28 MAART 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving over het vakantiegeld en de eindejaarstoelage voor de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, de hogescholen en de centra voor basiseducatie en voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door de Vlaamse Gemeenschap
HOOFDSTUK 1. - Vakantiegeld
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur
Art. 1-7
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 8
HOOFDSTUK 2. - Eindejaarstoelage
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende de toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt
Art. 9-12
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door de Vlaamse Gemeenschap
Art. 13
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 14-15
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 16-17
HOOFDSTUK 1. - Vakantiegeld
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur
Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur worden de woorden "jaarwedde","de wedde" en de woorden "is de jaarwedde" respectievelijk vervangen door de woorden "jaarsalaris" "het salaris" en de woorden "is het jaarsalaris".
Art.2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art.3. De personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, de hogescholen, de centra voor basiseducatie en de contractuelen in het onderwijs, die betaald worden door de Vlaamse Gemeenschap, en voor wie volgens de geldende berekening van het vakantiegeld tijdens de referteperiode voor de berekening van het vakantiegeld niet uitsluitend prestaties als vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten personeelslid in aanmerking komen, ontvangen een vakantiegeld waarvan het bedrag 92 % bedraagt van een twaalfde van hun geïndexeerd jaarsalaris dat het salaris bepaalt dat verschuldigd is voor de maand maart van het vakantiejaar.".
Art.3. Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 9 juni 2000, wordt vervangen door wat volgt:
"Art.4. De personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de hogescholen, voor wie, volgens de geldende berekening van het vakantiegeld tijdens de referteperiode voor de berekening van het vakantiegeld uitsluitend prestaties als vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten personeelslid in aanmerking komen, ontvangen in 2014 en 2015 een vakantiegeld waarvan het bedrag 70,26 % bedraagt van een twaalfde van hun geïndexeerd jaarsalaris dat het salaris bepaalt dat verschuldigd is voor de maand maart van het vakantiejaar.".
Art.4. Artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 juli 2002, wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de jaarwedde" vervangen door de woorden "het jaarsalaris".
Art.6. In artikel 7, paragraaf 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden " een gedeeltelijke wedde" vervangen door de woorden "een gedeeltelijk salaris".
Art.7. In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 mei 1980, 23 maart 1984 en 30 maart 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
" § 1. Het vakantiegeld voor een bepaald jaar wordt uitbetaald in de maand mei van dat jaar.";
2° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "op de jaarwedde die" en de woorden "van de wedde" respectievelijk vervangen door de woorden "op het jaarsalaris dat" en de woorden "van het salaris";
3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "het forfaitaire bedrag" opgeheven;
4° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "geen wedde of verminderde wedde" en de woorden "op de wedde(n) die " respectievelijk vervangen door de woorden "geen salaris of verminderd salaris" en de woorden "op het salaris of de salarissen die".
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art.8. In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt de zinsnede "de artikelen 3, 4 en 4bis" vervangen door de zinsnede "artikel 3 en 4".
HOOFDSTUK 2. - Eindejaarstoelage
Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende de toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt
Art.9. In artikel 1, punt 1°, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende de toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1993, worden de woorden "iedere wedde" vervangen door de woorden "ieder salaris".
Art.10. In artikel 2, punt 2, wordt het woord "weddentoelage" vervangen door het woord "salaris".
Art.11. In artikel 5 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt voor de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, de hogescholen, de centra voor basiseducatie en de contractuelen in het onderwijs, die betaald worden door de Vlaamse Gemeenschap, een paragraaf 2/bis ingevoegd die luidt als volgt:
" § 2/bis. In afwijking van paragraaf 2, 1°, wordt het forfaitaire bedrag vanaf 1 januari 2014 als volgt vastgelegd:
1° voor het jaar 2014 wordt het forfaitaire bedrag van de eindejaarstoelage van 2013, na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, 1°, verhoogd met 232,86 euro;
2° vanaf het jaar 2015 wordt het forfaitaire bedrag dat toegekend is tijdens het vorige jaar, vermeerderd na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, 1°.".
Art.12. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 mei 2008, wordt een nieuw artikel 5/bis ingevoegd dat luidt als volgt:
"Art. 5bis. Met behoud van de toepassing van artikel 5, paragraaf 2/bis, wordt voor de personeelsleden die vallen onder de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur, de eindejaarstoelage vermeerderd met het bedrag dat gelijk is aan het verschil ingevolge de berekening van het vakantiegeld volgens artikel 3 en artikel 4 van hetzelfde besluit. Dat bedrag wordt bijkomend verhoogd met de werknemersbijdrage die erop verschuldigd is.
Het bedrag dat verkregen wordt na toepassing van het eerste lid, wordt eveneens toegekend als eindejaarstoelage aan de personeelsleden die op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, geen aanspraak kunnen maken op een eindejaarstoelage.".
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door de Vlaamse Gemeenschap
Art.13. Aan artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door de Vlaamse Gemeenschap, wordt de zinsnede "met uitzondering van de toepassing van artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur", toegevoegd.
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art.14. In artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 houdende geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt de zinsnede "artikel 5, § 1 en 2," vervangen door de zinsnede "artikel 5, § 1, § 2 en § 2/bis,".
Art.15. In artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd die luidt als volgt:
" § 2/1. In afwijking van paragraaf 2, wordt het forfaitair gedeelte vanaf 1 januari 2014 als volgt vastgelegd:
1° voor het jaar 2014 wordt het forfaitaire bedrag van de eindejaarstoelage van 2013, na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, derde lid, verhoogd met 232,86 euro;
2° vanaf het jaar 2015 wordt het forfaitair gedeelte, dat toegekend is tijdens het vorige jaar, vermeerderd na toepassing van het indexmechanisme, vermeld in paragraaf 2, derde lid.".
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.16. Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2014.
Art. 17. De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.