27 OKTOBER 1994. - Decreet tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-08-1995 en tekstbijwerking tot 15-07-2019)
HOOFDSTUK I. [1 Hoofdstuk I. - De Algemene Raad voor het secundair onderwijs ]1
Art. 1-2
HOOFDSTUK II.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de opleidingsprofielen.
Art. 6-8
HOOFDSTUK IV.
Art. 9-12
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 13-21
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 22
1971071904 1976032301 1984010319 1988023711 1991029305 1992029525
1995029236 1995029256 1995029438 1997062650 2000029227 2004029260 2006029136 2006029137 2006029186 2007029051 2007029310 2007029367 2008029202 2009029025 2009029294 2009029455 2010029412 2011029099 2013029367 2014029279 2014029615 2020010324 2020A10324 2022040889
HOOFDSTUK I. [1 Hoofdstuk I. - De Algemene Raad voor het secundair onderwijs ]1
----------
(1)
Artikel 1.[1 Er wordt een Algemene Raad voor het secundair onderwijs opgericht, die bevoegd is zowel voor het gewoon secundair onderwijs als voor het gespecialiseerd secundair onderwijs, hierna de Raad genoemd. ]1
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.2.[1 De Raad is belast met de volgende opdrachten :
1° de Regering elk voorstel overzenden, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, dat de kwaliteit en de werking van het gewoon secundair onderwijs en het gespecialiseerd secundair onderwijs kan verbeteren, met inachtneming van de bepalingen van de wetten, decreten en reglementaire teksten;
2° de Regering adviezen geven, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, betreffende :
a) de uurroosters van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs ;
b) de bekwaamheidsbewijzen en ambten bedoeld in het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs ;
c) de referentiesystemen bedoeld in de artikelen 16, 25, 26, 35 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren ;
d) de kwalificatieprofielen bedoeld in de artikelen 39, 44, 45 en 47 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997 ;
e) het repertorium van de basisopties van het gewoon secundair onderwijs en van het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 4 ;
f) de repertoriums van de opleidingen van het alternerend onderwijs en van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 ;
g) de organisatie van de verschillende nadere regels voor de integratie van leerlingen die behoren tot het gespecialiseerd onderwijs en voor de permanente evaluatie van de integraties toegelaten door de toepassing van hoofdstuk X van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ;
h) de uitvoering van redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs bedoeld in het decreet van 7 december 2017 betreffende het opnemen, de begeleiding en het behoud in het gewoon basis- en secundair onderwijs van leerlingen met specifieke behoeften ;
3° voorzien in de uitwisseling van alle nuttige documenten en van de verworven ervaring tussen alle scholen van het gewoon onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, om een gezamenlijk streven voor het welslagen op school mogelijk te maken en elke leerling op een zo hoog mogelijk peil te brengen in alle secundair-onderwijsvormen en types;
4° de Regering een advies geven over de aanvragen om programmering van gegroepeerde basisopties of van opleidingen georganiseerd in het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, met volledig leerplan of in het alternerend onderwijs ;
5° de Regering een advies geven over de oprichting of de subsidiëring van een nieuwe school voor het gewoon of gespecialiseerd secundair onderwijs ;
6° de Regering een advies geven over de geografische verdeling van alle types en vormen van gespecialiseerd onderwijs ;
7° elke andere opdracht uitoefenen die door de wetgever wordt toevertrouwd ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK II.
Art.3.[1 § 1. De Raad is samengesteld uit de volgende werkende leden :
1° de vertegenwoordigers van de Diensten van de Regering die de hoedanigheid hebben van rechtswege leden :
- twee vertegenwoordigers van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ;
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het Onderwijs van het pedagogisch continuüm of zijn afgevaardigde
- de inspecteur-generaal van de Inspectiedienst van het secundair doorstromings- en kwalificatieonderwijs of zijn afgevaardigde ;
2° 8 afgevaardigden van elk overlegcomité bedoeld in artikel 24, eerste lid, 4°, van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs waaronder de voorzitter ; de afvaardiging van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs bestaat uit :
a) drie afgevaardigden die het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen ;
b) vier afgevaardigden die het gesubsidieerd officieel onderwijs vertegenwoordigen;
c) een afgevaardigde die het niet-confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs vertegenwoordigt ;
3° zes vertegenwoordigers van de representatieve vakbondsverenigingen in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Het uitgeoefende mandaat van de vertegenwoordigers bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° duurt vier jaar ; dit mandaat is hernieuwbaar.
De mandaten van de voorzitter en de ondervoorzitter worden elk jaar afwisselend uitgeoefend door de voorzitter van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs en door de voorzitter van het overlegcomité van het confessioneel onderwijs.
Twee afgevaardigden van de minister die bevoegd is voor het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, worden uitgenodigd om de werkzaamheden van de Raad te volgen zonder stemgerechtigd te zijn.
Wanneer de agenda het vereist, kan de Raad een beroep doen op deskundigen ; de Raad kan werkgroepen oprichten.
§ 2. Elke werkend lid is stemgerechtigd. Er worden zoveel plaatsvervangende leden als werkende leden aangesteld. De plaatsvervangende leden zetelen slechts als de werkende leden afwezig zijn.
De Raad beslist bij meerderheid van twee derde van de aanwezige leden. De volstrekte meerderheid is ook vereist enerzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het overlegcomité van het niet-confessioneel onderwijs, anderzijds voor de aanwezige vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs. Elk advies vermeldt de stemmingen; een minderheidsnota kan erbij gevoegd worden.
§ 3. De leden van de Raad hebben recht op de teugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de personeelsleden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ]1
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.4.[1 De werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, eerste lid, 2° en 3° worden aangesteld door de Regering op voorstel van de organen bedoeld door dezelfde bepalingen ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.5.[1 De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het de Regering ter goedkeuring voor.
De Diensten van de Regering nemen het secretariaat van de Raad waar ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de opleidingsprofielen.
Art.6.[1 De Raad richt een Vaste commissie voor het alternerend secundair onderwijs op die belast is met de coördinatie van alle initiatieven terzake ]1.
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.7.[1 De Raad richt een Vaste Commissie voor het gespecialiseerd secundair onderwijs op, hierna de Commissie genoemd.
De samenstelling van de Commissie wordt in het huishoudelijk reglement van de Raad vastgesteld.
Ze wordt elk jaar afwisselend voorgezeten door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het niet-confessioneel onderwijs en door een lid van de Raad ter vertegenwoordiging van het confessioneel onderwijs.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in Hoofdstuk van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs zijn rechtswege leden van de Commissie.
De Raad vertrouwt aan de Commissie het volgende toe :
1° de voorbereiding van de dossiers die specifiek zijn aan het gespecialiseerd onderwijs ;
2° de analyse en de opvolging van de voorstellen van de bovenvermelde Hoge Raad.
Voor de transversale thema's in het gespecialiseerd secundair onderwijs en in het gespecialiseerd basisonderwijs werkt de Commissie samen met de Vaste commissie voor het gespecialiseerd basisonderwijs bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen.
Om deze opdrachten uit te voeren, kan de Regering een verlof toekennen wegens opdracht aan hoogstens twee leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het gespecialiseerd onderwijs, op gezamenlijk voorstel van de Algemene Raad voor het basisonderwijs en van de Algemene Raad voor het secundair onderwijs. Deze personeelsleden worden geplaatst onder het gezag van deze laatste Raad. Ze nemen inzonderheid het secretariaat waar van de Commissie, de Commissie bedoeld in artikel 26 van het decreet van 14 maart 1995 tot bevordering van het welslagen in de basisscholen, alsook van de Hoge Raad voor het onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften bedoeld in hoofdstuk XIV van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs ]1
----------
(1)<DFG 2019-04-25/56, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.8. De gemeenschapscommissie voor beroepen en kwalifikaties richt adviescommissies op die de opleidingsprofielen (en de specifieke opleidingsprofielen) voorbereiden. De gemeenschapscommissie zendt die profielen over aan de raad. <DFG 1999-02-08/37, art. 108, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
(Vier leden aangesteld door de Algemene Overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs wonen de werkzaamheden van de adviescommissies als stemgerechtigde leden bij. Twee leden behoren tot het niet-confessioneel onderwijs en de twee anderen tot het confessioneel onderwijs.) <DFG 2004-03-03/36, art. 219, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Wanneer de werkzaamheden van de adviescommissies een opleidingsprofiel betreffen dat reeds aangepast werd door de overlegcommissie voor het onderwijs voor sociale promotie overeenkomstig art. 17, § 1, 2e lid, 3°, van voormeld decreet van 16 april 1991, nemen twee deskundigen, aangewezen door de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie, bedoeld in art. 78 van hetzelfde decreet, deel aan de werkzaamheden i.v.m. bedoeld profiel. Een van de deskundigen behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
HOOFDSTUK IV.
Art.9.
<Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.10.
<Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.11.
(Opgeheven) <DFG 1998-06-30/39, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Art.12.
<Opgeheven bij DFG 2019-04-25/56, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
HOOFDSTUK V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.13. Art. 3, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij de wet van 18 september 1981, wordt opgeheven.
Art.14. Art. 10 van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur van het secundair onderwijs, gewijzigd bij decreet van 19 juli 1991, wordt opgeheven.
Art.15. In art. 17 van het decreet van 16 april 1991 tot regeling van het onderwijs voor sociale promotie, waarvan de huidige tekst § 1 vormt, wordt onderstaande § 2 toegevoegd :
" § 2. Wanneer de commissie belast wordt met de aanpassing van een opleidingsprofiel waarover reeds een voorstel van de algemene overlegraad voor het secundair onderwijs bestaat, wijst de raad twee deskundigen aan om deel te nemen aan de werkzaamheden i.v.m. dat profiel : één deskundige behoort tot het niet-confessioneel, de andere tot het confessioneel onderwijs.
De commissie brengt de algemene overlegraad, opgericht bij art. 1 van het decreet tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, in kennis van zijn werkzaamheden inzake opleidingsprofielen. "
Art.16. Het koninklijk besluit van 23 maart 1976 betreffende de regeling en de werking van de overleg- en verbeteringscommissies voor het secundair onderwijs wordt opgeheven.
Art.17. Het koninklijk besluit van 15 februari 1984 houdende samenstelling en de werking van de planificatiecommissie voor het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt opgeheven.
Art.18. Het koninklijk besluit van 17 november 1988 tot regeling van de raad voor het technisch en beroepsonderwijs wordt opgeheven.
Art.19. In art. 4, 2e lid, van de wet van 29 mei 1959 worden na " verplicht " de woorden " na voor het secundair onderwijs de bij decreet van 27 oktober 1994 opgerichte algemene raad te hebben geraadpleegd " ingevoegd.
Art.20. In art. 12bis, § 2, van de wet van 29 mei 1959 worden tussen " besluit " en " van de Koning " de woorden " na raadpleging van de algemene raad opgericht bij decreet van 27 oktober 1994 voor het secundair onderwijs " ingevoegd.
Art.21. In art. 16 van het decreet van 29 juli 1992 tot regeling van het secundair onderwijs met volledig leerplan worden de woorden " wegens hun sociaal-culturele omgeving " vervangen door " wegens hun sociaal-economische en culturele omgeving ".
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 22. Dit decreet treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering en uiterlijk op 15 november 1994, behalve art. 18, waarvan de Regering de datum van inwerkingtreding vaststelt.