Details





Titel:

5 JULI 2000. - Decreet houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-08-2000 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-4, 4/1, 5, 5/1
HOOFDSTUK II. - Het stelsel dat van toepassing is op het personeel dat is benoemd of aangeworven in vast verband of toegelaten tot de stage.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 6
Afdeling 2. - Verlof wegens ziekte of invaliditeit.
Art. 7-12
Afdeling 3. - De disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit.
Art. 13-17, 17bis
HOOFDSTUK III. - Het stelsel dat van toepassing is op het tijdelijk aangesteld of aangeworven personeel.
Art. 18-23
HOOFDSTUK IV. - Afwijkende, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 24-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995029025  1997029065 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op de personeelsleden die zijn bedoeld in :
  1° het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en kunstonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen; <DFG 2004-03-03/36, art. 262, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  2° het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs [2 met uitzondering van het administratief personeel]2;
  3° het decreet van 6 juni 1994 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs [2 met uitzondering van het administratief personeel]2;
  4° het koninklijk besluit van 15 mei 1928 betreffende het inspectiereglement voor het lager onderwijs;
  5° het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, van de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap alsook van de inspectiediensten belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs;
  6° het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs (katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst) godsdienst der inrichtingen van de Franse Gemeenschap;
  7° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;
  8° het decreet van 24 juli 1997 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de Hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
  (9° het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd;) <DFG 2006-06-02/64, art. 97, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
  [1 10° het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst.]1
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 159, 008; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2023-07-06/17, art. 33, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.2.Voor de toepassing van dit decreet, dient te worden verstaan onder :
  " schoolperiode " : de periode gaande van [1 de eerste dag van het schooljaar]1 [1 op de dag vóór het volgende schooljaar]1 en, wat betreft de Hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, de periode gaande van 15 september tot en met 14 september van het volgend jaar;
  " werkdagen " : de schooldagen en, wat de psycho-medisch-sociale centra betreft, de werkdagen.
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 170, 011; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.3. Het personeelslid dat afwezig is wegens ziekte of invaliditeit wordt onder het toezicht geplaatst van de administratieve gezondheidsdienst die zijn eventuele ongeschiktheid vaststelt en van het orgaan dat van de Franse Gemeenschapsregering de afwezigheden wegens ziekte of invaliditeit moet controleren.

Art.4. Het personeelslid wiens afwezigheid te wijten is aan een ongeval veroorzaakt door een derde, krijgt zijn laatste wedde in actieve dienst of zijn wachtgeld op voorwaarde dat de Franse Gemeenschap in zijn rechten wordt gesteld tegen de dader van het ongeval ten belope van de door de Franse Gemeenschap gestorte bedragen.
  De afwezigheidsdagen die worden gedekt door een vergoeding gestort door een derde aan de Franse Gemeenschap worden niet meegeteld bij de berekening van het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof waarvan het personeelslid krachtens dit decreet geniet.

Art.4/1. [1 Het personeelslid dat tijdens een afwezigheid wegens een arbeidsongeval of beroepsziekte in het buitenland wil verblijven, moet vooraf toestemming krijgen van de medische controledienst die door de regering is aangewezen. Het personeelslid moet een gemotiveerde aanbeveling van zijn of haar behandelend arts overleggen waaruit blijkt dat het verblijf in het buitenland het herstel en/of de behandeling niet in gevaar brengt. De arts zal ook de begin- en einddatum van de aangevraagde verblijfsperiode in het buitenland aangeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-05-16/79, art. 81, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2024>


Art.5.[3 Tot de datum waarop het zwangerschapsverlof ingaat, worden de afwezigheidsdagen die rechtstreeks verband houden met de zwangerschapstoestand van het personeelslid, niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof dat het personeelslid geniet [4 wanneer de betrokkene een attest overlegt van de behandelende arts waarin wordt verklaard dat de afwezigheden aan de zwangerschap zijn toe te schrijven, uitsluitend gebruikmakend van het formulier waarvan het model door de Regering van de Franse Gemeenschap wordt bepaald]4.]3
   De in dit artikel bedoelde afwezigheidsperiodes worden bezoldigd en met periodes van actieve dienst gelijkgesteld.]1
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/91, art. 56, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2009>
  (2)<DFG 2019-02-07/11, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2018>
  (3)<DFG 2021-07-19/12, art. 51, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (4)<DFG 2024-01-18/27, art. 64, 012; Inwerkingtreding : 28-08-2023>

Art.5/1. [1 Worden ook beschouwd als een afwezigheid te wijten aan de zwangerschapstoestand, de 10 dagen na elke miskraam vóór 180 dagen zwangerschap en waarvan het kind doodgeboren is.
   De afwezigheidsperiodes bedoeld in dit artikel worden bezoldigd en met dienstactiviteit gelijkgesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2019-02-07/11, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2018>


HOOFDSTUK II. - Het stelsel dat van toepassing is op het personeel dat is benoemd of aangeworven in vast verband of toegelaten tot de stage.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.6. De in artikel 1 bedoelde personeelsleden die zijn benoemd of aangeworven in vast verband of tot een stage toegelaten, genieten van de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit bepaald in dit hoofdstuk.

Afdeling 2. - Verlof wegens ziekte of invaliditeit.
Art.7.Het in artikel 6 bedoelde in actieve dienst zijnde personeelslid dat is zijn functie niet langer normaal kan uitoefenen wegens ziekte of invaliditeit kan, tijdens iedere schoolperiode, genieten van vijftien werkdagen verlof wegens ziekte of invaliditeit.
  Het in het eerste lid bedoelde aantal dagen wordt proportioneel verminderd wanneer het personeelslid pas in vast verband treedt na [1 eerste dag]1 van het desbetreffend schooljaar of na 15 september van het desbetreffend academiejaar, wanneer het personeelslid slechts gedurende een deel van het desbetreffend schooljaar actieve dienst heeft of wanneer het lid tijdens desbetreffende periode onregelmatige afwezigheden vergaart. Het aldus verkregen aantal wordt, in voorkomend geval, naar de lagere eenheid afgerond.
  Wanneer het personeelslid pas na [1 eerste dag]1 van het desbetreffend schooljaar of na 15 september van het desbetreffend academiejaar in vast verband treedt, wordt de in het vorige lid bedoelde proportionele vermindering toegepast rekening houdend met de totale duur van de periodes tijdens dewelke de betrokkene sedert deze datum tijdelijk aangesteld of aangeworven werd tot de dag van zijn benoeming of aanstelling in vast verband.
  ----------
  (1)<DFG 2022-03-31/35, art. 171, 011; Inwerkingtreding : 29-08-2022>

Art.8. § 1. Het personeelslid dat op 1 september 2000 is benoemd of in vast verband aangenomen of toegelaten tot een stage krijgt, vanaf deze dag, het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof waarop het recht had aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet.
  Het personeelslid dat na 1 september 2000 is benoemd of in vast verband aangenomen of toegelaten tot een stage krijgt, op de dag van zijn benoeming of aanstelling in vast verband, het aantal werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof waarop het recht had aan de vooravond van zijn benoeming of aanstelling in vast verband of zijn toelating tot de stage en dit met toepassing van hoofdstuk III van dit decreet.
  (§ 1bis. De kinderverzorger die in vast verband of in voorlopig verband benoemd of geworven is krachtens het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, geniet, op de datum van zijn benoeming of van zijn werving in vast verband of in voorlopig verband, 30 werkdagen verlof wegens ziekte of invaliditeit.) <DFG 2006-06-02/64, art. 97, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
  § 2. Op het einde van iedere schoolperiode kan het in de eerste paragraaf bedoelde aantal dagen vermeerderd worden met het saldo van de in artikel 7 bedoelde dagen ziekte- of invaliditeitsverlof die de betrokkene niet heeft opgenomen, zonder dat het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof waarop het personeelslid aanspraak kan maken, meer dan honderd tweeëntachtig werkdagen overschrijdt.

Art.9.De afwezigheden wegens ziekte of invaliditeit worden eerst afgehouden van het aantal dagen waarvan het personeelslid krachtens artikel 7 kan genieten.
  Wanneer het personeelslid verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit heeft opgenomen krachtens artikel 8, kan het maximum aantal verlofdagen vastgesteld door dit artikel tijdens de loopbaan aangevuld worden met het saldo van de verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 7 die de betrokkene op het einde van iedere schoolperiode niet heeft opgenomen.
  [1 In het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan worden de in het 1e lid bedoelde afwezigheden van een personeelslid die voorkomen wanneer het lid prestaties 6 dagen per week in een instelling uitvoert, afgetrokken volgens een verminderingscoëfficiënt van 5/6e.
   In de gevallen bedoeld in het vorige lid, wanneer het personeelslid verlofdagen genoten heeft wegens ziekte of invaliditeit bij toepassing van artikel 8, kan het maximaal aantal dagen dat bij dit artikel vastgesteld wordt, tijdens de loopbaan hersteld worden, tegen het saldo van het aantal verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 7, naar de lagere eenheid afgerond, dat de betrokkene niet gebruikt heeft op het einde van elke schoolperiode.]1
  ----------
  (1)<DFG 2007-12-13/54, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.10.[1 In afwijking van de voorgaande bepalingen wordt verlof wegens ziekte of invaliditeit onbeperkt in de tijd toegestaan, ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op weg van of naar het werk of van een beroepsziekte:
   - tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid vóór de consolidatiedatum/tijdens de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid;
   - tijdens de perioden van afwezigheid na deze zelfde consolidatiedatum, voor zover het gaat om een nieuwe arbeidsongeschiktheid die verband houdt met de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid, maar die zich voordoet na een werkhervatting.]1
  Behoudens voor de toepassing van artikel 11 worden de krachtens het vorige lid toegestane verlofdagen niet in aanmerking genomen voor de berekening van het aantal verlofdagen waarvan het personeelslid krachtens artikelen 7 tot 9 geniet.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 77, 010; Inwerkingtreding : 09-09-2021>

Art.11. Het personeelslid kan niet definitief onbekwaam verklaard worden wegens ziekte of invaliditeit wanneer het niet alle verlofdagen bedoeld in artikelen 7 tot 9 opgenomen heeft.

Art.12. Het verlof wegens ziekte of invaliditeit is gelijkgesteld met periodes van actieve dienst.

Afdeling 3. - De disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit.
Art.13. Het in artikel 6 bedoelde personeelslid is met volle recht ter beschikking gesteld wanneer het afwezig is wegens ziekte of invaliditeit na het maximum aantal verlofdagen dat het hiervoor krachtens artikelen 7 tot 10 wordt verleend, opgebruik heeft.

Art.14. Het wegens ziekte of invaliditeit ter beschikking gestelde personeelslid krijgt een vergoeding gelijk aan :
  - 80 % van de laatste wedde in actieve dienst gedurende de eerste twaalf maanden terbeschikkingstelling tijdens zijn loonbaan;
  - 70 % van laatste wedde in actieve dienst gedurende de volgende twaalf maanden terbeschikkingstelling;
  - 60 % van de laatste wedde in actieve dienst nà deze vierentwintig maanden terbeschikkingstelling.
  Het bedrag van het in het eerste lid bedoelde wachtgeld mag evenwel, in geen enkel geval, lager zijn dan :
  - de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde situatie zou krijgen indien het sociaal zekerheidsstelsel sedert het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing zou zijn;
  - het pensioen dat de betrokkene zou krijgen indien hij, op de dag van zijn terbeschikkingstelling, tot vervroegd pensioen zou toegelaten worden.

Art.15.In afwijking van artikel 14 heeft het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte of invaliditeit recht op wachtgeld gelijk aan het bedrag van zijn activiteitsloon, indien de aandoening waaraan hij lijdt erkend is als ernstige en langdurige ziekte of invaliditeit.
  De administratieve gezondheidsdienst beslist of de aandoening waaraan het personeelslid lijdt al dan niet een dergelijke ziekte of invaliditeit is. Deze beslissing mag in ieder geval niet genomen worden zolang het personeelslid niet minstens drie maand onafgebroken ter beschikking gesteld is voor de aandoening waaraan hij lijdt. (Het personeelslid dat na een nieuwe afwezigheid wegens ziekte of invaliditeit opnieuw met verlof of in disponibiliteit is wegens ziekte of invaliditeit [1 gedurende de drie jaren die volgen op]1 de datum waarop men erkend heeft dat hij aan een ernstige en langdurige ziekte lijdt, moet de doorlopende periode van minstens drie maanden niet opdoen.) <DFG 2003-12-17/50, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 09-02-2004>
  Door deze beslissing wordt de situatie van het personeelslid herzien met pecuniaire gevolgen vanaf het begin van de disponibiliteit.
  ----------
  (1)<DFG 2007-12-13/54, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.16. Het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte of invaliditeit behoudt zijn rechten op een benoeming tot een promotiefunctie, op een benoeming tot een selectiefunctie en op een vooruitbetaling van het loon.

Art.17.Het ter beschikking gestelde personeelslid dat wachtgeld krijgt, moet ieder jaar tijdens de maand waarop de disponibiliteit inging [1 , op convocatie]1 voor de administratieve gezondheidsdienst verschijnen.
  Indien het personeelslid [1 , dat naar behoren is opgeroepen,]1 op dit vastgesteld tijdstip niet voor de administratieve gezondheidsdienst verschijnt, wordt zijn wachtgeld vanaf deze periode opgeschort totdat hij verschenen is.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 78, 010; Inwerkingtreding : 09-09-2021>

Art. 17bis. [1 De maatregel betreffende de terbeschikkingstelling wegens ziekte eindigt :
   1° ofwel door de werkelijke wederopneming van de functies van het personeelslid die door de inrichtende macht of door het inrichtingshoofd behoorlijk wordt vastgesteld;
   2° ofwel bij de vaststelling, door de instelling voor medisch toezicht bedoeld bij het decreet van 22 december 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs, dat het personeelslid zijn functies weder kan opnemen, wanneer de werkelijke wederopneming niet mogelijk is wegens de zomervakantie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2014-04-11/25, art. 160, 008; Inwerkingtreding : 29-06-2014>

HOOFDSTUK III. - Het stelsel dat van toepassing is op het tijdelijk aangesteld of aangeworven personeel.
Art.18. De in artikel 1 bedoelde personeelsleden die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn, genieten van het stelsel van betaald verlof wegens ziekte of invaliditeit zoals bepaald in dit hoofdstuk.

Art.19. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 20, §§ 2 en 3, kan het personeelslid dat tijdelijk is aangesteld of aangeworven voor de volledige duur van een school- of academiejaar en dat zijn functies niet normaal kan uitoefenen wegens ziekte of invaliditeit, voor het desbetreffend school- of academiejaar, vijftien werkdagen verlof opnemen wegens ziekte of invaliditeit.
  Het in het eerste lid bedoelde aantal dagen wordt proportioneel verminderd wanneer de tijdelijke aanstelling of aanwerving niet geldt voor een volledig school- of academiejaar, wanneer het personeelslid slechts gedurende een deel van de desbetreffende tijdelijke aanstellings- of aanwervingsperiode in actieve dienst is of wanneer het lid onregelmatig afwezig is. Het aldus verkregen aantal wordt, in voorkomend geval, naar de lagere eenheid afgerond.
  Wanneer het personeelslid tijdens een school- of academiejaar meerdere malen tijdelijk aangesteld of aanworven werd, wordt de in het vorig lid bedoelde proportionele vermindering, onverminderd de toepassing van artikel 7, derde lid, toegepast op de totale duur van de periodes gedurende dewelke de betrokkene tijdelijk aangesteld of aangeworven werd tijdens het desbetreffend school- of academiejaar.
  Wanneer het door deze bepaling bedoelde personeelslid vrijwillig zijn functie neerlegt vóór het einde van het school- of academiejaar, wordt zijn activiteitsloon, in afwijking van het eerste lid, verminderd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen de vergoeding verkregen op grond van het eerste lid en deze waarop hij aanspraak had kunnen maken krachtens het tweede lid.

Art.20. § 1. Het personeelslid dat vóór 1 september het statuut van tijdelijke heeft verkregen en wiens gecumuleerde prestatieduur vóór de inwerkingtreding van dit decreet hem toeliet een reserve van minstens 30 werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof op te bouwen, krijgt vanaf deze dag dit aantal dagen verlof wegens ziekte of invaliditeit waarop hij aanspraak kon maken op de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet.
  Op het einde van ieder school- of academiejaar, kunnen de in het eerste lid bedoelde dagen vermeerderd worden met het saldo verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 19 die de betrokkene niet heeft opgenomen, zonder dat het aantal verlofdagen wegens ziekte- en invaliditeit waarop het personeelslid recht heeft, meer dan honderd tweeëntachtig werkdagen overschrijdt.
  § 2. Het personeelslid dat vóór 1 september 2000 de hoedanigheid van tijdelijke verworven heeft en wiens gecumuleerde prestatieduur vóór de inwerkingtreding van dit decreet hem niet toeliet een reserve van 30 werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof op te bouwen, ziet het aantal reservedagen ziekte- of invaliditeitsverlof op de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet vermeerderen met een aantal werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof gelijk aan het verschil tussen :
  - de reservedagen ziekte- of invaliditeitsverlof die hij heeft aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet enerzijds, en 30 dagen in mindering gebracht bij het aantal dagen ziekte- of invaliditeitsverlof opgenomen door de betrokkene gedurende de voorgaande school- of academiejaren, anderzijds.
  Het personeelslid krijgt dit aantal dagen op voorhand.
  Zodra hij door de toepassing van artikel 19 het aantal dagen bereikt die hij op voorhand kreeg met toepassing van het eerste lid, kan het personeelslid een maximum reserve samenstellen van honderd tweeëntachtig werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof bedoeld in artikel 19 die de betrokkene op het einde van ieder school- of academiejaar niet heeft opgenomen.
  § 3. Het personeelslid dat voor een eerste keer is aangesteld of aangeworven vanaf 1 september 2000 krijgt, op voorhand, een reserve van 30 werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof. Zodra hij door de toepassing van artikel 19 30 werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof heeft kunnen opbouwen, kan het personeelslid een maximumreserve van honderd tweeëntachtig werkdagen ziekte- of invaliditeitsverlof samenstellen aan de hand van het saldo van dagen ziekte- of invaliditeitsverlof bedoeld in artikel 19 die de betrokkene op het einde van ieder school- of academiejaar niet heeft opgenomen.

Art.21.De afwezigheden wegens ziekte of invaliditeit worden eerst afgetrokken van het aantal verlofdagen dat het personeelslid krachtens artikel 19 heeft.
  Wanneer het personeelslid ziekte- of invaliditeitsverlof heeft opgenomen krachtens artikel 20, mag het maximum aantal verlofdagen vastgesteld door dit artikel tijdens de loopbaan verder worden aangevuld ten belope van het saldo van de in artikel 19 bedoelde dagen ziekte- of invaliditeitsverlof die de betrokkene op het einde van ieder school- of academiejaar niet heeft opgenomen.
  [1 In het onderwijs voor sociale promotie en in het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan worden de in het 1e lid bedoelde afwezigheden van een personeelslid die voorkomen wanneer het lid prestaties 6 dagen per week uitvoert, afgetrokken volgens een verminderingscoëfficiënt van 5/6de.
   In de gevallen bedoeld in het vorige lid, wanneer het personeelslid verlofdagen genoten heeft wegens ziekte of invaliditeit bij toepassing van artikel 20, kan het maximaal aantal dagen dat bij dit artikel vastgesteld wordt, tijdens de loopbaan hersteld worden, tegen het saldo van het aantal verlofdagen wegens ziekte of invaliditeit bedoeld in artikel 19, naar de lagere eenheid afgerond, dat de betrokkene niet gebruikt heeft op het einde van elke schoolperiode.]1
  ----------
  (1)<DFG 2007-12-13/54, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.22. Wanneer de ziekte of invaliditeit van het personeelslid langer aansleept dan de periode van de tijdelijke aanstelling of aanwerving mag het personeelslid geen krachtens de voorgaande bepalingen toegekende vergoedingen ontvangen na de dag waarop zijn tijdelijke aanstelling of aanwerving zou zijn beëindigd.

Art.23. Het in artikel 18 bedoelde personeelslid dat het slachtoffer is van een arbeidsongeval, van een ongeval van of naar het werk of van een beroepsziekte, krijgt betaald verlof tijdens de periode van ongeschiktheid volgend op het ongeval of de ziekte. Dit verlof mag hem evenwel niet meer worden toegestaan na de dag waarop zijn tijdelijke aanstelling ten einde loopt.
  Indien de periode van arbeidsongeschiktheid langer aansleept dan de in het eerste lid bedoelde datum, zijn artikel 3bis van de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en artikel 22 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen van toepassing op desbetreffend personeelslid.

HOOFDSTUK IV. - Afwijkende, wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.24. In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan het in artikel 6 bedoelde personeelslid dat op 1 september 2000 de leeftijd heeft bereikt van 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58 of 59 en meer, actieve dienst heeft en zijn functie niet langer normaal kan uitoefenen ingevolge ziekte of invaliditeit, gedurende ieder schooljaar verlof opnemen wegens ziekte of invaliditeit ten belope van respectievelijk 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 of 24 werkdagen.

Art.25. In afwijking van artikel 19, eerste lid, en onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 20, §§ 2 en 3, kan het personeelslid tijdelijk aangesteld of aangeworven voor de volledige duur van een school- of academiejaar en dat op 1 september 2000 de leeftijd heeft bereikt van 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58 of 59 en meer en die zijn functie niet langer normaal kan uitoefenen ingevolge ziekte of invaliditeit, voor desbetreffend school- of academiejaar, ziekte- of invaliditeitsverlof opnemen ten belope van respectievelijk 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 of 24 werkdagen.
  Wanneer het door deze bepaling bedoelde personeelslid vrijwillig zijn functie neerlegt vóór het einde van het school- of academiejaar, wordt zijn activiteitsloon, in afwijking van het eerste lid, verminderd met een bedrag gelijk aan het verschil tussen de vergoeding verkregen op grond van het eerste lid en deze waarop hij aanspraak had kunnen maken krachtens artikel 19, tweede lid.

Art.26. In artikel 2 van het decreet van 22 december 1994 houdende dringende maatregelen in het onderwijs, worden de woorden "van het koninklijk besluit van 15 mei 1928 betreffende het inspectiereglement voor het lager onderwijs, van het decreet van 24 juli 1997 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de Hogescholen die zijn ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap" ingevoegd tussen de woorden "van het hoger onderwijs", en "en de contractuele personeelsleden".

Art.27. Het decreet van 4 februari 1997 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte en gebrekkigheid van sommige leden van het onderwijspersoneel is opgeheven.

Art. 28.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2000.