar 2008-2009 in aanmerking te komen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 82, 1°, 4°, 5°, 6° en 7°.
Art.192. § 1. De instelling die wil erkend en gesubsidieerd worden moet hiertoe uiterlijk op 1 maart 2008 een dossier indienen bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat het bestuur van de vereniging zonder winstoogmerk of de vereniging zonder winstoogmerk in oprichting vanaf 1 september 2008 kan voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 82, 1°, 4°, 5°, 6° en 7°. De Vlaamse Regering kent op basis van het aanvraagdossier de erkenning en subsidiëring toe na gunstig advies van de inspectie.
§ 2. Alle instellingen die op basis van het aanvraagdossier, zoals vermeld in § 1, een gunstig advies van de inspectie verkregen hebben, worden door de Vlaamse Regering erkend als Centrum voor Basiseducatie voor het schooljaar 2008-2009.
Als voor het werkingsgebied van hetzelfde consortium volwassenenonderwijs meerdere instellingen na gunstig advies van de inspectie erkend worden als Centrum voor Basiseducatie, kent de Vlaamse Regering de subsidiëring toe aan de instelling die in het schooljaar 2007-2008 het grootste volume aan effectief gepresteerde lestijden gerealiseerd met door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming gesubsidieerde VTE.
§ 3. Het Centrum voor Basiseducatie wordt tijdens het schooljaar 2008-2009 aan een doorlichting van de inspectie onderworpen. Die doorlichting is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle oprichtings- en erkenningsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van die doorlichting moeten uiterlijk negen maanden na de oprichting bekendgemaakt worden, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn.
§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de procedure tot erkenning en subsidiëring van een instelling als Centrum voor Basiseducatie. Die procedure waarborgt de rechten van de verdediging en voorziet in een mogelijkheid tot beroep.
Art. 192bis. [1 In afwijking van artikel 103, § 1, geldt er ten gevolge de uitvoering van de bepalingen in artikel 130 voor het schooljaar 2010-2011 geen beperking op het aantal over te dragen leraarsuren wanneer een centrumbestuur overdraagt naar een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.44, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
Art.193. § 1. Onverminderd de bepalingen in artikel 107, wordt voor de schooljaren 2007-2008 tot en met 2012-2013, het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft, berekend volgens de formule :
1° schooljaar 2007-2008 : (leraarsuren schooljaar 2006-2007 x 0,70) + (LUC/d x 0,30);
2° schooljaar 2008-2009 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,95) + (LUC/d x 0,05);
3° schooljaar 2009-2010 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,90) + (LUC/d x 0,10);
4° schooljaar 2010-2011 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,85) + (LUC/d x 0,15);
5° schooljaar 2011-2012 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,65) + (LUC/d x 0,35);
6° schooljaar 2012-2013 : (leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,35) + (LUC/d x 0,65);
waarbij LUC en d zijn bepaald overeenkomstig artikel 98.
In bijlage V, die bij dit decreet gevoegd is, is per Centrum voor Volwassenenonderwijs een overzicht opgenomen van het aantal gesubsidieerde of gefinancierde leraarsuren in het schooljaar 2006-2007 per Centrum voor Volwassenenonderwijs.
§ 2. Het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren, waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft voor het schooljaar 2007-2008 kan in toepassing van § 1, 1°, niet minder bedragen dan 95 percent van het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren voor het schooljaar 2006-2007.
§ 3. De puntenenveloppe voor de oprichting van betrekkingen in de ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel, waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft kan in toepassing van artikel 105, § 3 :
1° voor het schooljaar 2008-2009 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenenveloppe toegekend voor het schooljaar 2007-2008;
2° voor het schooljaar 2009-2010 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenveloppe toegekend voor het schooljaar 2008-2009;
3° voor het schooljaar 2010-2011 niet minder bedragen dan 95 percent van de puntenenveloppe toegekend voor het schooljaar 2009-2010.
[1 § 4. Wanneer er definitief leraarsuren of punten overgedragen worden tussen twee onderwijsinstellingen in de periode dat de overgangsregeling bedoeld in § 1 en § 3 geldt, dan worden deze overgedragen leraarsuren of punten :
1° in mindering gebracht in het geval er een overdracht is van een Centrum voor Volwassenenonderwijs naar een andere onderwijsinstelling;
2° toegevoegd in het geval een Centrum voor Volwassenenonderwijs ontvangt van een andere onderwijsinstelling.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 4.14, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art.194. In afwijking van artikel 109, § 1, wordt voor het schooljaar 2007-2008 het inschrijvingsgeld dat een cursist verschuldigd is, berekend door het aantal lestijden van een module te vermenigvuldigen met 0,80 tot 1 euro.
Art. 194bis. <Opgeheven bij DVR 2018-05-04/28, art. 62, 064; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.195. § 1. In afwijking van artikel 110, § 3, 2°, bedraagt de vordering op de ontvangen inschrijvingsgelden van de Centra voor Volwassenenonderwijs voor het schooljaar 2007-2008 0,05 euro voor de ontvangen inschrijvingsgelden per lestijd, zoals vermeld in artikel 193.
§ 2. In afwijking van artikel 110, § 4, 1°, wordt voor het schooljaar 2007-2008, de toekenning van middelen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs als volgt samengesteld :
a) 0,55 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die geen inschrijvingsgeld betalen;
b) 0,55 euro per lesuurcursist waarvoor geen inschrijvingsgeld betaald werd op basis van artikel 109, § 2;
c) 0,30 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,25 euro per lesuur betalen;
d) 0,05 euro per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,50 euro per lesuur betalen.
Art.196. § 1. Een consortium volwassenenonderwijs dient om voor subsidiëring in aanmerking te komen voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008 een dossier in bij de bevoegde administratie waaruit blijkt dat voldaan is aan de bepalingen, vermeld in artikel 76.
In de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008 worden de Centra voor Basiseducatie, toegetreden tot een consortium volwassenenonderwijs, voor de berekening van het stemmenaantal in de algemene vergadering en in andere bestuursorganen beschouwd als één Centrum voor Basiseducatie.
§ 2. Het dossier vermeld in § 1 kan ingediend worden op een van de volgende data :
1° uiterlijk op 1 oktober 2007 voor de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2008;
2° uiterlijk op 1 februari 2008 voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 augustus 2008.
Na goedkeuring van het dossier kent de Vlaamse Regering een subsidie toe aan het consortium volwassenenonderwijs. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidie voor de consortia volwassenenonderwijs in de vermelde periodes.
§ 3. Het consortium volwassenenonderwijs bezorgt een financieel rapport aan de Vlaamse Regering over de aanwending van de forfaitaire toelage, vermeld in § 2, en over de uitvoering van de doelstelling en de opdrachten, vermeld in artikelen 74 en 75.
Art. 196bis. [1 De referteperiode van 1 februari 2007 tot 31 januari 2008 wordt éénmalig met twee maanden verlengd tot 31 maart 2008.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.16, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Art. 196ter. [1 In afwijking van artikel 85, § 4, en artikel 98, § 5, wordt het volume aan lesurencursist gegenereerd in gecombineerd onderwijs, waaraan de onderwijsinspectie voor de schooljaren 2008-2009 tot en met 2012-2013 een positief advies heeft verleend, gedurende die periode met een factor 1,2 vermenigvuldigd wordt ongeacht het minimaal percentage afstandsonderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.43, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 196quater.[1 § 1. [2 Voor schooljaar 2015-2016 worden [3 en schooljaar 2016-2017]3 in uitvoering van artikel 29, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, 44 949 aanvullende leraarsuren, 592 aanvullende punten en een bedrag van 382.802,30 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 87 aanvullende vte, 1 295 aanvullende punten en een bedrag van 912.974,39 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]2
[4 Voor schooljaar 2017-2018 worden in uitvoering van artikel 29, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, 54.645 aanvullende leraarsuren, 720 aanvullende punten en een bedrag van 465.372,43 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 106,03 aanvullende vte, 1574 aanvullende punten en een bedrag van 1.109.902,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]4
§ 2. Voor het schooljaar 2014-2015 wordt het aantal aanvullende leraarsuren voor de centra voor volwassenenonderwijs en het aantal aanvullende vte voor de centra voor basiseducatie op basis van de referteperiode 2012-2013 verdeeld naar rato van het aantal unieke cursisten Nederlands als tweede taal in een inburgeringstraject. Voor de periode tussen 1 september 2014 en 31 januari 2015 wordt 50 procent van de aanvullende leraarsuren en aanvullende vte via deze verdeling toegekend. Op 1 februari 2015 wordt de resterende 50 procent van het aantal aanvullende leraarsuren en het aantal aanvullende vte verdeeld op basis van de aanwending van de lesurencursist gegenereerd door de toegekende aanvullende leraarsuren en aanvullende vte voor opleidingen Nederlands als tweede taal in de periode van 1 september 2014 tot 31 januari 2015.
[2 Vanaf het schooljaar 2015-2016 [3 [4 tot en met het schooljaar 2017-2018]4]3 wordt het aantal aanvullende leraarsuren voor de centra voor volwassenenonderwijs en het aantal aanvullende vte voor de centra voor basiseducatie verdeeld op basis van het aantal unieke cursisten Nederlands tweede taal, richtgraad 1 en alfabetisering Nederlands tweede taal in een inburgeringstraject.
De aanvullende punten en werkingsmiddelen worden naar rato van het aantal toegekende aanvullende leraarsuren tussen de centra voor volwassenenonderwijs en naar rato van het aantal toegekende aanvullende vte tussen de centra voor de basiseducatie verdeeld.]2
[2 De beschikbare leraarsuren, vte, punten en werkingsmiddelen kunnen enkel aangewend worden voor de organisatie van de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal van het secundair volwassenenonderwijs voor de centra voor volwassenenonderwijs of voor de organisatie van de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie en de opleidingen van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal voor de centra voor basiseducatie.]2
§ 3. De betrekking die met de aanvullende leraarsuren, [2 en de aanvullende punten]2 vermeld in paragraaf 1, wordt ingericht, kan niet worden vacant verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen of muteren in deze betrekking.
§ 4. De Vlaamse Regering kan de verdeling [2 ...]2, vermeld in paragraaf 1, aanpassen, wanneer blijkt dat de initiële verdeling niet voldoet aan de noden bij de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie.]1
[5 § 5. Bij de toevoeging van de middelen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, aan de reguliere financierings- en subsidiëringsmiddelen voor het volwassenenonderwijs wordt de verdeling tussen de centra [6 het daaropvolgende schooljaar berekend op basis van het aandeel van elk centrum binnen het totale aantal LUC die tijdens de voorafgaande referteperiode gegenereerd werden in opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.]6.
De groei voor alle centra voor basiseducatie, vermeld in artikel 90, wordt berekend op basis van de som van de reguliere middelen voor de vte en punten van de basiseducatie en de middelen voor de aanvullende vte en aanvullende punten van de centra voor basiseducatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
De groei voor de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, vermeld in artikel 107, wordt berekend op basis van de som van de reguliere middelen voor leraarsuren en punten van het secundair volwassenenonderwijs en de middelen voor de aanvullende leraarsuren en aanvullende punten van de centra voor volwassenenonderwijs, vermeld in paragraaf 1, tweede lid. ]5
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-25/L8, art. V.8, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2015-12-18/23, art. 66, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DVR 2016-07-08/06, art. 19, 049; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2017-06-30/02, art. 26, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<DVR 2018-03-16/10, art. 41, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DVR 2018-06-15/18, art. 44, 062; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 196quinquies. [1 § 1. Voor het schooljaar 2014-2015 wordt in uitvoering van artikel 29, § 1, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid een eenmalige toekenning gedaan van werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie voor een totaalbedrag van 312.000 euro ten laste van de begroting 2014.
§ 2. Deze bijkomende werkingsmiddelen worden op basis van de referteperiode 2012-2013 verdeeld naar rato van het aantal unieke cursisten Nederlands als tweede taal in een inburgeringstraject.
§ 3. De middelen kunnen enkel aangewend worden voor de organisatie van de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands als tweede taal van de basiseducatie voor de centra voor basiseducatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-12-19/A3, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 196sexies.[1 § 1. Ten laste van het begrotingsjaar 2016 worden 111 449,50 aanvullende leraarsuren, 1 568,79 aanvullende punten en een bedrag van 972.650,20 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 128,12 aanvullende vte, 2 025,98 aanvullende punten en een bedrag van 1.446.102,48 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.
[3 [4 Ten laste van het begrotingsjaar 2017 worden 73.900 aanvullende leraarsuren, 1.080,81 aanvullende punten en een bedrag van 666.550,71 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 136,30 aanvullende vte, 2.247,19 aanvullende punten en een bedrag van 1.609.718,00 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]4]3
[5 [6 Ten laste van het begrotingsjaar 2018 worden 33.970,40 aanvullende leraarsuren, 496,83 aanvullende punten en een bedrag van 579.000,23 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 96,40 aanvullende vte, 1.589,46 aanvullende punten en een bedrag van 1.339.999,77 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]6]5
[7 Ten laste van het begrotingsjaar 2019 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 643.454,45 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.731.545,55 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]7
[8 Ten laste van het begrotingsjaar 2020 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2.192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]8
[9 Ten laste van het begrotingsjaar 2021 worden 32.955,75 aanvullende leraars- uren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]9
[10 Ten laste van het begrotingsjaar 2022 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkings- middelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2.192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkings- middelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]10
[11 Ten laste van het begrotingsjaar 2023 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2.192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]11
[12 Ten laste van het begrotingsjaar 2024 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2.192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]12
[13 De centra voor volwassenenonderwijs kunnen na een voorafgaand akkoord in het bevoegde lokale comité de toegekende leraarsuren ten laste van het begrotingsjaar 2023 omzetten in werkingsmiddelen voor contractuele aanwervingen ten belope van de lesopdracht tijdens de maanden juli en augustus. Voor de omzetting geldt één leraarsuur voor 63,64 euro. Uiterlijk twee maanden na de melding aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen van de om te zetten leraarsuren voor de aanwerving van contractuele personeelsleden worden 80% van deze omgezette werkingsmiddelen als voorschot aan de centra uitbetaald. Het resterende saldo van 20% wordt uitbetaald uiterlijk in de loop van de maand december van het kalenderjaar 2023. Het centrum moet alle aangewende middelen bewijzen met facturen of betalingen die werden gedaan in het kader van deze contractuele aanstellingen. Niet-aangewende middelen worden na het einde van het kalenderjaar 2023 teruggestort. Daarvoor deelt het centrum het niet-aangewende bedrag mee aan de bevoegde administratie]13
[14 Ten laste van het begrotingsjaar 2025 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.]14
§ 2. Deze middelen worden verdeeld op basis van het aantal unieke cursisten Nederlands tweede taal en alfabetisering Nederlands tweede taal in een inburgeringstraject.
§ 3. De middelen kunnen enkel aangewend worden voor de organisatie van de bijkomende opleidingen van het studiegebied Nederlands tweede taal van het secundair volwassenenonderwijs en de bijkomende opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal van de basiseducatie die de verhoogde instroom van vluchtelingen in een inburgeringstraject met zich meebrengt.
§ 4. De betrekking die met de aanvullende leraarsuren en de aanvullende punten, vermeld in paragraaf 1, wordt ingericht, kan niet worden vacant verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen of muteren in deze betrekking.
§ 5. De Vlaamse Regering kan de verdeling, vermeld in paragraaf 1, aanpassen, wanneer blijkt dat de initiële verdeling niet voldoet aan de noden bij de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie.
§ 6. In afwijking van artikel 64, § 3, artikel 68, § 2, artikel 69 en artikel 70, kan het bestuur van een centrum voor volwassenenonderwijs een bestaande onderwijsbevoegdheid voor een opleiding van het studiegebied Nederlands tweede taal in een andere vestigingsplaats aanwenden dan in de vestigingsplaatsen waarvoor deze was toegekend, als aan onderstaande voorwaarden is voldaan:
1° de aanvraag kadert in een project van beperkte duur [2 in het schooljaar 2016-2017]2;
2° de opleiding waarop de aanvraag betrekking heeft wordt effectief ingericht in samenwerking met een bedrijf, een dienst of een organisatie waarmee een samenwerkingsovereenkomst werd afgesloten;
3° er is een ondertekend akkoord van elk ander centrumbestuur dat in deze vestigingsplaats onderwijsbevoegdheid bezit voor dezelfde opleiding;
4° er is een protocol van het lokaal comité van het aanvragende centrumbestuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2015-12-18/23, art. 70, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<DVR 2016-12-23/70, art. 45, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
(3)<DVR 2016-12-23/02, art. 36, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<DVR 2017-06-30/02, art. 24, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<DVR 2017-12-22/08, art. 95, 059; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(6)<DVR 2018-07-06/20, art. 24, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(7)<DVR 2018-12-21/04, art. 59, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(8)<DVR 2019-12-20/13, art. 68, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(9)<DVR 2020-12-18/12, art. 48, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(10)<DVR 2021-12-23/05, art. 58, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(11)<DVR 2022-12-16/10, art. 80, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(12)<DVR 2023-12-22/12, art. 58, 094; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(13)<DVR 2023-06-30/07, art. 12, 095; Inwerkingtreding : 01-06-2023>
(14)<DVR 2024-12-20/24, art. 3, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 196septies.[1 § 1. Onverminderd artikel 90 wordt voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vte waarop een centrum voor basiseducatie recht heeft, berekend volgens de volgende formules :
1° schooljaar 2019-2020 : (vte schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019) [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt;]2;
2° schooljaar 2020-2021 : (vte berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 85, § 2, heeft bereikt) [2 waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 en vermenigvuldigd met [4 3,37]4.]2;
3° schooljaar 2021-2022 : (vte berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 85, § 2, heeft bereikt);
4° [6 ...]6.
Onverminderd artikel 107 wordt voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren waarop een centrum voor volwassenenonderwijs recht heeft, berekend volgens de volgende formules :
1° schooljaar 2019-2020 : (leraarsuren schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019) [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt en de lesurencursist gerealiseerd in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend;]2;
2° schooljaar 2020-2021 : (leraarsuren, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 98, § 2, heeft bereikt) [2 waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 [4 waarbij de lesurencursist gerealiseerd in de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 vermenigvuldigd worden met factor 2,95 en de lesurencursist gerealiseerd in de overige studiegebieden vermenigvuldigd worden met factor 3,60]4.]2;
3° schooljaar 2021-2022 : (leraarsuren, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 98, § 2, heeft bereikt);
4° [6 ...]6.
§ 2. Onverminderd artikel 90 wordt voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde punten waarop een centrum voor basiseducatie recht heeft, berekend volgens de volgende formule :
1° schooljaar 2019-2020 : (punten schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019) [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt;]2;
2° schooljaar 2020-2021 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 87, § 2bis, heeft bereikt) [2 waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 en vermenigvuldigd met [4 3,37 ]4.]2;
3° schooljaar 2021-2022 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 87, § 2bis, heeft bereikt);
4° schooljaar 2022-2023 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 87, § 2bis, heeft bereikt).
Onverminderd artikel 107 wordt voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde punten waarop een centrum voor volwassenenonderwijs recht heeft, berekend volgens de volgende formules :
1° schooljaar 2019-2020 : (punten schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019) [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt en de lesurencursist gerealiseerd in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend;]2;
2° schooljaar 2020-2021 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 105, § 3bis, heeft bereikt) [2 waarbij de groei wordt bepaald door de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019, te vergelijken met de lesurencursist die gerealiseerd zijn in het secundair volwassenenonderwijs tijdens de maanden 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019 [4 waarbij de lesurencursist gerealiseerd in de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 vermenigvuldigd worden met factor 2,95 en de lesurencursist gerealiseerd in de overige studiegebieden vermenigvuldigd worden met factor 3,60]4.]2;
3° schooljaar 2021-2022 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 105, § 3bis, heeft bereikt);
4° schooljaar 2022-2023 : (punten, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 105, § 3bis, heeft bereikt).
§ 3. Voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 wordt de werkingstoelage waarop een centrum voor basiseducatie recht heeft, als volgt berekend :
1° schooljaar 2019-2020 : werkingstoelage schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt;]2;
2° schooljaar 2020-2021 : werkingstoelage, berekend op basis van de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019;
3° schooljaar 2021-2022 : werkingstoelage, berekend op basis van [2 het gemiddelde van]2 de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020;
4° [6 ...]6
5° [6 ...]6
Voor de schooljaren 2019-2020 tot en met [6 2021-2022]6 wordt de werkingstoelage waarop een centrum voor volwassenenonderwijs recht heeft, berekend volgens de volgende formules :
1° schooljaar 2019-2020 : (werkingstoelage schooljaar 2018-2019 berekend op basis van de lesurencursist van de referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019) [2 [5 ...]5 [2 waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 wordt gehanteerd en de lesurencursist die gerealiseerd zijn in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend]2]2;
2° schooljaar 2020-2021 : (werkingstoelage, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 108, § 3, heeft bereikt);
3° schooljaar 2021-2022 : (werkingstoelage, berekend volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum [2 gemiddeld]2 in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 volgens de berekeningsformules, vermeld in artikel 108, § 3, heeft bereikt);
4° [6 ...]6
5° [6 ...]6.
§ 4. [3 Het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vte en punten waarop een centrum voor basiseducatie recht heeft voor de schooljaren 2020-2021 tot en met [6 2021-2022]6 kan in toepassing van paragraaf 1 tot en met paragraaf 2 niet minder bedragen dan 100 % van het aantal gesubsidieerde vte en punten voor het schooljaar 2019-2020. Indien deze vte en punten in toepassing van paragraaf 1 en 2 minder bedragen dan 100 % van het aantal gesubsidieerde vte en punten voor het schooljaar 2019-2020, worden voor elk centrum deze verliezen gecom- penseerd a rato van:
1° 100 % voor het schooljaar 2020-2021;
2° 66 % voor het schooljaar 2021-2022;
3° [6 ...]6.
De werkingstoelage waarop een centrum voor basiseducatie recht heeft voor de schooljaren 2020-2021 tot en met [6 2021-2022]6 kan in toepassing van paragraaf 3 niet minder bedragen dan 94 % van de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020. Indien deze werkingstoelage in toepassing van paragraaf 3 minder bedraagt dan 94 % van de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020, wordt dit verlies gecompenseerd a rato van:
1° 100 % voor het schooljaar 2020-2021;
2° 66 % voor het schooljaar 2021-2022;
3° [6 ...]6.
Het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde leraarsuren en punten waarop een centrum voor volwassenenonderwijs recht heeft voor de schooljaren 2020-2021 tot en met [6 2021-2022]6 kan in toepassing van paragraaf 1 en 2 niet minder bedragen dan 100 % van het aantal gesubsidieerde leraarsuren en punten voor het schooljaar 2019-2020. Indien deze leraarsuren en punten in toepassing van paragraaf 1 en 2 minder bedragen dan 100 % van het aantal gesubsidieerde leraarsuren en punten voor het schooljaar 2019-2020, worden voor elk centrum deze verliezen gecompenseerd a rato van:
1° 100 % voor het schooljaar 2020-2021;
2° 66 % voor het schooljaar 2021-2022;
3° [6 ...]6.
De werkingstoelage waarop een centrum voor volwassenenonderwijs recht heeft voor de schooljaren 2020-2021 tot en met [6 2021-2022]6 kan in toepassing van paragraaf 3 niet minder bedragen dan 94 % van de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020. Indien deze werkingstoelage in toepassing van paragraaf 3 minder bedraagt dan 94 % van de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020, wordt dit verlies gecompenseerd a rato van:
1° 100 % voor het schooljaar 2020-2021;
2° 66 % voor het schooljaar 2021-2022;
3° [6 ...]6]3]1
[6 § 5. Voor het schooljaar 2022-2023 worden de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde VTE, punten en werkingstoelagen als volgt toegekend aan de centra voor basiseducatie, die niet in afbouw zijn:
1° de werkingstoelagen worden toegekend volgens de berekening, vermeld in artikel 89, en 870,24 vte en 13.435 punten, vermeerderd met het reële groeipercentage, vermeld in artikel 90, worden verdeeld over alle centra voor basiseducatie volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten voor alle leergebieden dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes 2019 tot en met 2021 volgens de respectievelijke berekeningsformules, vermeld in artikel 85, § 2, en artikel 87, § 2bis, heeft bereikt;
2° indien het aantal vte, punten en de werkingstoelage voor een centrum na de berekening in punt 1° minder bedragen dan 100% van het aantal vte, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020, dan worden deze verliezen gecompenseerd a rato van 33%;
3° indien het aantal vte, punten en de werkingstoelage voor een centrum na de berekening in punt 1° of 2° minder bedragen dan 100% van het toegekende aantal vte, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2021-2022, dan worden deze verliezen gecompenseerd a rato van 100%.
[7 4° na de berekening in punt 1° tot en met 3° wordt een aanvullend bedrag van 546.377,06 euro verdeeld over de centra voor basiseducatie volgens hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan werkingsmiddelen waarop het centrum volgens de berekening van artikel 89 en artikel 196septies, § 5, eerste lid, 3°, voor schooljaar 2022-2023 recht heeft.]7
Voor het schooljaar 2022-2023 worden de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren, punten en werkingstoelagen als volgt toegekend aan de centra voor volwassenenonderwijs:
1° 2.351.848,87 leraarsuren en 39.501 punten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 1, 1.242.514,62 leraarsuren en 17.836 punten voor alle studiegebieden samen, vermeld in artikel 107, § 2, en 31.116.754,27 werkingstoelagen worden verdeeld over alle centra voor volwassenenonderwijs volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes 2019 tot en met 2021 volgens de respectievelijke berekeningsformules, vermeld in artikel 98, § 1 en § 2, 105, § 3 en § 3bis, en 108, § 2 en § 3, heeft bereikt;
2° indien het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor een centrum, dat niet in afbouw is, na de berekening in punt 1° minder bedragen dan 100% van het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2019-2020, dan worden deze verliezen gecompenseerd a rato van 33%;
3° indien het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor een centrum, dat niet in afbouw is, na de berekening in punt 1° of 2° minder bedragen dan 100% van het toegekende aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2021-2022, dan worden deze verlie zen gecompenseerd a rato van 100%;
4° voor de centra, die niet in afbouw zijn, worden het totaal aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen die na de berekening in punt 3° worden toegekend aan de centra met verlies, in mindering gebracht bij het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen voor de centra die geen verlies ten opzichte van het schooljaar 2021-2022 hebben geleden. Daartoe wordt eerst voor elk van deze centra het verschil berekend tussen het toegekende aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage die volgen uit de berekening in punt 1° en 2° en het toegekende aan tal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2021-2022. Daarna wordt voor elk van deze centra het aandeel bepaald van het per centrum berekende verschil binnen het totale verschil van de centra zonder verlies. Dit aandeel wordt toegepast op het totaal aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen die na de berekening in punt 3° worden toegekend aan de centra met verlies, en bepaalt zo voor elk van de centra die geen verlies hebben geleden ten opzichte van het schooljaar 2021-2022 het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen dat bij hen in mindering moet worden gebracht.
[8 5° na de berekening in punt 1° tot en met 4° wordt een aanvullend bedrag van 1.953.622,94 euro verdeeld over de centra voor volwassenenonderwijs volgens hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan werkingsmiddelen waarop het centrum volgens de berekening van artikel 196septies, § 5, tweede lid, 4°, voor schooljaar 2022-2023 recht heeft.]8
§ 6. Voor het schooljaar 2023-2024 worden de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vte, punten en werkingstoelagen als volgt toegekend aan de centra voor basiseducatie, die niet in afbouw zijn:
1° de werkingstoelagen worden toegekend volgens de berekening, vermeld in artikel 89 en het aantal vte en punten die worden toegekend op basis van de berekening, vermeld in paragraaf 5, en vermeerderd met het reële groeipercentage, vermeld in artikel 90, worden verdeeld over alle centra voor basiseducatie volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten voor alle leergebieden samen dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes 2020 tot en met 2022 volgens de respectievelijke berekeningsformules, vermeld in artikel 85, § 2, en 87, § 2bis, heeft bereikt;
2° indien het aantal vte, punten en de werkingstoelage voor een centrum na de berekening in punt 1° minder bedragen dan 100% van het toegekende aantal vte, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2021-2022, dan worden deze verliezen gecompenseerd a rato van 100%.
Voor het schooljaar 2023-2024 worden de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde leraarsuren, punten en werkingstoelagen als volgt toegekend aan de centra voor volwassenenonderwijs:
1° er worden twee volumes voor de studiegebieden, vermeld in artikel 107, § 1, en voor de studiegebieden, vermeld in artikel 107, § 2, berekend op basis van het aantal leraarsuren en punten toegekend volgens de berekening, vermeld in paragraaf 5, en waarvan de compensaties toegekend voor het schooljaar 2022-2023 op basis van het aandeel van het gemiddeld aantal gewogen financieringspunten van de respectievelijke studiegebieden, vermeld in artikel 107, § 1, en 107, § 2, voor de referteperiodes 2019 tot en met 2021 ten opzichte van het totaal gemiddeld aantal gewogen financieringspunten voor alle studiegebieden samen voor de referte periodes 2019 tot en met 2021 over deze twee volumes verdeeld worden;
2° de werkingstoelagen[9 , vermeld in artikel 108, § 1 tot en met § 4,]9 en de twee volumes met aantal leraarsuren en punten, vermeld in punt 1°, en vermeerderd met 0,8% worden verdeeld over alle centra voor volwassenenonderwijs, die niet in afbouw zijn, volgens het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiodes 2020 tot en met 2022 volgens de respectievelijke berekeningsformules, vermeld in artikel 98, § 1 en § 2, 105, § 3 en § 3bis, en 108, § 2 en § 3, heeft bereikt;
3° indien het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor een centrum, dat niet in afbouw is, na de berekening in punt 2° minder bedragen dan 100% van het toegekende aantal leraarsuren, punten en de wer kingstoelage voor het schooljaar 2021-2022, dan worden deze verliezen gecompenseerd a rato van 100%;
4° het totaal aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen die na de berekening in punt 2° worden toegekend aan de centra met verlies, die niet in afbouw zijn, worden in mindering gebracht bij het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen voor de centra die geen verlies ten opzichte van het schooljaar 2020-2021 hebben geleden. Daartoe wordt eerst voor elk van deze centra het verschil berekend tussen het toegekende aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage die volgen uit de berekening in punt 2° en het toegekende aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelage voor het schooljaar 2021-2022. Daarna wordt voor elk van deze centra het aandeel bepaald van het per centrum berekende verschil binnen het totale verschil van de centra zonder verlies. Dit aandeel wordt toegepast op het totaal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen die na de berekening in punt 3° worden toegekend aan de centra met verlies, en bepaalt zo voor elk van de centra die geen verlies hebben geleden ten opzichte van het schooljaar 2021-2022 het aantal leraarsuren, punten en de werkingstoelagen dat bij hen in mindering moet worden gebracht.]6
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-03-16/10, art. 42, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 50, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2019-12-20/13, art. 69, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(4)<DVR 2020-06-26/29, art. 45, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(5)<DVR 2020-07-03/39, art. 69, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(6)<DVR 2022-02-04/03, art. 31, 083; Inwerkingtreding : 23-02-2022>
(7)<DVR 2022-12-16/10, art. 77, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(8)<DVR 2022-12-16/10, art. 78, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(9)<DVR 2022-12-16/10, art. 79, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 196octies.[1 In afwijking van artikel 83 en artikel 97, § 6, wordt voor het schooljaar 2020-2021 in de [2 referteperiode 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 en de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019]2 vastgesteld of een centrum voldoet aan de rationalisatienorm.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-03-16/10, art. 43, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 51, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 196novies.[1 . § 1. Voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2019 worden 3826 aanvullende punten en een bedrag van 1.621.466,46 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.
§ 2. Deze middelen worden als volgt verdeeld over de centra voor basiseducatie :
Centra voor basiseducatie | % |
CBE Antwerpen | 21,80 % |
CBE Kempen | 4,48 % |
CBE Open School | 7,58 % |
CBE Open School (Leuven-Hageland) | 7,50 % |
CBE Halle-Vilvoorde | 8,13 % |
CBE Brussel | 6,60 % |
CBE Limburg Midden-Noord | 9,34 % |
CBE Limburg-Zuid | 3,94 % |
CBE Leerpunt Waas & Dender | 4,92 % |
CBE Zuid-Oost-Vlaanderen | 4,70 % |
CBE Gent-Meetjesland-Leieland | 9,43 % |
CBE Midden en Zuid-West-Vlaanderen | 4,52 % |
CBE Brugge-Oostende-Westhoek | 7,06 % |
TOTAAL | 100,00 % |
De beschikbare werkingsmiddelen en vte moeten aangewend worden voor de financiering van het Netwerk Basiseducatie, extra investeringen in didactisch materiaal, infrastructuur, logistiek en het vormings-, trainings- en opleidingsbeleid in de centra en extra tewerkstelling.
De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere modaliteiten bepalen.
§ 3. De betrekking die met de aanvullende punten, vermeld in paragraaf 1, wordt ingericht, kan niet worden vacant verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen in deze betrekking. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-03-16/10, art. 44, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 196decies. [1 In afwijking van artikel 113novies, § 4, 6°, geldt er een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld voor de opleiding Latijns schrift in het studiegebied Nederlands als tweede taal richtgraad 1 en 2 die in uitvoering van artikel 25ter gedurende het schooljaar 2020-2021 kan georganiseerd worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2020-07-03/39, art. 70, 074; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 196undecies. [1 In afwijking van artikel 47, § 1, stelt de Vlaamse Regering aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs een subsidie ter beschikking van 54.667 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, gedurende de maanden september 2021 tot en met december 2021.
In afwijking van artikel 47, § 3, wordt de subsidie, vermeld in het eerste lid, uitbetaald nadat het activiteitenverslag en financieel rapport voor de periode september 2021 tot en met december 2021 zijn overgemaakt aan de bevoegde administratie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2021-12-23/05, art. 57, 082; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 196duodecies.[1 In afwijking van artikel 113novies, § 4bis, van dit decreet geldt er een volledige vrijstelling van het inschrijvingsgeld en in voorkomend geval het verhoogd tarief van 1,5 euro, vermeld in artikel 113novies, § 2, voor de inburgeraar die vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet van 24 juni 2022 tot wijziging van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en tot wijziging van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid in functie van het hertekende inburgeringsbeleid een inburgeringscontract als vermeld in artikel 2, eerste lid, 10°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid heeft ondertekend, voor een van de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.]1
[2 3° de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.]2
[2 De inburgeraar, vermeld in het eerste lid, is vrijgesteld van inschrijvingsgeld voor een deelname aan de NT2-test, vermeld in artikel 40, § 1bis, eerste lid.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2022-06-24/08, art. 8, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<DVR 2023-07-07/17, art. 43, 093; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling IV. - Personeel.
Art.197.[1 § 1.] Vanaf 1 september 2008 behouden de personeelsleden, die uiterlijk op 31 augustus 2008 aangesteld waren in een Centrum voor Basiseducatie, hun geldelijke anciënniteit die ze hebben verworven op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen.
[1 § 2. Een personeelslid dat op 1 september 2008 in een Centrum voor Basiseducatie opnieuw in dienst wordt genomen in de functie die hij in dat Centrum op 31 augustus 2008 uitoefende en dat voor die functie niet in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de functies, de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen in de Centra voor Basiseducatie, wordt met ingang van 1 september 2008 bij wijze van overgangsmaatregel geacht in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs voor die functie.
Het personeelslid behoudt de overgangsmaatregel, vermeld in het eerste lid, zolang hij ononderbroken in dienst blijft in dezelfde functie in een Centrum voor Basiseducatie. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, het verlof voor de onderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties, de ziekte- en bevallingsverloven, de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming, de verloven van korte duur met behoud van salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van salaristoelage voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar, evenals een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. IV.44, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art. 197/1. [1 Tot 1 september 2017 blijven de studiegebieden, vermeld in artikel 7 vóór 1 februari 2017, van toepassing voor de bepaling van het aantal prestatie-eenheden dat vereist is voor een voltijdse betrekking voor elk ambt van de in artikel 129 bedoelde personeelscategorieën voor de centra voor volwassenenonderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-12-23/70, art. 46, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
HOOFDSTUK IIbis. [1 - Uitzonderingsbepalingen]1
----------
(1)
Art. 197bis. [1 Aan het Centrum voor Volwassenenonderwijs " De Vlaamse Ardennen ", Fortstraat 47, 9700 Oudenaarde, wordt vanaf 1 september 2008 :
1° onderwijsbevoegdheid verleend voor de specifieke lerarenopleiding van het studiegebied onderwijs van het hoger beroepsonderwijs;
2° éénmalig 2740 bijkomende leraarsuren beschikbaar gesteld voor de organisatie van de opleiding bedoeld in 1°;
3° éénmalig 13 bijkomende punten beschikbaar gesteld, onverminderd de bepalingen in artikel 105, voor de oprichting van betrekkingen in de ambten van bestuurs- en ondersteunend personeel.
De directeur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs " De Vlaamse Ardennen " stelt de personeelsleden aan die in toepassing van artikel 5 van de wet van 21 juli 1971 betreffende de bevoegdheid en de werking van de Cultuurraden voor de Nederlandse cultuurgemeenschap en voor de Franse cultuurgemeenschap tot 31 augustus 2008 door de Vlaamse overheid gefinancierde diensten hebben gepresteerd in het Centrum voor Volwassenenvorming Hogere Leergangen voor Technisch Onderwijs van het Gemeenschapsonderwijs Moeskroen, en die op 30 juni 2008 effectief in dienst waren.
De diensten, bedoeld in het tweede lid, worden geacht gepresteerd te zijn in het Centrum voor Volwassenenonderwijs " De Vlaamse Ardennen. ".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2008-07-04/45, art. 4.15, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Art. 197ter. [1 Tijdens de periode 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2008 kan het getuigschrift, vermeld in artikel 41, § 3, ook samen met het certificaat van de opleiding kantooradministratie en gegevensbeheer BSO 3 of het certificaat van de opleiding boekhouden-informatica TSO 3 van het studiegebied handel worden uitgereikt, in het geval het bestuur van het Centrum voor Volwassenenonderwijs hiervoor over een goedgekeurd leerplan beschikt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.45, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
Art. 197quater. [1 § 1. In afwijking van artikel 193, § 1, wordt vanaf het schooljaar 2009-2010 voor de hiernavermelde Centra voor Volwassenenonderwijs :
1° Centrum voor Volwassenenonderwijs - Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk Kortrijk - Sint-Amandsplein 15 - 8500 Kortrijk;
2° Centrum voor Volwassenenonderwijs B Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk Gent - Edgard Tinelstraat 92 - 9040 Sint-Amandsberg;
3° Centrum voor Volwassenenonderwijs Gemeenschapsonderwijs Brussel - Materiaalstraat 67 - 1070 Anderlecht;
het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerde leraarsuren berekend volgens de formule :
1° schooljaar 2009-2010 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,90) + 640 leraarsuren) + (LUC/d x 0,10);
2° schooljaar 2010-2011 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 + 640 leraarsuren) x 0,85) + (LUC/d x 0,15);
3° schooljaar 2011-2012 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 + 640 leraarsuren) x 0,65) + (LUC/d x 0,35);
4° schooljaar 2012-2013 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 + 640 leraarsuren) x 0,35) + (LUC/d x 0,65).
§ 2. In afwijking van hetzelfde artikel , wordt vanaf het schooljaar 2010-2011 ook voor de hiernavermelde Centra voor Volwassenenonderwijs :
1° Centrum voor Volwassenenonderwijs - Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk Hasselt VZW - Blijde Inkomstraat 36 - 3500 Hasselt;
2° Centrum voor Volwassenenonderwijs - Technicum Noord-Antwerpen - Londenstraat 43 - 2000 Antwerpen;
het aantal door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerde leraarsuren berekend volgens de formule :
1° schooljaar 2010-2011 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 x 0,85) + 640 leraarsuren) + (LUC/d x 0,15);
2° schooljaar 2011-2012 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 + 640 leraarsuren) x 0,65) + (LUC/d x 0,35);
3° schooljaar 2012-2013 : ((leraarsuren schooljaar 2007-2008 + 640 leraarsuren) x 0,35) + (LUC/d x 0,65).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. IV.46, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 197quinquies. [1 In afwijking van artikel 97, § 1, komt het Centrum voor Volwassenenonderwijs HIRL te Aarschot, in aanmerking voor subsidiëring tijdens het schooljaar 2009-2010 op voorwaarde dat dit centrum tijdens de referteperiode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 ten minste 100.000 lesurencursist behaald heeft.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2010-07-09/26, art. IV.45, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 197sexies. [1 In afwijking van artikel 31 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, is de inspectie tijdens het schooljaar 2011-2012 bevoegd voor de controle van de criteria, vermeld in artikel 28 van dit decreet, voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs en de specifieke lerarenopleidingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-12-23/06, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art. 197septies. [1 In afwijking van artikel 65 kan Centrum voor Volwassenenonderwijs Hoger Instituut der Kempen de hbo5-opleidingen die georganiseerd worden op de vestigingsplaats van Centrum voor Volwassenenonderwijs Technicum Noord-Antwerpen overdragen naar Centrum voor Volwassenenonderwijs Technicum Noord-Antwerpen zonder de onderwijsbevoegdheid hiervoor te verliezen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2013-07-12/38, art. 39, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 197octies.[1 § 1. In afwijking van artikel 47, § 2, wordt de in 2008 afgesloten vijfjaarlijkse samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs over de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, en de aanwending van de toegekende middelen, vermeld in artikel 47, § 1, verlengd tot uitvoering is gegeven aan de evaluatie, vermeld in artikel 51. Deze verlenging kan maximum twee jaar duren.
§ 2. In afwijking van artikel 50, § 2, wordt de in 2008 afgesloten vijfjaarlijkse samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs enerzijds en de pedagogische begeleidingsdiensten anderzijds over de aanwending van de middelen en de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 49, verlengd tot uitvoering is gegeven aan de evaluatie, vermeld in artikel 51. Deze verlenging kan maximum twee jaar duren.
§ 3. [3 ...]3 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2013-07-19/57, art. IV.17, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. V.9, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DVR 2014-12-19/95, art. 40, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK II. - Inwerkingtredingsbepalingen.
Art.198.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2007, met uitzondering van :
1° de artikelen 43 tot en met 51, 134, 2° en 3°, 149, 1° en 3°, 156 tot en met 157 en 164 die in werking treden op 1 januari 2008;
2° de artikelen 53, 58 tot en met 59, 64, 68, § 2 tot en met § 5, 69 tot en met 70, 75, § 1, 5° en 6°, 77, 81 tot en met 97, 127 tot en met 130, 132 tot en met 134, 1° en 135 tot en met 148, 149, 2°, 150 tot en met 155 en 158 tot en met 161 die in werking treden op 1 september 2008.
[1 3° artikelen 113bis tot en met 113sexies treden in werking op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum.]1
----------
(1)<DVR 2011-12-23/06, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2023, blz. 95976)]1
----------
(1)<BVR 2023-08-31/27, art. 1, 098; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<BVR 2024-03-08/08, art. 1, 101; Inwerkingtreding : 01-02-2024>
(3)<BVR 2024-07-19/32, art. 1, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. N2. Bijlage II. - De concordantie tussen het studiegebied algemene vorming en de overeenkomstige studierichtingen van het voltijds secundair onderwijs.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-08-2007, p. 45168).
Art. N3.Bijlage III. - De onderwijsbevoegdheid van de Centra voor volwassenenonderwijs.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-08-2007, p. 45169-45372).
Opgeheven bij :
<DVR 2016-12-23/70, art. 48, 051; Inwerkingtreding : 01-02-2017>
Art. N4. Bijlage IV. [1 - De werkingsgebieden van de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs]1
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-08-2007, p. 45373-45379).
----------
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 41, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2024-05-03/43, art. 2, 102; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. N4 TOEKOMSTIG RECHT. Bijlage IV. [1 - De werkingsgebieden van de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs]1
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-08-2007, p. 45373-45379).
(1)<DVR 2014-12-19/95, art. 41, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 67, 100; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. N5. Bijlage V. - Overzicht van het aantal gesubsidieerde of gefinancierde leraarsuren in het schooljaar 2006-2007 per Centrum voor volwassenenonderwijs.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-08-2007, p. 45380-45384).
<Erratum, zie B.St. 27-12-2007, p. 65534-65536>