Details





Titel:

28 AUGUSTUS 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en [gespecialiseerd] kleuter- en lager onderwijs. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004> (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-09-1995 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichtende machten.
Afdeling 1. - Mededeling van de terbeschikkingstelling en van de vacante betrekkingen.
Art. 4
Afdeling 2. - Maatregelen voor de terbeschikkingstelling.
Art. 5
Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling.
Art. 6-7
Afdeling 4. - Reaffectatie en voorlopige terugroeping in dienst.
Art. 8-12
Afdeling 5. - Verlenging van de reaffectatie.
Art. 13
HOOFDSTUK III. - Toekenning van een wachtweddetoelage.
Art. 14
HOOFDSTUK IV. - Betrekkingen onttrokken aan reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art. 15
HOOFDSTUK V. - Rechten en verplichtingen van het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeel.
Art. 16
HOOFDSTUK VI. - Reaffectatieorganen.
Art. 17
HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 18-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976072704 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op :
  1° de inrichtende machten van de officiële gesubsidieerde inrichtingen voor kleuter- en lager onderwijs.
  Ze betreffen het gewoon en het (gespecialiseerd) onderwijs; <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  2° de subsidieerbare betrekkingen in die inrichtingen;
  3° de gesubsidieerde personeelsleden van die inrichtingen die een hoofdambt met al dan niet volledige prestaties uitoefenen en vast benoemd zijn, behalve voor artikel 5, § 1, 2°;
  4° de categorieën :
  - bestuurs- en onderwijzend personeel;
  - psychologisch, sociaal en paramedisch personeel voor het (gespecialiseerd) onderwijs (met uitzondering van de kinderverzorgers van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewoon kleuteronderwijs). <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004> <DFG 2006-06-02/64, art. 93, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2006>

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities :
  § 1. maatregelen voor de terbeschikkingstelling : maatregelen bepaald in artikel 5 en getroffen om de terbeschikkingstelling van een vast personeelslid te voorkomen.
  § 2. terbeschikkingstelling :
  - de terbeschikkingstelling wegens volledige ontstentenis van betrekking voortvloeiend uit de volledige afschaffing van een betrekking met al dan niet volledige prestaties;
  - het gedeeltelijk verlies van een opdracht door de vermindering van het aantal lestijden in de opdracht van een personeelslid.
  Wanneer "terbeschikkingstelling" niet nader gepreciseerd wordt, heeft het betrekking op beide voormelde gevallen.
  § 3. reaffectatie : onverminderd artikel 8, § 3, de terugroeping in dienst van een ter beschikking gesteld personeelslid, in een definitief vacante betrekking [1 van hetzelfde, door de Regering krachtens artikel 7 van het decreet van 11 april 2014 bepaalde ambt]1. Als de terugroeping een tijdelijk vacante betrekking betreft, dan is de reaffectatie tijdelijk.
  § 4. voorlopige terugroeping in actieve dienst : de terugroeping van een ter beschikking gesteld personeelslid, [2 in een betrekking van een ander ambt van dezelfde categorie en onder andere voorwaarden dan die welke gelden voor de reaffectatie]2 vereiste bekwaamheidsbewijs bezit.
  § 5. vacante betrekking : de betrekking die aan één van onderstaande definities voldoet :
  1° definitief vacante betrekking : elke betrekking die niet toegewezen is aan een vast personeelslid, in aanmerking komt voor subsidiëring en waarvoor een weddetoelage aangevraagd is.
  2° tijdelijk vacante betrekking : elke betrekking waarvan de titularis een vast personeelslid is, dat tijdelijk afwezig is voor ten minste 10 werkdagen, of elke betrekking, opgericht tot het einde van het schooljaar.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 150, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2020-07-17/30, art. 21, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art.3.Voor de toepassing van dit besluit betekent "hetzelfde ambt" [2 ...]2 <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 1. voor de terbeschikkingstelling en de voorafgaande maatregelen : elk ambt [1 bepaald door de Regering krachtens artikel 7 van het decreet van 11 april 2014]1. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 2. voor de reaffectatie :
  1° het ambt [1 ...]1 en waarin het personeelslid ter beschikking gesteld is, ongeacht de bekwaamheidsbewijzen die de benoeming in dat ambt mogelijk maakten.
  2° elk ander ambt waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs [4 of een voldoend bekwaamheidsbewijs met een pedagogische component voor onderwijsopdrachten]4 bezit mits dat ambt :
  - tot dezelfde categorie behoort : bestuurs- en onderwijzend personeel; sociaal personeel; paramedisch personeel; psychologisch personeel;
  - van dezelfde aard is : wervings-, selectie- of bevorderingsambt;
  - [4 ...]4
  - ten minste even goed bezoldigd wordt, onverminderd artikel 8, § 1, 2e lid.
  [4 Indien het niet mogelijk is geweest het personeelslid te reaffecteren in een ambt dat tot hetzelfde onderwijsniveau behoort als zijn of haar oorspronkelijke ambt, wordt het personeelslid, met zijn of haar instemming en die van de inrichtende macht waarin de commissie hem of haar heeft aangesteld, gereaffecteerd in een ambt van een ander onderwijsniveau dan dat waarin hij of zij is ter beschikking werd gesteld.]4
  § 3. In afwijking van § 2 worden de selectieambten in een oefenschool die deze hoedanigheid verliest door een structuurwijziging, gelijkgesteld met wervingsambten.
  § 4. [1 Bij wijze van afwijking, in het gespecialiseerd onderwijs, voor de toepassing van de artikelen 5 en 8, §§ 1, 2 en 4 van dit besluit, is de definitie van "hetzelfde ambt" opgenomen in artikel 3 niet van toepassing op het tijdelijk personeelslid dat zijn betrekking moet afstaan wegens de toepassing van voorziene voorafgaande maatregelen of door een reaffectatie, en dat een specifieke bevoegdheid kan bewijzen.
   Als verantwoording van een specifieke bevoegdheid geldt voor het tijdelijk personeelslid het feit dat :
   - het het ambt heeft uitgeoefend gedurende de nodige duur zodat de betrekking aan de reaffectatie en de wedertewerkstellingen wordt onttrokken, overeenkomstig artikel 15;
   - [2 of hoewel het over deze anciënniteit niet beschikt, een specifieke of aanvullende opleiding bekrachtigd met een attest kan bewijzen, overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 11 april 2014, aan de hand van een document opgesteld door de instelling die de opleiding heeft gegeven. Voor het gespecialiseerd onderwijs moet deze instelling opgenomen worden op de lijst [3 bepaald door de Algemene Raad voor het basisonderwijs]3 of door de Algemene raad van het basisonderwijs, voor het gewoon onderwijs]2 .]1
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 151, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2019-02-07/16, art. 36, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2019-04-25/56, art. 56, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<DFG 2020-07-17/30, art. 22, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichtende machten.
Afdeling 1. - Mededeling van de terbeschikkingstelling en van de vacante betrekkingen.
Art.4.§ 1. Elke inrichtende macht moet de bevoegde dienst [1 van de Regering]1 van de Franse Gemeenschap elke beslissing tot terbeschikkingstelling van een personeelslid, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1e streepje, ter goedkeuring voorleggen met de motivering ervan.
  Die mededeling moet de aard van het onderwijs vermelden en moet, voor kennisneming, ondertekend worden door het betrokken personeelslid, dat er eventueel opmerkingen te kennen geeft.
  Bij de mededeling gaat de aanvraag van het personeelslid om een wachtweddetoelage te genieten.
  De mededeling wordt aan de bevoegde dienst gericht [2 ...]2, binnen de 40 dagen na het verlies van de betrekking.
  De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor elk personeelslid waarvan ze de terbeschikkingstelling niet meedeelt.
  § 2. De bevoegde Minister of zijn gemachtigde aanvaardt de terbeschikkingstelling die volgens de in dit besluit bepaalde regels geschied is.
  Een beslissing die na de in § 1 bepaalde termijn meegedeeld is door de inrichtende macht, wordt niet aanvaard.
  De Minister of zijn gemachtigde kan van die termijn afwijken in uitzonderlijke omstandigheden en op met redenen omklede aanvraag.
  § 3. Elke inrichtende macht moet de in § 1 bedoelde dienst, op dezelfde wijze, elk gedeeltelijk verlies van opdracht meedelen.
  Dit verlies wordt door de Minister of zijn gemachtigde aanvaard.
  § 4. Elke inrichtende macht moet de (Zonale Commissie voor personeelsbeheer) : <DFG 2004-05-12/62, art. 41, a, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  1° de lijst meedelen van de personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld zijn of een gedeelte van hun opdracht verloren hebben.
  2° de lijst meedelen van de vacante betrekkingen bekleed door tijdelijken die niet aan de reaffectatie onttrokken zijn.
  3° de lijst meedelen van de definitief vacante betrekkingen die ze toegewezen heeft door tijdelijke terugroeping.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 152, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<BFG 2017-10-25/11, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Afdeling 2. - Maatregelen voor de terbeschikkingstelling.
Art.5.[1 § 1.]1 Een inrichtende macht stelt een personeelslid pas ter beschikking, zoals bepaald in artikel 2, § 2, nadat ze in voorkomend geval, in geheel het personeel van haar inrichtingen op het grondgebied van dezelfde gemeente, in onderstaande volgorde :
  1° de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen, verminderd heeft tot het vereiste aantal lestijden voor een ambt met volledige prestaties;
  2° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt als bijambt uitoefenen;
  3° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen en 65 jaar zijn;
  4° [2 een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen als niet-prioritair tijdelijke in de volgende volgorde :
   a) personeelslid dat geen houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs, van een voldoend bekwaamheidsbewijs of van een schaarstebekwaamheidsbewijs vóór deze van een personeelslid dat houder is van een schaarstebekwaamheidsbewijs;
   b) personeelslid dat houder is van een schaarstebekwaamheidsbewijs vóór deze van een personeelslid dat houder is van een [3 voldoend of vereist bekwaamheidsbewijs]3;
   c) [3 ...]3]2;
  5° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld zijn en die ze voorlopig terug in dienst geroepen heeft;
  6° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die ze ter beschikking gesteld heeft en voorlopig terug in dienst geroepen heeft;
  7° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt als prioritair tijdelijke uitoefenen, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking;
  8° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld zijn en die ze gereaffecteerd heeft op eigen initiatief of op aanwijzing van ambtswege door de (Commissies voor personeelsbeheer). <DFG 2004-05-12/62, art. 41, b, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  [1 § 2. Na de maatregelen uitgevoerd te hebben bedoeld bij § 1, moet de Inrichtende macht die ertoe gebracht wordt de opdracht van een personeelslid te beperken dat op 31 augustus 2016 benoemd was in een ambt dat gesplitst werd met toepassing van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, alvorens het ter beschikking te stellen in het ambt waarvoor er urenverlies geleden wordt, hem de uren toekennen die voortvloeien uit de splitsing.
   Nochtans, kan deze operatie enkel gebeuren voor zover het personeelslid houder is van een vereist, voldoende of schaarstebekwaamheidsbewijs voor het ambt dat voortvloeit uit de splitsing, overeenkomstig de bepalingen bedoeld bij artikel 264, § 1 van hetzelfde decreet.
   Daarenboven geschiedt de terugvordering van de uren van genoemde ambten met inachtneming van de volgorde vermeld in § 1 en van de dienstanciënniteit onder de betrokken personeelsleden die vast benoemd zijn.]1
  ----------
  (1)<DFG 2016-06-30/15, art. 80, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2014-04-11/37, art. 153, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (3)<DFG 2020-07-17/30, art. 23, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling.
Art.6. § 1. Onder de gesubsidieerde personeelsleden die vast benoemd zijn en een hoofdambt uitoefenen, wordt degene ter beschikking gesteld, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, die de kleinste dienstanciënniteit heeft onder hen die hetzelfde ambt uitoefenen in het geheel van de inrichtingen die op het grondgebied van dezelfde gemeente georganiseerd worden door de inrichtende macht.
  Voor de toepassing van het 1e lid geldt de ambtsanciënniteit wanneer er gelijke dienstanciënniteit is.
  Als verschillende personeelsleden dezelfde dienst- en ambtsanciënniteit hebben, wordt het jongste ter beschikking gesteld.
  § 2. De bepalingen van § 1 gelden ook voor het verlies van prestaties ten gevolge van de afschaffing of fusie van een school of vestiging ingevolge de reglementsbepalingen inzake rationalisatie en programmatie in de inrichtingen voor kleuter- en lager onderwijs.

Art.7. <BFG 1996-07-25/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996> § 1. De dienstanciënniteit bedoeld in artikel 6 omvat alle door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten, als tijdelijk of vast personeelslid, in de inrichtingen die onder de inrichtende macht ressorteren, alsook de onbezoldigde, met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden in het geheel van de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het sociaal, psychologisch of paramedisch personeel.
  § 2. De ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 6 omvat alle door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten, als tijdelijk of vast personeelslid bewezen in het betrokken ambt in het onderwijs dat onder de inrichtende macht ressorteert, alsook de onbezoldigde, met dienstanciënniteit gelijkgestelde perioden.
  § 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de door een wachtweddetoelage gedekte periodes van terbeschikkingstelling alsook de diensten bewezen ter gelegenheid van een reaffectatie of van een voorlopige wederoproeping in dienstactiviteit in een door een andere inrichtende macht georganiseerde inrichting gelijkgesteld met door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten, bewezen bij de oorspronkelijke inrichtende macht.
  § 4. Voor de toepassing van dit artikel omvatten de tijdelijke, door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten, de diensten, bedoeld in artikel 34, 3e lid, van voormeld decreet van 6 juni 1994.
  § 5. De in dit artikel bedoelde diensten en ambtsanciënniteit werden berekend overeenkomstig artikel 34, 5e tot 8e lid, van het decreet van 6 juni 1994.

Afdeling 4. - Reaffectatie en voorlopige terugroeping in dienst.
Art.8.§ 1. In het gewoon basisonderwijs moet de inrichtende macht een vacante betrekking van schooldirecteur(trice) toewijzen :
  1° aan elke directeur(trice) die ze wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld heeft;
  2° en vervolgens aan elke schooldirecteur(trice), ter beschikking gesteld in een school die ze van een andere inrichtende macht overgenomen heeft.
  De verplichtingen sub 1° en 2° gelden enkel voor de personeelsleden, ter beschikking gesteld in een betrekking van schooldirecteur(trice), bezoldigd volgens een overeenstemmende schaal, of volgens een schaal die één categorie lager of hoger is, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 27 juni 1974 tot vaststelling van de weddeschalen, [1 zoals gewijzigd]1.
  § 2. De inrichtende macht die over een vacante betrekking van onderwijzer of van een ander wervingsambt beschikt, moet een beroep doen op elk personeelslid :
  1° door haar ter beschikking gesteld in hetzelfde ambt;
  2° door haar ter beschikking gesteld in hetzelfde ambt in een school die ze van een andere inrichtende macht overgenomen heeft.
  § 3. Onverminderd § 2 moet de inrichtende macht die over een vacante betrekking van onderwijzer beschikt, ze toewijzen :
  1° aan elke schooldirecteur(trice) die ze ter beschikking gesteld heeft ingevolge de rationalisatiemaatregelen, vervat in het koninklijk besluit van 2 augustus 1984 houdende het rationalisatie- en programmatieplan voor het kleuter- en lager onderwijs; De inrichtende macht die bedoelde vacante betrekking toewijst, kan de betrokken directeur(trice) vast benoemen in die betrekking.
  In dat geval behoudt de schooldirecteur(trice) die ter beschikking gesteld is door de inrichtende macht of, onder de in het 1e lid bedoelde voorwaarden, in een van een andere inrichtende macht overgenomen school, gedurende 6 jaar het voordeel van de directietoeslag.
  2° Het in 1° bedoelde personeelslid moet echter, zolang het de directietoeslag geniet, gevolg geven aan elke reaffectatie als schooldirecteur in dezelfde of een onmiddellijk lagere of hogere categorie, die zich voordoet in de inrichtende macht die de terbeschikkingstelling heeft uitgesproken.
  3° Het behoudt de weddeschaal die het voor zijn terbeschikkingstelling genoot [1 als het aan de voorwaarden voldoet om op een rustpensioen aanspraak te kunnen maken]1.
  § 4. De inrichtende macht die verschillende personeelsleden ter beschikking gesteld heeft in hetzelfde ambt, moet bij de toewijzing van een in dit artikel bedoelde wervingsambt, met inachtneming van de in de §§ 2 en 3 bepaalde prioriteitsregeling, degene terug in dienst roepen die de grootste dienstanciënniteit heeft of, bij gelijke dienstanciënniteit, degene die de grootste ambtsanciënniteit heeft.
  Bij gelijke ambtsanciënniteit heeft het oudste personeelslid voorrang.
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 154, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.9. Artikel 8 geldt ook voor het basisonderwijs, behalve § 3.

Art.10. § 1. De inrichtende macht die voldaan heeft aan de verplichte reaffectaties overeenkomstig de artikelen 8 en 9 moet leden van haar personeel en leden van het personeel dat ze van een school van een andere inrichtende macht overgenomen heeft en niet kon reaffecteren, voorlopig terug in dienst roepen zoals bedoeld in artikel 2, § 4.
  § 2. De inrichtende macht die verschillende personen in één ambt ter beschikking gesteld heeft en niet kon reaffecteren, moet ze voorlopig terug in dienst roepen volgens de prioriteitsregeling bepaald in artikel 8, § 4.

Art.11.§ 1. De verplichting inzake voorlopige terugroeping impliceert niet dat een inrichtende macht :
  1° lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer zou moeten toewijzen aan ter beschikking gestelde onderwijzers(essen) of leermeesters(essen) bijzondere vakken;
  2° een betrekking in een bevorderingsambt zou moeten toewijzen aan een personeelslid dat in een selectieambt ter beschikking gesteld is.
  § 2. [1 Die verplichtingen tot reaffectatie en tot voorlopige terugroeping in activiteit kunnen een inrichtende macht er niet toe nopen]1, een vacante betrekking in hetzelfde ambt in het (gespecialiseerd) onderwijs toe te wijzen [3 , of in de structuur van een territoriale pool]3 [4 of in een DASPA of een gelijkgestelde structuur of in een FLA- begeleidingsstelsel]4, noch een personeelslid om zulk een betrekking te aanvaarden. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  [1 De inrichtende macht die een reaffectatie weigert moet deze weigering met redenen omkleden bij de bevoegde commissie voor het beheer van de betrekkingen;]1
  [1 Een in het gespecialiseerd onderwijs ter beschikking gesteld personeelslid kan echter, op zijn verzoek, gereaffecteerd of voorlopig terug in dienst geroepen worden in het gewoon onderwijs [3 , of in de structuur van een territoriale pool]3]1 [4 of in een DASPA of een gelijkgestelde structuur of in een FLA- begeleidingsstelsel]4. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 3. De verplichting om een leermeester(es) niet-confessionele zedenleer met het diploma van onderwijzer(es) voorlopig terug in dienst te roepen als onderwijzer(es) geldt alleen voor betrekkingen met volledige prestaties of voor betrekkingen met onvolledige prestaties die een halve opdracht uitmaken, behalve als de inrichtende macht een overschot aan lestijden heeft dat de voorlopige terugroeping mogelijk maakt of dat overeenstemt met het verlies van opdracht van voormeld personeelslid.
  § 4. De verplichting om, als onderwijzer(es), een leermeester(es) lichamelijke opvoeding met het diploma van onderwijzer(es) voorlopig terug in dienst te roepen geldt alleen voor betrekkingen met volledige prestaties of voor betrekkingen met onvolledige prestaties die een halve opdracht uitmaken, behalve als de inrichtende macht over een overschot aan lestijden beschikt, dat die terugroeping mogelijk maakt of dat overeenstemt met het verlies van opdracht van voormeld personeelslid.
  [2 § 5. Elke inrichtende macht die een personeelslid dat een deel van zijn opdracht heeft verloren, niet heeft kunnen reaffecteren of voorlopig in dienst terugroepen overeenkomstig de voorgaande leden, kan in alle vestigingen die ze organiseert op het grondgebied van dezelfde gemeente, met zijn instemming, een personeelslid dat ze wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld heeft en dat niet in activiteit werd teruggeroepen, belasten met de activiteit: elke betrekking vacant verklaard in een ander ambt in dezelfde categorie waarvoor het een voldoend bekwaamheidsbewijs, een schaarstebekwaamheidsbewijs of een ander bekwaamheidsbewijs heeft.
   De bepaling opgenomen in het eerste lid mag niet tot gevolg hebben dat lestijden, bij wijze van tijdelijke terugroeping, worden toegewezen die moeten worden toevertrouwd aan tijdelijke personeelsleden die houder zijn van een bekwaamheidsbewijs van een hogere categorie of aan personeelsleden met de hoedanigheid van prioritair tijdelijk personeelslid.]2
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 155, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (2)<DFG 2020-07-17/30, art. 24, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (3)<DFG 2021-06-17/29, art. 57, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (4)<DFG 2023-07-06/18, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.12. Een inrichtende macht die over verschillende vacante betrekkingen in één ambt beschikt, moet de definitief vacante betrekkingen prioritair toewijzen.

Afdeling 5. - Verlenging van de reaffectatie.
Art.13.§ 1. De reaffectaties, in een schooljaar verricht door de inrichtende machten of op initiatief van de (Commissies voor personeelsbeheer), worden voor het volgende schooljaar verlengd. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, c, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 2. De verlenging van de opdracht van het gereaffecteerd personeelslid wordt van ambtswege uitgebreid door de inrichtende macht wanneer een verlenging van de prestaties mogelijk is en tot beloop van het aantal lestijden waarvoor een terbeschikkingstelling geldt.
  § 3. Elke reaffectatie wordt jaarlijks verlengd zolang het personeelslid geen 600 dagen dienstanciënniteit telt bij de inrichtende macht waarbij hij gereaffecteerd is.
  Die 600 dagen moeten over ten minste 3 schooljaren gespreid zijn.
  Ze worden berekend overeenkomstig artikel 34 van het decreet van 6 juni 1994 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs.
  § 4. Aan die reaffectatie komt een einde :
  - bij de terugkeer van de titularis van de betrekking;
  - als de inrichtende macht intussen een lid van haar personeel moet reaffecteren;
  - als de inrichtende macht die de terbeschikkingstelling uitgesproken heeft, over een vacante betrekking in hetzelfde ambt beschikt en aan die terbeschikkingstelling een einde moet maken;
  - als het personeelslid zich niet kandidaat stelt voor een benoeming zodra hij voldoet aan de vereisten gesteld bij voormeld decreet van 6 juni 1994, gewijzigd door dat van 10 april 1995.
  De anciënniteit die het daarbij kan doen gelden, is zijn dienstanciënniteit bij de inrichtende macht waarbij hij gereaffecteerd werd;
  - als het personeelslid de verplichtingen vervat in de artikelen 6 en 14 van voormeld decreet van 6 juni 1994 niet aanvaardt of niet naleeft.
  Er kan ook aan die reaffectatie een einde komen :
  - in gemeen overleg [1 mits goedkeuring door de bevoegde Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen]1;
  - bij ernstige tekortkoming;
  - bij beslissing van de bevoegde (Commissie voor personeelsbeheer), op verzoek van de inrichtende macht of van het personeelslid. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, c, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  [1 In alle gevallen komt het de Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen toe om de redenen die in het verzoek om niet-verlenging worden opgegeven, soeverein te beoordelen.]1
  [2 In afwijking van het vorige lid kan het personeelslid of de ontvangende inrichtende macht bij reaffectatie tussen verschillende onderwijsnetwerken ook verzoeken om beëindiging van de herbenoeming. Deze wordt automatisch toegekend door de centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen.]2
  [1 § 5. Verzoeken om niet-verlenging met voorafgaande toestemming van de Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen moeten elk jaar, op straffe van verval, vóór 31 mei bij deze commissie worden ingediend.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/38, art. 84, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<DFG 2020-07-17/30, art. 25, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK III. - Toekenning van een wachtweddetoelage.
Art.14. § 1. De personeelsleden die wegens totale ontstentenis van betrekking ter beschikking werden gesteld, genieten op hun verzoek een wachtweddetoelage onder dezelfde voorwaarden als in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs.
  § 2. De personeelsleden die hun opdracht gedeeltelijk verliezen, bewaren, op hun verzoek en zonder duurbeperking, het voordeel van de weddetoelage, verbonden aan de prestaties die zij uitoefenden voordat zij hun opdracht gedeeltelijk verloren.
  § 3. Elk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid krijgt opnieuw de weddetoelage voor actieve dienst die overeenstemt met de prestaties die hij genoot voor zijn terbeschikkingstelling wegens totale ontstentenis van betrekking, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijke wedertewerkstelling.
  § 4. Elk personeelslid dat gereaffecteerd of wedertewerkgesteld wordt in een ambt dat hem een hogere bezoldiging verschaft dan die welke hij vroeger genoot, verkrijgt, naast de bovenvermelde weddetoelage, een toelage volgens de voorwaarden vastgesteld naar gelang van het geval, door het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap dd. 11 september 1993, genomen ter uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschap dd. 12 juli 1993, of door het koninklijk besluit dd. 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt.
  § 5. De tijd gedurende welke een personeelslid gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in het gesubsidieerd of in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs schorst de terbeschikkingstellingstijd voor de berekening van de in § 1 bedoelde wachtweddetoelage, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of van gedeeltelijke wedertewerkstelling.
  De zomervakantie is begrepen in de in lid 1 vermelde periode voor de in een gesubsidieerd ambt met onbepaalde duur gereaffecteerde of wedertewerkgestelde personeelsleden.
  De personeelsleden die benoemd zijn in een van de hierna volgende selectieambten :
  - kleuteronderwijzer(es) in een oefenschool voor kleuteronderwijs;
  - onderwijzer(es) in een oefenschool voor lager onderwijs;
  - taakleraar in een oefenschool, uitgeoefend in de oefenscholen voor kleuter- en lager onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden gesubsidieerd,
  bewaren ten belope van de prestaties waarmee zij belast waren, het voordeel van het geldelijk statuut verbonden aan hun vaste aanwerving wanneer de inrichting waar zij fungeren, door een structuurwijziging ophoudt een oefenschool te zijn.
  § 7. De in paragraaf 6 opgenomen bepaling is ook van toepassing voor de directeur (directrice) van een oefenschool in het kleuter- of lager onderwijs.

HOOFDSTUK IV. - Betrekkingen onttrokken aan reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art.15.§ 1. Geen enkele betrekking waarvan sprake in § 2 mag aan reaffectatie en wedertewerkstelling onttrokken worden wanneer de inrichtende macht over personeelsleden beschikt die door haar ter beschikking gesteld werden, of die ter beschikking gesteld werden in een school die ze van een andere inrichtende macht heeft overgenomen.
  § 2. Moeten niet aan de door haar in hoofdstuk VI bedoelde (Commissies voor personeelsbeheer) aangegeven [1 worden de betrekkingen, bekleed door de personeelsleden die houder zijn van een vereist of voldoend bekwaamheidsbewijs :]1 <DFG 2004-05-12/62, art. 41, d, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  - op het einde van het voorgaande schooljaar 600 dienstdagen telden, waarvan 240 in het beschouwde ambt, gespreid over minstens drie schooljaren en berekend volgens de voorwaarden vastgesteld in artikel 34 van het decreet dd. 6 juni 1994 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd vrij onderwijs;
  - en die 600 dagen verworven hebben bij de inrichtende macht.
  (§ 3. Moeten niet aan de in hoofdstuk VI bedoelde [1 commissie voor het beheer van de betrekkingen]1 aangegeven worden, de betrekkingen bekleed door de personeelsleden met toepassing van de voorrang die hen is verleend door artikel 36quinquies van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs.
  De reaffectaties en wedertewerkstellingen verricht [1 door de zonale en centrale reaffectatiecommissies]1, uitgezonderd hun verlenging, kunnen een personeelslid de betrekking niet ontnemen welke is bekomen met toepassing van artikel 36quinquies van voornoemd decreet van 6 juni 1994.
  Overeenkomstig artikel 28 van voornoemd decreet van 6 juni 194 heeft de verlenging van prioritaire affectatie bedoeld in artikel 36quinquies van hetzelfde decreet voorrang op de verlenging van de reaffectatie of van de wedertewerkstelling bedoeld in voorgaand lid.) <DFG 2003-07-17/44, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/37, art. 156, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

HOOFDSTUK V. - Rechten en verplichtingen van het wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeel.
Art.16.§ 1. Elk personeelslid dat ter beschikking gesteld werd zoals bedoeld in artikel 2, § 2, is ertoe gehouden een reaffectatie te aanvaarden ten belope van het aantal verloren lestijden, wat het aantal ook moge wezen van de inrichtingen waar hij zijn prestaties zal moeten verstrekken, indien de betrekking hem wordt aangeboden :
  1° door de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld;
  2° (door de zonale en centrale commissies voor personeelsbeheer). <DFG 2004-05-12/62, art. 41, e, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  Dit personeelslid mag echter een betrekking in een andere gemeente dan die waarin hij ter beschikking werd gesteld, van de hand wijzen wanneer ze aangeboden wordt op meer dan 25 km afstand van de woonplaats van het personeelslid en zulks voor hem een verplaatsingsduur van meer dan 4 uur per dag met het gemeenschappelijk vervoer tot gevolg zou hebben.
  Later mag hij echter geen aanspraak maken op die betrekking.
  [3 Wat de limiet van 25 km betreft, kan de reaffectatie of voorlopige terugroeping in dienst evenwel plaatsvinden over een afstand van meer dan 25 km, indien de vestiging waar het personeelslid werkzaam was op het moment dat hij ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking of omdat hij gedeeltelijk zijn opdracht had verloren, zich op een grotere afstand bevond, maar mag deze afstand niet worden overschreden.
   Voor de toepassing van deze paragraaf worden de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschouwd als één gemeente]3
  § 2. Elk personeelslid dat ter beschikking gesteld of reeds gereaffecteerd werd onder de hierboven gepreciseerde omstandigheden of dat nog moet worden gereaffecteerd, zijn ambt uitoefent in minstens drie inrichtingen of vestigingen en een geheel van prestaties uitoefent die gelijk zijn aan minstens 75 % van het aantal vereiste lestijden voor een ambt met volledige prestaties, mag elke bijkomende opdracht van de hand wijzen die hem als reaffectatie wordt aangeboden door een andere inrichtende macht dan die vermeld in § 1, alsmede door de regionale reaffectatiecommissies of door de centrale reaffectatiecommissie.
  § 3. De in § 1 en § 2 vermelde bepalingen worden ook toegepast op de voorlopige terugroeping mits laatstgenoemde gebeurt bij ontstentenis van reaffectatie.
  § 4. Elk personeelslid, ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking of wegens gedeeltelijk verlies van opdracht, moet zijn aanvaarding of zijn met redenen omklede weigering [1 ...]1 aan de inrichtende macht en aan de (Commissie voor personeelsbeheer) binnen een termijn van [3 vijf]3 kalenderdagen bekendmaken, te rekenen van de datum van het aankondigen van zijn reaffectatie of voorlopige terugroeping. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, e, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  In geval van weigering zonder geldige reden volgens de Commissie, zal die persoon ontzet worden uit zijn ambt overeenkomstig artikel 71, 6°, van het decreet dd. 1 februari 1993, nadat het eventueel beroep bepaald in artikel 17, § 1, 3°, van dit besluit is aangewend.
  De beslissing van voormelde commissie wordt [1 ...]1 aan de betrokkene betekend.
  De indiening van een verhaal [3 schorst]3 voor het personeelslid de verplichting [3 ...]3 om zijn opdracht waar te nemen.
  § 5. Elk personeelslid dat ter beschikking wordt gesteld of zijn opdracht gedeeltelijk heeft verloren en een wachtweddetoelage geniet ten laste van de Schatkist omdat hij niet kan gereaffecteerd worden of omdat hij niet moest aanvaarden een andere betrekking te bekleden in afwachting van een reaffectatie, moet ter beschikking blijven van de inrichtende macht die hem ter beschikking gesteld heeft of hem zijn opdracht gedeeltelijk deed verliezen ten belope van het aantal lestijden dat overeenkomt met de prestaties waarvoor hij een dergelijke wachtweddetoelage geniet voor het uitoefenen van de taken in verband met het ambt waar hij ter beschikking werd gesteld of zijn opdracht gedeeltelijk verloor. Het uitoefenen van die taken mag echter niet leiden tot het behoud van de opdracht die werd afgeschaft.
  [2 De lijst van de opdrachten die het personeelslid in het kader van zijn terbeschikkingstelling bij de inrichtende macht kunnen worden toevertrouwd, [4 , en hun toepassingsmodaliteiten, worden per besluit door de Regering bepaald]4.]2
  § 6. Een personeelslid dat bij ontstentenis van betrekking ter beschikking werd gesteld of zijn opdracht gedeeltelijk verloor, mag op zijn verzoek tijdelijk zijn recht opschorten op de wachtweddetoelage die overeenkomt met de prestaties die het voorwerp zijn van zijn terbeschikkingstelling of van het gedeeltelijk verlies van zijn opdracht.
  Deze opschorting die volledig of gedeeltelijk kan zijn, wordt aan de inrichtende macht schriftelijk medegedeeld en door haar toedoen aan het bevoegde bestuur overgezonden bij het mededelen van de terbeschikkingstellingen.
  Tijdens de duur van die opschorting wordt het personeelslid onttrokken aan zijn verplichtingen inzake reaffectatie of wedertewerkstelling behalve indien de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld of die de inrichting heeft overgenomen waar dit personeelslid ter beschikking is gesteld, over een definitieve vacante betrekking van hetzelfde ambt beschikt.
  In dat geval is de inrichtende macht ertoe gehouden hem die betrekking toe te wijzen.
  Deze opschorting slaat op de duur van het schooljaar of op de periode van dat schooljaar die nog moet gedekt worden wanneer de terbeschikkingstelling in de loop van het schooljaar wordt uitgesproken.
  Ze mag bij het begin van een later schooljaar worden vernieuwd en zo nodig gewijzigd wat de omvang van de prestaties betreft, volgens dezelfde voorwaarden als die welke hierboven worden vermeld.
  § 7. Elk ter beschikking gesteld personeelslid mag worden gereaffecteerd en voorlopig terug in dienst geroepen worden door zijn inrichtende macht, wat de duur van deze terugroeping ook weze. Gedurende die periode is hij van rechtswege in de administratieve stand dienstactiviteit.
  § 8. [3 Indien er een tijdelijke vacature ontstaat bij de inrichtende macht die de betrokkene ter beschikking heeft gesteld, indien de betrokkene reeds een betrekking voor onbepaalde duur heeft of ten minste tot het einde van het schooljaar bij een andere inrichtende macht, is hij verplicht daar te blijven.]3
  Indien een betrekking definitief vacant wordt bij de inrichtende macht die de betrokken persoon ter beschikking heeft gesteld en indien laatstgenoemde reeds een betrekking van onbepaalde duur of ten minste tot het einde van het schooljaar, bij een andere inrichtende macht bekleedt, moet hij deze nieuwe betrekking aanvaarden.
  Hij mag echter zijn ambt pas na afloop van het schooljaar waarnemen, behoudens instemming van beide inrichtende machten.
  ----------
  (1)<BFG 2017-10-25/11, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 22-04-2018>
  (2)<DFG 2019-05-03/38, art. 85, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<DFG 2020-07-17/30, art. 26, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (4)<DFG 2024-05-16/79, art. 83, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

HOOFDSTUK VI. - Reaffectatieorganen.
Art.17.(De in dit hoofdstuk bedoelde reaffectatieorganen zijn de Centrale Commissie voor personeelsbeheer voor het officieel gesubsidieerd gewoon en buitengewoon voorschools- en basisonderwijs, opgericht door artikel 5 en 6 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs.) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 1. De (Centrale commissie voor personeelsbeheer) heeft als opdracht : <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  1° de ter beschikking gestelde personeelsleden te reaffecteren door aanstellingen van ambtswege, ofwel door bekrachtiging van de reaffectaties die werden uitgevoerd door :
  - de inrichtende machten [1 van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs]1;
  - de (Zonale commissies voor personeelsbeheer) in het gewoon onderwijs; <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  [1 personeelsleden die op eigen initiatief een door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijsbetrekking uitoefenen;]1
  2° de ter beschikking gestelde personeelsleden voorlopig terug in dienst te roepen volgens dezelfde procedure als die welke hierboven werd vermeld, in afwachting van een nieuwe affectatie;
  3° [1 ...]1 namens de minister, te oordelen over de door de inrichtende machten of de personeelsleden van het gewoon kleuter- en lager onderwijs ingediende beroepen tegen [1 haar beslissingen]1. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  4° namens de Minister te oordelen over de aanvragen om niet-verlenging van de in artikel 13, § 13, 4°, [1 leden 2 en 3]1, bedoelde reaffectaties en wedertewerkstellingen;
  [1 5° ambtsbekledingen op initiatief van personeelsleden te bekrachtigen, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorwaarden voor reaffectatie, zelfs indien de personeelsleden uit een ander onderwijsnetwerk afkomstig zijn.
   6° het personeel op basis van de terbeschikkingstelling te reaffecteren naar een ander onderwijsnetwerk, nadat de mogelijkheden voor reaffectatie binnen het onderwijsnetwerk van de benoeming of aanwerving in vast verband zijn uitgeput. Deze reaffectatie geschiedt met instemming van het personeelslid en van de inrichtende macht waarin het personeelslid door de commissie is aangesteld.]1
  § 2. De (Zonale commissies voor personeelsbeheer) hebben als opdracht de ter beschikking gestelde personeelsleden te reaffecteren of bij ontstentenis ervan, voorlopig terug in dienst te roepen door aanstelling van ambtswege of door bekrachtiging van de spontaan door de inrichtende machten van de scholen tot stand gebrachte reaffectaties. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  Ze zullen in eerste instantie de tegen die beslissingen ingediende beroepen onderzoeken, inz. de in artikel 16, § 4, bedoelde.
  (Derde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  (Vierde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  (Vijfde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  (Zesde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  (Zevende lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 41, f, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>n de aanstelling.
  ----------
  (1)<DFG 2020-07-17/30, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.18. § 1. De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor elk personeelslid dat ze zou werven of in dienst zou houden in strijd met de bepalingen van dit besluit.
  § 2. De weddetoelage van elke geworven of in dienst gehouden persoon in een betrekking in de vacatuur waarvan de (Zonale commissie voor personeelsbeheer) verzocht werd te voorzien, overeenkomstig artikel 4, § 4, 2° en 3°, wordt niet meer uitgekeerd uiterlijk tien dagen na aanvaarding van de aangeboden betrekking door de door bovenvermelde commissie aangewezen kandidaat. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, g, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  § 3. De in § 2 opgenomen bepaling is eveneens van toepassing voor de van ambtswege door de (Centrale commissie voor personeelsbeheer) gedane aanstellingen. <DFG 2004-05-12/62, art. 41, g, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.19. Voor de in artikel 1, 4°, bedoelde personeelscategorieën wordt het koninklijk besluit dd. 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs, opgeheven voor het gewoon en (gespecialiseerd) kleuter- en lager onderwijs. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.20. De Minister tot wiens bevoegdheid het statuut van het personeel van het officieel gesubsidieerd onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 21. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1995.