28 AUGUSTUS 1995. - [Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het vrij gesubsidieerd gewoon en [gespecialiseerd] secundair onderwijs [kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan] en kunstonderwijs]. (DFG 1997-07-24/61, art. 303, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1997) (DFG 1999-02-08/37, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998) (VERTALING) - (NOTA : de artikelen 19 tot 27 werden de artikelen 38 tot 46, (BFG 1996-08-29/30, art. 8, Inwerkingtreding : 01-09-1996) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-11-1995 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2, 2bis, 3-6
HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichtende machten (en aan het OSSO). <DFG 2002-12-19/49, art. 65, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Afdeling 1. - Mededeling van de terbeschikkingstelling en van de vacante betrekkingen.
Art. 7, 7bis, 8
Afdeling 2. - Maatregelen vóór de terbeschikkingstelling.
Art. 9
Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en gedeeltelijk verlies van opdracht.
Art. 10-11
Afdeling 4. - Reaffectatie en voorlopige terugroeping in dienst.
Art. 12-13
Afdeling 5. - Wedertewerkstelling.
Art. 14
Afdeling 6. - Verlenging van de reaffectatie.
Art. 15
HOOFDSTUK III. - Voorlopige terugroeping in actieve dienst.
Art. 16-18
HOOFDSTUK IIIbis. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Bijzondere bepalingen bij fusie of herstructurering.
Afdeling 1. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996>Algemeenheden.
Art. 19-20
Afdeling 2. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Bijzondere bepalingen voor de egalitaire fusies.
Onderafdeling 1. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Algemeenheden.
Art. 21
Onderafdeling 2. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Egalitaire fusie van inrichtingen van één inrichtende macht, tot oprichting van een nieuwe inrichting van die inrichtende macht.
Art. 22-23
Onderafdeling 3. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Egalitaire fusie van inrichtingen ressorterend onder verschillende inrichtende machten, tot oprichting van een nieuwe, door één van die machten georganiseerde inrichting.
Art. 24
Onderafdeling 4. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Egalitaire fusie van inrichtingen van één of verschillende inrichtende machten, tot oprichting van een inrichting van een nieuwe inrichtende macht.
Art. 25
Afdeling 3. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Bijzondere bepalingen voor de samenvoeging door opslorping.
Onderafdeling 1. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Algemeenheden.
Art. 26
Onderafdeling 2. - Opslorping van inrichtingen van de inrichtende macht van de opslorpende inrichting.
Art. 27-30
Onderafdeling 3. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Opslorping van inrichtingen van een andere inrichtende macht dan die van de opslorpende inrichting.
Art. 31-34
Afdeling 4. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Volledige herstructurering.
Art. 35
Afdeling 5. - <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> Gedeeltelijke herstructurering.
Art. 36-37
HOOFDSTUK IV. - Toekenning van een wachtweddetoelage.
Art. 38
HOOFDSTUK V. - Betrekkingen onttrokken aan reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art. 39
HOOFDSTUK VI. - Rechten en verplichtingen van het ter beschikking gestelde personeel.
Art. 40
HOOFDSTUK VII. - Reaffectatieorganen.
Art. 41-42
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art. 43-46
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Dit besluit is toepasselijk op :
1° (de inrichtende machten van de vrije gesubsidieerde inrichtingen voor gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs, (kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan) en kunstonderwijs); <DFG 1997-07-24/61, art. 304, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1997> <DFG 1999-02-08/37, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1998> <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
2° de subsidieerbare betrekkingen in die inrichtingen;
3° de gesubsidieerde personeelsleden van die inrichtingen die een hoofdambt met al dan niet volledige prestaties uitoefenen en vast benoemd zijn, behalve voor artikel 9, § 1, 2°;
4° de categorieën :
- bestuurs- en onderwijzend personeel;
- opvoedend hulppersoneel;
- psychologisch, sociaal
- paramedisch personeel van het (gespecialiseerd) onderwijs; <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
[1 - administratief personeel.]1
(De bepalingen van dit besluit zijn noch op de personeelsleden van de vrije gesubsidieerde hogescholen noch op de personeelsleden van de hogere kunstscholen van toepassing.) <DCFR 2001-12-20/92, art. 509, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
----------
(1)<DFG 2023-07-06/17, art. 26, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities :
§ 1. maatregelen voor de terbeschikkingstelling : alle maatregelen bepaald in artikel 5 die de terbeschikkingstelling van een vast personeelslid voorkomen.
§ 2. terbeschikkingstelling :
- de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, voortvloeiend uit de volledige afschaffing van een betrekking met al dan niet volledige prestaties;
- het gedeeltelijk verlies van een opdracht door de vermindering van het aantal lestijden in de opdracht van een personeelslid. Wanneer "terbeschikkingstelling" niet nader gepreciseerd wordt, heeft ze betrekking op beide voormelde gevallen.
§ 3. reaffectatie : de terugroeping in dienst van een ter beschikking gesteld personeelslid, in een definitief vacante betrekking van hetzelfde ambt, [1 zoals bepaald door de Regering krachtens artikel 7 van het decreet van 11 april 2014]1[2 of, in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, door het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan]2. Als hij teruggeroepen wordt in een tijdelijk vacante betrekking, dan is de reaffectatie tijdelijk.
In afwijking van het 1e lid wordt in het secundair onderwijs met reaffectatie gelijkgesteld de toestand bedoeld in de artikelen 19 en 20 van het besluit van de Executieve dd. 31 augustus 1992, ter uitvoering van het decreet van 24 juli 1992 tot regeling van het secundair onderwijs met beperkt leerplan.
§ 4. Wedertewerkstelling : onverminderd artikel 14, §§ 2 en 3, de terugroeping van een ter beschikking gesteld personeelslid, in een betrekking van een ambt dat niet voldoet aan de definitie van "hetzelfde ambt" [1 zoals bepaald door de Regering krachtens artikel 7 van het decreet van 11 april 2014]1, tot dezelfde categorie behoort, en waarvoor hij :
1. het vereiste bewijs bezit [3 of het voldoend bekwaamheidsbewijs]3;
2. of vast geworven is.
Ook moet hij dat ambt zonder onderbreking uitgeoefend hebben, zonder onderbreking, gedurende ten minste 6 maanden in de 5 schooljaren vóór zijn recentste terbeschikkingstelling.
[2 Voor het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, wordt het ambt bepaald in het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan.]2
§ 5. Voorlopige terugroeping in dienst :
1° [2 de terugroeping in dienst van een personeelslid in een ander ambt van dezelfde categorie voor de uitoefening waarvan het personeelslid over [3 ...]3 ofwel het schaarstebekwaamheidsbewijs, ofwel een ander bekwaamheidsbewijs beschikt. [3 ...]3;]2
2° de terugroeping van een ter beschikking gesteld personeelslid, in een betrekking van een ambt van een andere categorie waarvoor hij het vereiste bewijs [3 of het voldoend of schaarstebekwaamheidsbewijs]3 bezit;
§ 6. Vacante betrekking : betrekking die voldoet aan een van onderstaande definities :
1° definitief vacante betrekking : elke betrekking die niet toegewezen is aan een vast geworven personeelslid, subsidieerbaar is en waarvoor een weddetoelage aangevraagd is.
2° tijdelijk vacante betrekking : elke betrekking waarvan de titularis vast geworven is en momenteel niet fungeert voor ten minste 10 werkdagen, of die opgericht is tot het einde van het schooljaar.
§ 7. Ambt : elke subsidieerbare activiteit met (on)volledige prestaties, in een onderwijsinrichting uitgeoefend door een personeelslid in een categorie vermeld in artikel 1, § 1, 4. [1 ...]1
(§ 8. Fusie : egalitaire fusie of samenvoeging door opslorping.
Egalitaire fusie : de vereniging tot één inrichting van verschillende inrichtingen die tegelijk verdwijnen.
Samenvoeging door opslorping : de vereniging van inrichtingen waarvan één blijft bestaan en de andere opslorpt.
Herstructurering : overneming (egalitair of door opslorping), door een inrichting, van opties, leerjaren of onderwijsvormen van een gelijkaardige inrichting.
Volledige herstructurering : betreft alle niveaus en onderwijsvormen in verschillende inrichtingen, waarvan het aantal eventueel verminderd wordt.
Gedeeltelijke herstructurering : beperkt tot overdrachten van leerjaren, opties of onderwijsvormen, zonder vermindering van het aantal inrichtingen.) <BFG 1996-08-29/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
(§ 9. OSSO : het overlegorgaan voor de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs waarvan de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsregels zijn vastgelegd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs en houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het secundair onderwijs met volledig leerplan.) <DFG 2002-12-19/49, art. 63, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 124, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2017-10-19/10, art. 37, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(3)<DFG 2020-07-17/30, art. 45, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 2bis. <Ingevoegd bij DFG 2002-12-19/49, art. 64; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De in dit besluit gebruikte afkorting dient voor de betere leesbaarheid als volgt gelezen :
S.S.O. : scholengemeenschap voor secundair onderwijs.
Art.3.§ 1. [2 Voor de toepassing van de artikelen 9 tot 13, wordt verstaan onder "hetzelfde ambt" in het secundair onderwijs rekening houdend met de onderscheiding tussen het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs, enerzijds, en het kunstsecundair onderwijs, anderzijds]2:
1° [1 het ambt zoals bepaald,
- door de Regering krachtens artikel 7 van het decreet van 11 april 2014;
- door het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap]1;
[4 - voor de categorie van het administratief personeel, bij artikel 17, § 1, van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.]4
2° voor het bestuurs- en onderwijzend personeel :
a) elk ambt [1 ...]1 voor de uitoefening of het onderwijs waarvan het personeelslid vast geworven is, mits hij :
- dit ambt uitoefent [1 ...]1;
- of het onderwezen of uitgeoefend heeft gedurende ten minste 6 maanden zonder onderbreking, in de 5 schooljaren vóór het ogenblik waarop deze bepaling toepasselijk is.
[1 ...]1.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt [1 ...]1 een onderscheid gemaakt tussen de lessen godsdienst en niet-confessionele zedenleer en de andere lessen.
(In dat geval moeten de inrichtende machten het aantal lestijden godsdienst of niet-confessionele zedenleer niet toekennen of verhogen en moet het personeelslid geen toekenning of uitbreiding van dat aantal aanvaarden. De toekenning of uitbreiding kan echter gebeuren mits de partijen daarover een akkoord bereiken.) <BFG 1996-08-29/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
b) elk ambt [1 ...]1 waarvoor het personeelslid het vereiste bewijs [3 of van het voldoend bekwaamheidsbewijs met een pedagogische component voor onderwijsopdrachten]3 bezit.
Die bepaling geldt niet voor de toewijzing van lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer, noch in de niet-confessionele inrichtingen voor de toewijzing van een ander ambt aan de titularissen van de ambten van leraar godsdienst of niet-confessionele zedenleer;
3° voor de toepassing van de artikelen 9 tot 13 impliceert "hetzelfde ambt" dat het gaat om een ambt :
- van dezelfde categorie : bestuurs- en onderwijzend personeel; opvoedend hulppersoneel; psychologisch personeel; sociaal personeel; paramedisch personeel; [4 administratief personeel;]4
- van dezelfde aard : wervings-, selectie- of bevorderingsambt;
- [3 ...]3
- dat een bezoldiging verschaft die ten minste gelijk is aan die van het ambt waarin het personeelslid zijn opdracht of een gedeelte ervan verliest, al zijn dezelfde prestaties niet vereist om beide ambten met volledige prestaties uit te oefenen.
[3 Indien het niet mogelijk is geweest het personeelslid te reaffecteren in een ambt van hetzelfde onderwijssniveau als zijn oorspronkelijke ambt, wordt hij, met zijn instemming en die van de inrichtende macht waarin de commissie hem heeft aangewezen, gereaffecteerd in een ambt van een ander onderwijsniveau dan dat waarin hij ter beschikking is gesteld.]3
4° [1 Wat betreft de reaffectatie binnen de inrichtende macht, het ambt dat of een ander ambt dan het ambt dat opgenomen wordt in de verbinding cursus/ambt zoals bepaald door de Regering krachtens artikel 10 van het decreet van 11 april 2014 wat respectief het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs en het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs betreft.]1
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 125, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2017-10-19/10, art. 38, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(3)<DFG 2020-07-17/30, art. 46, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DFG 2023-07-06/17, art. 27, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4. § 1. In afwijking van artikel 3 worden de selectieambten in een oefenschool die deze hoedanigheid verliest wegens een structuurwijziging, gelijkgesteld met wervingsambten.
§ 2. Selectieambten in het middelbaar en technisch normaalonderwijs worden ingedeeld bij de wervingsambten.
Art.5.[1 Bij wijze van afwijking, in het gespecialiseerd onderwijs [2 en gewoon ]2 voor de toepassing van de artikelen 9 en 12 van dit besluit, is de definitie van "hetzelfde ambt" opgenomen in artikel 3 niet van toepassing op het tijdelijk personeelslid dat zijn betrekking moet afstaan wegens de toepassing van voorziene voorafgaande maatregelen of door een reaffectatie, en dat een specifieke bevoegdheid kan bewijzen.
Als verantwoording van een specifieke bevoegdheid geldt voor het tijdelijk personeelslid het feit dat :
- het het ambt heeft uitgeoefend gedurende de nodige duur zodat de betrekking aan de reaffectatie en de wedertewerkstellingen wordt onttrokken, overeenkomstig artikel 39;
- [2 of hoewel het over deze anciënniteit niet beschikt, een specifieke of aanvullende opleiding bekrachtigd met een attest kan bewijzen, overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 11 april 2014, aan de hand van een document opgesteld door de instelling die de opleiding heeft gegeven. Voor het gespecialiseerd onderwijs moet deze instelling opgenomen worden op de lijst [3 bepaald door de Algemene Raad voor het secundair onderwijs]3 of door de Algemene Overlegraad van het secundair onderwijs, voor het gewoon onderwijs]2.]1
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 126, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2019-02-07/16, art. 34, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DFG 2019-04-25/56, art. 55, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.6.[1 § 1. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 wordt het personeelslid dat in vast verband verworven wordt vóór 31 augustus 2016 in het ambt leraar oude talen (Latijn-Grieks) gepresteerd in de lagere en/of hogere graad van het secundair onderwijs en dat de bepalingen bedoeld bij artikel 264, 2°, van het decreet van 11 april 2004 geniet, geacht zijn ambt op beide niveaus uitgeoefend te hebben wanneer alle titularissen van dat ambt leraar AV Oud Grieks en AV Latijn in een inrichting het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten.
§ 2. In inrichtingen waar de titularissen van dat ambt leraar AV Oud Grieks en AV Latijn niet allemaal het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten, gelden de maatregelen vóór de terbeschikkingstelling en de terbeschikkingstelling zelf per niveau voor de personeelsleden in vast verband aangeworven vóór 31 augustus 2016 in het ambt leraar oude talen (Latijn-Grieks).
Nochtans, de in vast verband aangeworven personeelsleden die het vereiste studiebewijs bezitten, verkrijgen het recht, in het andere niveau lessen Latijn of Grieks terug te winnen ten nadele van personeelsleden die al dan niet het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten, op voorwaarde dat deze laatsten minder dienstanciënniteit tellen.]1
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 127, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de inrichtende machten (en aan het OSSO).
Afdeling 1. - Mededeling van de terbeschikkingstelling en van de vacante betrekkingen.
Art.7.§ 1. Elke inrichtende macht moet de bevoegde dienst [1 van de Regering]1 van de Franse Gemeenschap elke beslissing tot terbeschikkingstelling van een personeelslid, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 1e streepje, ter goedkeuring voorleggen met de motivering ervan.
Die mededeling moet de aard van het onderwijs vermelden en moet, voor kennisneming, ondertekend worden door het betrokken personeelslid, dat er eventueel opmerkingen te kennen geeft.
Bij de mededeling gaat de aanvraag van het personeelslid om een wachtweddetoelage te genieten.
De mededeling wordt aan de bevoegde dienst gericht [2 ...]2, binnen de 40 dagen na het verlies van de betrekking.
De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor elk personeelslid waarvan ze de terbeschikkingstelling niet meedeelt.
§ 2. De bevoegde Minister of zijn gemachtigde aanvaardt de terbeschikkingstelling die volgens de in dit besluit bepaalde regels geschied is.
Een beslissing die na de in § 1 bepaalde termijn meegedeeld is door de inrichtende macht, wordt niet aanvaard. De Minister of zijn gemachtigde kan van die termijn afwijken in uitzonderlijke omstandigheden en op met redenen omklede aanvraag.
§ 3. Elke inrichtende macht moet de in § 1 bedoelde dienst, op dezelfde wijze, elk gedeeltelijk verlies van opdracht meedelen. Dit verlies wordt door de Minister of zijn gemachtigde aanvaard.
§ 4. De personeelsleden worden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking of verliezen een gedeelte van hun opdracht op de 1e dag van het school- of academiejaar of op de datum waarop zij hun functie zouden hervat hebben als ze in hun betrekking niet definitief vervangen waren krachtens de reglementering inzake terbeschikkingstelling en verlof.
In afwijking van het 1e lid wordt de terbeschikkingstelling uitgesproken op 1 oktober in het (gespecialiseerd) onderwijs, het onderwijs met beperkt leerplan, en het gewoon secundair onderwijs voor de toestanden die het gevolg zijn van de (her)telling op 1 oktober. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 5. De terbeschikkingstelling voor prestaties boven een ambt met volledige prestaties wordt niet aanvaard.
§ 6. Aanvaardbaar is de terbeschikkingstelling ten gevolge van de daling van de schoolbevolking of van een beslissing van de inrichtende macht betreffende de organisatie van haar onderwijs, met inbegrip van de afschaffing van een inrichting, gewettigd door de toepassing van een rationalisatiemaatregel of toegelaten door de Regering.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 128, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<BFG 2017-10-25/11, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 22-04-2018>
Art. 7bis.<Ingevoegd bij DFG 2002-12-19/49, art. 66; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Elke inrichtende macht moet aan het OSSO :
1° de lijst bezorgen van de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking of met gedeeltelijk opdrachtverlies;
2° de lijst bezorgen van de betrekkingen die zijn ingenomen door de leden van het tijdelijk personeel en die niet gevrijwaard zijn voor reaffectatie en voor wedertewerkstelling in de zin van artikel [1 39]1;
3° het overzicht bezorgen van de definitief vacante betrekkingen voor minstens de duur van het schooljaar die zij heeft toegewezen via wedertewerkstelling of door voorlopige terugroeping in actieve dienst;
4° op zijn verzoek, de lijst bezorgen van alle betrekkingen waarvoor een aanvraag tot weddetoelage is ingediend.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 129, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.8. <DFG 2002-12-19/49, art. 67, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het OSSO bezorgt de (Zonale commissie voor personeelsbeheer) : <DFG 2004-05-12/62, art. 44, a, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° de lijst van de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking of met gedeeltelijk opdrachtverlies die het niet heeft kunnen uitputten;
2° de lijst van de vacante betrekkingen, ingenomen door leden van het tijdelijk personeel die niet gevrijwaard zijn voor reaffectatie, welke nog blijven bestaan na de uitgevoerde reaffectatie;
3° het overzicht van de definitief vacante betrekkingen die de inrichtende macht heeft toegekend door wedertewerkstelling;
4° desgevallend, het proces-verbaal van vaststelling van verdeeldheid bedoeld in artikel 17bis , § 4, van het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs en houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het secundair onderwijs met volledig leerplan.
Afdeling 2. - Maatregelen vóór de terbeschikkingstelling.
Art.9.§ 1. Een inrichtende macht stelt een personeelslid pas ter beschikking, zoals bepaald in artikel 2, § 2, nadat ze in voorkomend geval, in geheel het personeel van haar inrichtingen op het grondgebied van dezelfde gemeente, in onderstaande volgorde :
1° de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen, verminderd heeft tot het vereiste aantal lestijden voor een ambt met volledige prestaties;
2° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt als bijambt uitoefenen;
3° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen en 65 jaar zijn;
4° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden [1 die hetzelfde ambt uitoefenen als niet-prioritaire tijdelijken]1;
[1 behoudens in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die hetzelfde ambt uitoefenen als niet-prioritair tijdelijke in de volgende volgorde :
a) personeelslid dat geen houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs, van een voldoend bekwaamheidsbewijs of van een schaarstebekwaamheidsbewijs vóór deze van een personeelslid dat houder is van een schaarstebekwaamheidsbewijs;
b) personeelslid dat houder is van een schaarstebekwaamheidsbewijs vóór deze van een personeelslid dat houder is van een voldoend bekwaamheidsbewijs [2 of vereist]2;
c) [2 ...]2]1
5° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld zijn en die ze voorlopig terug in dienst geroepen heeft;
6° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden die ze ter beschikking gesteld heeft en voorlopig terug in dienst geroepen heeft;
7° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld werden en die ze wedertewerkgesteld heeft;
8° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van haar personeelsleden bedoeld in artikel 34 van voormeld decreet van 1 februari 1993;
9° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld werden en die ze wedertewerkgesteld heeft;
10° een einde gemaakt heeft aan de prestaties van personeelsleden die door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld werden en die ze gereaffecteerd heeft.
[1 Behoudens in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, alvorens het eerste lid toe te passen, wordt de inrichtende macht ertoe gehouden, bij voorrang, aan het personeelslid bedoeld bij artikel 266, tweede lid, van het decreet van 11 april 2014, de lestijden toe te vertrouwen die gebonden zijn aan de akte tot vaste aanwerving waarvan het houder is.]1
(NOTA : § 2. niet vertaald)
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 130, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2020-07-17/30, art. 47, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en gedeeltelijk verlies van opdracht.
Art.10.§ 1. Onder de gesubsidieerde personeelsleden die vast benoemd zijn en een hoofdambt uitoefenen, wordt degene ter beschikking gesteld, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, die de kleinste dienstanciënniteit heeft onder hen die hetzelfde ambt uitoefenen in de inrichting waar de betrekking verloren gaat. De ambtsanciënniteit geldt wanneer er gelijke dienstanciënniteit is. Als verschillende personeelsleden dezelfde dienst- en ambtsanciënniteit hebben, wordt het jongste ter beschikking gesteld. "Hetzelfde ambt" is het ambt bepaald in artikel 2, § 3.
§ 2. Als de benoemingsakten geen niveau of specifieke vakken vermelden, steunt men op de ambtsbevoegdheden van de personeelsleden op de laatste dag van het vorige schooljaar om te bepalen wie ter beschikking gesteld wordt.
§ 3. Het personeelslid wordt ter beschikking gesteld als volgt :
1° hij die de kleinste dienstanciënniteit heeft en het ambt [1 ...]1 waar uren verloren gaan, wordt ter beschikking gesteld.
2° als hij vast geworven is in verschillende ambten [1 ...]1 en ze uitoefent of uitgeoefend heeft gedurende ten minste 6 maanden, zonder onderbreking, in de 5 voorgaande jaren of als hij voor een ander ambt [1 ...]1 het vereiste studiebewijs bezit, dan moet hij in die ambten [1 ...]1 uren terugwinnen ten nadele van personeelsleden met minder dienstanciënniteit, mits die andere ambten [1 ...]1 :
- tot dezelfde categorie behoren;
- van dezelfde aard zijn;
- tot hetzelfde niveau behoren, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel;
- een bezoldiging bezorgen die ten minste gelijk is aan die van het ambt waarin het personeelslid zijn opdracht verloren heeft.
Op dezelfde wijze wordt bepaald welk ander personeelslid ter beschikking gesteld wordt.
§ 4. Het personeelslid aan wie, ten gevolge van de terbeschikkingstellingen, de inrichtende macht een vacante betrekking toewijst waarvoor hij nog niet vast geworven is, wordt onmiddellijk, ongeacht de datum, vast in dat ambt geworven.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 131, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.11.<BFG 1996-08-29/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996> § 1. De in artikel 10 bedoelde dienstanciënniteit omvat alle tijdelijke of vaste diensten, bezoldigd door de Franse Gemeenschap en verstrekt in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, alsook de met dienstanciënniteit gelijkgestelde onbezoldigde perioden.
§ 2. De ambtsanciënniteit, bedoeld in artikel 10, omvat alle in het betrokken ambt verstrekte tijdelijke of vaste diensten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, die door de Franse Gemeenschap bezoldigd werden, alsook de met dienstanciënniteit gelijkgestelde onbezoldigde perioden.
§ 3. (De dienstanciënniteit en de ambtsanciënniteit worden berekend volgens de nadere regels vastgesteld in artikel 3sexies van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, (gespecialiseerd), middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.) <DFG 1999-02-08/37, art. 110, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1999> <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
[1 In afwijking van het vorige lid worden voor het administratief personeel de dienstanciënniteit en de ambtsanciënniteit berekend volgens de nadere regels bepaald in artikel 46 van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.]1
(§ 4. Voor de toepassing van dit artikel, worden de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap gelijkgesteld met de diensten gepresteerd in het onderwijs van de Franse Gemeenschap.) <DFG 1999-02-08/37, art. 110, 2°, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
----------
(1)<DFG 2023-07-06/17, art. 28, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. - Reaffectatie en voorlopige terugroeping in dienst.
Art.12.In het [1 ...]1 secundair onderwijs moet de inrichtende macht in de reaffectatie voorzien volgens onderstaande regels :
§ 1. De inrichtende macht die over een vacante betrekking beschikt moet ze volgens onderstaande prioriteitsregels toewijzen :
1° aan elk personeelslid dat ter beschikking gesteld is of een gedeelte van zijn opdracht verloren heeft in hetzelfde ambt;
2° aan elk personeelslid, door haar ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking of dat een gedeelte van zijn opdracht verloren heeft in hetzelfde ambt, in een inrichting die ze van een andere inrichtende macht overgenomen heeft, met inbegrip van de overnemingen door fusie na 1 oktober 1989;
3° aan elk personeelslid, dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld is of een gedeelte van zijn opdracht verloren heeft in hetzelfde ambt, in een inrichting van dezelfde scholengemeenschap, bedoeld in artikel 3, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving (, gereaffecteerd door het OSSO, met uitzondering van het personeel dat bestuursfuncties uitoefent). <DFG 2002-12-19/49, art. 68, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
[1 Behoudens in het kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan, alvorens het eerste lid toe te passen, wordt de inrichtende macht ertoe gehouden, bij voorrang, aan het personeelslid bedoeld bij artikel 266, tweede lid, van het decreet van 11 april 2014, de lestijden toe te vertrouwen die gebonden zijn aan de akte tot vaste aanwerving waarvan het houder is.]1
§ 2. De verplichtingen sub 1° en 2° van § 1 gelden enkel voor personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld zijn of een gedeelte van hun opdracht verloren hebben in inrichtingen van dezelfde reaffectatiezone.
Reaffectatiezones omvatten ten minste 2 secundaire scholengemeenschappen, bepaald bij koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen en houdende het rationalisatie- en programmatieplan voor het secundair onderwijs met volledig leerplan.
§ 3. Wanneer verschillende personeelsleden door de inrichtende macht ter beschikking gesteld zijn of een gedeelte van hun opdracht verloren in hetzelfde ambt, moet ze bij de toepassing van de in § 1, 1° en 2° bedoelde verplichtingen, met inachtneming van de bepaalde prioriteitsregeling, degene terug in dienst roepen die de grootste dienstanciënniteit heeft of, bij gelijke dienstanciënniteit, degene die de grootste ambtsanciënniteit heeft.
Bij gelijke dienst- en ambtsanciënniteit heeft het oudste personeelslid voorrang.
Deze verplichting geldt alleen voor wervingsambten.
§ 4. Als de inrichtende machten over verschillende betrekkingen in één ambt beschikken, moeten ze de definitief vacante betrekkingen definitief toewijzen of, als zulks niet mogelijk is, de voor de langste duur tijdelijk vacante betrekkingen.
§ 5. De verplichting sub § 4 geldt ook voor reaffectaties via de (Zonale commissies en Centrale commissie voor personeelsbeheer). <DFG 2004-05-12/62, art. 44, b, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 6. [1 De reaffectatie mag niet leiden tot de verplichting, voor de inrichtende macht, een vacante betrekking in het gespecialiseerd onderwijs toe te vertrouwen aan dat personeelslid, noch voor het personeelslid de verplichting het te aanvaarden, behoudens als het personeelslid er al een benoeming in vast verband geniet.
[2 De reaffectatie mag er niet toe leiden dat de inrichtende macht verplicht is het personeelslid een vacante betrekking in de structuur van de pool toe te wijzen of dat het personeelslid deze betrekking moet aanvaarden, tenzij het personeelslid daar reeds een aanwerving in vast verband geniet.]2
[3 De reaffectatie mag niet leiden tot een verplichting voor de inrichtende macht om een vacante betrekking in een DASPA of een gelijkgestelde structuur of in een FLA- begeleidingsstelsel toe te wijzen of voor het personeelslid om deze vacante betrekking te aanvaarden, tenzij het personeelslid daar reeds een vaste aanwerving heeft.]3
De Inrichtende macht die weigert een reaffectatie toe te kennen moet deze weigering bij de bevoegde commissie voor het beheer van de betrekkingen verantwoorden.]1
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 132, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2021-06-17/29, art. 61, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DFG 2023-07-06/18, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 28-08-2023>
Art.13.
<Opgeheven bij DFG 2014-04-11/37, art. 133, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Afdeling 5. - Wedertewerkstelling.
Art.14.§ 1. Elke inrichtende macht die in de reaffectatie bedoeld in de artikelen 12 en 13, nog een personeelslid ter beschikking heeft, moet hem weder tewerkstellen in elke vacante betrekking van een ambt van dezelfde categorie waarvoor hij :
1° het vereiste bekwaamheidsbewijs [2 of het voldoend bekwaamheidsbewijs]2 bezit, of
2° vast geworven werd.
(Voor de toepassing van lid 1, 2°, moet het personeelslid) bovendien dat ambt gedurende ten minste 6 maanden zonder onderbreking uitgeoefend hebben in de 5 schooljaren vóór zijn jongste terbeschikkingstelling. <DFG 1999-02-08/37, art. 111, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
[1 Alvorens het eerste lid toe te passen, wordt de inrichtende macht ertoe gehouden, bij voorrang, aan het personeelslid bedoeld bij artikel 266, tweede lid, van het decreet van 11 april 2014, de lestijden toe te vertrouwen die gebonden zijn aan de akte tot vaste aanwerving waarvan het houder is.]1
De inrichtende macht moet de betrekkingen door wedertewerkstelling toewijzen in onderstaande volgorde :
1° aan elk personeelslid dat ze ter beschikking gesteld heeft
2° aan elk personeelslid dat ze ter beschikking gesteld heeft in een van een andere inrichtende macht overgenomen school, met inbegrip van de overneming door fusie na 1 oktober 1989.
De verplichtingen sub 1° en 2° gelden in het [1 ...]1 secundair onderwijs enkel voor personeelsleden, ter beschikking gesteld in inrichtingen van dezelfde reaffectatiezone. Ze gelden niet voor hen die ter beschikking gesteld zijn in een school van dezelfde inrichtende macht in dezelfde scholengemeenschap, bedoeld in artikel 12, § 1, 3°.
§ 2. De inrichtende macht die verschillende personen in hetzelfde ambt ter beschikking gesteld heeft, moet voor de toepassing van § 1, 1° en 2°, volgens de gestelde prioriteitsregeling, degene die de grootste dienstanciënniteit heeft, en bij gelijke dienstanciënniteit die met de grootste ambtsanciënniteit terug in dienst roepen.
Bij gelijke dienst- en ambtsanciënniteit krijgt het oudste personeelslid voorrang.
Die verplichting geldt enkel voor wervingsambten.
§ 3. Het bepaalde in § 1 geldt niet voor de toewijzing van lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer, noch, in het niet-confessioneel onderwijs, voor de toewijzing van een ander ambt aan de titularissen van een ambt van godsdienstleraar.
§ 4. De wedertewerkstelling kan er niet toe leiden dat een inrichtende macht een selectie- of bevorderingsambt moet toewijzen aan een, in een wervingsambt wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid, of een bevorderingsambt aan een wegens ontstentenis van betrekking in een selectieambt ter beschikking gesteld personeelslid, of een ambt in het hoger onderwijs van het korte type zou moeten toewijzen aan een in het secundair onderwijs wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid.
[4 Het mag er evenmin toe leiden dat de inrichtende macht verplicht wordt een vacante betrekking toe te wijzen of dat het personeelslid verplicht wordt een vacante betrekking te aanvaarden in het gespecialiseerd onderwijs of in de structuur van een territoriaal cluster, in een DASPA of een gelijkgestelde structuur of in een FLA- begeleidingsstelsel, in het artistiek secundair onderwijs met beperkt leerplan, in het onderwijs voor sociale promotie of in het alternerend secundair onderwijs.]4
Die mogelijkheden vereisen de instemming van beide partijen.
Deze bepaling geldt voor alle onderwijsvormen waarop dit besluit toepasselijk is.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 134, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2020-07-17/30, art. 48, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<DFG 2021-06-17/29, art. 62, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(4)<DFG 2023-07-06/18, art. 11, 023; Inwerkingtreding : 28-08-2023>
Afdeling 6. - Verlenging van de reaffectatie.
Art.15.§ 1. De reaffectaties, in een schooljaar verricht door de inrichtende machten of op initiatief van de (Commissies voor personeelsbeheer), worden voor het volgende schooljaar verlengd (in de inrichting waar de aanstelling gebeurde). <BFG 1996-08-29/30, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996> <DFG 2004-05-12/62, art. 44, c, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 2. De verlenging van de opdracht van het gereaffecteerd personeelslid wordt van ambtswege uitgebreid door de inrichtende macht wanneer een verlenging van de prestaties mogelijk is en tot beloop van het aantal lestijden waarvoor een terbeschikkingstelling geldt (met naveling van de afwegingsregels). <BFG 1996-08-29/30, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
§ 3. Aan reaffectatie of wedertewerkstelling komt een einde :
1° bij de terugkeer van de titularis van de betrekking, als de reaffectatie tijdelijk is;
2° als het personeelslid vast geworven is in een vacante betrekking door de inrichtende macht die hem ter beschikking gesteld had of bij een andere inrichtende macht;
3° als de inrichtende macht die hem via reaffectatie of wedertewerkstelling opgenomen heeft :
- een beroep moet doen op elk personeelslid dat ze in datzelfde ambt ter beschikking stelde;
- een beroep moet doen op elk personeelslid dat in datzelfde ambt ter beschikking gesteld is in een van een andere inrichtende macht overgenomen school.
4° als de (Centrale commissie voor personeelsbeheer), op verzoek van de inrichtende macht of van het personeelslid aan de reaffectatie of wedertewerkstelling een einde maakt op de wijze en voorwaarden die de bevoegde Minister bepaalt. <DFG 2004-05-12/62, art. 44, c, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
5° als het personeelslid de voorwaarden vervult voor een nieuwe vaste werving in zijn nieuw ambt maar de mogelijkheid niet benut om gevolg te geven aan het aanbod tot vaste werving, uitgaande van de inrichtende macht waarbij hij gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is.
Het 1e lid geldt niet wanneer de betrokkene wedertewerkgesteld is in een ambt dat hem bij vaste werving een lagere bezoldiging zou verschaffen en zolang hij niet gereaffecteerd kan worden.
6° als het personeelslid de verplichtingen gesteld bij de artikelen 14 en 21 van voormeld decreet van 1 februari 1993 niet aanvaardt of niet naleeft.
§ 4. Aan de verlenging van een reaffectatie of wedertewerkstelling kan ook een einde gemaakt worden in gemeen overleg of bij zware tekortkoming.
[1 In beide gevallen komt het de Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen toe om de redenen die in het verzoek om niet-verlenging worden opgegeven, soeverein te beoordelen.]1
[2 In geval van reaffectatie tussen verschillende onderwijsnetwerken of tussen netwerken van hetzelfde onderwijsnetwerk maar van verschillende aard kan het personeelslid of de ontvangende inrichtende macht ook verzoeken om beëindiging van de reaffectatie, in welk geval deze van ambtswege wordt toegekend door de centrale commissie voor het beheer van de betrekkingen.]2
[1 § 5. Verzoeken om niet-verlenging met voorafgaande toestemming van de Centrale Commissie voor het beheer van de betrekkingen moeten elk jaar, op straffe van verval, vóór 31 mei bij deze commissie worden ingediend.]1
----------
(1)<DFG 2019-05-03/38, art. 89, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DFG 2020-07-17/30, art. 49, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK III. - Voorlopige terugroeping in actieve dienst.
Art.16.§ 1. Elk inrichtende macht die een van haar ter beschikking gestelde personeelsleden niet kon reaffecteren, kan hem voorlopig terug in dienst roepen :
- in dezelfde inrichting;
- in de inrichtingen die ze op het grondgebied van dezelfde gemeente organiseert en, in het [1 ...]1 secundair onderwijs, in een van haar inrichtingen in dezelfde scholengemeenschap.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 135, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.17.(Onverminderd artikel 2, § 5, kan de inrichtende macht in het [2 ...]2 secundair onderwijs ook:) <BFG 1996-08-29/30, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
§ 1. Aan een vast geworven personeelslid in de lagere graad, die ze ter beschikking stelde en niet kon reaffecteren noch wedertewerkstellen, een vacante betrekking toewijzen :
1° in het 4e jaar in de hogere graad, in het ambt [2 ...]2 die dat personeelslid mag onderwijzen in de graad waar hij vast geworven is op grond van een vereist bekwaamheidsbewijs [2 of van een voldoend bekwaamheidsbewijs]2;
2° in de 3e graad van het secundair beroepsonderwijs van type 1, in de hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs van type 2, in een ambt van leraar algemene [2 ...]2 vakken die dat personeelslid mag onderwijzen in de graad waar hij vast geworven is op grond van een vereist bekwaamheidsbewijs [2 of van een voldoend bekwaamheidsbewijs]2.
§ 2. aan een vast geworven personeelslid in de hogere graad, die ze ter beschikking stelde en niet kon reaffecteren noch wedertewerkstellen, een vacante betrekking toewijzen in de 2e graad van het secundair onderwijs van type 1 in de leerjaren van de lagere graad of in het 3e, 4e en 5e jaar van de lagere graad van het secundair onderwijs van type 2, in het ambt [2 ...]2 die dat personeelslid mag onderwijzen in de graad waar hij vast geworven is op grond van een vereist bekwaamheidsbewijs [2 of van een voldoend bekwaamheidsbewijs]2.
(§ 3. Ieder personeelslid dat ze ter beschikking heeft gesteld of niet meer kon reaffecteren noch wedertewerkstellen, elk wervingsambt van het opvoedend personeel toewijzen, waarvoor de betrokkene het vereiste bekwaamheidsbewijs [4 of voldoend bekwaamheidsbewijs]4 bezit.) <DFG 1998-07-17/34, art. 13, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
(§ 4). aan een personeelslid dat ze ter beschikking stelde en niet kon reaffecteren noch wedertewerkstellen, met zijn instemming een vacante betrekking toewijzen in een ander ambt van dezelfde categorie, waarvoor dat personeelslid een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs van groep A bezit (...) [1 of [2 [4 ...]4 het schaarstebekwaamheidsbewijs]2]1. <DFG 1998-07-17/34, art. 13, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
[3 § 5. Met zijn instemming, aan een personeelslid dat ze ter beschikking stelde en niet kon reaffecteren noch wedertewerkstellen, elke vacante betrekking toewijzen in een ambt van dezelfde categorie, waarvoor dat personeelslid een ander bekwaamheidsbewijs bezit [4 ...]4.
De bepaling opgenomen in het eerste lid kan niet tot gevolg hebben, naar aanleiding van een voorlopige terugroeping in activiteit, lestijden toe te kennen die aan een prioritair tijdelijk personeelslid of een tijdelijk personeelslid dat houder is van een bekwaamheidsbewijs van een hogere categorie zouden moeten worden toevertrouwd.]3
----------
(1)<DFG 2007-07-19/89, art. 7, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DFG 2014-04-11/37, art. 136, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<DFG 2017-10-19/10, art. 39, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(4)<DFG 2020-07-17/30, art. 50, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.18.§ 1. Artikel 17 geldt ook voor elke inrichtende macht die, met de instemming van het personeelslid en van diens inrichtende macht, een door een andere inrichtende macht ter beschikking gesteld personeelslid voorlopig terug in dienst roept.
§ 2. De bij voorlopige terugroeping toegewezen ambten [1 ...]1 geven niet van ambtswege recht op een vaste werving in dat andere ambt.
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 137, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK IIIbis. -
Afdeling 1. -
Art.19. <Ingevoegd bij 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Dit hoofdstuk wordt toepasselijk op het ogenblik van de fusie of herstructurering.
In alle gevallen van fusie of herstructurering gelden de algemene bepalingen van dit besluit, behoudens bijzondere bepalingen in dit hoofdstuk.
De verplichtingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling in de uit fusie of globale herstructurering ontstane inrichting(en), van de personeelsleden, ter beschikking gesteld in een selectie- of bevorderingsambt in een bij een fusie of globale herstructurering betrokken inrichting, zijn ook toepasselijk als de inrichtingen tot verschillende reaffectatiezones behoren.
Art.20. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Voor de toepassing van dit hoofdstuk komt de inrichtende macht van de opslorpende of uit de fusie ontstane inrichting de verplichtingen van artikel 15 na jegens de krachtens deze bepaling gereaffecteerde of wedertewerkgestelde personeelsleden die in de opgeslorpte of gefuseerde inrichtingen presteerden.
Afdeling 2. -
Onderafdeling 1. -
Art.21. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Bij egalitaire fusie van inrichtingen worden alle personeelsleden van die inrichtingen ter beschikking gesteld zonder toepassing van de voorafgaande maatregelen bedoeld in artikel 9, in andere inrichtingen, door de inrichtende macht georganiseerd in dezelfde gemeente.
Onderafdeling 2. -
Art.22. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> § 1. Personeelsleden, titularis van een wervingsambt en ter beschikking gesteld krachtens artikel 21, worden prioritair en volgens hun anciënniteit gereaffecteerd in definitief vacante betrekkingen in de uit de fusie ontstane inrichting.
Dit geldt ook voor personeelsleden, vóór de fusie ter beschikking gesteld in de gefuseerde inrichtingen.
De leden 1 en 2 gelden ook voor gefuseerde inrichtingen van verschillende reaffectatiezones.
Mochten er na toepassing van de leden 1 tot 3 nog definitief vacante betrekkingen overblijven in de uit fusie ontstane inrichting dan worden ze toegewezen volgens de regels van hoofdstuk II, afdelingen 2 en 4.
§ 2. Voor personeelsleden van gefuseerde inrichtingen die niet definitief gereaffecteerd werden, na toepassing van § 1, in de uit fusie ontstane inrichting voor de volledige opdracht waarvoor zij ter beschikking gesteld werden, worden volgende regels toegepast naar gelang van hun anciënniteit, volgens onderstaande prioriteitsregeling :
1° reaffectatie in definitief vacante betrekkingen in de andere inrichtingen van dezelfde inrichtende macht in dezelfde reaffectatiezone;
2° reaffectatie in tijdelijk vacante betrekkingen in de uit fusie ontstane inrichting, zelfs als de gefuseerde inrichtingen tot verschillende reaffectatiezones behoren;
3° reaffectatie in tijdelijk vacante betrekkingen in andere inrichtingen van dezelfde inrichtende macht in dezelfde reaffectatiezone;
4° reaffectatie in tijdelijk vacante betrekkingen van een andere inrichting van dezelfde scholengemeenschap als de uit fusie ontstane inrichting.
Voor de toepassing van 2° hebben personeelsleden van de gefuseerde inrichting voorrang op personeelsleden van de inrichtende macht van de uit fusie ontstane inrichting, in de reaffectatiezone waar deze gelegen is.
§ 3. De verplichtingen om de in een selectie- of bevorderingsambt ter beschikking gestelde personeelsleden te reaffecteren in de scholengemeenschap, gelden in de scholengemeenschap van de uit fusie ontstane inrichting.
Art.23. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De in artikel 21 bedoelde personeelsleden die nog niet gereaffecteerd werden na toepassing van artikel 22, worden naar gelang van hun anciënniteit wedertewerkgesteld volgens onderstaande prioriteitsregeling, in vacante betrekkingen :
1° van de uit fusie ontstane inrichting, zelfs als de gefuseerde inrichtingen tot verschillende reaffectatiezones behoren;
2° van de door dezelfde inrichtende macht georganiseerde inrichtingen in dezelfde zone.
Voor de toepassing van 1° hebben personeelsleden, ter beschikking gesteld in de gefuseerde inrichtingen, voorrang op personeelsleden, door de inrichtende macht ter beschikking gesteld in haar andere inrichtingen in de reaffectatiezone waar de uit fusie ontstane inrichting gelegen is.
Onderafdeling 3. -
Art.24. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Voor personeelsleden van de gefuseerde inrichtingen gelden de verrichtingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling, bedoeld in de artikelen 22 en 23.
Onderafdeling 4. -
Art.25. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Voor personeelsleden van de gefuseerde inrichtingen gelden de reaffectatie en de wedertewerkstelling, bedoeld in artikel 22, § 1, leden 1 tot 3, § 2, 1e lid, 2° en 4°, en § 3, en in artikel 23, 1e lid.
Afdeling 3. -
Onderafdeling 1. -
Art.26. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Alleen de personeelsleden van de opgeslorpte inrichtingen worden ter beschikking gesteld zonder toepassing van de in artikel 9 bedoelde voorafgaande maatregelen.
De terbeschikkingstelling wordt in de inrichting van herkomst uitgesproken.
Onderafdeling 2. - Opslorping van inrichtingen van de inrichtende macht van de opslorpende inrichting.
Art.27. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De definitief vacante en daarna de tijdelijk vacante betrekkingen in de opslorpende inrichting worden prioritair toegewezen door reaffectatie, volgens de anciënniteit, aan de ter beschikking gestelde personeelsleden van die inrichting.
Art.28. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De reaffectatie van ter beschikking gestelde personeelsleden van de opslorpende inrichtingen gebeurt, naar gelang van de anciënniteit, volgens onderstaande prioriteitsregeling :
1° in de nog definitief vacante betrekkingen van de opslorpende inrichting na toepassing van artikel 27, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen niet tot de reaffectatiezone van de opslorpende inrichting behoren.
Mochten er na toepassing van het 1e lid nog definitief vacante betrekkingen zijn in de opslorpende inrichting, dan worden ze toegewezen overeenkomstig hoofdstuk II, afdelingen 2 en 4;
2° in definitief vacante betrekkingen in de andere inrichtingen van de inrichtende macht in dezelfde reaffectatiezone;
3° in tijdelijk vacante betrekkingen na toepassing van artikel 27, in de opslorpende inrichting, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen tot een andere reaffectatiezone behoren dan de opslorpende inrichting;
4° in tijdelijk vacante betrekkingen in andere inrichtingen van dezelfde inrichtende macht in dezelfde reaffectatiezone;
5° in vacante betrekkingen van een andere inrichting van dezelfde scholengemeenschap dan de inrichting waar de terbeschikkingstelling werd uitgesproken.
Voor de toepassing van 3° hebben personeelsleden van een opgeslorpte inrichting voorrang op personeelsleden, ter beschikking gesteld in andere inrichtingen van de inrichtende macht in de reaffectatiezone waar de opgeslorpte inrichting gelegen is.
Art.29. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De in artikel 26 bedoelde personeelsleden die nog niet gereaffecteerd werden na toepassing van artikel 28, worden naar gelang van hun anciënniteit wedertewerkgesteld volgens onderstaande prioriteitsregeling, in vacante betrekkingen :
1° van de opslorpende inrichting, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen tot verschillende reaffectatiezones behoren;
2° van de door dezelfde inrichtende macht georganiseerde inrichtingen in dezelfde zone.
Voor de toepassing van 1° hebben personeelsleden, ter beschikking gesteld in de opgeslorpte inrichtingen, voorrang op personeelsleden, door de inrichtende macht ter beschikking gesteld in haar andere inrichtingen in de reaffectatiezone waar de opslorpende inrichting gelegen is.
Art.30. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De artikelen 27 tot 29 gelden voor personeelsleden die titularis van een wervingsambt zijn.
Onderafdeling 3. -
Art.31. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De definitief vacante en daarna de tijdelijk vacante betrekkingen in de opslorpende inrichting worden prioritair toegewezen door reaffectatie, volgens de anciënniteit, aan de ter beschikking gestelde personeelsleden van die inrichting.
Art.32. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De reaffectatie van ter beschikking gestelde personeelsleden van de opgeslorpte inrichtingen gebeurt, naar gelang van de anciënniteit, volgens onderstaande prioriteitsregeling :
1° in de nog definitief vacante betrekkingen van de opslorpende inrichting na toepassing van artikel 31, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen niet tot de reaffectatiezone van de opslorpende inrichting behoren.
Mochten er na toepassing van het 1e lid nog definitief vacante betrekkingen zijn in de opslorpende inrichting, dan worden ze toegewezen overeenkomstig hoofdstuk II, afdelingen 2 en 4;
2° in definitief vacante betrekkingen in de andere inrichtingen van de inrichtende macht die de terbeschikkingstelling uitsprak, in dezelfde reaffectatiezone;
3° in tijdelijk vacante betrekkingen na toepassing van artikel 31, in de opslorpende inrichting, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen tot een andere reaffectatiezone behoren dan de opslorpende inrichting;
4° in tijdelijk vacante betrekkingen in andere inrichtingen van de zelfde inrichtende macht in dezelfde reaffectatiezone;
5° in vacante betrekkingen van een andere inrichting van dezelfde scholengemeenschap als de inrichting waar de terbeschikkingstelling werd uitgesproken.
Voor de toepassing van 3° hebben personeelsleden van een opgeslorpte inrichting voorrang op personeelsleden, ter beschikking gesteld in andere inrichtingen van de inrichtende macht in de reaffectatiezone waar de opgeslorpte inrichting gelegen is.
Art.33. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De in artikel 26 bedoelde personeelsleden die nog niet gereaffecteerd werden na toepassing van artikel 28, worden naar gelang van hun anciënniteit wedertewerkgesteld volgens onderstaande prioriteitsregeling, in vacante betrekkingen :
1° van de opslorpende inrichting, zelfs als de opgeslorpte inrichtingen tot verschillende reaffectatiezones behoren;
2° van de door dezelfde inrichtende macht georganiseerde inrichtingen in dezelfde zone.
Voor de toepassing van 1° hebben personeelsleden, ter beschikking gesteld in de opgeslorpte inrichtingen, voorrang op personeelsleden, door de inrichtende macht ter beschikking gesteld in haar andere inrichtingen in de reaffectatiezone waar de opslorpende inrichting gelegen is.
Art.34. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De artikelen 31 tot 33 gelden voor personeelsleden die titularis van een wervingsambt zijn.
Afdeling 4. -
Art.35. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> De bepalingen van de artikelen 19 tot 34 gelden, volgens het geval, voor volledige herstructurering.
Wanneer in die artikelen sprake is van de uit fusie ontstane inrichting, dan bedoelt men ook de of een inrichting, ontstaan uit volledige herstructurering.
Onder opslorpende inrichting bedoelt men in die artikelen ook : de of een opslorpende inrichting.
In die artikelen betekent "de bij de fusie betrokken inrichtingen" ook "de bij een volledige herstructurering betrokken inrichtingen".
Afdeling 5. -
Art.36. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Personeelsleden van het overgedragen gedeelte van een inrichting, overgenomen door een andere inrichting bij een egalitaire gedeeltelijke herstructurering, staan op gelijke voet met de personeelsleden van de overnemende inrichting voor de toepassing van dit besluit, zowel voor de in artikel 9 bedoelde voorafgaande maatregelen als voor een terbeschikkingstelling.
Art.37. <Ingevoegd bij BFG 1996-08-29/30, art. 7, Inwerkingtreding : 01-09-1996> <Zie nota onder TITEL> Personeelsleden van het overgedragen gedeelte van een inrichting overgenomen door een andere inrichting bij een gedeeltelijke herstructurering door opslorping, worden in laatstgenoemde inrichting aangesteld naar gelang van de nog definitief vacante betrekkingen, eventueel na reaffectatie van de ter beschikking gestelde personeelsleden van de overnemende inrichting.
HOOFDSTUK IV. - Toekenning van een wachtweddetoelage.
Art.38. (Vorig 19) <Zie nota onder TITEL> § 1. De personeelsleden die wegens totale ontstentenis van betrekking ter beschikking werden gesteld, genieten op hun verzoek een wachtweddetoelage onder dezelfde voorwaarden als in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs.
§ 2. De personeelsleden die hun opdracht gedeeltelijk verliezen, bewaren, op hun verzoek en zonder duurbeperking, het voordeel van de weddetoelage, verbonden aan de prestaties die zij uitoefenden voordat zij hun opdracht gedeeltelijk verloren.
§ 3. Elk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld personeelslid krijgt opnieuw de weddetoelage voor actieve dienst die overeenstemt met de prestaties die hij genoot vóór zijn terbeschikkingstelling wegens totale ontstentenis van betrekking, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijke wedertewerkstelling.
§ 4. Elk personeelslid dat gereaffecteerd of wedertewerkgesteld wordt in een ambt dat hem een hogere bezoldiging verschaft dan die welke hij vroeger genoot, verkrijgt, naast de bovenvermelde weddetoelage, een toelage volgens de voorwaarden vastgesteld, naar gelang van het geval, door het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap dd. 11 september 1993, genomen ter uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschap dd. 12 juli 1993, of door het koninklijk besluit dd. 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt.
§ 5. De tijd gedurende welke een personeelslid gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is in het gesubsidieerd of in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs schorst de terbeschikkingstellingstijd voor de berekening van de in § 1 bedoelde wachtweddetoelage, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of van gedeeltelijke wedertewerkstelling. De zomervakantie is begrepen in de in lid 1 vermelde periode voor de in een gesubsidieerd ambt met onbepaalde duur gereaffecteerde of wedertewerkgestelde personeelsleden.
§ 6. De personeelsleden in vast verband aangeworven in één van de selectieambten bedoeld in artikel 6 C, punten 11 en 12, van bovenvermeld besluit bewaren ten belope van de prestaties waarmee zij belast waren, het voordeel van het geldelijk statuut verbonden aan hun benoeming wanneer de inrichting waar zij onderwijzen, door structuurwijziging ophoudt een middelbare oefenschool te zijn.
HOOFDSTUK V. - Betrekkingen onttrokken aan reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art.39.(vorig 20) § 1. Geen enkele betrekking waarvan sprake in § 2 mag aan reaffectatie en wedertewerkstelling onttrokken worden waarvoor de inrichtende macht alsmede de inrichtende machten van de scholengemeenschap voor secundair onderwijs krachtens deze regeling moeten zorgen.
(§ 1bis. Moeten niet aan het OSSO aangegeven worden, de betrekkingen bekleed [1 door de personeelsleden, houder van een vereist of voldoend bekwaamheidsbewijs, met in totaal meer dan 2 160 dagen dienstanciënniteit]1 bij de inrichtende macht.) <DFG 2003-07-17/44, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
§ 2. (Moeten niet aan de door haar in hoofdstuk VII bedoelde (Commissies voor personeelsbeheer) aangegeven worden, de betrekkingen bekleed [1 door de personeelsleden die houder van een vereist of voldoend bekwaamheidsbewijs zijn en die]1 : <DFG 2004-05-12/62, art. 44, d, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° op het einde van het voorgaande schooljaar, 720 dienstdagen telden in het gesubsidieerd vrij onderwijs, gespreid over minstens drie schooljaren en berekend volgens de voorwaarden vastgesteld in artikel 29bis van het decreet van 1 februari 1993 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
2° minstens 360 dagen van de 720 vereiste dagen vervuld hebben in een ambt van de betrokken categorie;
3° minstens 360 dagen van de 720 vereiste dagen vervuld hebben bij de inrichtende macht. Deze 360 dagen zijn gespreid over minstens twee schooljaren.) <DFG 2002-12-19/49, art. 70, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(§ 2bis. Moeten niet aan de in hoofdstuk VII bedoelde [1 commissies voor het beheer van de betrekkingen]1 noch aan het OSSO aangegeven worden, de betrekkingen bekleed door de personeelsleden die een van de voorrangen genieten, bedoeld in artikel 29quater, 1°bis, 1°ter [2 , 2° en 2° bis]2, van voornoemd decreet van 1 februari 1993.) <DFG 2003-07-17/44, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(§ 3. De reaffectaties verricht door het OSSO en de reaffectaties en wedertewerkstellingen verricht door de (Zonale en Centrale Commissies voor personeelsbeheer), uitgezonderd hun verlenging, kunnen een personeelslid de betrekking niet ontnemen welke is bekomen met toepassing (van artikel 29quater, 1°bis, 1°ter [2 , 2° en 2° bis]2), van het decreet van 1 februari 1993 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs.) <DFG 2003-07-17/44, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2003-07-17/44, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2003> <DFG 2004-05-12/62, art. 44, d, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
(De verlenging van de prioritaire affectatie bedoeld in artikel 29quater, 1°bis, van voornoemd decreet van 1 februari 1993 heeft voorrang op respectief de verlenging van de prioritaire affectatie bedoeld in artikel 29quater, 2° [2 en 2° bis]2, en de verlenging van de reaffectatie of van de wedertewerkstelling bedoeld in lid 1.) <DFG 2003-07-17/44, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 138, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DFG 2021-07-19/12, art. 69, 021; Inwerkingtreding : 09-09-2021>
HOOFDSTUK VI. - Rechten en verplichtingen van het ter beschikking gestelde personeel.
Art.40.(vorig 21) <Zie nota onder TITEL> § 1. Elk personeelslid dat ter beschikking gesteld werd zoals bedoeld in artikel 2, § 2, is ertoe gehouden een reaffectatie te aanvaarden ten belope van het aantal verloren lestijden (met naleving van de afwegingsregels), wat het aantal ook moge wezen van de inrichtingen waar hij zijn prestaties zal moeten verstrekken, indien de betrekking hem wordt aangeboden : <BFG 1996-08-29/30, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
1° door de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld of verklaarde dat hij zijn opdracht gedeeltelijk verloren had;
2° door de inrichtende macht die de inrichting heeft overgenomen waar dat personeelslid ter beschikking werd gesteld of waar hij zijn opdracht gedeeltelijk verloor;
3° in het [1 ...]1 secundair onderwijs door elke inrichtende macht van een inrichting van hetzelfde net, die deel uitmaakt van dezelfde scholengemeenschap voor secundair onderwijs.
(Het personeelslid kan echter een aangeboden betrekking weigeren in een inrichting in een andere gemeente dan die waar hij ter beschikking gesteld werd, als die inrichting meer dan 25 km van zijn woonplaats verwijderd is en hij meer dan 4 uur per dag onderweg zou zijn met het gemeenschappelijk vervoer.
[3 Wat de limiet van 25 km betreft, kan de reaffectatie, de tewerkstelling of de voorlopige terugroeping in dienst van het personeelslid evenwel plaatsvinden over een afstand van meer dan 25 km, indien de vestiging waar het personeelslid werkzaam was op het moment dat hij werd ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking of wegens aangegeven gedeeltelijk opdrachtverlies, zich op een grotere afstand bevond, maar mag deze afstand niet worden overschreden.]3
Voor de toepassing van het 2e lid worden de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als één gemeente beschouwd.
Het personeelslid kan ook een aangeboden betrekking weigeren als ze tijdelijk vacant is in de scholengemeenschap en hij daarbuiten een definitief vacante betrekking vindt.
Hij kan echter de krachtens het 2e en het [3 5e]3 lid afgewezen betrekkingen later niet aanvragen.) <BFG 1996-08-29/30, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
§ 2. Elk personeelslid dat ter beschikking gesteld en reeds gereaffecteerd werd onder de hierboven gepreciseerde omstandigheden of nog moet worden gereaffecteerd, zijn ambt uitoefent in minstens drie inrichtingen of vestigingen en een geheel van prestaties uitoefent gelijk aan minstens 75 % van het aantal vereiste lestijden voor een ambt met volledige prestaties, mag elke bijkomende opdracht van de hand wijzen die hem als reaffectatie wordt aangeboden.
- door een andere inrichtende macht dan die vermeld in § 1, alsmede door de (Zonale en centrale commissies voor personeelsbeheer); <DFG 2004-05-12/62, art. 44, e, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
- of die niet gelegen is op het grondgebied van dezelfde gemeente.
§ 3. De in § 1 en in § 2 vermelde bepalingen gelden ook voor de wedertewerkstelling, mits deze slechts bij ontstentenis van reaffectatie gebeurt;
§ 4. Elke persoon wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld of die zijn opdracht gedeeltelijk heeft verloren, moet zijn aanvaarding of zijn gemotiveerde weigering [2 ...]2 aan de inrichtende macht en aan de bevoegde (Commissie voor personeelsbeheer) mededelen binnen een termijn van [3 vijf]3 kalenderdagen te rekenen van de datum van zijn reaffectatie of wedertewerkstelling; <DFG 2004-05-12/62, art. 44, e, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Als de weigering door de commissie als ongegrond wordt beschouwd, wordt bedoelde persoon uit zijn ambt ontzet overeenkomstig (artikelen 71quater , 13° en 72, § 1, 6°) van bovenvermeld decreet dd. 1 februari 1993, na het eventueel beroep bedoeld in (artikel 41, § 2, 4°), van dit besluit. <DFG 2002-12-19/49, art. 71, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(In geval van beroep tegen de reaffectatie van het OSSO, wordt een kopie van de in vorig lid bedoelde kennisgeving door de inrichtende macht bezorgd aan het OSSO binnen [3 vijf]3 kalenderdagen vanaf de ontvangst van de kennisgeving.) <DFG 2002-12-19/49, art. 71, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
De beslissing van voormelde commissie wordt [2 ...]2 aan de betrokkene bekendgemaakt.
Het indienen van beroep [3 schorst]3 voor het personeelslid de verplichting [3 ...]3 op om zijn ambt waar te nemen.
§ 5. Elke persoon die wegens totale ontstentenis van betrekking of wegens gedeeltelijk verlies van opdracht ter beschikking werd gesteld en die niet kon gereaffecteerd of voorlopig in actieve dienst teruggeroepen worden, moet ter beschikking staan van de inrichtende macht die haar ter beschikking gesteld heeft of haar een deel van haar opdracht deed verliezen ten belope van het aantal lestijden dat overeenstemt met de prestaties die hij uitoefende voor de terbeschikkingstelling of voor het gedeeltelijk verlies van opdracht, om [4 waarvan de aard en de nadere regels door de Regering worden vastgesteld]4 taken uit te voeren.
Het uitvoeren van bovenvermelde taken mag echter niet tot het handhaven van de betrekking in het opgeheven ambt leiden.
Als de wachtweddetoelage van het wegens ontstentenis van betrekking non-actief personeelslid beperkt is tot een bepaald percentage, wordt het aantal lestijden in dezelfde mate verminderd.
§ 6. Een personeelslid dat ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking of wegens gedeeltelijk verlies van opdracht, mag, op eigen verzoek, tijdelijk zijn recht schorsen op de wachtweddetoelage die overeenkomt met de prestaties die het voorwerp zijn van zijn terbeschikkingstelling of gedeeltelijk verlies van opdracht.
Deze schorsing, die volledig of gedeeltelijk kan zijn, wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de inrichtende macht en door haar toedoen aan het bevoegde bestuur overgezonden bij het mededelen van de terbeschikkingstellingen.
(NOTA : Lid 3 niet vertaald)
In dat geval is de inrichtende macht ertoe gehouden voormeld personeelslid die betrekking toe te wijzen.
Deze schorsing slaat op de duur van het schooljaar of op het deel ervan dat nog moet gedekt worden wanneer de terbeschikkingstelling in de loop van het schooljaar wordt erkend.
Ze mag bij het begin van een later schooljaar worden hernieuwd en zonodig gewijzigd wat de omvang van de prestaties betreft, onder dezelfde voorwaarden als hierboven.
§ 7. Een personeelslid, ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kan gereaffecteerd of voorlopig in actieve dienst teruggeroepen worden door zijn inrichtende macht, ongeacht de duur van deze terugroeping. Gedurende die periode staat hij van rechtswege in de administratieve stand dienstactiviteit.
(§ 8. [3 Indien een tijdelijke vacature ontstaat bij de inrichtende macht die de betrokkene heeft ter beschikking gesteld, of indien de betrokkene reeds voor onbepaalde tijd of ten minste tot het einde van het schooljaar in dienst is van een andere inrichtende macht, is hij verplicht in die dienst te blijven.]3
Als een betrekking definitief vacant wordt bij de inrichtende macht die hem ter beschikking gesteld heeft en hij reeds bij deze of een andere inrichtende macht een betrekking bekleedt van onbepaalde duur of tot het einde van het schooljaar, dan moet hij het nieuwe aanbod aanvaarden. Hij kan er echter pas in dienst treden na afloop van het schooljaar, tenzij de twee inrichtende machten het eens worden.) <BFG 1996-08-29/30, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
----------
(1)<DFG 2014-04-11/37, art. 139, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<BFG 2017-10-25/11, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 22-04-2018>
(3)<DFG 2020-07-17/30, art. 51, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DFG 2024-05-16/79, art. 87, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK VII. - Reaffectatieorganen.
Art.41.(vorig 22) <Zie nota onder TITEL> § 1. (Het in § 2 bedoelde reaffectatieorgaan is de Centrale Commissie voor personeelsbeheer voor het gesubsidieerd vrij gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, kunstonderwijs en onderwijs voor sociale promotie, opgericht door artikel 11 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs.) <DFG 2004-05-12/62, art. 44, f, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 2. De (Centrale commissie voor personeelsbeheer) heeft als opdracht : <DFG 2004-05-12/62, art. 44, f, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
1° de ter beschikking gestelde personeelsleden te reaffecteren, door aanstellingen van ambtswege in alle onderwijsniveaus uit te voeren, of door bekrachtiging van de door de inrichtende machten (, door het OSSO) en de in artikel 23 bedoelde (Zonale commissies voor personeelsbeheer); <DFG 2002-12-19/49, art. 72, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <DFG 2004-05-12/62, art. 44, f, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
2° volgens dezelfde procedure als hierboven, de ter beschikking gestelde personeelsleden weder tewerk te stellen in afwachting dat ze kunnen worden gereaffecteerd;
3° te oordelen over de aanvragen om niet-verlenging van de in artikel 15, § 3, 4° bedoelde reaffectaties en wedertewerkstellingen;
4° namens de minister te oordelen over de door de inrichtende machten of de personeelsleden ingediende beroepen of over bijzondere situaties ontstaan ten gevolge van de toepassing van dit besluit;
5° een lid van het onderwijzend personeel in dienst terug te roepen in een ambt van de categorie opvoedend hulppersoneel.
6° [2 ...]2
[1 8° ambtsbekledingen op initiatief van personeelsleden te bekrachtigen, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorwaarden voor reaffectatie, zelfs indien de personeelsleden uit een ander onderwijsnetwerk afkomstig zijn.
9° het personeel op basis van de terbeschikkingstelling te reaffecteren naar een ander onderwijsnetwerk, nadat de mogelijkheden voor reaffectatie binnen het onderwijsnetwerk van de benoeming of aanwerving in vast verband zijn uitgeput. Deze reaffectatie geschiedt met instemming van het personeelslid en van de inrichtende macht waarin het personeelslid door de commissie is aangesteld.]1
----------
(1)<DFG 2020-07-17/30, art. 52, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<DFG 2023-07-06/17, art. 29, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.42.(23 vorig) <Zie nota onder TITEL> § 1. (De in § 2. bedoelde reaffectatieorgaan zijn de Zonale Commissies voor personeelsbeheer voor het gesubsidieerd vrij gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, kunstonderwijs en onderwijs voor sociale promotie, opgericht door artikel 12 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende de vaststelling van de schaarste en bepaalde Commissies in het buitengewoon of door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs.) <DFG 2004-05-12/62, art. 44, g, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
§ 2. De (Zonale commissies voor personeelsbeheer) hebben als opdracht de wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeelsleden en de personeelsleden die hun opdracht gedeeltelijk hebben verloren, te reaffecteren en weder tewerk te stellen door aanstellingen van ambtswege of door de door inrichtende machten uitgevoerde reaffectaties en wedertewerkstellingen te bekrachtigen (, ofwel door bekrachtiging van de reaffectaties die werden uitgevoerd door het OSSO). <DFG 2002-12-19/49, art. 73, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <DFG 2004-05-12/62, art. 44, g, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
[1 ...]1
(Derde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 44, g, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
(Vierde lid opgeheven) <DFG 2004-05-12/62, art. 44, g, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
----------
(1)<DFG 2020-07-17/30, art. 53, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en opheffingsbepalingen.
Art.43. (24 vorig) <Zie nota onder TITEL> § 1. De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor elk personeelslid dat ze zou werven of in dienst zou houden in strijd met de bepalingen van dit besluit.
§ 2. De weddetoelage van elke aangeworven of in dienst gehouden persoon in een betrekking in de vacatuur waarvan de bevoegde (Commissie voor personeelsbeheer) verzocht werd te voorzien, overeenkomstig artikel 8, 2° en 3°, wordt uiterlijk tien dagen na aanvaarding van de aangeboden betrekking door de door bovenvermelde commissie aangestelde kandidaat, niet meer toegekend. <DFG 2004-05-12/62, art. 44, h, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Art.44. (25 vorig) <Zie nota onder TITEL> Voor de personeelscategorieën, bedoeld in artikel 1, 4° wordt het koninklijk besluit dd. 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs opgeheven in verband met het gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs en het hoger onderwijs van het korte type. <DFG 2004-03-03/36, art. 300, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
Art.45. (26 vorig) <Zie nota onder TITEL> De Minister tot wiens bevoegdheid het statuut van het personeel van het vrij gesubsidieerd onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 46. (27 vorig) <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt op 1 september 1995 in werking.