Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 JULI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de prestatieregeling en de jaarlijkse verlofdagen en feestdagen van de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-09-2009 en tekstbijwerking tot 20-12-2017)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De prestatieregeling
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Jaarlijkse verlofdagen en feestdagen
Art. 7-13
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 14-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011204064  2017040958  2020016000 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.[1 Dit besluit is van toepassing op
   1° de personeelsleden vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie in de basiseducatie;
   2° de contractuele personeelsleden van de centra voor basiseducatie op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-11-17/12, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° wettelijke feestdagen : 1 januari, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november en 25 december;
  2° reglementaire feestdagen : de dag na Hemelvaartsdag, 11 juli, 2 november en 26 december;
  3° avondprestatie : arbeidsprestaties, verricht tussen 19 uur en 23 uur.

HOOFDSTUK II. - De prestatieregeling
Art.3.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de personeelsleden die aangesteld zijn in [1 het ambt]1 van directeur van een Centrum voor Basiseducatie ten belope van het volume van hun opdracht als directeur.
  Een directeur kan binnen hetzelfde Centrum voor Basiseducatie niet aangesteld zijn voor meer dan een voltijdse opdracht.
  ----------
  (1)<BVR 2017-11-17/12, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.4. De normale wekelijkse arbeidsduur voor de personeelsleden die aangesteld zijn in een voltijdse betrekking, wordt vastgesteld op 36 uur.
  Binnen hetzelfde Centrum voor Basiseducatie kan een personeelslid niet aangesteld worden voor meer dan zesendertig uur op weekbasis.

Art.5.[1 De arbeidsprestaties kunnen op elke dag van de week tussen 7 uur en 23 uur geleverd worden.
   De arbeidsduur mag in geen geval elf uur per dag overschrijden en mag maximaal twee avondprestaties per week omvatten.
   De arbeidsprestaties worden in blokken van minstens drie uur aangeboden. De avond- en weekendprestatie(s) samen worden beperkt tot drie prestatieblokken per week waarbij ieder begonnen prestatieblok van drie uur tijdens het weekend wordt beschouwd als één prestatieblok.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-07-15/25, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2011>

Art.6. De wekelijkse arbeidsduur waarvoor het personeelslid is aangesteld, mag worden overschreden op voorwaarde dat die wekelijkse arbeidsduur, berekend over de periode van een jaar, gemiddeld niet hoger ligt dan de normale wekelijkse arbeidsduur, vermeld in de arbeidsovereenkomst van het personeelslid. Onder een jaar wordt verstaan een periode die loopt van 16 augustus van het jaar n tot en met 15 augustus van het jaar n+1.
  Met behoud van de toepassing van het eerste lid, mag de wekelijkse arbeidsduur die het personeelslid effectief uitvoert, nooit meer bedragen dan 125 % van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur waarvoor het personeelslid is aangesteld. Van dat percentage kan alleen worden afgeweken na uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van het betrokken personeelslid. De criteria daarvoor moeten in het lokaal onderhandelingscomité worden vastgelegd.

HOOFDSTUK III. - Jaarlijkse verlofdagen en feestdagen
Art.7.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, hebben recht op 35 jaarlijkse verlofdagen per kalenderjaar.
  [1 Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden vanaf het kalenderjaar 2011 vijf extra dagen verlof toegekend aan de personeelsleden die terzelfdertijd voldoen aan de volgende voorwaarden :
   1° uiterlijk op 31 augustus 2008 de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben;
   2° vóór 1 september 2008 in dienst geweest zijn in een Centrum voor Basiseducatie;
   3° op 1 september 2008 in dienst zijn in een Centrum voor Basiseducatie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-07-15/25, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art.8. Met toepassing van artikel 6 neemt het personeelslid de jaarlijkse verlofdagen op een moment naar keuze, maar met inachtneming van de behoeften van de dienst en onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het Centrum voor Basiseducatie.

Art.9. Jaarlijks kunnen verlofdagen overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar. De voormelde dagen moeten opgenomen zijn vóór 1 mei van het volgende kalenderjaar. In het lokaal onderhandelingscomité zullen hierover afspraken worden gemaakt.
  Als het personeelslid door ziekte of arbeidsongeval zijn verlofdagen niet heeft kunnen opnemen voor de datum van de pensionering, worden de opgespaarde verlofdagen uitbetaald aan het personeelslid. Als de opgespaarde verlofdagen ingevolge overlijden voor het pensioen niet opgenomen konden worden, worden die uitbetaald aan de erfgenamen.

Art.10.Elke periode waarvoor het personeelslid is aangesteld geeft recht op een aantal jaarlijkse verlofdagen.
  Voor het personeelslid dat deeltijds werkt, wordt het aantal jaarlijkse verlofdagen in evenredige mate verminderd.
  Als een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of uit dienst treedt, wordt aantal jaarlijkse verlofdagen tijdens het lopende jaar in evenredige mate verminderd.
  Het aantal jaarlijkse verlofdagen wordt tijdens het lopende jaar, en als dat niet meer mogelijk is, tijdens het volgende jaar eveneens in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde perioden van verlof of afwezigheid.
  In afwijking van het vierde lid, leiden de volgende verloven of afwezigheden niet tot een vermindering van het aantal jaarlijkse vakantiedagen :
  1° afwezigheid wegens ziekte of ongeval;
  2° bevallingsverlof overeenkomstig artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971;
  3°afwezigheid wegens militaire dienst die geen volle kalendermaand beslaat;
  4° vaderschapsverlof overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 betreffende de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof ingevolge hospitalisatie of overlijden van de moeder.
  [1 5° geboorteverlof ingevolge overlijden of hospitalisatie van de moeder conform het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]1
  Het aantal aldus berekende jaarlijkse verlofdagen bedraagt altijd een halve of volledige dag. De afronding van de berekening gebeurt naar de hogere halve dag.
  ----------
  (1)<BVR 2017-11-17/12, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.11. Naast het recht op jaarlijkse verlofdagen, vermeld in dit hoofdstuk, heeft het personeelslid recht op de wettelijke en reglementaire feestdagen, vermeld in artikel 2.
  Ter vervanging van de wettelijke en reglementaire feestdagen die vallen op dagen waarop geen arbeid gepresteerd moet worden, heeft een personeelslid vakantie in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.

Art.12.
  <Opgeheven bij BVR 2017-11-17/12, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.13.[1 De verlofdagen, vermeld in dit hoofdstuk, worden gelijkgesteld met perioden van dienstactiviteit]1. Ze worden niet opgeschort bij ziekte, maar wel bij ziekenhuisopname van het personeelslid en de eventueel daarop aansluitende herstelperiode.
  ----------
  (1)<BVR 2017-11-17/12, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.
  Artikel 11, tweede lid, heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.

Art. 15. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.