Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 DECEMBER 1994. - Decreet betreffende het onderwijs VI. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-03-1995 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
TITEL II. - Administratief en geldelijk statuut van het personeel van het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 2-25
HOOFDSTUK II. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
Art. 26-43
HOOFDSTUK III. - Berekening van het bezoldigd ziekteverlof van het administratief en meester-, vak- en dienstpersoneel.
Art. 44
HOOFDSTUK IV. - Geldelijke gevolgen na een arrest van de Raad van State.
Art. 45
HOOFDSTUK V. - Administratieve stand tijdens Europese en bilaterale uitwisselingen.
Art. 46
HOOFDSTUK VI. - Militaire dienst.
Art. 47
HOOFDSTUK VII. - Regulariseringen.
Art. 48-55
HOOFDSTUK VIII. - Vervoerskosten.
Art. 56-57
HOOFDSTUK IX. - Boventalligheid en affectatie bij herstructurering.
Art. 58
HOOFDSTUK X. - Psycho-medisch-sociale centra.
Art. 59-60
HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art. 61
TITEL III. - Buitengewoon Onderwijs.
Art. 62-65
TITEL IV. - Secundair Onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Overdracht van uren-leraar in het secundair onderwijs.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art. 66-70
Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art. 71-73
HOOFDSTUK II. - Organisatie van een onthaaljaar.
Art. 74-75
HOOFDSTUK III. - Scholen van de Krijgsmacht.
Art. 76
HOOFDSTUK IV. - Vrijwillige fusies.
Art. 77-78
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 79
TITEL V. - Internaten.
Art. 80-81
TITEL VI. - Hoger Onderwijs buiten de universeiteit.
HOOFDSTUK 1- Wijziging van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs.
Art. 82
HOOFDSTUK II- Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art. 83
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art. 84
HOOFDSTUK IV. - Laureaatsvorming in de sectoren muziek en beeldende kunst.
Art. 85-91
HOOFDSTUK V. - Personeel.
Art. 92-99
HOOFDSTUK VI. - Organisatie.
Art. 100-103
HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV.
Art. 104
HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V.
Art. 105-106
HOOFDSTUK IX. - Terreinen en gebouwen.
Art. 107-109
HOOFDSTUK X. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 110-111
HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art. 112
TITEL VII. - Academisch Onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 113-142
HOOFDSTUK II.- Wijziging van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse maatregelen tot begeleiding van de begroting 1992.
Art. 143-144
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de rijksuniversitaire ziekenhuizen van Gent en Luik.
Art. 145
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art. 146-149
HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art. 150
TITEL VIII. - Kwaliteitsbewaking Hoger Onderwijs.
Art. 151-152
TITEL IX. - Onderwijs voor Sociale Promotie.
Art. 153-156
TITEL X. - Basiseducatie.
Art. 157-163
TITEL XI. - Deeltijds Kunstonderwijs.
Art. 164-165
TITEL. XII. <DVR 2000-12-22/41, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2001> - (Middelen voor infrastructuurwerken 1996 tot en met 1999.)
Art. 166-169
TITEL XIIbis. <Ingevoegd bij DVR 2000-12-22/41, art. 34; Inwerkingtreding : 01-01-2001> - Middelen voor infrastructuurwerken 2000 tot en met 2001.
Art. 169bis, 169ter, 169quater
TITEL XIIter. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-21/37, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Middelen voor infrastructuurwerken 2002-2004.
Art. 169quinquies, 169sexies, 169septies
TITEL XIIquater. - Middelen voor infrastructuurwerken vanaf 2005. <Ingevoegd bij DVR 2004-12-24/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art. 169octies, 169novies, 169decies
TITEL XIII. - Bekrachtiging van data van inwerkingtreding van sommige besluiten van de Vlaamse regering.
Art. 170





Uitvoeringsbesluit(en):

1996035196  1996035224  2000036031  2004035064  2010035245 



Artikels:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.

TITEL II. - Administratief en geldelijk statuut van het personeel van het onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art.2. In artikel 5 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommigepersoneelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt een 15° toegevoegd luidend als volgt :
  " 15° de affectatie . de toewijzing van een personeelslid aan een instelling of centrum ingericht door dezelfde inrichtende macht in een betrekking van het ambt waarin betrokkene vast benoemd is."

Art.3. In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt de huidige tekst omschreven als § 1 en wordt e2 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 2. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen de hiervoor bedoelde diensten enkel in aanmerking indien ze gepresteerd werden in hoofdambt."

Art.4. In artikel 21, § 1, b, tweede gedachtenstreepje, van hetzelfde decreet worden de woorde"of door affectatie" toegevoegd na het woord "mutatie".

Art.5. § 1. In artikel 23, § 1, 1°, van hetzelfde decreet wordt het woord "personeelsleden" vervangen door het woord "kandidaten".
  § 2. In artikel 23, § 1, 2°, eerste zin, van hetzelfde decreet wordt het woord "personeelsleden" vervangen door het woord "kandidaten".
  § 3. In artikel 23, § 1, 2°, tweede zin, van hetzelfde decreet worden de woorden "een personeelslid" vervangen door de woorden "een kandidaat" en de woorden "het personeelslid" vervangen door de woorden "de kandidaat".
  § 4. Het tweede lid van artikel 23, § 1, 2°, van hetzelfde decreet vormt de laatste zin van artikel 23, § 1, 2°. In die zin wordt het woord "personeelslid" vervangen door het woord "kandidaat".

Art.6. In artikel 23, § 4, van hetzelfde decreet worden de woorden "Het personeelslid dat" vervangen door de woorden "De kandidaat die".

Art.7. Het artikel 23, § 6, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de woorden "en kandidaatstelling".

Art.8. § 1. In artikel 23, § 7, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "op de personeelsleden die" vervangen door de woorden "op de kandidaten die".
  § 2. Artikel 23, § 7, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De personeelsleden die van deze voorrang wensen gebruik te maken dienen dit voor 15 juli voorafgaand aaschooljaar, bij aangetekend schrijven, aan de inrichtende macht mee te delen." § 3. In artikel 23, § 7, derde lid, worden de woorden "bij de aanvang van een schooljaar" vervangen door de woorden "voor de hiervoor vermelde datum".

Art.9. Artikel 23, § 9, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "§ 9. In afwijking van artikel 6, § 2, dient voor de vaststelling van de voorrang in het onderwijs voor sociale promotie de dienstanciënniteit niet in hoofdambt verworven te zijn."

Art.10. Aan artikel 23 van hetzelfde decreet wordt een § 13 toegevoegd luidend als volgt : "§ 13. Kandidaten die in geen enkel van de vijf schooljaren voorafgaand aan het schooljaar waarvoor zij hun kandidatuur stellen, diensten hebben gepresteerd bij een inrichtende macht, verliezen bij deze inrichtende macht het voorrangsrecht zoals bedoeld in § 1."

Art.11. Artikel 24, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Bij ontvangst van een opzegging tijdens een periode van ten minste zeven opeenvolgende vakantiedagen, wordt voornoemde periode van vijf kalenderdagen verlengd met de duur van de vakantieperiode."

Art.12. In artikel 30, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "of affectatie" ingevoegd nhet woord "mutatie".

Art.13. In artikel 33, § 3, laatste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "na reaffectaof wedertewerkstelling" weggelaten.

Art.14. In artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : "De 960 dagen moeten worden bereikt op 30 juni voorafgaand aan de datum waarop de vaste benoeming ingaat, behalve voor het technisch en administratief personeel waarvoor de bedoelde 960 dagen moeten worden bereikt op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de vaste benoeming ingaat."

Art.15. In artikel 38, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden " of affectatie" ingevoegd het woord "mutatie".

Art.16. In artikel 41 van hetzelfde decreet wordt de huidige tekst omschreven als § 1 en wordt§ 2 toegevoegd luidend als volgt .
  "§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de regels volgens welke de vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt wordt medegedeeld aan het departement onderwijs opdat zij zou uitwerking hebben ten aanzien van de overheid."

Art.17. In artikel 42, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet wordt de laatste zin vervangen dode volgende bepaling :
  "Indien de inrichtende macht geen beslissing neemt voor het einde van die periode wordt het personeelslid dat aan alle voorwaarden van artikel 40 voldoet; geacht van ambtswege vast benoemd te zijn in het selectie- of bevorderingsambt, tenzij het voordien schriftelijk te kennen geeft deze benoeming niet te wensen."

Art.18. In hetzelfde decreet wordt een artikel 43ter ingevoegd luidend als volgt : " Artikel 43ter. Een personeelslid dat benoemd werd in een selectie- of een bevorderingsambt kan op 1 september vrijwillig afzien van de vaste benoeming in het betrokken ambt. Hij deelt dit per aangetekend schrijven mee voor 1 juni daaraan voorafgaand. Hij wordt dan ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking in het ambt waarin hij voorafgaandelijk vast benoemd werd."

Art.19. Het opschrift van hoofdstuk V van titel II van hetzelfde decreet wordt vervangen door opschrift "Mutatie en affectatie".

Art.20. Artikel 45 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 45. § 1. De mutatie bestaat in het toewijzen bij een andere inrichtende macht van een andere betrekking van het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is. Een mutatie geschiedt niet dan op verzoek van het personeelslid.
  § 2. De nieuwe affectatie bestaat in het toewijzen van een personeelslid aan een instelling of centrum ingericht door dezelfde inrichtende macht in een betrekking van het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is. In de instellingen en centra van het gesubsidieerd vrij onderwijs geschiedt de nieuwe affectatie niet dan met akkoord van het personeelslid."

Art.21. § 1. In artikel 46, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden "bmutatie" en de woorden "worden toegewezen" de woorden "of affectatie" ingevoegd.
  § 2. In artikel 46, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden " gemuteerd worden" en de woorden "indien hij in" de woorden "of een nieuwe affectatie verkrijgen" ingevoegd.

Art.22. In artikel 47 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "Mutatie" en de woorden "isniet mogelijk" de woorden "of een nieuwe affectatie" ingevoegd.

Art.23. Artikel 68 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 68. § 1. Behoudens de in § 2 van dit artikel bepaalde afwijkingen wordt de tuchtmacht uitgeoefend door de tot benoemen bevoegde overheid.
  § 2. In het gemeentelijk onderwijs is het schepencollege bevoegd om de blaam, de afhouding van wedde en de schorsing bij tuchtmaatregel voor maximum 1 maand op te leggen. In het provinciaal onderwijs heeft de bestendige deputatie dezelfde bevoegdheid.
  § 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen inzake de uitoefening van de tuchtmacht. Het hiervoor bedoelde besluit waarborgt de rechten van verdediging."'

Art.24. Aan artikel 76, § 1, 2°, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : "Deze vaste benoeming heeft uitwerking op de datum waarop de vaste benoeming werd verleend door de inrichtende macht."

Art.25. In artikel 78, § 1, laatste lid van hetzelfde decreet worden de woorden "de door hem waargenomen betrekking" vervangen door de woorden "het door hem waargenomen ambt".

HOOFDSTUK II. - Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
Art.26. § 1. In artikel 4, a, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie vbepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs worden de volgende woorden tussen de woorden : "van dePMS-centra," en de woorden "het aantal dagen" ingevoegd :
  "van de semi-internaten en de opvangcentra".
  § 2. In artikel 4, a, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden tussen de woorden "de centra" en de woorden "niet vermenigvuldigd" toegevoegd : "de semi-internaten en de opvangcentra".

Art.27. In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt de huidige tekst omschreven als § 1 en wordt § 2 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 2. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen de hiervoor bedoelde diensten enkel in aanmerking indien ze gepresteerd werden in hoofdambt."

Art.28. § 1. In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zin : "De voorrang kan niet woingeroepen door diegenen die tijdens de laatste vijf schooljaren geen diensten hebben gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs." geschrapt.
  § 2. Artikel 21, § 5, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "In afwijking van artikel 4, § 2, dient voor de vaststelling van de voorrang in het onderwijs voor sociale promotie die dienstanciënniteit niet in hoofdambt verworven te zijn."
  § 3. Aan artikel 21 van hetzelfde decreet wordt een § 8 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 8. Kandidaten die in geen enkel van de vijf schooljaren voorafgaand aan het schooljaar waarvoor zij hun kandidatuur stellen, diensten hebben gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs, verliezen het voorrangsrecht zoals bedoeld in § 1."

Art.29. In artikel 28, § 7, laatste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "na reaffectaof wedertewerkstelling" weggelaten.

Art.30. In artikel 31 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieulid ingevoegd luidend als volgt :
  "Een vacant verklaarde betrekking kan aan een personeelslid dat daarin is gereaffecteerd, worden toegewezen bij wijze van mutatie".

Art.31. Aan artikel 35 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt :
  "Een vacant verklaarde betrekking kan, in afwijking van het 1° van het vorig lid, door benoeming worden toegewezen aan een personeelslid dat daarin is gereaffecteerd of wedertewerkgesteld."

Art.32. Artikel 36. § 1, 1°, laatste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgenbepaling :
  "Voor het technisch en administratief, het statutair meester-, vak- en dienstpersoneel en het personeel van de semiinternaten en opvangcentra moeten de bedoelde 720 dagen dienstanciënniteit bereikt zijn op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de benoeming ingaat".

Art.33. Aan artikel 42 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt"Een vacant verklaarde betrekking kan, in afwijking van 1° van het vorig lid, door toelating tot de proeftijd worden toegewezen aan een personeelslid dat daarin is gereaffecteerd of wedertewerkgesteld"

Art.34. In artikel 47 van hetzelfde decreet wordt de huidige tekst omschreven als § 1 en wordt§ 2 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 2. De Vlaamse regering bepaalt de regels volgens welke de toelating tot de proeftijd en de vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt wordt medegedeeld aan het departement onderwijs opdat zij zou uitwerking hebben ten aanzien van de overheid.".

Art.35. In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet wordt de eerste zin vervangen door de volgenbepaling :
  "De proeftijd omvat een periode van 12 maanden effectief gepresteerd in de betrekking van het ambt waarin men tot de proeftijd is toegelaten.".

Art.36. Artikel 50, § 4, van hetzelfde decreet wordt vervangen door volgende bepaling : " § 4. In afwijking van § 1 en voor een periode van maximum 30 kalenderdagen wordt een personeelslid waarnemend aangesteld door het lokale bestuursorgaan, of bij ontstentenis hiervan het instellingshoofd, in een selectie- of bevorderingsambt rekening gehouden met de voorwaarden bepaald in artikel 46, 1°, 2°, 3° en 4°.
  Voor een periode van maximum 30 kalenderdagen mag de oproep tot de kandidaten zich beperken tot de personeelsleden van het lokale bestuursorgaan of, bij ontstentenis hiervan, de instelling waar de vazich voordoet. .
  Het lokale bestuursorgaan of bij ontstentenis hiervan, het instellingshoofd mag van de voorwaarde bepaald in artikel 46, 3°, afwijken indien er geen kandidaten zijn die in het bezit zijn van een akte van bekwaamheid."

Art.37. Artikel 50, § 5, van hetzelfde decreet wordt vervangen door volgende bepaling : "§ 5. Een waarnemende aanstelling in een selectie- en bevorderingsambt eindigt voor het geheel of een deel van de opdracht volgens het bepaalde van artikel 23, § 1, a, b, c, d, f, h, en k, na het verloop van de periode bepaald in § 4 van dit artikel, op het ogenblik dat de betrekking van het tijdelijk waarnemend personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen aan een personeelslid door toelating tot de proeftijd overeenkomstig artikel 45, § 3, dan wel door vaste benoeming en bij toepassing van de artikelen 52 en 53".

Art.38. Artikel 54 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : "De Centrale Raad wijst bij verwijdering van een personeelslid uit zijn ambt, zoals bedoeld in artikel 53, b, een instelling aan, waar dit personeelslid een betrekking van het ambt waarin hij vast benoemd is dient op te nemen."

Art.39. Aan artikel 67 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, luidend als vol:
  "§ 3. De Centrale Raad wijst een instelling aan waar een personeelslid dat bij tuchtmaatregel tot de tijdelijke aanstelling of in rang is teruggezet, die betrekking dient op te nemen.

Art.40. § 1. In artikel 90 van hetzelfde decreet worden de woorden "tien kandidaturen ingedienhebben" vervangen door de woorden "tien kandidaturen ingediend hebben conform de ter zake geldende reglementering van toepassing op het ogenblik van de indiening."
  § 2. Na het eerste lid van artikel 90, § 1, van hetzelfde decreet wordt een lid ingevoegd luidend als volgt :
  "De kandidaturen die op regelmatige wijze werden ingediend, doch werden afgewezen enkel op basis van het ontbreken van een bewijs van pedagogische bekwaamheid komen hiervoor eveneens in aanmerking, voorzover het betrokken personeelslid gedurende het schooljaar waarvoor de kandidatuur werd ingediend diensten heeft gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en tijdens dat schooljaar of het daaropvolgend schooljaar de cursussen voor het behalen van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs volgde. Het personeelslid moet aantonen dat het aan deze voorwaarden voldoet. "
  § 3. Aan artikel 90 van hetzelfde decreet wordt een § 4 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 4. Kandidaten die in geen enkel van de vijf schooljaren voorafgaand aan het schooljaar waarvoor zij hun kandidatuur stellen, diensten hebben gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs, verliezen het voorrangsrecht zoals bedoeld in de §§ 1 en 2."

Art.41. § 1. In artikel 92 van hetzelfde decreet worden de woorden "tien kandidaturen" en de woorden "hebben ingediend" vervangen door de woorden "tien kandidaturen ingediend hebben conform de ter zake geldende reglementering van toepassing op het ogenblik van de indiening."
   § 2. Aan artikel 92 van hetzelfde decreet wordt een lid toegevoegd luidend als volgt :
  "De kandidaturen die op regelmatige wijze werden ingediend, doch werden afgewezen enkel op basis van het ontbreken van een bewijs van pedagogische bekwaamheid komen hiervoor eveneens in aanmerking, voorzover het betrokken personeelslid gedurende het schooljaar waarvoor de kandidatuur werd ingediend diensten heeft gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs en tijdens dat schooljaar of het daaropvolgend schooljaar de cursussen voor het behalen van een pedagogisch bekwaamheidsbewijs volgde. Het personeelslid moet aantonen dat het aan deze voorwaarden voldoet."
  § 3. Aan artikel 92 van hetzelfde decreet wordt een lid toegevoegd luidend als volgt :
  "Deze voorrang geldt evenmin voorde personeelsleden die in geen enkel van de vijf schooljaren, voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag voor vaste benoeming betrekking heeft, diensten hebben gepresteerd in het gemeenschapsonderwijs."

Art.42. In hetzelfde decreet wordt een artikel 97bis toegevoegd luidend als volgt : "Artikel 97bis. Voor de toepassing van de artikelen 4, 5, 21 en 36, § 1, 1°, van dit decreet, worden de diensten in aanmerking genomen die de personeelsleden gepresteerd hebben in een betrekking van de categorie van het administratief personeel in het rijksonderwijs/gemeenschapsonderwijs, in de periode van 1 september 1985 tot 31 maart 1991, en die bezoldigd werden met een wedde door het ministerie van onderwijs/departement onderwijs.

Art.43. In artikel 101, § 2, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "en artikel 33, 6°" ingevoegd tussen de woorden "met uitzondering van artikel 20" en de woorden "voor wat betreft de personeelsleden".

HOOFDSTUK III. - Berekening van het bezoldigd ziekteverlof van het administratief en meester-, vak- en dienstpersoneel.
Art.44. § 1. In artikel 9bis, eerste, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meester, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordende woorden "in welke hoedanigheid ook" vervangen door de woorden "als stagedoende of als vastbenoemde".
  § 2. Artikel 9bis, eerste lid, eerste alinea, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Als overgangsbepaling komen de diensten gepresteerd als tijdelijk of contractueel aangesteld lid van het administratief personeel en van het meester,vak- en dienstpersoneel eveneens in aanmerking wanneer het personeelslid voor of uiterlijk op 31 augustus 1987 terbeschikking was gesteld wegens ziekte."
  § 3. Artikel 9bis, tweede en derde lid, wordt aangevuld met de volgende bepaling.:
  " Als overgangsbepaling komen de diensten sedert 1 januari 1964 gepresteerd als tijdelijk of contractueel aangesteld lid van het administratief personeel en van het meester-, vak- en dienstpersoneel in een betrekking met volledige prestaties, eveneens in aanmerking wanneer het personeelslid voor of uiterlijk op 31 augustus 1987 terbeschikking was gesteld wegens ziekte."
  § 4. De toepassing van de voorgaande bepalingen mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden die tussen 1 september 1987 en 31 augustus 1994 terbeschikking wegens ziekte werden gesteld geldelijk nadeel ondervinden.

HOOFDSTUK IV. - Geldelijke gevolgen na een arrest van de Raad van State.
Art.45.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK V. - Administratieve stand tijdens Europese en bilaterale uitwisselingen.
Art.46. In artikel 90 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten wordt een § 3 ingevoegd luidend als volgt :
  "§ 3. De personeelsleden die met toestemming van de inrichtende macht deelnemen aan door de Vlaamse Gemeenschap onderschreven Europese en bilaterale uitwisselingsprojecten bedoeld in § 2, 11° bevinden zich van rechtswege in de stand "dienstactiviteit" gedurende de periode van afwezigheid in de instelling die noodzakelijk is voor de werking van het uitwisselingsproject. Zij blijven alle voordelen genieten die zij in hun ambt genoten met inbegrip van de weddeverhoging en bijkomende vergoedingen.".

HOOFDSTUK VI. - Militaire dienst.
Art.47. In artikel 31 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving worden tussen de woorden "bevalling" en "moeten" de woorden "of in vredestijd, wegens militaire of daarmee gelijkgestelde prestaties" ingevoegd.

HOOFDSTUK VII. - Regulariseringen.
Art.48. De houder van een diploma behaald overeenkomstig het besluit van de Regent van 11 juli1945, houdende wedennrichting van verplegers- en verpleegstersstudiën en -examen, die de gelijkstelling heeft bekomen bepaald in artikel 25 van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster wordt toegekend, zoals het gewijzigd werd bij het koninklijk besluit van 11 juli 1960, wordt geacht in het bezit te zijn van het diploma van een hogere technische school van de eerste graad.

Art.49.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 4,86°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.50.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,11°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.51.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,11°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.52. Artikel 59 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III wordt aangevmet volgende bepaling :
  "Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die op basis van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966, het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 of het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot de stage waren toegelaten."

Art.53. § 1. In artikel 10, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december 1983 en bij het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III wordt het zinsdeel "het bedrag van de in deze wedden begrepen periodieke verhogingen wordt met 50 percent verminderd" vervangen door de volgende tekst :
  "Deze beperking mag echter niet tot gevolg hebben dat de toe te kennen wedde niet wordt aangepast bij iedere wijziging van de weddeschaal waarin de wedde is vastgesteld of dat het personeelslid wordt uitgesloten van weddeverhogingen die het gevolg zijn van de toekenning van een andere weddeschaal voor de door hem uitgeoefende prestaties. Het bedrag van de in deze wedde begrepen periodieke verhogingen wordt met 50 percent verminderd".
  § 2. De Vlaamse regering is ertoe gemachtigd voormeld artikel 10, § 5, te wijzigen en/of geheel of gedeeltelijk op te heffen.

Art.54.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,11°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.55. Artikel 63, 7°, van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV wordt vervangen door de volgende tekst :
  "7° - het artikel 62, § 1, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993;
  - het artikel 62, § 2, heeft uitwerking met ingang van 1 april 1991;."

HOOFDSTUK VIII. - Vervoerskosten.
Art.56. § 1. In artikel 3, § 2, vierde lid, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt de volgende zinsnede ingevoegd na de woorden "forfaitaire bedragen" : "alsook verminderd met de in § 4 bedoelde bijdrage".
  § 2. In hetzelfde artikel wordt een § 4 toegevoegd luidend als volgt :
  "§ 4. De onderwijsinstellingen en internaten bedoeld in § 2 van dit artikel, ontvangen vanaf het schooljaar 1993-1994 vanwege de Vlaamse Gemeenschap de terugbetaling van de tegemoetkoming in de vervoerskosten van hun personeel zoals bedoeld in het besluit van 22 juli 1993 van de Vlaamse regering betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerskosten van hun personeelsleden. Deze terugbetaling geschiedt in het begrotingsjaar volgend op het einde van het schooljaar van de tegemoetkoming.
  De Vlaamse regering bepaalt de wijze van aanvraag en uitvoering van de terugbetaling."

Art.57. § 1. In artikel 34 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V wode huidige tekst omschreven als § 1 en wordt een paragraaf 2 toegevoegd die luidt als volgt :
  "§ 2. Onder de door de regering te bepalen -voorwaarden zijn de werkgevers in de onderwijssector gehouden tot een tegemoetkoming in de vervoerskosten van hun personeelsleden. Daartoe wordt de regering gemachtigd het besluit bedoeld in § 1 te wijzigen."

HOOFDSTUK IX. - Boventalligheid en affectatie bij herstructurering.
Art.58.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK X. - Psycho-medisch-sociale centra.
Art.59. § 1. In § 1 van artikel 3 van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra wordt het woord "personeelsleden" vervangen door het woord "betrekkingen" en wordt het woord "personeelslid" vervangen door het woord "betrekking".
  § 2. In § 2 van artikel 3 van dezelfde wet wordt op het einde van de eerste alinea de volgende zin toegevoegd : "Deze ambten, met uitzondering van het ambt van directeur kunnen halftijds of voltijds worden uitgeoefend".

Art.60. § 1. In § 1 van artikel 4 van dezelfde wet wordt het woord "personeelsleden" vervangendoor het woord "betrekkingen" en het woord "personeelslid" vervangen door het woord "betrekking".
  § 2. In § 2 van artikel 4 van dezelfde wet wordt op het einde van de eerste alinea de volgende zin toegevoegd :
  "Deze ambten, met uitzondering van het ambt van directeur kunnen halftijds of voltijds worden uitgeoefend".

HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art.61. 1° Het artikel 47 treedt in werking met ingang van 1 september 1966;
  2° het artikel 50 treedt in werking met ingang van 1 september 1975;
  3° het artikel 45 treedt in werking met ingang van 1 mei 1969 en houdt op van kracht te zijn met ingang van 1 januari 1989;
  4° het artikel 48 treedt in werking met ingang van 1 mei 1969;
  5° het artikel 53 treedt in werking met ingang van 1 september 1982;
  6° het artikel 49 treedt in werking met ingang van 1 oktober 1984;
  7° het artikel 44 treedt in werking met ingang van 1 september 1987;
  8° de artikelen 26, 27, 28, § 2, 32, 36, 37, 40, §§ 1 en 2, 43 en 52 treden in werking met ingang van 1 april 1991;
  9° de artikelen 2, 3,4, 5, § 4, 9, 12, 15. 17 en 51 treden in werking met ingang van 1 juni 1991;
  10° de artikelen 16, 25, 34 en 46 treden in werking met ingang van 1 januari 1993;
  11° de artikelen 18, 56 en 57 treden in werking met ingang van 1 september 1993;
  12° de artikelen 11 en 42 treden in werking met ingang van 1 september 1994;
  13° de artikelen 5, § 1, 5, § 2, 5, § 3, 6, 7, 8, 10, 13, 14, 19, 20, 21, 22,29, 30, 31, 33, 35, 38 en 39 treden in werking met ingang van 1 januari 1995.

TITEL III. - Buitengewoon Onderwijs.
Art.62. In artikel 190 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt tushet eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt :
  "Voor de personeelsleden die in het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3 een wervingsambt hebben uitgeoefend in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel zijn de bezoldigingen, die hun voor de inwerkingtreding van dit artikel werden uitgekeerd op basis van een hogere weddeschaal dan deze waarop zij aanspraak hadden in de voor 1 september 1990 geldende reglementering, niet meer terugvorderbaar."

Art.63.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.64. § 1. Het eerste lid van artikel 14 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III, wordt in fine als volgt aangevuld :
  "- het koninklijk besluit van 20 juni 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het kleuter-, en lager onderwijs;
  - het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools en lager onderwijs." § 2. Het tweede lid van artikel 14 van hetzelfde decreet wordt in fine als volgt aangevuld :
  "- het koninklijk besluit van 14 juni 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools en lager onderwijs.".

Art.65. 1° De artikelen 62 en 63 treden in werking met ingang van 1 september 1990.
  2° Het artikel 64 treedt in werking met ingang van 1 juli 1991.

TITEL IV. - Secundair Onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Overdracht van uren-leraar in het secundair onderwijs.
Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art.66. Artikel 3, § 5, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van deonderwijswetgeving wordt in fine aangevuld met een lid dat luidt als volgt :
  "De in het eerste lid bedoelde herverdeling dient voor wat het voltijds secundair onderwijs betreft plaats te vinden tegen uiterlijk 15 november van het betrokken schooljaar."

Art.67. In artikel 3, § 6, van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen door de hiernavolgebepaling :
  "Binnen hetzelfde net of binnen eenzelfde scholengemeenschap kunnen lestijden, lesuren of uren-leerkracht van een onderwijsinstelling aan een andere onderwijsinstelling worden overgedragen."

Art.68. In artikel 3, § 6, eerste lid, van dezelfde wet worden tussen de woorden "uren/leerkraen "van een onderwijsinstelling" de woorden "tot uiterlijk 15 november van het betrokken schooljaar voor wat het voltijds secundair onderwijs betreft" ingevoegd.

Art.69. In artikel 3, § 6, van dezelfde wet wordt het voorlaatste lid vervangen door de volgenbepaling :
  "Paragraaf 6, a, is niet van toepassing op het deeltijds beroepssecundair onderwijs en is niet van toepassing op de specifieke maatregelen inzake de toekenning van uren-leraar in het kader van de uitvoering van het onderwijsbeleid, enerzijds voor de diversificatie van de studiekeuze voor meisjes in de opleidingen voor technisch en beroepssecundair onderwijs en anderzijds voor migranten in het voltijds secundair onderwijs van de eerste graad, zoals bepaald door de Vlaamse regering."

Art.70. In artikel 3 van dezelfde wet wordt een § 7 ingevoegd die luidt als volgt : "§ 7. In afwijking van § 6 kunnen onderwijsinstellingen die betrokken zijn bij een overeenkomst inzake een toelatingsbeleid op gemeentelijk niveau, de extra lestijden verkregen in uitvoering van het beleid van de Vlaamse regering inzake onderwijsvoorrang voor migranten en berekend naar rata van een aantal uren-leraar per doelgroepleerling, overdragen aan een andere onderwijsinstelling die bij deze overeenkomst betrokken is."

Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art.71. In artikel 58, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordde woorden "dat aan elke inrichtende macht wordt toegekend" vervangen door de woorden "dat aan elke inrichtende macht kan worden toegekend".

Art.72. Aan artikel 58 van hetzelfde decreet wordt de volgende paragraaf toegevoegd : "§ 5. Het in § 1 bedoelde aantal wekelijkse uren-leraar wordt wat het voltijds secundair onderwijs betreft door de inrichtende macht over haar betrokken onderwijsinstellingen verdeeld tegen uiterlijk 15 november van het schooljaar waarvoor de uren-leraar worden toegekend."

Art.73. Artikel 59 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een punt 6° luidend als volgt :
  "6° bepaalt welke inrichtende machten in aanmerking komen voor de toekenning van het in artikel 56, 2°, bedoelde aantal wekelijkse uren-leraar."

HOOFDSTUK II. - Organisatie van een onthaaljaar.
Art.74. § 1. In artikel 48, 8°, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II worden de woorden "het eerste leerjaar B-variant", geschrapt.
  § 2. In artikel 49 van hetzelfde decreet worden in fine de volgende woorden toegevoegd : "4° een onthaaljaar dat niet in één van de punten 1° tot en met 3° bedoelde graden wordt ondergebracht."
  § 3. In artikel 50, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "3° een eerste leerjaar B-variant, dat bestemd is voor migrantenkinderen" geschrapt.
  § 4. In artikel 50, § 5, van hetzelfde decreet wordt een punt 7° toegevoegd, luidend als volgt :
  "7° een onthaaljaar, dat bestemd is om Nederlandsonkundige leerlingen met een andere dan de Belgische of Nederlandse nationaliteit de Nederlandse taal aan te leren, teneinde de leerlingen in staat te stellen verder secundair onderwijs te volgen. De Vlaamse regering bepaalt het maximaal aantal onderwijsinstellingen die bedoeld onthaaljaar mogen organiseren, evenals de inrichtingscriteria, het minimum lessenrooster, en de data voor de telling per onderwijsinstelling van het aantal leerlingen in het onthaaljaar voor de vaststelling van het pakket uren-leraar van de onthaalklas."
  § 5. In artikel 51 van hetzelfde decreet wordt een gedachtenstreepje toegevoegd, luidend als volgt :
  "- één van de hiervoor vermelde mogelijkheden aangevuld met een onthaaljaar".
  § 6. In artikel 53, § 1, van hetzelfde decreet wordt de formule "B-variant" vervangen door "B".
  § 7. In artikel 53, § 4, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "Zowel voor het eerste leerjaar B als voor het eerste leerjaar B-variant" .vervangen door de woorden "Voor het eerste leerjaar B", en worden in het tweede lid van deze bepaling de woorden "enerzijds van het eerste leerjaar B en anderzijds van het eerste leerjaar B-variant," vervangen door de woorden "van het eerste leerjaar B".

Art.75.
  <Opgeheven bij DVR 2011-05-27/04, art. 3, 16°, 011; Inwerkingtreding : 01-05-2011>

HOOFDSTUK III. - Scholen van de Krijgsmacht.
Art.76. In artikel 51 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt een tweede lid toegevoegd luidend als volgt :
  "In een onderwijsinstelling ingericht door de Belgische Krijgsmacht, kan evenwel de derde graad alleen worden georganiseerd."

HOOFDSTUK IV. - Vrijwillige fusies.
Art.77. In artikel 56 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs IE wordt een punt 3° toegevoegd luidend als volgt :
  "3° het extra aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke inrichtende macht van onderwijsinstellingen na fusie kan worden tocgekend".

Art.78. In hetzelfde decreet wordt een artikel 58bis toegevoegd luidend als volgt : "Artikel 58bis. § 1. Het toekennen van het in artikel 56, 3°, bedoeld aantal wekelijkse uren-leraar is gekoppeld aan de volgende voorwaarden :
  1° de betrokken onderwijsinstellingen dienen na de fusie onder dezelfde inrichtende macht te ressorteren;
  2° de betrokken onderwijsinstellingen dienen op 1 februari voorafgaand aan de fusie een regelmatige schoolbevolking te tellen die ten minste 15 percent boven de toepasbare minimale schoolbevolkingsnorm ligt, bedoeld in artikel 13. § 1, 1, a, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Voor fusies waarbij méér dan twee scholen betrokken zijn, is het toegelaten dat één of meer scholen deze verhoogde norm niet bereiken;
  3° in de onderwijsinstellingen die ontstaan na de fusie mag eenzelfde structuuronderdeel slechts éénmaal in één van de onderwijsinstellingen worden ingericht. Onder structuuronderdeel wordt verstaan een eerste leerjaar A, B, een basisoptie, een beroepenveld of een studierichting zoals bedoeld in de artikelen 48 en 50 van dit decreet;
  4° het aantal onderwijsinstellingen na de fusie moet kleiner zijn dan het oorspronkelijk aantal onderwijsinstellingen.
  § 2. Het in artikel 56, 3°, bedoeld aantal uren wordtvastgesteld als volgt :
  1° tussen de som van het respectievelijk aantal wekelijkse uren-leraar dat op basis van de telling van 1 februari voorafgaand aan de fusie aan elke betrokken onderwijsinstelling in toepassing van artikel 59 wordt toegekend zonder met de fusie rekening te houden en een analoge som, wel rekening houdend met de fusie, wordt het verschil vastgesteld;
  2° van het in 1° bedoeld verschil wordt aan de inrichtende macht toegekend :
  - gedurende het eerste schooljaar van de herstructurering 100 percent;
  - gedurende het eerste daaropvolgend schooljaar 75 percent;
  - gedurende het tweede daaropvolgend schooljaar 50 percent;
  - gedurende het derde daaropvolgend schooljaar 25 percent."

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.
Art.79. 1° Het artikel 67 treedt in werking met ingang van 1 september 1984
  2° De artikelen 71 en 73 treden in werking met ingang van 1 september 1990
  3° Het artikel 69 treedt in werking met ingang van 1 september 1993
  4° De artikelen 66, 68, 72, 74, 75, 76, 77 en 78 treden in werking op 1 september 1994
  5° Het artikel 70 treedt in werking op 1 september 1995.

TITEL V. - Internaten.
Art.80.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,11°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.81. Artikel 80 treedt in werking op 1 september 1994.

TITEL VI. - Hoger Onderwijs buiten de universeiteit.
HOOFDSTUK 1- Wijziging van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs.
Art.82. In artikel 8, § 1, van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs, wordt een punt 3° ingevoegd luidend als volgt :
  "3° - voor de studiën leident tot de graad van interieurarchitect
  - voor de eerste 50 studenten 10 eenheden;
  - voor de studenten vanaf 51 tot 100 1 eenheid per 6 studenten;
  - voor de studenten vanaf 101 tot 150 1 eenheid per 9 studenten;
  - voor de studenten boven de 150 1 eenheid per 12 studenten."

HOOFDSTUK II- Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Art.83. Artikel 3, § 8, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van deonderwijswetgeving wordt aangevuld met een punt 3° luidend als volgt :
  "3° De datum voor de telling per instelling van het aantal financierbare studenten in het hoger onderwijs met volledig leerplan wordt met ingang van het academiejaar 1994 - 1995 vastgesteld op 1 februari van het vorige academiejaar voor :
  - de vaststelling van de omkadering van het bestuurs-, onderwijzend en administratief personeel en opvoedend hulppersoneel in het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan in het hoger technisch onderwijs van de derde graad en in het hoger kunstonderwijs;
  - de berekening van de sociale toelagen."

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art.84. (NOTA : Opgeheven vanaf 01-01-1999 voor zover betrekking heeft op de Hogere Zeevaartschool. <BVR 1999-01-12/32, art. 47, Inwerkingtreding : 05-03-1999>) In artikel 128 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt eentweede lid ingevoegd luidend als volgt :
  "Het bestuurscollege van de dienst van de Vlaamse Gemeenschap met afzonderlijk beheer kan aan de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs voorstellen formuleren voor de aanstelling van contractueel meester-, vaken dienstpersoneel."
  (NOTA : Opgeheven voor de Hogere Zeevaartschool <DFG 1998-06-09/36, art. 60, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>)

HOOFDSTUK IV. - Laureaatsvorming in de sectoren muziek en beeldende kunst.
Art.85. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.86. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.87. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.88. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.89. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.90. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

Art.91. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 340octies, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1996>

HOOFDSTUK V. - Personeel.
Art.92.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.93.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.94.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.95.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.96.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.97. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, wordt het tweede lid van 18° vervangen door :
  "Deze bekwaamheidsbewijzen zijn niet nodig voor de artistieke vakken die worden toegewezen aan personen die naam gemaakt hebben in hun beroep."

Art.98. Artikel 2, hoofdstuk E, bijzondere bepalingen, 1°, van het koninklijk besluit van 27 j1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuursen onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de staat, gewijzigd bij het besluit van 8 juni 1994 van de Vlaamse regering, wordt aangevuld met een d luidend als volgt :
  " d) moet de nuttige ervaring, waarvan sprake bij de ambten van leraar technische vakken (andere specialiteiten), werkleider en hoofd van studiebureau, bestaan in de tijd doorgebracht in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel vanaf de leeftijd van 25 jaar.
  De duur van deze tijd wordt berekend zoals bepaald in artikel 12, vierde lid van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze in richtingen afhangen."

Art.99.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK VI. - Organisatie.
Art.100.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.101.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.102.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.103.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV.
Art.104. Artikel 86, § 1, van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV wordtaangeduid met de woorden "of van het hoger technisch onderwijs van de derde graad".

HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V.
Art.105. § 1. In artikel 23, § 3, laatste lid, 2°, van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V worden de woorden "voorwaarden zoals bepaald in § 2 van dit artikel" vervangen door de woorden "toelatingsvoorwaarden tot het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie zoals bedoelartikel 8, §§ 2 en 3 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs".
  § 2. In artikel 23, § 6, tweede lid, van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V, worden de woorden "tot uiterlijk het academiejaar 1993-1994" vervangen door de woorden "tot uiterlijk 31 december 1995".

Art.106. Artikel 6 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 6. Met uitzondering van de rangschikking ter uitvoering van het artikel 35 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap blijft in de in artikel 2, § 1, bedoelde opleidingen en afdelingen de bestaande wetgeving over het personeelsstatuut, de bekwaamheidsbewijzen, prestatieregeling, bezoldigings-, aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het administratief personeel van kracht."

HOOFDSTUK IX. - Terreinen en gebouwen.
Art.107.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.108.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.109.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

HOOFDSTUK X. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.
Art.110. In artikel 188 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de VlaaGemeenschap worden in 3° de woorden "en produktontwikkeling" geschrapt en wordt 4° vervangen door . "4° groep D : de opleidingen van de studiegebieden produktontwikkeling, gezondheidszorg en onderwijs."

Art.111. Artikel 245, § 2, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. Het college van commissarissen beschikt over alle bevoegdheden noodzakelijk voor de uitoefening van zijn opdracht.
  Teneinde deze opdracht te kunnen uitoefenen, kan het college een beroep doen op personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse openbare instellingen of van het onderwijs.
  De Vlaamse regering stelt het personeelseffectief vast van de diensten van het college van commissarissen, de wijze en de functie waarop de in het eerste lid vermelde personeelsleden kunnen worden aangeduid, alsmede de jaarlijkse toelage die aan de betrokken personeelsleden omwille van de specificiteit van hun opdracht kan worden uitbetaald. Deze toelagen worden gelijkgesteld met de jaarlijkse toelagen van attaché, respectievelijk uitvoerend personeelslid tot een maximumbedrag van 137 270 frank, respectievelijk 96 089 frank. Deze toelagen worden maandelijks na vervallen termijn uitbetaald en gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van het stelsel tot koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen; daartoe worden ze gekoppeld aan het indexcijfer 138,01.
  De personeelsleden van de Vlaamse openbare instellingen en van het onderwijs worden in deze hoedanigheid belast met een opdracht. Deze opdracht wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit, overeenkomstig de statutaire bepalingen op hen van toepassing. Deze personeelsleden worden door de Vlaamse minister van Onderwijs aangesteld. Tijdens de duur van de opdracht wordt aan het betrokken personeelslid bij zijn instelling van herkomst vrijstelling van dienst verleend. De personeelsleden van de diensten van het college van commissarissen staan onder leiding van de commissariscoördinator."

HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding.
Art.112. 1° Het artikel 97 treedt in werking met ingang van 1 april 1972;
  2° het artikel 104 treedt in werking met ingang van 12 maart 1977;
  3° het artikel 94 treedt in werking met ingang van 1 september 1984 en houdt op van toepassing te zijn op 1 januari 1996;
  4° het artikel 98 treedt in werking met ingang van 1 september 1985;
  5° het artikel 93 treedt in werking met ingang van 1 oktober 1985;
  6° het artikel 92 treedt in werking met ingang van 1 september 1992 en houdt op van toepassing te zijn op 1 januari 1996;
  7° het artikel 106 treedt in werking met ingang van 1 september 1993;
  8° de artikelen 82, 83, 84, 95, 96, 100, 101, 102 en 103 treden in werking met ingang van 1 september 1994;
  9° de artikelen 85, 86, 87, 88, 89, 90 en 91 treden in werking met ingang van 1 oktober 1994;
  10° het artikel 99 treedt in werking met ingang van 1 september 1995.

TITEL VII. - Academisch Onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.
Art.113. Artikel 14, eerste lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteitede Vlaamse Gemeenschap wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Behoudens het in het tweede en derde lid van dit artikel bepaalde, omvat elke cyclus van een academische opleiding twee studiejaren."

Art.114. Artikel 43, § 7, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "§ 7. In afwijking van het bepaalde in § 3 kan het universiteitsbestuur voor maximaal de helft van de door haar aangeboden voortgezette academische opleidingen een hoger jaarlijks inschrijvingsgeld vaststellen."

Art.115. Artikel 53, derde lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalin"Het in het tweede lid bedoelde advies wordt geacht gegeven te zijn indien het niet binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn wordt verstrekt."

Art.116. In artikel 56 van hetzelfde decreet wordt de bepaling "met een door de Koning bepaaldkwalificatie, uitgereikt door de Koninklijke Militaire School in Brussel" vervangen door "behaald aan de Koninklijke Militaire School".

Art.117. Artikel 70 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : "Voor het bereiken van de vijf percent kunnen eveneens de wetenschappelijke of pedagogische medewerkers worden meegerekend die bezoldigd worden lastens de in artikel 43 van dit decreet bedoelde inschrijvingsen examengelden of lastens de saldi van de werkingsuitkeringen zoals bedoeld in artikel 158 voor zover zij effectief en in hoofdzaak belast zijn met de specifieke taken van onderwijsbegeleiding in de eerste kandidatuur."

Art.118. Artikel 75, derde lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 74 en 75 van dit decreet worden de medische en paramedische activiteiten uitgeoefend door een lid van het academisch personeel in uitvoering van een arbeidsovereenkomst of van een reglement inzake kliniekvergoedingen niet beschouwd als zijnde andere beroepsactiviteiten of andere bezoldigde activiteiten indien ze uitsluitend worden uitgeoefend in het Universitair Ziekenhuis Gent. of, voor wat betreft het academisch ziekenhuis, deel uitmakend van de eigen universiteit of hiervan afgesplitst en omgevormd in een autonome rechtspersoon" .

Art.119. Artikel 77, eerste zin van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende zin : "Een deeltijdse opdracht van een lid van het assisterend academisch personeel wordt als een procentueel aandeel van een voltijdse opdracht bepaald en kan maximaal 70 percent van een voltijdse opdracht bedragen."

Art.120. Artikel 87 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 87. Het universiteitsbestuur legt voorafgaandelijk de criteria vast voor de benoeming tot hoofddocent, hoogleraar, gewoon hoogleraar en buitengewoon hoogleraar en maakt deze in de universiteit bekend."

Art.121. Artikel 96 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 96. De weddeschalen van de leden van het zelfstandig academisch personeel worden als volgt vastgesteld :
  1° de voltijdse docenten genieten : vanaf 1 november 1993 een aanvangswedde van 1 184 346 frank, die achtereenvolgens, om de drie jaar, wordt opgevoerd tot 1 255 143 frank, 1 325 940 frank, 1 396 737 f467 534 frank, 1 538 331 frank, 1 609 128 frank, 1 679 925 frank en 1 750 722 frank;
  2° de deeltijdse docenten wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten : vanaf 1 november 1993 een forfaitaire wedde berekend op grond van 148 042 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs dat voorkomt op de door het universiteitsbestuur vastgestelde opleidingsprogramma zonder dat zij minder dan 74 021 frank en meer dan 1 184 336 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  3° de voltijdse hoofddocenten genieten : vanaf 1 november 1993 een aanvangswedde van 1 357 749 frank, die achtereenvolgens, om de drie jaar, wordt opgevoerd tot 1 455 401 frank, 1 553 053 frank, 1 650 705 f748 357 frank, 1 846 009 frank, 1 943 661 frank, 2 041 313 frank en 2 138 965 frank;
  4° de deeltijdse hoofddocenten wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten vanaf 1 november 1993 een forfaitaire wedde berekend op grond van 169 719 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs dat voorkomt op de door het universiteitsbestuur vastgestelde opleidingsprogramma, zonder dat zij minder dan 84 860 frank en meer dan 1 357 752 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  5° de voltijdse hoogleraren genieten : vanaf 1 november 1993 een aanvangswedde van 1 591 526 frank die, achtereenvolgens, om de drie jaar, wordt opgevoerd tot 1 732 085 frank, 1 872 644 frank, 2 013 203 frank, 2 153 762 frank, 2 294 321 frank en 2 434 880 frank;
  6° de deeltijdse hoogleraren wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten : vanaf 1 november 1993, een forfaitaire wedde, berekend op grond van 185 502 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs dat voorkomt op de door het universiteitsbestuur vastgestelde opleidingsprogramma, zonder dat zij meer dan 1 484 016 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  7° de gewone hoogleraren genieten : vanaf. 1 november 1993 een aanvangswedde van 1 783 871 frank die, achtereenvolgens om de drie jaar, wordt opgevoerd tot 1 973 255 frank, 2 162 639 frank, 2 352 023 fr541 407 frank en 2 730 791 frank,
  8° de buitengewone hoogleraren wier opdracht louter onderwijsactiviteiten omvat, genieten : vanaf 1 november 1993, een forfaitaire wedde, berekend op grond van 201 579 frank per weekuur over het jaar in een onderwijs dat voorkomt op de door het universiteitsbestuur vastgestelde opleidingsprogramma, zonder dat zij meer dan 1 612 632 frank mogen ontvangen. De gedeelten beneden een kwartier per week over het jaar worden niet meegeteld;
  9° de leden van het zelfstandig academisch personeel die procentueel deeltijds benoemd zijn, verkrijgen hetzelfde procentueel aandeel van de wedde die zij als voltijds lid van het zelfstandig academisch personeel zouden genieten.

Art.122. § 1. Artikel 100 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede alinea luidend volgt :
  "Het universiteitsbestuur kan jaarlijks een premie toekennen aan leden van het academisch personeel na evaluatie van de geleverde prestaties. Deze premies worden aangerekend op de uitgaven voor het academisch personeel. Het totaal bedrag aan voorziene premies beloopt ten hoogste 1 percent van de geraamde personeelsuitgaven voor het academisch personeel zoals die blijken uit afdeling 1 van de begroting bedoeld in artikel 154 van dit decreet. De premies worden meegerekend als personeelsuitgaven voor het bepalen van de in artikel 160 bedoelde 80 percent- of 85 percentnorm".
  § 2. Artikel 100 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde alinea luidend als volgt :
  "Het universiteitsbestuur kan ten laste van de inkomsten uit postacademische vorming aan leden van het academisch personeel die in het kader van hun opdracht belast worden met het verschaffen van postacademische vorming een persoonlijke vergoeding toekennen. Het totaal bedrag aan vergoedingen die kunnen worden toegekend, bedraagt ten hoogste de helft van de totale inkomsten voortvloeiend uit postacademische vorming, na aftrek van alle kosten."

Art.123. Artikel 118. tweede zin van hetzelfde decreet wordt geschrapt.

Art.124. Artikel 120 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede alinea : "Het universiteitsbestuur kan jaarlijks een premie toekennen aan leden van het administratief en technisch personeel na evaluatie van de geleverde prestaties. De premies worden aangerekend op de personeelsuitgaven voor het administratief en technisch personeel. Het totaal bedrag aan voorziene premies beloopt ten hoogste 1 percent van de geraamde personeelsuitgaven voor het administratief en technisch personeel zoals die blijken uit afdeling I vbegroting bedoeld in artikel 154 van dit decreet. De premies worden meegerekend als personeelsuitgaven voor het bepalen van de in artikel 160 bedoelde 80 percent- of 85 percentnorm."

Art.125, . Artikel 122 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Artikel 122. De universiteit zorgt voor de interne en de externe kwaliteitsbewaking :
  - zij moet permanent en op eigen initiatief toezien op de kwaliteit van haar onderwijs- en onderzoeksactiviteiten;
  - zij voorziet, zoveel mogelijk met andere binnenlandse en buitenlandse universiteiten, in een regelmatige beoordeling, ten minste om de acht jaar, van de kwaliteit van de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van de universiteit; van de uitkomsten van deze beoordeling wordt een openbaar verslag gemaakt;
  - zij geeft gevolg aan de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in het beleid van de universiteit.
  Bij wijze van overgangsmaatregel kan de eerste ronde van de interne en externe kwaliteitsbewaking lopen over een periode van ten hoogste tien jaar."

Art.126. Artikel 123 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 123 De overheid ziet toe op de kwaliteitsbewaking en controleert als volgt de kwaliteitsbewaking door de universiteiten :
  1° de Vlaamse regering onderzoekt regelmatig de werking van de interne en externe kwaliteitszorg door de universiteiten;
  2° zonder afbreuk te doen aan de ideologische, wetenschappelijke en pedagogische vrijheid, laat de Vlaamse regering vergelijkend onderzoek verrichten naar de kwaliteit van de onderwijsactiviteiten in de opleidingen of groep van opleidingen die zij aanwijst en van de onderzoeksactiviteiten in de domeinen die zij aanwijst. Zij stelt daartoe een commissie van onafhankelijke deskundigen in, die van hun onderzoeksresultaten een openbaar verslag maken, dat ter kennisgeving naar de Vlaamse Interuniversitaire Raad, de Vlaamse Onderwijsraad en de Vlaamse Raad wordt gestuurd;
  3° de Vlaamse regering ziet erop toe hoe de universiteiten de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in hun beleid verwerken."

Art.127. Artikel 130 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 130. § 1. In 1995 worden aan de universiteiten de volgende werkingsuitkeringen, uitgedrukt in miljoenen franken, toegekend :


1. Katholieke Universiteit Leuven :7 022,8
2. Vrije Universiteit Brussel :2 457,5
3. Universiteit Antwerpen 
a) Universitair Centrum Antwerpen :750,5
b) Universitaire Instelling Antwerpen :976,1
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :777,2
4. Limburgs Universitair Centrum :647,4
5. Katholieke Universiteit Brussel :186,0
6. Universiteit Gent :4 764,4
§ 2. Vanaf 1996 wordt het nominale bedrag van de werkingsuitkering volgens de onderstaande formule aangepast :
  W (95 + n) = (W 1995 + BEB x (OBE94 + n OBE94) x I, waarbij :
  W(95+n) : het nominale bedrag van de werkingsuitkering voor het jaar 1995 + n;
  W 1995 : basisbedrag 1995 van de werkingsuitkering bedoeld in § 1 ;
  BEB : basiseenheidsbedrag per onderwijsbelastingseenheid = 97 402 BF;
  OBE 94 + n : de som van de onderwijsbelastingseenheden van de desbetreffende universiteit op 1 februari 1994 + n berekend overeenkomstig artikel 135;
  OBE 94 : de som van de onderwijsbelastingseenheden van de desbetreffende universiteit op 1 februari 1994 zoals vastgelegd in § 3;
  I = 0.80 x (L1/L0) + 0.20 x (C 1/CO) waarbij I de indexeringsformule aangeeft;
  L1/L0 de verhouding aangeeft tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 1995;
  C1/C0 de verhouding aangeeft tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het desbetreffende begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 1995.
  § 3. Het aantal onderwijsbelastingseenheden op 1 februari 1994 wordt vastgesteld als volgt :


1. Katholieke Universiteit Leuven :33 672,0
2. Vrije Universiteit Brussel :8 020,5
3. Universiteit Antwerpen 
a) Universitair Centrum Antwerpen :3 341,0
b) Universitaire Instelling Antwerpen :2 757,5
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :2 884,0
4. Limburgs Universitair Centrum :2 488,5
5. Katholieke Universiteit Brussel :527,0
6. Universiteit Gent :22 838,0
§ 4. Aan het Limburgs Universitair Centrum worden in 1995 de volgende aanvullende werkingsuitkeringen toegekend (bedragen uitgedrukt in miljoenen franken) : 27,1."

Art.128. In hoofdstuk VII van hetzelfde decreet wordt een artikel 130ter ingevoegd luidend alsvolgt :
  " Art. 130ter. De onderwijsbelastingseenheden op 1 februari 1991 en 1 februari 1992 van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap worden vastgesteld als volgt :


UNIVERSITEITO.B.E. 1991O.B.E. 1992
--------------------------------------------------------------------------
Vrije Universiteit Brussel9 342,59 326,5
Katholieke Universiteit Leuven34 003,534 582,0
Universitaire Faculteiten  
Sint-Ignatius Antwerpen3 245,53 087,5
Universitaire Instelling Antwerpen2 726,52 825,5
Limburgs Universitair Centrum1 453,52 057,5
Katholieke Universiteit Brussel665,0591,5
Universiteit Gent20 297,521 217,5
Universitair Centrum Antwerpen2 642,53 081,5
--------------------------------------------------------------------------
TOTAAL74 376,576 769,5
Het basiseenheidsbedrag per onderwijsbelastingseenheid is gelijk aan :


<table border="0">B.E.B. 1991 : 14 488 900 000 = 97402------------------------------------2 x 74 376,5Art.129. In artikel 132, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "aanvullende opleiding of specialisatieopleiding" geschrapt.

Art.130. Artikel 135, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Het aantal onderwijsbelastingseenheden van een universiteit is gelijk aan de som van de produkten van het aantal financierbare studenten ingeschreven voor een academische opleiding of voor het examen van doctor in iedere financierings- groep enerzijds en het overeenkomstige puntengewicht anderzijds."

Art.131. Artikel 140 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Art. 140. § 1. Vanaf 1995 wordt de hoogte van de vesteringskredieten berekend als volgt :
  IK 94 + n -= (IK 94 + ("delta" TBO x EB/m2)) x IB, waarbij :
  IK 94 + n : hoogte investeringskredieten van het jaar 1994 + n;
  IK 94 : basisbedrag 1994 van de investeringskredieten; "delta" TBO : evolutie van theoretisch benodigde oppervlaktebehoefte van het jaar 1994 + n ten opzichte van de theoretisch benodigde oppervlaktebehoefte van het jaar 1994; EB/m2 : basiseenheidsprijs per m2;
  IB : gewogen evolutie van het jaarlijks gemiddelde van de index van de Associatie van Belgische experten (ABEX- index) van de vijf voorlaatste kalenderjaren voorafgaand aan het begrotingsjaar.
  § 2. De theoretisch bepaalde oppervlaktebehoefte voor onderwijs van iedere universiteit is gelijk aan de som van de produkten van het aantal financierbare eenheden zoals bepaald in afdeling 1 van dit hoofdstuk enerzijds en de theoretisch benodigde oppervlakte per financieringsrichting anderzijds. Deze laatste bedraagt 10 m? voor opleidingen in de financieringsgroep A en 40 m? voor de opleidingen in de financieringsgroepen B en C.
  § 3. Het basisbedrag 1994 van de investeringskredieten van de universiteiten wordt vastgesteld als volgt (in miljoenen franken) :


1. Katholieke Universiteit Leuven :239,5
2. Vrije Universiteit Brussel :75,2
3. Universiteit Antwerpen : 
a) Universitair Centrum Antwerpen :18,3
b) Universitaire Instelling Antwerpen :28,9
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :17,8
4. Limburgs Universitair Centrum :13,0
5. Katholieke Universiteit Brussel :4,1
6. Universiteit Gent :144,1
Totaal540,9
§ 4. Het basisbedrag 1994 van de investeringskredieten van het Limburgs Universitair Centrum wordt in 1995 vastgesteld op 13,7 miljoen franken, en wordt vanaf 1996 vastgesteld op 14,4 miljoen franken.
  § 5. De theoretisch benodigde oppervlaktebehoefte van het jaar 1994 van de universiteiten wordt vastgesteld als volgt (in m?) :


1. Katholieke Universiteit Leuven :479265,0
2. Vrije Universiteit Brussel :114790,0
3. Universiteit Antwerpen :  
a) Universitair Centrum Antwerpen :57795,0
b) Universitaire Instelling Antwerpen :37560,0
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :30125,0
4. Limburgs Universitair Centrum :36085,0
5. Katholieke Universiteit Brussel :6135,0
6. Universiteit Gent :306620,0
Totaal1 068375,0
§ 6. De basiseenheidsprijs per m2 wordt vastgesteld als volgt :
  EB/m? = 540 900 000frank / (2 x 1 068 375) = 253,1 frank."

Art.132. In hoofdstuk VIII van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2bis "Sociale voorzieningevoor studenten" ingevoegd dat de artikelen 140bis en 140ter omvat, luidend als volgt :
  "Afdeling 2bis. - Sociale voorzieningen voor studenten.
  Art. 140bis. § 1. De Vlaamse Gemeenschap draagt jaarlijks met een toelage bij in de financiering van de sociale voorzieningen voor studenten.
  § 2. Deze sociale toelage draagt uitsluitend bij tot het dekken van de personeelskosten, werkingskosten, uitrustingskosten en financiële kosten met betrekking tot de sociale voorzieningen voor studenten enkosten die de verwerving, oprichting of uitbreiding, verbouwing, instandhouding en herstellingen van onroerende goederen bestemd voor sociale voorzieningen voor studenten tot voorwerp hebben.
  Artikel 140ter. § 1. Vanaf 1995 wordt de hoogte van deze sociale toelage berekend als volgt :
  SG 94 + n = (SG 94 + ("delta" FE x BESG)) x I SG, waarbij :
  SG 94 + n : hoogte van de sociale toelage voor het jaar 1994 + n;
  SG 94 : hoogte van het basisbedrag 1994 van de sociale toelage;
  "delta" FE : verschil tussen het aantal financierbare eenheden op 1 februari 1994 + n - 1 en het aantal financierbare eenheden op 1 februari 1993;
  BESG : basiseenheidsbedrag per financierbare eenheid van de sociale toelage;
  I SG : indexeringsformule;
  I SG = 0,5 (L 94 + n/L 94) + 0,5 (C 94 + n/C 94), waarbij :
  L 94 + n/L 94 : verhouding van de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het jaar 1994 + n tot de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het jaar 1994;
  C 94 + n/C 94 : verhouding van de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het jaar 1994 + n tot de index van de consumptieprijzen op het einde van het jaar 1994.
  § 2. Het basisbedrag 1994 van de sociale toelage van de universiteiten wordt vastgesteld volgt (in miljoenen franken) :


1. Katholieke Universiteit Leuven :172,0
2. Vrije Universiteit Brussel :61,6
3. Universiteit Antwerpen : 
a) Universitair Centrum Antwerpen :24,7
b) Universitaire Instelling Antwerpen :19,3
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :31,0
4. Limburgs Universitair Centrum :18,4
5. Katholieke Universiteit Brussel :9,0
6. Universiteit Gent :114,2
Totaal450,2
§ 3. Het aantal financierbare eenheden van de universiteiten per 1 februari 1993 wordt vastgesteld als volgt :


1. Katholieke Universiteit Leuven :20 590,5
2. Vrije Universiteit Brussel :5 207,5
3. Universiteit Antwerpen : 
a) Universitair Centrum Antwerpen :2 022.0
b) Universitaire Instelling Antwerpen :1 615,5
c) Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen :3 012,5
4. Limburgs Universitair Centrum :1 565,5
5. Katholieke Universiteit Brussel :613,5
6. Universiteit Gent :12 542,0
Totaal47 169,0
Het aantal financierbare eenheden wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 1 en 3 van dit hoofdstuk.
  § 4. Het basiseenheidsbedrag per financierbare eenheid van de sociale toelage wordt vastgesteld als volgt :
  BESG = 450,2 miljoen frank / 47 169 = 9 544 frank."

Art.133. In artikel 141, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "en voortgezette academische opleidingen" en de woorden "20 ingeschreven studenten in een aanvullende opleiding en 20 ingeschreven studenten in elk studiejaar van een specialisatieopleiding" geschrapt.

Art.134. in artikel 142, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "10 ingeschreven studenten in elk studiejaar van een specialisatieopleiding" geschrapt.

Art.135. In artikel 148 van hetzelfde decreet worden de woorden "Vlaamse regering" vervangen d"Vlaamse Gemeenschap".

Art.136. In artikel 152 van hetzelfde decreet worden de woorden "werkings- en investeringsuitgaven" vervangen door de woorden "werkings-, sociale en investeringsuitgaven."

Art.137. Artikel 154 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 154. De begroting houdt een raming in van alle inkomsten en uitgaven van de universiteit en dient in evenwicht te zijn.
  De begroting is ingedeeld in zes afdelingen :
  I. Werking;
  II. Investeringen;
  III. Sociale voorzieningen ten behoeve van de studenten;
  IV. Onderzoeksfondsen en wetenschappelijke dienstverlening;
  V. Patrimonium;
  VI. Voor orde.
  Elke afdeling geeft aan :
  A. Geraamde gecumuleerde saldo jaar t - 1;
  B. Geraamde inkomsten;
  C. Geraamde uitgaven;
  D. Geraamde gecumuleerde saldo jaar t.
  De Vlaamse regering bepaalt nadere regels voor de vormgeving van de begroting. Deze regels slaan op o.m. de omschrijving van de diverse inkomsten- en uitgavenrubrieken en de procedure van wijziging van de begroting. De begroting van het universitair ziekenhuis wordt als bijlage gevoegd bij de begroting van de universiteit zoals bedoeld in dit artikel."

Art.138. "In het eerste lid van artikel 155 van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden "werkings- en investeringsuitkeringen" en de woorden "worden door de Vlaamse regering" de woorden "en de sociale toelage" ingevoegd.

Art.139. In artikel 156 van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden "jaarlijkse werkingsuitkeringen" en de woorden "worden maandelijks per twaalfde" de woorden "en de sociale toelage" ingevoegd.

Art.140. Artikel 157 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een vijfde lid luidend als volg"Indien de begroting niet voor 1 januari van het begrotingsjaar wordt goedgekeurd door de Vlaamse regering, is het universiteitsbestuur tot op het ogenblik van de goedkeuring, ertoe gehouden de hoogte van de uitgaven berekend over een hernieuwbare termijn van vier maanden te beperken tot de hoogte van de overeenkomstige kredieten ingeschreven in de laatst goedgekeurde begroting, berekend over dezelfde periode".

Art.141. In artikel 160 van hetzelfde decreet wordt de tekst vanaf de zin beginnend met : "Om te gaan ..." vervangen door :
  "Om vanaf het begrotingsjaar 1996, na te gaan of de 80 percent- of 85 percentnorm in een begrotingsjaar al dan niet overschreden wordt, worden de geraamde personeelsuitgaven van het betreffende begrotingsjaar vergeleken met de bedragen berekend volgens onderstaande formules :
  (W1995 + BEB x delta OBE) x 195 x 0,80 x (L95 + n/L95) + Y95 + n;
  (W1995 + BEB x delta OBE) x 195 x 0,85 x (L95 + n/L95) + Y95 + n, waarbij :
  - 195 gelijk is aan de waarde van de index 1, bepaald in artikel 130, voor het begrotingsjaar 1995;
  - delta OBE gelijk is aan het aantal OBE bepalend voor het betrokken begrotingsjaar, verminderd met het aantal OBE bepalend voor het begrotingsjaar 1995;
  - Y95 + n de uitkering in het jaar 1995 + n, op grond van artikel 136;
  - (L95 + n/95) de relatieve stijging van de eenheidsloonkosten ten opzichte van 1995;
  - W1995 de bedragen zoals bepaald in artikel 130."

Art.142. § 1. In artikel 191, 3°, van hetzelfde decreet worden de bepalingen na het eerste gedachtenstreepje geschrapt.
  § 2. Artikel 191, 4°, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "De vast benoemde personeelsleden die verbonden zijn aan de Economische Hogeschool Limburg in een deeltijds dienstverband en die door het Limburgs Universitair Centrum worden overgenomen als lid van het academisch personeel in een deeltijds dienstverband, behouden voor de onderwijsopdrachten die zij op het moment van de overname buiten de Economische Hogeschool Limburg vervullen, de daaraan verbonden rechten. Voorwaarden daarvan is dat het geheel van deeltijdse opdrachten in het Limburgs Universitair Centrum en in het onderwijs met volledig leerplan tezamen beperkt blijft tot één voltijdse opdracht."
  § 3. Artikel 191, 6° van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "In afwijking van artikel 65 van dit decreet is het tot dezelfde datum geoorloofd dat een lid van het zelfstandig academisch personeel van het Limburgs Universitair Centrum zijn onderwijstaken uitsluitend in de Economische Hogeschool Limburg volbrengt."

HOOFDSTUK II.- Wijziging van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse maatregelen tot begeleiding van de begroting 1992.

Art.143. Artikel 74, tweede alinea, 3° , van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse maatregelen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt vervangen door de volgende bepaling :   "3° de specifieke kredieten voor wetenschappelijke en technische uitrusting en installatie van zware medische apparatuur."
Art.144. Artikel 75 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 75. § 1. De middelen van het investeringsfonds omschreven in artikel 74, 1° en 2° dragen uitsluitend bij tot dekking van de uitgaven die verband houden met de instandhouding en eigenaarsonderhoud van de beschikbare onroerende goederen evenals de noodzakelijke uitbreiding en verbouwingswerken en vervangende nieuwbouw en tot dekking van de financiële lasten voortspruitend uit leningen ten behoeve van de investeringsuitgaven.
  § 2. De middelen van het investeringsfonds omschreven in artikel 74, 3°, dragen uitsluitend bij tot dekking van de uitgaven die rechtstreeks de verwerving van wetenschappelijke en technische uitrusting en zware medische apparatuur tot voorwerp hebben."

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de rijksuniversitaire ziekenhuizen van Gent en Luik.

Art.145. In artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de rijksuriiversitaire ziekenhuizen Gent en Luik, gewijzigd bij decreet van 12 juni 1991 worden de volgende wijzigingen aangebracht :   "§ 5. Het Universitair Ziekenhuis Gent wordt gemachtigd om voor zijn statutair of tot de stage toegelaten personeel conform het besluit van de raad van bestuur houdende de rechtspositie van het personeel van het universitair ziekenhuis en conform het besluit van de raad van bestuur houdende de rechtspositie van de ziekenhuisgeneesheren van het universitair ziekenhuis. alsmede voor de rechthebbenden van deze personeelsleden, een groepsverzekering af te sluiten of een pensioenfonds op te richten met het oog op het toekennen van een rust- en overlevingspensioen evenals het vervroegd pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid, vastgesteld op basis van de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. In afwijking hierop worden voor het vaststellen van de gemiddelde wedde over de laatste vijf jaar die in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het pensioen, eveneens in aanmerking genomen de vergoedingen die bovenop de wedde worden toegekend en waarop.   De diensten worden voor dit pensioenregime slechts in aanmerking genomen vanaf de datum van de statutaire tewerkstelling of de toelating tot de stage, overeenkomstig de hiervoor vermelde besluiten van de raad van bestuur.   § 6. Met het oog op het afsluiten van de in § 5 bedoelde groepsverzekering of het oprichten van een pensioenfonds, kan het Universitair Ziekenhuis een private voorzorgsinstelling in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk oprichten, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de private voorzorgsinstellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende controle der verzekeringsondernemingen.   § 7. De Vlaamse regering benoemt een regeringscommissaris, die de belangen van de Vlaamse Gemeenschap zal waarnemen in de v.z.w. Pensioenfonds bedoeld in § 6.   De bevoegdheden van regeringscommissaris zijn deze vermeld in artikel 9 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.   § 8. § 5 is niet van toepassing op het personeel bedoeld in artikel 18."
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.

Art.146.   
Art.147. Het koninklijk besluit van 27 november 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meester-, vak- en dienstpersoneel van de universitaire instellingen wordt opgeheven.

Art.148.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.149. § 1. In het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap worden volgende bepalingen opgeheven :
  1° het artikel 131, derde lid;
  2° het artikel 132, eerste lid, 3°, d;
  3° het artikel 133, 2° en 3°;
  4° het artikel 141, tweede lid, 3°;
  5° het artikel 142, tweede lid. 3°.
  § 2. De wet van 3 augustus 1960 houdende toekenning van sociale voordelen aan de universiteiten en gelijkgestelde inrichtingen wordt opgeheven.

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding.

Art.150. 1° Het artikel 146 treedt in werking met ingang van 1 januari 1972.   2° De artikelen 117, 125, 126 en 142, § 2 en § 3 treden in werking met ingang van 1 oktober 1991.   3° Het artikel 135 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.   4° De artikelen 113, 115 en 116 treden in werking met ingang van 1 oktober 1992.   5° Het artikel 148 treedt in werking met ingang van 1 januari 1993.   6° Het artikel 121 treedt in werking met ingang van 1 november 1993.   7° Het artikel 123 treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.   8° De artikelen 128, 143 en 144 hebben uitwerking met ingang van het begrotingsjaar 1994.   9° De artikelen 120, 122 en 124 treden in werking met ingang van 1 oktober 1994.   10° Het artikel 147 treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.   11° De artikelen 114, 127, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 136, 137, 138, 139, 141, 142, § 1 en 149 treden in werking met ingang van het begrotingsjaar 1995.   12° Het artikel 119 treedt in werking op 1 oktober 1995.
TITEL VIII. - Kwaliteitsbewaking Hoger Onderwijs.

Art.151. (Opgeheven)
Art.152. (Opgeheven) <DVR 1996-07-08/37, art. 180, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>

TITEL IX. - Onderwijs voor Sociale Promotie.

Art.153. De D-diploma's, voor 1982 uitgereikt aan personen die in het bezit waren van een diplvan hoger onderwijs, zijn vanaf de datum van hun uitreiking gelijkgesteld met het getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen, ongeacht het aantal lesuren dat vermeld is op deze D-diploma's en ongeacht of ze behaald werden na een tweejarige, een éénjarige of een bijzondere cyclus of na een bijzondere leergang.   Onder D-diploma moet begrepen worden alle diploma's en getuigschriften uitgereikt door scholen en leergangen die normaalcursussen mochten organiseren, gerangschikt in de categorie D, vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 maart 1933 tot invoering van een voorlopig statuut voor het technisch onderwijs.
Art.154.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-15/48, art. 168, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.155. In artikel 33 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V wordenwoorden "en voor sociale promotie" ingevoegd tussen de woorden "van het korte type met volledig leerplan" en de woorden "Dit artikel".

Art.156. 1° Het artikel 153 treedt in werking met ingang van 1 september 1953.
  2° Het artikel 155 treedt in werking met ingang van 1 april 1972.
  3° Het artikel 154 treedt in werking met ingang van 1 september 1993.

TITEL X. - Basiseducatie.

Art.157. In het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen wordt artikel 3 vervangen door volgende bepaling :   " Artikel 3. Voor de toepassing van dit decreet wordt onder het begrip "laaggeschoolde volwassenen" verstaan :   meerderjarigen die niet beschikken over hetzij een gehomologeerd getuigschrift van lager secundair onderwijs, hetzij een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs. Migranten worden tot de basiseducatie toegelaten als zij ten hoogste tien jaar onderwijs genoten hebben in het land van herkomst.".
Art.158. In hetzelfde decreet wordt artikel 8 vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 8. Een Centrum voor Basiseducatie moet ten minste gedurende 40 weken per jaar de bedoelde educatieve activiteiten organiseren en moet, om erkend te blijven, per kalenderjaar minimum 12000 deelnemersuren aantonen. Het moet beschikken over lokalen die geschikt zijn voor de uitvoering van de educatieve activiteiten en zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid door een verzekering dekken."

Art.159. In hetzelfde decreet wordt artikel 14 vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 14. De Centra voor Basiseducatie ontvangen binnen het raam van de beschikbare begrotingskredieten een globale toelage. Deze toelage wordt vastgesteld op grond van een bedrag per deelnemersuur voor de eerste 18000 deelnemersuren en van een bedrag per deelnemersuur voor de deelnemersuren boven de 18000. De Vlaamse regering stelt de bedragen per deelnemersuur vast. Zij omvatten zowel personeelskosten als werkingskosten."

Art.160. In hetzelfde decreet wordt artikel 15 vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 15. § 1. In de categorie van de educatieve personeelsleden van een Centrum voor Basiseducatie zijn twee functies mogelijk : educatieve medewerker en coördinator. Een coördinator is een educatieve medewerker die lesvrij is en belast is met een coördinatieopdracht. In de categorie van de administratieve personeelsleden van een Centrum voor Basiseducatie zijn twee functies mogelijk : administratieve medewerker en administratieve medewerker met beleidsverantwoordelijkheid.
  § 2. De educatieve personeelsleden moeten houder zijn ten minste van een diploma van het hoger onderwijs buiten de universiteit. De Vlaamse regering stelt de specifieke diploma- en andere voorwaarden en de bijbehorende weddeschalen vast voor iedere functie. Deze voorwaarden gelden zowel voor de personeelsleden die behoren tot de eigen personeelsformatie van het Centrum voor Basiseducatie als voor de externe medewerkers. De vereiste ozal worden aangevuld met de deelname aan de specifieke bijscholing en navorming die de Vlaamse regering bepaalt. In uitzonderlijke .gevallen, die zij zelf bepaalt, kan de Vlaamse regering van de diplomavoorwaarden afwijken.
  § 3. De administratieve personeelsleden moeten houder zijn ten minste van een diploma van secwndair onderwijs. De Vlaamse regering stelt de specifieke diploma- en andere voorwaarden en de bijbehorende weddeschalen vast voor iedere functie.
  § 4. Om aanspraak te kunnen maken op de globale toelage, bedoeld in artikel 14, moet een Centrum voor Basiseducatie aantonen dat het de voorwaarden vervult die door of krachtens de §§ 2 en 3 van dit artikel vastgesteld zijn.

Art.161. In hetzelfde decreet wordt artikel 16 vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 16. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie kan beschikken over een personeelsformatie van acht educatieve en twee administratieve personeelsleden. De functies binnen de categorie van de administratieve personeelsleden in de Centra voor Basiseducatie, zijn eveneens mogelijk in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie. In de categorie van het educatief personeel zijn in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie de functies van educatieve medewerker en van educatieve medewerker met eindverantwoordeli jkheid mogelijk. Ten hoogste vijf educatieve medewerkers kunnen belast worden met een coördinatieopdracht en ten hoogste één educatieve medewerker kan aangesteld worden als educatieve medewerker met eindverantwoordelijkheid. De personeelsleden van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie moeten ten. minste de minimumvoorwaarden vervuIlen, gesteld in artikel 15."

Art.162. In hetzelfde decreet wordt artikel 17 vervangen door de volgende bepaling : " Artikel 17. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie ontvangt een globale toelage. De Vlaamse regering stelt de globale toelage vast. Ze omvat zowel personeelskosten. werkingskosten en een bedrag voor de financiering van experimentele of tijdelijke projecten."

Art.163. Deze titel treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.

TITEL XI. - Deeltijds Kunstonderwijs.

Art.164.   
Art.165. Deze titel treedt in werking met ingang van 1 september 1994.

TITEL. XII. <DVR 2000-12-22/41, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2001> - (Middelen voor infrastructuurwerken 1996 tot en met 1999.)

Art.166.   
Art.167.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.168.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.169. Deze titel treedt in werking op 1 januari 1996.

TITEL XIIbis. <Ingevoegd bij DVR 2000-12-22/41, art. 34; Inwerkingtreding : 01-01-2001> - Middelen voor infrastructuurwerken 2000 tot en met 2001.

Art. 169bis.   
Art. 169ter.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art. 169quater.<Ingevoegd bij DVR 2000-12-22/41, art. 34; Inwerkingtreding : 01-01-2001> Deze titel treedt in werking op 1 januari 2000.

TITEL XIIter. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-21/37, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2002> - Middelen voor infrastructuurwerken 2002-2004.

Art. 169quinquies.   
Art. 169sexies.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,5°, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art. 169septies. <Ingevoegd bij DVR 2001-12-21/37, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Deze titel treedt in werking op 1 januari 2002.

TITEL XIIquater. - Middelen voor infrastructuurwerken vanaf 2005. <Ingevoegd bij DVR 2004-12-24/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2005>

Art. 169octies.   
Art. 169novies.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3,11°, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 169decies. <Ingevoegd bij DVR 2004-12-24/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2005> Deze titel treedt in werking op 1 januari 2005.

TITEL XIII. - Bekrachtiging van data van inwerkingtreding van sommige besluiten van de Vlaamse regering.

Art. 170.