Details





Titel:

3 MAART 2004. - Decreet houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-06-2004 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, algemene bepalingen en definities.
Art. 1-4
Art. 4 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 5
HOOFDSTUK II. - Typen van gespecialiseerd onderwijs.
Art. 6-8, 8bis, 8ter, 8quater, 8quinquies, 9-10
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor toelating en behoud.
Art. 11-14, 14bis, 15, 15bis, 15ter
HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het gespecialiseerd kleuteronderwijs en/of gespecialiseerd lager onderwijs.
Afdeling 1. - Uurregeling van de leerlingen in het kleuteronderwijs.
Art. 16-17
Afdeling 2. - Uurregeling van de leerlingen in het lager onderwijs en omkadering van die leerlingen.
Art. 18-24
Afdeling 3. - Voorwaarden voor de overgang van het gespecialiseerd basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs.
Art. 25
Afdeling 3bis. . [1 Voorwaarden om in het gespecialiseerd basisonderwijs van inrichting ressorterende onder hetzelfde onderwijstype te veranderen ]1
Art. 25bis
Afdeling 4. - Leren door taalbad.
Art. 26
Afdeling 4bis. [1 - De organisatie van een SSAS (Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie).]1
Art. 26bis
Afdeling 5. - Bekrachtiging van de studies.
Art. 27-28, 28/1
Afdeling 6. - Uurregeling van de kleuteronderwijzers.
Art. 29
Afdeling 7. - Uurregeling van de leerkrachten in het lager onderwijs.
Art. 30
Afdeling 8. - Uurregeling van de directeurs.
Art. 31
Afdeling 9. - De klassenraad en zijn werking.
Art. 32
Afdeling 10. - Berekening van de omkadering en aanwijzing ervan.
Art. 33-39, 39bis, 40-41, 41bis, 41ter, 42-43, 43bis, 44, 44bis, 44ter, 44ter, 44quater
HOOFDSTUK V. - Organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Afdeling 1. - Organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art. 45-46
Afdeling 2. - Uurregeling van leerlingen.
Art. 47
Afdeling 3. - Gespecialiseerd secundair onderwijs voor integratie in de samenleving - Onderwijs van vorm 1.
Art. 48-49
Afdeling 4. - Gespecialiseerd secundair onderwijs voor integratie in de samenleving en inschakeling in het arbeidsproces - Onderwijs van vorm 2.
Art. 50-53
Afdeling 5. - Gespecialiseerd beroepssecundair onderwijs - Onderwijs van vorm 3.
Art. 54-55
Art. 55 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 55bis, 56-59
Art. 59 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 60-62
Afdeling 6. - Algemeen, technisch, kunst- en beroepssecundair onderwijs, in de afdeling doorstromings- of kwalificatieonderwijs - Onderwijsvorm 4.
Art. 63-64
Afdeling 7. - Voorwaarden voor de overgang van het gespecialiseerd secundair onderwijs naar het gewoon secundair onderwijs.
Art. 65-66
Afdeling 7bis. [1 Voorwaarden om in het gespecialiseerd secundair onderwijs van inrichting ressorterende onder hetzelfde onderwijstype te veranderen]1
Art. 66bis
Afdeling 8. - Leren van een taal door taalbad.
Art. 67
Afdeling 8bis. [1 - De organisatie van een SSAS (Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie).]1
Art. 67bis
Afdeling 9. - Uurregeling voor leerkrachten.
Art. 68-69
Afdeling 10. - Selectieambten.
Art. 70-73
Afdeling 11. - Bevorderingsambten.
Art. 74-77
Afdeling 12. - Uren voor de klassenraad, het teamwerk, de klasleiding, de bijscholing en de begeleiding.
Art. 78-84
Afdeling 13. - Berekening van de omkadering van het leidend en onderwijzend personeel en zijn affectatie.
Art. 85-91, 91bis, 92-94, 94bis, 95-97, 97bis, 98
HOOFDSTUK VI.. - Paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel.
Afdeling 1. - Uurregeling van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel.
Art. 99-101
Afdeling 2. - Berekening van de omkadering van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel en zijn aanstelling.
Art. 102-104, 104bis, 105-108, 108bis
Afdeling 3. [1 Het gebruik van paramedisch, sociaal en psychologisch lestijdenpakket.]1
Art.
HOOFDSTUK VII.. - Administratief personeel en opvoedend hulppersoneel.
Afdeling 1. - Uurregeling van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel.
Art. 109-110, 110bis, 110ter
Afdeling 2. - Ambten georganiseerd in het basisonderwijs.
Art. 111
Afdeling 3. - Ambten georganiseerd in het secundair onderwijs.
Art. 112
Afdeling 4. - Berekening van de omkadering van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel, en zijn aanstelling, [1 ...]1.
Art. 113, 113bis, 114-116, 116bis, 116ter, 117-119, 119bis
HOOFDSTUK VIIbis. [1 Bestuurs-, onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en paramedisch, psychologisch en maatschappelijk personeel]1
Art. 119ter
HOOFDSTUK VIII. - Aantal klasdagen in het gespecialiseerd onderwijs.
Art. 120-123
HOOFDSTUK IX.. - Adviescommissies.
Art. 124-129
HOOFDSTUK X. - Integratie.
Afdeling 1. - Doel.
Art. 130
Afdeling 2. - Totale permanente integratie.
Art. 131-145
Afdeling 3. - Gedeeltelijke permanente integratie en tijdelijke integratie.
Art. 146-147, 147bis, 148-158
Afdeling 4.
Art. 158bis
HOOFDSTUK XI. - Onderwijs dat thuis wordt verstrekt door een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.
Art. 159-163
HOOFDSTUK XII. - (Het opschrift van dit hoofdstuk on tbreekt in de Nederlandse versie)
Art. 164-167
HOOFDSTUK XIII. overleg in het gespecialiseerd secundair onderwijs
Afdeling 1. - De [1 Algemene Raad]1 en zijn algemene opdrachten.
Art. 168-169
Afdeling 2. - De samenstelling en de werking van [1 de betrokken Algemene raad ]1.
Art. 170-176
Afdeling 3.
Art. 177
HOOFDSTUK XIV. - [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften ]1
Afdeling 1. - [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften]1 en zijn algemene opdrachten.
Art. 178-179
Afdeling 2. - Samenstelling en werking van [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften ]1.
Art. 180
HOOFDSTUK XV. - Rationalisatie en programmatie van het gespecialiseerd onderwijs.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 181-188
Afdeling 2. - Rationalisatie van het gespecialiseerd basisonderwijs.
Art. 189-194, 194bis
Afdeling 3. - Programmatie van het gespecialiseerd basisonderwijs.
Art. 195-198
Afdeling 4. - Rationalisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art. 199-207
Afdeling 5. - Programmatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art. 208, 208bis, 209-212
HOOFDSTUK XVbis. [1 - Subsidies in verband met schoolgebouwen ]1
Art. 212bis
HOOFDSTUK XVI. - Bijzondere bepaling tot vaststelling van het percentage van het bruikbare lestijdenpakket.
Art. 213
HOOFDSTUK XVII. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Afdeling 1. - Wijzigingen in de wet van 6 juli 1970 op het geïntegreerd buitengewoon onderwijs.
Art. 214-215
Afdeling 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 7 februari 1974 betreffende de wijze waarop de reisonkosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden door de Staat.
Art. 216-217
Afdeling 3. - Wijzigingen in het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs.
Art. 218-219
Afdeling 4. - Wijzigingen in het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Art. 220-248
Afdeling 5. - Wijziging van verschillende bepalingen.
Art. 249-324
Afdeling 6. - Opheffing.
Art. 325-336
HOOFDSTUK XVIII. - Overgangsbepalingen.
Art. 337-342, 342bis, 342/1
HOOFDSTUK XIX. - Slotbepaling.
Art. 343





Uitvoeringsbesluit(en):

2004029267  2004029285  2004201637  2004201639  2004201650  2005201861  2005202425  2005202437  2005202450  2005202994  2005203011  2005203049  2006029032  2006029114  2006029119  2006200075  2006200286  2006200618  2006201944  2006204119  2007029051  2007029090  2007029310  2007029327  2007029328  2007029329  2007029330  2007201241  2007201242  2008029202  2008029309  2008029374  2008029443  2008029444  2008029469  2008029470  2008029471  2008029472  2008029473  2009029175  2009029247  2009029335  2009029443  2009029727  2009A29443  2010029111  2010029129  2010029336  2010029389  2010029535  2010029544  2011029376  2011029377  2011029424  2011029505  2011029508  2011029509  2011029510  2011029516  2011029579  2012029195  2012029196  2012029303  2012029322  2012029331  2012029342  2012029384  2012029385  2012204309  2012205418  2013029129  2013029314  2013029475  2013A29454  2014029096  2014029334  2014029379  2014029545  2015029076  2015029300  2015029356  2015029375  2015029376  2015029382  2015029383  2015029384  2015029385  2015029386  2015029423  2015029639  2016029010  2016029020  2016029033  2016029207  2016029267  2016029387  2016029461  2016029479  2016029480  2016029481  2016029482  2017010141  2017011506  2017012120  2017012379  2017012380  2017012763  2017012990  2017012991  2017012992  2017013014  2017013022  2017013073  2017040651  2018012786  2018013799  2018030715  2018030829  2018031690  2018031691  2018031713  2018031808  2018032331  2018040057  2018040133  2018040135  2019012462  2019013651  2019013652  2019013742  2019013743  2019013989  2019014483  2019014651  2019014681  2019040952  2019042231  2020021130  2020030864  2020040869  2020042926  2020043090  2021021547  2021021551  2021021854  2021021858  2021021918  2021030383  2021030802  2021041551  2022032437  2022033389  2022033394  2022033408  2022033830  2023046062  2024000256  2024003242  2024003243  2024003253  2024008757  2025001439 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, algemene bepalingen en definities.
Artikel 1. Dit decreet is van toepassing op het gespecialiseerd kleuteronderwijs, gespecialiseerd lager onderwijs, gespecialiseerd basisonderwijs en gespecialiseerd secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd, gesubsidieerd of erkend.

Art.2.§ 1. Het gespecialiseerd onderwijs wordt bestemd voor kinderen en adolescenten die, op grond van een [1 inschrijvingsverslag]1, uitgevoerd door de instellingen bepaald in artikel 12, een aangepast onderwijs moeten krijgen om te beantwoorden aan hun specifieke behoeften en hun pedagogische mogelijkheden.
  Die kinderen en adolescenten worden hieronder met de uitdrukking " kinderen en adolescenten met specifieke behoeften " aangeduid.
  § 2. Het wordt georganiseerd op grond van de aard en de belangrijkheid van de opvoedingsbehoeften en de psychopedagogische mogelijkheden van de leerlingen en zorgt voor de ontwikkeling van hun verstandelijke, psychomotorische, affectieve en sociale vaardigheden, door hen, naar gelang van het geval, voor te bereiden voor :
  1. de integratie in een aangepast leef- of werkmilieu;
  2. de uitoefening van met hun handicap verenigbare vakken of beroepen, die hun integratie in een gewoon leef- en werkmilieu mogelijk maakt;
  3. de voortzetting van de studies tot het einde van het hoger secundair onderwijs, waarbij mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces worden geboden.
  § 3. Het bestaat uit de verschillende onderwijstypen bepaald in hoofdstuk II van dit decreet.
  § 4. Het wordt gekenmerkt door een coördinatie tussen het onderwijs en het orthopedagogisch, medisch, paramedisch, psychologisch en sociaal werk, enerzijds, en de permanente samenwerking met de instelling belast met de begeleiding van leerlingen zoals bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 juli 1971 houdende organisatiemodaliteiten van de begeleiding der leerlingen die instellingen of afdelingen voor buitengewoon onderwijs volgen.
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/31, art. 61, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.3.§ 1. Het gespecialiseerd onderwijs kan worden georganiseerd in scholen voor onderwijs met volledig leerplan, alternerend secundair onderwijs en onderwijs voor sociale promotie.
  Het gespecialiseerd onderwijs met volledig leerplan wordt georganiseerd volgens de nader door dit decreet bepaalde regels. Het kan bovendien worden georganiseerd volgens de kenmerken van het afstandsonderwijs, volgens de kenmerken van het thuisonderwijs bepaald in hoofdstuk XI van dit decreet of volgens de kenmerken van het taalbad-onderwijs zoals bepaald in Afdeling 4 van hoofdstuk IV en Afdeling 8 van hoofdstuk V.
  [1 Het alternerend gespecialiseerd secundair onderwijs wordt georganiseerd volgens de nadere regels bepaald in het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het alternerend secundair onderwijs, zoals gewijzigd.]1
  § 2. De Regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen die vereist zijn van de leden van het personeel van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gespecialiseerd onderwijs en de weddeschalen van dat personeel.
  § 3. De Regering organiseert de opvoedingsinspectie van de instituten, inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs, opvangtehuizen en opvanggezinnen.
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/30, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.4.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder :
  1° inrichting of school : pedagogisch geheel voor gespecialiseerd onderwijs van het kleuter-, lager en of secundair niveau, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, gelegen in één of meer vestigingsplaatsen onder leiding van één zelfde directeur.
  2° hoofdgebouw van de school : de vestigingsplaats gekozen door de inrichtende macht als administratieve zetel van elke school;
  3° vestiging : gebouw of geheel van gebouwen gelegen op één enkel adres, waar gespecialiseerd kleuteronderwijs en/of gespecialiseerd lager onderwijs en/of gespecialiseerd secundair onderwijs wordt/en verstrekt;
  4° observatiecentrum : iedere inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, waar, in uitzonderlijke gevallen, kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften tijdelijk ingeschreven zijn, om het type gespecialiseerd onderwijs te bepalen dat voor hen past;
  5° niveau : structuur van de organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, dit is kleuteronderwijs, lager en secundair onderwijs;
  6° klas : geheel van kinderen in het gespecialiseerd kleuteronderwijs, gespecialiseerd lager onderwijs of gespecialiseerd secundair onderwijs die onder leiding van de titularis van een klas worden gesteld;
  7° pedagogische eenheid : geheel van leerlingen die ressorteren onder hetzelfde onderwijstype of onder verschillende gespecialiseerde onderwijstypes, tijdelijk of permanent gegroepeerd, om binnen één zelfde school een vorming te krijgen die aangepast is aan hun opvoedingsbehoeften;
  8° regelmatige leerling : iedere leerling die beantwoordt aan de voorwaarden inzake toelating, en, in voorkomend geval, inzake overgang;
  9° directeur : verantwoordelijke voor een kleuter-, lagere, basis- of secundaire school voor gespecialiseerd onderwijs;
  10° klassenraad : geheel van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel en van het opvoedend hulppersoneel die belast zijn met het verstrekken van onderwijs en opvoeding aan de leerlingen van een welbepaalde klas en die voor die klas verantwoordelijk zijn. De vergadering van de raad wordt door de directeur of diens afgevaardigde voorgezeten;
  11° wekelijkse uurregeling van de leerling : tijdschema van de leerling waarin de aard van de gevolgde cursussen en/of opvoedingsactiviteiten alsook de plaatsen waar ze worden georganiseerd, worden vermeld;
  12° wekelijkse uurregeling van de leerkracht : tijdschema van de leerkracht waarin de aard en de plaatsen voor zijn prestaties worden vermeld;
  13° wekelijkse uurregeling van het personeelslid dat niet met cursussen wordt belast : tijdschema van het personeelslid dat niet met cursussen wordt belast, waarin de plaatsen voor zijn prestaties worden vermeld;
  14° kencijfer : cijfer toegekend voor :
  a) elk onderwijstype, elke onderwijsvorm of elk onderwijsniveau, of elk aantal leerlingen
  b) elke categorie van het personeel waarmee het lestijdenpakket van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs wordt berekend;
  15° leren van een taal door taalbad : procedure voor de aanmoediging van het leren van een moderne taal door een deel van de lessen van het uurrooster in die taal te verstrekken;
  16° leren door gebarentaalbad : procedure voor de aanmoediging, bij de slechthorende kinderen, van de verwerving van de vaardigheden, inzonderheid het leren lezen, gericht op de beheersing van de betekenis, door een deel van de lessen van het uurrooster in gebarental te verstrekken;
  17° cursussen taal en cultuur van herkomst : cursussen sensibilisatie voor de taal en de cultuur van landen of groepen landen waar een belangrijke emigratie naar onze gemeenschap vandaan komt, verstrekt met het oog op integratie binnen deze;
  18° communicatiemiddelen en -technieken : leren van methoden en technieken met het oog op het laten aanknopen van een maatschappelijke band tussen de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs en de personen uit hun omgeving;
  19° individueel leerplan (ILP) : methodologisch instrument dat voor iedere leerling wordt ontwikkeld en dat gedurende zijn gehele schooltijd door de klassenraad wordt aangepast, op grond van de opmerkingen die worden uitgebracht door zijn verschillende leden en van de gegevens die door de instelling voor begeleiding van leerlingen worden verstrekt. Het somt bijzondere doelstellingen op die gedurende een welbepaalde periode te bereiken zijn. Uitgaande van de gegevens die in het ILP vermeld staan, oefent ieder lid van de multidisciplinaire ploeg zijn opdracht inzake opvoeding, heropvoeding en vorming uit. [1 ...]1
  20° orthopedagogisch optreden : preventief of curatief optreden in situaties waarin kinderen en/of adolescenten met problemen problematische leersituaties kennen en psychisch lijden ondergaan;
  21° [11 filosofische cursussen: onderwijs in een van de erkende godsdiensten, van de niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.]11;
  22° [11 participatieraad: raad opgericht bij artikel 1.5.3-1, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs;]11
  23° gezinshoofd : de vader, moeder, voogd of de persoon aan wie de bewaring in rechte of in feite van een kind of een adolescent met specifieke behoeften wordt toevertrouwd;
  24° instituut voor gespecialiseerd onderwijs : elke door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, waaraan een internaat verbonden is;
  25° opvangtehuis : elk internaat waarin kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften worden opgenomen om hun de mogelijkheid te verschaffen als externen een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs te bezoeken;
  26° opvanggezin : ieder gezin dat kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften opvangt om hun de mogelijkheid te verschaffen als externen een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs te bezoeken;
  [4 27° SSAS klas : Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie, ingesteld binnen het gespecialiseerd lager onderwijs en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 2, vorm 3 en vorm 4, die jongeren die aan structurele stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen lijden, ongeacht het type gespecialiseerd onderwijs waaronder ze ressorteren, een resocialisatie- of herstructurende structuur aanbiedt waardoor een wederinschakeling in een leerstructuur mogelijk wordt gemaakt.
   28° leerlingen die een SSAS klas volgen : leerlingen die aan structurele stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen lijden voor wie alle orthopedagogische, maatschappelijke en/of paramedische middelen, die eigen zijn aan elk type onderwijs, ingesteld werden, en ontoereikend bleken. Deze leerlingen worden momenteel opgenomen om ze toe te laten het nodige evenwicht opnieuw te vinden om een persoonlijk project te bepalen en hun toe te laten een wederinschakeling in een leerstructuur te bewerkstelligen.
   29° zone : de Regering bepaalt de zones die ingericht worden op het niveau van het beheer van het gespecialiseerd onderwijs en van zijn personeelsleden alsook de geografische entiteiten waaruit ze bestaan.
  [6 29° /1. Algemene raad : voor het basisonderwijs : de Algemene raad voor het basisonderwijs bedoeld in artikel 21 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen ; voor het secundair onderwijs : de algemene raad voor het secundair onderwijs bedoeld in artikel 1 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs. ]6
   30° individueel overgangsplan (P.I.T.) : het individueel overgangsplan, geïntegreerd in het individueel leerplan (P.I.A.) is een denkaanpak die ernaar streeft, vanaf de inschrijving voor het gespecialiseerd secundair onderwijs, de nodige banden tussen de verscheidene partners te leggen met als doel het opbouwen en behartigen van het continuüm school-leven als volwassene.
   31° instelling belast met de begeleiding : psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs of in integratietoestanden, psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gewoon onderwijs en psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.]4
  [11 32° territoriale pool: de territoriale pool die verantwoordelijk is voor de ondersteuning van de scholen van het gewoon onderwijs bij de implementatie van redelijke aanpassingen en volledige permanente integratie zoals bedoeld in artikel 6.2.2-1 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs.]11
  § 2. In het gespecialiseerd kleuteronderwijs en lager onderwijs wordt verstaan onder :
  1° kleuteronderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in artikel 13, dat hen voor het lager onderwijs voorbereidt;
  2° [8 ...]8
  3° basisonderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in de artikelen 13 en 14;
  4° kleuterschool : school van uitsluitend het kleuterniveau;
  5° lager onderwijs : school van uitsluitend het lager niveau;
  6° basisschool : school van het kleuterniveau en van het lager niveau;
  7° titularis : leerkracht die de cursussen verstrekt en pedagogische activiteiten uitoefent die bepaald zijn in de uurregeling van de leerlingen, met uitsluiting van de bijzondere vakken en de filosofische cursussen, onverminderd artikel 22;
  8° leermeester geïndividualiseerd onderwijs : onderwijzer lager of kleuteronderwijs, die activiteiten inzake geïndividualiseerd onderwijs uitoefent, en die activiteiten volgt die worden bepaald om aan zijn behoeften te beantwoorden;
  9° leermeester opvoedingsactiviteiten : onderwijzer lager of kleuteronderwijs, [7 ...]7 leermeester lichamelijke opvoeding of [7 ...]7 leermeester handwerkzaamheden, die de opvoedingsactiviteiten uitoefent;
  10° leermeester niet confessionele zedenleer : personeelslid dat de cursus niet-confessionele zedenleer verstrekt;
  11° [7 meester godsdienst : personeelslid belast met uitsluitend de cursus van de overeenstemmende godsdienst]7
  12° leermeester lichamelijke opvoeding : personeelslid dat de cursussen lichamelijke opvoeding en/of psychomotoriek verstrekt;
  13° leermeester handwerkzaamheden : personeelslid dat de cursussen handwerkzaamheden verstrekt;
  14° leermeester tweede taal : personeelslid dat de cursussen moderne talen verstrekt;
  15° uurregeling van de klas : lijst van de wekelijks verstrekte verschillende cursussen, met vermelding van het aantal lestijden die voor elk van die bestemd worden;
  16° maturiteitsgraad : één van de vier graden die overeenstemmen met de ontwikkelingsfasen van de leerling in het lager onderwijs :
  a) voor de leerlingen die getroffen worden [2 door een lichte mentale achterstand]2, instrumentele, gedrags- en sensoriële stoornissen en door lichamelijke handicaps, worden ze bepaald als volgt :
  - maturiteit I : niveaus van de voorschoolse leertijd :
  - maturiteit II : wekken van belangstelling voor leren op school;
  - maturiteit III : beheersing en ontwikkeling van verworvenheden;
  - maturiteit IV : functioneel gebruik van verworvenheden volgens de beoogde oriëntaties.
  b) voor de leerlingen die door matige of ernstige [2 mentale achterstand]2 getroffen worden, worden ze bepaald als volgt :
  - maturiteit I : niveaus van verwerving van zelfredzaamheid en socialisatie;
  - maturiteit II : niveaus van voorschools leren;
  - maturiteit III : wekken van belangstelling voor het eerste leren op school (inleiding);
  - maturiteit IV : verwerving van grondige kennis;
  17° lestijdenpakket : aantal lestijden waarmee de pedagogische, paramedische, sociale en psychologische activiteiten kunnen worden georganiseerd om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van de leerlingen die ingeschreven zijn in een inrichting voor gespecialiseerd kleuter-, lager of basisonderwijs.
  [7 meester godsdienst : personeelslid belast met uitsluitend de cursus van de overeenstemmende godsdienst.]7
  § 3. In het gespecialiseerd secundair onderwijs, wordt verstaan onder :
  1° secundair onderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in artikel 15;
  2° secundaire school : school van uitsluitend secundair niveau;
  3° klassendirecteur : lid van het onderwijzend personeel belast met een hoor- en opvolgingsopdracht in verband met een klas of een leerlingengroep. Hij is een referentiepersoon voor de leerling, wanneer deze stappen moet ondernemen, wanneer hij geconfronteerd wordt met een moeilijkheid in verband met zijn leven binnen de inrichting;
  4° onderwijsvorm : algemene aard en doelstellingen van het verstrekte onderwijs;
  5° fase : periode die noodzakelijk is om de leerling de mogelijkheid te verschaffen om de doelstellingen of de referentiesystemen van de vastgestelde vaardigheden te beheersen;
  6° referentiesysteem voor de basisvaardigheden : referentiesysteem dat op gestructureerde wijze de vaardigheden bepaalt waarvan de beheersing op een bepaald niveau verwacht wordt op het einde van elke fase van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3;
   7° vaardigheid : het vermogen om een georganiseerd geheel van kennis, knowhow en gedragingen te gebruiken waarmee een aantal taken kunnen worden vervuld;
  8° beroepssector : geheel van sociaal-professionele bestanddelen waarin opvoedingsactiviteiten en leerprocessen worden ontwikkeld die meer bepaald voor de inschakeling in het arbeidsproces voorbereiden;
  9° beroepsgroep : indeling van een beroepssector. De beroepsgroep ontwikkelt een polyvalente vorming;
  10° [3 beroep : " : een samenhangend geheel van beroepsactiviteiten ontwikkeld door een persoon in het kader van een productieproces;]3
  [3 11° [5 kwalificatieprofiel: het document bedoeld in artikel 39 of 47, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dat van toepassing is ofwel op het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4 ofwel op het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, bepaald overeenkomstig artikel 169, eerste lid, 4°, van dit decreet, en dat:
   het opschrift specificeert van de gegroepeerde basisoptie georganiseerd in vorm 4 of van de opleiding georganiseerd in de derde fase in vorm 3;
   de duur in schooljaren preciseert voor de organisatie van de gegroepeerde basisoptie georganiseerd in vorm 4 bedoeld bij a) en, als indicatie, de duur in schooljaren voor de organisatie van de opleiding georganiseerd in de derde fase in vorm 3;
   het(de) opleidingsprofiel(en) identificeert waarnaar de gegroepeerde basisoptie of de betrokken opleiding verwijst;
   het minimumaantal en het maximumaantal stageweken bepaalt die door de leerlingen van de betrokken gegroepeerde basisoptie of opleiding, met inachtneming, voor de gegroepeerde opties van vorm 4, van de bepalingen genomen met toepassing van artikel 7bis, § 13, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, en voor de opleidingen van vorm 3, van de bepalingen van artikel 55bis van het decreet van 3 maart 2004 tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs;
   het of de kwalificatiegetuigschrift(en) vaststelt uitgereikt aan de leerlingen die de leerresultaten beheersen bepaald bij het(de) betrokken opleidingsprofiel(en);
   de positie vermeldt van de kwalificatie ten opzichte van het Europees kwalificatiekader (CEC), zoals bepaald door de CFC-stuur- en positioneringsinstantie bedoeld bij artikel 4 van het samenwerkingsakkoord, gesloten op 26 februari 2015, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, betreffende de oprichting en het beheer van een "Cadre francophone des certifications (C.F.C.)" (Franstalig Kwalificatiekader), of bij gebreke daaraan een voorlopige positiebepaling;
   het leerproces uitgedrukt in eenheden, dat expliciet de eenheden van leerresultaten van het (de) opleidingsprofiel(en) bevat of samenbrengt; dit zijn eenheden van leerresultaten van het opleidingsprofiel die het voorwerp uitmaken van de bekrachtiging;
   de sleutelactiviteiten van het beroep waarnaar de eenheden verwijzen;
   de nodige aanbevelingen voor de orde waarin de eenheden onderricht worden; de kwalificatieprofielen kunnen, indien nodig, een orde opleggen in het leerproces, voor alle of deel van de eenheden van leerresultaten;
   de tijdsindicaties die voor elke eenheid gesuggereerd worden;
   de ECVET-punten die toegekend worden, enerzijds, aan het geheel van de gegroepeerde basisoptie of van de betrokken opleiding en, anderzijds, aan elke eenheid van leerresultaten;
   de kennis, vaardigheden en bevoegdheden verbonden met de vakken van de algemene opleiding die nodig zijn voor de uitoefening van de beroepscompetenties;
   het (de) evaluatieprofiel(en);
   het (de) uitrustingsprofiel(en);
   het(de) model(len) van Bijvoegsel bij het Europass getuigschrift dat de schoolinrichtingen aan de leerlingen houder van het betrokken getuigschrift moeten toekennen,opneemt]5;
   12° [9 [10 Kwalificatieprofiel" bepaald in artikel 2, 5А van het decreet van 20 juli 2022 betreffende het traject van kwalificerend onderwijs (PEQ);]10)]9;
   13° leerresultaten : het heeft betrekking op wat een leerling kent, begrijpt en kan doen na een leerproces; de leerresultaten worden beschreven in termen van kennis, vaardigheden en competenties in de zin van de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren;
   14° " eenheden van leerresultaten " : het samenhangend geheel van leerresultaten die geëvalueerd of gevalideerd kunnen worden;
   15° kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (afgekort KEL) : stelsel tot regeling van de kwalificatie van beroepskennis, -vaardigheden en -competenties uitgedrukt in eenheden van leerresultaten. De KEL wordt georganiseerd in de kwalificatieafdeling van het gewoon of gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 en in de beroepsopleidingen van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs.]3
  [9 15°bis "Kwalificerend onderwijstraject" (afgekort: KOT): bepaald in artikel 2, 5., van het decreet van 20 juli 2022 met betrekking tot het kwalificerend onderwijstraject (KOT)]9;
  [3 16°]3 (vroegere 11°)[5 kwalificatieprofiel: het referentiesysteem dat een gestructureerde presentatie biedt van de competenties die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een kwalificatiegetuigschrift of een competentieattest]5;
  [3 17°]3 (vroegere 12°) lestijdenpakket : aantal lestijden waarmee de pedagogische, paramedische, sociale en psychologische activiteiten en de activiteiten van het opvoedend hulppersoneel kunnen worden georganiseerd om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van de leerlingen die ingeschreven zijn in een inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs.
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 35, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 42, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (3)<DFG 2012-07-12/26, art. 99, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (4)<DFG 2013-10-17/21, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (5)<DFG 2018-06-14/26, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (6)<DFG 2019-04-25/56, art. 41, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<DFG 2019-05-03/38, art. 45, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (8)<DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (9)<DFG 2022-07-20/39, art. 46,a;46,c, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (10)<DFG 2023-06-22/15, art. 48, 058; Inwerkingtreding : 28-08-2023>
  (11)<DFG 2024-05-16/79, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>

Art. 4 TOEKOMSTIG RECHT.   § 1. Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder :
  1° inrichting of school : pedagogisch geheel voor gespecialiseerd onderwijs van het kleuter-, lager en of secundair niveau, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, gelegen in één of meer vestigingsplaatsen onder leiding van één zelfde directeur.
  2° hoofdgebouw van de school : de vestigingsplaats gekozen door de inrichtende macht als administratieve zetel van elke school;
  3° vestiging : gebouw of geheel van gebouwen gelegen op één enkel adres, waar gespecialiseerd kleuteronderwijs en/of gespecialiseerd lager onderwijs en/of gespecialiseerd secundair onderwijs wordt/en verstrekt;
  4° observatiecentrum : iedere inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, waar, in uitzonderlijke gevallen, kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften tijdelijk ingeschreven zijn, om het type gespecialiseerd onderwijs te bepalen dat voor hen past;
  5° niveau : structuur van de organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, dit is kleuteronderwijs, lager en secundair onderwijs;
  6° klas : geheel van kinderen in het gespecialiseerd kleuteronderwijs, gespecialiseerd lager onderwijs of gespecialiseerd secundair onderwijs die onder leiding van de titularis van een klas worden gesteld;
  7° pedagogische eenheid : geheel van leerlingen die ressorteren onder hetzelfde onderwijstype of onder verschillende gespecialiseerde onderwijstypes, tijdelijk of permanent gegroepeerd, om binnen één zelfde school een vorming te krijgen die aangepast is aan hun opvoedingsbehoeften;
  8° regelmatige leerling : iedere leerling die beantwoordt aan de voorwaarden inzake toelating, en, in voorkomend geval, inzake overgang;
  9° directeur : verantwoordelijke voor een kleuter-, lagere, basis- of secundaire school voor gespecialiseerd onderwijs;
  10° klassenraad : geheel van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel en van het opvoedend hulppersoneel die belast zijn met het verstrekken van onderwijs en opvoeding aan de leerlingen van een welbepaalde klas en die voor die klas verantwoordelijk zijn. De vergadering van de raad wordt door de directeur of diens afgevaardigde voorgezeten;
  11° wekelijkse uurregeling van de leerling : tijdschema van de leerling waarin de aard van de gevolgde cursussen en/of opvoedingsactiviteiten alsook de plaatsen waar ze worden georganiseerd, worden vermeld;
  12° wekelijkse uurregeling van de leerkracht : tijdschema van de leerkracht waarin de aard en de plaatsen voor zijn prestaties worden vermeld;
  13° wekelijkse uurregeling van het personeelslid dat niet met cursussen wordt belast : tijdschema van het personeelslid dat niet met cursussen wordt belast, waarin de plaatsen voor zijn prestaties worden vermeld;
  14° kencijfer : cijfer toegekend voor :
  a) elk onderwijstype, elke onderwijsvorm of elk onderwijsniveau, of elk aantal leerlingen
  b) elke categorie van het personeel waarmee het lestijdenpakket van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs wordt berekend;
  15° leren van een taal door taalbad : procedure voor de aanmoediging van het leren van een moderne taal door een deel van de lessen van het uurrooster in die taal te verstrekken;
  16° leren door gebarentaalbad : procedure voor de aanmoediging, bij de slechthorende kinderen, van de verwerving van de vaardigheden, inzonderheid het leren lezen, gericht op de beheersing van de betekenis, door een deel van de lessen van het uurrooster in gebarental te verstrekken;
  17° cursussen taal en cultuur van herkomst : cursussen sensibilisatie voor de taal en de cultuur van landen of groepen landen waar een belangrijke emigratie naar onze gemeenschap vandaan komt, verstrekt met het oog op integratie binnen deze;
  18° communicatiemiddelen en -technieken : leren van methoden en technieken met het oog op het laten aanknopen van een maatschappelijke band tussen de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs en de personen uit hun omgeving;
  19° individueel leerplan (ILP) : methodologisch instrument dat voor iedere leerling wordt ontwikkeld en dat gedurende zijn gehele schooltijd door de klassenraad wordt aangepast, op grond van de opmerkingen die worden uitgebracht door zijn verschillende leden en van de gegevens die door de instelling voor begeleiding van leerlingen worden verstrekt. Het somt bijzondere doelstellingen op die gedurende een welbepaalde periode te bereiken zijn. Uitgaande van de gegevens die in het ILP vermeld staan, oefent ieder lid van de multidisciplinaire ploeg zijn opdracht inzake opvoeding, heropvoeding en vorming uit. [1 ...]1
  20° orthopedagogisch optreden : preventief of curatief optreden in situaties waarin kinderen en/of adolescenten met problemen problematische leersituaties kennen en psychisch lijden ondergaan;
  21° filosofische cursus : onderwijs in een van de erkende godsdiensten en in de niet confessionele zedenleer;
  22° participatieraad : raad opgericht bij artikel 69 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;
  23° gezinshoofd : de vader, moeder, voogd of de persoon aan wie de bewaring in rechte of in feite van een kind of een adolescent met specifieke behoeften wordt toevertrouwd;
  24° instituut voor gespecialiseerd onderwijs : elke door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, waaraan een internaat verbonden is;
  25° opvangtehuis : elk internaat waarin kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften worden opgenomen om hun de mogelijkheid te verschaffen als externen een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs te bezoeken;
  26° opvanggezin : ieder gezin dat kinderen en/of adolescenten met specifieke behoeften opvangt om hun de mogelijkheid te verschaffen als externen een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs te bezoeken;
  [4 27° SSAS klas : Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie, ingesteld binnen het gespecialiseerd lager onderwijs en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 2, vorm 3 en vorm 4, die jongeren die aan structurele stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen lijden, ongeacht het type gespecialiseerd onderwijs waaronder ze ressorteren, een resocialisatie- of herstructurende structuur aanbiedt waardoor een wederinschakeling in een leerstructuur mogelijk wordt gemaakt.
   28° leerlingen die een SSAS klas volgen : leerlingen die aan structurele stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen lijden voor wie alle orthopedagogische, maatschappelijke en/of paramedische middelen, die eigen zijn aan elk type onderwijs, ingesteld werden, en ontoereikend bleken. Deze leerlingen worden momenteel opgenomen om ze toe te laten het nodige evenwicht opnieuw te vinden om een persoonlijk project te bepalen en hun toe te laten een wederinschakeling in een leerstructuur te bewerkstelligen.
   29° zone : de Regering bepaalt de zones die ingericht worden op het niveau van het beheer van het gespecialiseerd onderwijs en van zijn personeelsleden alsook de geografische entiteiten waaruit ze bestaan.
  [6 29° /1. Algemene raad : voor het basisonderwijs : de Algemene raad voor het basisonderwijs bedoeld in artikel 21 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen ; voor het secundair onderwijs : de algemene raad voor het secundair onderwijs bedoeld in artikel 1 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs. ]6
   30° individueel overgangsplan (P.I.T.) : het individueel overgangsplan, geïntegreerd in het individueel leerplan (P.I.A.) is een denkaanpak die ernaar streeft, vanaf de inschrijving voor het gespecialiseerd secundair onderwijs, de nodige banden tussen de verscheidene partners te leggen met als doel het opbouwen en behartigen van het continuüm school-leven als volwassene.
   31° instelling belast met de begeleiding : psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs of in integratietoestanden, psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gewoon onderwijs en psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.]4
  § 2. In het gespecialiseerd kleuteronderwijs en lager onderwijs wordt verstaan onder :
  1° kleuteronderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in artikel 13, dat hen voor het lager onderwijs voorbereidt;
  2° [8 ...]8
  3° basisonderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in de artikelen 13 en 14;
  4° kleuterschool : school van uitsluitend het kleuterniveau;
  5° lager onderwijs : school van uitsluitend het lager niveau;
  6° basisschool : school van het kleuterniveau en van het lager niveau;
  7° titularis : leerkracht die de cursussen verstrekt en pedagogische activiteiten uitoefent die bepaald zijn in de uurregeling van de leerlingen, met uitsluiting van de bijzondere vakken en de filosofische cursussen, onverminderd artikel 22;
  8° leermeester geïndividualiseerd onderwijs : onderwijzer lager of kleuteronderwijs, die activiteiten inzake geïndividualiseerd onderwijs uitoefent, en die activiteiten volgt die worden bepaald om aan zijn behoeften te beantwoorden;
  9° leermeester opvoedingsactiviteiten : onderwijzer lager of kleuteronderwijs, [7 ...]7 leermeester lichamelijke opvoeding of [7 ...]7 leermeester handwerkzaamheden, die de opvoedingsactiviteiten uitoefent;
  10° leermeester niet confessionele zedenleer : personeelslid dat de cursus niet-confessionele zedenleer verstrekt;
  11° [7 meester godsdienst : personeelslid belast met uitsluitend de cursus van de overeenstemmende godsdienst]7
  12° leermeester lichamelijke opvoeding : personeelslid dat de cursussen lichamelijke opvoeding en/of psychomotoriek verstrekt;
  13° leermeester handwerkzaamheden : personeelslid dat de cursussen handwerkzaamheden verstrekt;
  14° leermeester tweede taal : personeelslid dat de cursussen moderne talen verstrekt;
  15° uurregeling van de klas : lijst van de wekelijks verstrekte verschillende cursussen, met vermelding van het aantal lestijden die voor elk van die bestemd worden;
  16° maturiteitsgraad : één van de vier graden die overeenstemmen met de ontwikkelingsfasen van de leerling in het lager onderwijs :
  a) voor de leerlingen die getroffen worden [2 door een lichte mentale achterstand]2, instrumentele, gedrags- en sensoriële stoornissen en door lichamelijke handicaps, worden ze bepaald als volgt :
  - maturiteit I : niveaus van de voorschoolse leertijd :
  - maturiteit II : wekken van belangstelling voor leren op school;
  - maturiteit III : beheersing en ontwikkeling van verworvenheden;
  - maturiteit IV : functioneel gebruik van verworvenheden volgens de beoogde oriëntaties.
  b) voor de leerlingen die door matige of ernstige [2 mentale achterstand]2 getroffen worden, worden ze bepaald als volgt :
  - maturiteit I : niveaus van verwerving van zelfredzaamheid en socialisatie;
  - maturiteit II : niveaus van voorschools leren;
  - maturiteit III : wekken van belangstelling voor het eerste leren op school (inleiding);
  - maturiteit IV : verwerving van grondige kennis;
  17° lestijdenpakket : aantal lestijden waarmee de pedagogische, paramedische, sociale en psychologische activiteiten kunnen worden georganiseerd om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van de leerlingen die ingeschreven zijn in een inrichting voor gespecialiseerd kleuter-, lager of basisonderwijs.
  [7 meester godsdienst : personeelslid belast met uitsluitend de cursus van de overeenstemmende godsdienst.]7
  § 3. In het gespecialiseerd secundair onderwijs, wordt verstaan onder :
  1° secundair onderwijs : onderwijs verstrekt aan de leerlingen bepaald in artikel 15;
  2° secundaire school : school van uitsluitend secundair niveau;
  3° klassendirecteur : lid van het onderwijzend personeel belast met een hoor- en opvolgingsopdracht in verband met een klas of een leerlingengroep. Hij is een referentiepersoon voor de leerling, wanneer deze stappen moet ondernemen, wanneer hij geconfronteerd wordt met een moeilijkheid in verband met zijn leven binnen de inrichting;
  4° onderwijsvorm : algemene aard en doelstellingen van het verstrekte onderwijs;
  5° fase : periode die noodzakelijk is om de leerling de mogelijkheid te verschaffen om de doelstellingen of de referentiesystemen van de vastgestelde vaardigheden te beheersen;
  6° referentiesysteem voor de basisvaardigheden : referentiesysteem dat op gestructureerde wijze de vaardigheden bepaalt waarvan de beheersing op een bepaald niveau verwacht wordt op het einde van elke fase van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3;
   7° vaardigheid : het vermogen om een georganiseerd geheel van kennis, knowhow en gedragingen te gebruiken waarmee een aantal taken kunnen worden vervuld;
  8° beroepssector : geheel van sociaal-professionele bestanddelen waarin opvoedingsactiviteiten en leerprocessen worden ontwikkeld die meer bepaald voor de inschakeling in het arbeidsproces voorbereiden;
  9° beroepsgroep : indeling van een beroepssector. De beroepsgroep ontwikkelt een polyvalente vorming;
  10° [3 beroep : " : een samenhangend geheel van beroepsactiviteiten ontwikkeld door een persoon in het kader van een productieproces;]3
  [3 11° [5 kwalificatieprofiel: het document bedoeld in artikel 39 of 47, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dat van toepassing is ofwel op het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4 ofwel op het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, bepaald overeenkomstig artikel 169, eerste lid, 4°, van dit decreet, en dat:
   het opschrift specificeert van de gegroepeerde basisoptie georganiseerd in vorm 4 of van de opleiding georganiseerd in de derde fase in vorm 3;
   de duur in schooljaren preciseert voor de organisatie van de gegroepeerde basisoptie georganiseerd in vorm 4 bedoeld bij a) en, als indicatie, de duur in schooljaren voor de organisatie van de opleiding georganiseerd in de derde fase in vorm 3;
   het(de) opleidingsprofiel(en) identificeert waarnaar de gegroepeerde basisoptie of de betrokken opleiding verwijst;
   het minimumaantal en het maximumaantal stageweken bepaalt die door de leerlingen van de betrokken gegroepeerde basisoptie of opleiding, met inachtneming, voor de gegroepeerde opties van vorm 4, van de bepalingen genomen met toepassing van artikel 7bis, § 13, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, en voor de opleidingen van vorm 3, van de bepalingen van artikel 55bis van het decreet van 3 maart 2004 tot organisatie van het gespecialiseerd onderwijs;
   het of de kwalificatiegetuigschrift(en) vaststelt uitgereikt aan de leerlingen die de leerresultaten beheersen bepaald bij het(de) betrokken opleidingsprofiel(en);
   de positie vermeldt van de kwalificatie ten opzichte van het Europees kwalificatiekader (CEC), zoals bepaald door de CFC-stuur- en positioneringsinstantie bedoeld bij artikel 4 van het samenwerkingsakkoord, gesloten op 26 februari 2015, tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, betreffende de oprichting en het beheer van een "Cadre francophone des certifications (C.F.C.)" (Franstalig Kwalificatiekader), of bij gebreke daaraan een voorlopige positiebepaling;
   het leerproces uitgedrukt in eenheden, dat expliciet de eenheden van leerresultaten van het (de) opleidingsprofiel(en) bevat of samenbrengt; dit zijn eenheden van leerresultaten van het opleidingsprofiel die het voorwerp uitmaken van de bekrachtiging;
   de sleutelactiviteiten van het beroep waarnaar de eenheden verwijzen;
   de nodige aanbevelingen voor de orde waarin de eenheden onderricht worden; de kwalificatieprofielen kunnen, indien nodig, een orde opleggen in het leerproces, voor alle of deel van de eenheden van leerresultaten;
   de tijdsindicaties die voor elke eenheid gesuggereerd worden;
   de ECVET-punten die toegekend worden, enerzijds, aan het geheel van de gegroepeerde basisoptie of van de betrokken opleiding en, anderzijds, aan elke eenheid van leerresultaten;
   de kennis, vaardigheden en bevoegdheden verbonden met de vakken van de algemene opleiding die nodig zijn voor de uitoefening van de beroepscompetenties;
   het (de) evaluatieprofiel(en);
   het (de) uitrustingsprofiel(en);
   het(de) model(len) van Bijvoegsel bij het Europass getuigschrift dat de schoolinrichtingen aan de leerlingen houder van het betrokken getuigschrift moeten toekennen,opneemt]5;
   12° [9 [11 Kwalificatieprofiel" bepaald in artikel 2, 5А van het decreet van 20 juli 2022 betreffende het traject van kwalificerend onderwijs (PEQ);]11]9;
   13° leerresultaten : het heeft betrekking op wat een leerling kent, begrijpt en kan doen na een leerproces; de leerresultaten worden beschreven in termen van kennis, vaardigheden en competenties in de zin van de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren;
   14° " eenheden van leerresultaten " : het samenhangend geheel van leerresultaten die geëvalueerd of gevalideerd kunnen worden;
   15° [10 ...]10
  [9 15°bis "Kwalificerend onderwijstraject" (afgekort: KOT): bepaald in artikel 2, 5., van het decreet van 20 juli 2022 met betrekking tot het kwalificerend onderwijstraject (KOT)]9;
  [3 16°]3 (vroegere 11°)[5 kwalificatieprofiel: het referentiesysteem dat een gestructureerde presentatie biedt van de competenties die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een kwalificatiegetuigschrift of een competentieattest]5;
  [3 17°]3 (vroegere 12°) lestijdenpakket : aantal lestijden waarmee de pedagogische, paramedische, sociale en psychologische activiteiten en de activiteiten van het opvoedend hulppersoneel kunnen worden georganiseerd om te beantwoorden aan de specifieke behoeften van de leerlingen die ingeschreven zijn in een inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs.

  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 35, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 42, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (3)<DFG 2012-07-12/26, art. 99, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (4)<DFG 2013-10-17/21, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (5)<DFG 2018-06-14/26, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (6)<DFG 2019-04-25/56, art. 41, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<DFG 2019-05-03/38, art. 45, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (8)<DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (9)<DFG 2022-07-20/39, art. 46,a;46,c, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (10)<DFG 2022-07-20/39, art. 46,b, 051; Inwerkingtreding : 25-08-2025>
  (11)<DFG 2023-06-22/15, art. 48, 058; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.5. In dit decreet is het gebruik, in het Frans, van mannelijke namen voor de verschillende personeelsleden gemeenslachtig, opdat de tekst verstaanbaar zou zijn, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.

HOOFDSTUK II. - Typen van gespecialiseerd onderwijs.
Art.6.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.7.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.8.[1 § 1. Het type 1 is bestemd voor leerlingen die niet kunnen worden meegerekend onder de pedagogisch achterlijken en voor wie het multidisciplinair onderzoek, bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, achterlijkheid en/of één of meer lichte stoornis(sen) in de geestelijke ontwikkeling vaststelt. Ze kunnen basiskennis op school verwerven, beroepsvaardigheid en een beroepsopleiding verwerven waarmee ze in een gewone sociaal-professionele omgeving kunnen worden ingeschakeld.
   § 2. Het type 2 is bestemd voor leerlingen die niet kunnen worden meegerekend onder de leerlingen bedoeld in artikel 7, 1°, en voor wie het multidisciplinair onderzoek, bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, een matige of ernstige achterlijkheid in de geestelijke ontwikkeling vaststelt.
   De leerlingen wier handicap toe te schrijven is aan matige mentale achterlijkheid, kunnen, door een aangepaste sociale en professionele opvoeding, in een aangepaste sociaal-professionele omgeving worden ingeschakeld.
   De leerlingen wier handicap toe te schrijven is aan ernstige mentale achterlijkheid kunnen, door aangepaste opvoedingsactiviteiten, in de samenleving worden ingeschakeld.
   § 3. Het type 3 is bestemd voor de leerlingen voor wie het multidisciplinair onderzoek, bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, de aanwezigheid vaststelt van structurele en/of functionele stoornissen in het relatieaspect en het affectief-dynamisch aspect van de persoonlijkheid die zo zwaar zijn dat een beroep moet worden gedaan op specifieke opvoedings-, heropvoedings- en psychotherapeutische methoden.
   § 4. Het type 4 is bestemd voor andere lichamelijk gehandicapte leerlingen dan deze die bedoeld zijn in de §§ 5, 6 en 7 van dit artikel en voor wie het multidisciplinair onderzoek, bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, vaststelt dat ze het gewoon onderwijs niet kunnen volgen en waarvan de staat een geregelde medische en paramedische verzorging en orthopedagogische methoden noodzakelijk maakt.
   § 5. Het type 5 is bestemd voor leerlingen die door een lichamelijke aandoening en/of een psychische of psychiatrische stoornis getroffen worden en die worden opgenomen in een kliniek, een ziekenhuis of een medisch-sociale instelling die door de overheid wordt erkend.
  [2 Dit type onderwijs kan verstrekt worden ongeacht de verblijfplaats van de leerling tijdens zijn ziekte- of herstelperiode.]2
   Dat type onderwijs wordt georganiseerd in nauwe samenwerking met de gewone of gespecialiseerde school waarin de leerling ingeschreven is.
   Alleen de oorspronkelijke school wordt ertoe gemachtigd de getuigschriften, diploma's of attesten betreffende die leerlingen uit te reiken.
   § 6. Het type 6 is bestemd voor de leerlingen voor wie het multidisciplinair onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 3°, een gezichtsstoornis en/of een functionele stoornis van het gezicht vaststelt. Het is bestemd voor leerlingen die, wegens blindheid of aangeboren of verworven low vision, geregeld een medische en paramedische verzorging moeten krijgen, alsook psychosociale begeleiding op interne en externe vlakken.
   § 7. Het type 7 is bestemd voor de leerlingen voor wie het multidisciplinair onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 3°, een gehoorsstoornis en/of een belangrijk gebrek aan communicatie vaststelt.
   Het is bestemd voor de leerlingen die, wegens doofheid en/of aangeboren of verworven stoornissen, geregeld een medische of paramedische verzorging moeten krijgen, alsook een interne of externe psychosociale begeleiding op interne en externe vlakken.
   § 8. Het type 8 is bestemd voor de leerlingen voor wie het multidisciplinair onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, leerstoornissen vaststelt. Ze kunnen moeilijkheden veroorzaken bij de ontwikkeling van de taal- of spraakvaardigheid en/of het leren lezen, schrijven of rekenen, zonder dat er een geestelijke achterlijkheid is of een belangrijk gebrek op het lichamelijk, gedrag of zintuiglijk gebied. Ze moeten beschouwd worden als ingewikkelde stoornissen met multifactoriële oorsprong.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>

Art. 8bis. [1 Er kan, onder de volgende voorwaarden, gespecialiseerd onderwijs voor polygehandicapte kinderen georganiseerd worden in de types 2, 4, 5, 6 of 7 van het gespecialiseerd onderwijs :
   - Buiten het verslag vermeld in artikel 12, § 1, moet voor de oriëntatie van de leerling een document verleend worden die conform is aan het model vastgesteld door de Regering en opgesteld door een psycho-medisch-sociaal centrum, door een dienst voor school- en beroepsoriëntatie of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen verleent inzake school- of beroepsoriëntatie en die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is door de Franse Gemeenschap. Een lijst van die instellingen wordt jaarlijks opgesteld door de regering en aan de instituten, inrichtingen en scholen voor gespecialiseerd onderwijs alsook aan de adviescommissies voor gespecialiseerd onderwijs meegedeeld.
   - Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie van de inrichtingen voor officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke overleginstanties, of bij gebrek daarvan, van de vakverenigingen van de inrichtingen voor vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
   Het gespecialiseerd onderwijs aangepast aan de polygehandicapte leerlingen is bestemd voor de leerlingen waarvoor het multidisciplinaire onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, gebaseerd op het verslag van een neuroloog of een orthopedist of van iemand gespecialiseerd in de revalidatie, een diagnose van polyhandicap heeft gesteld.
   Er kan, onder de volgende voorwaarden, gespecialiseerd onderwijs aangepast aan de leerlingen met autisme georganiseerd worden in alle types gespecialiseerd onderwijs :
   - De oriëntatie van de leerling gebeurt na het verlenen van een document die conform is aan het model vastgesteld door de Regering en opgesteld door een psycho-medisch-sociaal centrum, door een dienst voor school- en beroepsoriëntatie of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen verleent inzake school- of beroepsoriëntatie, die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden door de Franse Gemeenschap.
   - Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie van de inrichtingen voor officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke overleginstanties, of bij gebrek daarvan, van de vakverenigingen van de inrichtingen voor vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
   Het gespecialiseerd onderwijs voor autistische leerlingen is bestemd voor de leerlingen waarvoor het multidisciplinaire onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, 2° en 3°, gebaseerd op het verslag van een pedopsychiater of een erkend referentiecentrum, een diagnose van autisme heeft gesteld.
   Er kan, onder de volgende voorwaarden, gespecialiseerd onderwijs voor afatische of dysfatische leerlingen georganiseerd worden in alle types gespecialiseerd onderwijs, behalve in het onderwijs van type 2 :
   - De oriëntatie van de leerling wordt afhankelijk gemaakt van het verlenen van een document dat conform is aan het model vastgesteld door de Regering en opgesteld door een psycho-medisch-sociaal centrum, door een dienst voor school- en beroepsoriëntatie of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen verleent inzake school- of beroepsoriëntatie, die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden door de Franse Gemeenschap.
   - Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie van de inrichtingen voor officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke overleginstanties, of bij gebrek daarvan, van de vakverenigingen van de inrichtingen voor vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
   Het gespecialiseerd onderwijs voor afatische of dysfatische leerlingen is bestemd voor de leerlingen waarvoor het multidisciplinaire onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, gebaseerd op het verslag van een neuropsychiater, een diagnose van afasie of dysfasie heeft gesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-02-05/48, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 8ter. [1 Er kan een gespecialiseerd onderwijs georganiseerd worden voor leerlingen met zware lichamelijke handicaps waarbij hun autonomie ernstig belemmerd wordt en voor wie de verzorgings- en verplegingshandelingen belangrijk zijn maar die over de intellectuele capaciteiten beschikken waardoor ze toegang krijgen tot de schoolopleidingen dankzij zeer specifieke orthopedagogische middelen, en dit in de types 4, 5, 6 en 7 van het gespecialiseerd onderwijs onder de volgende voorwaarden :
   1° Naast het verslag vermeld in artikel 12, § 1, moet voor de oriëntatie van de leerling een document verleend worden dat conform is aan het model vastgesteld door de Regering en opgesteld door een psycho-medisch-sociaal centrum, door een dienst voor school- en beroepsoriëntatie of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen verleent inzake school- of beroepsoriëntatie en die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is door de Franse Gemeenschap. Een lijst van die instellingen wordt jaarlijks opgesteld door de Regering en aan de instituten, inrichtingen en scholen voor gespecialiseerd onderwijs alsook aan de adviescommissies voor gespecialiseerd onderwijs meegedeeld.
   2° Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie van de inrichtingen voor officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke overleginstanties, of bij gebreke hieraan, van de vakverenigingen van de inrichtingen voor vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
   3° Het gespecialiseerd onderwijs aangepast aan de leerlingen met zware lichamelijke handicaps waarbij hun autonomie ernstig belemmerd wordt en voor wie de verzorgings- en verplegingshandelingen belangrijk zijn maar die over de intellectuele capaciteiten beschikken waardoor ze toegang krijgen tot de schoolopleidingen dankzij zeer specifieke orthopedagogische middelen is bestemd voor de leerlingen voor wie het multidisciplinaire onderzoek bedoeld in artikel 12, § 1, 1°, gebaseerd op het verslag van een neuroloog of een orthopedist of van iemand gespecialiseerd in de functionele revalidatie, een diagnose van zware pathologie heeft gesteld, bepaald door een centrale neurologische aandoening met een uitgebreid motorische stoornis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art. 8quater.[1 Het gespecialiseerd onderwijs kan op het basis- en secundair niveau in de vorm van een klas of een vestiging met inclusief onderwijs georganiseerd worden.
   [2 Een inclusieve klas is een klasgroep leerlingen met speciale behoeften die zijn ingeschreven in het gespecialiseerd onderwijs type 2 met of zonder autisme, of in type 3 voor leerlingen met autisme binnen een gewone school. In het laatste geval moet een attest van een organisatie die gespecialiseerd is in autisme worden overgelegd waarin staat dat de leerling die is ingeschreven in het gespecialiseerd onderwijs type 3 drager is van autisme. Het primaire doel voor leerlingen die deelnemen aan dit type project is sociale en relationele inclusie, met het oog op het verwerven van een verscheidenheid aan vaardigheden in een gewone schoolomgeving.]2
   Een vestiging met inclusief onderwijs is samengesteld uit één of meer klassen voor inclusief onderwijs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2019-05-03/38, art. 46, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2023-07-20/48, art. 8, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.8quinquies. [1 Het gespecialiseerd onderwijs kan op basis- en secundair niveau worden georganiseerd in de vorm van een schoolstructuur voor hulp tot socialisatie of resocialisatie. (SSAS)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2023-07-20/48, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>


Art.9.De typen 1 en 8 van gespecialiseerd onderwijs worden niet georganiseerd op het niveau van het gespecialiseerd kleuteronderwijs.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 47, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.10.Na het met redenen omkleed advies van de [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 bedoeld in artikel 170, kan de Regering observatiecentra organiseren of subsidiëren. Die verstrekken een onderwijs dat administratief gelijkgesteld is met het type 3 van gespecialiseerd onderwijs.
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor toelating en behoud.
Art.11. § 1. De voordelen van dit decreet zijn voorbehouden voor de leerlingen die minstens twee jaar en zes maanden en hoogstens éénentwintig jaar oud zijn, onverminderd de artikelen 13 en 15.
  § 2. In het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4, betreffende de toelatingsvoorwaarden, zijn de leeftijdsvoorwaarden gelijk aan deze die vastgesteld zijn bij het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs.

Art.12.§ 1. De inschrijving van kinderen en adolescenten in een inrichting, een school of een instituut voor gespecialiseerd onderwijs wordt afhankelijk gemaakt van het overleggen van een verslag waarin het type van gespecialiseerd onderwijs wordt vermeld dat aan de behoeften van de leerling beantwoordt en dat in die inrichting, die school of dat instituut wordt verstrekt [3 behoudens afwijking verleend door de Regering op voorstel [7 ...]7 van de Algemene Raad voor de bepalingen bedoeld in de artikelen [7 artikelen 133, § 4 en § 5, 147, tweede lid, en 147bis]7]3.
  [3 Het inschrijvingsverslag geeft aanleiding tot het opmaken van een getuigschrift en een bewijsprotocol. [5 De Regering bepaalt het model van het getuigschrift en het bewijsprotocol, alsook de communicatieregels]5]3 Dat verslag wordt opgemaakt :
  1° voor de types 1, 2, 3, 4 en 8, op grond van een multidisciplinair onderzoek, uitgevoerd [5 door een psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gewoon onderwijs]5, [4 ...]4 of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen biedt inzake school- of beroepsoriëntatie, die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd, gesubsidieerd of erkend. Jaarlijks wordt door de Regering een lijst van die instellingen opgemaakt, die wordt overgezonden aan de instituten, inrichtingen en scholen voor gespecialiseerd onderwijs alsook aan de adviescommissies voor het gespecialiseerd onderwijs.
  [4 De conclusies van de multidisciplinaire analysen en onderzoeken, die in dat inschrijvingsverslag vervat zijn, vloeien voort uit de interpretatie en de wisselwerking van de medische, psychologische, pedagogische en sociaal-familiale gegevens.]4
  [6 Voor de types 1, 3 en 8, moet het inschrijvingsverslag inzonderheid, desgevallend, volgens de nader door de Regering bepaalde regels, de begeleiding en de redelijke aanpassingen ingesteld in het gewoon onderwijs beschrijven en bewijzen dat deze onvoldoend bleken om voor een aan de specifieke behoeften van de leerling aangepaste leertoestand te zorgen.
   Een gebrek aan beheersing van de onderwijstaal of het behoren tot een minder begunstigde sociale kring is geen voldoende reden om naar het gespecialiseerd onderwijs verwezen te worden.]6
  2° [1 Voor het type 5, op basis van een medisch onderzoek waarvan de conclusies in een inschrijvingsverslag worden vervat en dat gevoerd wordt door een pediater of een arts van de dienst pediatrie, van de kliniek, het ziekenhuis of de medisch-sociale instelling erkend door de overheid.]1
  [2 3° voor de types 6 en 7 :
   a) Ofwel op basis van een multidisciplinair onderzoek gevoerd [5 door een psycho-medisch-sociaal centrum belast met een inrichting voor gewoon onderwijs]5 of door elke andere instelling die dezelfde waarborgen verleent inzake school- of beroepsoriëntatie, die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend worden door de Franse Gemeenschap. Een lijst van die instellingen wordt jaarlijks opgesteld door de Regering en aan de instituten, inrichtingen en scholen voor gespecialiseerd onderwijs alsook aan de adviescommissies voor gespecialiseerd onderwijs meegedeeld.
   De conclusies van dat multidisciplinaire onderzoek, vervat in een inschrijvingsverslag, vloeien voort uit de interpretatie en de integratie van de gegevens verleend door :
   - Het medisch onderzoek;
   - Het psychologisch onderzoek;
   - Het pedagogisch onderzoek;
   - De maatschappelijke studie.
   b) Ofwel op basis van een medisch onderzoek waarvan de conclusies vervat zijn in een inschrijvingsverslag en dat voor het type 6 gevoerd wordt, door een gespecialiseerde arts in de oftalmologie en voor het type 7 door een arts gespecialiseerd in de otorhinolaryngologie.]2
  [8 Bovendien wordt de inschrijving in het gespecialiseerd secundair onderwijs van type 8 toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden :
   - ofwel volgt de leerling het gespecialiseerd lager onderwijs van type 8 tussen 15 oktober en [10 de laatste dag van het vorige schooljaar]10 en voor zover hij zijn Getuigschrift basisstudies niet behaald heeft;
   - ofwel beschikt de leerling, tussen 15 oktober en [10 de laatste dag van het vorige schooljaar]10, over een oriëntatieattest naar het gespecialiseerd onderwijs van type 8 en is in volledige permanente integratie in het gewoon lager onderwijs en voor zover hij zijn getuigschrift basisstudies niet behaald heeft.]8
  [11 - of, tussen 28 augustus 2023 en 15 juni 2029 gaat de leerling naar het gewoon secundair onderwijs en heeft hij een basisstudiegetuigschrift en een verwijzingsbewijs voor het gespecialiseerd onderwijs type 8. In dit geval is de inschrijving onderworpen aan:
  1° het gezamenlijk advies van de klassenraad van de gewone secundaire school, het relevante PMS-centrum van die school en, indien van toepassing, het territoriale cluster, waarin staat dat de geboden ondersteuning en redelijke aanpassingen onvoldoende zijn gebleken om te zorgen voor een onderwijs dat is aangepast aan de specifieke behoeften van de leerling en dat de leerling kan worden doorverwezen naar gespecialiseerd secundair onderwijs;
  2° de instemming van de ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent als de leerling minderjarig is, of van de leerling als hij meerderjarig is.]11
  § 2. De Regering neemt alle maatregelen om de permanente begeleiding van de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs mogelijk te maken.
  Die opdracht wordt toevertrouwd aan de instellingen en personen bedoeld in dit artikel.
  § 3. [9 Indien een leerling die het gespecialiseerd onderwijs heeft verlaten, vraagt om in het gespecialiseerd onderwijs opnieuw te worden ingeschreven binnen een termijn van minder dan twee jaar, hoeft geen nieuw inschrijvingsverslag te worden opgemaakt behalve als de leerling heroriënteerd wordt naar een type dat verschillend is van het type dat vermeld wordt op het oorspronkelijke attest.
   Als een leerling die over een oriëntatieattest naar het gespecialiseerd onderwijs beschikt, nooit ingeschreven is geweest in het gespecialiseerd onderwijs, maar vraagt om in dit onderwijs te worden ingeschreven binnen een termijn van minder dan twee jaar vanaf de datum van de ondertekening van dit oriëntatieattest hoeft geen nieuw inschrijvingsverslag te worden opgemaakt behalve als de leerling heroriënteerd wordt naar een ander type dan dat vermeld op het oorspronkelijke attest.
   Op aanvraag van de directeur van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs wordt een beknopt verslag bezorgd door het psycho-medisch-sociaal centrum van de laatste school waar de leerling naar school ging.]9
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2009-02-05/48, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (3)<DFG 2012-02-01/14, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (4)<DFG 2012-07-12/31, art. 62, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (5)<DFG 2013-10-17/21, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (6)<DFG 2015-07-14/05, art. 7, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (7)<DFG 2018-07-11/16, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (8)<DFG 2019-05-03/38, art. 48, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (9)<DFG 2019-05-03/38, art. 49, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (10)<DFG 2022-03-31/35, art. 74, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (11)<DFG 2023-07-20/48, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.13.§ 1. Kinderen kunnen als regelmatige leerling in het gespecialiseerd kleuteronderwijs worden ingeschreven op grond van een verslag dat wordt uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, zodra ze de leeftijd van twee jaar en zes maanden hebben bereikt en totdat ze, uiterlijk op 31 december van het lopende jaar, de leeftijd van zes jaar hebben bereikt.
  Ze kunnen echter worden toegelaten totdat ze, uiterlijk op 31 december van het lopende jaar, de leeftijd van 7 jaar hebben bereikt, op grond van een met redenen omkleed advies, gevoegd bij het inschrijvingsverslag.
  § 2. Niettegenstaande de bepalingen bedoeld bij artikel 14 en [1 op grond van een met redenen omkleed advies van de klassenraad bijgestaan door de instelling voor begeleiding]1, kunnen de leerlingen in het gespecialiseerd kleuteronderwijs uitzonderlijk worden behouden na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van zes jaar bereiken. Dat behoud kan maar één keer worden vernieuwd.
  § 3. De Regering kan de toegang tot het gespecialiseerd onderwijs van type 7 vóór de leeftijd van twee jaar en zes maanden toelaten voor een slechthorend of doof kind, wanneer een verslag dat door een dienst voor vroegtijdige hulpverlening of een centrum voor audiofonologie wordt opgemaakt, bepaalt dat het kind absoluut naar school moet.
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.14.§ 1. Kinderen kunnen in het gespecialiseerd lager onderwijs als regelmatige leerling worden ingeschreven op grond van een inschrijvingsverslag dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 wordt uitgereikt :
  1° na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van zes jaar bereiken;
  2° als ze, uiterlijk op 31 december van het lopende jaar, de leeftijd van dertien of veertien jaar bereiken, op grond van een met redenen omkleed advies dat bij het inschrijvingsverslag gevoegd wordt.
  § 2. In het belang van de dienst, als de voorwaarden bepaald in [2 artikel 1.2.1-3, tweede lid, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs]2 vervuld zijn, kan de Regering, uitzonderlijk, een leerling toelaten het gespecialiseerd lager onderwijs vanaf de leeftijd van 5 jaar te volgen.
  § 3. Niettegenstaande de bepalingen bepaald in artikel 15 en [1 op grond van een met redenen omkleed advies van de klassenraad bijgestaan door de instelling voor begeleiding]1, kunnen leerlingen, uitzonderlijk, in het gespecialiseerd lager onderwijs worden behouden na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van dertien jaar bereiken. Dat behoud kan slechts één keer worden vernieuwd.
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2020-07-09/08, art. 20, 042; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 14bis. [1 In het gespecialiseerd lager onderwijs worden in aanmerking genomen alsof zij regelmatig school zouden hebben gevolgd, de leerlingen die ongewettigd afwezig geweest zijn voor zover de in artikel 10, 1e lid, van de gecoördineerde wetten van 20 augustus 1957 op het lager onderwijs bedoelde verplichting nageleefd werd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-02-05/48, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.15.§ 1. Kinderen en adolescenten kunnen als regelmatige leerling in het gespecialiseerd secundair onderwijs worden ingeschreven op grond van een inschrijvingsverslag uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 :
  1° na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van dertien jaar bereiken;
  2° op grond van een met redenen omkleed advies van de klassenraad gevoegd bij het inschrijvingsverslag na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van twaalf jaar bereiken;
  § 2. Leerlingen van meer dan éénentwintig jaar, in het onderwijs van vorm 3, die voor de eerste keer met de derde fase beginnen, kunnen eveneens als regelmatige leerling in het gespecialiseerd secundair onderwijs worden ingeschreven [2 tot het einde van hun opleidingscyclus]2.
  § 3. [2 ...]2.
  § 4. De Regering kan het behoud na 21 jaar toelaten van een leerling die niet kan worden opgenomen door een onderneming voor aangepaste arbeid of een huisvestingscentrum of een dagcentrum, op voorwaarde dat de kosten voor de opvang niet op de begroting van de Franse Gemeenschap worden aangerekend, zonder dat echter wordt afgeweken van de verplichting inzake kosteloosheid.
  § 5. De leeftijdsgrens van 21 jaar is niet van toepassing op de leerlingen met specifieke behoeften die in het alternerend gespecialiseerd onderwijs ingeschreven zijn zoals bepaald in artikel 3 van dit decreet.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 6, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 66, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art. 15bis.[1 In het gespecialiseerd secundair onderwijs worden in aanmerking genomen alsof zij regelmatig school zouden hebben gevolgd, de leerlingen die ongewettigd afwezig geweest zijn voor zover de verplichting bedoeld in artikel 25, tweede lid, van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie nageleefd werd. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 7, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art. 15ter.[1 De Regering kan een jaarlijkse afwijking toestaan aan een school voor basisonderwijs of gespecialiseerd secundair onderwijs die aanvaardt een leerling in te schrijven die onder een ander type gespecialiseerd onderwijs ressorteert dan dat/deze door ze ingericht [2 of die onder een andere vorm van gespecialiseerd onderwijs ressorteert dan door haar wordt ingericht]2 en dit krachtens een uitzonderlijke toestand [4 inzonderheid]4 gemotiveerd door een gebrek aan aanbod van gespecialiseerd onderwijs dat elke mogelijkheid tot studie belet en na gunstig advies van [3 de betrokken Algemene raad ]3.
   [4 de school voor het gespecialiseerd onderwijs]4 die aanvaardt deze leerling in te schrijven, geniet voor de betrokken leerling, voor het lopende schooljaar, een subsidie- en dotatiecijfer en de begeleidingsperiodes voortgebracht door het kencijfer met betrekking tot het type onderwijs vermeld op het oriëntatieattest van de betrokken leerling.".
   Gedurende de afwijkingsperiode wordt de leerling geacht regelmatig ingeschreven te zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2018-07-11/16, art. 8, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (3)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2024-05-16/79, art. 4, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>

HOOFDSTUK IV. - Organisatie van het gespecialiseerd kleuteronderwijs en/of gespecialiseerd lager onderwijs.
Afdeling 1. - Uurregeling van de leerlingen in het kleuteronderwijs.
Art.16.[1 Het gespecialiseerd kleuteronderwijs wordt ingericht rond het inrichtingsproject en wordt verstrekt met achtentwintig wekelijkse lestijden van vijftig minuten, verdeeld over negen halve dagen.]1 De uurregeling van de leerlingen is ononderbroken. Ze omvat ten minste een recreatie van vijftien minuten s morgens en een onderbreking van één uur tussen de activiteiten van de morgen en de activiteiten van de namiddag.
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 36, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>

Art.17.Elke inrichting voor gespecialiseerd onderwijs dat het kleuteronderwijs organiseert, zorgt, overeenkomstig afdeling 10 van dit hoofdstuk, voor het opnemen van de leerlingen die een bijzondere individuele hulpverlening nodig hebben en/of voor het onthalen, de observatie en het tijdelijk opnemen van de nieuwe leerlingen. Die taken worden door een leermeester voor geïndividualiseerd onderwijs waargenomen.
  [1 Cursussen psychomotoriek kunnen georganiseerd worden. Deze lessen worden door een meester psychomotoriek gegeven.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 50, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - Uurregeling van de leerlingen in het lager onderwijs en omkadering van die leerlingen.
Art.18.[1 Het gespecialiseerd lager onderwijs wordt verstrekt met achtentwintig wekelijkse lestijden van vijftig minuten, verdeeld over negen halve dagen.]1 De uurregeling van de leerlingen is ononderbroken. Ze omvat minstens een recreatie van 15 minuten in de morgen en een onderbreking van één uur tussen de activiteiten van de morgen en die van de namiddag.
  [4 In de inrichtingen voor het gespecialiseerd lager onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd en in de inrichtingen van het gespecialiseerd lager onderwijs van het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gesubsidieerd niet-confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer blijft het gespecialiseerd lager onderwijs georganiseerd naar rata van 28 lestijden van 50 minuten wanneer de leerling vrijgesteld wordt van de cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen nemen verplicht deel aan een tweede lestijd van de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.]4
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 37, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2015-07-14/03, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (3)<DFG 2016-07-13/04, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<DFG 2017-07-19/35, art. 43, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.19. De Regering, voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap, of elke inrichtende macht, voor het gesubsidieerd onderwijs, organiseert het uurrooster.

Art.20.[1 Per klas worden er twee wekelijkse lestijden georganiseerd van lichamelijke en sportactiviteiten. Daarenboven kunnen er twee of drie lestijden psychomotoriek of sportactiviteiten georganiseerd worden. Die lestijden worden waargenomen [3 door een meester psychomotoriek,]3 door een leermeester lichamelijke opvoeding of door de titularis als hij houder is van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding in de lagere scholen.
   De organisatie van de twee wekelijkse lestijden lichamelijke en sportactiviteiten is niet verplicht voor het onderwijs van type 5.
   In het onderwijs van type 4 [2 en voor de aangepaste pedagogieën zoals bedoeld in artikel 8bis, eerste lid en artikel 8ter, eerste lid]2 kan de Regering, volgens de nadere regels die zij bepaalt, de begeleiding van de leerlingen gedurende de twee wekelijkse lestijden lichamelijke en sportactiviteiten toelaten door paramedisch personeel voor het organiseren van psychomotorische activiteiten gedurende die twee lestijden.
   De vergunning zal verleend worden op basis van een gemotiveerd dossier waarin de redenen en de nadere regels van die begeleiding zullen worden opgenomen.
   De bepalingen van de vorige leden kunnen wat het in vast verband benoemd personeel betreft, geen terbeschikkingstelling of gedeeltelijk verlies van de opdracht van de leermeester lichamelijke opvoeding of van de titularis als gevolg hebben als hij houder is van het bekwaamheidsgetuigschrift voor het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding in de lagere scholen.
   Het betreft in geen enkel geval de overdracht van lestijden van een personeelscategorie naar een andere.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 51, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.21. De cursus handenarbeid wordt verstrekt door een leermeester handenarbeid of door de titularis die houder is van de vereiste bekwaamheidsbewijzen.

Art.22. In de inrichtingen voor confessioneel vrij onderwijs, kan de cursus godsdienst door de titularis worden verstrekt. In dat geval draagt deze twee lestijden van het uurrooster aan een andere leerkracht over. De twee overgedragen lestijden kunnen noch de cursus moderne taal noch de cursus lichamelijke opvoeding zijn.
  In de inrichtingen voor niet-confessioneel vrij onderwijs die alleen de cursus niet confessionele zedenleer organiseren, kan de cursus niet confessionele zedenleer door de titularis worden verstrekt. In dat geval draagt deze twee lestijden van het uurrooster aan een andere leerkracht over. De twee overgedragen lestijden kunnen noch de cursus moderne taal noch de cursus lichamelijke opvoeding zijn.
  De inrichtende macht die gebruik maakt van de mogelijkheid bedoeld in de eerste en tweede leden wordt ertoe gemachtigd de Regering, volgens de nader door deze te bepalen regels, op de hoogte te brengen van de overgedragen lestijden bestemd voor het titulariaat.

Art.23.Alle cursussen van het uurrooster worden, met inachtneming van artikel 30, naargelang van het geval, toegekend aan een titularis, een leermeester geïndividualiseerd onderwijs, een leermeester opvoedingsactiviteiten, een leermeester cursus lichamelijke opvoeding, [1 aan een leermeester psychomotoriek, ]1 een leermeester handenarbeid, een leermeester moderne taal, een leermeester niet confessionele zedenleer of een leermeester godsdienst.
  De directeur, in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, zendt aan de Regering, volgens door haar nader te bepalen regels, de wekelijkse uurregeling van de leerlingen over. De wekelijkse uurregeling van de leerlingen vermeldt de namen van de personeelsleden die de verschillende cursussen verstrekken.
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 52, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.24. In elke inrichting voor gespecialiseerd onderwijs houdende organisatie van het lager onderwijs worden het opnemen van leerlingen die een bijzondere individuele hulpverlening moeten krijgen en/of het opnemen, de observatie en het tijdelijk opnemen van nieuwe leerlingen, uitgevoerd binnen de perken van het bruikbare lestijdenpakket. Die taken worden waargenomen door een leermeester geïndividualiseerd onderwijs.

Afdeling 3. - Voorwaarden voor de overgang van het gespecialiseerd basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs.
Art.25. § 1. Een leerling regelmatig in een inrichting voor gespecialiseerd basisonderwijs ingeschreven, kan bij beslissing van zijn ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, in het gewoon basisonderwijs ingeschreven worden, evenwel op voorwaarde dat hij een advies krijgt van de instelling die belast is met de begeleiding van de leerlingen van de betrokken gespecialiseerde inrichting.
  § 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 130 tot 158, wordt het studiejaar waarbij hij kan worden toegelaten door de educatieve ploeg van de inrichting voor gewoon onderwijs bepaald met inachtneming van de reglementering van kracht in het gewoon onderwijs.

Afdeling 3bis. . [1 Voorwaarden om in het gespecialiseerd basisonderwijs van inrichting ressorterende onder hetzelfde onderwijstype te veranderen ]1   ----------   (1)
Art. 25bis. [1 Een leerling die regelmatig in een inrichting voor gespecialiseerd basisonderwijs is ingeschreven kan, bij beslissing van zijn ouders of van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, na 30 september van een lopend schooljaar in een andere inrichting voor gespecialiseerd basisonderwijs die hetzelfde onderwijstype inricht worden ingeschreven, na advies van de directie van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting.
   In geval van een ongunstig advies van de directie van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting, blijft de inschrijving niettemin mogelijk, op voorwaarde dat de leerling een advies krijgt van de instelling die belast is met de begeleiding van de leerlingen van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2018-07-11/16, art. 10, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>


Afdeling 4. - Leren door taalbad.
Art.26.[1 § 1. Taalbadopleidingen in het buitengewoon onderwijs kunnen georganiseerd worden volgens de voorwaarden bepaald in artikelen 1.8.3-1 en volgende van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs.
   § 2. In afwijking van paragraaf 1, zijn de in artikelen 1.8.3-1 en volgende bepaalde voorwaarden niet van toepassing op leerlingen van het buitengewoon onderwijs type 7 voor wie de organisatie van de taalbaden onder elke inrichtende macht ressorteert.
   Elke inrichtende macht van een school die buitengewoon onderwijs type 7 organiseert moet een gebarentaalproject opzetten dat in het inrichtingsproject wordt opgenomen. In het kader van dat project kan elke leerling van het buitengewoon onderwijs type 7 minstens 2 wekelijkse gebarentaalbadperiodes volgen. Ze worden verzekerd door een leerkracht kleuter- of basisonderwijs verantwoordelijk voor de taalbadcursussen.
   Een gebarentaalbad sluit de studie of het taalbad mondeling Frans of de studie schriftelijk Frans niet uit.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 67, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Afdeling 4bis. [1 - De organisatie van een SSAS (Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie).]1   ----------   (1)
Art. 26bis.[1 § 1. De SSAS klassen kunnen ingericht worden in elke inrichting voor lager onderwijs die ertoe gemachtigd wordt de types gespecialiseerd onderwijs in te richten voor de betrokken leerlingen; deze klassen kunnen afwijken van de verplichtingen die opgelegd worden inzake organisatie van de lessen lichamelijke opvoeding, handarbeid, samenstelling van de lesroosters en aanwijzing van de leerkrachten op het niveau van de lessen van het lesrooster.
   § 2. In iedere inrichting die één of meerdere SSAS klassen inricht, wordt een specifiek pedagogisch project opgesteld waarbij de nadere regels voor een SSAS klasse en de criteria voor de oriëntatie daarna bepaald worden. Dit specifieke pedagogische project wordt in de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs behouden en ter beschikking gehouden van de Inspectiediensten en de Diensten van de Regering.
   Iedere SSAS klas wordt in twee periodes georganiseerd :
   1° een socialisatieperiode waarbij de schoolherinschakeling mogelijk wordt gemaakt en het opstellen van een persoonlijk project voor de jongere;
   2° een immersieperiode waarbij de herinschakeling van de jongere in de leerstructuur mogelijk wordt gemaakt.
   Elke periode bedraagt een maximale duur van twaalf kalendermaanden behoudens met redenen omkleed advies van de Klassenraad van de SSAS klas. De Klassenraad van de SSAS klas beslist over de overgang van de leerling van de socialisatieperiode naar de immersieperiode.
   De klassenraad zorgt voor de follow-up van de jongere in het kader van zijn project en de beslissing van zijn terugkeer naar een leerstructuur.
   § 3. De SSAS Klassenraad is inzonderheid belast met de evaluatie, de precieze beschrijving als dan niet wijziging van het SSAS specifieke pedagogische project, het met redenen omkleed beslissen over de terugkeer van de leerling naar een leerstructuur.
   Hij bestaat uit de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel en het hulpopvoedend personeel, die de opdracht hebben van de instructie en de opvoeding van een SSAS klas en die ervoor verantwoordelijk zijn.
   In het kader van zijn opdrachten zoals bepaald bij het eerste lid kan de SSAS Klassenraad een beroep doen op elke occasionele samenwerking die hij nodig acht.
   [2 Tijdens de eerste drie jaren,]2 minimum twee keer per jaar, wordt een comité ingericht voor de follow-up samengesteld uit leden van de uitgebreide SSAS klassenraad, met desgevallend een vertegenwoordiger van het vertegenwoordiging- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten van het onderwijs, een vertegenwoordiger van de instelling belast met de begeleiding, het personeelslid belast met de follow-up van de socialisatieactiviteiten of de proefstages, een lid van het onderwijzend personeel (buiten SSAS klas) en een lid van de Inspectiedienst van het gespecialiseerd onderwijs.
   § 4. De leerlingen ingeschreven in een SSAS klas genereren een lestijdenpakket dat gebruikt kan worden volgens dezelfde regels als voor de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs van het type onderwijs waaronder ze ressorteren.
   § 5. De Regering bepaalt de nadere regels voor de organisatie en de werking van de SSAS klassen inzonderheid wat betreft de socialisatieperiodes en de proefperiodes in immersie in een schoolomgeving.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 53, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 5. - Bekrachtiging van de studies.
Art.27. Wanneer de klassenraad vaststelt dat de verworven bevoegdheden gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in het decreet van 19 juli 2001 tot bekrachtiging van de eindtermen zoals bedoeld in artikel 16 van het besluit van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren en tot organisatie van een procedure voor beperkte afwijking, wordt het getuigschrift van basisonderwijs aan de leerling die met vrucht zijn studies heeft beëindigd, uitgereikt.

Art.28. Elke leerling die de inrichting verlaat, heeft recht op een attest van schoolbezoek door de directeur uitgereikt in overeenstemming met het door de Regering bepaalde model.

Art. 28/1. [1 Onverminderd artikel 29, § 4, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs, stelt de Klassenraad bedoeld bij artikel 27, voor iedere leerling die het gespecialiseerd lager onderwijs verlaat om zich in het gewoon secundair onderwijs in te schrijven zonder houder te zijn van het getuigschrift basisstudies, een competentieverslag op dat betrekking heeft op de beheersing van de competentiesokkels op 12 jarige leeftijd volgens een door de Regering bepaald model.
   Het hoofd van een inrichting voor lager onderwijs zendt zonder verwijl aan de school voor secundair onderwijs die het aanvraagt het competentieverslag bedoeld bij het eerste lid alsook het geïndividualiseerd leerplan bedoeld bij artikel 4, § 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2014-04-11/32, art. 37, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Afdeling 6. - Uurregeling van de kleuteronderwijzers.
Art.29.§ 1. [2 De kleuteronderwijzers, de personeelsleden die activiteiten van leermeesters opvoedingsactiviteiten uitoefenen, de leermeesters geïndividualiseerd onderwijs en de leermeester psychomotoriek met volledige prestaties verstrekken het aantal lestijden van werk in de klas bedoeld in artikel 3, § 2, 1°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten.]2
  § 2. Na de voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen door de Franse Gemeenschap georganiseerd, van de plaatselijke paritaire commissie voor de officiële onderwijsinrichtingen door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd of van instanties voor lokaal overleg of, bij gebrek eraan, de vakbondsafvaardigingen voor de inrichtingen van het vrij onderwijs door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd, kan de directeur, in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, de kleuteronderwijzers opdragen te zorgen voor het toezicht op de leerlingen 15 minuten voor het begin van de lessen en 10 minuten na hun einde zonder dat de globale tijd van [1 de lestijden klassenwerk, het collegiaal werk, het toezicht zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 4), van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, en de dienstopdrachten aan de school en aan de leerlingen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van ditzelfde decreet]1 1560 minuten per week kan overschrijden.
  De jaarlijkse totale duur van de prestaties die tegelijk [1 het klassenwerk, het toezicht zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 4), van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, en de dienstopdrachten aan de school en aan de leerlingen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van ditzelfde decreet]1 bevatten, kan 962 uren per schooljaar niet overschrijden.
  De duur van de prestaties wordt dienovereenkomstig verminderd wanneer de onderwijzer geen volledige uurregeling presteert. Voor de toepassing van het eerste lid, vertegenwoordigt een halve prestatie de uitkomst van het door twee delen van het aantal lestijden vereist voor een volledige prestatie.
  § 3. [1 ...]1
  § 4. De tijden voor de voorbereiding van de lessen, de verbeteringen van de werken, het documenteren en het persoonlijk bijwerken worden in de door de paragrafen 1 en 2 bedoelde maxima niet inbegrepen.
  Ze behoren tot de persoonlijke werkorganisatie van de personeelsleden.
  De directeur, de inrichtende macht en de inspectie kunnen zich de documenten doen voorleggen die de voorbereiding van de lessen en de activiteiten in verband daarmee bekrachtigen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 34, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 54, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 7. - Uurregeling van de leerkrachten in het lager onderwijs.
Art.30.§ 1. [2 De onderwijzers, de leermeesters handenarbeid, de leermeesters muziekopvoeding, de leermeesters tweede taal, de leermeesters niet-confessionele zedenleer en godsdienst, filosofie en burgerzin, de personeelsleden die activiteiten van leermeesters geïndividualiseerd onderwijs uitoefenen alsook van leermeesters opvoedingsactiviteiten en van leermeester psychomotoriek met volledige prestaties verstrekken het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 3° en 4°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten.]2
  § 2. [2 Na de voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie voor de officiële onderwijsinrichtingen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van instanties voor lokaal overleg of bij gebrek eraan, de vakbondsafvaardigingen voor de inrichtingen van het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, kan de directeur, in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, de personeelsleden die activiteiten uitoefenen van titularissen, leermeesters geïndividualiseerd onderwijs, leermeesters opvoedingsactiviteiten en leermeesters psychomotoriek, leermeesters handenarbeid, leermeesters muziekopvoeding, leermeesters tweede taal, leermeesters niet confessionele zedenleer en godsdienst en filosofie en burgerzin opdragen te zorgen voor het toezicht op de leerlingen 15 minuten voor het begin van de lessen en tien minuten na hun einde zonder dat de globale tijd van de lesprestaties en het toezicht zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 4), van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, en de dienstopdrachten op school en aan de leerlingen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van ditzelfde decreet, 1560 minuten per week kan overschrijden.
   De totale duur van de prestaties bedoeld in het eerste lid wordt ten belope verminderd wanneer het personeelslid dat activiteiten uitoefent van titularis, leermeester geïndividualiseerd onderwijs, leermeester opvoedingsactiviteiten en leermeester psychomotoriek, leermeester handenarbeid, leermeester muziekopvoeding, leermeester tweede taal of leermeester niet confessionele zedenleer en godsdienst en filosofie en burgerzin geen volledige uurregeling presteert.]2
  § 3. [1 ...]1
  Onverminderd § 2, tweede lid, kan de jaarlijkse globale duur van de prestaties die tegelijk [1 het klassenwerk en het toezicht zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 4), van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, en de dienstopdrachten aan de school en aan de leerlingen bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van ditzelfde decreet]1 bevatten, 962 uren per jaar niet overschrijden.
  § 4. De tijden voor de voorbereiding van de lessen, de verbeteringen van de werken, het documenteren en het persoonlijk bijwerken worden in de door de paragrafen 1, 2 en 3 bedoelde maxima niet inbegrepen.
  Ze behoren tot de persoonlijke werkorganisatie van de personeelsleden.
  De directeur, de inrichtende macht en de inspectie kunnen zich de documenten doen voorleggen die de voorbereiding van de lessen en de activiteiten in verband daarmee bekrachtigen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 35, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 55, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 8. - Uurregeling van de directeurs.
Art.31. De directeur is aanwezig gedurende de duur van de lessen.
  Bovendien is hij tenminste 20 minuten voor het begin van de lessen en 30 minuten na hun einde aanwezig.
  Wanneer de behoeften van de dienst, inzonderheid de contacten met hun inrichtende macht, hem verre van de school houden, wijst de directeur, in het onderwijs van de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, met de toestemming ervan, een lid van het onderwijzend personeel aan om hem te vervangen.
  Naar gelang van het aantal leerlingen, vervult de directeur een onderwijsopdracht zoals in artikel 41 bepaald. De directeur is niet verplicht een cursusopdracht uit te oefenen gedurende de eerste twee jaren vanaf het openen van een nieuwe inrichting of als hij ook de directie van een internaat waarneemt.

Afdeling 9. - De klassenraad en zijn werking.
Art.32.§ 1. De klassenraad is het geheel van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel en van het opvoedend hulppersoneel dat belast is met de opvoeding en de opleiding van de leerlingen van een bepaalde klas en dat ervoor verantwoordelijk is.
  De klassenraad komt tenminste een keer per kwartaal bijeen met inachtneming van de artikelen 29, 30 en 101.
  § 2. De organisatie van de klassen en de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs zijn opdrachten eigen aan de klassenraad.
  § 3. De opdrachten van de klassenraad, bijgestaan door de instelling die belast is met de begeleiding van de leerlingen, zijn de volgende :
  1° voor elke leerling een individueel leerplan uit te werken en aan te passen dat de pedagogische, paramedische, sociale en psychologische activiteiten coördineert;
  2° de vorderingen en de uitslagen van elke leerling te evalueren om het individueel leerplan aan te passen;
  3° in overeenstemming met de artikelen 13, § 2 en 14, § 3, beslissingen nemen wat betreft het behoud in een bepaald onderwijsniveau;
  4° overeenkomstig hoofdstuk X, de opneming van een leerling in het gewoon onderwijs voor te stellen en een gemotiveerd advies over de noodzaak van zijn opneming te geven. Als dit advies positief is, voor het beheer van het opnemingsproject te zorgen;
  5° de leerlingen naar een verschillende klas gedurende het schooljaar te verwijzen;
  6° de beslissingen nemen betreffende de overgang naar het secundair onderwijs;
  [2 7° een met redenen omkleed advies uitbrengen over de geschiktheid voor een leerling van het lager onderwijs om in een SSAS klas school te lopen.]2
  De gemotiveerde adviezen en de beslissingen van de klassenraad en van de begeleidingsinstelling worden op een uniek document vermeld.
  § 4. De directeur of zijn afgevaardigde is voorzitter van de klassenraad. In een instelling die het niveau van het lager onderwijs en dit van het secundair onderwijs bevat, is voorzitter van de klassenraad de directeur van het lager onderwijs of zijn vertegenwoordiger.
  De vergaderingen worden zo georganiseerd dat elk lid zijn prestaties kan leveren zoals in de artikelen 29, 30 en 101 bepaald.
  De dienstregeling van de klassenraden wordt vooraf voorgelegd aan het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen door de Franse Gemeenschap georganiseerd, door de plaatselijke paritaire commissie voor de officiële onderwijsinstellingen door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd of door instanties voor lokaal overleg of bij gebrek eraan, de vakbondsafvaardigingen voor de inrichtingen van het vrij onderwijs door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd.
  § 5. De leden van de klassenraad zorgen voor het wekelijkse beheer van het individueel leerplan van elk van zijn leerlingen gedurende de lestijden klassenraad in hun uurrooster bepaald. De titularis maakt, voor elke vergadering van de klassenraad die zijn leerlingen betreft, de notulen op die met onder meer de volgende gegevens vermelden :
  1° de klas;
  2° de datum, het uur van begin en einde van de vergadering;
  3° de naam van de aanwezige leden en hun handtekening;
  4° het rapport van de behandelde punten;
  5° de genomen maatregelen.
  Alle documenten over de klassenraad blijven voortdurend in de inrichting ter beschikking van de inspectie en de verificatiedienst van de Franse Gemeenschap.
  § 6. Alle beslissingen van de klassenraad worden collegiaal genomen. De klassenraad probeert de unanimiteit te bereiken. De andere regels van beraadslaging worden in het studiereglement bepaald. Het opvoedend personeel en het paramedisch personeel hebben zitting met adviserende stem voor alle onderwerpen die de certificatieve evaluatie betreffen.
  § 7. De vaststellingen, inlichtingen of interventies die gedurende een vergadering van de klassenraad worden voorgesteld zijn strikt vertrouwelijk. Het bekendmaken van die gegevens aan iemand die niet tot de klassenraad behoort eist de toestemming van het inrichtingshoofd.
  De beslissingen van de klassenraad worden aan de leerling, zijn ouders, of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent door het inrichtingshoofd of zijn vertegenwoordiger meegedeeld volgens de in het studiereglement nader bepaald regels.
  § 8. Volgens de in het studiereglement nader bepaalde regels, kan gedurende de lestijden een buitengewone klassenraad georganiseerd worden wanneer een dringende beslissing betreffende een leerling genomen moet worden.
  [1 § 9. De leerling en zijn ouders of, bij gebreke eraan, hun afgevaardigde, worden uitgenodigd op de uitwerking van het ILP.
   § 10. De overzending van sommige gegevens van het ILP zijn verplicht. De gegevens van het ILP die overgeheveld worden alsook de nadere regels voor de overzending worden door de Regering bepaald.]1
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 38, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2013-10-17/21, art. 15, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 10. - Berekening van de omkadering en aanwijzing ervan.
Art.33.Het aantal betrekkingen die in de inrichtingen van de Franse Gemeenschap vastgesteld worden en het aantal betrekkingen waarvoor weddesubsidies in de gesubsidieerde inrichtingen toegekend worden, worden elk schooljaar en voor elke inrichting volgens de normen in dit besluit vermeld, bepaald.
  De leerlingen in aanmerking genomen voor de hierna vermelde normen, zijn degenen die als regelmatige leerlingen beschouwd worden overeenkomstig de bepalingen van [1 de artikelen 12, 13, 14 en 14bis]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 70, 048; Inwerkingtreding : 22-04-2022>

Art.34. Het aantal betrekkingen in de wervingsambten van het onderwijzend personeel van het kleuter- en lager onderwijs door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd, wordt vastgesteld binnen de perken van het lestijdenpakket aan iedere instelling toegekend.
  Het lestijdenpakket wordt gerekend door de deling door een kencijfer van het product van de vermenigvuldiging van het aantal leerlingen in elk onderwijstype in aanmerking genomen, met het aantal georganiseerde wekelijkse lestijden.
  Het lestijdenpakket vertegenwoordigt het totaal van de lestijden van 50 minuten die de inrichting krijgt om het kleuter- en lager onderwijs te verstrekken. Het lestijdenpakket wordt jaarlijks, per inrichting en voor het bedoelde schooljaar bepaald.
  (...). <DFG 2005-05-04/42, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.35.Voor de toepassing van artikel 33, tweede lid, worden de volgende gegevens in aanmerking genomen :
  1° voor de typen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8, het aantal regelmatige leerlingen op 15 januari ingeschreven; [1 wordt niet beschouwd als een regelmatig ingeschreven leerling op 15 januari van het vorige schooljaar in de school die hem uitgesloten heeft, maar wel in deze die, in voorkomend geval, hem ontvangt na deze beslissing, de leerling van het lager onderwijs voor wie een definitieve uitsluiting wordt beslist op één of ander ogenblik van het schooljaar.]1
  2° voor type 5, het aantal door de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen bepaald :
  a) gedurende het vorige schooljaar, als dit onderwijstype gedurende die periode georganiseerd was;
  b) in de andere gevallen, gedurende de eerste 30 dagen vanaf het begin van het schooljaar of vanaf het organiseren van dit onderwijstype.
  [2 3°. Voor de types 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8, ingeval van de programmering van een vestigingsplaats of een type onderwijs, wordt het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 30 september in de nieuwe vestigingsplaats of het nieuwe type onderwijs, toegevoegd aan de telling van leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar. Dit nieuwe totaal geldt als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking van 30 september bedoeld in artikel 36, § 1.
   Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   Deze berekeningswijze heeft geen betrekking op de leerlingen die al meegeteld werden op 15 januari in de inrichting waarvan de programmering van een vestigingsplaats of een type onderwijs afhangt.
   4° Voor het type 5, ingeval van programmering van een vestigingsplaats, wordt de gemiddelde aanwezigheid van de leerlingen van de nieuwe vestigingsplaats tijdens de eerste 30 dagen te rekenen vanaf het begin van het schooljaar, toegevoegd [3 aan het gemiddelde]3 van het vorige schooljaar.
   Dit nieuwe totaal dient als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 36, § 1.
   Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   In de gevallen bedoeld in 3° en 4° wordt het lestijdenpakket berekend op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in de school op 30 september van het lopende schooljaar. De aldus berekende omkadering is van toepassing voor het jaar van de programmering.]2
  ----------
  (1)<DFG 2007-03-08/52, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2018-07-11/16, art. 11, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.36. § 1. Een nieuwe berekening van de omkadering gebeurt op 1 oktober als de schoolbevolking van 30 september met tenminste 5 procent veranderd is tegenover die van 15 januari.
  § 2. In de loop van het schooljaar kan een lestijdenpakket opnieuw berekend en gebruikt worden telkens als de schoolbevolking met tenminste 10 procent stijgt tegenover deze die de laatste keer gebruikt werd voor de bepaling van dit lestijdenpakket.
  Voor dit nieuw lestijdenpakket worden in aanmerking genomen, de leerlingen die aan artikel 33, tweede lid voldoen.
  § 3. Voor de onderwijstypen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8 wordt deze stijging slechts in aanmerking genomen als de stijging van het aantal leerlingen gedurende tien opeenvolgende lesdagen tenminste 10 procent vertegenwoordigt.
  § 4. Voor type 5, wordt deze stijging door de gemiddelde aanwezigheid gedurende een periode van tenminste twintig opeenvolgende lesdagen bepaald.

Art.37. In geval van bijzondere omstandigheden kan de Regering afwijkingen van de normen in dit besluit bepaald, verlenen.
  Die afwijkingen kunnen, per onderwijsnet, niet 0, 25 % van het totale aantal lestijden overschrijden dat gedurende het vorige schooljaar voor elk onderwijsnet kan worden gebruikt.

Art.38.§ 1. In het gespecialiseerd basisonderwijs, worden de wervingsambten zowel voltijds als deeltijds verleend.
  § 2. Het lestijdenpakket van de inrichting vertegenwoordigt de optelling van de quotiënten per onderwijstype behaald. Slechts dit totaal werd naar de bovenste eenheid afgerond.
  De kencijfers per onderwijstype worden zoals volgt bepaald :
  1° onderwijstypen 1 en 8 : kencijfer 9 voor de eerste 49 leerlingen; kencijfer 10 vanaf de 50ste leerling;
  2° onderwijstypen 2, 3 en 4 : kencijfer 6 voor de eerste 34 leerlingen; kencijfer 7 vanaf de 35ste leerling.
  3° onderwijstype 5 :
  a) in een school voor zieke kinderen georganiseerd : kencijfer 9 voor de eerste 49 leerlingen; kencijfer 10 vanaf de 50ste leerling;
  b) in een ziekenhuis en/of een erkende medische instelling georganiseerd : kencijfer 6 voor de eerste 34 leerlingen; kencijfer 6 vanaf de 35ste leerling.
  4° niet vertaald
  § 3. Een groep moet bij zijn vorming een aantal leerlingen bevatten dat lager is dan het dubbele van het kleinste kencijfer toegekend aan het onderwijstype waaronder die leerlingen ressorteren.
  Als leerlingen uit verschillende onderwijstypen gegroepeerd worden, moet het aantal leerlingen lager zijn dan het dubbele van het kleinste kencijfer toegekend aan een van de vertegenwoordigde onderwijstypen.

Art.39.[1 De lestijden klassenraad worden niet meegeteld in het lestijdenpakket.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 36, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 39bis.
  <Opgeheven bij DFG 2018-12-12/21, art. 29, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.40.[1 § 1.]1 Per inrichting wordt een ambt van directeur gecreëerd of gesubsidieerd.
  [1 § 2 Het ambt van directeur als bedoeld in § 1 mag niet worden opgesplitst.
   Onverminderd het vorige lid, kan de kleuterschool, de basisschool of de lagere school waarvan de directeur een vermindering van de arbeidstijd geniet ten gevolge van
   a) Artikel 19 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 tot uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van het leidinggevend en onderwijzend personeel, van het onderwijshulppersoneel en van het paramedisch personeel van de instellingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, van de internaten die van deze instellingen afhangen en van het personeel van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze instellingen;
   b) Artikel 22ter van voornoemd koninklijk besluit van 15 januari 1974;
   c) Artikel 10ter van koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de lasten, wedden, weddetoelagen en verloven wegens verminderde prestaties in het onderwijs en in de PMS-centra;
   d) Artikel 10quatorduodecies/1 van voornoemd koninklijk besluit nr. 297;
   e) Artikel 3, lid 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en in de PMS-centra,
  [2 f) van artikel 10duodecies, § 8, van voornoemd koninklijk besluit nr. 297,]2
   om zijn directeur bij te staan, een tijdelijke betrekking van adjunct-directeur op deeltijdse basis toegekend krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van de bedoelde bepaling, respectief halftijds (situaties a en b), 1/4de [2 (situaties c, d en f)]2 of 1/5de (situatie e). Deze betrekking mag niet het voorwerp uitmaken van een benoeming of aanwerving in vast verband. [2 Met uitzondering van de situatie waarin de tijdelijke betrekking verleend onder punt f wordt gehandhaafd onder punt d,]2 zij wordt afgeschaft zodra de bedoelde bepaling niet meer van toepassing is.
   De adjunct-directeur waarnaar in het vorige lid wordt verwezen en die:
   a) halftijds werkt, is verplicht minstens vier halve dagen per week te werken;
   b) een 1/4de of een 1/5de periode werkt, is verplicht minstens twee halve dagen per week te werken.
   § 3 In afwijking van § 2 krijgt een kleuter-, lagere of basisschool waarvan de directeur overeenkomstig artikel 41 verplicht is lestijden te geven en die krachtens de in het vorige lid bedoelde bepalingen een vermindering van zijn arbeidstijd geniet, om zijn directeur bij te staan, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de bedoelde bepaling:
   a) zes lestijden van een lestijdenpakket in het geval dat de directeur een vermindering van een 1/4de of een 1/5de heeft verkregen;
   b) twaalf lestijden van een lestijdenpakket waarin de directeur een vermindering met één halve werktijd heeft verkregen.
   Het lid van het onderwijzend personeel dat in het kader van de in het vorige lid bedoelde lestijden in een aanwervingsambt is tewerkgesteld, vervangt bij voorrang de directeur die vermindering van zijn arbeidstijd geniet in zijn gehele of een gedeelte van zijn onderwijslast en verricht in voorkomend geval andere pedagogische of coördinerende opdrachten.
   Behalve wanneer er voor geen enkele lestijden een kandidaat is, moeten deze lestijden aanleiding geven tot de aanwerving van één enkel personeelslid. Deze lestijden leiden niet tot een vaste benoeming of aanwerving. [2 Met uitzondering van de situatie waarin de tijdelijke lestijden verleend onder punt f van vorige paragraaf worden gehandhaafd onder punt d van dezelfde paragraaf,]2 zij worden afgeschaft zodra de bedoelde bepaling niet langer van toepassing is.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-02-04/17, art. 39, 044; Inwerkingtreding : 03-02-2021>
  (2)<DFG 2023-03-16/06, art. 26, 059; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.41. § 1. (De directeur vervult een onderwijsopdracht :
  van 16 lestijden, als het aantal leerlingen dat in aanmerking wordt genomen, lager is dan 20;
  van 10 lestijden, als het aantal leerlingen dat in aanmerking wordt genomen tussen 20 en 39 ligt;
  van 2 lestijden, als het aantal leerlingen dat in aanmerking wordt genomen tussen 40 en 59 ligt.
  Deze lestijden behoren tot het lestijdenpakket.) <DFG 2006-07-20/66, art. 71, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
  § 2. De directeur is niet verplicht een onderwijsopdracht te vervullen als het aantal leerlingen in aanmerking genomen 60 of meer vertegenwoordigt.
  § 3. Als het aantal leerlingen op 15 januari beneden 60 valt, hoeft de directeur de onderwijsopdracht niet te vervullen gedurende het hele schooljaar.
  § 4. De organisatie van de opdracht van de directeur kan gewijzigd worden telkens als het lestijdenpakket opnieuw berekend wordt.

Art. 41bis. [1 De weddeschaal van directeur gespecialiseerd basisonderwijs wordt toegekend als volgt :
   - Van 1 tot 19 leerlingen, de weddeschaal van schoolhoofd van 1 tot 3 klassen; (barema 177)
   - Van 20 tot 39 leerlingen, de weddeschaal van schoolhoofd van 4 tot 6 klassen; (barema 178)
   - Van 40 tot 59 leerlingen, de weddeschaal van schoolhoofd van 7 tot 9 klassen; (barema 179)
   - Vanaf 60 leerlingen, de weddeschaal van schoolhoofd van 10 klassen en meer (barema 180).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>

Art. 41ter. [1 Voor de toepassing van de artikelen 41 en 41bis worden de leerlingen in totale vaste integratie berekend voor het bepalen van de onderwijsopdracht en voor het bepalen van de baremaschaal van de schooldirecteur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.42. Het aantal groepen voor de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer wordt bepaald op basis van het totale aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, door het kencijfer van het onderwijstype gedeeld zoals in artikel 38, § 2 bedoeld.

Art.43. De lestijden van de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer behoren niet tot het lestijdenpakket.

Art. 43bis.[1 § 1. In de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen voor gespecialiseerd lager onderwijs en in de inrichtingen voor gespecialiseerd lager onderwijs van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van het niet-confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, wordt een cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst, of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, georganiseerd, zodra een leerling ingeschreven is voor één van die cursussen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In voorkomend geval, wordt de cursus opgericht of afgeschaft in de loop van het schooljaar.
   Die cursus moet georganiseerd worden in het continurooster van de verplichte wekelijkse lestijden.
   Het aantal groepen, dat van 1 oktober tot 30 september van het volgende schooljaar van toepassing is, wordt, voor de cursus die het meest wordt gevolgd, [4 ...]4 op grond van het aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, gedeeld door het kencijfer van het in artikel 38 van dit decreet bepaalde onderwijstype.
   § 2. Het aantal groepen van de meest gevolgde cursus wordt vermenigvuldigd met twee om het aantal lestijden te volgen die behoren tot het bruikbare lestijdenpakket.
   Dat aantal wordt vermenigvuldigd met het aantal georganiseerde cursussen, om het maximumaantal lestijden die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, te kennen.
   § 3. De cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, wordt per groep georganiseerd.
   Een groep omvat één lestijd voor een cursus.
   § 4. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen, stemt het aantal lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin die aan alle leerlingen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met het aantal klassen overeen.
   § 5. [2 Naast de lestijden die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, kunnen op het maximumaantal lestijden alleen de lestijden worden uitgetrokken die noodzakelijk zijn voor het behoud van het volume van de opdracht dat gelijkwaardig is met de toekenningen op 30 juni 2016 van de vast benoemde of tijdelijk prioritaire leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, overeenkomstig de prioritaire volgorde bepaald in titel II van dit decreet en, bij gebreke hieraan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.
   Het maximumaantal lestijden bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, kan alleen worden gebruikt voor de begeleiding van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.
   De overblijvende lestijden van een cursus kunnen geenszins worden overgedragen naar het onderwijzend personeel of naar andere personeelscategorieën.
   Voor de inrichtingen voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het niet-confessioneel onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer worden aanvullende lestijden automatisch toegekend voor elk personeelslid dat aangeworven of aangesteld wordt als leraar cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, voor het behalen van het getuigschrift van didactiek van de cursus filosofie en burgerzin. Deze lestijden zullen worden toegekend bij elk schooljaar tot 30 juni 2021, naar rata van 2 lestijden per personeelslid.
   Wanneer het personeelslid tegelijkertijd het ambt van leermeester filosofie en burgerzin en het ambt leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, vallen deze beide lestijden bij voorkeur onder zijn bevoegdheden als leermeester niet-confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht.
   Indien de lestijden niet onder de betrokken bevoegdheden vallen, moet het personeelslid tenminste voor 3 lestijden in de inrichtende macht op 1 september van het lopende schooljaar als leermeester filosofie en burgerzin aangeworven of aangesteld worden.
   In beide gevallen blijft het personeelslid ten minste 1 lestijd als leermeester filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht effectief presteren, behalve bij afwezigheid wegens moederschap, ziekte, arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door een arbeidsongeval en voor de volgende verlofdagen : verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verstrekken; verlof voor volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om een lid van het gezin of de familie dat ernstig ziek is bij te staan of om hem zorg te verstrekken.
   Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, dient bij de administratie een document in waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden bewezen wordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid. Deze lestijden zullen worden toegekend, naargelang het geval, aan de inrichting of de inrichtende macht, bij wie het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht heeft. Ingeval de opdracht van het personeelslid gelijk is in elke betrokken inrichtende macht, behoort de keuze van de betrekking betrokken bij deze vervanging tot het personeelslid.
   In afwijking van het vorige lid kunnen deze lestijden toegekend worden aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van deze lestijden het aantal vestigingen kan verminderen waarin het personeelslid effectief zijn ambten uitoefent.
   Bovendien, wanneer de lestijden die toegekend worden met toepassing van de bovenvermelde bepalingen het niet mogelijk maken om, binnen de inrichting voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of binnen de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, aan de vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende tijdelijke personeelsleden, een opdrachtenvolume toe te kennen dat gelijk is met de toekenning ervan op 30 juni 2016, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in de afdeling VI van het hoofdstuk II van de Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, en, bij gebreke hieraan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert, dient het inrichtingshoofd voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, bij de Administratie, een document in waarbij bewezen wordt dat hij daarom een bepaald aantal aanvullende lestijden gebruikt waarvan hij de bestemming ervan overeenkomstig de hierna bedoelde bepalingen zal nader bepalen.
   De lestijden bedoeld in het vorige lid zullen uitsluitend gebruikt worden voor :
   1. de organisatie van activiteiten, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin, binnen eenzelfde inrichting;
   2. de organisatie van activiteiten voor de pedagogische coördinatie of het overleg.
   De aanvullende lestijden worden ook toegekend aan het vast benoemde, prioritair tijdelijke of stagedoende personeelslid dat, ondanks de voorafgaandelijke toepassing van de hierboven opgesomde bepalingen, geen opdrachtenvolume teruggevonden heeft dat gelijk was aan zijn toekenning ervan op 30 juni 2016 of dat prestaties in meer dan 6 vestigingen zou moeten verlenen, ongeacht alle inrichtende machten. Deze lestijden worden toegekend aan de inrichting of de inrichtende macht, naargelang het geval, bij wie het opdrachtenvolume van het betrokken personeelslid het belangrijkste is op 30 juni 2016. Het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet-confessioneel vrij onderwijs, moet bij de administratie een document indienen waarbij het gebruik van deze aanvullende lestijden waarvan hij de bestemming per vestiging zal nader bepalen overeenkomstig de hierna bedoelde bepalingen, bewezen wordt.
   Het betrokken personeelslid wordt voor de volgende taken toegewezen :
   a. de organisatie en begeleiding van activiteiten binnen de mediatheek;
   b. de begeleiding van de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin;
   c. de organisatie van activiteiten van pedagogische coördinatie of overleg;
   d. de begeleiding van activiteiten van groepen leerlingen buiten de inrichting.
   Het gebruik van deze lestijden wordt toegelaten [5 van de eerste dag van het schooljaar tot en met de laatste dag van het schooljaar]5. Dit gebruik valt onder de bevoegdheid van de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en van het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap. Het wordt onderworpen aan het voorafgaandelijke advies, in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van het basisoverlegcomité, in het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie en in het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, van de ondernemingsraad of, bij gebreke hieraan, van de vakbondsdelegatie met evocatierecht van het verzoeningsbureau bij afkeuring.
   De diensten die gepresteerd worden in het kader van de aanvullende lestijden bedoeld in deze paragraaf, worden in alle opzichten gelijkgesteld met de diensten die gepresteerd worden in het kader van de personeelsformatie. De aldus opgerichte betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of de wervingen in vast verband.]2
   § 6. [3 De vestigingsplaatsen organiseren de cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin en de tweede lestijd in verband met de vrijstelling vanaf 1 september 2017.]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2016-07-13/04, art. 14, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2017-07-19/35, art. 44, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017> (NOTA : bij arrest nr.51/2020 van 23-04-2020 (B.St. 20-05-2020, p. 36722), heeft het Grondwettelijk Hof het vierde tot het negende lid van artikel 43bis, § 5, vernietigd)
  (3)<DFG 2017-07-19/35, art. 45, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
  (4)<DFG 2019-05-03/38, art. 56, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (5)<DFG 2022-03-31/35, art. 75, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.44. Het aantal overblijvende lestijden na toerekening op het lestijdenpakket van de lestijden aan elk lid van het onderwijzend personeel van het kleuter- en lager onderwijs verleend overeenkomstig de regels in deze afdeling vermeld, vormt het overschot.

Art. 44bis.[1 Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, van de plaatselijke paritaire commissie van de inrichtingen voor officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke overleginstanties, of bij gebreke hieraan, van de vakverenigingen van de inrichtingen voor vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, kunnen ten hoogste vierentwintig lestijden-leerkracht bestemd worden voor een bijkomende omkadering, naar rata van het equivalent van een betrekking met halftijdse of volledige prestaties [3 van een opvoeder]3 of maatschappelijk assistent om te zorgen voor een opvoedkundige en maatschappelijke omkadering indien, en alleen indien, deze aftrekking geen terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of geen gedeeltelijk opdrachtverlies tot gevolg heeft.
   De overdracht van lestijden-leerkracht bedoeld in het eerste lid houdt op facultatief te zijn voor de inrichting die gedurende drie opeenvolgende schooljaren er gebruik van heeft gemaakt om een bijkomend ambt van [2 opvoeder]2 of maatschappelijk assistent met halftijdse of volledige prestaties in te richten.
   Het tweede lid houdt op van toepassing te zijn op het ambt maatschappelijk assistent of [2 opvoeder]2 wanneer het betrokken personeelslid op rustpensioen wordt gesteld, zijn ontslag indient of een verandering van aanstelling of een mutatie geniet.
   Voor de toepassing van de statutaire bepalingen wordt er, in geen enkel geval, een verschil gemaakt tussen de [3 opvoeders]3 en/of de maatschappelijke assistenten naargelang het ambt dat zij uitoefenen, ingericht of gesubsidieerd werd krachtens het tweede lid of krachtens de hoofdstukken VI of VII van dit decreet.
   Er kan geen benoeming of werving in vast verband toegekend worden in een betrekking met halftijdse of volledige prestaties opgericht op basis van het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2014-04-11/37, art. 252, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 57, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 44ter. [1 In elke inrichting voor gespecialiseerd basisonderwijs wordt, binnen de perken van het bruikbare lestijdenpakket en na alle lessen te hebben ingericht bepaald in de lesroosters van de leerlingen, gezorgd voor de coördinatie van de herinschakelingsprojecten, de opvang, de observatie en de tijdelijke opvang van de nieuwe leerlingen, de begeleiding van leerlingen die momentele problemen ervaren, de mediatie en/of de pedagogische coördinatie. Voor deze opdrachten kan door één of meerdere leden van het onderwijzend personeel van het basisniveau gezorgd worden met inachtneming van de statuutbepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 44ter. [1 Wanneer bijkomende lestijden naast het lestijdenpakket toegekend aan een schoolinrichting overeenkomstig artikel 37, § 1, van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie, aan de tijdelijke aanwerving worden besteed van een lid van het hulpopvoedend personeel overeenkomstig artikel 37, § 2, van hetzelfde decreet, kan de betrekking van dat lid van het hulpvoedend personeel in vier delen gedeeld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2014-04-11/32, art. 38, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Art. 44quater.
  <Opgeheven bij DFG 2021-06-17/29, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

HOOFDSTUK V. - Organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Afdeling 1. - Organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art.45.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.46.§ 1. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1 heeft tot doel de leerlingen een maatschappelijke opleiding te geven waardoor hun integratie in een aangepaste leefomgeving mogelijk wordt gemaakt. Die onderwijsvorm kan van type 2, 3, 4, 5, 6 of 7 van het gemeenschappelijk of afzonderlijk georganiseerd gespecialiseerd onderwijs zijn.
  § 2. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 2 heeft tot doel de leerlingen een algemene, maatschappelijke en beroepsopleiding te geven waardoor hun integratie in een aangepaste leef- en werkomgeving mogelijk wordt gemaakt. Die onderwijsvorm kan van type 2, 3, 4, 5, 6 of 7 van het gemeenschappelijk of afzonderlijk georganiseerd onderwijs zijn.
  § 3. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 heeft tot doel de leerlingen een algemene, maatschappelijke en beroepsopleiding te geven waardoor hun integratie in een gewone leef- en werkomgeving mogelijk wordt gemaakt. Die onderwijsvorm kan van type [2 1, 3, 4, 5, 6, 7 of 8]2 van het gemeenschappelijk of afzonderlijk georganiseerd onderwijs zijn.
  § 4. Het gespecialiseerd secundair doorstromingsonderwijs van vorm 4 bereidt leerlingen voor met het oog op het voortzetten van de studies tot het einde van het hoger secundair onderwijs, waarbij mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces worden geboden. Het gespecialiseerd secundair kwalificatieonderwijs van vorm 4 bereidt leerlingen voor met het oog op de inschakeling in het arbeidsproces, waarbij het voortzetten van de studies tot het einde van het hoger secundair onderwijs mogelijk wordt gemaakt.
  Die onderwijsvorm kan van type 3, 4, 5, 6 of 7 van het gemeenschappelijk of afzonderlijk georganiseerd gespecialiseerd onderwijs zijn en is niet toegankelijk voor leerlingen getroffen door [1 mentale achterlijkheid]1.
  ----------
  (1)<DFG 2011-02-10/07, art. 43, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 58, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - Uurregeling van leerlingen.
Art.47.§ 1. Het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 45, 1°, 2° en 3° wordt verstrekt met tweeëndertig tot zesendertig wekelijkse lestijden van vijftig minuten, verdeeld over negen halve dagen.
  [2 In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het officieel gesubsidieerd onderwijs en in het niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, blijft het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 45, 1°, 2° en 3°, georganiseerd in verhouding tot 32 lestijden tot 36 lestijden, wanneer de leerling vrijgesteld wordt van de cursus godsdienst of van de cursus niet confessionele zedenleer. De in artikel 45, 1°, 2° en 3° bedoelde leerlingen van het gespecialiseerd secundair onderwijs die vrijgesteld worden van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer, moeten deelnemen aan een tweede lestijd cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.]2
  [1 In het officieel onderwijs, wordt het in artikel 45, 1°, 2° en 3° bedoelde secundair gespecialiseerd onderwijs verder georganiseerd in verhouding tot 32 tot 36 lestijden, wanneer de leerling wordt vrijgesteld van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer. De vrijgestelde leerlingen van het in artikel 45, 3° en 4° bedoelde secundair gespecialiseerd onderwijs moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer.]1
  § 2. Het gespecialiseerd secundair onderwijs bedoeld in artikel 45, 4°, kan 2 tot 4 lestijden gespecialiseerde begeleiding boven het referentie-uurrooster organiseren.
  Om praktische redenen, na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichtingen, van de plaatselijke paritaire commissie, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen, of van de instanties voor plaatselijk overleg of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardigingen, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, en na raadpleging van de participatieraad, kan een afwijking worden toegestaan door de Regering om de wekelijkse uurregeling over tien halve dagen te verspreiden.
  § 3. Iedere inrichting die een onderwijs van type 7 organiseert, moet een gebarentaalproject uitvoeren dat vermeld staat in het inrichtingsproject in het kader van dat project; iedere leerling ingeschreven in het onderwijs van type 7 van vorm 3 of 4, kan 4 wekelijkse lestijden gebarentaal krijgen.
  Die vier lestijden kunnen vrij in het uurrooster worden opgenomen of in een taalbadprogramma worden opgenomen.
  Het gebarentaalbad sluit noch de studie of het taalbad in het mondelinge Frans noch de studie van het schriftelijke Frans uit.
  ----------
  (1)<DFG 2015-07-14/03, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (2)<DFG 2017-07-19/35, art. 15, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Afdeling 3. - Gespecialiseerd secundair onderwijs voor integratie in de samenleving - Onderwijs van vorm 1.
Art.48. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1 wordt in een enkele fase ingericht rond het inrichtingsproject.
  Het draagt bij tot de opvoeding van leerlingen dankzij het optimaal ontwikkelen van hun vaardigheden door persoonlijke ontplooiing en door het ontwikkelen van de grootst mogelijke zelfstandigheid. Stages kunnen ingericht worden gedurende het schooljaar mits inachtneming van de door de Regering bepaalde nadere regels.

Art.49. Elke leerling die de inrichting verlaat, heeft recht op een schoolbezoekattest uitgereikt door het inrichtingshoofd volgens het door de Regering bepaalde model.

Afdeling 4. - Gespecialiseerd secundair onderwijs voor integratie in de samenleving en inschakeling in het arbeidsproces - Onderwijs van vorm 2.
Art.50. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 2 wordt ingericht in twee fasen rond het inrichtingsproject.
  De eerste fase geeft de voorrang aan socialiserings- en communicatiedoeleinden inzonderheid verbonden aan het ontwikkelen van beroepsvaardigheden en aan de expressie van het persoonlijk project.
  De tweede fase zet de doeleinden inzake socialisering en communicatie van de eerste fase voort met een bijzondere nadruk op de opvoedkundige en leeractiviteiten die ertoe strekken de leerlingen voor het maatschappelijk en beroepsleven voor te bereiden.
  In iedere fase, worden de opvoedkundige activiteiten ontwikkeld via een concrete en functionele pedagogie die ernaar streeft simultaan de verwerving van basisvaardigheden op het cognitief, psycho-motorisch en sociaal-affectief niveau en de beroeps- en creatieve vaardigheden te vergemakkelijken.

Art.51.De klassenraad bijgestaan door de instelling belast met de begeleiding bepaalt, voor iedere leerling, de respectieve duur van iedere fase.
  De klassenraad kan, desgevallend, het getuigschrift voor basisstudies uitreiken. Hij neemt de verplichtingen bepaald voor vorm 3 in acht.
  [1 De leerlingen die niet meer aan de leerplicht onderworpen zijn, kunnen ook het getuigschrift van basisonderwijs verkrijgen mits inachtneming van de voorwaarden bepaald bij artikel 23 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.52. Gedurende de tweede fase kunnen stages ingericht worden tijdens het schooljaar volgens de nadere regels bepaald door de Regering.

Art.53. Iedere leerling die de inrichting verlaat, heeft recht op een schoolbezoekattest waarin de verworven vaardigheden vermeld worden. Dit attest wordt door de directeur uitgereikt overeenkomstig het door de Regering vastgesteld model.

Afdeling 5. - Gespecialiseerd beroepssecundair onderwijs - Onderwijs van vorm 3.
Art.54.§ 1. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 wordt ingericht in drie fasen rond het inrichtingsproject.
  De eerste fase bevat :
  1° een waarnemingsperiode, in één of meer beroepssectoren voor een maximale duur van één schooljaar;
  2° een polyvalente aanpak in een beroepssector voor een maximale duur van één schooljaar behoudens met redenen omkleed advies van de Klassenraad.
  De tweede fase beoogt een polyvalente opleiding in een beroepsgroep voor een maximale duur van twee schooljaren behoudens met redenen omkleed advies van de Klassenraad.
  [4 Het slagen voor de tweede fase leidt tot de toekenning van het getuigschrift van basisonderwijs aan de leerling die daar nog geen houder van is.]4
  De derde fase leidt tot een beroepskwalificatie in een beroep van de beroepsgroep gevolgd door de leerling gedurende de tweede fase. [2 De duur daarvan verandert in functie van de specificiteit van het kwalificatieprofiel bedoeld, of, bij gebreke hiervan, van het opleidingsprofiel bedoeld]2 bij artikel 47 van het decreet dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
  § 2. De verschillende fasen bevatten cursussen bestemd voor de algemene en maatschappelijke opleiding, enerzijds, en cursussen bestemd voor de beroepsopleiding, anderzijds. De Regering bepaalt het urenvolume met inachtneming van de volgende vereisten :
  de eerste fase omvat minstens 13 lestijden bestemd voor de algemene en maatschappelijke opleiding;
  de tweede en derde fasen omvatten minstens 9 lestijden.
  § 3. [2 [3 Op het einde van de derde fase, krijgt de leerling, voor zover hij de vaardigheden opgenomen in een specifiek opleidingsprofiel bedoeld bij artikel 47, § 1, van het voornoemd decreet van 24 juli 1997 heeft verworven, een kwalificatiegetuigschrift voor een beroep of, indien dit kwalificatieprofiel nog niet bepaald is, voor de competenties opgenomen in een kwalificatieprofiel uitgewerkt door de Gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalificaties bedoeld bij artikel 7 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs.]3]2
  § 4. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 39, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2012-07-12/26, art. 100, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2018-06-14/26, art. 23, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (4)<DFG 2018-07-11/16, art. 12, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.55.§ 1. [1 De opleiding in deze vorm van onderwijs wordt in beroepssectoren ingericht. Deze geven aanleiding tot opleidingen in beroepsgroepen die tot opleidingen leiden voor een beroep.
   De nadere regels voor de overeenstemming tussen de opleidingen in een beroepssector, de opleidingen in beroepsgroepen en de opleidingen voor een beroep worden door de Regering bepaald.]1
  [2 ...]2
  [2 § 2.]2 (oud §3)De Regering bepaalt de nadere regels voor de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten voor de opleidingen voor een beroep van de derde fase, waarvan ze bepaald heeft dat ze georganiseerd worden in dat stelsel overeenkomstig artikel 4, § 3, van het decreet van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs.
  [4 § 2.bis De regering bepaalt de modaliteiten van het kwalificerend onderwijstraject voor de beroepsopleidingen van de derde fase, waarvan ze bepaald heeft dat ze in dit stelsel worden georganiseerd conform artikel 12 van het decreet van 20 juli 2022 met betrekking tot het kwalificerend onderwijstraject (KOT).]4
  [3 § 3. In het kader van de opleidingen waarvoor er een profiel bestaat zoals bedoeld in artikel 47 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, kan de Regering, na gemotiveerd advies van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs, de programmering toestaan van een opleiding die behoort tot een andere sector en/of een andere groep van beroepsmensen dan deze die in de schoolinrichting georganiseerd worden.]3
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 101, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-12-05/18, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 59, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2022-07-20/39, art. 47,b, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 55 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. [1 De opleiding in deze vorm van onderwijs wordt in beroepssectoren ingericht. Deze geven aanleiding tot opleidingen in beroepsgroepen die tot opleidingen leiden voor een beroep.
   De nadere regels voor de overeenstemming tussen de opleidingen in een beroepssector, de opleidingen in beroepsgroepen en de opleidingen voor een beroep worden door de Regering bepaald.]1
  [2 ...]2
  § 2.[5 ...]5
  [4 § 2.bis De regering bepaalt de modaliteiten van het kwalificerend onderwijstraject voor de beroepsopleidingen van de derde fase, waarvan ze bepaald heeft dat ze in dit stelsel worden georganiseerd conform artikel 12 van het decreet van 20 juli 2022 met betrekking tot het kwalificerend onderwijstraject (KOT).]4
  [3 § 3. In het kader van de opleidingen waarvoor er een profiel bestaat zoals bedoeld in artikel 47 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, kan de Regering, na gemotiveerd advies van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs, de programmering toestaan van een opleiding die behoort tot een andere sector en/of een andere groep van beroepsmensen dan deze die in de schoolinrichting georganiseerd worden.]3

  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 101, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-12-05/18, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 59, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2022-07-20/39, art. 47,b, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (5)<DFG 2022-07-20/39, art. 47,a, 051; Inwerkingtreding : 25-08-2025>


Art. 55bis.[1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
  1. beroepswereld : publieke of privé werkgever van de profit en non-profit sectoren die actief is in de productie van goederen of diensten en die in staat is om stagiairs te ontvangen onder de voorwaarden van dit artikel;
  2. bezoeken : individuele of collectieve periodes van contact en ontdekking, inzonderheid betreffende de beroepen, de beroepswereld, de centra voor competenties en beroepsreferentie, de centra voor gevorderde technologieën, andere scholen B georganiseerd in het kader van het oriëntatieproces voor de leerlingen van de eerste, tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan;
  3. stages : periodes van individuele immersie of immersie in zeer kleine groepen van minder dan 6 leerlingen in de beroepswereld, die voornamelijk georganiseerd worden in de 2de en 3de graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan.
  Het alternerend onderwijs zoals georganiseerd overeenkomstig artikel 3, § 1, derde lid van dit decreet, is niet bedoeld in dit artikel.
  § 2. De bezoeken worden georganiseerd door de inrichtingen in het kader van hun inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.
  § 3. Voor de vormingen waarvoor een kwalificatieprofiel nog niet bepaald werd overeenkomstig artikel 39 van het decreet van 24 juli 1997, kan de Regering de stages verplicht maken in sommige vormingen van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3.
  In het kader van zijn inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997, kan elke inrichting stages organiseren overeenkomstig dit artikel in de vormingen van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, waarin de Regering ze nog niet verplicht heeft gemaakt.
  § 4. Drie types stages zijn te onderscheiden :
  1. de stage van type 1 die een observatie- en initiatiestage is;
  2. de stage van type 2 die een stage van begeleide praktijk is;
  3. de stage van type 3 die een praktijkstage is met verantwoordelijkheid.
  § 5. De observatie- en initiatiestages bedoeld in § 4, 1 maken deel uit van de uitvoering van het project van de leerling en passen in het kader van een breed oriëntatieproces. Ze hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om :
  1. één of meer beroepen te ontdekken om het vormingsproject te bepalen en nader te bepalen;
  2. zich vertrouwd te maken met de beroepsactiviteiten en/of het beroepsleven;
  3. zijn belangstelling nauwkeurig te bepalen.
  Ze worden georganiseerd door de schoolinrichtingen in het kader van het inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.
  Ze kunnen inzonderheid bestaan in :
  1. de deelname aan de proeven en de demonstraties;
  2. de bijstand aan de productieactiviteiten;
  3. de ontmoeting met de leden van de beroepswereld.
  De leerlingen die observatie- en initiatiestages volgen, nemen niet deel aan het werk in de beroepsomgeving; ze worden globaal opgevangen door de beroepsomgeving en beschikken over een lage graad autonomie.
  Bij het zoeken naar plaatsen van stage bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen, een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepsomgeving waarvan de Regering het model bepaalt.
  § 6. De stages van begeleide praktijk bedoeld in § 4, 2, hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om :
  1. de beroepswereld te ontdekken;
  2. zijn vormingsproject uit te diepen;
  3. zijn beroepskeuze te bevestigen;
  4. de competenties uit te voeren die hij op school verworven heeft door deel te nemen aan het productieproces.
  Het werk bedoeld in 4 van het vorige lid, bestaat in de uitvoering van taken die steeds ingewikkeld er zijn in functie van het studieprogramma. Het wordt uitgevoerd onder de dichtste begeleiding van de beroepsomgeving; de leerling beschikt over een redelijke autonomie.
  § 7. De praktijkstages in verantwoordelijkheid bedoeld in § 4, 3, hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om de beheersing van het beroep te verwerven en te vervolmaken ter aanvulling van de kennis, de competenties en de beroepsvaardigheden die op school worden onderricht.
  Daartoe worden de leerlingen gevraagd om steeds ingewikkelder taken autonoom uit te voeren in functie van het studieprogramma onder het toezicht van de beroepsomgeving.
  § 8. De stages bedoeld in §§ 6 en 7 passen in het kader van het pedagogische project bedoeld in artikel 64 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997, van de inrichtingen die het technisch kwalificatiesecundair onderwijs en het beroepssecundair onderwijs organiseren.
  De stages maken noodzakelijk deel uit van de opleiding van de leerling; ze komen in aanmerking voor het proces voor de evaluatie van de leerlingen.
  Ze zijn verplicht wanneer ze georganiseerd worden door de schoolinrichting en wanneer deze de regels ingevoegd heeft in haar studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.
  Wanneer een leerling tijdelijk lichamelijke, sociale of psychologische problemen heeft, kan de klassenraad de stages van een leerling uitstellen tot een gunstigere periode voor hem. Indien het uistel niet mogelijk is, kan de klassenraad de leerling volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de stage. In beide gevallen stelt de klassenraad een document op dat zijn beslissing motiveert en de nadere regels voor vervanging beschrijft.
  § 9. De keuze van de stageplaatsen moet beantwoorden aan de doelstellingen inzake opleiding. Er moet inzonderheid rekening worden gehouden met :
  1. de geschiktheid van de beroepsomgeving om een reeks vormende werkzaamheden op het beroepsgebied aan te bieden;
  2. de capaciteit van de beroepsomgeving om binnen zijn leden een voogd aan te stellen met de vereiste bekwaamheden voor de begeleiding van de stagiair, zoals bepaald door het ambtsprofiel bedoeld in § 18.
  3. de ontvangstcapaciteit van de beroepsomgeving inzake het aantal stagiairs;
  4. de vroegere ervaringen van een positieve samenwerking met de schoolinrichting.
  De stages mogen niet georganiseerd worden bij leden van het lerarenkorps, hun echtgenoot(e)of hun ouders, noch bij de ouders van de stagiair tot de 3de graad noch bij de samenwonenden en/of personen die onder hetzelfde dak wonen, behoudens afwijking toegekend door de minister van leerplichtonderwijs.
  § 10. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7, waarborgt het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aan elke leerling een aangepaste stageplaats ten opzichte van de criteria van § 9.
  De nadere regels voor de tussenkomst van de leerlingen in het zoeken naar stageplaatsen worden bepaald in het studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997. In dit geval zorgt het opvoedingsteam voor een voorbereiding van de leerlingen op zoek naar de stageplaatsen en ondersteunt ze in het zoeken naar de stageplaatsen. Dit houdt inzonderheid in dat ze een lijst van de mogelijke stageplaatsen aan de leerlingen bezorgt, zelfs als de leerling zelf andere plaatsen kan voorstellen die beantwoorden aan de criteria bepaald door het opvoedingsteam.
  In alle gevallen is het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap in laatste instantie verantwoordelijk voor het zoeken naar stageplaatsen; de leerling zal niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor het gebrek aan stageplaatsen behalve als het inrichtingshoofd een tuchtmaatregel genomen heeft voor de uitsluiting van de stageplaats ten opzichte van de leerling en dat het niet mogelijk was om hem een andere stageplaats te vinden.
  Bij het zoeken naar stageplaatsen bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepswereld waarvan de Regering het model bepaalt.
  Ingeval een inrichting niet voldoende stageplaatsen vindt, informeert het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, daarover volgens de nadere regels die de Regering bepaalt :
  1. de betrokken netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs bedoeld in artikel 4, § 1 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de oprichting van de netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen;
  2. de diensten van de Regering; deze maken een lijst op van aanvragen waaraan niet voldaan wordt per zone per beroepssector en per gegroepeerde basisoptie, dat bezorgd zal worden aan de minister van secundair onderwijs; ze verlenen hun steun aan de inrichtingen op zoek naar stageplaatsen;
  § 11. Voor de vormingen waarin stages verplicht worden verklarend door de Regering, kunnen het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanvragen om vrijstelling indienen die gemotiveerd worden door redenen buiten de leerlingen zelf zoals het gebrek aan stageaanbod en de grote moeilijkheden voor de leerlingen om zich naar de stageplaatsen te begeven. De aanvraag kan betrekking hebben op een gegroepeerde basisoptie of op een beperkt aantal leerlingen binnen een gegroepeerde basisoptie. De aanvraag betreft een specifiek schooljaar.
  De klassenraad voorziet in vervangingsactiviteiten voor de vrijgestelde leerlingen.
  De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvragen om vrijstelling en de behandeling en keurt al dan niet de aanvragen goed.
  De Inspectiedienst bedoeld in artikel 3, 3, van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, kan belast worden met een opdracht van inspectie betreffende deze aanvragen.
  § 12. De stages bedoeld in de §§ 6 en 7 kunnen georganiseerd worden in het buitenland of in een andere gemeenschap.
  Elke stage in het buitenland is onderworpen aan een ministeriële toelating die gebaseerd is op een dossier ingediend door het inrichtingshoofd volgens de nadere regels die de Regering bepaalt.
  De toelating is automatisch voor de leerling en de leden van het opvoedingsteam die eventueel de jongere begeleiden wanneer hij deel neemt aan uitwisselingen gefinancierd of medegefinancierd door de Europese commissie of een Belgische overheid.
  De Regering bepaalt de bijzondere nadere regels voor stages van grenso schrijdende leerlingen in omringende landen of in een andere gemeenschap. [2 Daartoe mag zij afwijken van de bepalingen van het tweede lid.]2
  § 13. § 13. Na het advies van de [3 Algemene Raad]3 opgericht bij artikel 168 van dit decreet, bepaalt de Regering de duur, de doelgroep en de nadere regels voor de organisatie en de evaluatie van de verschillende types stages bedoeld in § 4.
  Indien de Raad zijn advies niet heeft uitgebracht binnen de drie maanden van de aanvraag die hem gericht wordt, wordt het advies als gunstig geacht.
  § 14. De stages houden een drieledige relatie in tussen de schoolinrichting, de leerling en zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers indien hij minderjarig is en de beroepsomgeving.
  Deze relatie wordt geregeld door een overeenkomst die inzonderheid de rechten en plichten van de betrokken partners bepaalt. De Regering bepaalt het model van overeenkomst dat van toepassing is op elk type stage bedoeld in § 4.
  § 15. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7 is een stageboekje verplicht. Dit boekje is gedurende de stage het verbindingsmiddel tussen de schoolinrichting, de stagiair en de beroepswereld.
  Het stageboekje omvat ten minste de volgende elementen :
  1. een exemplaar van de overeenkomst;
  2. het type stage;
  3. de doelstellingen van de stage;
  4. de kalender en de uurroosters;
  5. de nadere regels voor de evaluatie;
  6. wat verwacht wordt van de beroepswereld inzake ontwikkeling van beroepsvaardigheden en Bcompetenties.
  Het boekje gaat mee met de leerling zowel op school als op de stageplaats.
  De leerling vermeldt daarin de activiteiten en de gevolgde leerprocessen. De beroepswereld vermeldt daarin de elementen voor de evaluatie.
  Het stageboekje wordt gehouden onder de verantwoordelijkheid van de stagemeester bedoeld in § 16, in samenwerking met de voogd bedoeld in § 18.
  Het stageboekje kan het stageverslag vervangen indien het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, dit beslist na overleg met het opvoedingsteam.
  § 16. Het inrichtingshoofd stelt de leerkracht of de leerkrachten aan die belast is/zijn met de voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages. Voor elke stagiair wordt binnen het opvoedingsteam die ermee belast is, een enige stagemeester aangesteld, de enige gesprekspartner van de betrokken beroepsomgeving buiten het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde.
  Kan aangesteld worden tot stagemeester :
  1. elk lid van het team van leerkrachten belast met de cursussen voor de betrokken leerlingen met inbegrip van de cursussen van gemeenschappelijke vorming;
  2. een werkleider;
  3. een werkmeester;
  4. een leerkracht belast met de periodes van pedagogische coördinatie.
  De voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages maken deel uit van de gewone pedagogische taken van stagemeesters. Wanneer ze taken uitvoeren, hetzij in of buiten een schoolinrichting,worden ze beschouwd als in dienstactiviteit te zijn.
  § 17. In het begin van het schooljaar bepaalt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde de planningsvooruitzichten en de nadere regels voor de organisatie van stages na overleg binnen het bevoegde orgaan voor sociale democratie.
  § 18. Binnen de perken van hun gewone wekelijkse uurrooster kan het inrichtingshoofd de personeelsleden die van cursussen ontlast worden wegens de organisatie van stages, belasten met opvoedings- en pedagogische taken, zoals de vervanging van afwezige leraren, de organisatie van remediërings- en inhaalactiviteiten, toezicht, prestaties in een mediatheek.
  § 19. De aanstelling van een voogd is noodzakelijk in elke beroepsomgeving die ten minste één stagiaire ontvangt. De schoolinrichtingen werken samen met de betrokken beroepsplaatsen voor de aanstelling van de betrokken voogden. De Regering bepaalt een ambtsprofiel voor de voogden na overleg met de sociale partners vertegenwoordigd binnen de Economische en sociale Raad van het Waals Gewest en de Economische en sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  § 20. De Regering bepaalt een rooster met criteria voor de evaluatie van de stageplaatsen; de inrichtingen vullen deze rooster in voor elke stageplaats met de samenwerking van één of meer betrokken stagemeester(s); ze houden het ter beschikking van de Inspectiedienst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-12-05/18, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<DFG 2016-07-13/03, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 04-08-2016>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.56.Gedurende de eerste fase, kan een leerling toegelaten worden tot of georiënteerd worden naar [1 een opleiding in een beroepssector]1 , op de voordracht van de klassenraad bijgestaan door de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen en met de instemming van de ouders, van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of van de meerderjarige leerling.
  De overgang naar de tweede fase vereist een attest van welslagen voor de eerste fase. Dit attest wordt opgesteld op basis van de beslissing van de klassenraad, onder andere gebaseerd op het verwerven van "drempelvaardigheden". Het model van dit attest wordt door de Regering bepaald.
  Gedurende de tweede fase, worden de nadere regels voor de overgang van een leerling van de ene beroepssector naar een andere door de Regering bepaald en houden rekening met de door de leerling verworven "drempelvaardigheden".
  De overgang naar de derde fase vereist een attest van slagen voor de tweede fase. Dit attest wordt opgesteld op basis van de beslissing van de klassenraad, onder andere gebaseerd op het verwerven van "drempelvaardigheden". Het model van dit attest wordt door de Regering bepaald.
  In de derde fase wordt de leerling opgenomen in [1 de opleiding voor een beroep]1 van de beroepsgroep waarvoor hij het attest van welslagen voor de tweede fase heeft bekomen.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 102, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.57.In het onderwijs van vorm 3 :
  1° wordt het slagen voor de eerste fase bekrachtigd door een attest van welslagen in een beroepssector;
  2° (niet vertaald, zie Franse versie)
  3° [2 het slagen voor de derde fase wordt bekrachtigd door een [4 ...]4 kwalificatiegetuigschrift in een beroep overeenkomstig artikel 59.
   Dit [4 ...]4 kwalificatiegetuigschrift wordt aangevuld, in voorkomend geval, met een getuigschrift van het secundair [5 beroeps ]5 onderwijs van de tweede graad, uitgereikt door de Klassenraad aan de leerlingen die hij acht in staat te zijn hun studies voort te zetten in het vijfde leerjaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs; dit getuigschrift is gelijkwaardig aan het getuigschrift dat uitgereikt wordt aan de leerlingen van het gewoon secundair beroepsonderwijs overeenkomstig artikel 25, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs.]2
  4° heeft iedere leerling die de inrichting verlaat zonder kwalificatiegetuigschrift recht op een attest van verworven vaardigheden en een schoolbezoekattest uitgereikt door de directeur overeenkomstig het door de Regering bepaald model;
  5° reikt de klassenraad [1 ...]1 een getuigschrift basisstudies uit [1 volgens de nadere regels bedoeld in het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs]1;
  [6 6° de klassenraad reikt het getuigschrift secundair onderwijs eerste graad uit aan leerlingen die slagen voor externe getuigschriftproeven.]6
  [3 [6 7°]6. De leerlingen die niet meer aan de leerplicht onderworpen zijn, kunnen ook het getuigschrift van basisonderwijs verkrijgen mits inachtneming van de voorwaarden bepaald bij artikel 23 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 mei 1999 tot vaststelling van de vorm en de regels voor de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs.]3
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 9, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2012-07-12/26, art. 103, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2013-10-17/21, art. 18, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (4)<DFG 2018-06-14/26, art. 24, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<DFG 2019-05-03/38, art. 60, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<DFG 2024-01-18/27, art. 68, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.58.De kwalificatiecommissie wordt samengesteld uit leden van de klassenraad uitgebreid tot leden die niet behoren tot de inrichting. Onder de leden van de klassenraad bevinden zich, verplicht, de klastitularis, de leraren technische cursussen en beroepspraktijk en minimum een leraar algemene cursussen [1 en in het kader van het alternerend onderwijs, de coördinator en/of de begeleider van het Centrum voor alternerend onderwijs en vorming]1. Zij wordt voorgezeten door de directeur of diens afgevaardigde.
   De leden die niet behoren tot de inrichting worden gekozen wegens hun beroepsbevoegdheid in de kwalificatie die bekrachtigd moet worden.
   Het aantal leden die niet behoren tot de inrichting moet lager zijn dan dat van de leden van de klassenraad.

  TOEKOMSTIG RECHT

Art. 58. [2 Op het einde van de derde fase van vorm 3 van het gespecialiseerd secundair onderwijs wordt de kwalificatie bekrachtigd in functie van de beheersing van de leerresultaten bepaald door het [3 ...]3 kwalificatieprofiel bedoeld in artikel 47, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.   In afwijking van het vorige lid, voor de opleidingen waarvoor een opleidingsprofiel nog niet ontwikkeld werd door de " Service francophone des Métiers et des Qualifications " en nog niet goedgekeurd werd door de Regering, wordt het kwalificatiegetuigschrift uitgereikt met verwijzing naar de competenties bepaald door de opleidingsprofielen ontwikkeld [3 door de Gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalificaties bedoeld bij artikel 7 van het voornoemde decreet van 27 oktober 1994]3.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/30, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-07-12/26, art. 104, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<DFG 2018-06-14/26, art. 25, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.59.[1 [4 Gedurende de derde fase, worden kwalificatieproeven georganiseerd om het geheel van de kennis, vaardigheden en competenties van het kwalificatieprofiel te bekrachtigen of, bij gebreke daaraan, de competenties opgenomen in het kwalificatieprofiel uitgewerkt door de Gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalificaties bedoeld bij artikel 7 van het voornoemde decreet van 27 oktober 1994]4.
   Als de proeven voor een leven lang leren georganiseerd kunnen worden, moeten ze bovendien het mogelijk maken om de vaardigheid van de leerling na te kijken om de verworven competenties te mobiliseren, in voorkomend geval, dankzij een geïntegreerde proef en/of de uitvoering van een werk. Al dit proces ressorteert onder de bevoegdheid van elke inrichtende macht.
   [4 Het kwalificatiegetuigschrift wordt door de Kwalificatie-examencommissie uitgereikt]4.
   In het stelsel van de KEL wordt de kwalificatieexamencommissie ook belast met de validatie van de eenheden van leerresultaten.
  [5 Voor de gegroepeerde basisopties met betrekking tot de opleidingsprofielen die door de Service francophone des métiers et des qualifications (SFMQ) zijn opgesteld en waarvoor een kwalificatieprofiel is opgesteld en goedgekeurd door de regering, is de kwalificatie-examencommissie ook belast met het goedkeuren van de leerresultateneenheden.]5
   De kwalificatieexamencommissie wordt ingesteld in het begin van elk schooljaar onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht.
   Ze is samengesteld uit het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, leden van de klassenraad en leden buiten de inrichting. Onder de leden van de klassenraad telt ze verplicht de klassenleraar, de leraren technische vakken en beroepspraktijk en ten minste een leraar algemene vakken en in het kader van het alternerend onderwijs, de coördinator en/of begeleider van het " Centre d'Education et de Formation en Alternance " (Centrum voor alternerend onderwijs en opvoeding).
   De leden buiten de inrichting, waarvan het aantal niet dat van de leden van het onderwijzend personeel mag overschrijden :
   1° worden gekozen voor hun competentie in de kwalificatie die bekrachtigd moet worden;
   2° worden aangesteld door de inrichtende macht of zijn afgevaardigde.
   De examencommissie wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde.
   De kwalificatieexamencommissie kan de evaluatie van de kwalificatieproeven aan de leden van het onderwijzend personeel delegeren die specifiek voor de leerresultaten hebben gezorgd ter voorbereiding voor de betrokken proef en indien mogelijk voor één of meer leden buiten de inrichting. Nochtans behoort de uitreiking van het Kwalificatiegetuigschrift tot de bevoegdheid van de kwalificatieexamencommissie.
  [5 In het kwalificerend onderwijstraject (KOT) kan de kwalificatie-examencommissie de goedkeuring van de kwalificatie-eenheden delegeren aan het onderwijzend personeel dat specifiek de leerprocessen heeft verzekerd en, wanneer dat mogelijk is, aan een of meer leden van buiten de instelling. Het uitreiken van het kwalificatiegetuigschrift is evenwel de bevoegdheid van de kwalificatie-examencommissie.]5
   In het stelsel van de KEL kan de kwalificatieexamencommissie de validatie van de eenheden van leerresultaten delegeren aan de leden van het onderwijzend personeel die specifiek voor de leerresultaten hebben gezorgd van de betrokken eenheid van leerresultaten en wanneer het mogelijk is, aan één of meer leden buiten de inrichting. Nochtans behoort de uitreiking van het Kwalificatiegetuigschrift tot de bevoegdheid van de kwalificatieexamencommissie.
   De Kwalificatieexamencommissie baseert haar waarderingen op de inlichtingen die mogelijk ingezameld kunnen worden over de leerling, inzonderheid :
   1° de resultaten van de kwalificatieproeven;
   2° de observaties verzameld bij de stages.]1
  [3 3° de resultaten van de leerlingen die proeven hebben afgelegd die door de beroepssectoren worden georganiseerd in het kader van overeenkomsten die met de diensten van de Franse Gemeenschap worden gesloten of die door de Franse Gemeenschap en de beroepssectoren samen worden georganiseerd.]3
  [2 Het kwalificatiegetuigschrift mag niet uitgereikt worden aan leerlingen die de stages bedoeld in § 8 van artikel 55 niet hebben gevolgd en die niet vrijgesteld zijn overeenkomstig hetzelfde artikel.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 105, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-12-05/18, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (3)<DFG 2016-02-04/02, art. 32, 025; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (4)<DFG 2018-06-14/26, art. 26, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<DFG 2022-07-20/39, art. 48,b;48,c, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 59 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 [4 Gedurende de derde fase, worden kwalificatieproeven georganiseerd om het geheel van de kennis, vaardigheden en competenties van het kwalificatieprofiel te bekrachtigen of, bij gebreke daaraan, de competenties opgenomen in het kwalificatieprofiel uitgewerkt door de Gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalificaties bedoeld bij artikel 7 van het voornoemde decreet van 27 oktober 1994]4.
   Als de proeven voor een leven lang leren georganiseerd kunnen worden, moeten ze bovendien het mogelijk maken om de vaardigheid van de leerling na te kijken om de verworven competenties te mobiliseren, in voorkomend geval, dankzij een geïntegreerde proef en/of de uitvoering van een werk. Al dit proces ressorteert onder de bevoegdheid van elke inrichtende macht.
   [4 Het kwalificatiegetuigschrift wordt door de Kwalificatie-examencommissie uitgereikt]4.
   [6 ...]6
  [5 Voor de gegroepeerde basisopties met betrekking tot de opleidingsprofielen die door de Service francophone des métiers et des qualifications (SFMQ) zijn opgesteld en waarvoor een kwalificatieprofiel is opgesteld en goedgekeurd door de regering, is de kwalificatie-examencommissie ook belast met het goedkeuren van de leerresultateneenheden.]5
   De kwalificatieexamencommissie wordt ingesteld in het begin van elk schooljaar onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht.
   Ze is samengesteld uit het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, leden van de klassenraad en leden buiten de inrichting. Onder de leden van de klassenraad telt ze verplicht de klassenleraar, de leraren technische vakken en beroepspraktijk en ten minste een leraar algemene vakken en in het kader van het alternerend onderwijs, de coördinator en/of begeleider van het " Centre d'Education et de Formation en Alternance " (Centrum voor alternerend onderwijs en opvoeding).
   De leden buiten de inrichting, waarvan het aantal niet dat van de leden van het onderwijzend personeel mag overschrijden :
   1° worden gekozen voor hun competentie in de kwalificatie die bekrachtigd moet worden;
   2° worden aangesteld door de inrichtende macht of zijn afgevaardigde.
   De examencommissie wordt voorgezeten door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde.
   De kwalificatieexamencommissie kan de evaluatie van de kwalificatieproeven aan de leden van het onderwijzend personeel delegeren die specifiek voor de leerresultaten hebben gezorgd ter voorbereiding voor de betrokken proef en indien mogelijk voor één of meer leden buiten de inrichting. Nochtans behoort de uitreiking van het Kwalificatiegetuigschrift tot de bevoegdheid van de kwalificatieexamencommissie.
  [5 In het kwalificerend onderwijstraject (KOT) kan de kwalificatie-examencommissie de goedkeuring van de kwalificatie-eenheden delegeren aan het onderwijzend personeel dat specifiek de leerprocessen heeft verzekerd en, wanneer dat mogelijk is, aan een of meer leden van buiten de instelling. Het uitreiken van het kwalificatiegetuigschrift is evenwel de bevoegdheid van de kwalificatie-examencommissie.]5
   [6 ...]6
   De Kwalificatieexamencommissie baseert haar waarderingen op de inlichtingen die mogelijk ingezameld kunnen worden over de leerling, inzonderheid :
   1° de resultaten van de kwalificatieproeven;
   2° de observaties verzameld bij de stages.]1
  [3 3° de resultaten van de leerlingen die proeven hebben afgelegd die door de beroepssectoren worden georganiseerd in het kader van overeenkomsten die met de diensten van de Franse Gemeenschap worden gesloten of die door de Franse Gemeenschap en de beroepssectoren samen worden georganiseerd.]3
  [2 Het kwalificatiegetuigschrift mag niet uitgereikt worden aan leerlingen die de stages bedoeld in § 8 van artikel 55 niet hebben gevolgd en die niet vrijgesteld zijn overeenkomstig hetzelfde artikel.]2

  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 105, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-12-05/18, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (3)<DFG 2016-02-04/02, art. 32, 025; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (4)<DFG 2018-06-14/26, art. 26, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<DFG 2022-07-20/39, art. 48,b;48,c, 051; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (6)<DFG 2022-07-20/39, art. 48,a;48,d, 051; Inwerkingtreding : 25-08-2025>


Art.60.De processen-verbaal van de beslissingen van de examencommissie worden ondertekend door [1 de voorzitter en ten minste twee]1 leden van de examencommissie en bewaard gedurende drie jaar.
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 106, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.61. Het kwalificatiegetuigschrift, het getuigschrift lager secundair onderwijs dat gelijkwaardig is aan het getuigschrift secundair onderwijs van de tweede graad en de attesten worden opgesteld overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modellen.

Art.62.De programma's van onderwijsvorm 3, bepaald of goedgekeurd, naargelang het geval, door de Regering, worden opgesteld, wat betreft de activiteiten en de vakken, overeenkomstig de referentiesystemen voor de basisvaardigheden met inachtneming [1 van de kwalificatieprofielen of, bij gebreke hiervan, van de opleidingsprofielen]1 bedoeld bij artikel 47 van het voornoemde decreet van 24 juli 1997.
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 107, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Afdeling 6. - Algemeen, technisch, kunst- en beroepssecundair onderwijs, in de afdeling doorstromings- of kwalificatieonderwijs - Onderwijsvorm 4.
Art.63.Op het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 zijn, wat betreft de structuren en de bekrachtiging van de studies, dezelfde wettelijke en reglementaire bepalingen van toepassing als deze die op het gewoon secundair onderwijs van type I van toepassing zijn. Nochtans kan de Regering een afwijking toelaten van de verplichting de eerste graad in 3 jaar maximum af te leggen, en dit als gevolg van specifieke moeilijkheden van de leerling.
  [1 Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 wordt toegelaten om binnen eenzelfde klasse leerlingen samen te brengen die de gemeenschappelijke eerste graad en de gedifferentieerde eerste graad volgen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2008-12-12/00, art. 31, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.64. Het gespecialiseerd onderwijs van vorm 4 gebruikt ofwel de programma's van het gewoon onderwijs, ofwel de aangepaste programma's goedgekeurd door de Regering op de voordracht van de Programmacommissie bedoeld bij de artikelen 17, 27, 36 en 50 van het voornoemde decreet van 24 juli 1997.

Afdeling 7. - Voorwaarden voor de overgang van het gespecialiseerd secundair onderwijs naar het gewoon secundair onderwijs.
Art.65.§ 1. Een regelmatig ingeschreven leerling van een inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs kan in een inrichting voor gewoon secundair onderwijs ingeschreven worden na schriftelijke aanvraag van de ouders, de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de meerderjarige leerling, op voorwaarde dat hij een met redenen omkleed advies heeft bekomen van de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen van de betrokken gespecialiseerde inrichting en het gunstig advies van de toelatingsraad van de bestemmingschool zoals bedoeld bij [1 artikel 59]1 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs.
  § 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 130 tot 158, moeten de overgangen van het gespecialiseerd onderwijs naar het gewoon onderwijs geschieden met naleving van de toelatingsvoorwaarden bepaald in het voornoemde koninklijk besluit van 29 juni 1984.
  In individuele en uitzonderlijke gevallen, kan de Regering, op aanvraag van de directeur, steunend op een met redenen omkleed advies van de toelatingsraad of -commissie, de leerlingen vrijstellen van de voorwaarden bepaald bij de artikelen 9 tot 15 en 36 tot 39 van het voornoemde koninklijk besluit van 29 juni 1984, die hun overgang aanvragen van het gespecialiseerde secundair onderwijs van vorm 4 naar het gewoon secundair onderwijs.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/28, art. 23, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.66.De leerlingen die van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1 en 2 komen, komen niet in aanmerking voor de overgang naar het gewoon secundair onderwijs, behalve afwijking toegestaan door de Regering, in buitengewone gevallen, op aanvraag van het hoofd van de inrichting voor gewoon secundair onderwijs, na advies van de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen en van de inspectie van het gespecialiseerd onderwijs.

Afdeling 7bis. [1 Voorwaarden om in het gespecialiseerd secundair onderwijs van inrichting ressorterende onder hetzelfde onderwijstype te veranderen]1   ----------   (1)
Art. 66bis. [1 Een leerling die regelmatig in een inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs is ingeschreven kan, na schriftelijke aanvraag van zijn ouders, van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of van de meerderjarige leerling zelf, na 30 september van een lopend schooljaar in een andere inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs die hetzelfde onderwijstype inricht worden ingeschreven, op voorwaarde dat hij een advies van de directie van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting kreeg.
   In geval van een ongunstig advies van de directie van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting, blijft de inschrijving niettemin mogelijk, op voorwaarde dat de leerling een advies krijgt van de instelling die belast is met de begeleiding van de leerlingen van de oorspronkelijke gespecialiseerde inrichting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2018-07-11/16, art. 14, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>


Afdeling 8. - Leren van een taal door taalbad.
Art.67.[1 § 1 Taalbadopleidingen in het buitengewoon onderwijs kunnen georganiseerd worden volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 1.8.3-1 en volgende van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs.
   § 2. In afwijking van paragraaf 1, zijn de in artikelen 1.8.3-1 en volgende bepaalde voorwaarden niet van toepassing op leerlingen van het buitengewoon onderwijs type 7 voor wie de organisatie van de taalbaden onder elke inrichtende macht ressorteert.]1
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 69, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Afdeling 8bis. [1 - De organisatie van een SSAS (Schoolstructuur voor de steun aan de socialisatie of resocialisatie).]1   ----------   (1)
Art. 67bis.[1 § 1. De SSAS klassen kunnen ingericht worden in elke inrichting voor secundair onderwijs die ertoe gemachtigd wordt de types en de vormen 2, 3 en 4 van het gespecialiseerd onderwijs in te richten voor de betrokken leerlingen; deze klassen worden ingericht op basis van de roosters van vorm 1 van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
   § 2. In iedere inrichting die één of meerdere SSAS klassen inricht, wordt een specifiek pedagogisch project opgesteld waarbij de nadere regels voor een SSAS klasse en de criteria voor de oriëntatie naar die klas bepaald worden. Dit specifieke pedagogische project wordt in de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs behouden en ter beschikking gehouden van de Inspectiediensten en de Diensten van de Regering.
   Iedere SSAS klas wordt in twee periodes georganiseerd :
   1° een socialisatieperiode waarbij de schoolherinschakeling en het opstellen van een persoonlijk project voor de jongere mogelijk worden gemaakt;
   2° een immersieperiode waarbij de herinschakeling van de jongere in de leerstructuur mogelijk wordt gemaakt.
   Elke periode bedraagt een maximale duur van twaalf kalendermaanden behoudens met redenen omkleed advies van de Klassenraad van de SSAS klas. De Klassenraad van de SSAS klas beslist over de overgang van de leerling van de socialisatieperiode naar de immersieperiode.
   De klassenraad zorgt voor de follow-up van de jongere in het kader van zijn project en de beslissing van zijn terugkeer naar een leerstructuur.
   § 3. In het secundair onderwijs van vorm 2, kan een SSAS klas leerlingen opnemen van fase 1 en fase 2.
   § 4. In het secundair onderwijs van vorm 3, kan een SSAS klas leerlingen van fase 1 opnemen, tijdens de observatietijd na advies van de Inspectie en, gedurende de polyvalente aanpak in een beroepssector na de Inspectie erover te hebben geïnformeerd.
   Een SSAS klas kan ook leerlingen van fase 2 ontvangen.
   § 5. In het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4, kan een SSAS klas leerlingen ontvangen die onder de eerste of de tweede graad ressorteren.
   Wanneer het om het gespecialiseerd onderwijs van type 5 gaat, kan een SSAS klas ook leerlingen uit de derde graad van het gewoon secundair onderwijs of van de derde graad van vorm 4 van het gespecialiseerd secundair onderwijs opnemen.
   § 6. De SSAS Klassenraad is inzonderheid belast met de evaluatie, het bijwerken of de wijziging van het SSAS specifieke pedagogische project, het met redenen omkleed beslissen over de terugkeer van de leerling naar een leerstructuur.
   Hij bestaat uit de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het paramedisch, psychologisch en sociaal personeel en het hulpopvoedend personeel, die de opdracht hebben van de instructie, de opvoeding en de opleiding van een groep leerlingen en die ervoor verantwoordelijk zijn.
   In het kader van zijn opdrachten zoals bepaald bij het eerste lid kan de SSAS Klassenraad een beroep doen op elke occasionele samenwerking die hij nodig acht.
   [2 Tijdens de eerste drie jaar, ]2 Minimum twee keer per jaar, wordt een comité voor de follow-up ingericht, samengesteld uit leden van de uitgebreide SSAS klassenraad, met desgevallend een vertegenwoordiger van het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten van het onderwijs, een vertegenwoordiger van de instelling belast met de begeleiding, het personeelslid belast met de follow-up van de socialisatieactiviteiten of de proefstages, een lid van het onderwijzend personeel (buiten SSAS klas) en een lid van de Inspectiedienst van het gespecialiseerd onderwijs.
   § 7. De leerlingen ingeschreven in een SSAS klas genereren een lestijdenpakket dat gebruikt kan worden volgens dezelfde regels als voor de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs van de vorm en het type onderwijs waaronder ze ressorteren.
   § 8. De kwalificaties kunnen niet uitgereikt worden zolang de leerling ingeschreven is in een SSAS klas, behoudens, na advies van de Inspectie, wat betreft het slaagattest van fase 1 dat voortvloeit uit de verwerving van drempelcompetenties die noodzakelijk zijn voor de overgang naar fase 2 binnen de SSAS klas.
   § 9. De Regering bepaalt de nadere regels voor de organisatie en de werking van de SSAS klassen inzonderheid wat betreft de socialisatieperiodes en de proefperiodes in immersie in een schoolomgeving.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 20, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 61, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 9. - Uurregeling voor leerkrachten.
Art.68.In het gespecialiseerd secundair onderwijs van de lagere graad :
  § 1. [1 Verstrekken de leraren algemene vakken, de leraren algemene vakken die belast zijn met taalbadcursussen en de leraren bijzondere vakken met volledige prestaties het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 5° van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren, van de uren voor de klasleiding, en begeleiding van leerlingen of bijscholing.
   Verstrekken de leraren filosofische cursussen [2 godsdienst, niet-confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin]2 met volledige prestaties het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 9°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren, van de uren voor de klasleiding, en begeleiding van leerlingen of bijscholin.]1
  § 2. [1 Verstrekken de leraren technische cursussen met volledige prestaties :
   1° voor de vormen 1, 2 en 3, het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 6°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten;
   2° voor de vorm 4, het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 7°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten.
   Worden inbegrepen in deze lestijden, de lestijden lesuren, klasleiding en begeleidingsleiding van leerlingen of bijscholing.]1
  § 3. [1 Verstrekken de leraren beroepspraktijk met volledige prestaties voor de klassenwerk :
   1° in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vormen 1, 2 en 3, het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 8°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren en van de uren voor de klasleiding;
   2° in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 van de eerste graad, het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 10°, het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren en van de uren voor de klasleiding;
   3° in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 van de tweede graad, het aantal lestijden klassenwerk bedoeld in artikel 3, § 2, 11°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren en van de uren voor de klasleiding.
   Zij worden ertoe gemachtigd les te geven in de technische vakken met betrekking tot hun specialiteit, voor zover alle statutaire bepalingen in acht genomen worden en dat geen bijkomende uitgaven ten gevolge heeft voor de begroting van de Franse Gemeenschap.]1
  [1 § 4.]1 De gebruikte tijd voor de voorbereiding van de lessen, de verbetering van het werk, de documentatie, de persoonlijke bijwerking worden niet inbegrepen in de maxima bedoeld bij de § 1, 2, 3 en 4. Zij maken deel uit van de persoonlijke organisatie van het werk van de personeelsleden.
  De directeur, de inrichtende macht en de inspectie kunnen vragen dat de documenten waarbij de voorbereiding van de lessen en de erbij horende activiteiten gestaafd wordt, hun voorgelegd worden.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 37, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 62, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.69.In het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 van de hogere graad :
  § 1. [1 De leraren algemene vakken, de leraren algemene vakken die belast zijn met talbadcursussen, de leraren [2godsdienst, niet-confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin]2 en de leraren bijzondere cursussen met volledige prestaties worden ertoe gehouden voor het aantal lestijden klassenwerk te zorgen zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 12° en 14°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren, van de uren voor de klasleiding en begeleiding van leerlingen of bijscholing.]1
  § 2. [1 De leraren technische cursussen met volledige prestaties zorgen voor het aantal lestijden klassenwerk zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 13°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren, de uren voor de begeleiding van leerlingen of voor de bijscholing en van de klasleiding.]1
  § 3. [1 De leraren beroepspraktijk met volledige prestaties verstrekken het aantal lestijden klassenwerk zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 15°, van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, met inbegrip van de lesuren en van de uren voor de klasleiding.
   Zij worden ertoe gemachtigd les te geven in de technische vakken met betrekking tot hun specialiteit, voor zover alle statutaire bepalingen in acht genomen worden en dat geen bijkomende uitgaven ten gevolge heeft voor de begroting van de Franse Gemeenschap.]1
  [1 § 4.]1 Wordt de gebruikte tijd voor de voorbereiding van de lessen, de verbetering van het werk, de documentatie, de persoonlijke bijwerking worden niet inbegrepen in de maxima bedoeld bij de § 1, 2, 3 en 4. Zij maken deel uit van de persoonlijke organisatie van het werk van de personeelsleden. De directeur, de inrichtende macht en de inspectie kunnen vragen dat de documenten waarbij de voorbereiding van de lessen en de erbij horende activiteiten gestaafd wordt, hen voorgelegd worden.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 38, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 63, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 10. - Selectieambten.
Art.70.In de categorie leidend en onderwijzend personeel kunnen de selectieambten [1 adjunct-directeur]1 en werkmeester ingericht of gesubsidieerd worden.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/20, art. 143,34°, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.71.Er wordt een betrekking van [1 adjunct-directeur]1 ingericht of gesubsidieerd vanaf het begin van het schooljaar indien het aantal op 15 januari van het vorige schooljaar ingeschreven leerlingen minstens gelijk is aan 300.
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/20, art. 143,34°, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.72.§ 1. Er kan een betrekking van werkmeester ingericht of gesubsidieerd worden telkens als het aantal lestijden beroepspraktijken 210 eenheden bereikt.
  Nochtans wordt de betrekking enkel definitief opgericht als de norm bereikt is gedurende twee opeenvolgende schooljaren.
  § 2. Er kan een betrekking van werkmeester behouden worden indien het totaal aantal lestijden minstens 180 eenheden bereikt.
  De volgende betrekkingen kunnen behouden worden voorzover het aantal lestijden beroepspraktijk minstens gelijk is aan 360 eenheden voor twee betrekkingen en 540 eenheden voor drie betrekkingen.
  Na de derde betrekking, wordt een bijkomende schijf van 210 lestijden vereist voor iedere nieuwe betrekking.
  § 3. Indien deze minima van 180, 360 of 540 lestijden niet bereikt worden gedurende twee opeenvolgende schooljaren, worden de betrekkingen afgeschaft op de [1 de eerste dag van het schooljaar]1 die volgt op het tweede schooljaar.
  § 4. De uurregeling van de werkmeesters bedraagt 30 tot 33 lestijden van 50 minuten.
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 76, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.73. De inrichting of de subsidiëring van de betrekkingen onderdirecteur of werkmeester kan gewijzigd worden telkens als het lestijdenpakket opnieuw berekend wordt.

Afdeling 11. - Bevorderingsambten.
Art.74.[1 § 1.]1 In de categorie leidend en onderwijzend personeel kunnen de ambten directeur en werkmeester ingericht of gesubsidieerd worden.
  [1 § 2 Een betrekking van directeur wordt toegekend aan elke gespecialiseerde secundaire school die door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd. Deze betrekking mag niet worden opgesplitst.]1
  [1 § 3 Onverminderd paragraaf 2, krijgt de school waarvan de directeur een vermindering van de arbeidstijd geniet krachtens:
   a) Artikel 19 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 tot uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van het leidinggevend en onderwijzend personeel, van het onderwijshulppersoneel en van het paramedisch personeel van de instellingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, van de internaten die van deze instellingen afhangen en van het personeel van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze instellingen;
   b) Artikel 22ter van voornoemd koninklijk besluit van 15 januari 1974;
   c) Artikel 10ter van koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de lasten, wedden, weddetoelagen en verloven wegens verminderde prestaties in het onderwijs en in de PMS-centra;
   d) Artikel 10quatorduodecies/1 van voornoemd koninklijk besluit nr. 297;
   e) Artikel 3, lid 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en in de PMS-centra,
  [2 f) van artikel 10duodecies, § 8, van voornoemd koninklijk besluit nr. 297,]2
   om zijn directeur bij te staan, een tijdelijke betrekking van adjunct-directeur op deeltijdse basis toegekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de bedoelde bepaling, respectief halftijds (situaties a en b), 1/4de [2 (situaties c, d en f)]2 of 1/5de (situatie e). Deze betrekking mag niet het voorwerp uitmaken van een benoeming of aanwerving in vast verband. [2 Met uitzondering van de situatie waarin de tijdelijke betrekking verleend onder punt f wordt gehandhaafd onder punt d,]2 zij wordt afgeschaft zodra de bedoelde bepaling niet meer van toepassing is.
   De adjunct-directeur waarnaar in het vorige lid wordt verwezen en die:
   a) halftijds werkt, is verplicht minstens vier halve dagen per week te werken;
   b) een 1/4de of een 1/5de tijd werkt, is verplicht minstens twee halve dagen per week te werken.]1
  [1 § 4 In afwijking van § 3 krijgt een secundaire school waarvan de directeur overeenkomstig artikel 75 verplicht is lestijden te geven en die krachtens de in het vorige lid bedoelde bepalingen een vermindering van zijn arbeidstijd geniet, om zijn directeur bij te staan, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de bedoelde bepaling:
   a) zes lestijden van een lestijdenpakket in het geval dat de directeur een vermindering van een 1/4de of een 1/5de heeft verkregen;
   b) twaalf lestijden van een lestijdenpakket waarin de directeur een vermindering met één halve werktijd heeft verkregen.
   Het lid van het onderwijzend personeel dat in het kader van de in het vorige lid bedoelde lestijden in een aanwervingsambt is tewerkgesteld, vervangt bij voorrang de directeur die vermindering van zijn arbeidstijd geniet in zijn gehele of een gedeelte van zijn onderwijslast en verricht in voorkomend geval andere pedagogische of coördinerende opdrachten.
   Behalve wanneer er voor geen enkele lestijden een kandidaat is, moeten deze lestijden aanleiding geven tot de aanwerving van één enkel personeelslid. Deze lestijden leiden niet tot een vaste benoeming of aanwerving. [2 Met uitzondering van de situatie waarin de tijdelijke lestijden verleend onder punt f van vorige paragraaf worden gehandhaafd onder punt d van dezelfde paragraaf,]2 zij worden afgeschaft zodra de bedoelde bepaling niet langer van toepassing is.]1
  [1 § 5 De gespecialiseerde school voor secundair onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap waarvan de werkplaatsleider een vermindering van zijn arbeidstijd geniet krachtens:
   a) Artikel 19 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 tot uitvoering van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van het leidinggevend en onderwijzend personeel, van het onderwijshulppersoneel en van het paramedisch personeel van de instellingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, van de internaten die van deze instellingen afhangen en van het personeel van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze instellingen;
   b) Artikel 22ter van voornoemd koninklijk besluit van 15 januari 1974;
   c) Artikel 10ter van koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de lasten, wedden, weddetoelagen en verloven wegens verminderde prestaties in het onderwijs en in de PMS-centra;
   d) Artikel 10quatorduodecies/1 van voornoemd koninklijk besluit nr. 297;
   e) Artikel 3, lid 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en in de PMS-centra,
  [2 f) van artikel 10duodecies, § 8, van voornoemd koninklijk besluit nr. 297,]2
   krijgt, om zijn werkplaatsleider bij te staan, een tijdelijke betrekking van werkplaatsleider op deeltijdse basis toegekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de bedoelde bepaling, respectief halftijds (situaties a en b), 1/4de [2 (situaties c, d en f)]2 of 1/5de (situatie e). Deze betrekking mag niet het voorwerp uitmaken van een benoeming of aanwerving in vast verband. [2 Met uitzondering van de situatie waarin de tijdelijke betrekking verleend onder punt f wordt gehandhaafd onder punt d,]2 zij wordt afgeschaft zodra de bedoelde bepaling niet meer van toepassing is.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-02-04/17, art. 40, 044; Inwerkingtreding : 03-02-2021>
  (2)<DFG 2023-03-16/06, art. 27, 059; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.75.De directeur wordt ontlast van het lesgeven vanaf het begin van het schooljaar indien het aantal gedurende het vorige schooljaar regelmatig ingeschreven leerlingen minstens gelijk is aan 90.
  Voor deze berekening worden de in aanmerking te nemen leerlingen voor de onderwijsvormen 1 en 2 vermenigvuldigd met 1,33.
  Ingeval het aantal leerlingen 90 niet bereikt, wordt de directeur belast met twee lestijden per volledige schijf van minstens 9 leerlingen.
  Deze lestijden worden uitgetrokken op het lestijdenpakket.
  De directeur is er niet toe gehouden les te geven gedurende de eerste twee jaren vanaf de opening van een nieuwe inrichting of als hij ook de leiding heeft van een internaat.
  [1 De leerlingen in totale vaste integratie worden meegeteld voor het bepalen van de onderwijsopdracht van schooldirecteur. Voor deze berekening worden de leerlingen die in aanmerking komen voor de vormen 1, 2, 3 en 4 met 1 vermenigvuldigd.]1
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.76. De inrichting of de subsidiëring van de betrekkingen van directeur kan gewijzigd worden telkens als het lestijdenpakket opnieuw berekend wordt.

Art.77.Een betrekking van werkplaatsleider kan ingericht of gesubsidieerd worden telkens als er drie betrekkingen van werkmeester bestaan.
  De uurregeling van de werkplaatsleiders is 30 tot 33 lestijden van 50 minuten per week. De inrichting of de subsidiëring van de betrekkingen werkplaatsleider kan gewijzigd worden telkenmale het lestijdenpakket opnieuw berekend wordt.

Afdeling 12. - Uren voor de klassenraad, het teamwerk, de klasleiding, de bijscholing en de begeleiding.
Art.78.§ 1. De werktijden voor klasleiding, [2 ...]2 de begeleiding of de bijscholing maken deel uit van de opdracht van de leraren net zoals de lestijden.
  Ook al beoefent een leraar opdrachten in verschillende inrichtingen, toch kan eenzelfde leraar enkel een maximum van een werktijd voor klasleiding [2 ...]2 en een werktijd voor de begeleiding en de bijscholing toegekend worden.
  § 2. De leraren worden ertoe gehouden deel te nemen aan de klassenraden en in teamverband te werken.
  Er wordt hun een werktijd toegekend als hun prestaties lager liggen dan of gelijk zijn aan een halve opdracht.
  § 3. De leraren algemene vakken, bijzondere vakken en filosofische cursussen die titularis zijn van een ambt met volledige dagtaak en die minstens 60 % van hun opdracht in het gespecialiseerd secundair onderwijs uitoefenen, kunnen een werktijd toegekend worden bestemd voor de begeleiding en de bijscholing.
  [1 In afwijking van het vorige lid en van artikel 68, § 2, § 3 en § 4, kan de lestijd bestemd voor de begeleiding en de herscholing toegekend worden aan de leraren technische vakken, de leraren technische vakken en beroepspraktijk en de leraren beroepspraktijk die houder zijn van een ambt met volledige prestaties die minstens 60 % van hun opdracht in het gespecialiseerd secundair onderwijs uitoefenen en die in het gespecialiseerd onderwijs aangepast aan leerlingen die aan meerdere handicaps, dysfasie of afasie of autisme lijden, zoals bepaald bij artikel 8bis van dit decreet.]1
  ----------
  (1)<DFG 2011-01-13/04, art. 40, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (2)<DFG 2019-03-14/07, art. 39, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.79. De werkmeesters worden ertoe gehouden deel te nemen aan de klassenraden van de leerlingengroepen van de beroepssectoren die onder hun bevoegdheid ressorteren.
  De werkplaatsleiders kunnen deel nemen aan de klassenraden.

Art.80.§ 1. De klassenraad bestaat uit al de leden van het leidend en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch, psychologisch en maatschappelijk personeel, die belast zijn met de instructie, de opvoeding en de opleiding van een leerlingengroep en die ervoor verantwoordelijk zijn.
  [2 § 1bis . In het kader van het alternerend gespecialiseerd onderwijs wordt de Klassenraad, zoals bedoeld in § 1, uitgebreid tot de coördinator en/of de begeleider van het Centrum voor Alternerend Onderwijs en Vorming.]2
  § 2. De opdrachten eigen aan de klassenraad zijn de volgende :
  1° het organiseren van leerlingengroepen en pedagogische eenheden;
  2° het beslissen over de inschrijving van de leerlingen voor een vorm van het gespecialiseerd secundair onderwijs;
  3° [1 op een gemotiveerde manier beslissen over de overgang van een leerling van een onderwijsvorm naar een andere.]1
  4° het bepalen voor iedere leerling van de duur van de onderwijsfasen met inachtneming van artikel 56 van dit decreet;
  5° het uitreiken van bekwaamheidsbewijzen ter bekrachtiging van studies met uitzondering van het kwalificatiegetuigschrift dat uitgereikt wordt door een kwalificatiecommissie;
  6° het uitbrengen van een advies omtrent de overgang van een leerling van een beroepssector naar een andere;
  7° het verlenen van hun toestemming voor de organisatie van een stageperiode tijdens de schoolvakantie overeenkomstig artikel 55, § 2 van dit decreet;
  8° [8 ...]8
  [6 9° een met redenen omkleed advies uitbrengen over de geschiktheid voor een leerling om in een SSAS klas school te lopen.]6
  § 3. De opdrachten van de klassenraad bijgestaan door de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen zijn de volgende :
  1° voor iedere leerling [5 in elke onderwijsvorm]5 een individueel leerplan op en bij te stellen ter coördinatie van de pedagogische, paramedische, psychologische en maatschappelijke activiteiten. [7 Dit individuele leerplan omvat een individueel overgangsplan zoals bepaald bij artikel 4, § 1, 30° van hetzelfde decreet, dat ertoe strekt, vanaf de inschrijving, de noodzakelijke banden te leggen tussen de verscheidene partners met als doel het ontwikkelen en behartigen van het continuüm school-leven als volwassene. Dit individuele overgangsplan staat in direct verband met een dynamisch proces waarin vervat zijn :
   - de kenmerken van de jongere (bekwaamheden, vaardigheden, competenties en verwachtingen);
   - de verplichtingen en vereisten van het leven als volwassene (jobsector, verenigingsleven, huisvestingscentrum, opvangcentrum, ...);
   - een permanent vernieuwd onderzoek van het actieplan;
   Het individuele overgangsplan zal periodiek aangepast worden, inzonderheid, in functie van de evolutie van de jongere tegenover zijn levensproject als volwassene.]7
  2° iedere leerling continu en opleidingsgericht te evalueren wat betreft de transversale vaardigheden met als doel het bijstellen van het individueel leerplan;
  3° overeenkomstig hoofdstuk X, een met redenen omkleed advies uit te brengen over de noodzakelijkheid om de leerling in het gewoon onderwijs te integreren. Indien dit advies positief is, instaan voor het beheer van het integratieproject;
  4° een met redenen omkleed advies uitbrengen over de noodzakelijkheid om de leerling naar het gewoon onderwijs te oriënteren;
  5° een met redenen omkleed advies uitbrengen wat betreft het behoud van een bepaald onderwijsniveau.
  [3 6° het uitbrengen van een met redenen omkleed advies over de mogelijkheid om een leerling naar het alternerend gespecialiseerd onderwijs te richten.]3
  De met redenen omklede adviezen van de klassenraad en de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen worden in een enkel document opgenomen.
  § 4. De klassenraad wordt door de directeur of diens afgevaardigde voorgezeten. De vergaderingen worden zo georganiseerd dat ieder lid zijn prestaties kan waarnemen zoals bedoeld bij de artikelen 68, 78, 79, 80 § 2 en § 3, 101 en 114.
  De uurregeling van de Klassenraden wordt onderworpen aan de voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, van de Plaatselijke paritaire commissie voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen of van de instanties voor plaatselijk overleg of bij gebreke daaraan van de vakverenigingen voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen.
  § 5. De klasdirecteur zorgt voor het wekelijks beheer van het individueel leerplan van elk van zijn leerlingen tijdens de werktijden van de klassenraad bepaald in zijn uurregeling. Voor elke vergadering van de klassenraad met betrekking tot zijn leerlingen stelt hij een proces-verbaal op waarin vermeld worden, onder andere :
  1° de klas;
  2° de datum, het begin- en einduur van de vergadering;
  3° de naam van de aanwezige leden alsook hun handtekening;
  4° het verslag over de behandelde punten;
  5° de genomen beslissingen.
  Alle documenten met betrekking tot de klassenraad blijven permanent bij de inrichting, ter beschikking van de inspectie en van de toezichtdienst van de Franse Gemeenschap in functie van hun respectieve bevoegdheden.
  § 6. Alle beslissingen van de klassenraad worden collegiaal genomen.
  De klassenraad streeft ernaar de unanimiteit te bereiken.
  De nadere regels voor de beraadslaging en beslissing worden opgenomen in het studiereglement.
  Het opvoedend en paramedisch personeel zetelt met raadgevende stem voor alle materies die betrekking hebben op de evaluatie tot het bekomen van een getuigschrift.
  § 7. De vaststellingen, informatie, tussenkomsten die tijdens een vergadering van de klassenraad gebeuren, vertonen een strikt vertrouwelijk karakter. De mededeling van deze gegevens aan personen buiten de klassenraad vereist de instemming van de directeur.
  De beslissingen van de klassenraad worden aan de leerling, zijn ouders of de persoon die met het ouderlijk gezag bekleed is, door de directeur of diens afgevaardigde meegedeeld.
  § 8. Krachtens de nadere regels bepaald door het studiereglement, kan er een uitzonderlijke klassenraad georganiseerd worden tijdens de lestijden wanneer een dringende beslissing betreffende een leerling genomen dient te worden.
  [4 § 9. De leerling en zijn ouders of, bij gebreke eraan, hun afgevaardigde, worden uitgenodigd op de uitwerking van het ILP.
   § 10. De overzending van sommige gegevens van het ILP zijn verplicht. De gegevens van het ILP die overgeheveld worden alsook de nadere regels voor de overzending worden door de Regering bepaald.]4
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2009-03-26/30, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (3)<DFG 2009-03-26/30, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (4)<DFG 2011-01-13/04, art. 41, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (5)<DFG 2012-02-01/14, art. 11, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (6)<DFG 2013-10-17/21, art. 21, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (7)<DFG 2013-10-17/21, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (8)<DFG 2014-04-11/28, art. 24, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.81.De teamwerktijden kunnen in vakteams of in pluridisciplinaire teams ingericht worden.
  In het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, wordt de keuze van het thema van de werkzaamheden per consensus bepaald tussen [1 ...]1 de directeur en de personeelsleden.
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 64, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.82. Het aantal werktijden die toegekend kunnen worden buiten het lestijdenpakket voor de klasleiding wordt berekend door het totaal aantal op 15 januari van het vorige schooljaar regelmatig ingeschreven leerlingen door 12 te delen. Dit aantal werktijden kan gewijzigd worden telkens als het lestijdenpakket opnieuw berekend wordt.

Art.83.De lestijden voor de bijscholing - begeleiding moeten de mogelijkheid bieden :
  1° aan een behoefte om ondersteuning van een leerling of meer leerlingen te voldoen,
  2° de projecten ontstaan op initiatief van de opvoedingsploeg te implementeren,
  3° ervoor te zorgen dat de verspreiding, ter bestemming van de andere collega's, van de pedagogische en/of methodologische inlichtingen ingewonnen door een collega ter gelegenheid van een [1 voortgezette beroepsopleiding]1 vlot zou geschieden.
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/28, art. 38, 052; Inwerkingtreding : 01-09-2022>

Art.84. De Directeur zorgt ervoor dat de prestaties met betrekking tot de pedagogische aanwending van werktijden voor klasleiding, de klassenraad, het teamwerk en de bijscholing - begeleiding werkelijk worden verstrekt. Hij zorgt voor de coherentie en de kwaliteit van het verrichte werk.
  Hij houdt al deze documenten ter beschikking van de inspecteurs en de verificateurs van de Franse Gemeenschap.

Afdeling 13. - Berekening van de omkadering van het leidend en onderwijzend personeel en zijn affectatie.
Art.85.Het volume van de betrekkingen ingericht door de inrichtingen van de Franse Gemeenschap, en het volume dat in aanmerking komt voor wedde-subsidies in de gesubsidieerde inrichtingen worden ieder schooljaar bepaald en voor elke inrichting volgens de normen bepaald bij dit decreet.
  De leerlingen die in aanmerking genomen worden voor de hierna vermelde normen zijn deze die beschouwd worden als regelmatig ingeschreven overeenkomstig de bepalingen [1 van de artikelen 15 en 15bis]1.
  ----------
  (1)<DFG 2022-02-24/18, art. 71, 048; Inwerkingtreding : 22-04-2022>

Art.86. § 1. Het volume van de betrekkingen in de wervingsambten van het onderwijzend personeel van het secundair niveau ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt bepaald door een lestijdenpakket. Dit lestijdenpakket wordt jaarlijks per inrichting voor het betrokken jaar vastgesteld.
  § 2. Dit lestijdenpakket wordt berekend door het product verkregen door de vermenigvuldiging van het aantal per type en voor iedere onderwijsvorm in aanmerking genomen leerlingen met het aantal wekelijks ingerichte lestijden te delen door een kencijfer. Indien het aantal wekelijks ingerichte lestijden per uurregeling verschilt, geschiedt de berekening per uurregeling en wordt getotaliseerd voor het geheel van de betrokken vorm.
  § 3. Het aan een inrichting toegekend lestijdenpakket is gelijk aan de optelling van de per type en voor iedere onderwijsvorm verkregen uitslag. Enkel deze som wordt naar de hogere eenheid afgerond.

Art.87.Voor de toepassing van dit artikel worden in aanmerking genomen :
  1° voor de types [4 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8]4 het aantal op 15 januari regelmatig ingeschreven leerlingen; [1 wordt niet beschouwd als een regelmatig ingeschreven leerling op 15 januari van het vorige schooljaar in de school die hem uitgesloten heeft, maar wel in deze die, in voorkomend geval, hem ontvangt na deze beslissing, de leerling van het [3 secundair]3 onderwijs voor wie een definitieve uitsluiting wordt beslist op één of ander ogenblik van het schooljaar.]1
  2° voor type 5 het cijfer bepaald door het gemiddelde van de aanwezigheden van de regelmatige leerlingen gedurende het vorig jaar, indien dit onderwijstype ingericht werd tijdens deze periode;
  in alle andere gevallen, gedurende de eerste dertig dagen te rekenen vanaf het begin van het jaar of vanaf de inrichting van dit onderwijstype.
  [2 3°. Voor de types [4 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8]4, ingeval van de programmering van een vestigingsplaats, een onderwijsvorm of een sector, wordt het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 30 september in de nieuwe vestigingsplaats, in de nieuwe onderwijsvorm of in de nieuwe sector, berekend met de leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar.
   Dit nieuwe totaal geldt als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking van 30 september bedoeld in artikel 88, § 1.
   Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   Deze berekeningswijze heeft geen betrekking op de leerlingen die al meegeteld werden op 15 januari in de inrichting waarvan de programmering van een vestigingsplaats, van een onderwijsvorm of een sector afhangt.
   4° Voor het type 5, ingeval van programmering van een vestigingsplaats of van een onderwijsvorm, wordt de gemiddelde aanwezigheid van de leerlingen van de nieuwe vestigingsplaats of de nieuwe onderwijsvorm tijdens de eerste 30 dagen te rekenen vanaf het begin van het schooljaar toegevoegd [3 aan het gemiddelde]3 van het vorige schooljaar. Dit nieuwe totaal dient als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 88, § 1.
   Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   In de gevallen bedoeld in 3° en 4° wordt het lestijdenpakket berekend op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in de school op 30 september van het lopende schooljaar. De aldus berekende omkadering is van toepassing voor het jaar van de programmering.]2
  ----------
  (1)<DFG 2007-03-08/52, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2018-07-11/16, art. 15, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (4)<DFG 2019-05-03/38, art. 65, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.88.§ 1. Er geschiedt een nieuwe berekening van de omkadering op 1 oktober indien de bevolking op 30 september veranderd is met minstens 5 % in vergelijking met deze op 15 januari.
  Voor dit nieuwe lestijdenpakket worden in aanmerking genomen de leerlingen die voldoen aan artikel 85, tweede lid.
  § 2. Gedurende het schooljaar, kan een lestijdenpakket opnieuw berekend en aangewend worden, telkens als de schoolbevolking toeneemt met 10 % in vergelijking met deze die als basis genomen werd voor de bepaling van dit lestijdenpakket.
  Voor de onderwijstypes [1 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8]1 wordt deze toename enkel in aanmerking genomen indien de verhoging van het aantal leerlingen gedurende tien opeenvolgende klasdagen overeenstemt met 10 %.
  § 3. Voor onderwijstype 5 moet deze toename van 10 % vastgesteld worden door het gemiddelde van de aanwezigheden gedurende een periode van minstens 20 opeenvolgende klasdagen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 66, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.89. § 1. In bijzondere omstandigheden, kan de Regering afwijkingen toestaan van de in dit decreet bevatte normen.
  § 2. Deze afwijkingen mogen, per onderwijsnet, niet met meer dan 0,25 % van het totaal aantal lestijden die gebruikt konden worden voor het vorig jaar voor ieder onderwijsnet overeenstemmen.

Art.90. De wervingsambten kunnen zowel voltijds als deeltijds toegekend worden.

Art.91.§ 1. De kencijfers per onderwijsvorm en -type worden als volgt bepaald :
  1° Onderwijs van type 2 en vorm 1 : 6
  2° Onderwijs van type 3 en vorm 1 : 6
  3° Onderwijs van type 4 en vorm 1 : 6
  4° Onderwijs van type 5 en vorm 1 : 5
  5° Onderwijs van type 6 en vorm 1 : 5
  6° Onderwijs van type 7 en vorm 1 : 5
  7° Onderwijs van type 2 en vorm 2 : 7
  8° Onderwijs van type 3 en vorm 2 : 7
  9° Onderwijs van type 4 en vorm 2 : 6
  10° Onderwijs van type 5 en vorm 2 : 5
  11° Onderwijs van type 6 en vorm 2 : 5
  12° Onderwijs van type 7 en vorm 2 : 5
  13° Onderwijs van type 1 en vorm 3 : 7
  14° Onderwijs van type 3 en vorm 3 : 7
  15° Onderwijs van type 4 en vorm 3 : 6
  16° Onderwijs van type 5 en vorm 3 : 5
  17° Onderwijs van type 6 en vorm 3 : 5
  18° Onderwijs van type 7 en vorm 3 : 5
  [1 18° bis Onderwijs van type 8 en vorm 3 : 7 ]1
  19° Onderwijs van type 3 en vorm 4 : 5
  20° Onderwijs van type 4 en vorm 4 : 5
  21° Onderwijs van type 5 en vorm 4 : 5
  22° Onderwijs van type 6 en vorm 4 : 5
  23° Onderwijs van type 7 en vorm 4 : 5.
  § 2. De groepering van leerlingen kan in geen enkel geval aanleiding geven tot de samenstelling van "groepen" of "klassen" die meer studenten tellen dan twee maal het kencijfer. Indien groepen van leerlingen van verscheidene onderwijstypes samengebracht worden, wordt het hoogste kencijfer in aanmerking genomen.
  Voor de groeperingen van leerlingen van vorm 3 en vorm 4, wordt het laagste kencijfer in aanmerking genomen.
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 67, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 91bis.
  <Opgeheven bij DFG 2018-12-12/21, art. 29, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.92. De onderwijsopdracht die door de directeur uitgeoefend dient te worden maakt deel uit van het lestijdenpakket.

Art.93. De lestijden toegekend aan de leraren godsdienst en zedenleer van niet-confessionele aard wanneer de cursussen waarmee zij opgedragen werden niet de meest gevolgde filosofische cursus is, maken niet deel uit van het lestijdenpakket.

Art.94. Het aantal groepen voor de cursussen godsdienst en zedenleer van niet-confessionele aard wordt bepaald op basis van het totaal aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, gedeeld door het kencijfer per onderwijstype en -vorm zoals bedoeld bij artikel 91.

Art. 94bis.[1 § 1. In de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde gespecialiseerd secundair onderwijs en in de inrichtingen voor gespecialiseerd secundair onderwijs van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van het niet confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs die de keuzen bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, worden een cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, georganiseerd zodra een leerling ingeschreven is in één van de die cursussen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In voorkomend geval, wordt de cursus opgericht of afgeschaft in de loop van het schooljaar.
   Die cursus bevindt zich in de doorlopende uurregeling van de verplichte wekelijkse leslijden.
   Het aantal groepen, dat van 1 oktober tot 30 september eerstkomende van toepassing is, wordt, voor de meest gevolgde cursus, vastgesteld op grond van het totaal aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, gedeeld door het in artikel 91 van dit decreet bedoelde bepaalde kencijfer van het onderwijstype.
   § 2. Het aantal groepen van de meest gevolgde cursus wordt met twee vermenigvuldigd om het aantal lestijden te bepalen dat deel uitmaakt van het bruikbare lestijdenpakket.
   Dat aantal wordt vermenigvuldig met het aantal cursussen die worden georganiseerd om het maximumaantal lestijden te kennen die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.
   § 3. De cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, wordt per groep georganiseerd.
   Een groep omvat één lestijd.
   § 4. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen, stemt het aantal lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin die aan alle leerlingen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, overeen met het aantal klassen.
   § 5. Boven de lestijden die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, kunnen alleen op het maximumaantal lestijden alleen de lestijden worden uitgetrokken die noodzakelijk zijn voor het behoud van het opdrachtvolume dat overeenstemt met de lestijden die op 30 juni 2017 toegekend zijn, van de vastbenoemde of tijdelijke leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in titel II van dit decreet, en zo niet, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.
   Het in paragraaf 2, tweede lid bedoelde lestijden kan alleen worden gebruikt voor de omkadering van de cursus godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.
   De overblijvende lestijden kunnen geenszins worden overgedragen naar het onderwijzend personeel of naar andere personeelscategorieën.
Voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, worden bijkomende lestijden automatisch toegekend voor elk personeelslid dat wordt aangeworven of aangesteld als leraar van de cursus filosofie en burgerzin in het kader van de maatregelen bepaald in afdeling VII van titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en in de overgangsmaatregelen vermeld in hoofdstuk XIquater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en in hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, met het oog op het behalen van het getuigschrift didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin. Die lestijden worden in elk jaar schooljaar tot 30 juni 2021 toegekend, met twee lestijden voor elk personeelslid.   Wanneer het personeelslid tegelijk het ambt van leraar filosofie en burgerzin en het ambt van leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst uitoefent, worden die twee lestijden prioritair op zijn bevoegdheden als leraar niet confessionele zedenleer of godsdienst binnen de betrokken inrichtende macht uitgetrokken.   Indien de lestijden niet op die bevoegdheden worden uitgetrokken, moet het personeelslid op 1 september van het lopende schooljaar minstens voor drie lestijden aangeworven of aangesteld zijn als leraar filosofie en burgerzin.   In die beide gevallen, presteert het personeelslid als leraar filosofie en burgerzin binnen de betrokken inrichtende macht minstens 1 lestijd werkelijk voort, behalve als het afwezig is wegens moederschapsrust, ziekte, door een arbeidsongeval veroorzaakte arbeidsongeschiktheid, en wegens de volgende verloven : verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan bij de geboorte of de adoptie van een kind, in het kader van het ouderschapsverlof; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve zorg te verlenen; verlof wegens de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan om aanwezig te zijn bij een lid van het gezin of van de familie dat zwaar ziek is, of om hem zorg te verlenen.   Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, dient bij het bestuur een document in dat het gebruik van die bijkomende lestijden verantwoordt voor de vervanging van het betrokken personeelslid. Die lestijden worden, naar gelang van het geval, toegekend aan de inrichting of de inrichtende macht waarin het betrokken personeelslid de belangrijkste opdracht uitoefent. Als de opdracht van het personeelslid in elk van de betrokken inrichtende machten gelijk is, komt de keuze van de betrekking voor die vervanging aan het personeelslid toe.   In afwijking van het vorige lid, kunnen die lestijden worden toegekend aan een andere inrichting of inrichtende macht, wanneer de toekenning van die lestijden kan leiden tot de vermindering van het aantal vestigingen waarin het personeelslid zijn ambt werkelijk uitoefent.
   Wanneer de lestijden die met toepassing van de voormelde bepalingen worden toegekend, het bovendien niet mogelijk maken om binnen de inrichting, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of binnen de inrichtende macht, voor het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, aan de vastbenoemde en prioritair tijdelijke of personeelsleden of stagiairs een volume lestijden toe te kennen dat overeenstemt met het volume dat hen op 30 juni 2017 toegekend was, overeenkomstig de prioriteiten die werden vastgesteld bij afdeling VII van hoofdstuk II van Titel III van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en bij de overgangsbepalingen vermeld in hoofdstuk XIquater van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, en van hoofdstuk X ter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en, bij ontstentenis daarvan, overeenkomstig de regels van het administratief statuut dat toepasselijk is op het personeelslid, dient het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs en voor het niet confessioneel vrij onderwijs, bij het bestuur een document in dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
   De in het vorige lid bedoelde lestijden worden uitsluitend gebruikt voor :
   1) het organiseren van activiteiten, in het kader van de cursus filosofie en burgerzin, binnen één zelfde inrichting;
   2) het organiseren van activiteiten voor de pedagogische coördinatie of het overleg;
   Er worden eveneens bijkomende lestijden toegekend aan het vastbenoemde, tijdelijk prioritaire personeelslid of stagiair, dat, ondanks de voorafgaandelijke toepassing van de hierboven opgesomde bepalingen, een uuropdracht die overeenstemt met de hem op 30 juni 2017 toegekende lestijden, niet heeft teruggevonden, of dat prestaties zou moeten verrichten in meer dan 6 vestigingen, alle inrichtende machten inbegrepen. Die lestijden worden toegekend aan de inrichting of aan de inrichtende macht, naar gelang van het geval, waar het volume van de uuropdracht van het betrokken personeelslid op 30 juni 2017 het belangrijkst is. Het inrichtingshoofd, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, of de inrichtende macht, voor het officieel gesubsidieerd onderwijs en het niet confessioneel vrij onderwijs, moet bij het bestuur een document indienen dat bewijst dat hij daartoe een bepaald aantal bijkomende lestijden moet gebruiken waarvan hij de bestemming voor elke vestiging zal bepalen overeenkomstig de hierna vermelde bepalingen.
   Het betrokken personeelslid voert de volgende taken uit :
   1° organisatie en toezicht betreffende activiteiten binnen de mediatheek;
   2° begeleiding van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin;
   3° organisatie van activiteiten voor pedagogische coördinatie of overleg;
   4° begeleiding van activiteiten van leerlingengroepen buiten de inrichting.
   Het gebruik van die bijkomende lestijden wordt toegelate [2 vanaf de eerste dag van het schooljaar tot en met de laatste dag van het schooljaar]2. Dat gebruik behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, en van het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs. Het wordt onderworpen aan het voorafgaande advies, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, van het basisoverlegcomité, in het door de Franse Gemeenschap officieel gesubsidieerd onderwijs, van de plaatselijke paritaire commissie, en in het door de Franse Gemeenschap vrij gesubsidieerd onderwijs, van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardiging, waarbij het bemiddelingsbureau het recht heeft de zaak aan zich te trekken bij onenigheid.
   De diensten die in het kader van de in deze paragraaf bedoelde bijkomende lestijden worden gepresteerd, worden volledig gelijkgesteld met de diensten die worden gepresteerd in het kader van de personeelsformatie. De aldus gecreëerde betrekkingen kunnen aanleiding geven tot benoemingen of wervingen in vast verband.
   § 6. De vestigingen organiseren de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin en de tweede lestijd in verband met de vrijstelling vanaf 1 september 2017.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2017-07-19/35, art. 16, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2017> (NOTA : bij arrest nr.51-2020 van 23-04-2020 (B.St. 20-05-2020, p. 36722), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 94bis, §5, L4-L9, vernietigd; handhaaft definitief de gevolgen van de vernietigde bepalingen tot en met het schooljaar 2019-2020;)
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 77, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.95. § 1. De prestaties van de leden van het leidend en onderwijzend personeel die titularis zijn van een bevorderings- of selectieambt maken niet deel uit van het lestijdenpakket.
  § 2. De werktijden voor de klassenraad, de klasleiding, het teamwerk, de begeleiding en de bijscholing toegekend in het kader van de regels vermeld bij de artikelen 78 en 82 maken niet deel uit van het lestijdenpakket.

Art.96.Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, van de Plaatselijke paritaire commissie voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde inrichtingen voor officieel onderwijs of van de [1 organen]1 voor plaatselijk overleg of bij gebreke daaraan van de vakverenigingen voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde inrichtingen voor vrij onderwijs, kunnen maximaal 24 lestijden/leraar bestemd worden voor een bijkomende omkadering, naar rata van het equivalent van een betrekking met [1 halftijdse]1 volledige dagtaak van [3 opvoeder]3 of maatschappelijk assistent, om te zorgen voor de opvoedkundige en maatschappelijke omkadering indien, en alleen indien, deze aftrekking geen terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of geen gedeeltelijk opdrachtverlies tot gevolg heeft.
  De overdracht van lestijden - leraar bedoeld bij lid 1 houdt op facultatief te zijn voor de inrichting die gedurende drie opeenvolgende schooljaren er gebruik van heeft gemaakt om een bijkomend ambt van [2 opvoeder]2 of maatschappelijk assistent met [1 halftijdse of]1 volledige dagtaak in te richten.
  Het tweede lid houdt op van toepassing te zijn op het ambt maatschappelijk assistent of [2 opvoeder]2 wanneer het betrokken personeelslid op rustpensioen wordt gesteld, zijn ontslag indient of een verandering van aanstelling of een mutatie geniet.
  Voor de toepassing van de statutaire bepalingen wordt er, in geen geval, een verschil gemaakt tussen de [3 opvoeders]3 en/of de maatschappelijke assistenten naargelang het ambt dat zij uitoefenen, ingericht of gesubsidieerd werd krachtens het tweede lid of krachtens de hoofdstukken VI of VII van dit decreet.
  [1 Een benoeming of aanwerving in vast verband kan slechts toegekend worden voor een betrekking met halftijdse of volledige prestaties opgericht op basis van artikel 1.]1
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2014-04-11/37, art. 253, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 68, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.97.In iedere inrichting voor gespecialiseerd secundair onderwijs wordt er, binnen de perken van het aanwendbare lestijdenpakket en na inrichting van alle cursussen bepaald in de uurregeling van de leerlingen, voor [1 de coördinatie van de inschakelingsprojecten]1, de opvang, de waarneming van de gedragingen en het tijdelijk zorgen voor nieuwe leerlingen, de begeleiding van leerlingen in voorlopige moeilijkheden, de bemiddeling en / of de pedagogische coördinatie gezorgd [1 , het implementeren van het individuele overgangsplan]1. Deze opdrachten kunnen waargenomen worden door een of meer leden van het onderwijzend personeel van het secundair niveau mits inachtneming van de statutaire regels.
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art. 97bis.
  <Opgeheven bij DFG 2021-06-17/29, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.98. Het aantal overblijvende lestijden na aftrekking van het lestijdenpakket van alle lestijden toegekend aan ieder lid van het onderwijzend personeel van het secundair niveau, overeenkomstig de regels vermeld in deze afdeling, vormt het overschot.

HOOFDSTUK VI.. - Paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel.
Afdeling 1. - Uurregeling van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel.
Art.99.De logopedisten verstrekken 30 [2 ...]2 lestijden van 50 minuten per week. De kinesisten, [1 de ergotherapeuten,]1 de kinderverzorgers [3 , de orthoptisten]3 en de verpleegkundigen verstrekken 32 [2 ...]2 lestijden van 50 minuten per week. De maatschappelijke assistente en de psychologen verstrekken 36 [2 ...]2 lestijden van 50 minuten per week.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 254, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2019-03-14/07, art. 40, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2023-07-20/47, art. 51, 057; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.100.[1 De werktijden bestemd voor het collegiaal werk bedoeld in artikel 19 van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, worden vervat in de prestaties zoals bedoeld in artikel 99.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 41, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.101.[1 De leden van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel worden ertoe gehouden de volgende opdrachten uit te voeren boven de lestijden bedoeld in artikel 99 :
   1) op basis van een jaarlijkse of driemaandelijkse kalender die op voorhand vastgesteld wordt, de deelname aan de vergaderingen tussen de leden van het opvoedingsteam en de ouders;
   2) de deelname tijdens de schooluren aan de sociaal-culturele en sportactiviteiten in verband met het inrichtingsproject;
   3) de deelname aan de klassenraden die op voorhand bepaald worden in een jaarlijkse of driemaandelijkse kalender;
   4) de andere diensten die in de prestaties inbegrepen worden en die nodig zijn voor de goede werking van de inrichtingen bedoeld in de artikelen 17 en 17bis van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, 10 en 10bis van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs en 9 en 9bis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, [gespecialiseerd], middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 42, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - Berekening van de omkadering van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel en zijn aanstelling.
Art.102.§ 1. In de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs, omvat de categorie paramedisch personeel de ambten van verpleegkundige, [1 kinesist,]1 logopedist [2 , orthoptist]2 en kinderverzorger.
  De categorie maatschappelijk personeel omvat het ambt maatschappelijk assistent.
  De categorie psychologisch personeel omvat het ambt psycholoog.
  § 2. Het volume van de betrekkingen van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel in de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs wordt bepaald volgens de bij dit decreet bedoelde normen.
  § 3. De leerlingen die in aanmerking komen voor de normen hierna vermeld zijn deze die, naast hun regelmatige inschrijving op 15 januari, geacht worden regelmatige leerlingen te zijn overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12, 13, 14 en 15.
  § 4. De leerlingen die ten laste worden genomen door de Diensten voor hulpverlening tot de integratie van het Waalse Gewest of door de begeleidingsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden in rekening gebracht net zoals de andere externe leerlingen.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 255, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2023-07-20/47, art. 52, 057; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.103.Onverminderd artikel 102, § 4, en in afwijking van artikel 102, § 3, worden niet in aanmerking genomen de leerlingen die, ofwel :
  1° ingeschreven zijn in een internaat, een semi-internaat, een residentiële dienst, of een huisvestingscentrum;
  2° een thuis verstrekt gespecialiseerd onderwijs genieten;
  3° in een medische instelling of een ziekenhuis verblijven en het onderwijs van type 5 volgen behoudens afwijking toegestaan door de Regering voor externe leerlingen als gevolg van hun handicap;
  4° gedurende de openingsuren van de schoolinrichting, therapeutische of revalidatiebehandelingen genieten die verstrekt worden door personen van wie de betrekking noch georganiseerd noch gesubsidieerd wordt door de Franse Gemeenschap.
  De bij 1° van het eerste lid bedoelde leerlingen voor wie de school een met redenen omklede aanvraag heeft ingediend bij het Bestuur, kunnen meegerekend worden na beslissing van de Regering.
  [1 De leerlingen bedoeld in 3° van het eerste lid kunnen enkel de omkadering genieten van paramedisch, sociaal en psychologisch personeel in het kader van het gebruik van de saldi bedoeld in artikel 165.]1
  ----------
  (1)<DFG 2023-07-20/48, art. 11, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.104. § 1. Het volume van de betrekkingen van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap in de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs wordt bepaald door een lestijdenpakket. Dit lestijdenpakket wordt jaarlijks per inrichting voor het betrokken jaar vastgesteld.
  Om tot het aantal lestijden toegekend voor de leerlingen van een zelfde type die hetzelfde niveau bezoeken te bekomen, wordt het aantal leerlingen met een kencijfer vermenigvuldigd.
  Het aan een inrichting toegekend lestijdenpakket is de som van de verkregen producten afgerond naar de hogere eenheid.
  De wervingsambten kunnen zowel voltijds als deeltijds toegekend worden.

Art. 104bis.[1 1° Voor de types 1, 2, 3, 4, 6 [2 ,7 en 8,]2 ingeval van de programmering van een vestigingsplaats, een onderwijstype, een onderwijsvorm of een sector, wordt het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 30 september in de nieuwe vestigingsplaats, in het nieuwe onderwijstype, in de nieuwe onderwijsvorm of in de nieuwe sector, berekend met de leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar.
   Dit nieuwe totaal geldt als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 105, eerste lid. Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   Deze berekeningswijze heeft geen betrekking op de leerlingen die al meegeteld werden op 15 januari in de inrichting waarvan de programmering van een vestigingsplaats, van een onderwijstype, van een onderwijsvorm of een sector afhangt.
   2° Voor het type 5, ingeval van programmering van een vestigingsplaats of van een onderwijsvorm, wordt de gemiddelde aanwezigheid van de leerlingen van de nieuwe vestigingsplaats of de nieuwe onderwijsvorm tijdens de eerste 30 dagen te rekenen vanaf het begin van het schooljaar toegevoegd aan de telling van de leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar.
   Dit nieuwe totaal dient als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 105, eerste lid. Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   In de gevallen bedoeld in 1° en 2° wordt het lestijdenpakket berekend op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in de school op 30 september van het lopende schooljaar. De aldus berekende omkadering is van toepassing voor het jaar van de programmering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-10-17/21, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.105. Er geschiedt een nieuwe berekening van de omkadering op 1 oktober indien de schoolbevolking op 30 september veranderd is met minstens 5 % in vergelijking met deze op 15 januari.
  Gedurende het schooljaar, kan een lestijdenpakket opnieuw berekend en aangewend worden, telkens als de schoolbevolking toeneemt met ten minste 10 % in vergelijking met deze die als basis genomen werd voor de bepaling van het overeenstemmend lestijdenpakket.
  Deze toename wordt enkel in aanmerking genomen indien de verhoging van het aantal leerlingen gedurende tien opeenvolgende klasdagen overeenstemt met te minste 10 %.

Art.106. In bijzondere omstandigheden, kan de Regering afwijkingen toestaan van de in dit decreet vervatte normen.
  Deze afwijkingen mogen, per onderwijsnet, niet met meer dan 0,25 % van het totaal aantal lestijden die gebruikt konden worden voor het vorig schooljaar voor ieder onderwijsnet overeenstemmen.

Art.107.De kencijfers worden als volgt bepaald :
  1° in het onderwijs van type 1 van het lager niveau : 1
  2° in het onderwijs van type 1 van het secundair niveau : 0,5
  3° in het onderwijs van type 2 van het lager niveau : 3,9
  4° in het onderwijs van type 2 van het lager niveau : 1,5
  5° in het onderwijs van type 3 van het lager niveau : 0,7
  6° in het onderwijs van type 3 van het lager niveau : 0,3
  7° in het onderwijs van type 4 van het lager niveau : 5
  8° in het onderwijs van type 4 van het lager niveau : 3,5
  9° in het onderwijs van type 5 van het lager niveau : 1
  10° in het onderwijs van type 6 van het lager niveau : 1,7
  11° in het onderwijs van type 6 van het lager niveau : 1,5
  12° in het onderwijs van type 7 van het lager niveau : 2,9
  13° in het onderwijs van type 7 van het lager niveau : 1,6
  14° in het onderwijs van type 8 van het lager niveau : 1.
  [1 15° in het onderwijs van type 8 van het secundair niveau : 0,5.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 69, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.108. Het aantal lestijden die overblijven na aftrekking van het lestijdenpakket van alle lestijden toegekend aan ieder lid van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel, overeenkomstig de regels vermeld in dit hoofdstuk, vormt het overschot.

Art. 108bis. [1 In iedere inrichting voor gespecialiseerd onderwijs kunnen lestijden besteed worden, binnen de perken van het aanwendbare lestijdenpakket, aan de coördinatie van de inschakelingsprojecten, de coördinatie en het implementeren van het individuele overgangsplan. Deze opdrachten kunnen door één of meerdere leden waargenomen worden van het paramedisch, sociaal en psychologisch personeel met inachtneming van de statuutbepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 25, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 3. [1 Het gebruik van paramedisch, sociaal en psychologisch lestijdenpakket.]1   ----------   (1)
Art 108ter.. [1 De inrichtende macht beslist elk jaar, na overleg met de lokale organen van sociaal overleg, over de inzet van het toezicht van de inrichting voor het paramedisch, sociaal en psychologisch personeel, afhankelijk van de specifieke behoeften van de leerlingen van de school voor het gespecialiseerd onderwijs .]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-05-16/79, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>


Art 108 quater... [1 Als een lid van het paramedisch, sociaal en psychologisch personeel tijdens het schooljaar afwezig is, is de inrichtende macht verplicht het personeelslid volgens de statutaire regels te vervangen door een personeelslid dat dezelfde functie uitoefent.
   In afwijking hiervan legt de inrichtende macht, die wegens het tekort niet kan voorzien in de vervanging van het afwezige personeelslid door een personeelslid dat dezelfde functie uitoefent, een bewijsstuk voor, zoals bedoeld in de artikelen 29 en 29bis van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, waaruit de afwezigheid blijkt van kandidaten die voldoen aan de aangifte van een tewerkstelling. In dit geval kan de inrichtende macht, na advies van de lokale organen van sociaal overleg, het afwezige personeelslid vervangen door een personeelslid dat een andere functie uitoefent in de categorie paramedisch, sociaal of psychologisch personeel, in overeenstemming met de statutaire regels. Het bewijsstuk en het advies worden naar de diensten van de regering gestuurd.
   De maatregelen bedoeld in het eerste en tweede lid gelden voor elke vervanging van ten minste 10 werkdagen. De toepassing van deze bepaling kan niet leiden tot een wijziging in het lestijdenpakket en/of tot een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of tot een gedeeltelijk opdrachtverlies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-05-16/79, art. 8, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>


Art 108 quinquies... [1 De inrichtende macht die de omkadering van de inrichting voor het paramedisch, sociaal en psychologisch personeel voor het volgende schooljaar wil wijzigen, overlegt vooraf met de lokale organen van sociaal overleg.
   Wanneer het voorzienbare gevolg van deze wijziging het gedeeltelijk opdrachtverlies of de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking van een vast personeelslid, is deze onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of aan het voorafgaande gunstige advies van de Interzonale Affectatiecommissie voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap. De aanvraag moet vóór 1 juni worden ingediend. De notulen van het overleg zijn bij dit verzoek gevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-05-16/79, art. 9, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>


HOOFDSTUK VII.. - Administratief personeel en opvoedend hulppersoneel.
Afdeling 1. - Uurregeling van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel.
Art.109.In de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen voor gespecialiseerd basisonderwijs, [1 presteren de leden van het administratief personeel]1 ofwel 38 uren per week, indien de school op 15 januari ten minste 100 leerlingen telt, ofwel 15 uren per week, indien de school op die datum minder dan 100 leerlingen telt.
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/92, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.110.[1 In de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, leveren de leden van het opvoedend hulppersoneel 36 prestatie-uren per week.
   In de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap leveren de leden van het administratief personeel 38 prestatie-uren per week.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 28, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art. 110bis.[1 De lestijden bestemd voor de klassenraad en het collegiaal werk worden vervat in de prestaties zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid. ]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-03-14/07, art. 43, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 110ter. [1 De opvoeders die een ambt met volledige prestaties uitoefenen, zijn ertoe gehouden 60 lestijden collegiaal werk per schooljaar in het kleuter- en secundair onderwijs uit te voeren en ten minste 60 lestijden collegiaal werk in het lager onderwijs.
   Indien ze een ambt met volledige prestaties uitoefenen, wordt het volume van collegiaal werk verhoudingsgewijs verminderd.
   De lestijden bestemd voor het collegiaal werk zijn begrepen in de prestaties zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2019-03-14/07, art. 44, 037; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


Afdeling 2. - Ambten georganiseerd in het basisonderwijs.
Art.111.In de categorie van het administratief personeel, wordt het ambt van corresponderende rekenplichtige [2 of van boekhouder]2 georganiseerd in de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen.
  Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, bepaalt de Regering elk jaar het percentage betrekkingen van corresponderende rekenplichtige [2 of van boekhouder]2 die volgens de normen bepaald in artikel 109 kunnen worden georganiseerd in het gesubsidieerd onderwijs.
  In een door de Franse Gemeenschap georganiseerde school die minder dan 100 leerlingen telt, indien dat getal in de loop van het schooljaar gedurende 10 opeenvolgende klasdagen gelijk aan of hoger dan 100 is, presteert de corresponderende rekenplichtige [2 of van boekhouder]2 38 uren per week.
  [1 In de categorie van het opvoedend hulppersoneel kan het ambt van [3 opvoeder]3 georganiseerd worden.]1
  [2 De in dit artikel bedoelde betrekking van boekhouder kan binnen een inrichting pas worden georganiseerd vanaf de dag waarop het personeelslid dat in tijdelijk verband, als stagiair of in vast verband titularis is van het ambt van correspondent-boekhouder binnen die inrichting definitief ophoudt met de uitoefening van zijn ambt en nadat de statutaire maatregelen bedoeld in artikel 7 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de comptabiliteit van de scholen en de toegang tot sommige selectieambten en bevorderingsambten werden uitgevoerd.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 29, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DFG 2009-04-30/92, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 70, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 3. - Ambten georganiseerd in het secundair onderwijs.
Art.112.[1 In de categorie van het administratief personeel, kunnen de ambten van klerk en van opsteller worden georganiseerd. In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, kan het ambt van boekhouder in die categorie worden georganiseerd overeenkomstig het derde lid van dit artikel.]1
  In de categorie van het opvoedend hulppersoneel, kunnen de ambten [2 van opvoeder]2, opvoeder-huismeester en directiesecretaris worden georganiseerd.
  [1 In het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, bij het definitieve vertrek van de opvoeder-huismeester die in vast verband of in tijdelijk verband titularis is van de betrekking bedoeld in het tweede lid, binnen een inrichting, en nadat de statutaire maatregelen bedoeld in artikel 7 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de comptabiliteit van de scholen en de toegang tot sommige selectieambten en bevorderingsambten werden uitgevoerd, wordt het ambt van boekhouder bedoeld in het eerste lid georganiseerd.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/92, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 71, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 4. - Berekening van de omkadering van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel, en zijn aanstelling, [1 ...]1.   ----------   (1)
Art.113. § 1. Het volume van de betrekkingen van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel in de inrichtingen van de Franse Gemeenschap en het volume van de betrekkingen waarvoor wedde-subsidies worden toegekend in de gesubsidieerde inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs, met uitsluiting van de internaten en semi-internaten, wordt, voor elke inrichting en voor elk schooljaar, bepaald volgens de door dit decreet vastgestelde normen.
  § 2. Die ambten kunnen zowel voltijds als deeltijds worden toegekend.
  § 3. De leerlingen die voor de hierna vermelde normen in aanmerking komen, zijn deze die als regelmatige leerling worden beschouwd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12, 13, 14 en 15, en die op 15 januari regelmatig ingeschreven zijn. [1 In afwijking van het vorige lid, wordt niet beschouwd als regelmatig ingeschreven leerling op 15 januari van het vorige schooljaar in de inrichting die hem uitgesloten heeft, maar wel in deze die, in voorkomend geval, hem ontvangt na deze beslissing, de leerling voor wie een definitieve uitsluiting beslist wordt op één of ander ogenblik van dat jaar.]1
  ----------
  (1)<DFG 2007-03-08/52, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 113bis.[1 1° Voor de types [2 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8]2, ingeval van de programmering van een vestigingsplaats, een onderwijstype, een onderwijsvorm of een sector, wordt het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 30 september in de nieuwe vestigingsplaats, in het nieuwe onderwijstype, in de nieuwe onderwijsvorm of in de nieuwe sector, berekend met de leerlingen op 15 januari van het vorige schooljaar. Dit nieuwe totaal geldt als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 117, eerste lid. Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   Deze berekeningswijze heeft geen betrekking op de leerlingen die al meegeteld werden op 15 januari in de inrichting waarvan de programmering van een vestigingsplaats, een onderwijstype, een onderwijsvorm of een sector afhangt.
   2° Voor het type 5, in geval van programmering van een vestigingsplaats of van een onderwijsvorm, wordt de gemiddelde aanwezigheid van de leerlingen van de nieuwe vestigingsplaats of de nieuwe onderwijsvorm tijdens de eerste 30 dagen te rekenen vanaf het begin van het schooljaar toegevoegd aan de telling van de leerlingen van 15 januari van het vorige schooljaar. Dit nieuwe totaal dient als referentie bij de controle van de verandering van de schoolbevolking op 30 september bedoeld in artikel 117, eerste lid. Deze maatregel geldt enkel voor het jaar van de programmering.
   In de gevallen bedoeld in 1° en 2° wordt het lestijdenpakket berekend op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen in de school op 30 september van het lopende schooljaar. De aldus berekende omkadering is van toepassing voor het jaar van de programmering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-02-01/14, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 72, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.114. Het volume van de betrekkingen in de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd, wordt in het lestijdenpakket vastgesteld. Dit lestijdenpakket wordt jaarlijks, voor elke inrichting, voor het bedoelde jaar, vastgesteld.

Art.115.De aan de opvoeder-huismeester [2 of aan de boekhouder in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs]2 toegekende lestijden kunnen niet op het lestijdenpakket [1 van het secundair onderwijs]1 worden uitgetrokken.
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DFG 2009-04-30/92, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Art.116. § 1. [5 ...]5
  [4 § 1bis. Met inachtneming van de toekenning van de in § 2 bedoelde betrekkingen, voor de inrichtingen die een sturingsplan opstellen en uitvoeren volgens de nadere regels bepaald in artikel 67, § 2, eerste lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de betrekkingen van opvoeder, directiesecretaris en van het administratief personeel, georganiseerd of gesubsidieerd in het gespecialiseerd secundair onderwijs, opgenomen in een lestijdenpakket dat wordt berekend door het volgens de volgende verdeeltabel gekregen kencijfer met 38 te vermenigvuldigen :
   1° 80 leerlingen : 1
   2° 120 leerlingen : 1,5
   3° 160 leerlingen : 2
   4° 200 leerlingen : 2,5
   5° 240 leerlingen : 3
   6° 320 leerlingen : 4
   7° 400 leerlingen : 5
   8° 500 leerlingen : 6
   9° 600 leerlingen : 7
   10° 760 leerlingen : 8
   11° 920 leerlingen : 9
   12° 1 080 leerlingen : 10
   13° 1 240 leerlingen : 11
   14° 1 400 leerlingen : 12
   15° 1 560 leerlingen : 13
   16° 1720 leerlingen : 14
   Voor elke bijkomende volledige schijf van 160 leerlingen, wordt het kencijfer met 1 verhoogd.
   Voor het optellen van de leerlingen die behoren tot het onderwijs van type 5, wordt het aantal leerlingen bepaald door de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen tijdens het vorige jaar, indien dit soort onderwijs tijdens deze duur georganiseerd werd.
   De versterking van de omkadering inzake opvoedend en administratief personeel van de gespecialiseerde secundaire scholen, bedoeld in het eerste lid bis, is van toepassing vanaf het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de inrichting haar sturingsplan opstelt.]4
  § 2. De betrekkingen worden in de volgorde van de kencijfers toegekend aan het personeel dat het ambt van [3 opvoeder]3 uitoefent. Voor elke inrichting moeten de volgende betrekkingen, met volledige dienstprestatie, worden toegekend
  1° voor het ambt van [1 klerk]1, door omzetting van de 3de en /of de 14de betrekking;
  2° voor het ambt van opsteller, door omzetting van de 8ste en/of de 11de betrekking.
  § 3. Na voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichtingen, van de plaatselijke paritaire commissie, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen, of van de instanties voor plaatselijk overleg, of bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardigingen, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, kan, voor elke inrichting, de volgende betrekking, met volledige dienstprestatie, worden toegekend voor het ambt van directiesecretaris, door omzetting van de 4de betrekking.
  ----------
  (1)<DFG 2008-07-18/58, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2014-04-11/37, art. 256, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<DFG 2017-07-19/20, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 01-08-2017>
  (5)<DFG 2017-07-19/20, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 31-08-2019>

Art. 116bis.[1 Daarenboven worden, voor het gespecialiseerd onderwijs van type 3, naast het lestijdenpakket, bijkomende uren toegekend :
   1° Van 1 tot 39 leerlingen : 9 uren;
   2° Van 40 tot 59 leerlingen : 18 uren;
   3° Van 60 tot 79 leerlingen : 27 uren;
   4° Van 80 tot 99 leerlingen : 36 uren;
   5° 9 uur per bijkomende schijf van 20 leerlingen die behoren tot het onderwijs van type 3.
   De organisatie of de subsidiëring van de bijkomende betrekkingen [2 van opvoeders]2 kan gewijzigd worden telkens als het lestijdenpakket herberekend wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-02-05/48, art. 32, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 73, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 116ter.[1 Wanneer de betrekking van het personeelslid dat binnen een inrichting in vast verband of in tijdelijk verband vóór de inwerkingtreding van dit decreet het ambt van klerk uitoefent, waarvan de betrekking heeft kunnen worden georganiseerd door de omzetting van de derde betrekking krachtens artikel 116 § 2, definitief vacant wordt nadat de statutaire maatregelen werden uitgevoerd of wanneer een inrichting het aantal 240 leerlingen bereikt, worden de bepalingen van artikel 116 vervangen door de volgende bepalingen :
   § 1. De betrekkingen van [2 opvoeder]2, directiesecretaris en van het administratief personeel, georganiseerd of gesubsidieerd in het gespecialiseerd secundair onderwijs, worden opgeteld in een lestijdenpakket dat berekend wordt door het referentiegetal dat volgens het volgende verdelingsrooster bereikt wordt, met 38 te vermenigvuldigen :
   1° 80 leerlingen : 1
   2° 160 leerlingen : 2
   3° 240 leerlingen : 3
   4° 320 leerlingen : 4
   5° 400 leerlingen : 5
   6° 500 leerlingen : 6
   7° 600 leerlingen : 7
   8° 760 leerlingen : 8
   9° 920 leerlingen : 9
   10° 1 080 leerlingen : 10
   11° 1 240 leerlingen : 11
   12° 1 400 leerlingen : 12
   13° 1 560 leerlingen : 13
   14° 1 720 leerlingen : 14.
   Per bijkomende volledige schijf van 160 leerlingen, wordt het referentiegetal vermenigvuldigd met 1.
   § 2. De betrekkingen worden in de volgorde van de referentiegetallen toegekend aan het personeel dat het ambt van [2 opvoeder]2 uitoefent. Voor elke inrichting worden de volgende betrekkingen, met volledig leerplan, toegekend aan :
   1° het ambt van directiesecretaris door de omzetting van de derde betrekking;
   2° het ambt van klerk door de omzetting van de 14e betrekking;
   3° het ambt van opsteller door de omzetting van de 8e en/of 11e betrekking.
   § 3. Na raadpleging van het basisoverlegcomité, voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, van de plaatselijke paritaire commissie, voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs, of van de plaatselijke overleginstanties, of bij ontstentenis daarvan, van de vakafvaardigingen voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrij onderwijs, kan, voor elke inrichting, de volgende betrekking, met volledig leerplan, worden toegekend voor het ambt van opsteller door de omzetting van de betrekking.
   Indien, op de datum waarop de betrekking bedoeld in het eerste lid definitief vacant wordt, de klerk die er zijn ambt tijdelijk uitoefende ten minste één jaar ambtsanciënniteit telt, dan blijft de betrokkene zijn loopbaan in de bedoelde betrekking uitoefenen en zijn de bij dit artikel bepaalde nieuwe normen pas na het definitieve vertrek van de betrokkene van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2009-04-30/92, art. 56, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<DFG 2014-04-11/37, art. 257, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.117. De omkadering wordt op 1 oktober opnieuw berekend, indien de schoolbevolking van 30 september met ten minste 5 % gewijzigd is in vergelijking met 15 januari.
  In de loop van het schooljaar, kan het lestijdenpakket opnieuw worden berekend en aangewend telkens als de schoolbevolking met ten minste 10 % stijgt in vergelijking met deze die de laatste keer als basis heeft gediend voor de bepaling van het overeenstemmende lestijdenpakket.
  Die stijging wordt enkel in aanmerking genomen indien de stijging van het aantal leerlingen, gedurende 10 opeenvolgende klasdagen, met ten minste 10 % stijgt.

Art.118. In bijzondere omstandigheden kan de Regering afwijkingen van de in dit decreet bepaalde normen toestaan.
  Die afwijkingen kunnen, voor elk onderwijsnet, niet overeenstemmen met meer dan 0,25 % van het totaal aantal lestijden die, voor elk onderwijsnet, kunnen worden gebruikt gedurende het voorafgaande jaar.

Art.119. Het aantal lestijden die overblijven na aftrek van het lestijdenpakket van de lestijden die aan ieder lid van het administratief personeel en van het opvoedend hulppersoneel worden toegekend, overeenkomstig de in dit hoofdstuk bepaalde regels, maken het overschot uit.

Art. 119bis. [1 In iedere inrichting voor gespecialiseerd onderwijs kunnen lestijden besteed worden, binnen de perken van het aanwendbare lestijdenpakket, aan de coördinatie van de inschakelingsprojecten, de coördinatie en het implementeren van het individuele overgangsplan. Deze opdrachten kunnen door één of meerdere leden waargenomen worden van het paramedisch, sociaal en psychologisch personeel met inachtneming van de statuutbepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

HOOFDSTUK VIIbis. [1 Bestuurs-, onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en paramedisch, psychologisch en maatschappelijk personeel]1   ----------   (1)
Art. 119ter. [1 § 1. In het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, wordt de voorrang in de wijzigingen van affectatie van de leden van het bestuurs- onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch, psychologisch en maatschappelijk personeel gegeven aan degenen die een wervingsambt uitoefenen in een inrichting die het gespecialiseerd onderwijs organiseert en die in dit onderwijs een dienstanciënniteit van ten minste tien al dan niet opeenvolgende jaren tellen.
   § 2.In het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt de voorrang in de wijzigingen van affectatie van de leden van het bestuurs-, onderwijzend of opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch, psychologisch en maatschappelijk personeel gegeven aan degenen die een wervingsambt uitoefenen in een inrichting die het gespecialiseerd onderwijs organiseert en die in dit onderwijs een dienstanciënniteit van ten minste tien al dan niet opeenvolgende jaren tellen.
   § 3. In het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt de voorrang bedoeld in artikel 29quater, 2° bis van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs gegeven aan de personeelsleden aangeworven in een wervingsambt in een inrichting die het gespecialiseerd onderwijs organiseert en die in dit onderwijs een dienstanciënniteit van ten minste tien al dan niet opeenvolgende jaar tellen.
   Het personeelslid dat het voorstel van betrekking weigert alsook het voorstel dat hem gedaan werd op basis van de lijst van de inrichtingen die hij gekozen heeft, verliest zijn voorrang voor het lopende schooljaar.
   Het personeelslid dat de betrekking aanvaardt die hem door de Zonale Affectatiecommissie voorgesteld wordt, deelt het per aangetekend schrijven mee aan de inrichtende macht waar hij geaffecteerd is, met afschrift voor de Voorzitter van de Zonale affectatiecommissie en dit, binnen 5 werkdagen na de ontvangst van het voorstel van betrekking gedaan door de Zonale Affectatiecommissie. Bij gebrek aan een antwoord binnen deze termijn wordt het personeelslid verondersteld de betrekking die hem voorgesteld wordt te weigeren
   § 4. De termijn van ten minste 10 jaar bedoeld in dit artikel wordt berekend volgens de nadere regels bepaald in artikel 3sexies, § 1 van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2019-04-25/53, art. 22, 039; Inwerkingtreding : 01-09-2019>


HOOFDSTUK VIII. - Aantal klasdagen in het gespecialiseerd onderwijs.
Art.120.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.121.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.122.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.123.
  <Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK IX.. - Adviescommissies.
Art.124.§ 1. De Regering richt een adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs in (elke zone) op. <DFG 2007-03-08/46, art. 211, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  § 2. [1 Elke adviescommissie is samengesteld uit de voorzitter, die stemgerechtigd is, negen werkende leden en een secretaris gekozen onder de leden van de Regeringsdiensten.]1
  Ze wordt voorgezeten (door een inspecteur uit de inspectiedienst van het gespecialiseerd onderwijs aangesteld door de coördinerende inspecteur-generaal); naast haar voorzitter, bestaat ze uit de vertegenwoordigers van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen die behoren tot de pedagogische, psychologische, medische en sociale vakken [1 alsook uit een inspecteur die ressorteert onder de Inspectiedienst van het Basisonderwijs aangesteld door de coördinerende Inspecteur-generaal]1 . <DFG 2007-03-08/46, art. 211, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  Het plaatsvervangend voorzitterschap wordt waargenomen (door een inspecteur uit de inspectiedienst van het gespecialiseerd onderwijs aangesteld door de coördinerende inspecteur-generaal). <DFG 2007-03-08/46, art. 211, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  Voor elk van de werkende leden wordt een plaatsvervangend lid bepaald dat tot hetzelfde vak als het werkend lid behoort.
  § 3. Bij de samenstelling van elke commissie, zowel voor de werkende leden als voor de plaatsvervangende leden, wordt ervoor gezorgd dat een evenwicht wordt bereikt tussen het officieel onderwijs en het vrij onderwijs, enerzijds, en tussen het confessioneel en niet-confessioneel onderwijs, anderzijds.
  § 4. De leden worden door de Regering voor een periode van vier jaar benoemd. Hun mandaat is vernieuwbaar.
  [2 In geval van een vacature vóór het verstrijken van een ambtstermijn, voltooit de plaatsvervanger deze ambtstermijn en wordt een nieuw lid rechtstreeks als plaatsvervanger aangesteld door de organisaties die de inrichtende machten vertegenwoordigen en coördineren, met inachtneming van de regels betreffende de samenstelling van de comités bedoeld in artikel 124, § 2, leden 2 tot en met 4, en § 3.]2
  Ieder lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, of dat bij meer dan de helft van de vergaderingen in het schooljaar afwezig is geweest, houdt op lid van de commissie te zijn.
  § 5. De commissies beraadslagen en beslissen geldig als de meerderheid van de leden aanwezig is. Als een bijeengeroepen commissie het vereiste aantal leden niet bereikt, kan ze echter, na een nieuwe bijeenroeping, over hetzelfde onderwerp geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  De leden moeten het geheim van de dossiers en beraadslagingen van de commissie houden.
  § 6. De resoluties worden bij meerderheid van de aanwezige leden genomen. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
  § 7. De Regering stelt de andere nadere werkingsregels van de commissie vast.
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 33, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 70, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.125.De adviescommissie heeft als opdracht een met redenen omkleed advies te geven op aanvraag en ter attentie van :
  1° [3 het gezinshoofd, het hoofd van de schoolinrichting of een lid van de schoolinspectie]3 van de Franse Gemeenschap, over het vermogen van een kind of een adolescent met specifieke behoeften om een gespecialiseerd onderwijs te volgen wanneer die jongere geen school bezoekt;
  2° het gezinshoofd of een lid van de schoolinspectie van de Franse Gemeenschap, over de opportuniteit het onderwijs thuis te verstrekken voor een jongere met specifieke behoeften die zich niet kan verplaatsen of niet kan worden vervoerd wegens de aard of de ernst van zijn handicap;
  3° het gezinshoofd of een lid van de schoolinspectie van de Franse Gemeenschap, het hoofd van een inrichting voor gewoon onderwijs of [3 het psycho-medisch-sociale centrum]3, over de opportuniteit om naar een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs een leerling over te dragen die in een inrichting voor gewoon onderwijs ingeschreven is;
  4° het gezinshoofd of een lid van de schoolinspectie van de Franse Gemeenschap of het hoofd van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, over de opportuniteit om naar een inrichting voor gewoon onderwijs een leerling over te dragen die in een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs ingeschreven is;
  5° het gezinshoofd of een lid van de schoolinspectie van de Franse Gemeenschap, het hoofd van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs of [3 het psycho-medisch-sociale centrum]3, [3 over de opportuniteit een leerling met specifieke behoeften over te dragen van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs naar een beter geschikt type gespecialiseerd onderwijs]3.
  6° het gezinshoofd of het hoofd van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, over de opportuniteit een kind of een adolescent met specifieke behoeften van elke schoolverplichting vrij te stellen. In dat geval wordt het advies meegedeeld [2 aan de Regering]2, die er de vrijstelling van kan verlenen.
  [1 7°. Het hoofd van de Cel Arbeidsongevallen van het [2 gespecialiseerd]2 onderwijs over het onderscheidingsvermogen van een leerling die een gewelddaad gepleegd heeft of die verdacht wordt deze gepleegd te hebben; dit advies kan slechts aangevraagd worden met toepassing van artikel 14 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. Het advies zal bepalen of de leerling al dan niet een normaal onderscheidingsvermogen had op het ogenblik van de feiten.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/30, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (3)<DFG 2014-04-11/28, art. 25, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.126. Het lid van de schoolinspectie van de Franse Gemeenschap, de arts die verantwoordelijk is voor een ploeg belast met het medisch schooltoezicht en het hoofd van een inrichting voor gewoon onderwijs of een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs brengen het gezinshoofd op de hoogte ervan wanneer zij een aanvraag om advies aan de adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs voorleggen.

Art.127.Voordat de adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs haar advies geeft, moet ze :
  1° [1 het gezinshoofd of de wettelijke verantwoordelijke verzoeken zich aan te melden voor de bovenvermelde commissie om zijn standpunt te laten horen; die zich door een raadsman van zijn keuze zal mogen laten bijstaan]1
  2° in voorkomend geval, het verslag laten opmaken door de instelling zoals bedoeld in artikel 12.
  Het gezinshoofd kiest de instelling of de arts die het verslag zal opmaken.
  Indien het gezinshoofd niet wil worden gehoord of weigert zijn kind te laten onderzoeken met het oog op het opmaken van het vastgestelde verslag, zal de commissie zich dan uitspreken zonder dat het kind werd onderzocht [1 ...]1.
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>

Art.128.De adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs deelt haar advies mee aan het gezinshoofd bij[3 aangetekende zending]3.
  Indien blijkt dat het kind onder het gespecialiseerd onderwijs moet ressorteren, vermeldt de commissie het type gespecialiseerd onderwijs dat voor betrokkene aan te bevelen is. Ze bezorgt een volledige lijst van de inrichtingen van de verschillende netten die dat onderwijs verstrekken.
  Het gezinshoofd beschikt over een termijn van dertig dagen om zijn beslissing bij [3 aangetekende zending]3 mee te delen aan de voorzitter van de adviescommissie.
  Indien het gezinshoofd de suggestie van de adviescommissie niet aanvaardt of indien hij geen inrichting heeft gekozen, onderzoekt de adviescommissie het geval opnieuw en deelt ze haar definitief advies aan het gezinshoofd bij [3 aangetekende zending]3 mee.
  Indien het gezinshoofd binnen veertien dagen geen beslissing heeft genomen die in overeenstemming is met de suggestie van de adviescommissie of deze er niet op de hoogte van brengt, dan zendt deze het dossier [2 aan de Regering die alle nodige maatregelen neemt om de opleiding van het kind te waarborgen]2 over.
  [1 Dit artikel is niet van toepassing op de adviezen uitgebracht krachtens artikel 125, 7°.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-03-26/30, art. 23, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (3)<BFG 2017-10-25/11, art. 16, 032; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art.129. De voorzitters van de adviescommissies voor het gespecialiseerd onderwijs zenden jaarlijks een activiteitsverslag aan de Regering en een afschrift van dat verslag aan de Algemene Raad over.

HOOFDSTUK X. - Integratie.
Afdeling 1. - Doel.
Art.130. [1 In overeenstemming met artikel 1.7.8-5 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs kan het mechanisme voor integratie in het gewone onderwijs van een leerling die regelmatig ingeschreven is in het gespecialiseerde onderwijs worden georganiseerd volgens de in dit hoofdstuk beschreven modaliteiten.
   Alleen leerlingen met speciale behoeften die ten minste sinds [2 15 oktober]2 zijn ingeschreven in het gespecialiseerd onderwijs en daar regelmatig onderwijs volgen, kunnen vanaf [3 de eerste dag]3 van het volgende schooljaar gebruik maken van het integratiemechanisme.]1
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 120, 046; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (2)<DFG 2021-06-17/29, art. 4, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (3)<DFG 2022-03-31/35, art. 79, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Afdeling 2. - Totale permanente integratie.
Art.131.[1 De permanente totale integratie betreft de leerlingen van het :
   1° Gespecialiseerd kleuteronderwijs van de types 2, 3, 4, [2 5,]2 6 en 7;
   2° Gespecialiseerd lager onderwijs van de types 1, 2, 3, 4, [2 5,]2 6, 7 en 8;
   3° Gespecialiseerd secundair onderwijs van de types [3 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8]3.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 34, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2011-01-13/04, art. 43, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 74, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.132.§ 1. Onder totale permanente integratie, dient te worden verstaan dat de leerling [5 alle lestijden gedurende het hele jaar]5 in het gewoon onderwijs volgt, waarbij hij, naar gelang van zijn behoeften, een kosteloos vervoer tussen zijn woonplaats en de inrichting voor gewoon onderwijs die hij bezoekt en een door het gespecialiseerd onderwijs verstrekte begeleiding geniet.
  [10 Voor elke leerling bedoeld in het vorige lid worden middelen toegekend aan de bevoegde territoriale pool overeenkomstig artikel 6.2.5-5 van het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs.
   Het begeleidingspersoneel van de territoriale pool dat de leerling begeleidt in totale permanente integratie wordt gekozen op grond van de specificiteit van de typen en de behoeften van het kind zoals bepaald in artikel 8.]10
  § 2. [10 ...]10
  § 3. [10 ...]10
  [2 § 4. [10 ...]10]2
  [3 § 5. [10 ...]10]3
  [4 § 6. Voor elke leerling in totale permanente inschakeling wordt een individueel leerplan opgesteld en bijgewerkt door het (of de) personeelslid (-leden) [10 van de bevoegde territoriale pool]10 in overleg met de klassenraad in het gewoon secundair onderwijs of het educatieve team in het gewoon basisonderwijs.]4
  [8 Voor de leerlingen die genieten van een geïndividualiseerd leerplan volgens artikel 7bis van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs, wordt dit leerplan bijgewerkt om zo het individuele leerplan bedoeld in het vorige lid te vormen.]8
  [7 § 7. [10 ...]10]7
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 35, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2011-01-13/04, art. 44, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (3)<DFG 2012-02-01/14, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (4)<DFG 2013-10-17/21, art. 27, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (5)<DFG 2014-04-11/28, art. 27, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (6)<DFG 2015-07-14/05, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (7)<DFG 2016-02-04/02, art. 84, 025; Inwerkingtreding : 03-03-2016>
  (8)<DFG 2018-07-11/16, art. 17, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (9)<DFG 2019-05-03/38, art. 75, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (10)<DFG 2021-06-17/29, art. 5, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.133.§ 1. De totale permanente integratie in het gewoon onderwijs kan worden uitgevoerd op het basisniveau en op het secundair niveau met inbegrip van de overgang van het basisniveau naar het secundair niveau.
  De leerling moet in het gespecialiseerd onderwijs regelmatig ingeschreven zijn op 15 [10 oktober]10 voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de integratie wordt aangevraagd. De geïntegreerde leerling wordt in het gewoon onderwijs als regelmatige leerling ingeschreven en verliest zijn hoedanigheid van regelmatige leerling in het gespecialiseerd onderwijs.
  De leerling van het gespecialiseerd onderwijs die in het gewoon onderwijs permanent en totaal wordt geïntegreerd, wordt beschouwd als behorend tot dit laatste onderwijs met toepassing van artikel 22, § 1, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan of met toepassing van hoofdstuk IV van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, voor zover geen aanvraag of beslissing op het einde van het voorafgaande jaar werd ingediend of genomen met toepassing van artikel 143, behalve als die beslissing, die uiterlijk op de dag van het schoolbegin werd genomen, het behoud van de leerling in het gewoon onderwijs tot gevolg heeft.
  [2 De totale permanente integratie in het gewoon onderwijs is ook toegankelijk voor de leerlingen ingeschreven in een school voor gewoon onderwijs die cursussen inricht in taalbadonderwijs in de gebarentaal in tweetalige klassen Frans-Gebarentaal op de datum van 15 januari vóór het schooljaar waarvoor de integratie wordt aangevraagd in een school voor gewoon onderwijs die geen cursussen inricht in taalbadonderwijs in de gebarentaal in tweetalige klassen Frans-Gebarentaal. Voor de aangepaste begeleiding zal door een personeelslid van een school [8 van de bevoegde territoriale pool]8.]2
  [3 [7 ...]7
  [7 ...]7
   De Minister bevoegd voor het secundair onderwijs kan als geldig verklaren de attesten en de getuigschriften uitgereikt door de inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs gedurende [4 de schooljaren 2010-2011 tot 2017-2018]4 aan de leerlingen in totale permanente integratie.]3
  § 2. [8 ...]8
  § 3. [8 ...]8
  [1 § 4. [9 ...]9]1
  [2 § 5. [9 ...]9]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 36, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2014-04-11/28, art. 28, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (4)<DFG 2018-07-11/16, art. 18, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<DFG 2019-05-03/38, art. 76, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (7)<DFG 2021-06-17/04, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>
  (8)<DFG 2021-06-17/29, art. 6, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (9)<DFG 2021-06-17/29, art. 6, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (10)<DFG 2024-01-18/27, art. 71, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.134.Aan elke beslissing in verband met de totale permanente integratie gaat een voorstel vooraf dat moet worden ingediend door ten minste één van de volgende personen of instellingen :
  1° de klassenraad van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs die bestaat uit het geheel van de leden van het onderwijzend personeel, paramedisch personeel en opvoedend hulppersoneel die rechtstreeks aan de omkadering van de leerling deelnemen;
  2° de instelling die de begeleiding van de leerlingen [1 van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs]1 waarnemen;
  3° de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als hij meerderjarig is;
  4° [3 ...]3
  [1 5° [3 ...]3]1
  Dat voorstel betreffende de totale permanente integratie wordt ingediend bij het hoofd van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.
  Het bestuur of de inrichtende macht van de betrokken inrichting voor gespecialiseerd onderwijs pleegt overleg met alle personen of instellingen bedoeld in dit artikel.
  Indien het overleg tot een gunstig advies leidt, dan wordt dit advies door de in dit artikel bedoelde personen en instellingen ondertekend en aan de directeur meegedeeld.
  [2 Indien het overleg op een ongunstig advies uitloopt, zal elke partner die niet akkoord ging schriftelijk zijn stelling met redenen omkleden bij het inrichtingshoofd in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of bij de Inrichtende Macht van de school voor gespecialiseerd onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.]2
  ----------
  (1)<DFG 2011-02-10/07, art. 44, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (3)<DFG 2021-06-17/04, art. 3, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.135.Zodra het bestuur of de inrichtende macht van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs het advies bedoeld in artikel 134 heeft ontvangen, neemt het/ze, in overeenstemming met de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als hij meerderjarig is, de nodige contacten op om de school voor gewoon onderwijs te vinden waarvan het bestuur, in overleg met de opvoedingsploeg [2 en van de bevoegde territoriale pool]2, aanvaardt partner te zijn bij de beoogde totale permanente integratie.
  Zodra het voorstel tot totale permanente integratie [1 door het bestuur, in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of de inrichtende macht, in het gesubsidieerd onderwijs, van de inrichting voor gewoon onderwijs]1 aanvaard is, wordt de bepaling van een integratieproject gezamenlijk uitgewerkt door :
  1° de klassenraad van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, bijgestaan door de instelling die de begeleiding van de leerlingen waarneemt;
  2° de klastitularis of de klassenraad van de betrokken inrichting voor gewoon onderwijs, bijgestaan door het psycho-medisch-sociaal centrum dat de begeleiding van de leerlingen van de inrichting waarneemt.
  [2 3° de coördinator van de territoriale pool of zijn afgevaardigde met wie de betrokken gewone school samenwerkt.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2021-06-17/29, art. 7, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.136.Op het einde van de procedure bedoeld in de artikelen 134 en 135, wordt een protocol opgesteld. Dat protocol omvat :
  1° het integratieproject houdende vermelding van [3 de identificatie- en studieloopbaan van de leerling]3, de nagestreefde doelstellingen, de opsomming van de specifieke uitrustingselementen, de behoeften van de leerling inzake vervoer en de eventuele vrijstellingen in het leerplan van het gewoon onderwijs, alsook van het stelsel voor de verbinding tussen de scholen, met inbegrip van de eventuele alternatieve voorstellen, rekening houdend met de mogelijkheden voortvloeiend uit de toepassing van artikel 132;
  2° de nadere regels voor het overleg tussen het(de) lid(leden) van het personeel [6 van de bevoegde territoriale pool]6 belast met de begeleiding en het(de) lid(leden) van het personeel van het gewoon onderwijs belast met de klas die de leerling ontvangt [5 en, in voorkomend geval de psycho-medisch-sociale teams van de gespecialiseerde school en de gewone school]5, alsook de nadere regels voor de interne evaluatie van de permanente integratie en het opmaken van verslagen;
  3° [5 het advies van het psycho-medisch-sociale centrum dat de leerling begeleidt bij de indiening van het voorstel tot integratie ;]5
  4° [7 de toestemming van de inrichtende macht van de school voor gewoon onderwijs waar de betrokken leerling schoolgaat of van zijn afgevaardigde]7;
  5° de toestemming van de ouders, van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of van de leerling zelf, als hij meerderjarig is;
  6° [7 de toestemming van de inrichtende macht van de bevoegde territoriale pool of van zijn afgevaardigde]7.
  [2 [7 Het integratieprotocol wordt behouden door de territoriale pool en wordt ter beschikking gehouden van de Algemene Dienst voor de Inspectie en de diensten van de regering. In voorkomend geval wordt een kopie van het protocol bewaard door de partnerschool of door de specifieke partnerschool die de leerling begeleidt. Er wordt ook een kopie bewaard door de school voor gewoon onderwijs waarin de betrokken leerling schoolloopt]7.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 37, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2009-02-05/48, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (3)<DFG 2014-04-11/28, art. 29, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (4)<DFG 2018-07-11/16, art. 19, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (5)<DFG 2019-05-03/38, art. 77, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<DFG 2021-06-17/29, art. 8, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (7)<DFG 2022-07-20/19, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.137.[1 Ten laatste [3 voor 30 september]3 van het schooljaar waarvoor de integratie voorzien is, maakt de directie in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs de lijst van de betrokken leerlingen naar de Regeringsdiensten over.]1
  [2 In geval van uitzonderlijke omstandigheden voorheen bepaald door de Regering kan ze van de datum bepaald bij het vorige lid afwijken.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 45, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (3)<DFG 2018-07-11/16, art. 20, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.138.<Opgeheven bij DFG 2009-02-05/48, art. 40, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.139.<Opgeheven bij DFG 2009-02-05/48, art. 41, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.140.[1 [2 Het integratieprotocol]2 wordt opgesteld bij de schoolverandering van een geïntegreerde leerling.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 42, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2014-04-11/28, art. 30, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.141.[3 Voor de verlenging naar opeenvolgende schooljaren in het basisonderwijs is het gunstig advies van de opvoedingsploeg van het gewoon onderwijs die, afhankelijk van het geval, uitgebreid is tot de personeelsleden van het gespecialiseerd onderwijs belast met de begeleiding of tot de leden van de multidisciplinaire ploeg van de territoriale pool belast met de begeleiding, vereist. Voor de verlenging naar de opeenvolgende schooljaren in het secundair onderwijs is het gunstige advies van de klassenraad van het gewoon onderwijs die, afhankelijk van het geval, uitgebreid is tot de personeelsleden van het gespecialiseerd onderwijs belast met de begeleiding of tot de leden van de multidisciplinaire ploeg van de territoriale pool belast met de begeleiding, vereist.]3.
  Voor de verlenging naar opeenvolgende schooljaren in het secundair onderwijs, is het gunstig advies van de klassenraad van het gewoon onderwijs die uitgebreid is tot de personeelsleden [2 van de bevoegde territoriale pool]2 belast met de begeleiding, vereist.
  [1 Elke weigering tot verlenging dient met redenen omkleed te worden en aan de Regering toegestuurd te worden.]1
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2021-06-17/29, art. 9, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (3)<DFG 2022-07-20/19, art. 8, 049; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.142.
  <Opgeheven bij DFG 2021-06-17/29, art. 10, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.143.Op het einde van elk schooljaar, kan elke partij die voor het protocol haar toestemming heeft verleend, [3 met uitzondering van het psycho-medisch-sociale centrum dat de begeleiding van de leerling voorafgaande aan zijn integratie waarnam, in zoverre dat dit centrum de begeleiding van die leerling niet meer waarneemt, of het psycho-medisch-sociale centrum dat de begeleiding van de leerling aan het einde van het schooljaar waarneemt]3 vragen een einde te maken aan de integratie en dat de leerling in het gespecialiseerd onderwijs voltijds terugkeert.
  Een dergelijke beslissing kan door het bestuur van de school voor gewoon onderwijs pas worden genomen na overleg met alle partijen [1 ...]1 . Die beslissing heeft tot gevolg dat er op dezelfde datum een einde wordt gemaakt aan de toepassing van artikel 133, waarbij de leerling dan regelmatig ressorteert onder het gespecialiseerd onderwijs.
  [2 Wegens uitzonderlijke omstandigheden]2, [2 kan de Regering, na een met redenen omkleed advies van de Adviesraad belast met de problemen die verband houden met de integratie, bij een met redenen omklede beslissing,]2, een einde maken aan de integratie, en de terugkeer met voltijdse prestatie van de leerling in het gespecialiseerd onderwijs gedurende het schooljaar toelaten. De leerling kan echter niet meegerekend worden bij de eventuele nieuwe telling op 1 oktober van het lopende schooljaar. Voor het bedoelde schooljaar, wordt hij echter geacht zijn hoedanigheid van geïntegreerde leerling voor de toepassing van de artikelen 132 en 142 te behouden.
  [3 In afwijking van het eerste lid, eindigt de integratie om de volgende redenen, op de datum van het voorval, voor zover die bekend is :
   1° een plaatsingsmaatregel, ofwel door een magistraat ofwel door een adviseur of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd genomen;
   2° een verandering van woonplaats;
   3° een scheiding van de ouders die een verandering van de verblijfplaats van de leerling tot gevolg heeft;
   4° de overgang van de leerling van een externaatschool naar een school met internaat en omgekeerd;
   5° de opvang van de leerling, op initiatief van de ouders, in een ander gezin of in een centrum, wegens ziekte of reis;
   6° de definitieve uitsluiting van de leerling.
   In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de partners van het integratieproject, zoals bepaald in het eerste lid, door een met redenen omklede collegiale beslissing een einde maken aan de integratie en de terugkeer met voltijdse prestatie van de leerling in het gespecialiseerd onderwijs gedurende het schooljaar toelaten.
   De leerling bedoeld in het vierde en vijfde lid kan echter niet in aanmerking worden genomen bij de eventuele nieuwe telling op 1 oktober van het lopende schooljaar. Voor het bedoelde schooljaar, wordt hij echter geacht zijn hoedanigheid van geïntegreerde leerling voor de toepassing [4 van artikel 132]4 te behouden.
   Het proces-verbaal dat akte neemt van het einde van de integratie wordt ter beschikking van de Regeringsdiensten gehouden.]3
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 43, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (3)<DFG 2018-07-11/16, art. 21, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (4)<DFG 2021-06-17/29, art. 11, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.144.
  <Opgeheven bij DFG 2021-06-17/29, art. 12, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.145. De attesten en getuigschriften, uitgereikt krachtens de verordenings- en decreetteksten, worden opgemaakt door de inrichting voor gewoon onderwijs waarin de leerling ingeschreven is.

Afdeling 3. - Gedeeltelijke permanente integratie en tijdelijke integratie.
Art.146.Voor de toepassing van deze afdeling, wordt verstaan onder :
  1° gedeeltelijke permanente integratie : integratie waarbij de leerling sommige cursussen in het gewon onderwijs en de andere in het gespecialiseerd onderwijs gedurende het hele schooljaar volgt. Hij geniet bovendien verder kosteloos vervoer van zijn woonplaats naar de school voor gespecialiseerd onderwijs waarin hij ingeschreven is;
  2° [2 gedeeltelijke tijdelijke integratie : integratie waarbij de leerling een deel van de cursussen in het gewoon onderwijs gedurende één of meer bepaalde lestijden van het lopende schooljaar volgt. Hij geniet bovendien verder kosteloos vervoer van zijn woonplaats naar de school voor gespecialiseerd onderwijs waarin hij ingeschreven is.]2
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/28, art. 31, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (2)<DFG 2021-06-17/04, art. 4, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.147.[1 Slechts de regelmatig in het gespecialiseerd onderwijs ingeschreven leerlingen kunnen de gedeeltelijke permanente integratie en de [5 gedeeltelijke]5 tijdelijke integratie genieten.]1
  [5 ...]5
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 45, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2011-01-13/04, art. 45, 013; Inwerkingtreding : 04-03-2011>
  (3)<DFG 2012-02-01/14, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (4)<DFG 2014-04-11/28, art. 32, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (5)<DFG 2021-06-17/04, art. 5, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art. 147bis.
  <Opgeheven bij DFG 2021-06-17/04, art. 6, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.148.[3 In het kader van de gedeeltelijke integratie, in het basis- en secundair onderwijs, kan een deel van het lestijdenpakket in voorkomend geval worden aangewend om te zorgen voor de begeleiding van de leerling in de school voor gewoon onderwijs.
  [6 ...]6
   De aldus gecreëerde betrekkingen kunnen leiden tot een benoeming of een aanwerving in vast verband.]3
  [3 De begeleiding]3 wordt waargenomen door het personeel van de school voor gespecialiseerd onderwijs waarin de leerling ingeschreven is. Dat personeel blijft uitsluitend onder het gezag van het bestuur van de gespecialiseerde inrichting waaronder het ressorteert.
  De dotaties of de werkingssubsidies blijven toegekend aan de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.
  Op de voordracht van [5 de betrokken Algemene raad ]5, kan de Regering een aanvullend lestijdenpakket aan de scholen voor gespecialiseerd onderwijs die de integratie bedoeld in deze afdeling uitoefenen, toekennen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen. [2 De aldus opgerichte betrekkingen kunnen tot een benoeming of een werving in vast verband leiden.]2
  [2 In geval van nieuwe telling met een hoger resultaat van lestijdenpakket gedurende het jaar zoals bedoeld bij artikel 36, § 1, voor het basisonderwijs, en artikel 88, § 1, voor het secundair onderwijs, zullen de lestijden verkregen krachtens het vorige lid aan de Regering in functie van de door haar bepaalde nadere regels weder afgestaan worden.
  [8 ...]8.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 46, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-02-01/14, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2012-07-12/31, art. 63, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (4)<DFG 2014-04-11/28, art. 34, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (5)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (6)<DFG 2021-06-17/04, art. 7, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>
  (7)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>
  (8)<DFG 2024-01-18/27, art. 72, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.149.De gedeeltelijke permanente integratie en de [1 gedeeltelijke]1 tijdelijke integratie kunnen plaatsvinden op het niveau van het basisonderwijs en op het niveau van het secundair onderwijs, met inbegrip van de overgang van het basisniveau naar het secundair niveau.
  De geïntegreerde leerling blijft als regelmatige leerling in het gespecialiseerd onderwijs ingeschreven. Hij geniet de kencijfers die overeenstemmen met het onderwijstype dat in zijn verwijzigingsattest wordt bepaald.
  ----------
  (1)<DFG 2021-06-17/04, art. 8, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.150.[1 Aan elke beslissing betreffende de gedeeltelijke [4 permanente]4 integratie en de tijdelijke integratie [4 gedeeltelijke]4 gaat een voorstel vooraf dat tenminste door één van de volgende personen of instellingen moet worden ingediend :
   1° De klassenraad van een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs die het geheel van de leden van het onderwijzend personeel, het paramedisch, psychologisch, sociaal en opvoedend hulppersoneel die rechtstreeks aan de omkadering van de leerling deelnemen, opneemt;
   2° De instelling die de begeleiding van de leerlingen waarneemt [2 van het gespecialiseerd onderwijs]2;
   3° De ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als hij meerderjarig is;
   4° [4 ...]4
  [2 5° [4 ...]4]2
   Dat voorstel wordt ingediend bij het hoofd van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.
   De directie in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs van de betrokken inrichting voor gespecialiseerd onderwijs pleegt overleg met alle personen bedoeld in dit artikel.
   Indien het overleg tot een gunstig advies leidt, wordt dit advies door de personen bedoeld in dit artikel ondertekend en aan de directeur meegedeeld.]1
  [3 Indien het overleg op een ongunstig advies uitloopt, zal elke partner die niet akkoord ging schriftelijk zijn stelling met redenen omkleden bij het inrichtingshoofd in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of bij de Inrichtende Macht van de school voor gespecialiseerd onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.]3
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 47, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 46, 014; Inwerkingtreding : 07-03-2011>
  (3)<DFG 2012-02-01/14, art. 29, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (4)<DFG 2021-06-17/04, art. 9, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.151.[1 Zodra het voorstel tot gedeeltelijke [2 permanente]2 integratie of [2 gedeeltelijke]2 tijdelijke integratie aanvaard wordt door de partners, wordt de bepaling van een integratieproject gezamenlijk uitgewerkt door :]1
  1° de klassenraad van de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, bijgestaan door de instelling belast met de begeleiding van de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs;
  2° de klastitularis of de klassenraad van de betrokken inrichting voor gespecialiseerd onderwijs, bijgestaan door het psycho-medisch-sociaal centrum dat belast is met de begeleiding van de leerlingen van de inrichting.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/28, art. 35, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (2)<DFG 2021-06-17/04, art. 10, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>

Art.152.Op het einde van de procedure bedoeld in de artikelen 150 en 151, wordt een protocol opgemaakt. Dat protocol omvat :
  1° het integratieproject houdende vermelding van [1 de identificatie- en schoolloopbaanfiche van de leerling]1, de nagestreefde doelstellingen, de opsomming van de specifieke uitrustingselementen en het stelsel voor de verbinding tussen de scholen;
  2° de nadere regels voor het overleg tussen het(de) lid(leden) van het gespecialiseerd onderwijs en het(de) lid(leden) van het personeel van het gewoon onderwijs belast met de klas die de leerling opneemt [3 en, in voorkomend geval, de psycho-medisch-sociale teams van [5 de school voor het gespecialiseerd onderwijs]5 en de gewone school]3, alsook de nadere regels voor de interne evaluatie [4 van de gedeeltelijke permanente integratie of gedeeltelijke tijdelijke integratie]4 en het opmaken van verslagen;
  3° [3 het advies van het psycho-medisch-sociale centrum dat de leerling begeleidt bij de indiening van het voorstel tot integratie ; ]3
  4° de toestemming ofwel van de directeur, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen, ofwel van de inrichtende macht of haar afgevaardigde, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde inrichtingen;
  5° de toestemming van de ouders, van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of van de leerling zelf, als hij meerderjarig is.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/28, art. 36, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
  (2)<DFG 2018-07-11/16, art. 23, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 78, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2021-06-17/04, art. 11, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>
  (5)<DFG 2024-05-16/79, art. 10, 060; Inwerkingtreding : 02-08-2024>

Art.153.[1 Het protocol bedoeld in artikel 152 wordt bewaard in de inrichting voor gespecialiseerd onderwijs en ter beschikking gehouden van de Algemene Inspectiedienst en van de Regeringsdiensten.
   In ieder geval en zodra het protocol volledig is, wordt de informatie betreffende de gegevens van de leerling overgemaakt naar de Regeringsdiensten.]1
  [2 In voorkomend geval brengt de school voor gespecialiseerd onderwijs de territoriale pool op de hoogte van het opstellen van een protocol voor de leerlingen die betrokken zijn bij een eventuele volledige permanente integratie.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 48, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2021-06-17/29, art. 13, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art.154.[1 Een nieuw [2 integratieprotocol]2 wordt opgesteld bij de schoolverandering van een geïntegreerde leerling.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 49, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2014-04-11/28, art. 37, 020; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

Art.155.<Opgeheven bij DFG 2009-02-05/48, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.156.[1 Aan het einde van elke integratieperiode, kan elke partij die met het protocol instemde, met uitzondering van het psycho-medisch-sociale centrum dat de begeleiding van de leerling voorafgaande aan zijn integratie waarnam, in zoverre dat dit centrum de begeleiding van die leerling niet meer waarneemt, of het psycho-medisch-sociale centrum dat de begeleiding van de leerling aan het einde van de integratieperiode waarneemt, vragen om de integratie te beëindigen en om de terugkeer met volledige prestatie in het gespecialiseerd onderwijs toe te staan.
   In afwijking van het eerste lid, eindigt de integratie om de volgende redenen, op de datum van het voorval, voor zover die bekend is :
   1° een plaatsingsmaatregel, ofwel door een magistraat ofwel door een adviseur of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd genomen;
   2° een verandering van woonplaats;
   3° een scheiding van de ouders die een verandering van de verblijfplaats van de leerling tot gevolg heeft;
   4° de overgang van de leerling van een externaatschool naar een school met internaat en omgekeerd;
   5° de opvang van de leerling, op initiatief van de ouders, in een ander gezin of in een centrum, wegens ziekte of reis;
   6° de definitieve uitsluiting van de leerling.
   In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de partners van het integratieproject, zoals bepaald in het eerste lid, door een met redenen omklede collegiale beslissing een einde maken aan de integratie en de terugkeer met voltijdse prestatie van de leerling in het gespecialiseerd onderwijs gedurende het schooljaar toelaten.
   Het proces-verbaal dat akte neemt van het einde van de integratie wordt ter beschikking van de Regeringsdiensten gehouden ]
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 24, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.157.[1 Een opdracht voor permanente evaluatie van de integratie wordt vervuld door [2 de betrokken Algemene raad ]2, inzonderheid op basis van de statistische gegevens verleend door de Regeringsdiensten.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 52, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.158. De inrichting voor gespecialiseerd onderwijs waarin de leerling ingeschreven is, reikt de volgende bekwaamheidsbewijzen uit :
  1° de studie- en kwalificatiegetuigschriften;
  2° de attesten van schoolbezoek;
  3° de attesten met vermelding van de perioden gedurende welke de leerling in een inrichting voor gewoon onderwijs werd geïntegreerd.

Afdeling 4.   
Art. 158bis.
  <Opgeheven bij DFG 2018-07-11/16, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

HOOFDSTUK XI. - Onderwijs dat thuis wordt verstrekt door een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs.
Art.159. Het thuis verstrekt onderwijs kan in het lager onderwijs en in het secundair onderwijs tijdelijk of permanent worden georganiseerd of gesubsidieerd.

Art.160. Om het thuis verstrekt onderwijs te kunnen genieten, moet de leerling voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° in een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs van het lager of secundair niveau regelmatig ingeschreven zijn;
  2° ingeschreven zijn in de inrichting die het dichtst bij zijn woonplaats gelegen is, ongeacht het type van het gespecialiseerd onderwijs dat die organiseert, waarbij rekening wordt gehouden met de vrije keuze van de ouders, behoudens afwijking toegestaan door de adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs;
  3° in de onmogelijkheid verkeren om gebruik te maken van een vervoermiddel of zich te verplaatsen. Die onmogelijkheid moet voortvloeien uit de ernst van de handicap of de ziekte die de verwijzing naar het gespecialiseerd onderwijs heeft veroorzaakt;
  4° een met redenen omkleed gunstig advies van de adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs hebben gekregen.

Art.161. De adviescommissie voor het gespecialiseerd onderwijs oordeelt of het thuis verstrekt onderwijs bijdraagt tot de ontwikkeling van de hele persoonlijkheid van de leerling, en of het zijn integratie in de samenleving noch verhindert noch belemmert.

Art.162. De inrichting voor gespecialiseerd onderwijs waarin een leerling wordt ingeschreven, moet voor deze het voorgeschreven onderwijs organiseren.
  Voor de berekening van het lestijdenpakket, worden de leerlingen administratief gelijkgesteld met het gespecialiseerd onderwijs van type 4, ongeacht hun handicap.

Art.163.§ 1. Alleen de leermeesters geïndividualiseerd onderwijs en de leermeesters opvoedingsactiviteiten kunnen worden belast met het onderwijs dat op het niveau van het lager onderwijs thuis wordt verstrekt.
  § 2. Alleen de leeraars algemene vakken kunnen worden belast met het onderwijs dat op het niveau van het secundair onderwijs thuis wordt verstrekt.
  § 3. De plaats waar het onderwijs thuis wordt verstrekt, wordt gelijkgesteld met de plaats waar de leerkrachten hun ambt uitoefenen.
  § 4. Volgens de nadere regels die worden bepaald bij een besluit genomen op advies van [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften]1, kan de Regering tegemoetkomen in de kosten voor het onderwijs dat thuis wordt verstrekt aan kinderen of adolescenten met specifieke behoeften die, alhoewel ze een welbepaald gespecialiseerd onderwijs kunnen volgen, naar het advies van de bevoegde adviescommissies voor het gespecialiseerd onderwijs, dat type onderwijs tijdelijk of permanent niet zouden kunnen volgen wegens de aard of de ernst van de handicap.
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 44, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK XII. - (Het opschrift van dit hoofdstuk on tbreekt in de Nederlandse versie)
Art.164. De overschotten van de verschillende lestijdenpakketten bedoeld in de artikelen 44, 98, 108 en 119 worden op het niveau van de school opgeteld.

Art.165. Met inachtneming van de statutaire regels, na de voorafgaande raadpleging van het basisoverlegcomité, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichtingen, van de plaatselijke paritaire commissie, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen, of van de plaatselijke overleginstanties of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardigingen, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, kan het globale overschot binnen de inrichting worden toegekend voor één of meer ambten die in het gespecialiseerd onderwijs kunnen worden georganiseerd.
  Voor het gebruik van de overschotten, wordt het deel van een opdracht dat wordt voortgebracht door het overschot van een lestijdenpakket omgezet tot een gelijkwaardig deel van een opdracht in het nieuwe ambt waar het wordt gebruikt.
  De delers die worden gebruikt voor de berekening van het deel van een overschotopdracht zijn de volgende :
  - Delers lestijden/leraar basisonderwijs = 24
  - Delers lestijden/leraar secundair onderwijs = 24
  - Delers lestijden paramedisch personeel = 32
  - Delers lestijden opvoedend hulppersoneel en administratief personeel = 36
  De som van de overschotten kan nooit een halve opdracht overschrijden, wanneer deze niet worden gebruikt voor het begeleiden van de leerlingen binnen de betrokken inrichting.

Art.166. De Regering kan, volgens door haar nader te bepalen regels, de overdracht van een overschot tussen de inrichtingen van één zelfde net toestaan, na raadpleging van het basisoverlegcomité, voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichtingen, van de plaatselijke paritaire commissie, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen, of van de plaatselijke overleginstanties, of, bij ontstentenis daarvan, van de vakbondsafvaardigingen, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen.

Art.167. Geen benoeming kan worden verricht in het kader van het gebruik van de overschotten.

HOOFDSTUK XIII. overleg in het gespecialiseerd secundair onderwijs
Afdeling 1. - De [1 Algemene Raad]1 en zijn algemene opdrachten.   ----------   (1)
Art.168.[1 De Regering bepaalt per geografische zone die ze vaststelt :
   1° de verplichtingen tot overleg tussen de inrichtingen met hetzelfde karakter ; het overleg heeft inzonderheid betrekking op de programmering en de harmonisatie van de gewestelijke aanbod aan opleiding;
   2° de organen waarin dit overleg wordt gepleegd ; deze organen zijn gemeen aan het gespecialiseerd onderwijs en aan het gewoon onderwijs ]1.
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.169.[1 Is afhankelijk van het gunstig advies van het overleg bedoeld in artikel 168, de organisatie of de toelating tot de subsidies van een nieuwe vorm, een nieuw type of een nieuw beroep van het secundair onderwijs van vorm 3.
   Als een inrichtende macht een ongunstig advies negeert, verliest hij het voordeel van de studiepunten of subsidies voor het geheel van de inrichting waarin de vorm, het type of het nieuwe beroep van het secundair onderwijs van vorm 3 georganiseerd worden tijdens de betrokken schooljaren.
   Het feit dat een inrichtende macht niet om het advies van het overlegorgaan bedoeld in artikel 168 vraagt, wordt beschouwd als gelijkwaardig aan het overtreffen van een ongunstig advies ]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 2. - De samenstelling en de werking van [1 de betrokken Algemene raad ]1.   ----------   (1)
Art.170.[1 De toelating tot de subsidies van een nieuwe vorm, een nieuw type of een nieuw beroep van het secundair onderwijs van vorm 3 wordt automatisch onderzocht door de Diensten van de Regering na het programmeringsproces.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.171.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.172.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.173.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.174.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.175.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.176.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 3.   
Art.177.
  <Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 42, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

HOOFDSTUK XIV. - [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. - [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften]1 en zijn algemene opdrachten.   ----------   (1)
Art.178.Er wordt een [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 opgericht, hierna " de Hoge Raad " genoemd.
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.179. De Hoge Raad wordt belast met de volgende opdrachten :
  1° adviezen geven, ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van de minister die bevoegd is voor het buitengewoon onderwijs, die bepaald zijn in de artikelen 20, eerste lid van de wet van 6 juli 1970; artikel 32, § 3 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 163, § 4 van dit decreet.
  2° adviezen geven, ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van de minister die bevoegd is voor het buitengewoon onderwijs, over alle vraagstukken in verband met het gespecialiseerd onderwijs die een coherente visie doen ontstaan van zijn evolutie op middellange of lange termijn.
  3° de Regering, op eigen initiatief of op zijn verzoek, een advies geven over de diverse types van gespecialiseerd onderwijs die door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd kunnen worden; een advies over de bedragen van de werkingstoelagen in het gespecialiseerd onderwijs met volledig leerplan, in het gespecialiseerd onderwijs voor sociale promotie of in het alternerend gespecialiseerd onderwijs; een advies over de tegemoetkoming in de kosten van het thuisonderwijs verstrekt aan kinderen of adolescenten met specifieke behoeften;
  4° samenwerkingsverbanden tot stand brengen tussen al de actoren en partners betrokken bij het gespecialiseerd onderwijs.

Afdeling 2. - Samenstelling en werking van [1 de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften ]1.   ----------   (1)
Art.180.De Hoge Raad is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en 24 leden die de pedagogische, psychologische, medische en sociale disciplines en de representatieve vakverenigingen en de meest representatieve verenigingen van ouders van kinderen met specifieke behoeften vertegenwoordigen.
  De helft van de leden van de Hoge Raad wordt gekozen uit de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. De indeling van de leden is erop gericht het evenwicht te verzekeren tussen de vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs en van het niet-confessioneel onderwijs.
  De Voorzitter, de Ondervoorzitter en de leden van de Hoge Raad worden benoemd door de Minister die bevoegd is voor het buitengewoon onderwijs.
  [1 De Voorzitter en de Ondervoorzitter die elk een verschillende onderwijsaard vertegenwoordigen. Op elke vernieuwing van mandaat worden de aarden verwisseld onder de Voorzitter en de Ondervoorzitter.]1
  De ambtenaren van verschillende ministeriële departementen die betrokken zijn bij de regeling van de problemen in verband met de kinderen of de adolescenten met specifieke behoeften, hebben in de Raad zitting met raadgevende stemmen. De lijst van deze departementen wordt vastgesteld door de Regering.
  De Regering bepaalt de regels betreffende de samenstelling en de werking van de Hoge Raad.
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 53, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

HOOFDSTUK XV. - Rationalisatie en programmatie van het gespecialiseerd onderwijs.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.181.§ 1. Met toepassing van artikel 4 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving bepaalt de Regering, per type van gespecialiseerd onderwijs, het aantal en de geografische indeling van de inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap teneinde de vrije keuze van de ouders te waarborgen.
  § 2. Na het met redenen omkleed advies van de [1 Algemene Raad]1 bedoeld in artikel 170 kan de Regering een inrichting voor gespecialiseerd onderwijs organiseren, subsidiëren of erkennen die zich beperkt tot een specifieke categorie van leerlingen, binnen een type of per niveau, rekening houdend met de aard en de ernst van de handicap en/of de mogelijkheden inzake leren en geestelijke ontwikkelijking van de leerlingen.
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.182. De rationalisatie en de programmatie betreffen :
  1° de scholen, de vestigingsplaatsen en de types van gespecialiseerd onderwijs voor het gespecialiseerd basisonderwijs;
  2° de scholen, de vestigingsplaatsen en de types van gespecialiseerd onderwijs, de vormen van gespecialiseerd onderwijs en de beroepssectoren van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
  De rationalisatie en de programmatie zijn niet van toepassing op de internaten, de semi-internaten, de opvangtehuizen en de observatiecentra georganiseerd door de Franse Gemeenschap.

Art.183.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk omvat de structuur :
  1° in het gespecialiseerd basisonderwijs : de types van gespecialiseerd onderwijs;
  2° in het gespecialiseerd secundair onderwijs : de vormen [1 en de types]1;
  3° in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 : de beroepssectoren;
  4° de vestigingsplaatsen.
  § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  bevolkingsdichtheid van een arrondissement :
  a) de bevolking per bestuurlijk arrondissement, [1 zoals die berekend werd door de recentste cijfers meegedeeld door de Federale Openbare Dienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie waaronder de dienst Statistics Belgium ressorteert]1, gedeeld door de totale oppervlakte van het arrondissement, uitgedrukt in km2.
  b) voor elke vestigingsplaats wordt de bevolkingsdichtheid van het arrondissement waarin die vestigingsplaats werkelijk ligt, in aanmerking genomen.
  c) voor een school met vestigingsplaatsen in verschillende arrondissementen wordt de bevolkingsdichtheid die in aanmerking moet worden genomen, vastgesteld op basis van de volgende berekening : de totale bevolking van de betrokken arrondissementen wordt gedeeld door de totale oppervlakte, uitgedrukt in km2.
  § 3. De inrichtingen voor gespecialiseerd onderwijs worden ingedeeld in functie van de inrichtende macht waaronder ze ressorteren :
  1° scholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap;
  2° scholen georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie, de provincies, de gemeenten of elke andere publiekrechtelijke persoon;
  3° confessionele vrije scholen;
  4° niet-confessionele vrije scholen;
  § 4. Bij overmacht wordt een tijdelijke overbrenging van een hoofdgebouw of een vestigingsplaats niet gelijkgesteld met een nieuwe oprichting.
  In geval van definitieve ontruiming mag het verlaten schoolgebouw niet meer geheel of gedeeltelijk in gebruik genomen blijven voor activiteiten van het gespecialiseerd onderwijs van hetzelfde niveau. In het tegenovergesteld geval zijn de programmatienormen van toepassing.
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>

Art.184.§ 1. De fusie van scholen kan worden doorgevoerd onder de volgende voorwaarden :
  1° De fusie gebeurt :
  ofwel door de samenvoeging van twee of meer scholen die gelijktijdig worden afgeschaft;
  ofwel door de samenvoeging van twee of meer scholen waarbij één van betrokken scholen blijft bestaan, die de andere school of scholen opslorpt;
  2° De fusie wordt zowel voor de administratieve, als voor de pedagogische organisatie in éénmaal tot stand gebracht.
  Ze houdt in dat er nog slechts één inrichtende macht en één directie bestaat.
  3° De fusie moet uiterlijk op 30 september van het lopende schooljaar voltrokken zijn.
  [1 Voor elke fusie wordt de Regering ermee belast de naleving na te kijken door de betrokken scholen van de wettelijke en verordeningsbepalingen die van kracht zijn.]1
  § 2. De scholen georganiseerd of gesubsidieerd krachtens de artikelen 195 en 208 van dit decreet kunnen in de periode van programmatie zich niet beroepen op de bepalingen van § 1 van dit artikel.
  § 3. De school ontstaan uit een fusie wordt niet beschouwd als een oprichting van een nieuwe school.
  § 4. De overdracht van een type of een vorm van onderwijs naar een andere inrichtende macht wordt niet beschouwd als een oprichting.
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 54, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.185. § 1. Een bestaande school of een school die ontstaat uit een fusie, kan verschillende vestigingsplaatsen hebben, of zich aldus organiseren, op voorwaarde dat ze een pedagogisch en administratief geheel vormt, gevestigd in eenzelfde geheel van gebouwen of, in elk geval, in eenzelfde gemeente of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en onder leiding van eenzelfde directie staat; dit alles, behoudens afwijking door de Regering toegestaan in uitzonderlijke gevallen.
  § 2. De vestigingsplaatsen buiten het hoofdgebouw komen niet in aanmerking voor de berekening van de afstand naar de dichtstbijzijnde school, met uitzondering van de vestigingsplaatsen ontstaan uit een fusie zoals voorzien in § 3.
  § 3. De verplichting om in dezelfde gemeente of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen te zijn, wordt niet opgelegd op een pedagogisch geheel, geplaatst onder de leiding van eenzelfde directeur en ontstaan uit de fusie van scholen bestaande tijdens het schooljaar 1974-1975. In dit geval is dus geen afwijking noodzakelijk.

Art.186. Voor de toepassing van dit decreet wordt bij de rekenkundige bewerkingen op de schoolbevolkingsminima het eindresultaat afgerond naar de hogere eenheid indien het eerste cijfer na de komma vijf of meer is.

Art.187. Onverminderd de artikelen 196 en 200 worden, voor de toepassing van de bevolkingsminima, de regelmatige leerlingen in aanmerking genomen die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in dit decreet, inzonderheid op de artikelen 12, 13, 14 en 15 van dit decreet.

Art.188. Voor de toepassing van dit hoofdstuk is de afstand tussen het hoofdgebouw van de school en een vestigingsplaats de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan zoals omschreven in artikel 2.1. van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen of een eenrichtingsverkeer.

Afdeling 2. - Rationalisatie van het gespecialiseerd basisonderwijs.
Art.189. § 1. Elke school voor gespecialiseerd basisonderwijs moet op 30 september voldoen aan de bevolkingsminima vastgesteld in § 5.
  § 2. De leerlingen van het kleuter- en lager onderwijs worden per type van gespecialiseerd onderwijs samengeteld.
  § 3. De rationalisatienormen bedoeld in § 5 zijn van toepassing op de globale bevolking van al de vestigingsplaatsen. Het hoofdgebouw wordt beschouwd als een vestigingsplaats.
  § 4. Onverminderd de bepalingen van § 3 moet elke vestigingsplaats gelegen op een afstand van 2 km en meer van het hoofdgebouw, per type ten minste de helft van het aantal leerlingen tellen dat gelijk is aan de helft van de normen voorzien in § 5.
  § 5. 1° Basisscholen met één type van gespecialiseerd onderwijs.
  De basisscholen, waar slechts één type van gespecialiseerd onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd wordt, moeten het bevolkingsminimum bereiken zoals hierna bepaald :
  a) voor het onderwijs van type 1 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 20 leerlingen;
  b) voor het onderwijs van type 2 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  c) voor het onderwijs van type 3 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  d) voor het onderwijs van type 4 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  e) voor het onderwijs van type 5 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  f) voor het onderwijs van type 6 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 12 leerlingen;
  g) voor het onderwijs van type 7 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 12 leerlingen;
  h) voor het onderwijs van type 8 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 20 leerlingen.
  2° Basisscholen met meer dan één type van gespecialiseerd onderwijs.
  In de basisscholen met meer dan één type van gespecialiseerd onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd, wordt het bevolkingsminimum bepaald door de som te maken van de bevolkingsminima van ieder in de school georganiseerd of gesubsidieerd type van gespecialiseerd onderwijs.
  De minima voor de verschillende types van gespecialiseerd onderwijs worden vastgesteld als volgt :
  a) voor het onderwijs van type 1 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 20 leerlingen;
  b) voor het onderwijs van type 2 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  c) voor het onderwijs van type 3 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  d) voor het onderwijs van type 4 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  e) voor het onderwijs van type 5 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 14 leerlingen;
  f) voor het onderwijs van type 6 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 12 leerlingen;
  g) voor het onderwijs van type 7 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 12 leerlingen;
  h) voor het onderwijs van type 8 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 20 leerlingen.

Art.190. In afwijking van artikel 189 worden de minima met één vierde verminderd voor de scholen gelegen in de arrondissementen met een bevolkingsdichtheid van minder dan 75 inwoners per km2.

Art.191. § 1. Elke school bestaande uit verschillende types, die het totaal van de normen bereikt, met toepassing van de artikelen 189, § 5, 2°, en 190, maar waarvan de bevolking van één of meer verschillende types beneden de norm opgelegd in deze artikelen ligt, kan deze types behouden en haar volledige structuur bewaren wanneer de bevolking van elk type afzonderlijk niet minder bedraagt dan 2/3 van de norm, die daarop toepasselijk is.
  § 2. Elke school bestaande uit verschillende types die het totaal van de normen bereikt, met toepassing van de artikelen 189, § 5, 2°, en 190, maar waarvan de bevolking van één of meer verschillende types gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm bepaald in § 1 niet bereikt, moet het of de in gebreke blijvende type of types uiterlijk op 30 september van dit tweede schooljaar afschaffen ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.
  § 3. Elke school bestaande uit verschillende types die het totaal van de normen niet bereikt, met toepassing van de artikelen 189, § 5, 2° en 190, maar waarvan de bevolking van elk type de norm bepaald in § 1 van dit artikel gedurende twee opeenvolgende schooljaren bereikt, moet uiterlijk op 30 september van het tweede schooljaar het of de types die de normen van artikel 189, § 5, niet bereiken, afschaffen, ofwel moet ze vanaf dezelfde datum fuseren.
  § 4. Elke school die slechts één type organiseert, en die de norm met toepassing van de artikelen 189, § 5, 1° en 190, gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet bereikt, maar waarvan de bevolking niet minder bedraagt dan 2/3 van de norm die daarop toepasselijk is, moet uiterlijk op 30 september van dit tweede schooljaar afgeschaft worden, ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.
  § 5. In afwijking van artikel 189, § 5, 2° en in aanvulling met de bepalingen van § 1, 2 en 3, kunnen de types 2 en 4 georganiseerd in dezelfde school behouden blijven indien aan volgende voorwaarden voldaan wordt :
  1° één van deze twee types moet de op hem toepasselijke norm bereiken;
  2° het andere type moet minstens één vierde van de norm bereiken die daarop toepasselijk is.
  Indien aan de beide voorwaarden bepaald in deze paragraaf niet wordt voldaan, dan moet het type dat niet voldoet aan de norm bepaald onder punt 2°, uiterlijk op 30 september van het tweede schooljaar afgeschaft worden, ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.

Art.192.Indien voor een bepaald type in een bepaald [3 gebied]3 geen enkele school van een bepaald net de rationalisatienorm bepaald in dit hoofdstuk bereikt, kan, in afwijking van artikel 189, slechts één school van dit net in dit [3 gebied]3 dit type behouden.
  [1 [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 28, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 75, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.193. Indien op 30 september de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 tot en met 192 niet bereikt worden, dan moet ofwel het of de in gebreke blijvende type (s) uiterlijk op 30 september van het lopende schooljaar worden afgeschaft ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.

Art.194. In een vestigingsplaats ontstaan uit een fusie, met toepassing van artikel 184, kunnen alleen de types, die er bestonden vóór de fusie, verder behouden blijven.

Art. 194bis. [1 De Regering gaat, minimum om de drie jaar en voor de eerste keer gedurende het jaar 2013, over tot een analyse van de beschikbare gegevens betreffende, zone per zone, de demografie en de voorzienbare behoeften wat betreft het aantal plaatsen, per onderwijstype. De Regering zendt deze analyse aan het Parlement over.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 29, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Afdeling 3. - Programmatie van het gespecialiseerd basisonderwijs.
Art.195.§ 1. Per [2 de eerste dag van een schooljaar]2 kan een school worden opgericht of [1 definitief]1 in de toelageregeling worden opgenomen indien op 30 september aan de drie volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° ten minste twee types organiseren, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;
  2° [3 2° voor elk type afzonderlijk 150% van de rationalisatienorm, bedoeld in de artikelen 189 en 190, bereiken. In afwijking hiervan bedraagt de rationalisatienorm voor het gespecialiseerd onderwijs van type 2, 100% tijdens de schooljaren 2023-2024 tot 2025-2026;]3;
  3° [1 ten minste het eerste jaar 200 %, het tweede jaar 225 % en het derde jaar 250 % van het totaal van de rationalisatienormen voor elk georganiseerd type, bepaald in artikelen 189 en 190, bereiken;]1;
  4° [1 ...]1;
  5° [1 ...]1.
  [1 worden deze minima niet bereikt, dan moet hetzij het of de in gebreken blijvende type(s), hetzij de school met ingang van [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2 worden opgeheven, behoudens afwijking toegestaan door de Regering als het of de type(s) of de school beantwoordt of beantwoorden aan een reële nood in de onderwijszone.";
  In afwijking van het voorgaande lid, wordt het type of de school niet opgeheven op [3 de eerste dag]3 van het volgende schooljaar als deze minima in de loop van het schooljaar gedurende minstens 10 werkdagen werden bereikt.;
  Met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen in verband met rationalisatie van toepassing en wordt de nieuwe school definitief in de toelageregeling opgenomen en krijgt ze toegang tot de Fondsen voor schoolgebouwen.]1
  § 2. 1° In afwijking van § 1 kan per 1 september aan een universiteit waar een volledige faculteit voor geneeskunde wordt georganiseerd of in de toelageregeling van de Franse Gemeenschap is opgenomen, één enkele school voor gespecialiseerd basisonderwijs van het type 5 worden opgericht of in de toelageregeling worden opgenomen, op voorwaarde dat ten minste 200 % het eerste jaar, 225 % het tweede jaar en 250 % het derde jaar van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190 wordt bereikt.
  2° worden deze programmatienormen niet bereikt, dan moet de school met ingang van 1 [2 de eerste dag van het volgende schooljaar]2 worden opgeheven.
  3° met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen voor de rationalisatie van toepassing en voldoet de nieuwe school aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot de Fondsen voor schoolgebouwen.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 29, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 80, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2023-07-20/48, art. 12, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.196.Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190, mag binnen een afstand van minder dan 2 km van het hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten.
  Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190, mag op een afstand van 2 km en meer van het hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten op voorwaarde dat de schoolbevolking in iedere vestigingsplaats ten minste de rationalisatienorm bereikt.
  [1 worden deze minima niet bereikt, dan moet hetzij het of de in gebreken blijvende type(s), hetzij de vestigingsplaats met ingang van [4 de eerste dag van het volgende schooljaar]4 worden opgeheven, behoudens afwijking toegestaan door de Regering als het of de type(s) of de vestigingsplaats beantwoordt of beantwoorden aan een reële nood in de onderwijszone.
   In afwijking van het voorgaande lid, wordt het type of de vestigingsplaats niet opgeheven op [4 de eerste dag ]4 van het volgende schooljaar als deze minima in de loop van het schooljaar gedurende minstens 10 werkdagen werden bereikt.]1
  In de vestigingsplaatsen bedoeld in het eerste lid en het tweede lid kunnen uitsluitend reeds in de school georganiseerde of in de toelageregeling opgenomen types van gespecialiseerd onderwijs worden opgericht.
  [2 In afwijking van het vorige lid kan de Regering de organisatie van één of meer bijzondere vestigingen voor gespecialiseerd onderwijs van type 5 toestaan, ook al was dit type niet reeds georganiseerd of gesubsidieerd in de school.
   Elke school die gespecialiseerd type 2- of type 3-onderwijs organiseert en die voldoet aan de rationalisatienormen van Afdeling 2 van dit hoofdstuk, kan een inclusieve klas of vestiging organiseren van hetzelfde type als die welke reeds in de inrichting zijn georganiseerd.
   Leerlingen die zijn ingeschreven in een inclusieve klas of inrichting genereren een lestijdenpakket dat volgens dezelfde regels kan worden gebruikt als voor leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs van het type onderwijs waartoe zij behoren.
   Een inclusieve vestiging, zoals gedefinieerd in artikel 8quater, bestaat uit minstens zeven leerlingen. Om deze norm te bereiken, kunnen type 2- en type 3-leerlingen, evenals kleuter- en lager onderwijsleerlingen, bij elkaar worden opgeteld, op voorwaarde dat deze twee niveaus reeds in de inrichting zijn georganiseerd.]2
  [3 Het lestijdenpakket gebruikt voor de omkadering dat door de studenten die zijn ingeschreven in de inclusieve vestiging wordt gegenereerd, wordt verhoogd met een halve opdracht voor het onderwijzend personeel. Deze halve opdracht kan worden omgezet in een halve opdracht voor een paramedisch of educatief ambt.[5 Deze halve opdracht wordt toegekend zodra de school 7 leerlingen heeft, vanaf de eerste dag van het schooljaar of gedurende 10 opeenvolgende werkdagen, ongeacht de tijd van het jaar of de verschillende teldatums.]5
   Het personeelslid dat deze halve opdracht geniet, is onder andere belast met het zoeken en ontwikkelen van de synergieën die noodzakelijk zijn voor de geleidelijke integratie van de leerlingen in het gewoon onderwijs, het voorbereiden van de cursusreeksen om het kind in een succesvolle toestand te plaatsen, het voorstellen van werkhypothesen, het beheren van de aankomst- en vertrektijden van de school, het ontwikkelen van geprivilegieerde contacten met beide directies en het informeren van het personeel van het gewoon onderwijs over de inclusieve vestiging.]3
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 30, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 79, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 79, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (4)<DFG 2022-03-31/35, art. 81, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (5)<DFG 2023-07-20/48, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.197. Elke school voor gespecialiseerd onderwijs, die gespecialiseerd onderwijs organiseert op het niveau van het lager onderwijs of op het niveau van het kleuteronderwijs en aan de rationalisatienormen bepaald in afdeling 2 van dit hoofdstuk voldoet, kan voor de door haar georganiseerde types ook gespecialiseerd onderwijs inrichten op niveau van het kleuteronderwijs of op niveau van het lager onderwijs.

Art.198.§ 1. Bij beslissing van de inrichtende macht kan een bestaande school, die voldoet aan de rationalisatienorm per [2 eerste dag van een schooljaar]2 :
  1° een bestaand type dat aan de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 189 en 190 beantwoordt, geleidelijk omvormen, per maturiteitsgraad in het gespecialiseerd lager onderwijs, tot een ander type, op voorwaarde dat dit type van gespecialiseerd onderwijs gelijktijdig wordt opgeheven en dat op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming aangevat wordt, het ontstane type de rationalisatienorm bereikt.
  Tijdens de periode van omvorming kunnen er in het type dat opgeheven wordt geen nieuwe leerlingen ingeschreven worden; nochtans mogen de leerlingen, die dit type in deze school volgen, hun studies daarin beëindigen. De leerlingen van het type dat opgeheven wordt, komen evenwel niet in aanmerking voor de berekening van de rationalisatienormen zoals bepaald in afdeling 2 van dit hoofdstuk.
  Deze omvorming van een bestaand type van gespecialiseerd onderwijs moet doorgevoerd worden in alle vestigingsplaatsen van de school waar dit type georganiseerd wordt of in de toelageregeling wordt opgenomen;
  2° een type oprichten op voorwaarde dat op 30 september aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
  a) het vorig schooljaar ten minste 125 % van het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190 voor de georganiseerde types bereiken;
  b) [4 voor dit type gedurende twee opeenvolgende schooljaren 150% van de in artikelen 189 en 190 bepaalde rationalisatienorm behalen. Voor het buitengewoon onderwijs type 2 bedraagt de rationalisatienorm, in afwijking, 100% voor de schooljaren 2023-2024 tot en met 2025-2026]4.
  Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie van toepassing;
  § 2. Elke andere omvorming van een type van gespecialiseerd onderwijs is uitgesloten gedurende de perioden bepaald onder de punten 1° en 2°.
  § 3. Een type kan in een bestaande school opgericht worden of in de toelageregeling opgenomen worden :
  1° per [5 gebied]5 en per net, voor elk van de types 1, 2, 3, 4, 5 en 8;
  2° per net, voor elk van de types 6 en 7, op voorwaarde dat op 30 september aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
  a) op datum van inwerkingtreding van dit decreet werd dit type in dit [5 gebied]5 en in dit net niet door de Franse Gemeenschap opgericht of gesubsidieerd;
  b) in het vorig schooljaar werd het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190 voor de georganiseerde types bereikt;
  c) de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 189 en 190 worden voor elk nieuw opgericht type gedurende twee opeenvolgende schooljaren bereikt.
  Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie van toepassing.
  De bepalingen van § 1, 1°, inzake omvorming tot een ander type zijn gedurende de periode van programmatie niet van toepassing op het of de type(s) opgericht of in de toelageregeling opgenomen overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
  § 4. De bepalingen van § 1, 2° en § 2 worden afzonderlijk toegepast per school op het hoofdgebouw en iedere vestigingsplaats gelegen op 2 km en meer van het hoofdgebouw.
  [1 § 5. In afwijking van de programmatienormen, op basis van de analyse bedoeld bij artikel 194bis van hetzelfde decreet, kan de Regering de organisatie toelaten van een type gespecialiseerd basisonderwijs, op gunstig met redenen omkleed advies van de [3 Algemene Raad]3, per net en per zone, in een bestaande school.]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 30, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 82, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>
  (4)<DFG 2024-01-18/27, art. 73, 056; Inwerkingtreding : 28-02-2023>
  (5)<DFG 2024-01-18/27, art. 76, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Afdeling 4. - Rationalisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art.199. Elke school voor gespecialiseerd secundair onderwijs moet op 30 september ten minste 15 leerlingen tellen.

Art.200.§ 1. Elke school voor gespecialiseerd secundair onderwijs moet op 30 september aan de bevolkingsminima bepaald in § 5 voldoen.
  § 2. In de scholen voor gespecialiseerd secundair onderwijs met meer dan één onderwijsvorm wordt het bevolkingsminimum bepaald door de som te maken van de bevolkingsminima, zoals bepaald in § 5, van de onderwijsvormen die in de school georganiseerd of in de toelageregeling opgenomen zijn.
  § 3. De rationalisatienormen, zoals bepaald in § 5, worden toegepast op de globale bevolking van al de vestigingsplaatsen. Het hoofdgebouw wordt daarbij in aanmerking genomen als vestigingsplaats.
  § 4. Onverminderd de bepalingen van § 3 moet in elke vestigingsplaats gelegen op een afstand van 2 km en meer ten minste per onderwijsvorm 2/3 bereikt worden van de normen bepaald in § 5.
  § 5. De minima worden voor de verschillende onderwijsvormen van het gespecialiseerd onderwijs afzonderlijk vastgesteld als volgt :
  1° voor de vorm 1 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 7 leerlingen;
  2° voor de vorm 2 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 12 leerlingen;
  3° voor de vorm 3 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 24 leerlingen;
  4° voor de vorm 4 wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 8 leerlingen;
  In de onderwijsvorm 4 mag het aantal leerlingen van de types [1 4,]1 6 en 7 met 2 vermenigvuldigd worden om de rationalisatienorm te bereiken bepaald in § 5.
  § 6. Indien een inrichting die het gespecialiseerd secundair onderwijs van de types [1 4,]1 6 en/of 7 organiseert, de rationalisatienormen bepaald in § 5 niet bereikt, kunnen de vormen van het gespecialiseerd secundair onderwijs die in deze inrichting georganiseerd worden, behouden blijven, zonder beperking in de tijd, indien geen enkele inrichting van hetzelfde net dit type van onderwijs in ditzelfde [4 gebied]4 organiseert.
  [2 [4 ...]4]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-02-01/14, art. 34, 015; Inwerkingtreding : 25-03-2012>
  (2)<DFG 2013-10-17/21, art. 31, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>
  (4)<DFG 2024-01-18/27, art. 77, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.201. In afwijking van artikel 200 worden de minima verminderd met één vierde voor de scholen gelegen in arrondissementen met een bevolkingsdichtheid van minder dan 75 inwoners per km2.

Art.202. Elke school met verschillende onderwijsvormen, die het totaal van de normen bereikt met toepassing van de artikelen 200, § 5 en 201, maar waarvan de bevolking van één of meer onderwijsvormen beneden de normen gesteld bij dezelfde artikelen ligt, mag deze onderwijsvormen behouden wanneer de bevolking van elke onderwijsvorm afzonderlijk niet minder bedraagt dan 2/3 van deze norm.
  Elke school bestaande uit verschillende onderwijsvormen, die het totaal van de normen bereikt met toepassing van de artikelen 200, § 5 en 201, maar waarvan de bevolking van één of meer onderwijsvormen gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm bepaald in het eerste lid niet bereikt, moet uiterlijk met ingang van 30 september van dit tweede schooljaar de in gebreke blijvende onderwijsvorm(en) afschaffen, ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.
  Elke school bestaande uit verschillende onderwijsvormen, die het totaal van de normen niet bereikt met toepassing van de artikelen 200, § 5 en 201, maar waarvan de bevolking van elke onderwijsvorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm bepaald in het eerste lid bereikt, moet uiterlijk met ingang van 30 september van het tweede schooljaar de in gebreke blijvende onderwijsvorm(en) afschaffen, ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.
  Onverminderd de bepalingen van artikel 199 moet elke school die slechts één onderwijsvorm inricht, en die gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm met toepassing van de artikelen 200, § 5 en 201, niet bereikt, maar waarvan de bevolking niet minder bedraagt dan 2/3 van de norm die daarop toepasselijk is, uiterlijk met ingang van 30 september van het tweede schooljaar afgeschaft worden, ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.

Art.203. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 199 dient de bevolking in de onderwijsvorm 3 van een school voor gespecialiseerd secundair onderwijs, om het hieronder bepaald aantal beroepssectoren te behouden, aan volgende minima te voldoen :
  1° voor twee beroepssectoren wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 32 leerlingen;
  2° voor drie beroepssectoren wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 48 leerlingen;
  3° voor vier beroepssectoren wordt het te bereiken bevolkingsminimum vastgesteld op 64 leerlingen en één bijkomende beroepssector per reeks van 16 leerlingen.
  § 2. De inrichtingen die de types 6 en/of 7 van het gespecialiseerd secundair onderwijs organiseren, worden niet betrokken bij de normen bepaald in § 1.
  § 3. In een secundaire inrichting die het type 4 van het gespecialiseerd onderwijs en de vorm 3 organiseert kan een maatregel waarbij het aantal leerlingen van het type 4 met twee wordt vermenigvuldigd, worden toegepast maar alleen maar om het behoud van het aantal beroepssectoren die in het onderwijs van vorm 3 bestaan, te verzekeren.
  § 4. Voor de scholen bedoeld in artikel 201, die onderwijsvorm 3 organiseren, wordt het bevolkingsminimum vereist voor twee beroepssectoren bepaald op 24.

Art.204.In afwijking van artikel 199 moet de school die gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm met toepassing van artikel 203 niet bereikt, uiterlijk met ingang van 30 september van dit tweede schooljaar, de boventallige sector, te beginnen met de eerste fase, fase na fase, opheffen, ofwel moet de school fuseren.
  De leerlingen van de eerste fase van onderwijs van een beroepssector die op weg is om afgeschaft te worden, hebben een maximale duur van twee schooljaren om deze eerste fase te beëindigen, twee jaren voor de tweede fase en één jaar voor de derde fase of twee jaren als [1 het kwalificatieprofiel of, bij gebreke hiervan, het opleidingsprofiel]1 2 jaren in de derde fase vergt.
  [2 Indien een inrichting niet de minimumnormen behaalt inzake behoud van alle sectoren die ze inricht, in de zone, terwijl ze het bewijs levert dat het behoud noodzakelijk is om aan de behoeften van de leerlingen te voldoen, kan de Regering het behoud toestaan van de ingerichte sectoren, op gunstig met redenen omkleed advies van de [3 Algemene Raad]3.]2
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/26, art. 110, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<DFG 2013-10-17/21, art. 32, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.205.Indien voor een bepaalde onderwijsvorm in een bepaald [3 gebied]3 geen enkele school van een bepaald net de rationalisatienorm bepaald in dit hoofdstuk bereikt, dan mag één school van dit net in dit [3 gebied]3 de onderwijsvorm behouden op voorwaarde dat de totale schoolbevolking 15 leerlingen bereikt.
  [1 [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 33, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 78, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.206. Indien op 30 september de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 199 tot en met 201 niet bereikt worden, dan moet(en) ofwel de in gebreke blijvende onderwijsvorm(en) uiterlijk met ingang van 30 september van het lopende schooljaar afgeschaft worden ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fuseren.

Art.207. In een vestigingsplaats ontstaan uit een fusie met toepassing van artikel 184 kunnen alleen de onderwijsvormen en sectoren die er bestonden vóór de fusie, verder behouden blijven.

Afdeling 5. - Programmatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs.
Art.208.Per [3 eerste dag van een schooljaar ]3 kan een school worden opgericht of [1 definitief]1 in de toelageregeling worden opgenomen indien op 30 september aan de drie volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° ten minste 2 onderwijsvormen organiseren, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;
  2° voor elke onderwijsvorm afzonderlijk 150 % van de rationalisatienorm, bepaald in de artikelen 200, 201 en 203, bereiken;
  3° ten minste het eerste jaar 200 %, het tweede jaar 250 % en het derde jaar 300 % van het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 200 en 201 voor elke georganiseerde onderwijsvorm bereiken.
  [2 Indien niet aan deze minimumeisen wordt voldaan, worden de vormen die niet aan de norm voldoen per [3 eerste dag van het volgende schooljaar]3 afgeschaft of wordt de school afgeschaft, behoudens afwijking verleend door de Regering indien de vormen of de school aan een reële behoefte in het onderwijsgebied beantwoorden(beantwoordt).]2
  [1 In afwijking van het voorgaande lid, wordt de vorm of de school niet opgeheven op [3 eerste dag]3 van het volgende schooljaar als deze minima in de loop van het schooljaar gedurende minstens 10 werkdagen werden bereikt]1
  Met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen voor de rationalisatie van toepassing [1 wordt de nieuwe school definitief in de toelageregeling opgenomen en]1 voldoet de nieuwe school aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot de Fondsen voor de schoolgebouwen.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/16, art. 31, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 80, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2022-03-31/35, art. 83, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art. 208bis. [1 De Regering gaat, minimum om de drie jaar en voor de eerste keer gedurende het jaar 2013, over tot een analyse van de beschikbare gegevens betreffende, zone per zone, de demografie en de voorzienbare behoeften wat betreft het aantal plaatsen, per onderwijstype en -vorm. De Regering zendt deze analyse aan het Parlement over.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-10-17/21, art. 34, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.209.Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 199 tot en met 201, mag binnen een afstand van minder dan 2 km van het hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten.
  Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 199 tot en met 201, mag op een afstand van 2 km en meer van het hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten op voorwaarde dat de schoolbevolking in iedere vestigingsplaats ook de rationalisatienormen bereikt.
  [2 worden deze minima niet bereikt, dan moet hetzij het of de in gebreken blijvende vorm(en), hetzij de vestigingsplaats met ingang van [5 de eerste dag van het volgende schooljaar]5 worden opgeheven, behoudens afwijking toegestaan door de Regering als de vorm(en) of de vestigingsplaats beantwoordt of beantwoorden aan een reële nood in de onderwijszone.]2
  [2 In afwijking van het voorgaande lid, wordt de vorm of de vestigingsplaats niet opgeheven op [5 de eerste dag]5 van het volgende schooljaar als deze minima in de loop van het schooljaar gedurende minstens 10 werkdagen werden bereikt.]2
  In de vestigingsplaatsen bedoeld in het eerste lid en het tweede lid kunnen uitsluitend reeds in de school georganiseerde of in de toelageregeling opgenomen onderwijsvormen en beroepssectoren van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 worden georganiseerd. [1 In afwijking van de programmatienormen, op basis van de analyse bedoeld bij artikel 208bis, kan de Regering de oprichting toelaten van een vestiging van vorm 4, op gunstig met redenen omkleed advies van de [7 Algemene Raad]7.]1
  [3 Elke school die gespecialiseerd type 2- of type 3-onderwijs organiseert en die voldoet aan de rationalisatienormen van Afdeling 2 van dit hoofdstuk, kan een inclusieve klas of vestiging organiseren van hetzelfde type als die welke reeds in de inrichting zijn georganiseerd.
   Leerlingen die zijn ingeschreven in een inclusieve klas of inrichting genereren een lestijdenpakket dat volgens dezelfde regels kan worden gebruikt als voor leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs van het type onderwijs waartoe zij behoren.
   Een inclusieve vestiging, zoals gedefinieerd in artikel 8quater, bestaat uit minstens zeven leerlingen. Om deze norm te bereiken, kunnen type 2- en type 3-leerlingen, evenals kleuter- en lager onderwijsleerlingen, bij elkaar worden opgeteld, op voorwaarde dat deze twee niveaus reeds in de inrichting zijn georganiseerd.]3
  [4 Het lestijdenpakket gebruikt voor de omkadering dat door de studenten die zijn ingeschreven in de inclusieve vestiging wordt gegenereerd, wordt verhoogd met een halve opdracht voor het onderwijzend personeel. Deze halve opdracht kan worden omgezet in een halve opdracht voor een paramedisch of educatief ambt.[6 "Deze halve opdracht wordt toegekend zodra de school 7 leerlingen telt, vanaf de eerste dag van het schooljaar of gedurende 10 opeenvolgende werkdagen, ongeacht de tijd van het jaar of de verschillende teldatums.]6
   Het personeelslid dat deze halve opdracht geniet, is onder andere belast met het zoeken en ontwikkelen van de synergieën die noodzakelijk zijn voor de geleidelijke integratie van de leerlingen in het gewoon onderwijs, het voorbereiden van de cursusreeksen om het kind in een succesvolle toestand te plaatsen, het voorstellen van werkhypothesen, het beheren van de aankomst- en vertrektijden van de school, het ontwikkelen van geprivilegieerde contacten met beide directies en het informeren van het personeel van het gewoon onderwijs over de inclusieve vestiging.]4
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 35, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2018-07-11/16, art. 32, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (3)<DFG 2019-05-03/38, art. 81, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2019-05-03/38, art. 81, 041; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (5)<DFG 2022-03-31/35, art. 84, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (6)<DFG 2023-07-20/48, art. 14, 055; Inwerkingtreding : 28-08-2023>
  (7)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.210.§ 1. In afwijking van artikel 208 is de oprichting of de opname in de toelageregeling van gespecialiseerd onderwijs van het type 5 in onderwijsvorm 4 op secundair niveau op [1 de eerste dag van het schooljaar]1 onderworpen aan de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 200 en 201, op voorwaarde dat dit onderwijs van het type 5 verbonden is aan een ziekenhuis of aan een door het Rijk of de Gemeenschap opgerichte of erkende medisch-sociale instelling [2 ...]2.
  § 2. In afwijking van artikel 208 en van § 1 is de oprichting of de opname in de toelageregeling van het type 5 op secundair niveau in de onderwijsvorm 4 mogelijk voor een school voor gespecialiseerd basisonderwijs, opgericht of in de toelageregeling opgenomen krachtens artikel 195, § 2, op voorwaarde dat op [1 de eerste dag van het schooljaar]1 het eerste jaar 200 %, het tweede jaar 250 % en het derde jaar 300 % van de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 200 en 201 voor de onderwijsvorm 4 wordt bereikt.
  Indien deze onderwijsvorm de programmatienorm niet bereikt, moet ze worden opgeheven op [1 de eerste dag van het volgende schooljaar]1.
  Met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen voor de rationalisatie van toepassing.
  Deze onderwijsvorm 4 voor het type 5 kan niet worden opgericht of in de toelageregeling opgenomen worden tijdens de periode van programmatie van de school voor gespecialiseerd basisonderwijs, opgericht of in de toelageregeling opgenomen met toepassing van artikel 195, § 2, 1°.
  Met toepassing van (§ 1) van dit artikel wordt de directeur van de school voor gespecialiseerd basisonderwijs belast met de administratieve leiding van dit gespecialiseerd onderwijs van het type 5 op secundair niveau die geen enkel selectieambt of bevorderingsambt kan veroorzaken. <DFG 2006-07-20/66, art. 11, 1°, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2006>
  (Hij blijft de weddeschaal genieten die bestemd is voor het bevorderingsambt dat hij in het basisonderwijs uitoefent, vermeerderd met een toelage die het verschil uitmaakt tussen die schaal en deze die toegekend wordt aan een studieprefect of directeur van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs die, in het secundair onderwijs van de lagere graad, het wervingsambt heeft uitgeoefend waardoor hij onrechtstreeks tot het ambt van studieprefect of directeur toegang heeft kunnen hebben.) <DFG 2006-07-20/66, art. 11, 2°, 003; Inwerkingtreding : 04-09-2006>
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 85, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 74, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.211.§ 1. Bij beslissing van de inrichtende macht kan een bestaande school die voldoet aan de rationalisatienorm per [2 de eerste dag van het schooljaar]2 :
  1° een bestaande onderwijsvorm 1, die aan de rationalisatienorm voldoet, omvormen tot een andere onderwijsvorm op voorwaarde dat de onderwijsvorm 1 volledig en gelijktijdig wordt opgeheven op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, en dat de nieuwe onderwijsvorm de rationalisatienorm bereikt.
  2° een onderwijsvorm 2, die aan de rationalisatienorm voldoet, geleidelijk omvormen tot een andere onderwijsvorm op voorwaarde dat deze onderwijsvorm 2 gelijktijdig wordt opgeheven, te beginnen met de eerste fase.
  Op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, moet de nieuwe vorm van het georganiseerd onderwijs de rationalisatienorm bereiken.
  3° een onderwijsvorm 3 van het gespecialiseerd secundair onderwijs, die aan de rationalisatie norm voldoet, geleidelijk omvormen tot een andere onderwijsvorm op voorwaarde dat de onderwijsvorm 3 gelijktijdig wordt opgeheven, te beginnen met de eerste fase.
  Op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, moet de onderwijsvorm van het georganiseerd onderwijs de rationalisatienorm bereiken.
  4° een bestaande beroepssector van de onderwijsvorm 3 van het gespecialiseerd secundair onderwijs, die aan de rationalisatienorm voldoet, omvormen tot een andere sector op voorwaarde dat de bestaande sector gelijktijdig, fase na fase, wordt opgeheven, te beginnen met de eerste fase en dat op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, de normen bedoeld in artikel 203 worden nageleefd.
  5° Tijdens de periode van omvorming kunnen in de onderwijsvorm of in de beroepssector van het gespecialiseerd secundair onderwijs van onderwijsvorm 3, die opgeheven wordt, geen nieuwe leerlingen ingeschreven worden, nochtans mogen de leerlingen die deze onderwijsvorm of deze beroepssector in deze school volgen, hun studies daarin beëindigen. De leerlingen van de onderwijsvorm of van de beroepssector van het gespecialiseerd secundair onderwijs van onderwijsvorm 3, die opgeheven wordt, komen evenwel niet in aanmerking voor de berekening van de rationalisatienormen zoals bepaald in afdeling 4 van dit hoofdstuk.
  Deze omvormingen bepaald onder de punten 1°, 2°, 3° en 4° moeten doorgevoerd worden in al de vestigingsplaatsen van de school waar deze onderwijsvorm of deze beroepssector van het gespecialiseerd onderwijs van onderwijsvorm 3 georganiseerd of in de toelageregeling opgenomen wordt.
  6° een bestaande onderwijsvorm 4, die voldoet aan de rationalisatienorm, geleidelijk omvormen tot een andere onderwijsvorm op voorwaarde dat de bestaande onderwijsvorm 4 gelijktijdig, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laagste, wordt opgeheven en dat op 30 september van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, de nieuwe onderwijsvorm de rationalisatienorm bereikt.
  7° een onderwijsvorm 1, 2 en 3 oprichten op voorwaarde dat, op 30 september :
  a) tijdens het vorig schooljaar ten minste 150 % van het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 200 en 201 voor de georganiseerde onderwijsvormen werd bereikt;
  b) 250 % van de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 200 en 201 voor deze onderwijsvorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren wordt bereikt;
  Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie van toepassing.
  8° een onderwijsvorm 4 oprichten op voorwaarde dat, op 30 september :
  a) tijdens het vorig schooljaar ten minste 150 % van het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 200 en 201 voor de georganiseerde onderwijsvormen werd bereikt;
  b) 125 % van de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 200 en 201 voor deze onderwijsvorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren wordt bereikt;
  Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie van toepassing.
  § 2. Per provincie en per net kan in een bestaande school een onderwijsvorm opgericht worden of in de toelageregeling opgenomen worden op voorwaarde dat op 30 september aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° deze onderwijsvorm op datum van inwerkingtreding van dit decreet in deze provincie en in dit net kan niet door de Franse Gemeenschap opgericht of in de toelageregeling worden opgenomen;
  2° het vorig schooljaar ten minste het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 200 en 201 voor de georganiseerde onderwijsvormen te hebben bereikt;
  3° voor elk van de nieuw georganiseerde onderwijsvormen gedurende twee opeenvolgende schooljaren de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 200 en 201 bereiken.
  De bepalingen van § 1, 1°, 2° en 3° zijn tijdens de periode van programmatie niet van toepassing op de onderwijsvorm opgericht of in de toelageregeling opgenomen overeenkomstig die paragraaf.
  [1 In afwijking van de programmatienormen, op basis van de analyse bedoeld bij artikel 208bis, kan de Regering de organisatie toelaten van de verschillende vormen van het gespecialiseerd secundair onderwijs, op gunstig met redenen omkleed advies van de [3 Algemene Raad]3, per net en per zone.]1
  § 3. In een bestaande school die een onderwijsvorm 3 organiseert die aan de rationalisatienorm voldoet, kan :
  1° een tweede beroepssector worden opgericht wanneer de onderwijsvorm 60 leerlingen telt;
  2° een derde beroepssector worden opgericht wanneer de onderwijsvorm 90 leerlingen telt;
  3° een vierde beroepssector worden opgericht wanneer de onderwijsvorm 140 leerlingen telt.
  Een nieuwe beroepssector mag worden opgericht per bijkomende schijf van 50 leerlingen. Elke nieuwe beroepssector dient gedurende twee opeenvolgende schooljaren op 30 september te voldoen aan de programmatienorm die daarop toepasselijk is.
  Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen voor de rationalisatie van toepassing.
  De bepalingen van § 1, 4°, zijn niet van toepassing tijdens de periode van programmatie van de beroepssectoren opgericht of in de toelageregeling opgenomen overeenkomstig die paragraaf.
  [1 In afwijking van de programmatienormen kan de Regering een inrichting ertoe machtigen een nieuwe beroepssector op te richten die niet aan de minimale normen inzake oprichting voldoet en dit, in een zone waarin een schaarste betreffende een beroep vastgesteld wordt, op gunstig met redenen omkleed advies van de [3 Algemene Raad]3. De inrichting wordt ertoe gehouden voor een aangepaste begeleiding te zorgen op het onderwijzend niveau alsook voor een aangepaste infrastructuur. Ze moet ook de normen behalen inzake behoud, die geldend zijn voor alle beroepssectoren met inbegrip van de nieuwe opgerichte sector en dit vanaf 30 september van het lopende schooljaar. Wordt deze norm niet in acht genomen, dan wordt de nieuwe sector op dezelfde datum gesloten.]1
  § 4. De bepalingen van § 1, 6° en 7° en van §§ 2 en 3, worden afzonderlijk per school toegepast op het hoofdgebouw en iedere vestigingsplaat gelegen op 2 km en meer van het hoofdgebouw.
  ----------
  (1)<DFG 2013-10-17/21, art. 36, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DFG 2022-03-31/35, art. 86, 048; Inwerkingtreding : 29-08-2022>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.212. De nieuwe scholen, vestigingsplaatsen, onderwijsvormen en beroepssectoren, die voldoen aan de programmatienormen, vervat in deze afdeling, worden voor de opname in de toelageregeling vrijgesteld van het proefjaar.

HOOFDSTUK XVbis. [1 - Subsidies in verband met schoolgebouwen ]1   ----------   (1)
Art. 212bis.[1 De Regering doet in de loop van de maand november 2022 een oproep tot projecten aan alle inrichtende machten om maximum 10 procent van de geldmiddelen te kunnen genieten voor de jaren 2022, 2023 en 2024 die bepaald zijn in artikel 13bis van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. ";
   De antwoorden op de oproep tot projecten worden door de inrichtende machten uiterlijk op 30 april 2023 ingediend door middel van een standaardformulier dat is meegedeeld.
   De ingediende aanvragen bevatten, afhankelijk van de situatie, de volgende elementen:
   1. een beschrijving van de geplande verbouwings-, renovatie- of uitbreidingswerkzaamheden van gebouwen en/of geprefabriceerde modules;
   2. gedetailleerde beschrijving van de geplande huur/aankoop van gebouwen en/of geprefabriceerde modules;
   3. een financiële raming van de kosten van de geplande werkzaamheden/huur/aankopen;
   4. een overzicht van de schoolbevolking van de beoogde inrichting in de afgelopen drie jaar en de verwachte ontwikkeling daarvan na de geplande werkzaamheden/huur/aankoop;
   5. een retroplanning van de geplande operaties op basis van het model voorzien door de oproep tot projecten en met vermelding van de datum van opening van de nieuwe plaatsen.
   Om voor de oproep tot projecten in aanmerking te komen, moeten de inrichtende machten aan de volgende cumulatieve criteria voldoen:
   a. zich richten op een schoolinrichting voor leerplichtonderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
   b. voor aanvragen in verband met permanente infrastructuurwerken, een reëel recht van ten minste 30 jaar hebben op het betrokken gebouw, uiterlijk op het tijdstip van de vaste subsidieovereenkomst;
   c. de plaatsen moeten uiterlijk aan het begin van het schooljaar 2025 structureel gecreëerd worden, met uitzondering van verhuur die niet structureel mag zijn;
   d. de inrichtende macht die een aanvraag indient, moet toegang hebben tot de werkingsdotaties/werkingssubsidies;
   e. de aanvrager moet voldoen aan de wetgeving inzake overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten.
   In geval van vertraging bij de openstelling van de plaatsen kan de regering het recht op de subsidie toegekend aan de inrichtende macht intrekken.
   De begunstigden van de subsidie van wie de schoolgebouwen op grond van dit decreet een subsidie hebben ontvangen en waarvoor de schoolbestemming niet meer wordt vervuld en/of de gebouwen onder bezwarende titel worden verkocht, betalen de subsidie terug.
   Het bedrag van het terug te betalen deel van de subsidie voor de lokalen wordt gebaseerd op het aantal vierkante meters dat buiten gebruik is gesteld, verminderd met het aantal jaren dat de lokalen in gebruik is geweest.
   Elk bezettingsjaar zal voor een dertigste van het subsidiebedrag tellen.
   Het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap.
   De begunstigde mag de subsidie niet terugbetalen indien:
   - de lokalen hun schoolbestemming hebben verloren door omstandigheden waarop de betrokken inrichtende macht geen invloed heeft, of
   - de schoolbestemming wordt gehandhaafd.
   De regering beoordeelt de wenselijkheid van de terugvordering van de subsidie op basis van de door de inrichtende macht verstrekte informatie.
   De in aanmerking komende uitgaven in het kader van dit mechanisme zijn de volgende en maken een verhoging van de opvangcapaciteit van de betrokken inrichting mogelijk:
   a. alle inrichtingswerkzaamheden van de lokalen;
   b. alle bouw- of renovatiewerkzaamheden aan gebouwen;
   c. elke huur van bijkomende lokalen of geprefabriceerde modules voor een maximale periode tot het begin van het schooljaar 2028;
   d. alle aankopen van gebouwen of geprefabriceerde modules.
   De hierboven vermelde in aanmerking komende uitgaven zijn de uitgaven die het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 6 februari 2014 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra, naleven.
   Op basis van de ingediende dossiers stelt de regering uiterlijk op 30 september 2023 de lijst op van de dossiers die geselecteerd zijn volgens de nadere regels bepaald bij dit decreet. Vóór de aanneming van deze lijst raadpleegt de regering op deze lijst de Karakteroverschrijdende commissie opgericht bij artikel 11 van het decreet van 16 november 2007 betreffende het prioritaire programma voor werken.. Dit advies wordt aan de regering meegedeeld binnen een termijn van 30 dagen na de datum van mededeling van de lijst van dossiers aan de Karakteroverschrijdende commissie.
   Indien een inrichtende macht niet kan wachten tot 30 september 2023 om een financieringsovereenkomst te verkrijgen vanwege de juridische verbintenis die vereist is voor een aankoop en/of om de beoogde plaatsen aan het begin van het schooljaar 2023 te openen, moet zij dit in haar kandidatuur rechtvaardigen.
   Onder juridische verbintenis die vereist is voor een aankoop wordt verstaan de indiening van een bindend aanbod tot aankoop of de ondertekening van een notariële akte met betrekking tot de aankoop.
   De regering kan dan sneller een standpunt over dit dossier innemen, zodat de inrichtende macht haar project kan uitvoeren.
   Indien de toegewezen middelen niet voldoende zijn voor alle ingediende aanvragen, wordt aan de hand van de volgende criteria, in volgorde van prioriteit, voorrang gegeven aan de dossiers :
   - projecten die permanente en structurele werkzaamheden of verbouwing inhouden;
   - het project is gericht op een bestaande school;
   - de vroegst mogelijke openingsdatum voor plaatsen;
   - de laagste kosten per gecreëerde plaats.
   Diezelfde criteria zullen worden gebruikt om te beslissen tussen de dossiers die gebruik maken van de afwijking met betrekking tot de termijn van de oproep tot projecten, ingeval er zoveel dossiers zijn dat de toegewezen middelen niet volstaan om ze allemaal te financieren.]1
  ----------
  (1)<DFG 2022-12-14/15, art. 19, 054; Inwerkingtreding : 15-11-2022>

HOOFDSTUK XVI. - Bijzondere bepaling tot vaststelling van het percentage van het bruikbare lestijdenpakket.
Art.213.Elk jaar bepaalt de Regering, binnen de perken van de begrotingsmiddelen, het percentage van het lestijdenpakket dat kan worden gebruikt voor de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het paramedisch personeel, van het maatschappelijk personeel, van het psychologisch personeel, van het administratief en opvoedend hulppersoneel, en dat voortvloeit uit de normen bedoeld in de artikelen 33, 34, 85, 86, 102, 104, 113, 114 en 132 en dit, op een identieke manier voor alle onderwijsnetten.
  [1 Dat percentage moet hoger zijn dan of gelijk zijn aan 97 %.]1
  [2 In afwijking van het vorige lid, bedraagt dat percentage 100 % voor de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het paramedisch, maatschappelijk en psychologisch personeel dat instaat voor de omkadering van de leerlingen die vallen onder de aangepaste pedagogieën zoals bedoeld in artikelen 8bis en 8ter van huidig decreet.
   Voor de toepassing van het vorige lid mogen de aangepaste pedagogieën bepaald in artikelen 8bis en 8ter van huidig decreet slechts van 100 % van het lestijdenpakket genieten als de betrokken inrichtingen een lastenboek naleven dat de nodige bepalingen bevat voor de organisatie van voormelde pedagogieën. Dat lastenboek wordt bepaald door de Regering, na advies van de [3 Algemene Raad]3.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-02-05/48, art. 55, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2018-07-11/16, art. 34, 035; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (3)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

HOOFDSTUK XVII. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Afdeling 1. - Wijzigingen in de wet van 6 juli 1970 op het geïntegreerd buitengewoon onderwijs.
Art.214. In de wet van 6 juli 1970 op het geïntegreerd buitengewoon onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ", wordt het woord " geïntegreerd " geschrapt en wordt het woord " gehandicapte " vervangen door de woorden " kind of adolescent met specifieke behoeften ".

Art.215. In artikel 20, eerste lid, worden de woorden " of een afdeling voor buitengewoon onderwijs " geschrapt.

Afdeling 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 7 februari 1974 betreffende de wijze waarop de reisonkosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden door de Staat.
Art.216. In het koninklijk besluit van 7 februari 1974 betreffende de wijze waarop de reisonkosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden door de Staat wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd " en wordt het woord " geïntegreerd " geschrapt.

Art.217. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 februari 1974 betreffende de wijze waarop de reisonkosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden door de Staat wordt aangevuld als volgt :
  " 3° hun verblijfplaats en de inrichting voor gewoon onderwijs waarin de leerling in permanente en volledige integratie is ".

Afdeling 3. - Wijzigingen in het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs.
Art.218.In artikel 6 van het decreet van 27 oktober 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 1 worden de woorden " en in het gespecialiseerd secundair onderwijs " toegevoegd na de woorden " en in het alternerend secundair onderwijs ".
  2° Er wordt een § 2bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 2bis : de Raad bezorgt aan [1 de betrokken Algemene raad ]1, opgericht ingevolge het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, informatie over zijn werkzaamheden inzake opleidingsprofielen ".
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.219.In artikel 8 wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid :
  " Vier leden aangesteld door [1 de betrokken Algemene raad ]1wonen de werkzaamheden van de adviescommissies als stemgerechtigde leden bij. Twee leden behoren tot het niet-confessioneel onderwijs en de twee anderen tot het confessioneel onderwijs ".
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Afdeling 4. - Wijzigingen in het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren.
Art.220. In de tekst van het voornoemde decreet van 24 juli 1997 worden het woord " buitengewoon " en de woorden " buitengewoon en geïntegreerd " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.221. In de artikelen 2 en 3 worden de woorden " in de artikelen 1 en 4 van de wet van 6 juli 1970 op het geïntegreerd buitengewoon onderwijs, van geïntegreerd onderwijs georganiseerd overeenkomstig artikel 5bis van dezelfde wet. " vervangen door de woorden " in artikel 2 en in de hoofdstukken III en X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.222.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid worden de woorden " en gespecialiseerd van vorm 4 " ingevoegd tussen de woorden " gewoon secundair " en de woorden " omvat 6 leerjaren ".
  2° Het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
  " Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 wordt in drie fasen georganiseerd. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 2 wordt in twee fasen georganiseerd. Het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 1 wordt in één fase georganiseerd. "
  3° In het tweede lid van hetzelfde artikel worden de woorden " en gespecialiseerd van vorm 4 " ingevoegd tussen de woorden " het gewoon secundair onderwijs " en de woorden " is georganiseerd ".
  4° In het derde lid van hetzelfde artikel worden de woorden " gewoon en gespecialiseerd van vorm 4 " ingevoegd tussen de woorden " Het secundair onderwijs " en het woord " voltijds ".
  5° In het vierde lid van hetzelfde artikel worden de woorden " gewoon en gespecialiseerd van vorm 4 " ingevoegd tussen de woorden " het secundair onderwijs " en de woorden " kunnen ook georganiseerd worden ".
  6° In het vijfde lid van hetzelfde artikel worden de woorden " gewoon en gespecialiseerd van vorm 4 " ingevoegd tussen de woorden " secundair onderwijs " en de woorden " worden georganiseerd ".

Art.223. In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " 2°bis. Bekwaamheidsdrempels : referentiesysteem dat op een gestructureerde manier de competenties uiteenzet waarvan de beheersing verwacht wordt op een bepaald niveau van het eind van elke fase van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 ".

Art.224. In de titel van de 1ste afdeling van hoofdstuk III worden de woorden " De cycli " vervangen door de woorden " De cycli, de maturiteitsgraden ".

Art.225.In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 1 worden de woorden " In het gewoon onderwijs " toegevoegd vóór de woorden " De vorming tijdens het kleuteronderwijs " ".
  2° Er wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " § 3bis. In het gespecialiseerd basisonderwijs is de vorming tijdens het lager onderwijs en kleuteronderwijs een pedagogisch continuüm. Het gespecialiseerd lager onderwijs wordt in vier fasen gestructureerd, de maturiteitsgraden genoemd.
  3° In § 4 van hetzelfde artikel worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 opgericht door de wet van 6 juli 1970 op het geïntegreerd buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 opgericht door het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".
  4° In dezelfde paragraaf worden de woorden " onder §§ 2 en 3 " vervangen door de woorden " onder § 3bis ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.226. In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden " of de eerste fase " worden ingevoegd tussen de woorden " of de eerste graad " en de woorden " van het secundair onderwijs ".
  2° de woorden " of de eerste fase " worden ingevoegd tussen de woorden " en de eerste graad " en de woorden " van het secundair onderwijs ".
  3° de woorden " of de bekwaamheidsdrempels " worden ingevoegd tussen de woorden " de beheersing van bekwaamheidsniveaus " en de woorden " met het verwezenlijken van gemeenschappelijke activiteiten ".

Art.227.In artikel 15 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het tweede lid worden de woorden " In het gewoon onderwijs " toegevoegd vóór de woorden " De leerling die zich genoodzaakt ziet ".
  2° Het artikel wordt aangevuld als volgt : " In het gespecialiseerd onderwijs evolueert de leerling, op advies van de Klassenraad, volgens zijn eigen leerritme en de potentiële mogelijkheden in de verschillende maturiteitsgraden ".

Art.228.In artikel 16 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 2 wordt het volgende lid ingevoegd tussen het tweede lid en het derde lid : " Daarover bezorgen ze informatie daarover aan [1 de betrokken Algemene raad ]1 opgericht door het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".
  In § 3, derde lid, worden de woorden " Hoge Raad " vervangen door de woorden " [2 Algemene Raad]2 ".
  ----------
  (1)<DFG 2019-04-25/56, art. 43, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.229. In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In de §§ 1 en 2 worden de woorden " cycli en jaren " vervangen door de woorden " cycli, jaren en maturiteitsgraden ".
  2° In § 3, tweede lid worden de woorden " en/of, voor het gespecialiseerd onderwijs, ze het mogelijk maken voor de leerlingen met specifieke behoeften om op een optimale manier te evolueren. " toegevoegd na de woorden " bekwaamheidsniveaus ".

Art.230.§ 1. In artikel 35, § 1 van hetzelfde decreet wordt een 4° ingevoegd, luidend als volgt :
  " 4° de eindvaardigheden en gemeenschappelijke kennis die van het geheel van de leerlingen vereist worden op het eind van de derde fase van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 die leiden tot het uitreiken van een getuigschrift van lager secundair onderwijs dat gelijk is aan het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad. "
  § 2. In artikel 35, § 2 van hetzelfde decreet wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt :
  " De werkzaamheden betreffende het gespecialiseerd onderwijs worden overgebracht aan de [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.231. In artikel 36 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 worden de woorden " graden en jaren " vervangen door de woorden " graden, jaren en fasen van onderwijs ";
  2° er wordt een § 2bis ingevoegd :
  " § 2bis. Voor het gesubsidieerd gespecialiseerd onderwijs hecht de Regering haar goedkeuring, rekening houdend met de bekwaamheden en kennis bepaald in artikel 35, aan de studieprogramma's van de cursussen die specifiek zijn voor de humanistische vorming gedurende de fasen van onderwijs bedoeld in dit hoofdstuk, na het advies te hebben ingewonnen van de Programmacommissie bedoeld in § 3bis ".
  3° er wordt een § 3bis ingevoegd :
  " § 3bis. Er wordt een Programmacommissie opgericht voor het gespecialiseerd secundair onderwijs volgens de door de Regering nader te bepalen regels. De Programmacommissie controleert of de studieprogramma's het mogelijk maken de bevoegdheden en kennis bedoeld in artikel 35 te verwerven.
  De controle uitgeoefend door de Programmacommissie heeft geen betrekking op de pedagogische methoden. "

Art.232.Er wordt een 39bis toegevoegd :
  " De Regering kan, op gezamenlijk voorstel van de [1 Algemene Raad]1 bedoeld in artikel 13 en van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs bedoeld in artikel 16, de opleidingsprofielen bepalen die specifiek zijn voor het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4, overeenkomstig artikel 63 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs. "
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.233.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt :
  " Op basis van de specifieke opleidingsprofielen bedoeld in artikel 47 en na het advies te hebben ingewonnen van de [1 Algemene Raad]1, bepaalt de Regering en legt ter bevestiging voor aan het Parlement :
  1° de lijst van de opleidingen van het gespecialiseerd secundair onderwijs;
  2° de voorwaarden voor toelating tot de diverse sectoren, beroepsgroepen en beroepen van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3; ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.234.In artikel 47 worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.235. In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 " en " 44 ";
  2° In 3° van hetzelfde artikel worden de woorden " buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 3 en 4 ".

Art.236. In artikel 50 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In de §§ 1 en 4 worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 " en " 44 ".
  2° In § 1 van hetzelfde artikel worden de woorden " graden en jaren " vervangen door de woorden " graden, jaren en onderwijsfasen ".
  3° In § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 en 44 ", en worden de woorden " 47 " geschrapt.
  4° Er wordt een § 2bis ingevoegd na § 2 :
  " § 2bis. Voor het gesubsidieerd gespecialiseerd onderwijs hecht de Regering haar goedkeuring, rekening houdend met de specifieke opleidingsprofielen bedoeld in artikel 47, aan de studieprogramma's van de fasen bedoeld in dit hoofdstuk, na het advies te hebben ingewonnen van de Programmacommissie voor het gespecialiseerd onderwijs die controleert of de studieprogramma's het mogelijk maken de bevoegdheden bepaald in de opleidingsprofielen bedoeld in artikel 47 te verwerven.
  De controle uitgeoefend door de Programmacommissie heeft geen betrekking op de pedagogische methoden. "

Art.237. In artikel 51 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 en 44 ".
  2° In het tweede lid worden de woorden " in artikel 16 " vervangen door de woorden " in de artikelen 13 en 16 ".
  3° In het derde lid van hetzelfde artikel worden de woorden " buitengewoon secundair onderwijs van vorm 3 " vervangen door de woorden " gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 3 en 4 ".

Art.238. In artikel 52 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In het eerste lid worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 en 44 ".
  2° In het tweede lid worden de woorden " en ter aanvulling " vervangen door de woorden " ter aanvulling of ter vervanging ".
  3° Het artikel wordt aangevuld als volgt :
  " De modaliteiten voor de organisatie van evaluatieproeven die overeenstemmen met de kwalificatieprofielen bedoeld in de artikelen 39 en 39bis kunnen, in functie van de handicap, worden aangepast voor het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4. "

Art.239.In artikel 53 van hetzelfde decreet wordt het volgende lid ingevoegd na het tweede lid :
  " Na het advies te hebben ingewonnen van de [1 Algemene Raad]1 bedoeld in artikel 13 bepaalt de Regering, fase na fase, het maximum aantal van de wekelijkse lestijden die binnen het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 georganiseerd kunnen worden, overeenkomstig het eerste lid ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.240. In artikel 54, 3° worden de woorden " 39bis " ingevoegd tussen de woorden " 39 en 44 ".

Art.241.In artikel 57 worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.242. In artikel 76, vijfde lid worden de woorden " Deze maatregel is niet verplicht voor de meerderjarige leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 1 of vorm 2. " toegevoegd na de woorden " huishoudelijk reglement ".

Art.243. In artikel 79 worden de woorden " in het kleuteronderwijs en in het onderwijs met beperkt leerplan " vervangen door de woorden " in het gewoon kleuteronderwijs, het alternerend onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.244. In het opschrift van hoofdstuk X van hetzelfde decreet worden de woorden " en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van de vormen 3 en 4 " toegevoegd tussen de woorden " gewoon secundair onderwijs " en " met volledig leerplan ".

Art.245. In artikel 95, eerste lid worden de woorden " naar een klas of naar een cyclus " vervangen door de woorden " naar een klas, naar een cyclus of naar een fase ".

Art.246. In artikel 96, derde lid worden de woorden " of, voor het gespecialiseerd onderwijs, door een persoon naar keuze " toegevoegd na de woorden " door een familielid ".

Art.247.In artikel 97 wordt een paragraaf 7 toegevoegd, luidend als volgt :
  " § 7. Wanneer een beroep betrekking heeft op een leerling van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 of vorm 4, hebben twee leden van de [1 Algemene Raad]1 bedoeld in artikel 13 zitting in de Raad van Beroep. "
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.248. Artikel 98, § 3 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt :
  " In het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 kan de Raad van Beroep de beslissing van de klassenraad vervangen door een beslissing van slagen of door een nieuwe beslissing ".

Afdeling 5. - Wijziging van verschillende bepalingen.
Art.249.In de tekst van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving worden de volgende bepalingen aangebracht :
  1° het woord " buitengewoon " wordt vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° In artikel 32, § 3, derde lid worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.250. In de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de tekst van de wet wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 2, § 2 worden de woorden " van het geïntegreerd buitengewoon onderwijs zoals bepaald in de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, zoals gewijzigd bij de wet van 11 maart 1986 houdende organisatie en subsidiering van het geïntegreerd buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " van het gespecialiseerd onderwijs zoals bepaald in het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs".

Art.251. In de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de tekst van de wet wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 3, § 2 worden de woorden " en afdelingen " geschrapt.

Art.252. In de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de tekst van de wet wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 1, § 5 worden de woorden " overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " overeenkomstig het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.253. In artikel 8 van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " buitengewoon " wordt vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in § 2, 2° worden de woorden " kwalificatiegetuigschrift van het 5e jaar buitengewoon onderwijs (vorm 3)" vervangen door de woorden " kwalificatiegetuigschrift van de 3de fase van het gespecialiseerd onderwijs (vorm 3) ".

Art.254. In artikel 1 van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.255. In het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.256. In de artikelen 1 en 36 quinquies, § 4 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.257.In de tekst van het decreet van 24 juni 1996 betreffende het noodprogramma voor de schoolgebouwen van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd basisonderwijs en secundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " buitengewoon " wordt vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 6, eerste lid worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.258. In het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.259. In artikel 1 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.260. In de tekst van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.261. In het decreet van 8 februari 1999 houdende verschillende maatregelen inzake onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.262. In artikel 1, 1° van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.263. In de tekst van het decreet van 7 juni 2001 betreffende de sociale voordelen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.264. In artikel 1 van hetzelfde decreet wordt het woord " buitengewone " vervangen door het woord " gespecialiseerde ".

Art.265.In de tekst van het decreet van 14 juni 2001 betreffende het programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het basis- en secundair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " buitengewoon " wordt vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 17 worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1 ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.266.In artikel 2, § 3, derde lid en in artikel 17 van het decreet van 12 juli 2001 waarbij de materiële omstandigheden van de inrichtingen van het basis- en secundair onderwijs worden verbeterd, worden de woorden " [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 " vervangen door de woorden " [1 Algemene Raad]1".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.267. In artikel 3 van het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd " en wordt het woord " buitengewone " vervangen door het woord " gespecialiseerde ".

Art.268. In artikel 1 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.269. In artikel 1 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.270. In de tekst en het opschrift van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.271. In het koninklijk besluit van 13 augustus 1962 tot regeling van psycho-medisch-sociale centra worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de tekst van het koninklijk besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 3, § 1; 3 worden de woorden " in uitvoering van artikel 5 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs en overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " overeenkomstig de hoofdstukken II en III van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".
  3° in artikel 4 worden de woorden " van artikel 12, § 2 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " van artikel 12, § 2 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.272. In het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.273. In het opschrift van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.274. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel, van het maatschappelijk personeel der inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs buiten de universiteit van de Franse Gemeenschap en de ambten der personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.275. In de artikelen 1, 14 quater, § 4, 14 sexies, § 2, 26bis, 34, § 2, 36, 167, § 3 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.276. In het opschrift van het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.277. In het opschrift van het koninklijk besluit van 15 juli 1969 tot vaststelling van de bevoegdheden van de beheerders, de opvoeders-huismeesters en de directiesecretarissen in de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en normaalonderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.278. In het koninklijk besluit van 27 juli 1971 houdende organisatiemodaliteiten van de begeleiding der leerlingen die instellingen of afdelingen voor buitengewoon onderwijs volgen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het opschrift worden de woorden " of afdelingen " geschrapt.
  2° in de tekst van het koninklijk besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  3° in artikel 5 worden de woorden " of de afdeling " geschrapt.
  4° in artikel 6 worden de woorden " of de afdeling " geschrapt.

Art.279. In het koninklijk besluit van 16 augustus 1971 tot instelling van de Commissies van Advies van het buitengewoon onderwijs en tot vaststelling van hun samenstelling en werkingsvoorwaarden worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het opschrift en de tekst van het besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  2° in artikel 6, tweede lid, worden de woorden " voorzien bij artikel 7 van de wet van 6 juli 1970 " vervangen door de woorden " voorzien bij artikel 125 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.280.In het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord " buitengewoon " wordt vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in artikel 1, § 5 worden de woorden " 15 augustus " vervangen door de woorden " 31 augustus ";
  3° hetzelfde artikel wordt aangevuld als volgt :
  Tijdens de zomervakantie van 1 juli tot 31 augustus worden 5 werkdagen tussen 16 en 31 augustus gepresteerd ".

Art.281. In het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.282. In het koninklijk besluit van 3 december 1974 houdende uitvoering van artikel 32, § 2, voorlaatste lid van de wet van 29 mei 1959 zoals vervangen bij de wet van 11 juli 1973 en tot vaststelling van het bedrag, de nadere regels voor de berekening en het ogenblik van de uitbetaling van de werkingssubsidies in het buitengewoon onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het opschrift en de tekst van het koninklijk besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in artikel 1, 1° worden de woorden " een inrichting, een instituut of een afdeling voor buitengewoon onderwijs zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs; " vervangen door de woorden " een inrichting of een instituut zoals bepaald in artikel 4 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs; ";
  3° in artikel 1, 2°b worden de woorden " in artikel 5 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " in artikel 12 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs. "

Art.283. In het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het buitengewoon voorschools- en lager onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het opschrift wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in de artikelen 1 en 7 wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  3° in artikel 4 worden de woorden " in het buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " in het gespecialiseerd onderwijs ";
  4° in de bijlage van het koninklijk besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.284. In de bijlage en de tekst van het koninklijk besluit van 5 mei 1976 houdende uitvoering van artikel 27, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.285. In het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, van de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap, van het vormingscentrum van de Franse Gemeenschap alsook van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.286. In het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en (de opvangtehuizen van het Rijk) de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en het personeel toegekend in het kader van het internaat, wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.287. In het koninklijk besluit van 16 januari 1987 houdende omvorming van Rijksinternaten verbonden aan inrichtingen voor buitengewoon onderwijs in opvangtehuizen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.288. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 december 1989 betreffende de benaming van de autonome internaten en de opvangtehuizen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.289. In artikel 4 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 17 september 1990 betreffende de begeleiding in de voertuigen die eigendom van de Franse Gemeenschap zijn of haar onder contract worden geleend door een natuurlijke of rechtspersoon en die gebruikt worden voor het ophalen van schoolkinderen van het gewoon en het buitengewoon onderwijs, wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.290. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 juli 1991 betreffende het middagtoezicht in het gewoon en buitengewoon lager en kleuteronderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.291. § 1. In artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 september 1991 tot toekenning van een bijwedde aan de personeelsleden van het buitengewoon onderwijs die houder zijn van het getuigschrift van bekwaamheid tot het opvoeden van abnormale kinderen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  § 2. In de titel van het voornoemde besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 september 1991 worden de woorden " abnormale kinderen " vervangen door de woorden " leerlingen met specifieke behoeften ".

Art.292. In het Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 4 mei 1992 tot oprichting en samenstelling van basisoverlegcomités in de psycho-medisch-sociale centra, de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs en het opleidingscentrum, georganiseerd door de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.293. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.294. In artikel 4 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 februari 1993 betreffende de paritaire commissies in het confessioneel vrij onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.295. In artikel 4 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 8 maart 1993 betreffende de raden van beroep in het vrij confessioneel onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.296.In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 januari 1994 betreffende de samenstelling van de [1 Hoge Raad voor het Onderwijs voor Leerlingen met Bijzondere Behoeften]1 wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  ----------
  (1)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art.297. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 augustus 1994 tot vaststelling van de pedagogische voorwaarden voor de toekenning van studietoelagen aan de leerlingen van het secundair buitengewoon onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.298. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een "Centre d'auto-formation et de formation continuée" voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.299. In artikel 2, § 1, 4° van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 1995 betreffende de paritaire commissies in het officieel gesubsidieerd onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.300. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte type en kunstonderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en buitengewoon kleuter- en lager onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte type en kunstonderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".
  In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en buitengewoon kleuter- en lager onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.301. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 augustus 1996 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van Beroep van het vrij confessioneel buitengewoon onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.302. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 mei 1997 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Paritaire Gemeenschapscommissie voor het officieel gesubsidieerd buitengewoon onderwijs en het onderwijs voor sociaal-culturele promotie wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.303. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 6 oktober 1997 waarbij de beslissing van 27 februari 1997 van de paritaire gemeenschapscommissie voor het officieel gesubsidieerd buitengewoon onderwijs en het onderwijs voor sociaal-culturele promotie bindend gemaakt wordt in verband met het stelsel van specifieke opleiding bepaald bij het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs met het oog op een benoeming tot een selectie- of bevorderingsambt, wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.304. In de artikelen 69, 70 en 73 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 februari 1998 houdende bevoegdheids- en ondertekeningsdelegatie aan de ambtenaren-generaal en aan sommige andere ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap - Ministerie van de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.305. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 tot goedkeuring van het studiereglement in het buitengewoon secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het opschrift van het besluit wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in het opschrift van de bijlage wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  3° in de tekst van de bijlage wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  4° in het gedeelte van de tekst van de bijlage over het buitengewoon onderwijs van vorm 1 worden de woorden " beschermd levensmilieu " vervangen door de woorden " aangepast leefmilieu ";
  5° in het gedeelte van de tekst van de bijlage over het buitengewoon onderwijs van vorm 3 worden de woorden " omvat twee fasen " vervangen door de woorden " omvat drie fasen ";
  6° in het gedeelte van de tekst van de bijlage over het buitengewoon onderwijs van vorm 3 worden de woorden " Een derde fase, verbeteringsfase genoemd, mag ingezet worden " geschrapt;
  7° in het gedeelte van de tekst van de bijlage over " De evaluatie en de klassenraad " worden de woorden " tijdens de eerste of de tweede fase " geschrapt;
  8° in hetzelfde gedeelte van de tekst van de bijlage worden de woorden " een attest van wellukken op het einde van de eerste fase " vervangen door :
  " een attest van slagen in een beroepssector op het einde van de eerste fase;
  een attest van slagen in een beroepsgroep op het einde van de tweede fase;
  een getuigschrift van het lager secundair onderwijs dat gelijk is aan het getuigschrift van het secundair onderwijs van de tweede graad op het einde van de derde fase ";
  9° in hetzelfde gedeelte worden de woorden " tweede fase " vervangen door de woorden " derde fase ";
  10° in hetzelfde gedeelte worden de woorden " een getuigschrift van bijkomende bekwaamheid op het einde van de derde fase; in dat geval wordt de klassenraad uitgebreid tot leden die geen deel uitmaken van het personeel van de inrichting en wordt dan een examencommissie voor kwalificatie " geschrapt.

Art.306. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 21 oktober 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van de inspectiedienst belast met het toezicht op de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.307. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 houdende toepassing van artikel 28 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.308. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 1 juni 1999 tot oprichting van de Examencommissie voor de bevordering tot het ambt van inspecteur algemene vakken in het lager secundair onderwijs, belast met de algemene pedagogische begeleiding van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de vormen 1 en 2 van het buitengewoon secundair onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.309. In artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1999 tot verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Franse Gemeenschapsregering wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.310. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 29 juni 2000 waarbij toelating wordt gegeven een buitengewoon onderwijsafdeling van vorm 2 in te richten in een vestigingsplaats opgericht in afwijking van artikel 24, paragraaf 2, 8° van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.311. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 april 2001 tot toepassing van artikel 20quinquies van de wet van 6 juli 1970 betreffende het geïntegreerd en buitengewoon onderwijs en van artikel 10bis van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur van het secundair onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.312. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 juni 2001 houdende aanstelling van de leden en de secretarissen van de Adviescommissies voor het buitengewoon onderwijs wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.313. In artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 juli 2002 tot vaststelling van de wijze waarop overleg tussen de diensten voor de gezondheidspromotie op school en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt gepleegd over de medische opvolging, bij toepassing van artikel 10, § 1 van het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ";
  2° in het tweede lid worden de woorden " van de wet van 6 juli 1970 betreffende het geïntegreerd buitengewoon onderwijs " vervangen door de woorden " van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ".

Art.314. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 september 2002 houdende bevoegdheidsdelegatie inzake opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medische-sociale centra wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.315. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 september 2002 tot vaststelling van de vakantie en verlofdagen in het basis- en secundair onderwijs voor het schooljaar 2003-2004 wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.316. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 november 2002 houdende toepassing van artikel 15 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.317. In artikel 6 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 december 2002 tot oprichting van een begeleidingscomité en een opvolgingscomité bij het Strategisch Plan inzake de integratie van de informatie- en communicatietechnologieën in de schoolinrichtingen van het verplicht onderwijs en van het onderwijs voor sociale promotie wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.318. In het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 januari 2003 tot vaststelling van de normen betreffende het aantal betrekkingen van paramedisch medewerker en van het bestuurspersoneel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap belast met de gezondheidspromotie op school in de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.319. In het besluit van de Franse Gemeenschap van 15 juli 2003 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers van de Regering van de Franse Gemeenschap wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.320. In het ministerieel besluit van 12 april 1969 houdende de regelen tot staving van de nuttige ervaring bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.321. In de bijlagen 2 tot 6 en het opschrift van het ministerieel besluit van 25 april 1980 tot vaststelling van de in het buitengewoon onderwijs uitgereikte getuigschriften en attesten wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.322.<Opgeheven bij DFG 2012-02-01/14, art. 45, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.323. In het ministerieel besluit van 19 mei 1982 tot vaststelling van het activiteitenprogramma van de psycho-medisch-sociale centra van het Rijk wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Art.324. In het ministerieel besluit van 18 juni 1985 houdende aanstelling van de ordonnateurs en rekenplichtigen van de Rijksinrichtingen voor buitengewoon onderwijs met afzonderlijk beheer wordt het woord " buitengewoon " vervangen door het woord " gespecialiseerd ".

Afdeling 6. - Opheffing.
Art.325. De wet van 6 juli 1970 betreffende het geïntegreerd buitengewoon onderwijs wordt opgeheven met uitzondering van de artikelen 17 en 20, eerste lid.

Art.326. Het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.327. Het ministerieel besluit van 10 december 1979 betreffende de bevoegdheid en de werking van de administratieve commissies der rijksinrichtingen voor secundair buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.328. Het ministerieel besluit van 12 december 1979 betreffende de bevoegdheid en de werking van de administratieve commissies der gesubsidieerde inrichtingen voor secundair buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.329. Het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.330. Het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten wordt opgeheven.

Art.331. Het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot bepaling van de ambten van het paramedisch, het sociaal en het psychologisch personeel in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, behalve de internaten en semi-internaten wordt opgeheven.

Art.332. Het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.333. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 5 september 1991 houdende organisatie van de Verbeteringsraad voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap bij het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming wordt opgeheven.

Art.334. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1991 houdende de modaliteiten en criteria voor de toepassing van artikel 17 van het decreet van 19 juli 1991 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs, onder meer inzake het buitengewoon onderwijs wordt opgeheven.

Art.335. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 6 januari 1992 tot vaststelling van het aantal prestatie-uren vereist voor de uitoefening van het ambt met volledige prestaties van praktijkleraar in de inrichtingen voor buitengewoon secundair onderwijs, vormen 1, 2 en 3 wordt opgeheven.

Art.336. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 3 januari 1995 betreffende de blijvende integratie, in het gewoon onderwijs, van leerlingen die onder het buitengewoon onderwijs ressorteren wordt opgeheven.

HOOFDSTUK XVIII. - Overgangsbepalingen.
Art.337. <DFG 2006-07-20/66, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2005> De studenten die regelmatig ingeschreven zijn tijdens het schooljaar 2004-2005 in het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, ofwel in de tweede fase, ofwel in het vierde of in het vijfde jaar, kunnen toegang hebben tot een kwalificatie-examen op het einde van de tweede fase of van het vijfde jaar, uiterlijk op het einde van het schooljaar 2006-2007, en kunnen toegang hebben tot het kwalificatie-examen op het einde van de 3e fase of van het 6e jaar uiterlijk op het einde van het schooljaar 2006-2007, volgens dezelfde voorwaarden als deze die vermeld zijn voor hun intrede in de 2e fase of het 4e jaar.
  De studenten die regelmatig ingeschreven zijn tijdens het schooljaar 2004-2005 in het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, ofwel in de derde fase, ofwel in het vierde of in het zesde jaar, kunnen toegang hebben tot een kwalificatie-examen op het einde van de derde fase of van het zesde jaar, uiterlijk op het einde van het schooljaar 2006-2007, volgens dezelfde voorwaarden als deze die vermeld zijn voor hun intrede in de 3e fase of het 6e jaar.

Art.338. De scholen die de organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3, met toepassing van dit decreet, wijzigen, kunnen tijdens het schooljaar 2004-2005 sectoren organiseren die overeenstemmen met de vroegere afdelingen.
  Na de wijzigingsperiode zullen de programmatieregels opnieuw van toepassing worden.

Art.339. De personeelsleden die in vast dienstverband worden benoemd in een ambt van leraar beroepspraktijk of technische cursussen of technische cursussen en beroepspraktijk waarvan de opdracht tijdens het schooljaar 2003-2004 alsook tijdens het jaar dat voorafgaat aan de wijziging, cursussen van beroepspraktijk of technische cursussen of technische cursussen en cursussen van beroepspraktijk omvat in een afdeling die omgevormd wordt in een beroepssector overeenkomstig artikel 55 van dit decreet, worden geacht nuttige ervaring te hebben verworven voor de cursussen van dezelfde specialiteit georganiseerd in de enige nieuwe sector die voortvloeit uit de omvorming.
  De personeelsleden die de in het vorige lid bedoelde gelijkstellingen genieten, behouden de weddeschaal die hun was toegewezen vóór de omvorming, als ze meer gunstig is dan deze waarop hun bekwaamheidsbewijzen hun recht geven.

Art.340. In afwijking van de artikelen 26, § 4 en 47, § 3 van dit decreet blijven de leraars en onderwijzers die ten minste 3 schooljaren tijdens de laatste 10 jaren een cursus gebarentaal hebben gegeven, belast met de cursus gebarentaal zonder houder te zijn van het bekwaamheidsbewijs voor het ambt van onderwijzer belast met de taalbadcursussen.

Art.341. Vanaf de inwerkingtreding van dit decreet beschikken de scholen die het gespecialiseerd onderwijs van type 7 organiseren, over een termijn van 5 schooljaren om zich aan te passen aan de bepalingen van de artikelen 26, § 4 en 47, § 3 van dit decreet.

Art.342.[1 Totdat de Regering, na het advies te hebben genomen van de [2 Algemene Raad]2, vaststelt dat het geheel van de behoeften aan opleiding gedekt wordt door een voldoend aantal kwalificatieprofielen goedgekeurd overeenkomstig artikel 47 van het voornoemde decreet van 24 juli 1997 of, bij gebreke daaraan, kwalificatieprofielen uitgewerkt door de Gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalificaties bedoeld bij artikel 7 van het voornoemde decreet van 27 oktober 1994, worden de vroeger georganiseerde opleidingen behouden]1.
  De Regering stelt de lijst vast van deze waarvoor een kwalificatiegetuigschrift wordt toegekend. Wanneer het profiel goedgekeurd is, vervangt een kwalificatiegetuigschrift het attest van verworven bevoegdheden bedoeld in artikel 57, 4°.
  ----------
  (1)<DFG 2018-06-14/26, art. 28, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (2)<DFG 2024-01-18/27, art. 65, 056; Inwerkingtreding : 21-02-2024>

Art. 342bis. [1 De leerlingen die in aanmerking komen voor het mechanisme voor de totale tijdelijke integratie tussen 15 januari 2020 en 3 juli 2020, genieten een totale permanente integratie tijdens het schooljaar 2020-2021.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2021-06-17/04, art. 12, 045; Inwerkingtreding : 04-07-2020>


Art. 342/1. [1 De houders van het Getuigschrift van lager secundair onderwijs dat gelijkwaardig is aan het getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad, worden beschouwd als houders van het Getuigschrift van secundair onderwijs van de tweede graad van het beroepsonderwijs (GS02G van het beroepsonderwijs).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2012-07-12/26, art. 111, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

HOOFDSTUK XIX. - Slotbepaling.
Art. 343. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2004, met uitzondering van hoofdstuk XIII, dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, van artikel 280, dat op 1 juli 2004 in werking treedt, en van de artikelen 54 tot 62, die op 1 september 2005 in werking treden.