Details





Titel:

18 MAART 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de geletterdheidsmodules [...] van de diplomagerichte beroepsopleidingen van het secundair volwassenenonderwijs [Opschrift gewijzigd door AGF2021-02-26/32, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2021](NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-04-2016 en tekstbijwerking tot 23-04-2021)



Inhoudstafel:


Art. 1-5
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1.[1 Ter uitvoering van artikel 24, § 1, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs worden voor de opleidingsprofielen van de diplomagerichte beroepsopleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, opgenomen in bijlage IX bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende de studiebekrachtiging in het volwassenenonderwijs, de volgende geletterdheidsmodules vastgelegd:
   1° Nederlands en Leren leren in bijlage 1;
   2° Regie van het eigen leren in bijlage 3.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-02-26/32, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art.2.[1 De geletterdheidsmodules, vermeld in artikel 1, 2°, worden uiterlijk tijdens het schooljaar 2024-2025 geëvalueerd. De resultaten van die evaluatie worden besproken met de pedagogische begeleidingsdiensten en het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs.]1
  ----------
  (1)<BVR 2021-02-26/32, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2021>

Art.3. Ter uitvoering van artikel 25bis van hetzelfde decreet worden de basiscompetenties voor het organiseren van de geletterdheidsmodules Nederlands en Leren leren in de vorm van een open module vastgelegd in bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.

Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2016.

Art.5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - GELETTERDHEIDSMODULES NEDERLANDS EN LEREN LEREN BIJ DE DIPLOMAGERICHTE OPLEIDINGEN VAN HET SECUNDAIR VOLWASSENENONDERWIJS
  Inhoud
  1 Geletterdheidsmodules in het secundair volwassenenonderwijs
  1.1. Certificering
  1.2. Niveau
  1.3 Modules
  1.4 Leertraject
  2. Basiscompetenties
  2.1. Tekstkenmerken Lezen
  2.2. Tekstkenmerken Luisteren
  2.3. Mondelinge interactie
  2.4. Schrijven
  2.5. Spreken
  3. Geletterdheidsmodules
  3.1. Module Hoe leer ik? (LM SV G901)
  3.1.1. Situering van de module
  3.1.2. Instapvereisten voor de module
  3.1.3. Studieduur
  3.1.4. Basiscompetenties
  3.2. Module Optimaliseren van het leren (LM SV G902)
  3.2.1. Situering van de module
  3.2.2. Instapvereisten voor de module
  3.2.3. Studieduur
  3.2.4. Basiscompetenties
  3.3. Module Coöperatief leren (LM SV G903)
  3.3.1. Situering van de module
  3.3.2. Instapvereisten voor de module
  3.3.3. Studieduur
  3.3.4. Basiscompetenties
  3.4. Module Bewust kiezen (LM SV G904)
  3.4.1. Situering van de module
  3.4.2. Instapvereisten voor de module
  3.4.3. Studieduur
  3.4.4. Basiscompetenties
  3.5. Module Oplossingsgericht handelen (LM SV G905)
  3.5.1. Situering van de module
  3.5.2. Instapvereisten voor de module
  3.5.3. Studieduur
  3.5.4. Basiscompetenties
  3.6. Module Schriftelijke Informatie verwerven en verwerken (LM SV G906)
  3.6.1. Situering van de module
  3.6.2. Instapvereisten voor de module
  3.6.3. Studieduur
  3.6.4. Basiscompetenties
  3.7. Module Mondelinge informatie verwerven en verwerken (LM SV G921)
  3.7.1. Situering van de module
  3.7.2. Instapvereisten voor de module
  3.7.3. Studieduur
  3.7.4. Basiscompetenties
  3.8. Module Schriftelijke informatie verwerven en beoordelen (LM SV G924)
  3.8.1. Situering van de module
  3.8.2. Instapvereisten voor de module
  3.8.3. Studieduur
  3.8.4. Basiscompetenties
  3.9. Module Mondelinge informatie verwerven en beoordelen (LM SV G925)
  3.9.1. Situering van de module
  3.9.2. Instapvereisten voor de module
  3.9.3. Studieduur
  3.9.4. Basiscompetenties
  3.10. Module Schriftelijke informatie verwerken en beoordelen (LM SV G907)
  3.10.1. Situering van de module
  3.10.2. Instapvereisten voor de module
  3.10.3. Studieduur
  3.10.4. Basiscompetenties
  3.11. Module Mondelinge informatie verwerken en beoordelen (LM SV G922)
  3.11.1. Situering van de module
  3.11.2. Instapvereisten voor de module
  3.11.3. Studieduur
  3.11.4. Basiscompetenties
  3.12. Module Schriftelijke informatie kritisch beoordelen (LM SV G908)
  3.12.1. Situering van de module
  3.12.2. Instapvereisten voor de module
  3.12.3. Studieduur
  3.12.4. Basiscompetenties
  3.13. Module Mondelinge informatie kritisch beoordelen (LM SV G923)
  3.13.1. Situering van de module
  3.13.2. Instapvereisten voor de module
  3.13.3. Studieduur
  3.13.4. Basiscompetenties
  3.14. Module Actief les volgen (LM SV G909)
  3.14.1. Situering van de module
  3.14.2. Instapvereisten voor de module
  3.14.3. Studieduur
  3.14.4. Basiscompetenties
  3.15. Module Participeren aan de les (LM SV G910)
  3.15.1. Situering van de module
  3.15.2. Instapvereisten voor de module
  3.15.3. Studieduur
  3.15.4. Basiscompetenties
  3.16. Module Opdrachten aanpakken (LM SV G911)
  3.16.1. Situering van de module
  3.16.2. Instapvereisten voor de module
  3.16.3. Studieduur
  3.16.4. Basiscompetenties
  3.17. Module Opdrachten planmatig uitvoeren (LM SV G912)
  3.17.1. Situering van de module
  3.17.2. Instapvereisten voor de module
  3.17.3. Studieduur
  3.17.4. Basiscompetenties
  3.18. Module Verslagen maken (LM SV G913)
  3.18.1. Situering van de module
  3.18.2. Instapvereisten voor de module
  3.18.3. Studieduur
  3.18.4. Basiscompetenties
  3.19. Module Rapporten maken (LM SV G914)
  3.19.1. Situering van de module
  3.19.2. Instapvereisten voor de module
  3.19.3. Studieduur
  3.19.4. Basiscompetenties
  3.20. Module Spreken voor een groep (LM SV G915)
  3.20.1. Situering van de module
  3.20.2. Instapvereisten voor de module
  3.20.3. Studieduur
  3.20.4. Basiscompetenties
  3.21. Module Presenteren voor een groep (LM SV G916)
  3.21.1. Situering van de module
  3.21.2. Instapvereisten voor de module
  3.21.3. Studieduur
  3.21.4. Basiscompetenties
  3.22. Module Zich voorbereiden op leren op de werkvloer (LM SV G917)
  3.22.1. Situering van de module
  3.22.2. Instapvereisten voor de module
  3.22.3. Studieduur
  3.22.4. Basiscompetenties
  3.23. Module Samenwerken met collega's (LM SV G918)
  3.23.1. Situering van de module
  3.23.2. Instapvereisten voor de module
  3.23.3. Studieduur
  3.23.4. Basiscompetenties
  3.24. Module Zich voorbereiden op de evaluatie (LM SV G919)
  3.24.1. Situering van de module
  3.24.2. Instapvereisten voor de module
  3.24.3. Studieduur
  3.24.4. Basiscompetenties
  3.25. Module Zich voorbereiden op solliciteren (LM SV G920)
  3.25.1. Situering van de module
  3.25.2. Instapvereisten voor de module
  3.25.3. Studieduur
  3.25.4. Basiscompetenties

  1. Geletterdheidsmodules in het secundair volwassenenonderwijs
  1.1. Certificering
  Elke module wordt bekrachtigd met een deelcertificaat.
  1.2. Niveau
  De geletterdheidsmodules situeren zich op het niveau secundair volwassenenonderwijs.
  1.3 Modules


Naam Code Lestijden
GELETTERDHEIDSMODULES   
Hoe leer ik? LM SV G901 20
Optimaliseren van het leren LM SV G902 20
Coöperatief leren LM SV G903 20
Bewust kiezen LM SV G904 10
Oplossingsgericht handelen LM SV G905 10
Schriftelijke informatie verwerven en verwerken LM SV G906 10
Mondelinge informatie verwerven en verwerken LM SV G921 10
Schriftelijke informatie verwerven en beoordelen LM SV G924 20
Mondelinge informatie verwerven en beoordelen LM SV G925 20
Schriftelijke informatie verwerken en beoordelen LM SV G907 10
Mondelinge informatie verwerken en beoordelen LM SV G922 10
Schriftelijke informatie kritisch beoordelen LM SV G908 20
Mondelinge informatie kritisch beoordelen LM SV G923 20
Actief les volgen LM SV G909 12
Participeren aan de les LM SV G910 16
Opdrachten aanpakken LM SV G911 10
Opdrachten planmatig uitvoeren LM SV G912 10
Verslagen maken LM SV G913 20
Rapporten maken LM SV G914 20
Spreken voor een groep LM SV G915 20
Presenteren voor een groep LM SV G916 20
Zich voorbereiden op leren op de werkvloer LM SV G917 20
Samenwerken met collega's LM SV G918 20
Zich voorbereiden op de evaluatie LM SV G919 8
Zich voorbereiden op solliciteren LM SV G920 12
1.4 Leertraject

  (Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 26-04-2016, p. 28414)
  2. Basiscompetenties
  De basiscompetenties van de geletterdheidsmodules worden geselecteerd uit de Matrix Nederlands en leren leren (Hier link plaatsen: AKOV).
  Een centrum moet de basiscompetenties met zijn cursisten bereiken (resultaatsverplichting). Basiscompetenties met een * moet het centrum met zijn cursisten nastreven (inspanningsverplichting).
  De basiscompetenties Nederlands zijn in de geletterdheidsmodules steeds gekoppeld aan tekstkenmerken. De tekstkenmerken moeten als deel van de basiscompetenties gelezen worden. De dragers zijn zowel digitaal als niet-digitaal zijn.
  De codes van de basiscompetenties (zie verder onder punt 3: Geletterdheidsmodules) verwijzen naar de codes uit de matrix.
  2.1. Tekstkenmerken Lezen


<td colspan="3" valign="top">Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen.
  Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top">De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp    
Mate van vertrouwdheid
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Ruis
Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid    
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven.
  Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Complex samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit    
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor. Concreet en abstract taalgebruik komt voor. In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Uiterlijke tekstkenmerken
2.2. Tekstkenmerken Luisteren


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen.
  Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatiefbeperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid Teksten langer dan 15 -20 minuten kunnen, mits enige interactie mogelijk is.
  Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven.
  Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor. Concreet en abstract taalgebruik komt voor.
  In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid    
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken. Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoog tempo is af en toe mogelijk. Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie
2.3. Mondelinge interactie


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk.
  Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  De informatiedichtheid kan hoog zijn.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven.
  Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
  Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De deelnemer beschikt over voldoende woorden om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De deelnemer beschikt over een ruime woordenschat om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De deelnemer beschikt over een ruime woordschat om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar bij de deelnemer kunnen spreekpauzes voorkomen.
  Er wordt rustig gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor.
  Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
  Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie
2.4. Schrijven


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top">De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Ruis
Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid    
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid in de tekst kan hoog zijn.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Complex samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit    
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De schrijver beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Voornamelijk concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De schrijver beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De schrijver beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Uiterlijke tekstkenmerken
2.5. Spreken


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk.
  Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur komt overeen met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang.
  De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype .
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden.
  Verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven.
  Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
  Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De spreker beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De spreker beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De spreker beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar spreekpauzes komen voor.
  Er wordt rustig gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor.
  Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
  Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie
3. Geletterdheidsmodules
  3.1. Module Hoe leer ik? (LM SV G901)
  3.1.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module is vooral gericht op startende cursisten bij wie op basis van de intake vastgesteld wordt dat zij over onvoldoende leervaardigheden beschikken. In deze module verwerven de cursisten inzicht in het eigen leerproces en de eigen leerstijl. Dit inzicht is nodig om de cursisten in staat te stellen het eigen leerproces bij te sturen.
  3.1.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.1.3. Studieduur
  20 Lt
  3.1.4. Basiscompetenties
  3.1.4.1. Leren leren


Module Hoe leer ik? Code
De cursist  
motiveert zichzelf bij het eigen leerproces BC LM 360
gaat met druk om in het eigen leerproces BC LM 361
is bereid over het eigen leerproces te reflecteren BC LM 362
is bereid het eigen aandeel in welslagen of falen in het eigen leerproces te erkennen BC LM 363
is bereid hulp te vragen bij het eigen leerproces BC LM 364
wil met feedback omgaan BC LM 367
beschouwt feedback als een leerkans BC LM 368
heeft inzicht in de omgeving en de impact ervan op het eigen leerproces BC LM 369
vraagt hulp bij het eigen leerproces BC LM 385
zet hulp in voor het bijstellen van het eigen leerproces BC LM 386
bekrachtigt de uitvoering van de leertaak of stelt ze bij BC LM 387
reflecteert op de eigen leermotieven bij het eigen leerproces BC LM 389
reflecteert op de eigen leerstijl tijdens het leerproces BC LM 390
reflecteert op de eigen zwaktes en sterktes bij het eigen leerproces BC LM 391
reflecteert op welke leerstrategieën passend zijn bij het eigen leerproces BC LM 392
ontwikkelt inzicht in de eigen leermotieven BC LM 397*
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 400*
ontwikkelt inzicht in psychomotorische componenten van het eigen leervermogen BC LM 401*
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
ontwikkelt inzicht in sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
ontwikkelt inzicht in de impact van de eigen persoonlijkheid op het eigen leervermogen BC LM 404*
3.1.4.2. Nederlands


Module Hoe leer ik? Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.2. Module Optimaliseren van het leren (LM SV G902)
  3.2.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Een competentiegerichte visie op leren en onderwijzen houdt onder meer in dat de cursisten in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces moeten opnemen. In deze module verwerven de cursisten de noodzakelijke inzichten en vaardigheden om hun leerproces te optimaliseren, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden tot transfer.
  3.2.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.2.3. Studieduur
  20 Lt
  3.2.4. Basiscompetenties
  3.2.4.1. Leren leren


Module Optimaliseren van het leren Code
De cursist  
heeft inzicht in verschillende soorten leerdoelen BC LM 370
heeft inzicht in verschillende soorten leertaken en -activiteiten BC LM 371
heeft inzicht in verschillende soorten leerstrategieën BC LM 372
heeft inzicht in verschillende soorten leerhulpmiddelen BC LM 373
heeft inzicht in verschillende evaluatievormen en de gevolgen ervan voor het eigen leerproces BC LM 374
bereidt de uitvoering van de leertaak voor BC LM 376
volgt de uitvoering van de leertaak op BC LM 377
evalueert de uitvoering van de leertaak BC LM 378
evalueert het bereikte leerresultaat BC LM 379
evalueert het doorgemaakte leerproces BC LM 381
ziet in dat leerstrategieën transfereerbaar zijn BC LM 382
zet eerder verworven leerstrategieën in een nieuwe context in BC LM 384
reflecteert op welke leerstrategieën passend zijn bij het eigen leerproces BC LM 392
reflecteert op het bereikte leerresultaat BC LM 393
reflecteert op het doorgemaakte leerproces BC LM 394
reflecteert op de gehanteerde regulerende competenties BC LM 395
reflecteert op de impact van de eigen persoonlijkheid op het leerproces BC LM 396
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet BC LM 405*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd BC LM 406*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen nog kan worden ontwikkeld BC LM 407*
ontwikkelt inzicht in welke leerstrategieën hij nog kan ontwikkelen BC LM 408*
ontwikkelt inzicht in het transversale karakter van leerstrategieën BC LM 409*
3.2.4.2. Nederlands


Module Optimaliseren van het leren Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.3. Module Coöperatief leren (LM SV G903)
  3.3.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In een competentiegerichte leeromgeving wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het leren van en met elkaar. Dit veronderstelt dat de cursisten over voldoende samenwerkingsvaardigheden beschikken om middels coöperatief leren tot de gewenste leerresultaat te komen. Deze module richt zich op cursisten bij wie die in de loop van de opleiding blijkt dat ze moeilijk kunnen samenwerken met anderen omdat zij onvoldoende instaat zijn en/of bereid zijn rekening te houden met anderen of hun gedrag op de ander af te stemmen.
  3.3.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.3.3. Studieduur
  20 Lt
  3.3.4. Basiscompetenties
  3.3.4.1. Leren leren


Module Coöperatief leren Code
De cursist  
erkent de nood aan en de meerwaarde van samenwerken BC LM 310
is bereid met iedereen samen te werken BC LM 311
motiveert zichzelf tot samenwerken BC LM 312
motiveert anderen tot samenwerken BC LM 313
behoudt zijn eigenheid bij het werken in groep BC LM 314
aanvaardt groepsbeslissingen met betrekking tot de samenwerking BC LM 316
is bereid het eigen kennen en kunnen in te brengen BC LM 317
is bereid de eigen behoeften en verwachtingen in te brengen BC LM 318
is bereid om de eigen situatie in te brengen BC LM 319
staat open voor het kunnen en kennen van de andere BC LM 320
is bereid met het eigen kunnen en kennen en dat van de andere rekening te houden BC LM 321
staat open voor de mening van de andere BC LM 324
is bereid met de eigen mening en die van de andere rekening te houden BC LM 325
wil iets aan anderen overlaten BC LM 328
apprecieert ieders inbreng BC LM 329
aanvaardt wel of niet dat een bijdrage van een groepslid niet aan de verwachtingen voldoet BC LM 330
erkent de eigen invloed op de andere BC LM 331
erkent de invloed van de andere op zichzelf en op de andere groepsleden BC LM 332
schat het kunnen en kennen van de andere in BC LM 335
ziet in wat nodig is voor het welslagen van de samenwerking BC LM 337
stelt in afspraak met de andere regels voor de samenwerking BC LM 342
verduidelijkt een standpunt voor de andere BC LM 349
levert een herkenbare bijdrage aan het groepsresultaat BC LM 352
zet de eigen communicatie adequaat in, zowel non-verbaal als verbaal BC LM 353
brengt de eigen meningen, behoeften, frustraties en verwachtingen over BC LM 354
brengt verslag uit over het samenwerkingsproces BC LM 358
presenteert het resultaat van de samenwerking BC LM 359
is bereid over het eigen leerproces te reflecteren BC LM 362
ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
ontwikkelt inzicht in de impact van de eigen persoonlijkheid op het eigen leervermogen. BC LM 404*
3.3.4.2. Nederlands


Module Coöperatief leren Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in instructies BC LM 072
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in instructies BC LM 077
ordent informatie uit instructies BC LM 087
vergelijkt informatie uit instructies met eigen kennis en met andere informatie BC LM 092
beoordeelt informatie uit instructies op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 097
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
neemt verschillende rollen op zich in een discussie BC LM 103
volgt de gedachtegang in een discussie BC LM 104
onderscheidt hoofd- en bijzaken in een discussie BC LM 105
stelt vragen en beantwoordt ze in een discussie BC LM 106
levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een discussie BC LM 107
drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een discussie BC LM 108
verdedigt een eigen mening en streeft consensus na in een discussie BC LM 109
beoordeelt informatie in een discussie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop BC LM 110
trekt een conclusie in een discussie en formuleert ze BC LM 111
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
3.4. Module Bewust kiezen (LM SV G904)
  3.4.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Reeds bij de start van een opleiding moeten cursisten verschillende keuzes maken. Om te voorkomen dat cursisten vroegtijdig afhaken of faalervaringen opdoen, is het belangrijk dat ze de voor hen juiste keuze maken. In deze module verwerven startende cursisten de inzichten en vaardigheden die nodig zijn om op een overwogen wijze een keuze te maken.
  3.4.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.4.3. Studieduur
  10 Lt
  3.4.4. Basiscompetenties
  3.4.4.1. Leren leren


Module Bewust kiezen Code
De cursist  
erkent dat een keuze maken nodig is BC LM 220
is bereid een keuze te maken BC LM 221
durft een keuze te maken BC LM 222
houdt tijdens het keuzeproces rekening met de eigen persoonlijkheid BC LM 223
is bereid tijdens het keuzeproces rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 224
erkent dat het maken van een keuze consequenties heeft BC LM 225
herkent de verschillende stappen in een keuzeproces BC LM 229
analyseert elke stap in een keuzeproces BC LM 230
herkent de verschillende keuzemogelijkheden BC LM 231
expliciteert keuzemogelijkheden BC LM 232
weegt keuzes af BC LM 234
maakt een keuze BC LM 235
ziet de consequenties van een gemaakte keuze in BC LM 236
weegt de consequenties van een gemaakte keuze af BC LM 237
visualiseert keuzemogelijkheden BC LM 239
erkent een probleem BC LM 286
aanvaardt een persoonlijke betrokkenheid bij een probleem BC LM 287
aanvaardt dat een probleem aangepakt kan worden BC LM 288
is bereid een oplossing voor een probleem te zoeken BC LM 289
durft bij het oplossen van een probleem hulp inroepen BC LM 290
wil fouten in de aanpak van een probleem herstellen BC LM 291
herkent een probleem BC LM 293
herkent beïnvloedende factoren van een probleem BC LM 294
ordent beïnvloedende factoren van een probleem BC LM 295
inventariseert gegeven oplossingsmogelijkheden BC LM 297
bedenkt oplossingsmogelijkheden BC LM 298
visualiseert een probleem en de aanpak ervan BC LM 303
voert een oplossingsplan uit BC LM 304
reflecteert op de gehanteerde regulerende competenties BC LM 395
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
3.4.4.2. Nederlands


Module Bewust kiezen Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 005
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 013
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 023
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
ordent informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 033
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
vergelijkt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal met eigen kennis en met andere informatie BC LM 043
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.5. Module Oplossingsgericht handelen (LM SV G905)
  3.5.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module richt zich op cursisten van wie de keuzebekwaamheid moet worden geoptimaliseerd in functie van het verder verloop van de opleiding, maar ook in functie van het leven na de opleiding.
  In deze module worden de aanwezige inzichten en vaardigheden verder uitgediept en uitgebreid. Daarbij gaat veel aandacht naar het ontwikkelen van vaardigheden om oplossingsgericht om te gaan met verkeerde keuzes en de daaraan gekoppelde gevolgen.
  3.5.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.5.3. Studieduur
  10 Lt
  3.5.4. Basiscompetenties
  3.5.4.1. Leren leren


Module Oplossingsgericht handelen Code
De cursist  
aanvaardt de consequenties van een gemaakte keuze BC LM 226
neemt tegenover een gemaakte keuze een positieve houding aan BC LM 227
heeft inzicht in keuzestrategieën BC LM 233
maakt een keuze BC LM 235
bevestigt een gemaakte keuze of stelt ze bij BC LM 238
visualiseert het keuzeproces BC LM 240
zet bij het doorlopen van het keuzeproces gepaste keuzestrategieën in BC LM 241
volgt tijdens het doorlopen ervan het keuzeproces op BC LM 242
stelt tijdens het doorlopen ervan het keuzeproces bij BC LM 243
verantwoordt een gemaakte keuze BC LM 244
analyseert een probleem BC LM 296
ontwerpt een oplossingsplan BC LM 299
benadert oplossingsmogelijkheden vanuit verschillende invalshoeken BC LM 300
maakt uit verschillende oplossingsmogelijkheden een keuze BC LM 301
beoordeelt de aanpak en het resultaat van de probleemoplossing BC LM 302
visualiseert een probleem en de aanpak ervan BC LM 303
voert een oplossingsplan uit BC LM 304
volgt een oplossingsplan op BC LM 305
stelt een oplossingsplan bij BC LM 306
past een oplossingsmethode toe BC LM 307
volgt een oplossingsmethode op BC LM 308
stelt een oplossingsmethode bij BC LM 309
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet BC LM 405*
3.5.4.2. Nederlands


Module Oplossingsgericht handelen Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
trekt een conclusie uit studieteksten BC LM 061
trekt een conclusie uit grafische voorstellingen BC LM 065
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.6. Module Schriftelijke Informatie verwerven en verwerken (LM SV G906)
  3.6.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module richt zich op cursisten die problemen ervaren met het zoeken en verwerken van schriftelijke informatie. Het beheersen van deze vaardigheden is een voorwaarde om tot leren te komen en voorbereid te zijn om een leven lang te leren. Deze module focust daarom op het efficiënt en effectief zoeken, verwerken en organiseren van schriftelijke informatie.
  3.6.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.6.3. Studieduur
  10 Lt
  3.6.4. Basiscompetenties
  3.6.4.1. Leren leren


Module Schriftelijke informatie verwerven en verwerken Code
De cursist  
is bereid tijdens het verwerven van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 248
herkent zoekmethodes i.f.v. het vergaren van informatie BC LM 250
kiest een zoekmethode i.f.v. het vergaren van informatie BC LM 251
raadpleegt diverse bronnen bij het inwinnen van informatie BC LM 252
stelt gerichte vragen bij het inwinnen van informatie BC LM 255
durft informatie selecteren BC LM 259
gaat discreet om met informatie BC LM 261
wil met informatie correct omgaan BC LM 262
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
is bereid tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 264
oriënteert zich in informatie BC LM 265
begrijpt informatie BC LM 266
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 400*
3.6.4.2. Nederlands


Module Schriftelijke informatie verwerven en verwerken Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 005
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in instructies BC LM 007
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 013
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in instructies BC LM 015
zoekt informatie in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 023
zoekt informatie in instructies BC LM 026
ordent informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 033
ordent informatie uit instructies BC LM 035
vergelijkt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal met eigen kennis en met andere informatie BC LM 043
vergelijkt informatie uit instructies met eigen kennis en met andere informatie BC LM 046
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.7. Module Mondelinge informatie verwerven en verwerken (LM SV G921)
  3.7.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module richt zich op cursisten die problemen ervaren met het zoeken en verwerken van mondelinge informatie. Het beheersen van deze vaardigheden is een voorwaarde om tot leren te komen en voorbereid te zijn om een leven lang te leren. Deze module focust daarom op het efficiënt en effectief zoeken, verwerken en organiseren van mondelinge informatie.
  3.7.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.7.3. Studieduur
  10 Lt
  3.7.4. Basiscompetenties
  3.7.4.1. Leren leren


Module Mondelinge informatie verwerven en verwerken Code
De cursist  
is bereid tijdens het verwerven van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 248
herkent zoekmethodes i.f.v. het vergaren van informatie BC LM 250
kiest een zoekmethode i.f.v. het vergaren van informatie BC LM 251
raadpleegt diverse bronnen bij het inwinnen van informatie BC LM 252
stelt gerichte vragen bij het inwinnen van informatie BC LM 255
durft informatie selecteren BC LM 259
gaat discreet om met informatie BC LM 261
wil met informatie correct omgaan BC LM 262
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
is bereid tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 264
oriënteert zich in informatie BC LM 265
begrijpt informatie BC LM 266
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 400*
3.7.4.2. Nederlands


Module Mondelinge informatie verwerven en verwerken Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 071
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in instructies BC LM 072
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 076
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in instructies BC LM 077
zoekt informatie in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 081
zoekt informatie in instructies BC LM 082
ordent informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal BC LM 086
ordent informatie uit instructies BC LM 087
vergelijkt informatie uit instructies met eigen kennis en met andere informatie BC LM 092
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
3.8. Module Schriftelijke informatie verwerven en beoordelen (LM SV G924)
  3.8.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om schriftelijke informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid te beoordelen, zijn niet altijd in staat om een kritische kijk en een eigen mening ten aanzien van deze informatie te ontwikkelen. In functie van het maken van bijv. een paper of portfolio hebben ze deze vaardigheden wel nodig. Deze module focust daarom op het kritisch beoordelen van schriftelijke informatie.
  3.8.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.8.3. Studieduur
  20 Lt
  3.8.4. Basiscompetenties
  3.8.4.1. Leren leren


Module Schriftelijke informatie verwerven en beoordelen Code
De cursist  
toetst informatie aan het eigen referentiekader BC LM 273
exploreert de relatie tussen eigen opvattingen en opvattingen van anderen BC LM 274
legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie BC LM 278
verduidelijkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 284
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
3.8.4.2. Nederlands


Module Schriftelijke informatie verwerven en beoordelen Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
vergelijkt informatie uit grafische voorstellingen met eigen kennis en met andere informatie BC LM 047
beoordeelt informatie uit studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 050
beoordeelt informatie uit grafische voorstellingen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 059
trekt een conclusie uit studieteksten BC LM 061
trekt een conclusie uit grafische voorstellingen BC LM 065
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
verwerkt informatie uit meerdere bronnen aan de hand van opgegeven criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit BC LM 168
verwerkt informatie uit meerdere bronnen op basis van eigen criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit BC LM 169
schrijft een mondelinge presentatie uit BC LM 178
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.9. Module Mondelinge informatie verwerven en beoordelen (LM SV G925)
  3.9.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om mondelinge informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid te beoordelen, zijn niet altijd in staat om een kritische kijk en een eigen mening ten aanzien van deze informatie te ontwikkelen. In functie van het maken van bijv. een presentatie hebben ze deze vaardigheden wel nodig. Deze module focust daarom op het kritisch beoordelen van mondelinge informatie.
  3.9.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.9.3. Studieduur
  20 Lt
  3.9.4. Basiscompetenties
  3.9.4.1. Leren leren


Module Mondelinge informatie verwerven en beoordelen Code
De cursist  
toetst informatie aan het eigen referentiekader BC LM 273
exploreert de relatie tussen eigen opvattingen en opvattingen van anderen BC LM 274
legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie BC LM 278
verduidelijkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 284
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet BC LM 405*
3.9.4.2. Nederlands


Module Mondelinge informatie verwerven en beoordelen Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 068
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 073
zoekt informatie in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 078
ordent informatie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 083
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 088
beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 093
trekt een conclusie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 098
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
stelt informatie uit meerdere bronnen gestructureerd voor BC LM 203
stelt informatie uit meerdere bronnen met een beoordeling voor BC LM 204
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.10. Module Schriftelijke informatie verwerken en beoordelen (LM SV G907)
  3.10.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om doelgericht schriftelijke informatie te zoeken en te verwerken, kunnen de waarde van deze informatie niet altijd ook op de juiste manier inschatten. Dit is nochtans heel belangrijk. In deze module ligt daarom het accent op beoordelen van schriftelijke informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid.
  3.10.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.10.3. Studieduur
  10 Lt
  3.10.4. Basiscompetenties
  3.10.4.1. Leren leren


Module Schriftelijke informatie verwerken en beoordelen Code
De cursist  
beoordeelt informatiebronnen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid BC LM 253
gebruikt een zoekmethode adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 257
hanteert bronnen adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 258
schat informatie naar waarde BC LM 260
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
is bereid tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 264
geeft informatie met eigen woorden weer BC LM 268
begrijpt de onderliggende betekenis van een standpunt BC LM 272
beoordeelt informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid BC LM 275
maakt uit informatie een keuze BC LM 276
roept in een nieuwe situatie verworven informatie op BC LM 277
gaat correct om met verworven informatie BC LM 279
neemt een standpunt in over de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 283
gebruikt verworven informatie i.f.v. het realiseren van het gestelde doel BC LM 285
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd BC LM 406*
3.10.4.2. Nederlands


Module Schriftelijke informatie verwerken en beoordelen Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
vergelijkt informatie uit grafische voorstellingen met eigen kennis en met andere informatie BC LM 047
beoordeelt informatie uit studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 050
beoordeelt informatie uit grafische voorstellingen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 059
trekt een conclusie uit studieteksten BC LM 061
trekt een conclusie uit grafische voorstellingen BC LM 065
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.11. Module Mondelinge informatie verwerken en beoordelen (LM SV G922)
  3.11.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om doelgericht mondelinge informatie te zoeken en te verwerken, kunnen de waarde van deze informatie niet altijd ook op de juiste manier inschatten. Dit is nochtans heel belangrijk. In deze module ligt daarom het accent op beoordelen van mondelinge informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid.
  3.11.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.11.3. Studieduur
  10 Lt
  3.11.4. Basiscompetenties
  3.11.4.1. Leren leren


Module Mondelinge informatie verwerken en beoordelen Code
De cursist  
beoordeelt informatiebronnen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid BC LM 253
gebruikt een zoekmethode adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 257
hanteert bronnen adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 258
schat informatie naar waarde BC LM 260
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
is bereid tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren BC LM 264
geeft informatie met eigen woorden weer BC LM 268
begrijpt de onderliggende betekenis van een standpunt BC LM 272
beoordeelt informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid BC LM 275
maakt uit informatie een keuze BC LM 276
roept in een nieuwe situatie verworven informatie op BC LM 277
gaat correct om met verworven informatie BC LM 279
neemt een standpunt in over de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 283
gebruikt verworven informatie i.f.v. het realiseren van het gestelde doel BC LM 285
reflecteert op het bereikte leerresultaat BC LM 393
reflecteert op het doorgemaakte leerproces BC LM 394
3.11.4.2. Nederlands


Module Mondelinge informatie verwerken en beoordelen Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 068
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 073
zoekt informatie in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 078
ordent informatie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 083
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 088
beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 093
trekt een conclusie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 098
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
3.12. Module Schriftelijke informatie kritisch beoordelen (LM SV G908)
  3.12.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om schriftelijke informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid te beoordelen, zijn niet altijd in staat om een kritische kijk en een eigen mening ten aanzien van deze informatie te ontwikkelen. In functie van het maken van een eindwerk of wanneer cursisten willen doorstromen naar hoger onderwijs hebben ze deze vaardigheden wel nodig. Deze module focust daarom op het kritisch beoordelen van schriftelijke informatie.
  3.12.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.12.3. Studieduur
  20 Lt
  3.12.4. Basiscompetenties
  3.12.4.1. Leren leren


Module Schriftelijke informatie kritisch beoordelen Code
De cursist  
toetst informatie aan het eigen referentiekader BC LM 273
exploreert de relatie tussen eigen opvattingen en opvattingen van anderen BC LM 274
legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie BC LM 278
verduidelijkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 284
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
ontwikkelt inzicht in het transversale karakter van leerstrategieën BC LM 409*
3.12.4.2. Nederlands


Module Schriftelijke informatie kritisch beoordelen Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau C, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in journalistieke teksten BC LM 002
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in populairwetenschappelijke teksten BC LM 003
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in journalistieke teksten BC LM 011
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in populairwetenschappelijke teksten BC LM 012
zoekt informatie in journalistieke teksten BC LM 019
zoekt informatie in populairwetenschappelijke teksten BC LM 020
ordent informatie uit journalistieke teksten BC LM 031
ordent informatie uit populairwetenschappelijke teksten BC LM 032
vergelijkt informatie uit journalistieke teksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 039
vergelijkt informatie uit populairwetenschappelijke teksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 040
beoordeelt informatie uit journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 051
beoordeelt informatie uit populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 052
trekt een conclusie uit journalistieke teksten BC LM 062
trekt een conclusie uit populairwetenschappelijke teksten BC LM 063
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden 
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
Schrijven 
Tekstkenmerken niveau C, zie punt 2 
De cursist 
verwerkt informatie uit meerdere bronnen aan de hand van opgegeven criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uitBC LM 168
verwerkt informatie uit meerdere bronnen op basis van eigen criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uitBC LM 169
schrijft een betoog en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komenBC LM 175
schrijft een mondelinge presentatie uitBC LM 178
Strategieën 
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.13. Module Mondelinge informatie kritisch beoordelen (LM SV G923)
  3.13.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten die in staat zijn om mondelinge informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid te beoordelen, zijn niet altijd in staat om een kritische kijk en een eigen mening ten aanzien van deze informatie te ontwikkelen. In functie van het maken van een eindwerk of wanneer cursisten willen doorstromen naar hoger onderwijs hebben ze deze vaardigheden wel nodig. Deze module focust daarom op het kritisch beoordelen van mondelinge informatie.
  3.13.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.13.3. Studieduur
  20 Lt
  3.13.4. Basiscompetenties
  3.13.4.1. Leren leren


Module Mondelinge informatie kritisch beoordelen Code
De cursist  
toetst informatie aan het eigen referentiekader BC LM 273
exploreert de relatie tussen eigen opvattingen en opvattingen van anderen BC LM 274
legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie BC LM 278
verduidelijkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie BC LM 284
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
ontwikkelt inzicht in het transversale karakter van leerstrategieën BC LM 409*
3.13.4.2. Nederlands


Module Mondelinge informatie kritisch beoordelen Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau C, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC LM 069
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC LM 070
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC LM 074
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC LM 075
zoekt informatie in mondeling aangeboden journalistieke teksten BC LM 079
zoekt informatie in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC LM 080
ordent informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten BC LM 084
ordent informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC LM 085
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 089
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 090
beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 094
beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 095
trekt een conclusie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten BC LM 099
trekt een conclusie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten BC LM 100
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
Spreken  
Tekstkenmerken niveau C, zie punt 2  
De cursist  
stelt informatie uit meerdere bronnen gestructureerd voor BC LM 203
stelt informatie uit meerdere bronnen met een beoordeling voor BC LM 204
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.14. Module Actief les volgen (LM SV G909)
  3.14.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten onderschatten vaak het belang van het aandachtig volgen van de lessen en missen daardoor de aangeboden hulp bij het verwerken van de leerstof. In deze module verwerven startende cursisten de inzichten en vaardigheden die nodig zijn om van lesmomenten leermomenten te maken. Cursisten leren in deze module luistervaardigheden toe te passen bij eenvoudige informatie die mondeling wordt aangeboden. Daarnaast oefenen zij schrijfvaardigheden in functie van het maken van goede lesnotities.
  3.14.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.14.3. Studieduur
  12 Lt
  3.14.4. Basiscompetenties
  3.14.4.1. Leren leren


Module Actief les volgen Code
De cursist  
erkent de nood aan informatie BC LM 245
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
is bereid de groepsregels te respecteren BC LM 315
ontwikkelt inzicht in de eigen leermotieven BC LM 397*
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet BC LM 405*
3.14.4.2. Nederlands


Module Actief les volgen Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 068
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 073
zoekt informatie in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 078
ordent informatie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 083
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 088
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
o De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
volgt de gedachtegang in een onderwijsleergesprek BC LM 121
onderscheidt hoofd- en bijzaken in een onderwijsleergesprek BC LM 122
stelt en beantwoordt vragen in een onderwijsleergesprek BC LM 123
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
maakt notities in de vorm van een lijst met de belangrijke punten die voldoende precies zijn geformuleerd voor gebruik op een later tijdstip BC LM 154
maakt notities die de inhouden en hun onderling verband nauwkeurig en waarheidsgetrouw weergeven BC LM 155
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.15. Module Participeren aan de les (LM SV G910)
  3.15.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Naarmate de cursisten vorderen in een opleiding worden hogere eisen gesteld aan de luister- en schrijfvaardigheden bij het verwerken van mondelinge informatie. Deze module is erop gericht aanwezige luister- en schrijfvaardigheden van de cursisten te verdiepen en uit te breiden, zodat zij in staat zijn kennis te construeren op basis van complexe informatie in meer complexe situaties. Daarnaast wordt in deze module veel aandacht besteed aan het actief deelnemen aan onderwijsleergesprekken.
  3.15.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.15.3. Studieduur
  16 Lt
  3.15.4. Basiscompetenties
  3.15.4.1. Leren leren


Module Participeren aan de les Code
De cursist  
is bereid het eigen kunnen en kennen in te brengen BC LM 317
zet de eigen communicatie adequaat in, zowel non-verbaal als verbaal BC LM 353
staat open voor feedback BC LM 365
aanvaardt feedback BC LM 366
reflecteert op de eigen leerstijl tijdens het leerproces BC LM 390
reflecteert op het doorgemaakte leerproces BC LM 394
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
3.15.4.2. Nederlands


Module Participeren aan de les Code
Luisteren  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 068
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 073
zoekt informatie in mondeling aangeboden studieteksten BC LM 078
ordent informatie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 083
vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 088
beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 093
trekt een conclusie uit mondeling aangeboden studieteksten BC LM 098
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
BC LM 101
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
  o herkent non-verbaal gedrag en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 102
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een onderwijsleergesprek BC LM 124
drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een onderwijsleergesprek BC LM 125
beoordeelt informatie in een onderwijsleergesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop BC LM 126
beoordeelt informatie in een onderwijsleergesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop BC LM 127
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
maakt notities die de inhouden en hun onderling verband nauwkeurig en waarheidsgetrouw weergeven BC LM 155
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.16. Module Opdrachten aanpakken (LM SV G911)
  3.16.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In een competentiegerichte leeromgeving wordt veelvuldig gebruik gemaakt van opdrachten om het leerproces te sturen. Het is daarom belangrijk dat cursisten de opdrachten op een efficiënte manier aanpakken. In deze module verwerven de cursisten de inzichten en vaardigheden om het beoogde leereffect van eenvoudige opdrachten te realiseren.
  3.16.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.16.3. Studieduur
  10 Lt
  3.16.4. Basiscompetenties
  3.16.4.1. Leren leren


Module Opdrachten aanpakken Code
De cursist  
erkent de nood aan informatie BC LM 245
staat open voor diverse informatiebronnen BC LM 246
houdt tijdens het verwerven van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 247
analyseert welke informatie nodig is BC LM 249
maakt een keuze uit informatiebronnen BC LM 254
hanteert bronnen adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 258
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
onderscheidt hoofd- en bijzaken BC LM 269
maakt uit informatie een keuze BC LM 276
structureert informatie BC LM 281
heeft inzicht in verschillende soorten leerdoelen BC LM 370
ontwikkelt inzicht in de eigen leermotieven BC LM 397*
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
3.16.4.2. Nederlands


Module Opdrachten aanpakken Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.17. Module Opdrachten planmatig uitvoeren (LM SV G912)
  3.17.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In deze module wordt gefocust op de inzichten en vaardigheden die nodig zijn om complexe opdrachten op een systematische manier aan te pakken. Cursisten leren hier hun aanpak bij te sturen in functie van het beoogde leerdoel en leereffect.
  3.17.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.17.3. Studieduur
  10 Lt
  3.17.4. Basiscompetenties
  3.17.4.1. Leren leren


Module Opdrachten planmatig uitvoeren Code
De cursist  
houdt tijdens het verwerven van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 247
maakt een keuze uit informatiebronnen BC LM 254
hanteert bronnen adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie BC LM 258
schat informatie naar waarde BC LM 260
houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes BC LM 263
beoordeelt hoofd- en bijzaken op de bruikbaarheid ervan BC LM 270
legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie BC LM 278
visualiseert informatie overzichtelijk of geeft ze overzichtelijk weer BC LM 282
beschouwt fouten in de aanpak van een probleem als een leerkans BC LM 292
ontwerpt een oplossingsplan BC LM 299
beoordeelt de aanpak en het resultaat van de probleemoplossing BC LM 302
stelt een oplossingsplan bij BC LM 306
reflecteert op de eigen leermotieven bij het eigen leerproces BC LM 389
ontwikkelt inzicht in de eigen leermotieven BC LM 397*
ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl BC LM 398*
3.17.4.2. Nederlands


Module Opdrachten planmatig uitvoeren Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten BC LM 001
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten BC LM 010
zoekt informatie in studieteksten BC LM 018
zoekt informatie in grafische voorstellingen BC LM 027
ordent informatie uit studieteksten BC LM 030
vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
3.18. Module Verslagen maken (LM SV G913)
  3.18.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Veel cursisten blijken onvoldoende bekwaam om een duidelijk, leesbaar en goed gestructureerd verslag te maken van eenvoudige gebeurtenissen. Om te voorkomen dat cursisten nodeloos veel tijd besteden aan het maken en herwerken van verslagen, is het belangrijk dat ze de nodige inzichten en vaardigheden verwerven om op een efficiënte en effectieve wijze verslagen te schrijven. Deze module focust vooral op het maken van een verslag van uitgevoerde activiteiten en reflecties daarop.
  3.18.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.18.3. Studieduur
  20 Lt
  3.18.4. Basiscompetenties
  3.18.4.1. Leren leren


Module Verslagen maken Code
De cursist  
analyseert welke informatie nodig is BC LM 249
durft informatie selecteren BC LM 259
gaat discreet om met informatie BC LM 261
onderscheidt hoofd- en bijzaken BC LM 269
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 400*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd. BC LM 406*
3.18.4.2. Nederlands


Module Verslagen maken Code
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
geeft informatie schematisch weer aan de hand van een sjabloon of een vastgestelde standaard BC LM 156
vat informatie uit één bron samen BC LM 158
geeft een uitgevoerde activiteit in een gestructureerd verslag weer BC LM 161
beschrijft een activiteit in een verslag getrouw en spreekt er aan de hand van opgegeven criteria een onderbouwd oordeel over uit BC LM 163
vult een formulier in BC LM 189
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.19. Module Rapporten maken (LM SV G914)
  3.19.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Cursisten slagen er niet altijd in om hun observaties op een adequate manier schriftelijk te rapporteren. In deze module leren de cursisten een rapport opmaken dat voldoet aan de gestelde eisen en verwachtingen.
  3.19.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.19.3. Studieduur
  20 Lt
  3.19.4. Basiscompetenties
  3.19.4.1. Leren leren


Module Rapporten maken Code
De cursist  
analyseert welke informatie nodig is BC LM 249
durft informatie selecteren BC LM 259
gaat discreet om met informatie BC LM 261
onderscheidt hoofd- en bijzaken BC LM 269
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 399*
ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 400*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd. BC LM 406*
3.19.4.2. Nederlands


Module Rapporten maken Code
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
geeft informatie weer in een zelf opgebouwd schema BC LM 157
vat informatie uit meerdere bronnen samen BC LM 159
geeft een uitgevoerde activiteit in een gestructureerd verslag weer BC LM 161
geeft een activiteit in een gestructureerd verslag weer en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit BC LM 164
integreert de verschillende teksttypes die van een werkstuk deel uitmaken in een gestructureerd en overzichtelijk geheel BC LM 195
zorgt in een al dan niet gemeenschappelijke schrijftaak voor talige afstemming BC LM 196
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
3.20. Module Spreken voor een groep (LM SV G915)
  3.20.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module is gericht op cursisten bij wie tijdens de intake blijkt dat zij inadequaat reageren in groepsgesprekken. In het kader van de opleiding wordt vaak een beroep gedaan op deze vaardigheid. In deze module leren de cursisten op een efficiënte en effectieve manier te spreken in een groep in eenvoudige situaties.
  3.20.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.20.3. Studieduur
  20 Lt
  3.20.4. Basiscompetenties
  3.20.4.1. Leren leren


Module Spreken voor een groep Code
De cursist  
stemt de eigen inbreng af op die van de groepsleden BC LM 338
verduidelijkt een standpunt voor de andere BC LM 349
onderbouwt een standpunt aan de hand van bestaande gegevens voor de andere BC LM 350
zet de eigen communicatie adequaat in, zowel non-verbaal als verbaal BC LM 353
brengt de eigen meningen, behoeften, frustraties en verwachtingen over BC LM 354
observeert het non-verbale gedrag van de andere BC LM 355
interpreteert het non-verbale gedrag van de andere BC LM 356
reageert op het non-verbale gedrag van de andere BC LM 357
reflecteert op het doorgemaakte leerproces BC LM 394
ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
3.20.4.2. Nederlands


Module Spreken voor een groep Code
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
geeft uitleg bij een demonstratie BC LM 208
zet een plan uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 210
houdt een uiteenzetting en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 211
zet een argument uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 212
zet een standpunt en/of stellingname uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 213
houdt een betoog en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 214
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.21. Module Presenteren voor een groep (LM SV G916)
  3.21.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In deze module ligt het accent op het mondelinge aspect van het geven van een presentatie voor een groep in meer complexe situaties. Tijdens lesmomenten is er vaak onvoldoende ruimte om dit in te oefenen. Deze module kan cursisten helpen om zich hierin verder te bekwamen.
  3.21.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.21.3. Studieduur
  20 Lt
  3.21.4. Basiscompetenties
  3.21.4.1. Leren leren


Module Presenteren voor een groep Code
De cursist  
stemt de eigen inbreng af op die van de groepsleden BC LM 338
verduidelijkt een standpunt voor de andere BC LM 349
onderbouwt een standpunt aan de hand van bestaande gegevens voor de andere BC LM 350
levert een eigen bijdrage om een standpunt voorde andere te onderbouwen BC LM 351
zet de eigen communicatie adequaat in, zowel non-verbaal als verbaal BC LM 353
observeert het non-verbale gedrag van de andere BC LM 355
interpreteert het non-verbale gedrag van de andere BC LM 356
reageert op het non-verbale gedrag van de andere BC LM 357
reflecteert op het bereikte leerresultaat BC LM 393
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen nog kan worden ontwikkeld BC LM 407*
ontwikkelt inzicht in welke leerstrategieën hij nog kan ontwikkelen BC LM 408*
3.21.4.2. Nederlands


Module Presenteren voor een groep Code
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
maakt een voorstelling die een mondelinge presentatie in al zijn aspecten ondersteunt BC LM 177
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
Spreken  
Tekstkenmerken niveau B, zie punt 2  
De cursist  
houdt over een eigen werkstuk een presentatie BC LM 205
houdt een presentatie over een stage-activiteit BC LM 206
wijkt, indien nodig, tijdens een presentatie van de voorbereide inhoud af en keert er naar terug BC LM 207
houdt een uiteenzetting en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 211
beantwoordt naar aanleiding van een presentatie vragen BC LM 215
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.22. Module Zich voorbereiden op leren op de werkvloer (LM SV G917)
  3.22.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In deze module ligt het accent op het verwerven van de competenties die nodig zijn om via het leren op de werkplek tot diepgaande leerervaringen te komen. Deze module is bedoeld voor cursisten die niet in staat zijn te komen tot zelfreflectie en die problemen hebben met het constructief omgaan met feedback.
  3.22.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.22.3. Studieduur
  20 Lt
  3.22.4. Basiscompetenties
  3.22.4.1. Leren leren


Module Zich voorbereiden op leren op de werkvloer Code
De cursist  
is bereid over het eigen leerproces te reflecteren BC LM 362
is bereid het eigen aandeel in welslagen of falen in het eigen leerproces te erkennen BC LM 363
staat open voor feedback BC LM 365
aanvaardt feedback BC LM 366
wil met feedback omgaan BC LM 367
beschouwt feedback als een leerkans BC LM 368
heeft inzicht in verschillende soorten leerdoelen BC LM 370
heeft inzicht in de regels van feedback geven en feedback ontvangen BC LM 375
bereidt de uitvoering van de leertaak voor BC LM 376
volgt de uitvoering van de leertaak op BC LM 377
evalueert de uitvoering van de leertaak BC LM 378
evalueert het bereikte leerresultaat BC LM 379
bekrachtigt de uitvoering van de leertaak of stelt ze bij BC LM 387
reflecteert op de eigen zwaktes en sterktes bij het eigen leerproces BC LM 391
reflecteert op de impact van de eigen persoonlijkheid op het leerproces BC LM 396
ontwikkelt inzicht in de impact van de eigen persoonlijkheid op het eigen leervermogen BC LM 404*
3.22.4.2. Nederlands


Module Zich voorbereiden op leren op de werkvloer Code
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
volgt de gedachtegang in een begeleidingsgesprek BC LM 136
onderscheidt hoofd- en bijzaken in een begeleidingsgesprek BC LM 137
stelt vragen in een begeleidingsgesprek en beantwoordt er BC LM 138
levert een bijdrage in een begeleidingsgesprek en reageert op die van de communicatiepartner BC LM 139
drukt in een begeleidingsgesprek gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner BC LM 140
beoordeelt informatie in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en reageert erop BC LM 141
beoordeelt vragen in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en reageert erop BC LM 142
trekt een conclusie in een begeleidingsgesprek en formuleert ze BC LM 143
drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit in een examen- en een beoordelingsgesprek en reageert op die van de communicatiepartner BC LM 146
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
beschrijft een uitgevoerde activiteit in een verslag getrouw BC LM 160
houdt een lopende activiteit getrouw bij in een logboek BC LM 162
houdt een reflectielogboek van een lopende activiteit BC LM 165
schrijft over een stage-activiteit een reflectieverslag BC LM 166
verwerkt informatie uit één bron aan de hand van opgegeven criteria in een verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit BC LM 167
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
stelt een activiteit met een onderbouwde beoordeling ervan voor BC LM 201
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.23. Module Samenwerken met collega's (LM SV G918)
  3.23.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  Deze module richt zich op cursisten bij wie tijdens het leren op de werkplek blijkt dat ze onvoldoende kunnen samenwerken met anderen omdat ze onvoldoende bereid zijn rekening te houden met anderen en hun eigen inbreng niet willen/kunnen afstemmen op de inbreng van collega's.
  3.23.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.23.3. Studieduur
  20 Lt
  3.23.4. Basiscompetenties
  3.23.4.1. Leren leren


Module Samenwerken met collega's Code
De cursist  
staat open voor de behoeften en verwachtingen van de andere BC LM 322
is bereid met de eigen behoeftenen verwachtingen en die van de andere rekening te houden BC LM 323
is bereid met de eigen mening en die van de andere rekening te houden BC LM 325
staat open voor de situatie van de andere in de samenwerking BC LM 326
is bereid met de eigen situatie en die van de andere rekening te houden BC LM 327
gaat na welke regels in de groep gelden BC LM 333
gaat na welke regels gesteld moeten worden BC LM 334
zet het kunnen en kennen van de andere in de samenwerking in BC LM 336
stemt de eigen inbreng af op die van de groepsleden BC LM 338
herkent de verschillende meningen in de groep BC LM 339
gaat de congruentie na in de verschillende meningen, inclusief de eigen mening BC LM 340
beoordeelt de verschillende meningen in de groep BC LM 341
laat de doelen van het samenwerken bepalen door een andere BC LM 343
werkt constructief mee aan de doelbepaling van de groep BC LM 344
respecteert de opgelegde afspraken voor de samenwerking BC LM 345
onderhandelt actief mee over het samenwerkingsproces om tot afspraken te komen BC LM 346
bewaakt mee het samenwerkingsproces en stuurt het mee bij BC LM 347
reageert op het non-verbale gedrag van de andere BC LM 357
reflecteert op de gehanteerde regulerende competenties BC LM 395
reflecteert op de impact van de eigen persoonlijkheid op het leerproces BC LM 396
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet BC LM 405*
3.23.4.2. Nederlands


Module Samenwerken met collega's Code
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een werkvergadering BC LM 116
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
zet een idee uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 170
werkt een argument uit en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 173
werkt een standpunt en/of stellingname uit en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 174
schrijft een instructie BC LM 179
communiceert de afspraken en procedures van een gezamenlijk uit te voeren opdracht BC LM 182
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
zet een argument uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 212
zet een standpunt en/of stellingname uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen BC LM 213
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.24. Module Zich voorbereiden op de evaluatie (LM SV G919)
  3.24.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In deze module leert de cursist examenvragen of andere evaluatieopdrachten analyseren en beantwoorden.
  3.24.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.24.3. Studieduur
  8 Lt
  3.24.4. Basiscompetenties
  3.24.4.1. Leren leren


Module Zich voorbereiden op de evaluatie Code
De cursist  
oriënteert zich in informatie BC LM 265
begrijpt informatie BC LM 266
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
reflecteert op de gehanteerde regulerende competenties BC LM 395
ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen BC LM 402*
ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen nog kan worden ontwikkeld BC LM 407*
3.24.4.2. Nederlands


Module Zich voorbereiden op de evaluatie Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in examenvragen BC LM 008
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in examenvragen BC LM 016
zoekt informatie in examenvragen BC LM 028
ordent informatie uit examenvragen BC LM 036
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
onderscheidt hoofd- en bijzaken in een examen- en een beoordelingsgesprek BC LM 144
stelt vragen, ook verhelderings- en bijvragen en beantwoordt die van de communicatiepartner in een examen- en een beoordelingsgesprek BC LM 145
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
geeft een antwoord op een reproductieve of productieve geslotenboekvraag BC LM 186
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
stelt een activiteit gestructureerd voor BC LM 200
beantwoordt naar aanleiding van een presentatie vragen BC LM 215
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
3.25. Module Zich voorbereiden op solliciteren (LM SV G920)
  3.25.1. Situering van de module
  Voor deze module geldt de matrix Nederlands en leren leren als referentiekader. Alle basiscompetenties werden uit deze matrix geselecteerd.
  De bedoeling van deze matrix is tegemoet te komen aan de noden van volwassenen die een opleiding of een studie aanvangen of al volgen. De leerbehoeften van deze (kandidaat)cursisten kunnen gaan over leren leren en over Nederlands als instructietaal. De leerbehoeften kunnen sterk verschillend zijn waardoor naast het aanbod van deze standaardmodule een flexibel traject op maat van de cursist aangewezen kan zijn.
  In deze module leert de cursist vacatures analyseren en zich voorbereiden op sollicitaties voor een stageplaats of een werkaanbieding.
  3.25.2. Instapvereisten voor de module
  Er zijn geen bijkomende instapvoorwaarden bovenop de algemeen geldende instapvoorwaarden van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
  3.25.3. Studieduur
  12 Lt
  3.25.4. Basiscompetenties
  3.25.4.1. Leren leren


Module Zich voorbereiden op solliciteren Code
De cursist  
oriënteert zich in informatie BC LM 265
begrijpt informatie BC LM 266
onderscheidt feiten en meningen BC LM 271
registreert informatie BC LM 280
structureert informatie BC LM 281
reflecteert op het bereikte leerresultaat BC LM 393
reflecteert op het doorgemaakte leerproces BC LM 394
ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen BC LM 403*
3.25.4.2. Nederlands


Module Zich voorbereiden op solliciteren Code
Lezen  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in vacatures BC LM 009
onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in vacatures BC LM 017
zoekt informatie in vacatures BC LM 029
ordent informatie uit vacatures BC LM 037
vergelijkt informatie uit vacatures met eigen kennis en met andere informatie BC LM 049
beoordeelt informatie uit vacatures op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 060
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel
BC LM 066
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee
  o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in
  o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
  o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
BC LM 067
Mondelinge interactie  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
onderscheidt hoofd- en bijzaken in een sollicitatiegesprek BC LM 147
stelt in een sollicitatiegesprek vragen, ook verhelderings- en bijvragen en beantwoordt die van de communicatiepartner BC LM 148
beoordeelt in een sollicitatiegesprek informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop BC LM 149
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
BC LM 152
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o herkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
  o herkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
  o herkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
  o herkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
  o herkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
  o herkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
BC LM 153
Schrijven  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
stelt een sollicitatiebrief op BC LM 181
vult een sollicitatieformulier in BC LM 190
stelt een cv op BC LM 192
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
  o stemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
  o stelt een schrijfplan op
  o maakt gebruik van een model
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
  o gebruikt een passende lay-out
  o kijkt de eigen tekst na
  o maakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o houdt rekening met de conventies van geschreven taal
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
BC LM 197
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
  o past spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
  o stelt een bibliografie op
BC LM 198
Spreken  
Tekstkenmerken niveau A, zie punt 2  
De cursist  
beantwoordt naar aanleiding van een presentatie vragen BC LM 215
Strategieën  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o oriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
  o stemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
  o stelt een spreekplan op
  o maakt gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
  o brengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
  o maakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
  o stelt het resultaat bij
BC LM 218
Taaltechnische vaardigheden  
De cursist, om bovenstaande taaltaken uit te voeren, ...
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
  o gebruikt registers passend en consistent
  o houdt rekening met conventies van teksttypes
  o past conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
  o drukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
  o maakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
  o drukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
  o drukt feit en mening adequaat uit
  o drukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
  o onderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o drukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
  o gebruikt zinsstructuren passend
  o gebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
  o maakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
  o maakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
  o gebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
BC LM 219
Art. N2. Bijlage 2. - NEDERLANDS EN LEREN LEREN MATRIX BIJ DE DIPLOMAGERICHTE OPLEIDINGEN VAN HET SECUNDAIR VOLWASSENENONDERWIJS
  1.Nederlands
  1.1.Leeswijzer
  oDe voorliggende matrix is ontwikkeld voor vijf vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven, spreken en mondelinge interactie.
  o De matrix wordt van links naar rechts gelezen.
  o De matrix is als volgt opgebouwd: per vaardigheid taaltaken met niveaus van tekstkenmerken, strategieën en taaltechnische vaardigheden.
  o In de horizontale as van de matrix worden drie niveaus met een opklimmende moeilijkheidsgraad onderscheiden. Deze niveaus worden gevormd door de tekstkenmerken. Om het niveau van `een tekst' te bepalen, wordt uitgegaan van een globale weging: het geheel van de tekstkenmerken geldt als indicator.
  o De tekstkenmerken zijn onderverdeeld in een aantal rubrieken naargelang de vaardigheid. `Onderwerp', `taalgebruikssituatie', `structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid' en `woordenschat en taalvariëteit' zijn gemeenschappelijk voor de vijf vaardigheden. Voor luisteren, spreken en mondelinge interactie wordt ook de categorie `verstaanbaarheid' opgenomen, voor lezen en schrijven de categorie `uiterlijke tekstkenmerken'. De bepaling van de tekstkenmerken per niveau vertoont een grote parallellie over de vaardigheden heen, maar de specifieke invulling hangt samen met de eigenheid van de vaardigheid.
  o De basiscompetenties in de vorm van een taaltaak worden bij de receptieve vaardigheden lezen en luisteren geordend volgens thema's die in de eerste kolom van de verticale as van de matrix staan opgelijst. Deze thema's zijn geen basiscompetenties, maar inhoudelijke kapstokken waaraan de basiscompetenties worden opgehangen. Bij de productieve vaardigheden schrijven en spreken en bij mondelinge interactie worden de basiscompetenties volgens teksttypes geordend. De taaltaak vormt samen met de tekstkenmerken één basiscompetentie. Ze zijn niet afzonderlijk selecteerbaar. Iedere taaltaak kan wel aan elk niveau van tekstkenmerken worden gekoppeld.
  o De taalstrategieën gelden per vaardigheid als één basiscompetentie. Een cursist moet ze kunnen toepassen in functie van een bepaalde taaltaak met de daarbij horende tekstkenmerken. De taalstrategieën moeten naargelang van de taaltaak geselecteerd worden.
  o Onder taaltechnische vaardigheden worden ondersteunende kennis en vaardigheden opgenomen die een cursist moet kennen en kunnen gebruiken in functie van een bepaalde taaltaak, met de daarbij horende tekstkenmerken. De taaltechnische vaardigheden gelden per vaardigheid als één basiscompetentie. Ze moeten naargelang van de taaltaak geselecteerd worden.
  o De basiscompetenties zijn in de matrix in een logische volgorde opgenomen. Aangezien het een matrix betreft, worden de basiscompetenties niet in die volgorde aangeboden. Ze worden geselecteerd naargelang van de noden van de cursist.
  o De basiscompetenties `Nederlands' moeten bereikt worden.
  1.2.Lezen


<td colspan="3" valign="top">Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen. Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top">De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp    
Mate van vertrouwdheid
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod. De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Ruis
Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid    
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist. Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt. De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist. Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist. Er zijn geen beperkingen qua lengte van de teksten.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Complex samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit    
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor. Concreet en abstract taalgebruik komt voor. In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Uiterlijke tekstkenmerken


TAALTAAK(Drager: digitaal en niet-digitaal)
THEMA In teksten met bovenstaande tekstkenmerken:
De hoofdgedachte en de gedachtegang BC LM 001 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in studieteksten
 BC LM 002 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in journalistieke teksten
 BC LM 003 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 004 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in correspondentie
 BC LM 005 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 006 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in contracten
 BC LM 007 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in instructies
 BC LM 008 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in examenvragen
 BC LM 009 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in vacatures
Hoofd-, bijzaken en details BC LM 010 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in studieteksten
 BC LM 011 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in journalistieke teksten
 BC LM 012 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 013 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 014 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in contracten
 BC LM 015 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in instructies
 BC LM 016 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in examenvragen
 BC LM 017 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in vacatures
Het zoeken van informatie BC LM 018 - zoekt informatie in studieteksten
 BC LM 019 - zoekt informatie in journalistieke teksten
 BC LM 020 - zoekt informatie in populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 021 - zoekt informatie in naslagwerken
 BC LM 022 - zoekt informatie in correspondentie
 BC LM 023 - zoekt informatie in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 024 - zoekt informatie in formulieren
 BC LM 025 - zoekt informatie in contracten
 BC LM 026 - zoekt informatie in instructies
 BC LM 027 - zoekt informatie in grafische voorstellingen
 BC LM 028 - zoekt informatie in examenvragen
 BC LM 029 - zoekt informatie in vacatures
Het ordenen van informatie BC LM 030 - ordent informatie uit studieteksten
 BC LM 031 - ordent informatie uit journalistieke teksten
 BC LM 032 - ordent informatie uit populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 033 - ordent informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 034 - ordent informatie uit contracten
 BC LM 035 - ordent informatie uit instructies
 BC LM 036 - ordent informatie uit examenvragen
 BC LM 037 - ordent informatie uit vacatures
Het vergelijken van informatie met eigen kennis en met andere informatie BC LM 038 - vergelijkt informatie uit studieteksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 039 - vergelijkt informatie uit journalistieke teksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 040 - vergelijkt informatie uit populairwetenschappelijke teksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 041 - vergelijkt informatie uit naslagwerken met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 042 - vergelijkt informatie uit correspondentie met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 043 - vergelijkt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 044 - vergelijkt informatie uit formulieren met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 045 - vergelijkt informatie uit contracten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 046 - vergelijkt informatie uit instructies met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 047 - vergelijkt informatie uit grafische voorstellingen met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 048 - vergelijkt informatie uit examenvragen met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 049 - vergelijkt informatie uit vacatures met eigen kennis en met andere informatie
Het beoordelen van informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 050 - beoordeelt informatie uit studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 051 - beoordeelt informatie uit journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 052 - beoordeelt informatie uit populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 053 - beoordeelt informatie uit naslagwerken op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 054 - beoordeelt informatie uit correspondentie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 055 - beoordeelt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 056 - beoordeelt informatie uit formulieren op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 057 - beoordeelt informatie uit contracten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 058 - beoordeelt informatie uit instructies op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 059 - beoordeelt informatie uit grafische voorstellingen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 060 - beoordeelt informatie uit vacatures op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
Het trekken van een conclusie BC LM 061 - trekt een conclusie uit studieteksten
 BC LM 062 - trekt een conclusie uit journalistieke teksten
 BC LM 063 - trekt een conclusie uit populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 064 - trekt een conclusie uit correspondentie
 BC LM 065 - trekt een conclusie uit grafische voorstellingen


STRATEGIEEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 066
  o oriënteert zich op aspecten van de leestaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van lezen af op het leesdoel
  o vormt of stelt hypothesen bij over de inhoud en bedoeling van de tekst
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o raadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o duidt relevante informatie aan
  o monitort het voorlopige resultaat monitoren en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het leesdoel


TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 067
  o houdt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
  o onderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
  o onderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend lezen en houdt er rekening mee o herkent registers en schat ze in
  o herkent conventies van teksttypes en schat ze in
  o herkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
  o herkent verbanden tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot en begrijpt ze
  o herkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
  o herkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak-concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
  o herkent feit en mening en schat ze in
  o herkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
  o herkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
  o herkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
  o herkent zinsstructuren en schat ze in
  o herkent elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties en schat ze in o herkent interpunctie en schat ze in
  o herkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze o herkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
1.3.Luisteren


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature of het toelatingsexamen. Ze kunnen zowel vertrouwd als geheel nieuw zijn voor de leerder.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatiefbeperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid Teksten langer dan 15 -20 minuten kunnen, mits enige interactie mogelijk is.
  Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Teksten van 30 minuten komen voor, ook als er geen interactie mogelijk is.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven. De teksten hebben een heldere structuur. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Moeilijke verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor. Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor. Concreet en abstract taalgebruik komt voor. In toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid    
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken. Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoog tempo is af en toe mogelijk. Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie


TAALTAAK(Drager: digitaal en niet-digitaal, met beeld en zonder)
THEMA In teksten met bovenstaande tekstkenmerken:
De hoofdgedachte en de gedachtegang BC LM 068 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden studieteksten
 BC LM 069 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden journalistieke teksten
 BC LM 070 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 071 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 072 - achterhaalt de hoofdgedachte en volgt de gedachtegang in instructies
Hoofd-, bijzaken en details BC LM 073 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden studieteksten
 BC LM 074 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden journalistieke teksten
 BC LM 075 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 076 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 077 - onderscheidt hoofd-, bijzaken en details in instructies
Het zoeken van informatie BC LM 078 - zoekt informatie in mondeling aangeboden studieteksten
 BC LM 079 - zoekt informatie in mondeling aangeboden journalistieke teksten
 BC LM 080 - zoekt informatie in mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 081 - zoekt informatie in aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 082 - zoekt informatie in instructies
Het ordenen van informatie BC LM 083 - ordent informatie uit mondeling aangeboden studieteksten
 BC LM 084 - ordent informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten
 BC LM 085 - ordent informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten
 BC LM 086 - ordent informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal
 BC LM 087 - ordent informatie uit instructies
Het vergelijken van informatie met eigen kennis en met andere informatie BC LM 088 - vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 089 - vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 090 - vergelijkt informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 091 - vergelijkt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal met eigen kennis en met andere informatie
 BC LM 092 - vergelijkt informatie uit instructies met eigen kennis en met andere informatie
Het beoordelen van informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie BC LM 093 - beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden studieteksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 094 - beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 095 - beoordeelt informatie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 096 - beoordeelt informatie uit aankondigingen en voorlichtingsmateriaal op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
 BC LM 097 - beoordeelt informatie uit instructies op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie
Het trekken van een conclusie BC LM 098 - trekt een conclusie uit mondeling aangeboden studieteksten
 BC LM 099 - trekt een conclusie uit mondeling aangeboden journalistieke teksten
 BC LM 100 - trekt een conclusie uit mondeling aangeboden populairwetenschappelijke teksten


STRATEGIEEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 101
  o oriënteert zich op aspecten van de luistertaak: doel, teksttype en eigen kennis
  o stemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
  o vormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
  o blijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt
  o zegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
  o maakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
  o vraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
  o leidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
  o leidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
  o noteert relevante informatie in kernwoorden
  o monitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
  o beoordeelt het resultaat in het licht van het luisterdoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 102
ohoudt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, papier, beeldscherm
oonderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
oonderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
oherkent registers en schat ze in
oherkent conventies van teksttypes en schat ze in
oherkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en schat ze in
oherkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot en begrijpt ze
oherkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden en schat ze in
oherkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde en begrijpt ze
oherkent feit en mening en schat ze in
oherkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie en begrijpt ze
oherkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en schat ze in
oherkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel en schat ze in
oherkent zinsstructuren en schat ze in
oherkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo en schat ze in
oherkent non-verbaal gedrag en schat ze in
oherkent relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal en begrijpt ze
oherkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen en schat ze in
1.4.Mondelinge interactie


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist .
  De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
  Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De deelnemer beschikt over voldoende woorden om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De deelnemer beschikt over een ruime woordenschat om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De deelnemer beschikt over een ruime woordschat om de communicatiepartner te begrijpen en zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar bij de deelnemer kunnen spreekpauzes voorkomen.
  Er wordt rustig gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor.
  Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
  Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie


<td colspan="4" valign="top">TAALTAAK(Drager: digitaal en niet-digitaal)<td colspan="3" valign="top">In teksten met bovenstaande tekstkenmerken:<td colspan="3" valign="top">BC LM 103 - neemt verschillende rollen op zich in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 104 - volgt de gedachtegang in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 105 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 106 - stelt vragen en beantwoordt ze in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 107 - levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 108 - drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 109 - verdedigt een eigen mening en streeft consensus na in een discussie<td colspan="3" valign="top">BC LM 110 - beoordeelt informatie in een discussie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 111 - trekt een conclusie in een discussie en formuleert ze<td colspan="3" valign="top">BC LM 112 - neemt verschillende rollen op zich in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 113 - volgt de gedachtegang in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 114 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 115 - stelt en beantwoordt vragen in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 116 - levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 117 - drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 118 - verdedigt een eigen mening en streeft consensus na in een werkvergadering<td colspan="3" valign="top">BC LM 119 - beoordeelt informatie in een werkvergadering op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 120 - trekt een conclusie in een werkvergadering en formuleert ze<td colspan="3" valign="top">BC LM 121 - volgt de gedachtegang in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 122 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 123 - stelt en beantwoordt vragen in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 124 - levert een bijdrage en reageert op die van de communicatiepartner in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 125 - drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 126 - beoordeelt informatie in een onderwijsleergesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 127 - trekt en formuleert een conclusie in een onderwijsleergesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 128 - neemt de rol van gespreksleider op zich in een interview<td colspan="3" valign="top">BC LM 129 - volgt de gedachtegang in een interview<td colspan="3" valign="top">BC LM 130 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een interview<td colspan="3" valign="top">BC LM 131 - stelt vragen, ook verhelderings- en bijvragen, beantwoordt er en licht de antwoorden toe in een interview<td colspan="3" valign="top">BC LM 132 - drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner in een interview<td colspan="3" valign="top">BC LM 133 - beoordeelt informatie in een interview op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 134 - beoordeelt vragen in een interview op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 135 - trekt een conclusie in een interview en formuleert ze<td colspan="3" valign="top">BC LM 136 - volgt de gedachtegang in een begeleidingsgesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 137 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een begeleidingsgesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 138 - stelt vragen in een begeleidingsgesprek en beantwoordt er<td colspan="3" valign="top">BC LM 139 - levert een bijdrage in een begeleidingsgesprek en reageert op die van de communicatiepartner<td colspan="3" valign="top">BC LM 140 - drukt in een begeleidingsgesprek gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner<td colspan="3" valign="top">BC LM 141 - beoordeelt informatie in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 142 - beoordeelt vragen in een begeleidingsgesprek op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie beoordelen en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 143 - trekt een conclusie in een begeleidingsgesprek en formuleert ze<td colspan="3" valign="top">BC LM 144 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een examen- en een beoordelingsgesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 145 - stelt vragen, ook verhelderings- en bijvragen en beantwoordt die van de communicatiepartner in een examen- en een beoordelingsgesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 146 - drukt gevoelens en persoonlijke ervaringen uit in een examen- en een beoordelingsgesprek en reageert op die van de communicatiepartner<td colspan="3" valign="top">BC LM 147 - onderscheidt hoofd- en bijzaken in een sollicitatiegesprek<td colspan="3" valign="top">BC LM 148 - stelt in een sollicitatiegesprek vragen, ook verhelderings- en bijvragen en beantwoordt die van de communicatiepartner<td colspan="3" valign="top">BC LM 149 - beoordeelt in een sollicitatiegesprek informatie op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 150 - beoordeelt in een sollicitatiegesprek vragen op betrouwbaarheid, juistheid, waarde en relevantie+ en reageert erop<td colspan="3" valign="top">BC LM 151 - drukt in een sollicitatiegesprek gevoelens en persoonlijke ervaringen uit en reageert op die van de communicatiepartner
TEKSTTYPE
Een discussie
Een werkvergadering
Een onderwijsleergesprek
Een interview
Een begeleidingsgesprek
Een examen- en een beoordelingsgesprek
Een sollicitatiegesprek


STRATEGIEEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 152
ooriënteert zich op aspecten van de interactietaak: doel, teksttype en eigen kennis
ostemt zijn manier van luisteren af op het luisterdoel
ovormt hypothesen over de inhoud en bedoeling van de tekst of stelt ze bij
oblijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles begrijpt of even goed kan uitdrukken
ozegt dat hij iets niet begrijpt en vraagt wat iets betekent
omaakt gebruik van ondersteunende gegevens (talige en niet-talige) binnen en buiten de tekst
ovraagt om langzamer te spreken, iets te herhalen
oleidt de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af
oleidt de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden en uitdrukkingen uit de context af
onoteert relevante informatie in kernwoorden
omonitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
obeoordeelt het resultaat in het licht van het interactiedoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 153
ohoudt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch, beeldscherm
oonderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
oonderscheidt doelen zoals oriënterend, globaal, extensief, intensief, zoekend, studerend luisteren en houdt er rekening mee
oonderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
oherkent registers, schat ze in en gebruikt ze passend en consistent
oherkent conventies van teksttypes, schat ze in en houdt er rekening mee
oherkent conventionele ordeningspatronen van teksttypes en past ze toe
oherkent verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot, begrijpt ze en drukt ze uit
oherkent de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
oherkent structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden, schat ze in en maakt er gebruik van
oherkent feit en mening, schat ze in en drukt ze adequaat uit
oherkent stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie, begrijpt ze en drukt ze adequaat uit
oherkent drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie, schat ze in, onderscheidt ze en houdt er rekening mee
oherkent aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel, schat ze in en drukt ze adequaat uit
oherkent zinsstructuren, schat ze in en gebruikt ze passend
oherkent intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo, schat ze in en gebruikt ze passend
oherkent non-verbaal gedrag, schat dit in en maakt er passend gebruik van
oherkent relevante academische taal en vaktaal (woorden, formuleringswijzen), begrijpt ze en maakt er gebruik van
oherkent figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen, schat ze in en gebruikt ze adequaat
1.5.Schrijven


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top">De vormgeving is aangepast aan de conventies van het teksttype.
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Ruis
Aard van de bronteksten of opdrachtsomschrijvingen
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid    
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er worden niet te veel gegevens in kort bestek aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid in de tekst kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen zijn relatief eenvoudig en worden duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms moeilijk, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten hebben een heldere en expliciete structuur die in overeenstemming is met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen. Meervoudig samengestelde zinnen komen voor. Complex samengestelde zinnen komen voor.
Woordenschat en taalvariëteit    
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De schrijver beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Voornamelijk concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De schrijver beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De schrijver beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Uiterlijke tekstkenmerken


TAALTAAK(Drager: digitaal en niet-digitaal)
TEKSTTYPES In teksten met bovenstaande tekstkenmerken:
Notities BC LM 154 - maakt notities in de vorm van een lijst met de belangrijke punten die voldoende precies zijn geformuleerd voor gebruik op een later tijdstip
 BC LM 155 - maakt notities die de inhouden en hun onderling verband nauwkeurig en waarheidsgetrouw weergeven
Een schema BC LM 156 - geeft informatie schematisch weer aan de hand van een sjabloon of een vastgestelde standaard
 BC LM 157 - geeft informatie weer in een zelf opgebouwd schema
Een samenvatting BC LM 158 - vat informatie uit één bron samen
 BC LM 159 - vat informatie uit meerdere bronnen samen
Een verslag van een activiteit BC LM 160 - beschrijft een uitgevoerde activiteit in een verslag getrouw
 BC LM 161 - geeft een uitgevoerde activiteit in een gestructureerd verslag weer
 BC LM 162 - houdt een lopende activiteit getrouw bij in een logboek
Een reflectieverslag over een activiteit BC LM 163 - beschrijft een activiteit in een verslag getrouw en spreekt er aan de hand van opgegeven criteria een onderbouwd oordeel over uit
 BC LM 164 - geeft een activiteit in een gestructureerd verslag weer en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit
 BC LM 165 - houdt een reflectielogboek van een lopende activiteit
 BC LM 166 - schrijft over een stage-activiteit een reflectieverslag
Een reflectieverslag over een informatie-verwerkingsopdracht BC LM 167 - verwerkt informatie uit één bron aan de hand van opgegeven criteria in een verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit
 BC LM 168 - verwerkt informatie uit meerdere bronnen aan de hand van opgegeven criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit
 BC LM 169- verwerkt informatie uit meerdere bronnen op basis van eigen criteria in een gestructureerd verslag en spreekt er een onderbouwd oordeel over uit
Een uiteenzetting BC LM 170 - zet een idee uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 171 - zet een plan uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 172 - schrijft een uiteenzetting en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
Een betoog BC LM 173 - werkt een argument uit en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 174 - werkt een standpunt en/of stellingname uit en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 175 - schrijft een betoog en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
Een voorstelling BC LM 176 - maakt bij een mondelinge presentatie een voorstelling die de aandacht gaande houdt
 BC LM 177 - maakt een voorstelling die een mondelinge presentatie in al zijn aspecten ondersteunt
 BC LM 178 - schrijft een mondelinge presentatie uit
Een instructie BC LM 179 - schrijft een instructie
Correspondentie BC LM 180 - voert een zakelijke correspondentie
 BC LM 181 - stelt een sollicitatiebrief op
 BC LM 182 - communiceert de afspraken en procedures van een gezamenlijk uit te voeren opdracht
Een evaluatiedocument BC LM 183 - schrijft een zelfbeoordeling
 BC LM 184 - houdt een zelfbeoordelend logboek bij
 BC LM 185 - schrijft een beoordeling van een medeleerder
Een examenantwoord BC LM 186 - geeft een antwoord op een reproductieve of productieve geslotenboekvraag
 BC LM 187 - geeft een antwoord op een openboekvraag
 BC LM 188 - geeft een antwoord op een casusvraag
Een formulier BC LM 189 - vult een formulier in
 BC LM 190 - vult een sollicitatieformulier in
 BC LM 191 - vult een vragenlijst of een enquête in
Een curriculum vitae (cv) BC LM 192 - stelt een cv op
 BC LM 193 - stelt een cv op binnen een gegeven kader
 BC LM 194 - stelt een cv op in functie van een specifieke vacature
Een werkstuk BC LM 195 - integreert de verschillende teksttypes die van een werkstuk deel uitmaken in een gestructureerd en overzichtelijk geheel
 BC LM 196 - zorgt in een al dan niet gemeenschappelijke schrijftaak voor talige afstemming


STRATEGIEEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 197
ooriënteert zich op aspecten van de schrijftaak: doel, teksttype, eigen kennis en lezer
ostemt zijn manier van schrijven af op het schrijfdoel en de lezer en/of de luisteraar
oblijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles kan uitdrukken
ostelt een schrijfplan op
omaakt gebruik van een model
oraadpleegt digitale en niet-digitale hulpbronnen en gegevensbestanden en houdt rekening met de consequenties ervan
ogebruikt een passende lay-out
okijkt de eigen tekst na
omaakt talige afspraken bij een gemeenschappelijke schrijftaak, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
ohoudt rekening met de conventies van geschreven taal
omonitort het voorlopige resultaat en stelt het bij indien nodig
obeoordeelt het resultaat in het licht van het schrijfdoel
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 198
ohoudt rekening met het medium en de aard van het contact zoals papier en beeldscherm
oonderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
oonderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend schrijven en houdt er rekening mee
ogebruikt registers passend en consistent
ohoudt rekening met conventies van teksttypes
opast conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
odrukt verbanden uit tussen tekstdelen zoals paragraaf-alinea, inleiding-midden-slot
omaakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
odrukt de betekenisrelaties middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde adequaat uit
odrukt feit en mening adequaat uit
odrukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
oonderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
odrukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
ogebruikt zinsstructuren passend
ogebruikt elementen van lay-out zoals titel, hoofdstukken, paragrafen, witregels, marges, kopjes, illustraties passend
opast spellingsregels toe en gebruikt interpunctie passend
omaakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringwijzen) en vaktaal
ogebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
ostelt een bibliografie op
1.6.Spreken


<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">Ruis is mogelijk.<td colspan="3" valign="top">De bronteksten of opdrachtsomschrijvingen zijn authentiek - ook voor wat betreft uiterlijke tekstkenmerken.
  Non-verbaal gedrag, beeldmateriaal en een tekst in kernwoorden kunnen daar deel van uitmaken.<td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top"><td colspan="3" valign="top">De uitspraak is voldoende duidelijk. Uitspraak en accent staan de verstaanbaarheid niet in de weg.<td colspan="3" valign="top">Duidelijke articulatie en intonatie
TEKSTKENMERKEN NIVEAU A NIVEAU B NIVEAU C
Onderwerp
Mate van vertrouwdheid Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is voldoende bekend met het onderwerp. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De leerder is in zekere mate vertrouwd met het onderwerp en voegt nieuwe informatie toe. Onderwerpen hebben betrekking op de kennisdomeinen eigen aan de opleiding, de vacature, het toelatingsexamen. De onderwerpen kunnen vrij nieuw zijn.
Perspectiefneming De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden en worden meestal gesitueerd. De onderwerpen zijn werkelijkheidsgebonden, maar abstrahering komt voor. Theorie wordt gebruikt als onderbouwing van de praktijk. Er wordt een beschouwend perspectief ingenomen met bredere theoretische kadering.
Aard van de kennisdomeinen De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes. De theoretische koppeling is relatief beperkt.
  Toepassen van motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes die aan abstracte begrippen en begrippenkaders kunnen gekoppeld worden.
  Toepassen van geïntegreerde motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
De kennisdomeinen hebben betrekking op handelingsgebonden feiten, procedures, begrippen en principes en op abstracte begrippen en begrippenkaders (taxonomieën).
  Toepassen van meer complexe en specialistische motorische en cognitieve vaardigheden komt aan bod.
Taalgebruikssituatie
Mate van ruis
Aard van de brontekst
Ondersteuning De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met beperkt initiatief van de leerder. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd. De leerder neemt hierbij tot op zekere hoogte zelf initiatief. De taaltaken worden binnen de geboden context zelfstandig uitgevoerd, met een grote mate van initiatief van de leerder.
Structuur, samenhang, lengte en informatiedichtheid
Lengte en informatiedichtheid De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  Er worden niet te veel gegevens in één keer aangeboden.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid is gemiddeld tot soms hoog.
  Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
De teksten hebben de lengte die het doel ervan vereist.
  De informatiedichtheid kan hoog zijn. Redundantie wordt functioneel ingezet: om nieuwe informatie in te brengen worden omschrijvingen en parafraseringen gebruikt.
Structuur en samenhang De teksten vertonen een zekere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De tekststructuur komt overeen met de conventies van het teksttype.
  De tekststructuur wordt aangegeven met frequente signaal- en verbindingswoorden.
  De verbanden en denkstappen in de tekst zijn relatief eenvoudig en worden meestal duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang met aandacht voor hoofd- en bijzaken.
  De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype. De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. De verbanden en denkstappen in de tekst zijn soms vrij complex, maar worden dan duidelijk aangegeven.
De teksten vertonen een heldere samenhang.
  De teksten hebben een heldere structuur in overeenstemming met de conventies van het teksttype . De tekststructuur wordt aangegeven met ook minder frequente signaal- en verbindingswoorden. Verbanden en denkstappen kunnen complex zijn, maar worden dan duidelijk aangegeven. Evidente verbanden en denkstappen kunnen impliciet zijn.
Zinsstructuur De tekst is overwegend opgebouwd uit eenvoudig samengestelde zinnen.
  Aarzelingen en fouten in de zinsbouw komen voor.
Ook meervoudig samengestelde zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen.
Meervoudig samengestelde en complexe zinnen komen voor.
  Niet-stelselmatige fouten in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar worden verbeterd.
Woordenschat en taalvariëteit
Taalvariëteit en register Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Standaardnederlands
  Academisch taalgebruik
  Vakgebonden taal
Woordenschat De spreker beschikt over voldoende woorden om zich adequaat uit te drukken over zaken uit het dagelijkse leven en het vakgebied. Variatie in het woordgebruik is eerder beperkt.
  Concrete en af en toe ook abstracte woorden komen voor.
De spreker beschikt over een ruime woordenschat om zich adequaat uit te drukken over algemene onderwerpen en het vakgebied. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concrete en in toenemende mate ook abstracte woorden komen voor.
De spreker beschikt over een ruime woordschat om zich adequaat uit te drukken over het vakgebied en andere onderwerpen. Er is variatie in het woordgebruik.
  Concreet en abstract taalgebruik komt voor. Er is in toenemende mate wetenschappelijk taalgebruik.
Verstaanbaarheid
Tempo en vlotheid Er wordt in een normaal tempo gesproken, maar spreekpauzes komen voor.
  Er wordt rustig gesproken.
Er wordt overwegend in een normaal tempo gesproken, maar een hoger tempo komt voor.
  Er wordt overwegend vlot en vloeiend gesproken.
Het spreektempo ligt regelmatig hoog.
  Er wordt vlot en vloeiend gesproken.
Uitspraak en accent
Articulatie en intonatie


TAALTAAK(Drager: digitaal en niet-digitaal)
TEKSTTYPES(Drager: digitaal en niet-digitaal) In teksten met bovenstaande tekstkenmerken:
Een presentatie BC LM 199 - stelt een activiteit getrouw voor
 BC LM 200 - stelt een activiteit gestructureerd voor
 BC LM 201 - stelt een activiteit met een onderbouwde beoordeling ervan voor
 BC LM 202 - stelt informatie uit één bron getrouw voor
 BC LM 203 - stelt informatie uit meerdere bronnen gestructureerd voor
 BC LM 204 - stelt informatie uit meerdere bronnen met een beoordeling voor
 BC LM 205 - houdt over een eigen werkstuk een presentatie
 BC LM 206 - houdt een presentatie over een stage-activiteit
 BC LM 207 - wijkt, indien nodig, tijdens een presentatie van de voorbereide inhoud af en keert er naar terug
 BC LM 208 - geeft uitleg bij een demonstratie
 BC LM 209 - zet een idee uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 210 - zet een plan uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 211 - houdt een uiteenzetting en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 212 - zet een argument uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 213 - zet een standpunt en/of stellingname uiteen en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 214 - houdt een betoog en laat daarbij alle relevante aspecten aan bod komen
 BC LM 215 - beantwoordt naar aanleiding van een presentatie vragen
Een instructie BC LM 216 - geeft een instructie
 BC LM 217 - beantwoordt vragen naar aanleiding van een instructie


STRATEGIEEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 218
ooriënteert zich op aspecten van de spreektaak: doel, teksttype, eigen kennis en luisteraar
ostemt zijn manier van spreken af op het spreekdoel en de luisteraar
oblijft zich concentreren ondanks het feit dat hij niet alles even goed kan uitdrukken
ostelt een spreekplan op
omaakt gebruik van non-verbaal gedrag
omaakt gebruik van ondersteunend visueel en auditief materiaal
obrengt ondanks moeilijkheden via omschrijvingen de correcte boodschap over
omaakt bij een gemeenschappelijke spreektaak talige afspraken, benut elkaars inbreng in de tekst, evalueert, corrigeert en redigeert
obeoordeelt het resultaat in het licht van het spreekdoel
ostelt het resultaat bij
TAALTECHNISCHE VAARDIGHEDEN
Om bovenstaande taaltaken uit te voeren:
BC LM 219
ohoudt rekening met het medium en de aard van het contact zoals face to face, telefonisch en beeldscherm
oonderscheidt tekstsoorten zoals informatief, persuasief, prescriptief en teksttypes
oonderscheidt doelen zoals informerend, overtuigend, activerend spreken en houdt er rekening mee
ogebruikt registers passend en consistent
ohoudt rekening met conventies van teksttypes
opast conventionele ordeningspatronen van teksttypes toe
odrukt verbanden tussen tekstdelen zoals inleiding-midden-slot uit
omaakt gebruik van structuuraanduiders zoals verbindingswoorden, signaalwoorden, verwijswoorden
odrukt de betekenisrelaties: middel-doel, oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, opsomming, algemene uitspraak- concreet geval, tegenstelling, voorwaarde expliciet uit
odrukt feit en mening adequaat uit
odrukt stelling, standpunt, argument, tegenargument en conclusie adequaat uit
oonderscheidt drogredenen en deugdelijke argumenten, overtuigingskracht en manipulatie en houdt er rekening mee
odrukt aspecten van modaliteit zoals wensen, gevoelens, veronderstelling, zekerheid, twijfel adequaat uit
ogebruikt zinsstructuren passend
ogebruikt intonatie, klemtoon, spreekpauzes en spreektempo passend
omaakt passend gebruik van non-verbaal gedrag
omaakt gebruik van relevante academische taal (woorden, formuleringswijzen) en vaktaal
ogebruikt figuurlijk taalgebruik en idiomatische uitdrukkingen adequaat
2.Leren leren
  2.1.Leeswijzer
  o De basiscompetenties `leren leren' zijn niet gekoppeld aan concrete vakinhouden. Ze worden binnen de inhoud van een vak aangewend en aangeleerd.
  o De matrix wordt van links naar rechts gelezen.
  o In de matrix worden de basiscompetenties geordend op basis van domeinen, dimensies en beheersingsniveaus.
  o De domeinen en dimensies staan in de verticale as van de matrix en zorgen voor een inhoudelijke afbakening en structurering van de basiscompetenties.
  o Leren leren wordt thematisch afgebakend in vijf domeinen: keuzebekwaamheid, omgaan met informatie, probleemoplossen, samenwerken en reguleren van het leerproces. Het laatstgenoemde domein bekleedt een aparte plaats binnen de matrix omdat het steeds in relatie staat tot de andere domeinen. Daarom wordt het als laatste opgenomen.
  o Elk domein telt vier dimensies: affectief, cognitief, psychomotorisch en metacognitief. De eerste drie dimensies worden in elk domein uitgewerkt met basiscompetenties. De dimensie `metacognitief' is echter sterk verbonden met het domein `reguleren van het leerproces'. Daarom wordt enkel binnen dit domein de dimensie `metacognitief' uitgewerkt met basiscompetenties. In de andere domeinen wordt bij deze dimensie verwezen naar het domein `reguleren van het leerproces'.
  o Daarnaast worden per domein één of twee doelenclusters opgenomen. Dat zijn geen basiscompetenties, maar inhoudelijke kapstokken waaraan de basiscompetenties worden opgehangen.
  o De beheersingsniveaus staan in de horizontale as van de matrix. Deze beheersingsniveaus geven aan wat de mate van kennis, vaardigheden, context, autonomie of verantwoordelijkheid is waarover een leerder beschikt. De moeilijkheidsgraad van de basiscompetenties die per rij geordend zijn, stijgt van links naar rechts. Niet alle basiscompetenties komen in verschillende beheersingsniveaus voor.
  o De basiscompetenties zijn in de matrix in een logische volgorde opgenomen. Aangezien het een matrix betreft, worden deze basiscompetenties niet in die volgorde aangeboden. Ze worden geselecteerd naargelang van de noden van de cursist. Wanneer basiscompetenties een oplopend beheersingsniveau hebben, moet de volgorde wel gerespecteerd worden. De basiscompetentie van het voorafgaande niveau moet bereikt zijn alvorens de basiscompetentie met een hoger beheersingsniveau aan te bieden.
  o De basiscompetenties `leren leren' moeten bereikt worden, tenzij ze voorafgegaan worden door een asterisk (*): die worden nagestreefd.
  2.2.Domein 1 - Keuzebekwaamheid


<td colspan="9" valign="top">Basiscompetenties <td colspan="5" valign="top">BC LM 220 - erkent dat een keuze maken nodig is <td colspan="4" valign="top">BC LM 221 - is bereid een keuze te maken <td colspan="9" valign="top">BC LM 222 - durft een keuze maken <td colspan="9" valign="top">BC LM 223 - houdt tijdens het keuzeproces rekening met de eigen persoonlijkheid
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 224 - is bereid tijdens het keuzeproces rekening te houden met omgevingsfactoren
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 225 - erkent dat het maken van een keuze consequenties heeft <td colspan="3" valign="top">BC LM 226 - aanvaardt de consequenties van een gemaakte keuze <td colspan="3" valign="top">BC LM 227 - neemt tegenover een gemaakte keuze een positieve houding aan
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 228 - verheldert de keuzebehoefte<td colspan="4" valign="top">BC LM 229 - herkent de verschillende stappen in een keuzeproces <td colspan="5" valign="top">BC LM 230 - analyseert elke stap in een keuzeproces
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 231 - herkent de verschillende keuzemogelijkheden <td colspan="5" valign="top">BC LM 232 - expliciteert keuzemogelijkheden
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 233 - heeft inzicht in keuzestrategieën
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 234 - weegt keuzes af <td colspan="5" valign="top">BC LM 235 - maakt een keuze
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 236 - ziet de consequenties van een gemaakte keuze in <td colspan="3" valign="top">BC LM 237 - weegt de consequenties van een gemaakte keuze af <td colspan="3" valign="top">BC LM 238 - bevestigt een gemaakte keuze of stelt ze bij
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 239 - visualiseert keuzemogelijkheden <td colspan="5" valign="top">BC LM 240 - visualiseert het keuzeproces<td colspan="3" valign="top">BC LM 241 - zet bij het doorlopen van het keuzeproces gepaste keuzestrategieën in <td colspan="3" valign="top">BC LM 242 - volgt tijdens het doorlopen ervan het keuzeproces op <td colspan="3" valign="top">BC LM 243 - stelt tijdens het doorlopen ervan het keuzeproces bij
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 244 - verantwoordt een gemaakte keuze
   <td colspan="9" valign="top">Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein `Reguleren van het leren'. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Thema's Dimensies
T 01 - Het keuzeproces op systematische wijze doorlopen Affectief
 Cognitief
 Psychomotorisch
 Metacognitief
2.3. Domein 2 - Omgaan met informatie


<td colspan="9" valign="top">Basiscompetenties <td colspan="9" valign="top">BC LM 245 - erkent de nood aan informatie <td colspan="9" valign="top">BC LM 246 - staat open voor diverse informatiebronnen
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 247 - houdt tijdens het verwerven van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 248 - is bereid tijdens het verwerven van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 249 - analyseert welke informatie nodig is<td colspan="4" valign="top">BC LM 250 - herkent zoekmethodes i.f.v. het vergaren van informatie <td colspan="5" valign="top">BC LM 251 - kiest een zoekmethode i.f.v. het vergaren van informatie
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 252 - raadpleegt diverse bronnen bij het inwinnen van informatie <td colspan="3" valign="top">BC LM 253 - beoordeelt informatiebronnen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid <td colspan="3" valign="top">BC LM 254 - maakt een keuze uit informatiebronnen
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 255 - stelt gerichte vragen bij het inwinnen van informatie <td colspan="5" valign="top">BC LM 256 - vraagt door bij het inwinnen van informatie<td colspan="9" valign="top">BC LM 257 - gebruikt een zoekmethode adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 258 - hanteert bronnen adequaat i.f.v. het inwinnen van informatie
   <td colspan="9" valign="top">Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein `Reguleren van het leren'. Ze moeten daar geselecteerd worden. <td colspan="9" valign="top">BC LM 259 - durft informatie selecteren <td colspan="9" valign="top">BC LM 260 - schat informatie naar waarde
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 261 - gaat discreet om met informatie
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 262 - wil met informatie correct omgaan
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 263 - houdt tijdens het verwerken van informatie rekening met de eigen sterktes en zwaktes
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 264 - is bereid tijdens het verwerken van informatie rekening te houden met omgevingsfactoren
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 268 - geeft informatie met eigen woorden weer<td colspan="4" valign="top">BC LM 269 - onderscheidt hoofd- en bijzaken <td colspan="5" valign="top">BC LM 270 - beoordeelt hoofd- en bijzaken op de bruikbaarheid ervan
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 274 - exploreert de relatie tussen eigen opvattingen en opvattingen van anderen
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 275 - beoordeelt informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid <td colspan="5" valign="top">BC LM 276 - maakt uit informatie een keuze
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 277 - roept in een nieuwe situatie verworven informatie op <td colspan="5" valign="top">BC LM 278 - legt verbanden tussen oude en nieuwe informatie
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 279 - gaat correct om met verworven informatie
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 280 - registreert informatie <td colspan="3" valign="top">BC LM 281 - structureert informatie <td colspan="3" valign="top">BC LM 282 - visualiseert informatie overzichtelijk of geeft ze overzichtelijk weer<td colspan="4" valign="top">BC LM 283 - neemt een standpunt in over de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie <td colspan="5" valign="top">BC LM 284 - verduidelijkt de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 285 - gebruikt verworven informatie i.f.v. het realiseren van het gestelde doel
   <td colspan="9" valign="top">Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein `reguleren van het leren'. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Thema's Dimensies
T 02 - Informatie verwerven Affectief
 Cognitief
 Psychomotorisch
 Metacognitief
T 03 - Informatie verwerken Affectief
 Cognitief BC LM 265 - oriënteert zich in informatie BC LM 266 - begrijpt informatie BC LM 267 - ziet verbanden binnen informatie
BC LM 271 - onderscheidt feiten en meningen BC LM 272 - begrijpt de onderliggende betekenis van een standpunt BC LM 273 - toetst informatie aan het eigen referentie-kader
 Psychomotorisch
 Metacognitief
2.4.Domein 3 - Probleemoplossen


<td colspan="9" valign="top">Basiscompetenties <td colspan="4" valign="top">BC LM 286 - erkent een probleem <td colspan="5" valign="top">BC LM 287 - aanvaardt een persoonlijke betrokkenheid bij een probleem <td colspan="4" valign="top">BC LM 288 - aanvaardt dat een probleem aangepakt kan worden <td colspan="5" valign="top">BC LM 289 - is bereid een oplossing voor een probleem te zoeken
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 290 - durft bij het oplossen van een probleem hulp inroepen
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 291 - wil fouten in de aanpak van een probleem herstellen <td colspan="5" valign="top">BC LM 292 - beschouwt fouten in de aanpak van een probleem als een leerkans
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 296 - analyseert een probleem<td colspan="3" valign="top">BC LM 297 - inventariseert gegeven oplossingsmogelijkheden <td colspan="3" valign="top">BC LM 298 - bedenkt oplossingsmogelijkheden <td colspan="3" valign="top">BC LM 299 - ontwerpt een oplossingsplan
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 300 - benadert oplossingsmogelijkheden vanuit verschillende invalshoeken <td colspan="5" valign="top">BC LM 301 - maakt uit verschillende oplossingsmogelijkheden een keuze
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 302 - beoordeelt de aanpak en het resultaat van de probleemoplossing
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 303 - visualiseert een probleem en de aanpak ervan<td colspan="3" valign="top">BC LM 304 - voert een oplossingsplan uit <td colspan="3" valign="top">BC LM 305 - volgt een oplossingsplan op <td colspan="3" valign="top">BC LM 306 - stelt een oplossingsplan bij
   <td colspan="3" valign="top">BC LM 307 - past een oplossingsmethode toe <td colspan="3" valign="top">BC LM 308 - volgt een oplossingsmethode op <td colspan="3" valign="top">BC LM 309 - stelt een oplossingsmethode bij
   <td colspan="9" valign="top">Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein `Reguleren van het leren'. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Thema's Dimensies
T 04 - Een probleem op planmatige wijze oplossen Affectief
 Cognitief BC LM 293 - herkent een probleem BC LM 294 - herkent beïnvloedende factoren van een probleem BC LM 295 - ordent beïnvloedende factoren van een probleem
 Psychomotorisch
 Metacognitief
2.5.Domein 4 - Samenwerken


<td colspan="9" valign="top">Basiscompetenties <td colspan="9" valign="top">BC LM 310 - erkent de nood aan en de meerwaarde van samenwerken<td colspan="9" valign="top">BC LM 311 - is bereid met iedereen samen te werken
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 312 - motiveert zichzelf tot samenwerken
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 313 - motiveert anderen tot samenwerken
   <td colspan="9" valign="top">BC LM 314 - behoudt zijn eigenheid bij het werken in groep<td colspan="9" valign="top">BC LM 315 - is bereid de groepsregels te respecteren<td colspan="9" valign="top">BC LM 316 - aanvaardt groepsbeslissingen met betrekking tot de samenwerking<td colspan="9" valign="top">BC LM 317 - is bereid het eigen kunnen en kennen in te brengen<td colspan="9" valign="top">BC LM 318 - is bereid de eigen behoeften en verwachtingen in te brengen<td colspan="9" valign="top">BC LM 319 - is bereid om de eigen situatie in te brengen<td colspan="4" valign="top">BC LM 320 - staat open voor het kunnen en kennen van de andere <td colspan="5" valign="top">BC LM 321 - is bereid met het eigen kunnen en kennen en dat van de andere rekening te houden<td colspan="4" valign="top">BC LM 322 - staat open voor de behoeften en verwachtingen van de andere <td colspan="5" valign="top">BC LM 323 - is bereid met de eigen behoeftenen verwachtingen en die van de andere rekening te houden<td colspan="4" valign="top">BC LM 324 - staat open voor de mening van de andere <td colspan="5" valign="top">BC LM 325 - is bereid met de eigen mening en die van de andere rekening te houden<td colspan="4" valign="top">BC LM 326 - staat open voor de situatie van de andere in de samenwerking <td colspan="5" valign="top">BC LM 327 - is bereid met de eigen situatie en die van de andere rekening te houden<td colspan="3" valign="top">BC LM 328 - wil iets aan anderen overlaten <td colspan="3" valign="top">BC LM 329 - apprecieert ieders inbreng <td colspan="3" valign="top">BC LM 330 - aanvaardt wel of niet dat een bijdrage van een groepslid niet aan de verwachtingen voldoet<td colspan="9" valign="top">BC LM 331 - erkent de eigen invloed op de andere<td colspan="9" valign="top">BC LM 332 - erkent de invloed van de andere op zichzelf en op de andere groepsleden<td colspan="4" valign="top">BC LM 333 - gaat na welke regels in de groep gelden <td colspan="5" valign="top">BC LM 334 - gaat na welke regels gesteld moeten worden<td colspan="4" valign="top">BC LM 335 - schat het kunnen en kennen van de andere in <td colspan="5" valign="top">BC LM 336 - zet het kunnen en kennen van de andere in de samenwerking in<td colspan="4" valign="top">BC LM 337 - ziet in wat nodig is voor het welslagen van de samenwerking <td colspan="5" valign="top">BC LM 338 - stemt de eigen inbreng af op die van de groepsleden<td colspan="3" valign="top">BC LM 339 - herkent de verschillende meningen in de groep <td colspan="3" valign="top">BC LM 340 - gaat de congruentie na in de verschillende meningen, inclusief de eigen mening <td colspan="3" valign="top">BC LM 341 - beoordeelt de verschillende meningen in de groep<td colspan="9" valign="top">BC LM 342 - stelt in afspraak met de andere regels voor de samenwerking<td colspan="4" valign="top">BC LM 343 - laat de doelen van het samenwerken bepalen door een andere <td colspan="5" valign="top">BC LM 344 - werkt constructief mee aan de doelbepaling van de groep<td colspan="3" valign="top">BC LM 345 - respecteert de opgelegde afspraken voor de samenwerking <td colspan="3" valign="top">BC LM 346 - onderhandelt actief meeover het samenwerkingsprocesom tot afspraken te komen <td colspan="3" valign="top">BC LM 347 - bewaakt mee het samenwerkingsproces en stuurt het mee bij<td colspan="9" valign="top">BC LM 348 - past eigen kennis en vaardigheden toe bij het samenwerken<td colspan="3" valign="top">BC LM 349 - verduidelijkt een standpunt voor de andere <td colspan="3" valign="top">BC LM 350 - onderbouwt een standpunt aan de hand van bestaande gegevens voor de andere <td colspan="3" valign="top">BC LM 351 - levert een eigen bijdrage om een standpunt voorde andere te onderbouwen<td colspan="9" valign="top">BC LM 352 - levert een herkenbare bijdrage aan het groepsresultaat<td colspan="9" valign="top">BC LM 353 - zet de eigen communicatie adequaat in, zowel non-verbaal als verbaal<td colspan="9" valign="top">BC LM 354 - brengt de eigen meningen, behoeften, frustraties en verwachtingen over<td colspan="3" valign="top">BC LM 355 - observeert het non-verbale gedrag van de andere <td colspan="3" valign="top">BC LM 356 - interpreteert het non-verbale gedrag van de andere <td colspan="3" valign="top">BC LM 357 - reageert op het non-verbale gedrag van de andere<td colspan="9" valign="top">BC LM 358 - brengt verslag uit over het samenwerkingsproces<td colspan="9" valign="top">BC LM 359 - presenteert het resultaat van de samenwerking<td colspan="9" valign="top">Deze basiscompetenties worden omwille van het overkoepelende karakter ervan enkel opgenomen in het domein `Reguleren van het leren'. Ze moeten daar geselecteerd worden.
Thema's Dimensies
T 05 - Een actieve bijdrage leveren in het samenwerken als leider en als groepslid Affectief
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Cognitief
 
 
 
 Psychomotorisch
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Metacognitief
2.6. Domein 5- Reguleren van het leren


<td colspan="4" valign="top">Basiscompetenties <td colspan="4" valign="top">BC LM 360 - motiveert zichzelf bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 361 - gaat met druk om in het eigen leerproces
   <td colspan="4" valign="top">BC LM 362 - is bereid over het eigen leerproces te reflecteren<td colspan="4" valign="top">BC LM 363 - is bereid het eigen aandeel in welslagen of falen in het eigen leerproces te erkennen<td colspan="4" valign="top">BC LM 364 - is bereid hulp te vragen bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 369 - heeft inzicht in de omgeving en de impact ervan op het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 370 - heeft inzicht in verschillende soorten leerdoelen<td colspan="4" valign="top">BC LM 371 - heeft inzicht in verschillende soorten leertaken en -activiteiten<td colspan="4" valign="top">BC LM 372 - heeft inzicht in verschillende soorten leerstrategieën<td colspan="4" valign="top">BC LM 373 - heeft inzicht in verschillende soorten leerhulpmiddelen<td colspan="4" valign="top">BC LM 374 - heeft inzicht in verschillende evaluatievormen en de gevolgen ervan voor het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 375 - heeft inzicht in de regels van feedback geven en feedback ontvangen<td colspan="4" valign="top">BC LM 376 - bereidt de uitvoering van de leertaak voor<td colspan="4" valign="top">BC LM 377 - volgt de uitvoering van de leertaak op<td colspan="4" valign="top">BC LM 378 - evalueert de uitvoering van de leertaak<td colspan="4" valign="top">BC LM 379 - evalueert het bereikte leerresultaat<td colspan="4" valign="top">BC LM 380 - herkent niet-intentioneel en informeel leren of roept het op bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 381 - evalueert het doorgemaakte leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 382 - ziet in dat leerstrategieën transfereerbaar zijn<td colspan="4" valign="top">BC LM 383 - visualiseert denkproces en proces van aanpak tijdens het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 384 - zet eerder verworven leerstrategieën in een nieuwe context in<td colspan="4" valign="top">BC LM 385 - vraagt hulp bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 386 - zet hulp in voor het bijstellen van het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 387 - bekrachtigt de uitvoering van de leertaak of stelt ze bij<td colspan="4" valign="top">BC LM 388 - gaat met feedback om<td colspan="4" valign="top">BC LM 389 - reflecteert op de eigen leermotieven bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 390 - reflecteert op de eigen leerstijl tijdens het leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 391 - reflecteert op de eigen zwaktes en sterktes bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 392 - reflecteert op welke leerstrategieën passend zijn bij het eigen leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 393 - reflecteert op het bereikte leerresultaat<td colspan="4" valign="top">BC LM 394 - reflecteert op het doorgemaakte leerproces<td colspan="4" valign="top">BC LM 395 - reflecteert op de gehanteerde regulerende competenties<td colspan="4" valign="top">BC LM 396 - reflecteert op de impact van de eigen persoonlijkheid op het leerproces<td colspan="4" valign="top">* BC LM 397 - ontwikkelt inzicht in de eigen leermotieven<td colspan="4" valign="top">* BC LM 398 - ontwikkelt inzicht in de eigen leerstijl<td colspan="4" valign="top">* BC LM 399 - ontwikkelt inzicht in affectieve componenten van het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 400 - ontwikkelt inzicht in cognitieve componenten van het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 401 - ontwikkelt inzicht in psychomotorische componenten van het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 402 - ontwikkelt inzicht in metacognitieve componenten van het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 403 - ontwikkelt inzicht in de sterktes en zwaktes van het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 404 - ontwikkelt inzicht in de impact van de eigen persoonlijkheid op het eigen leervermogen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 405 - ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen optimaal kan worden ingezet<td colspan="4" valign="top">* BC LM 406 - ontwikkelt inzicht in de wijze waarop de beperkingen van het eigen leervermogen kunnen worden gecompenseerd<td colspan="4" valign="top">* BC LM 407 - ontwikkelt inzicht in de wijze waarop het eigen leervermogen nog kan worden ontwikkeld<td colspan="4" valign="top">* BC LM 408 - ontwikkelt inzicht in welke leerstrategieën hij nog kan ontwikkelen<td colspan="4" valign="top">* BC LM 409 - ontwikkelt inzicht in het transversale karakter van leerstrategieën
Thema'sDimensies
T 06 - Het eigen leerproces reguleren Affectief
 
 
 
 
  BC LM 365 - staat open voor feedback BC LM 366 - aanvaardt feedback BC LM 367 - wil met feedback omgaan BC LM 368 - beschouwt feedback als een leerkans
 Cognitief
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 Psychomotorisch
 
 
 
 
 
 Metacognitief
 
 
 
 
 
 
 
T 07 -Het eigen leervermogen ontwikkelen Metacognitief
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


Art. N3.[1 Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-04-2021, p. 37470]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-02-26/32, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2021>