Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 APRIL 1992. - Decreet betreffende het onderwijs-III. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-1993 en tekstbijwerking tot 13-02-2017)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
TITEL II. - Rechtspositie van het personeel. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
HOOFDSTUK I. - Definities. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - De terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Art. 4-12
HOOFDSTUK III. - Andere bepalingen. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Art. 13-20
TITEL III. - Buitengewoon onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Extra lesurenpakket onderwijsvoorrang voor migranten.
Art. 21-27
HOOFDSTUK II. - Andere bepalingen.
Art. 28-29, 29/1, 29/2, 29/3, 29/4, 29/5, 29/6, 29/7
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 30
TITEL IV. - Het deeltijds onderwijs en onderwijs voor sociale promotie.
Art. 31-34
TITEL V. - PMS-Centra.
Art. 35-39
TITEL VI. - Het hoger onderwijs.
Art. 40-43
TITEL VII. - Diverse bepalingen.
Art. 44-71







Artikels:

TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 59bis, § 2, 2°, van de Grondwet.

TITEL II. - Rechtspositie van het personeel. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen)
HOOFDSTUK I. - Definities. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen)
Art.2.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.3.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

HOOFDSTUK II. - De terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen)
Art.4.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.5.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.6.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.7.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.8.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.9.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.10.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/71>

Art.11.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.12. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Opgeheven worden :
  - artikel 85 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;
  - artikel 59 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.

HOOFDSTUK III. - Andere bepalingen. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen)
Art.13. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> In artikel 84, eerste lid van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 58, eerste lid van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra worden de woorden "artikel 82, a), b), c), d) en e)" vervangen door de woorden "artikel 82, a), b), c), e) of f)".

Art.14.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.15.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.16.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.17. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> In artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid van § 3, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 270 van 31 december 1983, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
  a) de gevallen bedoeld in artikel 40bis, § 3, van het in artikel 1, a) vermelde koninklijk besluit van 15 april 1958;
  b) de gevallen waarin bij een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in hoofdambt, in afwachting van een reaffectatie of een wedertewerkstelling, de prestaties in bijbetrekking tijdelijk als hoofdambt worden bezoldigd overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.".
  2° § 5, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 161 van 30 december 1982 en nr. 269 van 31 december 1983, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
  a) de gevallen bedoeld in artikel 40bis, § 3 van het in artikel 1, a) vermelde koninklijk besluit van 15 april 1958;
  b) de gevallen waarin bij een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking in hoofdambt, in afwachting van een reaffectatie of een wedertewerkstelling, de prestaties in bijbetrekking tijdelijk als hoofdambt worden bezoldigd in toepassing van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 houdende harmonisering van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.".
  3° § 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 270 van 31 december 1983, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 6. In afwijking van de bepalingen van dit artikel kan tijdelijk en uiterlijk tot het einde van het lopende school-, academie- of dienstjaar wel een wedde, weddetoelage of toelage verleend worden binnen de perken van de bepalingen van de wet van 24 december 1976 voor prestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd op voorwaarde dat geen ander geschikt kandidaat kan worden gevonden die de betrokken prestaties als hoofdambt kan uitoefenen.
  Een geschikt kandidaat is een persoon die voldoet aan de voorwaarden gesteld hetzij in artikel 19 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, hetzij in artikel 17, § 1, 1° tot 6°, en § § 2 en 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
  De in het eerste lid bedoelde wedde, weddetoelage of toelage wordt slechts verleend indien voorafgaandelijk de vacature werd gemeld aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de inrichtende macht op eer verklaart geen ander geschikt kandidaat te hebben kunnen vinden die de prestaties als hoofdambt kan uitoefenen. Ze worden verleend voor het personeelslid en voor het ambt en het vak die in de verklaring zijn vermeld voor zover dit personeelslid voldoet aan de in voorgaand lid bedoelde voorwaarden. Bij elke wijziging in de opdracht van dit personeelslid vervalt evenwel de afwijking en is een nieuwe verklaring noodzakelijk. De verklaring dient echter niet te worden afgelegd indien de prestaties slechts voor een periode die de duur van 104 kalenderdagen niet overschrijdt, vacant zijn.
  De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden waaronder verhaal kan worden ingediend tegen de toewijzing aan een personeelslid van prestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd.".

Art.18.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.19.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.20. (opgeheven voor zover betrekking heeft op de hogescholen) <BVR 1996-05-09/39, art. 2, 38°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1991, met uitzondering van artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1972, artikel 15, dat uitwerking heeft op 1 april 1991, artikel 16, § 1 dat uitwerking heeft op de daarin vermelde data, de artikelen 17, 1° en 2°, en artikel 19 die uitwerking hebben op 1 september 1991 en artikel 17, 3°, dat uitwerking heeft op een door de Executieve te bepalen datum.

TITEL III. - Buitengewoon onderwijs.
HOOFDSTUK I. - Extra lesurenpakket onderwijsvoorrang voor migranten.
Art.21. Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 31 juli 1990, wordt aangevuld met een § 4, luidend :
  "§ 4. In aanmerking komende leerlingen van de doelgroep onderwijsvoorrang migranten, hierna genoemd de doelgroepleerlingen, zijn de leerlingen die, onverminderd de toepassing van § 3, voldoen aan de volgende voorwaarden :
  - de grootmoeder langs moederszijde is niet in België geboren en is niet in het bezit van de Belgische of Nederlandse nationaliteit door geboorte, en
  - de moeder heeft ten hoogste onderwijs genoten tot het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 18 jaar bereikte.".

Art.22. In artikel 2 van voormeld koninklijk besluit nr. 65 wordt een § 4 ingevoegd, luidend :
  "§ 4. Op basis van het aantal doelgroepleerlingen zoals vermeld onder artikel 1, § 4, kan een extra lesurenpakket onderwijsvoorrang voor de doelgroepleerlingen georganiseerd of gesubsidieerd worden.
  In een instelling voor buitengewoon basisonderwijs waar een extra lesurenpakket onderwijsvoorrang als uren algemene en sociale vorming wordt georganiseerd of gesubsidieerd, worden deze uren toevertrouwd aan een bijzonder leermeester individueel onderwijs migranten.
  In een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs waar een extra lesurenpakket onderwijsvoorrang als uren algemene en sociale vorming of als uren algemene vakken wordt georganiseerd of gesubsidieerd, worden deze uren toevertrouwd aan een intern pedagogische begeleider migranten.
  Om aanspraak te kunnen maken op dit aanvullend lesurenpakket moeten de hiernavolgende voorwaarden vervuld zijn :
  1° de inrichtende macht moet een "aanwendingsplan" indienen waarin wordt beschreven hoe de onderwijsvoorrang verloopt en hoe bedoelde lesuren zullen worden aangewend;
  2° de inrichtende macht moet de verplichting op zich nemen de school te laten begeleiden door de pedagogische begeleidingsdienst en de betrokken leerkrachten laten deelnemen aan op onderwijsstimulering voor migranten gerichte navormingsprojecten;
  3° de inrichtende macht moet aantonen dat met het oog op de vormgeving van het schoolopbouwwerk samengewerkt wordt met een erkende welzijns- of sociaal-culturele instelling of met een erkend lokaal of regionaal integratiecentrum voor migranten zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Executieve van 18 juli 1990 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van integratiecentra voor migranten;
  4° het aantal doelgroepleerlingen in de instelling op de tellingsdatum moet ten minste 10 of ten minste 10 % van het totaal aantal regelmatig ingeschreven leerlingen bedragen;
  5° de vaststellingen omtrent het behoren tot de doelgroep zoals vermeld in § 4 van artikel 1 moeten gebeuren op grond van een schriftelijke verklaring op eer, gedateerd en ondertekend door een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de leerling in rechte of in feite onder zijn bewaring heeft;
  6° de inrichtende macht moet er zich toe verbinden in de onderwijsinstellingen het intercultureel onderwijs in te voeren.".

Art.23. In artikel 3 van voormeld koninklijk besluit nr. 65, zoals gewijzigd bij het decreet van 31 juli 1990, wordt een § 2 ingevoegd, luidend :
  "§ 2. Ter uitvoering van de artikelen 1, § 4, en 2, § 4, komen in aanmerking :
  1° in het buitengewoon basisonderwijs : het aantal regelmatig ingeschreven doelgroepleerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. In afwijking hiervan is voor de nieuw georganiseerde onderwijsinstellingen de tellingsdatum voor het schooljaar van oprichting 1 oktober van dat schooljaar;
  2° in het buitengewoon secundair onderwijs : het aantal regelmatig ingeschreven doelgroepleerlingen :
  - van de opleidingsvorm één en twee;
  - van het eerste, tweede en derde leerjaar van de opleidingsvorm drie;
  - en van de eerste graad van de opleidingsvorm vier,
  op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. In afwijking hiervan is voor de nieuw georganiseerde onderwijsinstellingen de tellingsdatum van het schooljaar van oprichting 1 oktober van dat schooljaar.".

Art.24. In artikel 5 van voormeld koninklijk besluit nr. 65, zoals gewijzigd door het decreet van 5 juli 1989, wordt een § 3 ingevoegd, luidend :
  "§ 3. De beschikkingen vervat in § § 1 en 2 zijn niet van toepassing op de lesurenpakketten onderwijsvoorrang vastgesteld bij de artikelen 8bis en 23bis.".

Art.25. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  "Deze bepaling is niet van toepassing op de lesurenpakketten onderwijsvoorrang vastgesteld bij de artikelen 8bis en 23bis.".

Art.26. Een artikel 8bis wordt in voormeld koninklijk besluit nr. 65 ingevoegd. Luidend :
  "Artikel 8bis. § 1. Het aantal lesuren onderwijsvoorrang wordt per school berekend door het aantal in aanmerking komende doelgroepleerlingen te vermenigvuldigen met een half lesuur. Het verkregen produkt wordt op de hogere eenheid afgerond.
  § 2. In functie van de beschikbare budgettaire mogelijkheden bepaalt de Vlaamse Executieve, in 1991 voor 15 juli en vanaf 1992 voor 1 juni, het aanwendingspercentage voor het aantal lesuren berekend volgens de bepalingen van § 1 van dit artikel.".

Art.27. Een artikel 23bis wordt in voormeld koninklijk besluit nr. 65 ingevoegd, luidend :
  "Artikel 23bis. § 1. Het aantal lesuren onderwijsvoorrang wordt per school berekend door het aantal in aanmerking komende doelgroepleerlingen te vermenigvuldigen met een half lesuur. Het verkregen produkt wordt op de hogere eenheid afgerond.
  § 2. In functie van de beschikbare budgettaire mogelijkheden bepaalt de Vlaamse Executieve, in 1991 voor 15 juli en vanaf 1992 voor 1 juni, het aanwendingspercentage voor het aantal lesuren berekend volgens de bepalingen van § 1 van dit artikel.".

HOOFDSTUK II. - Andere bepalingen.
Art.28. In artikel 4 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs worden de woorden "van 3 tot 21 jaar" vervangen door de woorden "van 2 jaar en 6 maanden tot 21 jaar" en worden de woorden "van minder dan 3 jaar" vervangen door de woorden "van minder dan 2 jaar en 6 maanden".

Art.29.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/1.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 4,84°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.29/2.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/3.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/4.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/5.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/6.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

Art.29/7.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 3, 8°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017, maar opgenomen in 2016-12-23/31>

HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art.30. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991.

TITEL IV. - Het deeltijds onderwijs en onderwijs voor sociale promotie.
Art.31. In artikel 12 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 462 van 17 september 1986 en de decreten van 20 december 1989, 31 juli 1990 en 23 oktober 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De inschrijvingsgelden van de leerlingen uit het deeltijds kunstonderwijs worden uiterlijk op 1 oktober geïnd en uiterlijk op 15 oktober overgemaakt aan de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Executieve kan op een met redenen omkleed verzoek afwijking verlenen van de verplichting de inschrijvingsgelden uiterlijk op 15 oktober over te maken.";
  2° in § 4, 3° worden de woorden "georganiseerd volgens het modulair stelsel" geschrapt;
  3° de § 4 wordt opgeheven;
  4° een § 5 wordt ingevoegd, luidend :
  "§ 5. De Vlaamse Gemeenschap betaalt aan de inrichtende macht van de betrokken onderwijsinstelling de inschrijvingsgelden van de regelmatige leerlingen die bij toepassing van § 2, laatste lid, werden vrijgesteld.";
  5° een nieuwe § 6 wordt toegevoegd, luidend :
  "§ 6. De inschrijvingsgelden voor het onderwijs voor sociale promotie, zoals bedoeld in § 2, worden door de inrichtende macht aangewend om de kosten voor de werking van de betrokken instelling te dekken.".

Art.32.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 4,84°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.33.
  <Opgeheven bij DVR 2007-06-15/48, art. 167, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2007>

Art.34. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991, met uitzondering van de artikelen 31, 2° en 33, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1990.

TITEL V. - PMS-Centra.
Art.35. In artikel 2 van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986 en bij decreet van 31 juli 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de § 1, 3° wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Dit contract kan met wederzijdse toestemming worden opgezegd na ten minste drie jaar van elke lopende termijn van zes jaar. De opdrachten uitgevoerd ten behoeve van de leerlingen van de onderwijsinstellingen die tot dezelfde inrichtende macht behoren als het centrum, worden uitgeoefend voor een periode van ten minste drie jaar.";
  2° in § 1, 4° wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende zin ingevoegd :
  "Dit contract kan met wederzijdse toestemming, opgezegd worden na ten minste drie jaar van elke lopende termijn van zes jaar.".
  3° een § 2bis wordt ingevoegd, luidend :
  "§ 2bis. De Vlaamse Executieve bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten onder dewelke de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor buitengewoon onderwijs, halftijdse of volledige betrekkingen kunnen toevoegen aan de formatie, bepaald in de artikelen 3 en 4, voor de begeleiding van migrantenleerlingen.".

Art.36. Artikel 3, § 2, tweede lid van bovengenoemde wet, zoals ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Bij ontstentenis van een psycho-pedagogisch consulent mag een beroep gedaan worden op een psycho-pedagogisch werker onder de voorwaarden te bepalen door de Vlaamse Executieve.".

Art.37. Artikel 4, § 2, tweede lid van bovengenoemde wet, zoals ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 467 van 1 oktober 1986, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Bij ontstentenis van een psycho-pedagogisch consulent mag een beroep gedaan worden op een psycho-pedagogisch werker onder voorwaarden te bepalen door de Vlaamse Executieve.".) (Err. B.St. 19-05-1992, p. 11447)

Art.38. In de bovenvernoemde wet wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidend :
  "Artikel 4ter. De inrichtende machten stellen de opeenvolging der ambten vast in de centra die onder hen ressorteren, binnen de bepalingen van de artikelen 3 en 4 en volgens de voorwaarden te bepalen door de Vlaamse Executieve. De opeenvolging der ambten is de volgorde volgens welke de ambten van de formatie bepaald in de artikelen 3 en 4, in aanmerking komen voor werving of terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.".

Art.39. Deze titel heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991.

TITEL VI. - Het hoger onderwijs.
Art.40. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 363, § 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995; zie BVR 1996-05-09/39, art. 1, 70°>

Art.41. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 363, § 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995; zie BVR 1996-05-09/39, art. 1, 70°>

Art.42.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.43. (Opgeheven) <DVR 1994-07-13/32, art. 363, § 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1995; zie BVR 1996-05-09/39, art. 1, 70°>

TITEL VII. - Diverse bepalingen.
Art.44. Artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, zoals gewijzigd door het decreet van 31 juli 1990, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Voor het schooljaar 1990-1991 evenwel wordt als overgangsmaatregel het vereiste minimum van dertig regelmatige ingeschreven interne leerlingen van 1 oktober 1989 of 1 oktober 1990 in aanmerking genomen, indien op 1 februari 1990 dit aantal niet wordt bereikt.".

Art.45. Een artikel 2bis wordt in het voormeld koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, zoals gewijzigd door het decreet van 31 juli 1990, ingevoegd, luidend :
  "Artikel 2bis. Om gesubsidieerd te worden gedurende het schooljaar van oprichting dient een internaat op 1 september van dat schooljaar minimum dertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen te tellen.".

Art.46. Artikel 3, § 1, 3°, van het voornoemd koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, zoals gewijzigd door het decreet van 31 juli 1990, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Voor het schooljaar 1990-1991 evenwel wordt als overgangsmaatregel het vereiste minimum van dertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen van 1 oktober 1989 of 1 oktober 1990 in aanmerking genomen, indien op 1 februari 1990 dit aantal niet wordt bereikt.".

Art.47. In artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, zoals gewijzigd door het decreet van 21 december 1990, wordt § 4 aangevuld als volgt :
  "Voor het schooljaar 1990-1991 evenwel worden als overgangsmaatregel de interne leerlingen van 1 oktober 1989 of 1 oktober 1990 in aanmerking genomen, indien op 1 februari 1990 het internaat niet het vereiste minimum van dertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen bereikt, maar wel hetzij op 1 oktober 1989, hetzij op 1 oktober 1990.".

Art.48. In artikel 4 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, zoals gewijzigd door het decreet van 21 december 1990, wordt een § 5 toegevoegd, luidend :
  "§ 5. Voor de internaten die opgericht zijn met toepassing van de artikelen 2, § 1 en 2bis worden de interne leerlingen, waarvoor werkingskredieten of werkingstoelagen worden toegekend gedurende het schooljaar van oprichting geteld op 1 september van dat schooljaar.".

Art.49. In het voornoemd koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, zoals gewijzigd bij het decreet van 21 december 1990, wordt een artikel 17bis toegevoegd, luidend :
  "Artikel 17bis. De bepalingen van artikel 4, § 2, a, zijn niet van toepassing gedurende het schooljaar 1990-1991.".

Art.50. Aan artikel 3, § 8, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt een alinea toegevoegd, luidend :
  "In geval van overname van een instelling door een andere inrichtende macht, wordt het bedrag van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen waarop de overgenomen instelling recht had volgens de vigerende bepalingen ter zake, voor het eerste schooljaar van de overname, aan de nieuwe inrichtende macht toegekend.".

Art.51. Artikel 160, § 2, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De Vlaamse Onderwijsraad kan binnen zijn dotatie personeelsleden voor secretariaatswerk bij overeenkomst tewerkstellen.".

Art.52. In artikel 198 van hetzelfde decreet wordt een § 3 ingevoegd, luidend :
  "§ 3. Inzake toegekende wedden, weddetoelagen, voorschotten daarop en vergoedingen of uitkeringen die een toebehoren van de wedden of weddetoelagen vormen of ermede gelijkstaan, wordt geen terugbetaling gevorderd van de door de Vlaamse Gemeenschap aan de inrichtende machten van onderwijs en de personeelsleden ten onrechte uitbetaalde sommen, waarvan het totale bedrag 1000 frank niet overschrijdt, tenzij het ten onrechte uitbetaalde bedrag nog kan worden gerecupereerd op nog uit te keren wedden of weddetoelagen of op nog voor dezelfde doeleinden uit te keren bedragen.
  Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van Onderwijs kan de Vlaamse Executieve het in het vorig lid vastgestelde bedrag verhogen.".

Art.53. Artikel 3, § 5, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het decreet van 5 juli 1989, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 5. Een inrichtende macht kan, van de aan haar onderwijsinstellingen, krachtens de bestaande wettelijke of reglementaire normen, toegekende lesuren, lestijden of uren/leerkracht, binnen hetzelfde niveau, maximaal drie procent herverdelen onder haar onderwijsinstellingen.
  Die drie procent wordt berekend op basis van het totaal aantal organiseerbare of subsidieerbare lestijden, lesuren of uren/leerkracht dat gedurende het vorig schooljaar aan de inrichtende macht op basis van de geldende wettelijke of reglementaire normen werd toegekend.".

Art.54. In het koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 betreffende de oprichtingsnormen en de herstructurering van instellingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt artikel 19 na de woorden "halve onderwijsopdracht" aangevuld met "of met een opdracht van beheerder van het internaat verbonden aan een instelling voor secundair zeevisserijonderwijs".

Art.55. In het voornoemd koninklijk besluit nr. 49 van 2 juli 1982 wordt aan artikel 20 de volgende bepaling toegevoegd :
  "Voor de vaststelling van deze betrekkingen komen de leerlingen van de leerjaren van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan (...) slechts in aanmerking indien de instelling eveneens voltijds secundair onderwijs omvat.". <DVR 1994-07-13/32, art. 363, § 2, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.56. Artikel 3, § 8, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "In instellingen voor voltijds secundair onderwijs, die eveneens aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan (...) omvatten, gelden voor de vaststelling van de omkaderingsnormen van het bestuurs- en administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel eveneens de hierboven vermelde tellingsdata.". <DVR 1994-07-13/32, art. 363, § 2, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.57. (Opgeheven) <DVR 1993-04-28/44, art. 76, § 5, 002; Inwerkingtreding : 25-10-1981>

Art.58. Artikel 48 van het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 48. Voor de eerste oprichting van een onderwijsvorm technisch secundair onderwijs en/of beroepssecundair onderwijs in een bestaande onderwijsinstelling die tot op heden enkel de onderwijsvorm algemeen secundair onderwijs en/of kunstsecundair onderwijs organiseert en voor de eerste oprichting van de onderwijsvorm algemeen secundair onderwijs en/of kunstsecundair onderwijs in een bestaande onderwijsinstelling die tot op heden enkel de onderwijsvorm technisch secundair onderwijs en/of beroepssecundair onderwijs organiseert en voor de eerste oprichting van een onderwijsvorm algemeen secundair onderwijs en/of technisch secundair onderwijs en/of beroepssecundair onderwijs in een bestaande onderwijsinstelling die tot op heden enkel de onderwijsvorm kunstsecundair onderwijs organiseert en voor de eerste oprichting van een onderwijsvorm kunstsecundair onderwijs in een bestaande onderwijsinstelling die tot op heden enkel de onderwijsvorm algemeen secundair onderwijs organiseert zijn :
  a) voor het eerste opgerichte leerjaar 35 leerlingen vereist;
  b) voor de eerste twee leerjaren 70 leerlingen vereist.".

Art.59.
  <Opgeheven bij DVR 2016-12-23/71, art. 4,84°, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.60.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.61. In artikel 29 van het decreet van 21 december 1990 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1991 wordt de volgende wijziging aangebracht :
  1° § 2 wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  "Voor de in deze paragraaf bedoelde gemeenschapsinstellingen worden de financiële lasten van de leningen door de Vlaamse Gemeenschap gedragen en rechtstreeks betaald aan de uitlenende instelling.";
  2° een § 6 wordt toegevoegd, luidend :
  "§ 6. De opbrengst van de leningsmachtigingen bedoeld in § 1 en § 2 moeten door de instellingen worden gestort in het "Fonds voor onroerende universitaire investeringen", zoals bedoeld in artikel 147 van het decreet betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 12 juni 1991.".

Art.62. Aan artikel 23 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt een § 11 toegevoegd, luidend :
  "§ 11. De bepalingen van dit artikel kunnen niet ingeroepen worden tegen een personeelslid bedoeld in :
  - artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1990 houdende de inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs;
  - artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten onder dewelke de leerlingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming worden begeleid door de psycho-medisch-sociale centra.".

Art.63. In hetzelfde decreet van 27 maart 1991 wordt een artikel 43bis ingevoegd, luidend :
  "Artikel 43bis. Bij uitbreiding van een kleuterschool tot een basisschool heeft de directeur van de betrokken kleuterschool voorrang voor een benoeming in het ambt van directeur van de basisschool.
  De inrichtende macht kan dit personeelslid gedurende één jaar tijdelijk aanstellen in het ambt van directeur van de basisschool.
  Indien zij na één jaar dit personeelslid niet vast benoemd heeft in het ambt van directeur van de basisschool, moet zij haar beslissing met redenen omkleden.".

Art.64. § 1. Aan artikel 21 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden in het Gemeenschapsonderwijs, wordt een § 7 toegevoegd, luidend :
  "§ 7. De bepalingen van dit artikel kunnen niet ingeroepen worden tegen een personeelslid bedoeld in :
  - artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs;
  - artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1990 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten onder dewelke de leerlingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming worden begeleid door de psycho-medisch-sociale centra.".
  § 2. In hetzelfde decreet wordt artikel 36, § 3, opgeheven.
  § 3. In hetzelfde decreet wordt een artikel 48bis ingevoegd, luidend :
  "Artikel 48bis. In afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk heeft, bij uitbreiding van een kleuterschool tot basisschool, de directeur van de betrokken kleuterschool voorrang voor een vaste benoeming in het ambt van directeur van de basisschool.
  De centrale raad kan dit personeelslid evenwel ook toelaten tot de proeftijd. Indien hij, na het verstrijken van de proeftijd dit personeelslid niet vast benoemt in het ambt van directeur van de basisschool, moet hij zijn beslissing met redenen omkleden.".
  § 4. In artikel 46, § 1, van het decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra worden de woorden "vacant verklaarde" weggelaten.

Art.65. In het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap wordt een artikel 182bis ingevoegd, luidend :
  "Artikel 182bis. De Vlaamse Executieve bepaalt het administratief en geldelijk statuut van de personen die tot het wetenschappelijk personeel van de universiteiten behoorden of behoren.
  De bepalingen welke ter uitvoering van het eerste lid worden vastgesteld, kunnen, zonder dat aan verkregen rechten wordt geraakt, terugwerken tot de datum die de Vlaamse Executieve bepaalt.".

Art.66. § 1. In artikel 33, derde lid van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, wordt de bepaling "binnen zes maanden na de bekrachtiging van dit decreet" vervangen door de bepaling "binnen 1 jaar na de bekrachtiging van dit decreet".
  § 2. In artikel 49, tweede lid van hetzelfde decreet, wordt de bepaling "binnen zes maanden na de bekrachtiging van dit decreet" vervangen door de bepaling "binnen 1 jaar na de bekrachtiging van dit decreet".

Art.67. Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "De artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 14, 20, 24, 26, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53 en 55 treden in werking op 1 september 1991.
  De artikelen 13, 34 en 54 treden in werking op 1 oktober 1993.
  De artikelen 7, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 25, 27, 28, 29, 30, 31 en 32 van dit decreet treden in werking op 1 september 1991 voor wat betreft de opleidingen die op deze datum reeds gerangschikt waren in het hoger onderwijs van het lange type, en op 1 oktober 1993 voor wat betreft de opleidingen die in het academiejaar 1990-1991 nog niet gerangschikt waren in het hoger onderwijs van het lange type.
  De rangschikking binnen de studiegebieden, zoals vermeld in artikel 6, 1° tot en met 5°, treedt in werking op 1 oktober 1992;
  de rangschikking binnen de studiegebieden, zoals vermeld in artikel 6, 6° tot en met 10° treedt in werking op 1 oktober 1993.
  In afwachting van de decretale regeling, bedoeld in artikel 33, blijft de bestaande wetgeving en reglementering inzake financiering, rationalisatie en programmatie onverminderd van kracht.".

Art.68.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.69.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.70.
  <Opgeheven bij DVR 2008-07-04/45, art. 11.4,3°, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art. 71. Deze titel treedt in werking op 1 september 1991, met uitzondering van de artikelen 44 tot en met 48, 53, 54 en 56 die uitwerking hebben op 1 september 1990, het artikel 55 dat uitwerking heeft op 1 september 1985, het artikel 57 dat uitwerking heeft op 25 oktober 1981, het artikel 59, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 1991, de artikelen 60 en 61 die uitwerking hebben op 1 januari 1991 en artikel 64, § 4 dat uitwerking heeft op 1 juni 1991.