Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 SEPTEMBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de loopbaanonderbreking, het adoptieverlof en de terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen van de personeelsleden van het onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en de hogescholen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding met het oog op adoptie en pleegvoogdij
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art. 4-9
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven en terbeschikkingstellingen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art. 10
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 11-21
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 22-23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995036566  2000035338  2002035726  2002036130  2006035582  2011205980 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding met het oog op adoptie en pleegvoogdij
Artikel 1. In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding met het oog op adoptie en pleegvoogdij worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt het woord " twee " vervangen door het woord " vier ";
  2° aan paragraaf 1 wordt de volgende zin toegevoegd :
  " In geval van een intrafamiliale adoptie, zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie, wordt bovendien het bewijs geleverd dat het verzoekschrift tot adoptie is ingediend. ";
  3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. Als de procedure voor de intrafamiliale adoptie niet in een adoptie resulteert, wordt het opvangverlof omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden. In dat geval mag de duur overschreden worden van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden waarop het betrokken personeelslid aanspraak kan maken krachtens de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van toepassing zijn. Deze terbeschikkingstelling neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode waarvoor het opvangverlof was aangevraagd. "

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding
Art.2. In artikel 9quinquies van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2002 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " De periodes waarvoor een personeelslid een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen neemt, worden ook als prestaties beschouwd. De periodes waarvoor een personeelslid een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen heeft genomen voor 1 september 2013, worden ook beschouwd in overeenstemming te zijn met deze bepaling. ".

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art.3. In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Voor de opdracht, vermeld in het eerste lid, komen ook de periodes in aanmerking waarvoor een personeelslid een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen neemt. De periodes waarvoor een personeelslid een volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen heeft genomen voor 1 september 2013, worden ook beschouwd in overeenstemming te zijn met deze bepaling. "

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art.4. In artikel 1, derde lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2012, worden de woorden " Vlaamse autonome hogescholen " vervangen door de woorden " publiekrechtelijke hogescholen ".

Art.5. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt het woord " familiale " opgeheven;
  2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun loopbaan onderbreken voor het volgen van een beroepsopleiding, als vermeld in artikel 11. ".

Art.6. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
  2° in paragraaf 3 worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt :
  " Het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een loopbaanonderbreking op basis van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau of op basis van de bepalingen van dit besluit, wordt ambtshalve omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden.

Art.7. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid worden de woorden " in schijven van een maand " vervangen door de woorden " in periodes van een maand of een veelvoud daarvan, ";
  2° in het derde lid worden de woorden " moet worden genomen voor een aaneengesloten periode van 8 maanden " vervangen door de woorden " kan worden genomen in periodes van twee maanden of een veelvoud daarvan, met een maximumduur van acht maanden ";
  3° in het vierde lid worden de woorden " moet worden opgenomen in schijven van 5 maanden " vervangen door de woorden " kan worden opgenomen in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan ".

Art.8. Aan hetzelfde besluit wordt een artikel 16/1 toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 16/1. § 1. In afwijking van de duur van minimum één maand, vermeld in artikel 16, kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  § 2. De mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, staat open voor :
  1° het personeelslid dat bloed- of aanverwant is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  2° het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Als de personeelsleden vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, dan kunnen ook de volgende personeelsleden op die mogelijkheid een beroep doen :
  1° het personeelslid dat bloed- of aanverwant is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  2° als het personeelslid vermeld onder 1° geen gebruik kan maken van de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad. ".
  § 3. Als het personeelslid aansluitend op de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, zijn recht uitoefent op loopbaanonderbreking voor medische bijstand zoals vermeld in artikel 15 voor datzelfde zwaar zieke kind, kan de minimale periode voor de opname van de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan korter zijn dan één maand.

Art.9. In artikel 18, § 5, van hetzelfde besluit wordt aan het eerste lid de volgende zin toegevoegd :
  " In geval van hospitalisatie van het kind wordt het bewijs van hospitalisatie geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis. ";

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven en terbeschikkingstellingen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool
Art.10. In artikel 8/4 van het besluit van de Vlaamse Regering 31 maart 2006 tot regeling van sommige verloven en terbeschikkingstellingen voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en van de Hogere Zeevaartschool, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het woord " twee " vervangen door het woord " vier ";
  2° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd :
  " In geval van een intrafamiliale adoptie, zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012 betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie, wordt bovendien het bewijs geleverd dat het verzoekschrift tot adoptie is ingediend. ";
  3° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " Als de procedure voor de intrafamiliale adoptie niet in een adoptie resulteert, dan wordt het opvangverlof omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden. De terbeschikkingstelling neemt een einde bij het verstrijken van de periode waarvoor het opvangverlof was aangevraagd. "

HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art.11. In artikel 1, § 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, worden de woorden " afdeling 1 en afdeling 2 " vervangen door de woorden " afdeling 1, afdeling 2 en afdeling 4 ".

Art.12. In artikel 9, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " De personeelsleden die een loopbaanonderbreking genieten als vermeld in het eerste lid, 1°, hebben telkens op 1 september de mogelijkheid om over te stappen naar een loopbaanonderbreking als vermeld in het eerste lid, 2°, op voorwaarde dat de inrichtende macht daarmee instemt. ".

Art.13. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, wordt een paragraaf 5/1 ingevoegd, die luidt als volgt :
  " § 5/1. In afwijking van artikel 9, § 1 wordt de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar of vanaf de leeftijd van vijftig jaar indien artikel 9, § 3, § 4 of § 5 van toepassing is, beëindigd op het ogenblik dat het personeelslid het recht doet gelden op een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen. Dit kan enkel op voorwaarde dat het personeelslid, vermeld in artikel 9, § 1, of vanaf de leeftijd van vijftig jaar indien artikel 9, § 3, § 4 of § 5 van toepassing is, bij de aanvang van een van die onderbrekingen van de beroepsloopbaan heeft meegedeeld dat het de daaraan voorafgaande gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 55 jaar, of vanaf de leeftijd van vijftig jaar indien artikel 9, § 3, § 4 of § 5 van toepassing is, op dezelfde wijze wil voortzetten na beëindiging van de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen.
  De periodes van loopbaanonderbreking, vermeld in het eerste lid, moeten onmiddellijk op elkaar aansluiten. In dat geval wordt afgeweken van de ingangsdatum, vermeld in artikel 9, § 1 van dit besluit. ".

Art.14. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
  2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
  " Het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een loopbaanonderbreking op basis van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau of op basis van de bepalingen van dit besluit, wordt ambtshalve omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden. ";
  3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden " In het geval, vermeld in het eerste lid, 2° " vervangen door de woorden " In dat geval ".

Art.15. In artikel 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2 worden tussen de datum " 1 september 2012 " en het woord " loopbaanonderbreking " de woorden " een volledige of halftijdse " ingevoegd;
  2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2/1. In afwijking van artikel 22 kan een personeelslid dat al voor 1 september 2012 loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof genomen heeft, een bijkomende ononderbroken periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof opnemen :
  1° gedurende maximaal één maand bij een volledige loopbaanonderbreking;
  2° gedurende maximaal twee maanden bij een halftijdse loopbaanonderbreking;
  3° gedurende maximaal veertien maanden bij een loopbaanonderbreking met een vijfde. ";
  3° in paragraaf 3, 2°, wordt de zinsnede " , als zij voltijds tewerkgesteld zijn " opgeheven;
  4° aan paragraaf 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " De personeelsleden hebben de mogelijkheid om bij het opnemen van hun ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende opnamevormen, vermeld in het eerste lid. Bij een wijziging van opnamevorm wordt rekening gehouden met het principe dat één maand volledige loopbaanonderbreking overeenstemt met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking of met vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde. ";
  5° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. In afwijking van artikel 22, 3°, kan een tijdelijk personeelslid dat een loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof neemt tijdens een schooljaar, het daaropvolgende schooljaar het resterende gedeelte van de loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof aaneensluitend opnemen, op voorwaarde dat het tijdelijk personeelslid opnieuw een aanstelling heeft in een ambt met volledige prestaties op 1 september. In dat geval eindigt de voorgaande aanvraag voor loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof op 31 augustus. De volgende periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof begint in dat geval op 1 september. De totale periode van loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof bedraagt maximaal twintig maanden vanaf de datum van de eerste aanvraag van loopbaanonderbreking met een vijfde voor ouderschapsverlof. ".

Art.16. In hetzelfde besluit wordt een artikel 27/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 27/1. § 1. In afwijking van de duur van minimum één maand, vermeld in artikel 27, kan het personeelslid voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte, zijn beroepsloopbaan volledig onderbreken voor een duur van één week, eventueel verlengbaar met één week.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand of verzorging noodzakelijk is.
  § 2. De mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, staat open voor :
  1° het personeelslid dat bloed- of aanverwant is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
  2° het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding.
  Als de personeelsleden vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, geen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, dan kunnen ook de volgende personeelsleden op die mogelijkheid een beroep doen :
  1° het personeelslid dat bloed- of aanverwant is in de eerste graad van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
  2° als het personeelslid vermeld onder 1° geen gebruik kan maken van de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, een bloed- of aanverwant van het zwaar zieke kind tot de tweede graad. ".
  § 3. Als het personeelslid aansluitend op de mogelijkheid tot onderbreking van de beroepsloopbaan voor de duur van één week, zoals vermeld in paragraaf 1, zijn recht uitoefent op loopbaanonderbreking voor medische bijstand zoals vermeld in artikel 26 voor datzelfde zwaar zieke kind, kan de minimale periode voor de opname van de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan korter zijn dan één maand.

Art.17. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan het eerste lid wordt volgende zin toegevoegd :
  " In geval van hospitalisatie van het kind wordt het bewijs van hospitalisatie geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis. ";
  2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " In geval van hospitalisatie van een zwaar ziek kind, kan worden afgeweken van de termijn voor de aanvraag bij de inrichtende macht wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbare karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook als de onderbreking van de beroepsloopbaan verlengd wordt met één week. ".

Art.18. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 36. § 1. Om uitzonderlijke redenen kan het personeelslid met loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of van zijn gemachtigde de toelating krijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen voor de periode van loopbaanonderbreking is verstreken.
  De opzegging wordt gericht aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, door tussenkomst en met akkoord van de inrichtende macht. Voor de personeelsleden van de inspectie wordt de opzegging via hiërarchische weg gericht aan de Vlaamse Regering.
  § 2. Het personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft voor het verstrekken van palliatieve verzorging of voor medische bijstand, kan evenwel, na het overlijden van de persoon die de verzorging genoot, van de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waarbij hij tewerkgesteld is, de toelating krijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van loopbaanonderbreking verstreken is. "

Art.19. Artikel 36/3 van hetzelfde besluit wordt artikel 37/1.

Art.20. Artikel 36/4 van hetzelfde besluit wordt artikel 37/2.

Art.21. In hetzelfde besluit wordt een artikel 37/3 ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 37/3. Het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen vult, indien nodig, het bedrag van de onderbrekingsuitkeringen, toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie aan tot een bedrag dat toegekend wordt, naargelang van het opgenomen stelsel, overeenkomstig de bepalingen van :
  1° het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking voor de onderbreking van de beroepsloopbaan of de vermindering van de arbeidsprestaties;
  2° het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen;
  3° het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid;
  4° het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan. ".

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.22. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2013. Artikel 4, 13 en 21 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2012.

Art. 23. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Brussel, 6 september 2013.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  K. PEETERS
  De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,
  P. SMET