Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

14 JUNI 2001. - Decreet betreffende het programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het basis- en secundair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (VERTALING). (NOTA : opgeheven met ingang op een onbepaalde datum bij <DFG2007-11-16/37, art. 17 ; Inwerkingtreding : onbepaald , wanneer alle kredieten waarnaar gewezen worden, uitbetaald zullen worden>) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-2001 en tekstbijwerking tot 03-06-2004)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Het programma van de dringende werken. <ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 1-12
HOOFDSTUK II. - <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het noodprogramma.
Art. 13-18, 20-27
HOOFDSTUK III. - <Opschrift van hoofdstuk ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 17; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Slotbepaling.
Art. 28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996029253 



Uitvoeringsbesluit(en):

2001029410  2002029151  2002029193  2002A29193  2003029420 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Het programma van de dringende werken.
Artikel 1. Dit decreet regelt de tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap in de vastgoedinvesteringen in het kader van een programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het gewoon en bijzonder basisonderwijs en van het gewoon en bijzonder secundair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Art.2. In dit decreet wordt enkel rekening gehouden met de werken die beantwoorden aan de fysische en financiële normen uitgevaardigd krachtens artikel 2 van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Art.3. De dringende werken aan gebouwen die, bij de indiening van de aanvragen, de toepassing van artikel 24, § 2, zesde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving niet rechtvaardigen, beantwoorden aan onderstaande prioriteiten in deze volgorde :
  1° het verhelpen van de materiële toestand waarin de gebouwen verkeren en die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen en/of aanzienlijke schade kunnen berokkenen;
  2° het in overeenstemming brengen met de regelgevingen inzake asbest, askarel en waterzuivering;
  3° het verhelpen van zorgwekkende toestanden voortvloeiend uit een gebrekkige of onaangepastheid van de sanitaire voorzieningen en van de verwarming en uit een te grote slijtage van de thermische isolatiematerialen;
  4° het verbeteren van de toegang tot de gebouwen voor gehandicapten.
  De regering bepaalt de toepassingswijzen voor deze prioriteiten.

Art.4. Een inrichtende macht of een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen kan enkel aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming van het programma voor dringende werken voor een onroerend goed waarvan zij eigenaar is of waarop hij een zakelijk recht heeft dat hem het genot over het goed verschaft gedurende minstens dertig jaar, te rekenen vanaf de indiening van de subsidiëringsaanvraag in het raam van dit decreet.
  De regering bepaalt de wijzen voor de indiening van de aanvragen om tegemoetkoming.

Art.5. (Er worden vanaf 2001 kredieten voor een jaarlijks bedrag van 300 miljoen BEFF, hetzij 7 436 805,74 EUR, aangewend voor het programma voor de meest dringende werken.) <DFG 2001-07-12/67, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 27-07-2001>
  Dit bedrag wordt verdeeld onder de scholen van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, de scholen van het gesubsidieerd officieel onderwijs, de scholen van het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs en de scholen van het niet-confessionele gesubsidieerd vrij onderwijs. De regering bepaalt de wijzen van deze verdeling.

Art.6. De financiële tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap in het raam van het programma voor dringende werken is per vestiging vastgelegd :
  1° op 70 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het basisonderwijs, met een maximum van 1,75 miljoen BEF, hetzij 43 381,37 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 2,5 miljoen BEF, hetzij 61 973,38 euro;
  2° op 60 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het secundair onderwijs, met een maximum van 1,5 miljoen BEF, hetzij 37 184,03 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 2,5 miljoen BEF, hetzij 61 973,38 euro.
  In afwijking van het eerste lid is de financiële tegemoetkoming, voor de vestigingen die positieve discriminatiemaatregelen genieten krachtens het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, in het kader van het programma van de meest dringende werken vastgelegd :
  1° op 80 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het basisonderwijs, met een maximum van 2,8 miljoen BEF, hetzij 69 410,19 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 3,5 miljoen BEF, hetzij 86 762,73 euro;
  2° op 70 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het secundair onderwijs, met een maximum van 2,45 miljoen BEF, hetzij 60 733,91 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 3,5 miljoen BEF, hetzij 86 762,73 euro.
  Het saldo van het bedrag voor dringende werken is voor rekening van de inrichtende macht of van de openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen en wordt desgevallend prioritair behandeld door de bevoegde Algemene Dienst van het bestuur voor infrastructuur.

Art.7. Er wordt een Cel voor de programmatie van de dringende werken opgericht, hierna de Cel genoemd.

Art.8. Deze Cel is samengesteld :
  1° uit een ambtenaar van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, die er het voorzitterschap van uitoefent, en van zijn plaatsvervanger, eveneens een ambtenaar van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, aangeduid door de Regering;
  2° uit een werkend en plaatsvervangend lid per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten die zijn erkend met toepassing van artikel 74 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, aangeduid door de Regering op voordracht van elkeen van deze organen;
  3° uit een vertegenwoordiger van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, (en diens plaatsvervanger) aangeduid door de Regering op voordracht van de ministers bevoegd voor het verplicht onderwijs. <DFG 2001-12-20/44, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Deze verschillende leden zijn stemgerechtigd.
  De Cel telt ook een ambtenaar per Algemene Dienst voor de Infrastructuur en diens plaatsvervanger, die adviserende stem heeft.
  Daarnaast bestaat de Cel ook nog twee Regeringsafgevaardigden die erop toezien dat de adviezen van de Cel uitgebracht worden in naleving van de bepalingen in dit decreet. Deze afgevaardigden zetelen als waarnemers.
  De Regering duidt deze twee afgevaardigden aan, een op voordracht van het regeringslid bevoegd voor Begroting, de andere op voordracht van het regeringslid bevoegd voor het Programma voor dringende werken.
  Deze afgevaardigden hebben inzage in elk document dat pertinent is voor de uitoefening van hun opdracht en ontvangen een afschrift van de regeringsbeslissing binnen de maand.
  Het mandaat van de werkende leden, de plaatsvervangers en de regeringsafgevaardigden is onbezoldigd.

Art.9. De Cel heeft als opdracht :
  1° advies uit te brengen over de overeenstemming van de dossiers m.b.t. een aanvraag om tegemoetkoming, over de vraag of deze afgestemd zijn op de prioriteiten bedoeld in artikel 3 en over de wenselijkheid van de voorgestelde dringende werken;
  2° toe te zien op de naleving van de regels voor de verdeling van de middelen, zoals bepaald in artikel 5.
  De Regering legt de wijzen vast waarop deze prioriteiten jaarlijks vastgelegd worden op basis van de behandelingsperioden van de aanvragen om tegemoetkoming. De in artikel 3 bepaalde volgorde van de prioriteiten wordt, bij elke behandelingsperiode, geëerbiedigd. De Regering stelt ambtenaren van haar diensten ter beschikking, zodat de Cel de haar krachtens het eerste lid toegekende opdrachten kan vervullen.

Art.10. § 1. De Cel wordt samengeroepen door de voorzitter. De oproeping vermeldt de agenda. De voorzitter zit de vergadering voor.
  De Cel stelt een huishoudelijk reglement op, waarin onder meer de wijze bepaald wordt voor de oproepingen. De Franse Gemeenschapsregering keurt dit huishoudelijk reglement goed. De Cel vergadert minstens eenmaal per maand. De Cel kan slechts geldig beraadslagen als de helft der leden aanwezig is. Beslissingen worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden.
  De plaatsvervangers zetelen enkel bij afwezigheid van de werkende leden.
  Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend.
  § 2. De regering beslist, op basis van het advies van de Cel, over de financiële tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap. Zij verduidelijkt de wijzen hiervoor.

Art.11. § 1. Een gebouw of een deel ervan dat een tegemoetkoming heeft gekregen van het programma der dringende werken is bestemd voor schoolactiviteiten gedurende een periode van dertig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de volledige uitbetaling van de in artikel 6 bedoelde subsidie.
  § 2. In geval van een andere bestemming, van verkoop of van afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of van een deel van het gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma der dringende werken gedurende de dertigjarige periode die aanvangt op de dag dat de in artikel 6 bedoelde subsidie volledig uitbetaald wordt, laat de Franse Gemeenschap de inrichtende macht deze financiële tegemoetkoming terugbetalen, vermeerderd met wettelijke interesten,
  1° in zijn totaliteit gedurende de eerste eenentwintig jaren;
  2° de som min 10 %, vanaf het tweeëntwintigste tot en met het dertigste jaar.
  Om de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen terug te krijgen, mag de Regering de volgende operaties verrichten in de aangegeven volgorde :
  1° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de school die het gebouw innam;
  2° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de andere scholen die afhangen van dezelfde inrichtende macht;
  3° het heffen, door het bestuur der Registratie en Domeinen, op het vermogen van de inrichtende macht of van de betrokken openbare bestuursmaatschappij der schoolgebouwen.
  De bepalingen in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing bij afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of een deel ervan waarbij krachtens dit decreet een toelage werd verleend aan een derde die dit blijft gebruiken voor onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
  § 3. Bij vervreemding van een gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma voor dringende werken kan iedere inrichtende macht of iedere openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen dit gebouw aankopen, hetzij tegen de prijs die is vastgesteld door de partijen, hetzij, voor een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, tegen de maximumwaarde bepaald door het Aankoopcomité of door de ontvanger der registratie. Dit is wel enkel mogelijk om de schoolbestemming van het vervreemde gebouw te behouden.
  Een inrichtende macht of een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen die overweegt om een schoolgebouw, dat in het raam van dit decreet is gesubsidieerd, te koop aan te bieden of af te staan, moet dit eerst ter kennis brengen van de Regering die hiervan de goede ontvangst meldt.
  Indien, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de in het tweede lid bedoelde ontvangst, geen enkele inrichtende macht of betrokken openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, het betrokken gebouw heeft aangekocht, mag de eigenaar het goed verkopen aan de meest biedende.

Art.12. De Regering brengt jaarlijks vóór 31 maart verslag uit bij de Raad van de Franse Gemeenschap over de aanwending, tijdens het verstreken begrotingsjaar, van de begrotingsmiddelen voor dringende werken.

HOOFDSTUK II. - Het noodprogramma.
Art.13. <DFG 2001-07-12/67, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Dit decreet regelt tevens de tussenkomst van de Franse Gemeenschap in de vastgoedinvesteringen in het raam van een noodprogramma ten behoeve van de schoolgebouwen van het gewoon en (gespecialiseerd) basisonderwijs en van het gewoon en (gespecialiseerd) secundair onderwijs dat zij inricht of subsidieert. <DFG 2004-03-03/36, art. 265, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.14. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De bepalingen in artikel 2 zijn van toepassing op de werken bedoeld in dit hoofdstuk.

Art.15. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De Regering brengt jaarlijks vóór 31 maart verslag uit aan de Raad van de Franse Gemeenschap over het gebruik van de begrotingsmiddelen die tijdens het verstreken boekjaar aangewend zijn voor het noodprogramma.

Art.16. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het noodprogramma heeft als doel :
  1° situaties te voorkomen die - zonder de toepassing van artikel 24, § 2, zesde lid, van de wet van 29 mei 1959 te verantwoorden - zorgwekkend zijn op het vlak van de veiligheid en/of de hygiëne en een snelle tussenkomst vereisen wegens het verval, de slijtage of de ongeschiktheid van de infrastructuren;
  2° bij voorrang tegemoet te komen aan de specifieke noden van de schoolinrichtingen die leerlingen opvangen met sociaal-culturele handicaps;
  3° bij voorrang hulp te verstrekken aan de schoolgebouwen die, in hun net, zichtbaar lijden onder het gebrek aan financiële middelen van hun inrichtende macht.

Art.17. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De criteria voor het toetreden tot het noodprogramma zijn vastgelegd door de Regering op voordracht van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs, van de Raad voor het basisonderwijs en van de (Algemene Overlegraad voor het gespecialiseerd onderwijs), elkeen wat hem betreft. <DFG 2004-03-03/36, art. 265, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.18. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Kredieten ten belope van :
  - 728 806,96 EUR in 2003;
  - 2 578 092,66 EUR in 2004;
  - 9 276 175,70 EUR in 2005;
  - 11 452 680,84 EUR in 2006;
  - 16 633 655,51 EUR in 2007;
  - 17 823 544,43 EUR in 2008;
  - 20 947 002,84 EUR in 2009;
  - 24 789 352,48 EUR in 2010,
  worden bestemd voor het noodprogramma.
  Art. 19. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De financiële tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap ten laste van het noodprogramma wordt vastgelegd per vestiging en per project :
  1° op 70 % van het bedrag van de investering in de schoolinrichtingen van het basisonderwijs, met een maximum van 123 946,76 EUR en een totaal investeringsbedrag van maximum 177 066,80 EUR;
  2° op 60 % van het bedrag van de investering in de schoolinrichtingen van het secundair onderwijs, met een maximum van 123 947,76 EUR en een totaal investeringsbedrag van maximum 206 577,93 EUR.
  In geval van dringende noodzaak kan de Regering, op voorstel van de gemengde commissie, afwijken van het in het eerste lid bedoeld plafond naar rato van maximum 495 787,05 EUR geïndexeerd.
  De in het eerste en tweede lid vermelde bedragen worden op 1 januari van het betrokken jaar dat in verhouding staat tot index 125 aangepast aan de algemene index der consumptieprijzen.
  Het resterend bedrag van de dringende werken is voor rekening van de inrichtende macht of van de openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen en wordt, wanneer de inrichtende macht of de openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen dit vraagt, prioritair behandeld door de bevoegde Algemene Dienst van het bestuur infrastructuur.

Art.20. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. Om te kunnen genieten van een toelage hoger dan 247 893,52 EUR gekoppeld aan index 125 in het raam van het noodprogramma moet een inrichtende macht van het gesubsidieerd vrij onderwijs afstand doen of afstand laten doen door de eigenaar als zij dit zelf niet is, zonder tegenprestatie, van het eigendomsrecht van alle gebouwen die de inrichtende macht aanwendt voor schoolgebruik aan een vermogensbeheervennootschap, opgericht onder de vorm van een VZW, gemeenschappelijk voor alle eigenaars van scholen met hetzelfde karakter, hetzij enkel in de Gemeenschap, hetzij opgericht in het tweetalig Gewest Brussel-Hoofdstad en in iedere provincie van het Waals Gewest.
  Iedere vermogensbeheervennootschap heeft als exclusief doel de overgedragen goederen te bestemmen voor het onderwijs en vestigt haar maatschappelijke zetel in haar rechtsgebied.
  De vermogensbeheervennootschap kan enkel de gebouwen vervreemden die door de inrichtende machten herbestemd zijn voor het onderwijs en gebruikt de opbrengst van de verkoop voor het onderhoud, de aankoop of de bouw van goederen voor het onderwijs.
  Elkeen van deze vennootschappen is onderworpen aan het toezicht van een regeringscommissaris die is aangesteld door de Regering. Deze heeft als taak de schoolbestemming van de door de vennootschap beheerde gebouwen na te gaan. Iedere vervreemding van een gebouw dat gesubsidieerd werd in het raam van het noodprogramma moet zijn goedkeuring krijgen.
  Bij ontbinding wordt hun vermogen kosteloos afgestaan aan een andere vennootschap van dezelfde aard die voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden.
  De regeringscommissaris heeft een vetorecht dat hij kan stellen tegen beslissingen die zijn genomen in schending van de wettelijke bepalingen voor deze vzw's op het vlak van de bestemming van overgedragen gebouwen voor het onderwijs.
  § 2. Wanneer wettelijke bepalingen van de federale overheid of decretale bepalingen van de regionale overheden de in § 1 bedoelde eigenaar verbieden sommige bedoelde goederen af te staan of deze vervreemding koppelen aan de goedkeuring van de overheden, en dat het daarenboven onmogelijk blijkt bovenvermelde wettelijke of decretale bepalingen te wijzigen of de goedkeuring van de overheden te verkrijgen, kan de Regering, op voorstel van de betrokken vermogensvennootschap, toelating geven om het fonds in te schakelen, mits met een vermogensvennootschap een erfpacht van de wettelijk langst toegelaten duur te sluiten.

Art.21. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De Regering roept een gemengde gemeenschapscommissie in het leven, hierna de commissie genoemd.
  De commissie heeft als taken :
  1° de financiële middelen van het noodprogramma te verdelen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk;
  2° toe te zien op de goede afloop van de dossiers bij de diensten die deze fondsen van de schoolgebouwen waaronder zij ressorteren, beheren;
  3° adviezen uit te brengen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Regering, over iedere inhoudelijke vraag en de realisatie van het noodprogramma.

Art.22. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De commissie bestaat uit twaalf leden die zijn aangesteld door de Regering. Hun mandaat is onbezoldigd en duurt drie jaar.
  Zij is samengesteld uit :
  1° zes leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het confessioneel onderwijs;
  2° zes leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het niet-confessioneel onderwijs.
  § 2. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en ondervoorzitter.
  De mandaten van de voorzitter en van de ondervoorzitter worden beurtelings toegekend aan een van de in bovenvermelde § 1 bedoelde groepen, voor een niet hernieuwbare periode van achttien maanden.
  § 3. Er wordt in de commissie een permanent bureau opgericht dat de dossiers voorbereidt en opvolgt.
  Het permanent bureau is samengesteld uit de voorzitter, de ondervoorzitter en twee leden die zodanig zijn gekozen dat elk van de in § 1 bedoelde groepen door twee leden vertegenwoordigd is.
  § 4. De commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat de regelmaat van de vergaderingen vastlegt alsook het bedrag van de verplaatsingskosten en verblijfsvergoedingen van haar leden.
  Deze kosten zijn voor rekening van de begroting van het ministerie dat bevoegd is voor het beheer van het onderwijs.
  Dit reglement wordt door de Franse Gemeenschapsregering goedgekeurd.
  § 5. Opdat het secretariaat van de commissie verzekerd zou zijn, kan de Regering ambtenaren van haar diensten alsook van het Garantiefonds van de schoolgebouwen van de Gemeenschap ter beschikking stellen van dit secretariaat.

Art.23. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het beheer van de dossiers van het noodprogramma gebeurt door de diensten die instaan voor het beheer van de schoolgebouwen waaronder de inrichtende macht of de betrokken openbare bestuursvennootschap van de schoolgebouwen ressorteert.

Art.24. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. De commissie staat onder het toezicht van twee afgevaardigden die door de Regering zijn aangesteld, één op voordracht van het Regeringslid bevoegd voor de begroting en de financiën, de andere op voordracht van het lid of de leden van de regering bevoegd voor het fonds van de schoolgebouwen en voor de openbare bestuursmaatschappijen van de schoolgebouwen.
  De afgevaardigden hebben raadgevende stem in de vergaderingen van de commissie en van het permanent bureau en hebben inzage in ieder document dat relevant is voor het vervullen van hun opdracht.
  Iedere afgevaardigde beschikt over vier volle dagen om een met reden omkleed beroep in te stellen tegen iedere beslissing van de commissie die hij strijdig acht met de wet, met de geldende administratieve procedures binnen de drie Fondsen voor de schoolgebouwen, met de bepalingen van dit decreet of met het algemeen belang. Het beroep werkt opschortend.
  De termijn van vier dagen vangt aan op de dag dat de commissie de beslissing neemt, behalve als de betrokken afgevaardigde niet wettelijk opgeroepen werd overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de commissie. In dit geval begint te termijn te lopen vanaf de dag dat hij in kennis werd gesteld van de beslissing.
  Iedere afgevaardigde oefent zijn beroep uit bij het regeringslid dat hij vertegenwoordigt volgens de wijzen die door de Regering zijn vastgelegd.
  De Regering kan de beslissing van de commissie nietig verklaren binnen de dertig dagen die aanvangen op dezelfde dag als de in het derde lid bedoelde termijn.
  De beslissing over de nietigverklaring wordt meegedeeld aan de commissie.
  § 2. De regeringsafgevaardigden kunnen hun verplaatsingsonkosten en een verblijfsvergoeding terugbetaald krijgen overeenkomstig de bepalingen van artikel 22, § 4, van dit decreet. Deze onkosten vallen ten laste van de begroting van het ministerie dat bevoegd is voor het beheer van het onderwijs.

Art.25. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. Een gebouw of een deel ervan dat een tegemoetkoming heeft gekregen van het programma der dringende werken moet een schoolbestemming krijgen gedurende een periode van twintig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de toekenning van de in artikel 19 bedoelde subsidie.
  Als beroep wordt gedaan op een tegemoetkoming van het Garantiefonds van de Gemeenschap om het resterend bedrag van de investering te dekken, moet de in het eerste lid bedoelde bestemmingsperiode twintig jaar langer duren dan de duur van de terugbetaling van de aangegane lening.
  § 2. In geval van een andere bestemming, van verkoop of van afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of van een deel van het gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma der dringende werken gedurende de twintigjarige periode die aanvangt op de dag dat de in artikel 19 bedoelde subsidie toegekend wordt, kan de Gemeenschap deze financiële tegemoetkoming laten terugbetalen.
  In geval van vervreemding buiten deze periode wordt de terugbetaling waarop de Franse Gemeenschap aanspraak kan maken, verminderd met 5 % per bijkomend jaar, nà deze periode.
  Om de in het eerste of tweede lid bedoelde bedragen terug te krijgen, mag de Regering de volgende operaties verrichten in de aangegeven volgorde :
  1° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de school die het gebouw innam;
  2° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de andere scholen die afhangen van dezelfde inrichtende macht;
  3° het heffen, door het bestuur der Registratie en Domeinen, op het vermogen van de inrichtende macht of van de betrokken openbare bestuursmaatschappij der schoolgebouwen.
  De bepalingen in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, bij afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of een deel ervan, op een andere inrichtende macht die dit blijft gebruiken als school.
  § 3. Bij vervreemding van een gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma voor dringende werken kan iedere inrichtende macht, ongeacht het net waartoe zij behoort, of de betrokken openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, of de betrokken vermogensbeherende vzw dit gebouw aankopen, hetzij tegen de prijs die is vastgesteld door de partijen, hetzij bij voorkoop aan de prijs geboden door een derde koper, hetzij tegen de maximumwaarde bepaald door het Aankoopcomité of door de ontvanger der registratie. Dit is wel enkel mogelijk om de schoolbestemming van het vervreemde gebouw te behouden.
  § 4. Indien, binnen een termijn van drie maanden, geen enkele inrichtende macht, ongeacht het net waartoe ze behoort, of betrokken openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, of de betrokken vermogensbeherende vzw het betrokken gebouw heeft aangekocht, mag de eigenaar het goed verkopen aan de meest biedende.

Art.26. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De controle van het gebruik van de middelen die aan een inrichtende macht van het gesubsidieerd onderwijs krachtens dit decreet wordt toegekend, wordt in naam van de Regering uitgeoefend door de commissarissen die zijn aangesteld in de openbare bestuursmaatschappijen der schoolgebouwen volgens de wijzen die de Regering vastlegt.

Art.27. <Ingevoegd bij DFG 2001-07-12/67, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De voorwaarde van de bijdrage van de gebouwen naar aanleiding waarvan werken worden overwogen, zoals bepaal in artikel 20, wordt pas toegepast als artikel 161 van het Wetboek van de registratierechten en artikel 150 van het Wetboek der successierechten gewijzigd zijn, zodat de vermogensbeherende vzw's de hierin voorziene vrijstellingen kunnen genieten.

HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
Art. 28. <Voorheen artikel 13. Genummerd als artikel 28 bij DFG 2001-07-12/67, art. 17; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Het decreet van 24 juni 1996 betreffende het noodprogramma voor de schoolgebouwen van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd basisonderwijs en secundair onderwijs wordt opgeheven op een door de Regering nog nader te bepalen datum, eens alle bedoelde kredieten werden aangewend.
  Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
  Gedaan te Brussel, op 14 juni 2001.
  De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen,
  H. HASQUIN
  De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de opvang en de opdrachten toegewezen aan de 'ONE',
  J.-M. NOLLET
  De Minister van Secundair en Bijzonder Onderwijs,
  P. HAZETTE
  De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,
  Mevr. F. DUPUIS
  De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector,
  R. MILLER
  De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg,
  Mevr. N. MARECHAL.