Details





Titel:

31 JANUARI 2002. - Decreet tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra. (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-2002 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Art. 1-8
HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden.
Afdeling 1. - Plichten van de inrichtende macht.
Art. 9-11, 11/1
Afdeling 2. - Plichten van de leden van het technisch personeel.
Art. 11bis, 12-20
Afdeling 3. - Onverenigbaarheden.
Art. 21-23
Afdeling 4. - Bescherming van de private levenssfeer.
Art. 24
Afdeling 5. [1 Beroepsdossier]1
Art. 24bis
HOOFDSTUK II/I. [1 - Gerechtelijke bijstand en psychologische bijstand]1
Art. 24ter, 24quater, 24quinquies, 24sexies, 24septies, 24octies, 24nonies
HOOFDSTUK III. - Aanwerving.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 25-26
Afdeling 2. - Tijdelijke aanwerving en tijdelijk technisch personeel.
Art. 27-38
Afdeling 2bis. Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest <Ingevoegd bij DFG 2007-12-13/54, art. 29; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 38bis
Afdeling 3. - Aanwerving in vast verband.
Art. 39-40, 40bis, 41-48
HOOFDSTUK IV. - Bevordering.
Art. 49-58
HOOFDSTUK V. - Dienststanden.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 59
Afdeling 2. - Actieve dienst.
Art. 60-61
Afdeling 3. - Non-activiteit.
Art. 62
Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling.
Art. 63-64
HOOFDSTUK VI. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, reaffectatie en tijdelijke terugroeping in actieve dienst.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 65-66
Afdeling 2. - Bekendmaking van de terbeschikkingstellingen en van de vacante betrekkingen.
Art. 67-68
Afdeling 3. - Maatregelen voorafgaand aan de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking.
Art. 69
Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking.
Art. 70
Afdeling 5. - Reaffectatie.
Art. 71
Afdeling 6. - Verlenging van de reaffectaties.
Art. 72
Afdeling 7. - Tijdelijk terugroepen in actieve dienst.
Art. 73-74
Afdeling 8. - Rechten en plichten van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking.
Art. 75-76
Afdeling 9. - Betrekkingen onttrokken aan de reaffectatie.
Art. 77
Afdeling 10. - Reaffectatiecommissies.
Art. 78-79
Afdeling 11. - Sanctie bij niet-naleving van de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en het tijdelijke terugroepen in actieve dienst.
Art. 80
HOOFDSTUK VII. - Tuchtstelsel.
Afdeling 1. - Tuchtstraffen.
Art. 81-90
Afdeling 2. - Doorhaling van de tuchtstraf.
Art. 91
HOOFDSTUK VIII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 92
Afdeling 2. - Preventieve schorsing van de vastbenoemde leden van het technisch personeel.
Art. 93-96
Afdeling 3. - Preventieve schorsing van de tijdelijke leden van het technisch personeel.
Art. 97-101
HOOFDSTUK IX. - Beroepskamers.
Art. 102-108
HOOFDSTUK X. - [1 Einde van de wervingsovereenkomsten]1
Afdeling I. [1 - Algemeen]1
Art. 109-110
Afdeling II. [1 - Einde van de overeenkomst van de personeelseden die in een wervingsambt tijdelijk worden aangeworven]1
Art. 110bis
Onderafdeling I. [1 - Beëindiging van ambtswege van de overeenkomsten]1
Art. 110ter
Onderafdeling II. [1 - Beëindiging van de overeenkomst bij onderling akkoord]1
Art. 110quater
Onderafdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomst bij ontslag van het personeelslid]1
Art. 110quinquies
Onderafdeling IV. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij afdanking met inachtneming van een opzeggingstermijn]1
Art. 110sexies
Onderafdeling V. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij afdanking zonder inachtneming van een opzeggingstermijn om een dringende reden]1
Art. 110septies
Afdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten van de personeelsleden die in een bevorderingsambt tijdelijk aangeworven zijn]1
Art. 110octies
Afdeling IV. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten van de in vast verband aangeworven personeelsleden]1
Onderafdeling I. [1 - Beëindiging van ambtswege van de overeenkomsten]1
Art. 110nonies
Onderafdeling II. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij onderling akkoord]1
Art. 110decies
Onderafdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij ontslag van het personeelslid]1
Art. 110undecies
HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies.
Art. 111-119
HOOFDSTUK XII. - Nietigheid van de clausules die strijdig zijn met het statuut.
Art. 120
HOOFDSTUK XIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 121-130



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeen.
Artikel 1.[1 § 1.]1 Dit statuut is van toepassing op :
  1° de leden van het tijdelijk en definitief gesubsidieerd technisch personeel van de vrije psycho-medisch-sociale centra die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, [1 ...]1;
  2° [1 de niet-statutaire personeelsleden zoals bepaald in artikel 1, § 3, 10°, voor de bepalingen van de artikelen 27, 29, 30, 31 en 33;]1
  3° [1 de inrichtende machten van die centra;]1
  [1 § 2. In afwijking van § 1, is dit decreet niet van toepassing op :
   De personeelsleden die geen weddesubsidie genieten ten laste van de Franse Gemeenschap, behalve voor wat in de artikelen 33, § 2, en 43, § 2, vermeld staat.]1
  [1 § 3.]1 Voor de toepassing van dit decreet :
  1° dient te worden verstaan onder " centrum " of " psycho-medisch-sociaal centrum ", de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra van onderwijsinrichtingen voor voltijds kleuter-, lager en secundair onderwijs en (gespecialiseerd) onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra voor inrichtingen voor buitengewoon onderwijs; <DFG 2004-03-03/36, art. 268, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  2° dient te worden verstaan onder " confessioneel centrum ", een centrum wiens project vertrekt van een godsdienst zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en goedgekeurd door de bevoegde overheid van de betrokken eredienst, en onder " niet-confessioneel centrum ", een centrum dat hiervoor kiest of een centrum dat niet voldoet aan de voorwaarden van een confessioneel centrum;
  3° dient te worden verstaan onder " centra van dezelfde aard ", een geheel van confessionele centra van eenzelfde godsdienst of een geheel van niet-confessionele centra, onderscheiden op hun verzoek naargelang de filosofie die zijn aanhangen of gegroepeerd in het tegenovergestelde geval;
  4° dient te worden verstaan onder " vacante betrekking ", de betrekking die door de inrichtende macht is vrijgemaakt en die niet is toegekend aan een in vast verband aangenomen personeelslid in de zin van dit decreet en die in aanmerking komt voor het toelagestelsel van de Franse Gemeenschap en waarvoor een weddetoelage werd toegestaan;
  5° zijn de begrippen " hoofdambt " en " bijambt " gedefinieerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 april 1958 tot vaststelling van het geldelijk statuut van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Onderwijs;
  6° dient te worden verstaan onder " bijkomende regels van de bevoegde paritaire commissie ", de regels die bovenop dit decreet zijn vastgelegd door de in artikel 111, § 1, bedoelde paritaire commissies;
  7° worden de termijnen als volgt berekend :
  a) de datum van de akte, waarmee alles begint, wordt niet meegerekend;
  b) de vervaldatum zit vervat in de berekening. Wanneer deze dag valt op een zaterdag, een zondag of een feestdag, de feestdagen van of in de Franse Gemeenschap inbegrepen, valt de vervaldag evenwel op de eerstvolgende werkdag;
  [1 8° de motivatie bestaat in de vermelding, in de akte, van de overwegingen in rechte en in feite die de beslissing ten grondslag liggen. Ze moet passend zijn;]1
  [1 9°]1 het dienstjaar begint op 1 september van een jaar en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar.
  ([1 10°]1 dient men, per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan bedoeld in artikel 102, § 1, en 111, § 1, te verstaan :
  a) tot 31 december 2003 en in afwijking van artikelen 102, § 2, en 111, § 2, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1998 tot erkenning van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs, waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten;
  b) vanaf 1 januari 2004, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 5bis, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten.) <DFG 2002-11-14/48, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ([1 11°]1 dient men onder " leden van het niet-statutair personeel " te verstaan de personen bedoeld bij de overeenkomsten genomen bij toepassing van artikel 18 van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, en door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector en van het besluit van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, alsmede de personen die een ambt uitvoeren ten laste van de inrichtende macht, op voorwaarde dat die personen een gelijkaardig ambt uitvoeren als een ambt dat gesubsidieerd kan worden;) <DFG 2007-12-13/54, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  [1 12° affectatiewijziging ", de overgang van een centrum naar een ander centrum of van een personeelsformatie naar een andere personeelsformatie die tot dezelfde inrichtende macht behoort, om er in vast verband hetzelfde ambt uit te oefenen als het ambt dat het in vast verband uitoefende in het centrum van afkomst, overeenkomstig de artikelen 40, § 2, en 45.
   13° " mutatie ", de overgang van een gesubsidieerd centrum naar een ander centrum dat behoort tot een andere gesubsidieerde inrichtende macht, om er in vast verband hetzelfde ambt uit te oefenen als het ambt dat het in vast verband uitoefende bij de inrichtende macht van afkomst, overeenkomstig de artikelen 40, § 1, en 45.
   14° " ambtswijziging " de uitoefening van een ander ambt dan dat waarvoor het personeelslid in vast verband aangeworven is;]1
  [2 15° dient te worden verstaan onder " orgaan voor sociale democratie " :
   a) ofwel de ondernemingsraad;
  [3 b) ofwel, bij ontstentenis daarvan, de plaatselijke overleginstantie;]3
   [3 c)]3 ofwel, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging en de inrichtende macht;
   [3 d)]3 ofwel, bij ontstentenis daarvan, de leden van het technisch personeel van het centrum, met uitzondering van de tijdelijke leden van het technisch personeel die niet voor de gehele duur van het dienstjaar aangeworven zijn, en de inrichtende macht.]2
  Het gebruik in dit decreet van mannelijke benamingen voor verschillende bekwaamheidsbewijzen en ambten is gemeenslachtelijk zodat de leesbaarheid van de tekst gegarandeerd is niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van beroepsnamen.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 38, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2012-07-12/31, art. 54, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (3)<DFG 2021-07-19/12, art. 32, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.2. Wanneer de leden van het technisch personeel aangeworven worden om delegatieopdrachten te vervullen, worden zij van rechtswege geacht op te treden als mandatarissen van de inrichtende macht in hun betrekkingen met de andere leden van het technisch personeel. Het tegenbewijs wordt niet toegelaten.

Art.3. In geval van schade die is veroorzaakt door het lid van het technisch personeel aan de inrichtende macht of aan derden bij de uitvoering van het contract dat middels dit statuut tot stand komt, legt het lid van het technisch personeel slechts verantwoording af bij kwaad opzet of zware fout en legt hij slechts verantwoording af voor een kleine fout als het gaat om een wederkerend geval veeleer dan om toeval.
  Het technisch personeelslid is niet verantwoordelijk voor de beschadigingen of de slijtage te wijten aan normaal gebruik van het voorwerp noch voor het toevallig verlies.

Art.4. Wanneer een geschrift niet vereist is, wordt het getuigenbewijs toegelaten, ongeacht de waarde van het geschil, zelfs voor de Beroepskamers.

Art.5. De handelingen die voortvloeien uit het contract verjaren een jaar na de opzegging ervan of vijf jaar na het feit dat geleid heeft tot de handeling zonder dat deze laatste termijn meer bedraagt dan een jaar na de opzegging van het contract.

Art.6.De ambten van het technisch personeelslid zijn als volgt gerangschikt :
  1° Wervingsambten :
  a) psycho-pedagogisch consulent;
  b) maatschappelijk werker;
  c) paramedisch werker;
  d) psycho-pedagogisch werker;
  [1 e) logopedisch helper.]1
  2° Bevorderingsambten :
  a) directeur.
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/43, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art.7.De inrichtende macht bepaalt de volgorde van de opvolging van de ambten in het (de) centrum (centra) die zij inricht, rekening houdend met de bepalingen van artikelen 3 en 4 van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, na het advies te hebben ingewonnen van de organen voor sociale democratie.
  [1 ...]1
  Het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht binnen de twintig dagen.
  De opvolging van de ambten wordt vastgelegd voor een termijn van drie dienstjaren. Zij wordt verlengd voor dezelfde termijn, behalve wanneer een nieuwe opvolging van de ambten die is vastgelegd volgens dezelfde wijzen als deze bedoeld in het eerste lid ter kennis wordt gebracht van de Regering via een ter post aangetekend schrijven, vóór 1 september van het laatste dienstjaar van de lopende termijn.
  (In afwijking van het vorige lid en volgens dezelfde nadere regels als deze die bedoeld zijn in het eerste lid, wijzigt de inrichtende macht, in de periode van drie dienstjaren zoals bedoeld in het vorige lid, de opvolging van de ambten bepaald overeenkomstig de vorige leden :
  1° bij de definitieve ambtsneerlegging van een psycho-pedagogisch werker die de toepassing van de overgangsmaatregelen bedoeld in de artikelen 121 tot 123 heeft genoten;
  2° wanneer de inrichtende macht de vrijstelling geniet bedoeld in artikel 3, § 2, vierde of vijfde lid of in artikel 4, § 2, vierde of vijfde lid van de voormelde wet van 1 april 1960.
  In de hypothesen bedoeld in het vorige lid, wordt de wijziging verricht, naar gelang van het geval, binnen de bijkomende groep van drie leden van het personeel waaronder de betrokken psycho-pedagogische werker ressorteerde of van de bijkomende groep van drie leden van het personeel waarvoor de vrijstelling is verleend.) <DFG 2006-07-14/40, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
  De vaststelling van de opvolging van de ambten alsook iedere wijziging hieraan wordt ter kennis gebracht van de Regering die deze goedkeurt. De betekening gaat vergezeld van het advies van de organen voor sociale democratie.
  ----------
  (1)<DFG 2021-07-19/12, art. 33, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.8. De leden van het technisch personeel worden tijdelijk en in vast verband aangeworven door de inrichtende macht en door haar geaffecteerd naar een centrum.

HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden.
Afdeling 1. - Plichten van de inrichtende macht.
Art.9.De inrichtende macht heeft als plicht :
  1° het technisch personeelslid te laten werken volgens de overeengekomen voorwaarden, het overeengekomen tijdstip en de overeengekomen plaats, door hem met name de hulpmiddelen en materialen ter beschikking te stellen voor de uitvoering van zijn werk;
  2° als een goede huisvader erop toe te zien dat het werk uitgevoerd wordt in degelijke omstandigheden wat betreft de veiligheid en gezondheid van het technisch personeelslid en dat hij de eerste zorgen krijgt toegediend bij een ongeval;
  3° het loon uit te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden, het overeengekomen tijdstip en de overeengekomen plaats;
  4° de nodige aandacht en zorgen te besteden aan de opvang van de leden van het technisch personeel, met name van de nieuwe leden van het technisch personeel;
  5° als een goede huisvader zorg te dragen voor de werkinstrumenten van de leden van het technisch personeel waarvan zij voorafgaandelijk de toestemming kreeg om deze te gebruiken. Zij mag in geen enkel geval deze werkinstrumenten achterhouden;
  [1 6° de personeelsleden waardig en hoffelijk te behandelen. De personeelsleden van de inrichtende macht en hun afgevaardigden mogen geen verbaal of non-verbaal gedrag hebben die deze waardigheid zou kunnen aantasten. Ze mogen geen herhaaldelijk ongewenst gedrag hebben.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 39, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.10. Heeft recht op de weddetoelage die hem was toegekomen indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen uitvoeren, het lid van het technisch personeel dat in staat is te werken op het ogenblik dat hij zich naar zijn werk wil begeven :
  1° dat, hoewel hij zich zoals gewoonlijk naar het werk begeeft, laattijdig of niet aankomt op de arbeidsplaats, als deze vertraging of afwezigheid zijn oorzaak vindt op weg naar het werk en geheel los staat van zijn eigen wil;
  2° dat, behalve in geval van staking, om een reden buiten zijn wil, ofwel zijn werk niet kan aanvatten, terwijl hij zich zoals gewoonlijk naar het werk had begeven, ofwel het reeds begonnen werk niet kan voortzetten.

Art.11. De geldende regelgeving indachtig hebben de leden van het technisch personeel het recht afwezig te zijn op het werk, met behoud van hun normale wedde, bij familiale gebeurtenissen, wegens het volbrengen van burgerplichten of burgeropdrachten en in geval van het verschijnen voor de rechtbank.

Art. 11/1. [1 - Onverminderd naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen en afhankelijk van de realiteit van de inrichtende machten, hebben de personeelsleden recht op deconnectie.
  De voorwaarden voor dit recht en de invoering van mechanismen voor de regulering van het gebruik van digitale hulpmiddelen, met het oog op de eerbiediging van de rusttijden en het evenwicht tussen privé- en beroepsleven, worden door de Regering vastgesteld op voorstel van het bevoegde centrale paritaire comité.
  De in het vorige lid bedoelde voorwaarden en mechanismen moeten ten minste voorzien in:
  - de praktische voorwaarden voor de toepassing van het recht van het personeelslid om buiten zijn werktijd niet bereikbaar te zijn;
  - instructies voor het gebruik van digitale hulpmiddelen die ervoor zorgen dat de rusttijden, het verlof en het privé- en gezinsleven van het personeelslid gewaarborgd zijn;
  - opleidingen en bewustmakingsacties voor personeelsleden over het rationeel gebruik van digitale hulpmiddelen en de risico's die gepaard gaan met overmatige connectie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2024-01-18/27, art. 96, 023; Inwerkingtreding : 21-02-2024>


Afdeling 2. - Plichten van de leden van het technisch personeel.
Art. 11bis. [1 Deze afdeling is van toepassing op de tijdelijk aangestelde technische personeelsleden en op de vastbenoemde technische personeelsleden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.12.De leden van het technisch personeel vervullen hun opdrachten in het belang van de consultanten.
  Onverminderd het eerste lid behartigen zij steeds de belangen van het centrum en van het vrij onderwijs.
  [1 Ze moeten de loyaliteitsplicht nakomen, waarbij de beginselen bedoeld in artikel 14, achtste lid, moeten worden nageleefd.]1
  ----------
  (1)<DFG 2016-02-04/02, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 03-03-2016>

Art.13. De leden van het technisch personeel volbrengen persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen die hun zijn opgelegd door de wetten, decreten, besluiten en verordeningen, door de bijkomende regels van de bevoegde paritaire commissie, door het arbeidsreglement en door het aanwervingscontract.
  Zij volgen stipt de dienstorders op en vervullen hun taak met ijver en nauwgezetheid.

Art.14.De leden van het technisch personeel dienen zich zo correct mogelijk te gedragen zowel in hun betrekkingen in dienstverband als in hun betrekkingen met het publiek, het personeel van de scholen, de leerlingen en de ouders van leerlingen.
  [1 De personeelsleden voeren hun werk zorgvuldig, eerlijk en nauwgezet uit op de plaats, in de tijd en in de voorwaarden die overeengekomen zijn.
   De personeelsleden handelen overeenkomstig de bevelen en onderrichtingen die hun worden gegeven door de leden van de inrichtende macht en hun afgevaardigden ter uitvoering van de overeenkomst.]1
  Zij moeten elkaar bijstaan als het belang van het centrum dit vereist.
  [1 De personeelsleden vermijden alles wat hun eigen veiligheid, die van hun collega's, van de leden van de inrichtende macht of hun afgevaardigden, de consultanten of derden in het gedrang zou kunnen brengen.
   De personeelsleden geven de inrichtende machten de werkinstrumenten die hun werden toevertrouwd in goede staat terug.]1
  Zij moeten alles vermijden wat de eer of de waardigheid van hun ambt zou kunnen besmeuren.
  [2 Zowel bij de uitoefening van hun ambt als buiten deze, moeten ze zich onthouden van elke daad of verklaring die duidelijk in strijd is met één van de belangrijkste beginselen van het democratische stelsel, alsook van elke daad of verklaring die het vertrouwen van het publiek in het door de Franse Gemeenschap verstrekte onderwijs ernstig zou kunnen aantasten.
   De belangrijkste beginselen van het democratische stelsel worden vermeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, het handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, Titel II van de Grondwet, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, alle regelingen tegen discriminatie, waaronder het decreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie alsook de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.]2
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2016-02-04/02, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 03-03-2016>

Art.15. De leden van het technisch personeel mogen bij de uitoefening van hun ambt de personen die op hen beroep doen, niet blootstellen aan daden van politieke propaganda of handelsreclame.

Art.16. Zij zijn gehouden aan het beroepsgeheim.

Art.17. Zij verlenen, binnen de perken opgelegd door de regelgeving, de bijkomende regels van de bevoegde paritaire commissie, het aanwervingscontract en het arbeidsreglement, de nodige prestaties voor de goede werking van de centra.
  Zij kunnen hun ambt niet neerleggen zonder voorafgaande toelating.
  (Het aantal wekelijkse diensturen voor een functie van een technisch personeelslid, met voltijdse prestaties, bedraagt 36.) <DFG 2003-07-17/43, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2003>

Art.18. Zij mogen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies maar hiermee in verband, geen giften, geschenken, premies of eender welke voordelen vragen, eisen of aanvaarden.

Art.19. Zij mogen geen activiteit uitoefenen die strijdig is met de Grondwet en de wetten van het Belgische volk.

Art.20.[1 Ze mogen hun opdracht niet rechtstreeks of onrechtstreeks gebruiken om particuliere beroepsdoeleinden.]1
  ----------
  (1)<DFG 2019-05-03/43, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Afdeling 3. - Onverenigbaarheden.
Art.21. Is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van het technisch personeel van een gesubsidieerd vrij psycho-medisch-sociaal centrum, iedere handelwijze die schade zou kunnen toebrengen aan de uitvoering van de plichten die voortvloeien uit het specifiek karakter van het opvoedingsproject van de inrichtende macht bij dewelke het lid van het technisch personeel zijn taken uitoefent of die in strijd zou zijn met de waardigheid van het ambt.
  De onverenigbaarheden zoals bedoeld in het eerste lid worden vermeld in iedere tijdelijke of vaste aanwervingsakte.

Art.22.[1 De inrichtende macht die vaststelt dat een technisch personeelslid voortdurend een bezigheid uitoefent die, in de zin van artikel 21, onverenigbaar is met zijn hoedanigheid van technisch personeelslid van een psycho-medisch sociaal centrum, deelt hem dit mee bij een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 42, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.23. In geval van betwisting omtrent het bestaan van een in artikel 21 bedoelde onverenigbaarheid, kan de inrichtende macht of het lid van het technisch personeel het advies vragen van de bevoegde paritaire commissie en dit binnen de acht dagen na de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 22.
  De paritaire commissie brengt een advies uit binnen de twintig dagen.
  Het personeelslid kan, behoudens in geval van zware fout, zich wapenen tegen ieder risico waarbij een einde zou kunnen worden gesteld aan zijn contract door te stellen dat hij niet langer de activiteit uitoefent die hem ten laste wordt gelegd.
  Onder voorbehoud van de toepassing van het vorig lid strekt de in artikel 22 bedoelde kennisgeving ertoe een einde te maken aan het contract van het lid van het technisch personeel, tenzij hij een beroep instelt bij de arbeidsrechtbank binnen de maand na de kennisgeving.
  Het personeelslid dat beroep aantekent, blijft in actieve dienst.

Afdeling 4. - Bescherming van de private levenssfeer.
Art.24. De inrichtende macht mag geen afbreuk doen aan de bescherming van de private levenssfeer van de leden van het technisch personeel.

Afdeling 5. [1 Beroepsdossier]1   ----------   (1)
Art. 24bis. [1 Het beroepsdossier omvat het administratief dossier en, in voorkomend geval, het tuchtdossier. De inrichtende macht of haar afgevaardigde legt het personeelslid voor visum elk in zijn dossier opgenomen stuk ter ondertekening voor.
   Elke tuchtprocedure kan alleen op stukken worden gestaafd die tot het tuchtdossier behoren.
   Het administratief dossier omvat uitsluitend de documenten betreffende het administratief statuut en het geldelijk statuut van het personeelslid. Die documenten hebben betrekking op, enerzijds, de verhouding tussen de inrichtende macht en de subsidiërende macht, en, anderzijds, de verhouding tussen de inrichtende macht en het personeelslid.
   De Regering keurt de door de bevoegde centrale paritaire commissie nader te bepalen regels goed voor het samenstellen van het dossier en voor de toegang ertoe.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 43, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

HOOFDSTUK II/I. [1 - Gerechtelijke bijstand en psychologische bijstand]1   ----------   (1)
Art. 24ter. [1 In deze afdeling wordt onder "gewelddaad" verstaan, elke kwaadwillige lichamelijke en/of psychologische aantasting, elke agressie van raciale, godsdienstige of seksistische aard tegen een personeelslid alsook elke beschadiging van de goederen van dat lid door ofwel een leerling, ofwel door een derde op aansporing van of met de medeplichtigheid van deze, ofwel door een lid van het gezin van de leerling of elke persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienst van het personeelslid of in rechtstreeks verband met deze, ofwel door elke andere persoon die niet tot de inrichting behoort, voor zover het slachtoffer het bewijs levert dat de gewelddaad in rechtstreeks verband met de dienst staat.
   Onder "slachtoffer" dient te worden verstaan : het bij dit decreet bedoelde personeelslid, dat erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval voortvloeiend uit de daad bepaald in het eerste lid door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Art. 24quater.[1 § 1er. Het slachtoffer kan de gerechtelijke bijstand bedoeld in § 2 en/of psychologische bijstand bedoeld in § 3 genieten.
   § 2. Gerechtelijke bijstand is de gehele of gedeeltelijke tenlasteneming van de erelonen en kosten van advocaten en rechtspleging.
   § 3. Psychologische bijstand is de tenlasteneming van hoogstens twaalf consultaties bij een psycholoog en/of een psychiater om onmiddellijk hulp te verlenen aan het slachtoffer van een gewelddaad.
   § 4. De gerechtelijke bijstand en de psychologische bijstand, zoals bepaald in de paragrafen 2 en 3, worden alleen verleend voor zover het slachtoffer een klacht heeft ingediend bij de gerechtelijke overheid.
   § 5. Het slachtoffer doet een beroep op de bijstandsverlener die het mag kiezen.
   In voorkomend geval, deelt de betrokken dienst bedoeld in artikel 51 terdecies hem, op zijn aanvraag en bij wijze van inlichting, een lijst van de bijstandsverleners op wie in geval van agressie een beroep kan worden gedaan, mee.
   Het slachtoffer deelt die betrokken dienst de naam van de door hem gekozen bijstandsverlener(s) mee die zijn dossier behandelt(en).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Art. 24quinquies.[1 § 1er. Behoudens bij behoorlijk bewezen overmacht, dient het slachtoffer de aanvraag om gerechtelijke bijstand, bedoeld in artikel 51 decies, § 2, en/of psychologische bijstand, bedoeld in artikel 51 decies, § 3, [2 ...]2 binnen de maand volgend op het gebeuren van de feiten.
   Wanneer het slachtoffer zijn ambt in het leerplichtonderwijs uitoefent, wordt de aanvraag bedoeld in het eerste lid bij de algemene directie leerplichtonderwijs ingediend. Deze kijkt na of de voorwaarden van deze afdeling vervuld zijn.
   Wanneer het slachtoffer zijn ambt binnen een instelling voor hoger onderwijs buiten de universiteit uitoefent, wordt de in het eerste lid bedoelde aanvraag bij de algemene directie niet verplicht onderwijs ingediend.
   § 2. Binnen dezelfde termijn, zendt het slachtoffer eveneens bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, een afschrift van de aanvraag aan het inrichtingshoofd, voor de inrichtingen, aan de directeur, voor de psycho-medisch-sociale centra.
   § 3. De aanvraag vermeldt, voor zover dit mogelijk is, de oorzaken, de omstandigheden en de waarschijnlijke gevolgen van de gewelddaad.
   § 4. Het hoofd van de inrichting of de directeur van het centrum, naargelang van het geval, waaronder het slachtoffer ressorteert, deelt zijn advies mee aan de algemene directie leerplichtonderwijs of aan de algemene directie niet verplicht onderwijs, binnen de drie werkdagen na de ontvangst van het afschrift van de aanvraag bedoeld in § 1.
   Het deelt het slachtoffer een afschrift van zijn advies mee.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<BFG 2017-10-25/11, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art. 24sexies.[1 § 1er. De beslissing tot verlening van bijstand wordt genomen, binnen vijftien werkdagen volgend op de ontvangst van de in artikel 51 undecies, § 1, bedoelde aanvraag, door de algemene directie leerplichtonderwijs of de algemene directie niet-verplicht onderwijs, naar gelang van het geval.
   § 2. Bij weigering, kan het personeelslid of, bij behoorlijk aangetoonde overmacht, zijn vertegenwoordiger, via de algemene directie leerplichtonderwijs of de directie niet verplicht onderwijs, een beroep indienen bij de functionele minister.
  Het beroep wordt [2 ...]2 ingediend binnen vijftien werkdagen volgend op de kennisgeving van de weigering van de bijstandsverlening.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (2)<BFG 2017-10-25/11, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art. 24septies.[1 § 1er. § 1. Het beheer van gerechtelijke bijstand en psychologische bijstand ressorteert onder de algemene dienst Steun van de algemene directie audit, coördinatie en steun.
   § 2. In deze afdeling, onder betrokken dienst, wordt de in § 1 bedoelde dienst verstaan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Article 24octies.[1 § 1er. § 1. De tenlasteneming van de erelonen en de kosten voor advocaten, de rechtspleging en de psychologische en/of psychiatrische raadpleging kan, voor elk schadegeval, niet hoger zijn dan 3.718,40 euro.
   § 2. Bij wijze van uitzonderlijke maatregel, op behoorlijk met redenen omklede aanvraag, kan de tenlasteneming niet hoger zijn dan het in paragraaf 1 vastgestelde maximumbedrag. Het slachtoffer, of, bij behoorlijk aangetoonde overmacht, zijn vertegenwoordiger, dient deze behoorlijk met redenen omklede aanvraag bij de betrokken dienst in.
   § 3. De kosten die geheel of gedeeltelijk worden terugbetaald of ten laste genomen ofwel krachtens een andere wettelijke of verordeningsbepaling, ofwel krachtens een verzekeringsovereenkomst die door het slachtoffer of door elke derde wordt aangegaan, geven geen recht op een tegemoetkoming.
   § 4. Het slachtoffer deelt de betrokken dienst de stukken ter verantwoording van de uitgaven mee. Daartoe worden inzonderheid de dagvaardingen en in het algemeen alle gerechtelijke akten binnen 10 werkdagen na hun uitreiking of betekening meegedeeld.
   § 5. De betrokken dienst beoordeelt de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde kosten- en ereloonstaten. Deze dienst kan zijn tegemoetkoming weigeren of onderbreken, wanneer hij van oordeel is dat :
   1° de stelling van het slachtoffer niet geloofwaardig is;
   2° het transactievoorstel van de derde billijk en serieus is;
   3° een beroep tegen een rechterlijke beslissing niet veel kans op succes maakt.
   De kosten en erelonen waarvoor de betrokken dienst bij toepassing van het vorige lid zijn tegemoetkoming heeft geweigerd of onderbroken, worden echter overeenkomstig deze titel ten laste genomen, wanneer het slachtoffer gelijk krijgt bij een definitieve beslissing waarvoor geen beroep voor een gewoon of buitengewoon gerecht kan worden aangetekend.
   Tegen de beslissing van de betrokken dienst zijn tegemoetkoming te weigeren of te onderbreken kan beroep worden aangetekend bij de minister bevoegd voor de ambtenarenzaken binnen een termijn van 20 werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van die beslissing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

Art. 24nonies.[1 De kredieten die noodzakelijk zijn voor het dekken van de uitgaven die door de gerechtelijke bijstand en de psychologische bijstand worden voortgebracht, worden opgenomen in de begroting van de Franse Gemeenschap in het kader van de kredieten die aan de betrokken dienst worden toegekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2013-11-21/26, art. 71, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>

HOOFDSTUK III. - Aanwerving.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.25. De wervingsambten mogen worden uitgeoefend door de leden van het technisch personeel die tijdelijk of in vast verband zijn aangeworven.

Art.26. Bij zijn eerste aanwerving legt het lid van het technisch personeel de eed af in handen van de inrichtende macht of diens afgevaardigde.
  De in het eerste lid bedoelde eed wordt uitgesproken in de woorden zoals bepaald door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
  Hiervan wordt akte gegeven aan het lid van het technisch personeel.

Afdeling 2. - Tijdelijke aanwerving en tijdelijk technisch personeel.
Art.27.Niemand kan tijdelijk door de inrichtende macht worden aangeworven indien hij, op het ogenblik van zijn aanwerving, niet aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° [1 ...]1;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;
  4° hebben voldaan aan de wetten op de dienstplicht;
  5° houder zijn van een bekwaamheidsbewijs in verband met het te verlenen ambt, zoals bedoeld in artikel 28;
  6° bij de eerste indiensttreding, een medisch attest overhandigen dat nog geen zes maanden oud is en waarbij verklaard wordt dat de kandidaat zijn gezondheidstoestand zodanig is dat deze geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de leerlingen en de andere personeelsleden;
  7° in regel zijn met de wettelijke en verordenende bepalingen aangaande de regeling;
  8° niet geschorst zijn bij tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn bij tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht.
  [2 In afwijking van het eerste lid, 5°, kan de inrichtende macht, indien zij een afwezig technisch personeelslid bij gebrek aan kandidaten niet kan vervangen door een personeelslid dat dezelfde functie uitoefent, na advies van de lokale organen voor sociaal overleg en met inachtneming van de statutaire regels, het afwezige personeelslid vervangen door een personeelslid dat houder is van een bekwaamheidsbewijs vastgesteld voor een andere functie. Deze maatregel is van toepassing op alle vervangingen van minstens 10 werkdagen.]2
  De inrichtende macht kan slechts een tijdelijk lid van het technisch personeel aanwerven nadat is voldaan aan de in hoofdstuk 6 bedoelde bepalingen.
  ----------
  (1)<DFG 2013-06-20/18, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 27-07-2013>
  (2)<DFG 2024-05-16/79, art. 93, 024; Inwerkingtreding : 02-08-2024>

Art.28.De vereiste bekwaamheidsbewijzen voor bovenvermelde wervingsambten zijn als volgt vastgelegd :
  1° Psycho-pedagogisch consulent : het diploma van licentiaat psychologische wetenschappen [1 of het diploma master in de psychologische wetenschappen]1;
  2° Maatschappelijk werker :
  a) het diploma maatschappelijk werker of van maatschappelijk assistent(e), uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 februari 1952 houdende organisatie van het onderwijs van maatschappelijk dienstbetoon [2 of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent]2;
  b) het diploma van maatschappelijk werker of van maatschappelijk assistent(e), uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen [3 of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent]3.
  3° Paramedisch werker :
  De diploma's van vroedvrouw [4 (of Bachelor vroedvrouw)]4, gegradueerd ziekenhuisverpleger, gegradueerd psychiatrisch verpleger [4 (of Bachelor verpleegzorg specialisatie mentale gezondheid en psychiatrie)]4, gegradueerd verpleger pediatrie [4 (of Bachelor verpleegzorg in pediatrie)]4 en gegradueerd sociaal verpleger [4 (of Bachelor verpleegzorg specialisatie in gemeenschapsgezondheid)]4, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957 tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster, gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 juli 1960.
  Worden eveneens geacht in het bezit te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs, de kandidaten die, overeenkomstig artikel 25 van voormeld koninklijk besluit van 17 augustus 1957, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 11 juli 1960, worden toegelaten de titel van gegradueerd ziekenhuisverpleger te dragen.
  De diploma's van vroedvrouw en van gegradueerd verple(e)g(st)er, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen en het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 21 april 1994 tot vaststelling van de voorwaarden voor het behalen van de diploma's van vroedvrouw en gegradueerd verple(e)g(st)er.
  4° Psycho-pedagogisch werker :
  a) het bekwaamheidsattest voor de ambten van consulent of assistent beroepsoriëntatie, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 oktober 1936;
  b) het diploma van assistent psychologie [5 of Bachelor assistent in de psychologie]5, uitgereikt door een inrichting die is ingericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.
  [6 5° Logopedisch helper: [7 het diploma van bachelor of master in de logopedie]7.]6
  ----------
  (1)<DFG 2014-04-11/25, art. 81, 017; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (2)<DFG 2014-04-11/25, art. 82, 017; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (3)<DFG 2014-04-11/25, art. 83, 017; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (4)<DFG 2014-04-11/25, art. 84, 017; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (5)<DFG 2014-04-11/25, art. 85, 017; Inwerkingtreding : 29-06-2014>
  (6)<DFG 2019-05-03/43, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (7)<DFG 2021-07-19/12, art. 34, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.29.Er wordt, uiterlijk op het ogenblik van de aanwerving, een schriftelijke overeenkomst opgesteld die wordt ondertekend door beide partijen en opgemaakt in tweevoud, waarvan een wordt overhandigd aan het personeelslid. Deze overeenkomst vermeldt :
  1° de identiteit van de inrichtende macht :
  2° de identiteit van het lid van het technisch personeel;
  3° [1 voor elk centrum, het (de) uit te oefenen ambt(en) alsook de kenmerken en de omvang van de opdracht;]1
  4° het centrum waarnaar hij wordt geaffecteerd [1 het (de) centrum(tra) waarnaar het wordt geaffecteerd]1;
  5° indien de betrekking vacant is of niet en, in geval van dit laatste, de naam van de houder van deze betrekking en, desgevallend, deze van zijn tijdelijke plaatsvervanger;
  6° desgevallend, de bijkomende verplichtingen zoals bedoeld in artikel 13 en de onverenigbaarheden zoals bedoeld in artikel 21;
  7° de datum van indiensttreding;
  8° de datum waarop de aanwerving ten einde loopt. Deze datum komt uiterlijk overeen met het einde van het lopend dienstjaar.
  Bij ontstentenis van schriftelijke overeenkomst wordt het lid van het technisch personeel geacht aangeworven te zijn in het ambt, de opdracht en de betrekking die hij daadwerkelijk uitoefent.
  Op het einde van iedere periode van dienstactiviteit overhandigt de inrichtende macht aan het tijdelijk lid van het technisch personeel een attest waarin melding wordt gemaakt van de gepresteerde diensten per uitgeoefend ambt, met de begin- en einddata, alsook de aard van het ambt en de bezettingsgraad van de betrekking. Zij geeft het technisch personeelslid eveneens alle sociale documenten.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.30.§ 1. Voor iedere aanwerving in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel in een ambt waarvoor hij het in artikel 28 bedoeld vereist bekwaamheidsbewijs bezit, krijgt het technisch personeelslid dat 360 dagen dienst daadwerkelijk gepresteerd heeft in een van de in artikel 6 bedoelde ambten als hoofdambt bij deze inrichtende macht, gespreid over minstens twee dienstjaren en verworven tijdens de jongste vijf dienstjaren, voorrang bij de inrichtende macht en wordt deze opgenomen in het klassement van deze inrichtende macht.
  (De diensten gepresteerd voor de inrichtende macht door de leden van het niet-statutair personeel, worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in het 1e lid onder dezelfde voorwaarden, maar volgens een verminderingscoëfficiënt bepaald in artikel 48 § 3 wat de eerste 1200 dagen betreft.) <DFG 2007-12-13/54, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  De aanwervingen geschieden op grond van de rangschikking. Deze wordt opgesteld op basis van het aantal dagen dienstanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 48, § 1.
  Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang verleend aan het technisch personeelslid met de hoogste ambtsanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 48, § 2.
  Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.
  Bij gelijke leeftijd wordt voorrang verleend aan het lid van het technisch personeel wiens jaartal tijdens hetwelk het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het gesolliciteerd ambt uitgereikt is, het oudst is.
  § 2. Ieder in vast verband aangenomen personeelslid dat wenst over te gaan naar een ander wervingsambt waarvoor hij het vereist bekwaamheidsbewijs bezit, overeenkomstig artikel 28 en waarin hij minstens 180 dagen dienstanciënniteit telt, zal op eigen verzoek worden geklasseerd bij de prioritairen.
  [1 § 2bis. Binnen dezelfde inrichtende macht, voor elk ambt, worden ook in de rangschikking opgenomen, de deeltijdse tijdelijke of vastbenoemde technische personeelsleden, op voorwaarde, voor deze laatste, dat zij dit op straffe van uitsluiting bij aangetekende brief of tegen ontvangst van bewijs vóór 31 mei aan de inrichtende macht hebben aangevraagd. Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat het personeelslid in de inrichtende macht al dan niet in dienst is op het ogenblik waarop de rangschikking wordt vastgesteld.]1
  § 3. Na uitputting van de eventuele beroepsprocedures worden de diensten waaraan een einde wordt gesteld via een ontslag niet in aanmerking genomen voor de berekening van de 360 dagen dienst waarvan sprake in § 1 bij de inrichtende macht die een eind heeft gesteld aan de functies, behalve als deze het ontslagen technisch personeelslid opnieuw aanwerft.
  § 4. De in § 1 bedoelde voorrang geldt voor alle vacante betrekkingen alsook voor niet vacante betrekkingen en waarvan de houder of het personeelslid dat deze tijdelijk vervangt, vervangen dient te worden voor een ononderbroken termijn van minstens acht weken.
  § 5. De in § 1 bedoelde kandidaten die wensen gebruik te maken van hun voorrangsrecht moeten, op straffe van uitsluiting voor het desbetreffende dienstjaar, hun kandidatuur indienen via aangetekend schrijven, vóór 31 mei, bij de inrichtende macht waarbij zij voorrang hebben bekomen. In deze brief wordt het ambt vermeld waarop de kandidatuur betrekking heeft.
  § 6. De akte waarmee de kandidaat zijn voorrang laat gelden, is geldig voor het volgend dienstjaar. De kandidaat die de hem overeenkomstig de voorrangsregels aangeboden betrekking weigert, verliest zijn voorrang voor een betrekking in hetzelfde ambt tijdens het lopend dienstjaar, behalve indien hij motieven kan inroepen die door de organen voor sociale democratie worden toegestaan.
  § 7. De in § 1 bedoelde anciënniteit wordt berekend op de laatste dag van het dienstjaar volgens de wijzen zoals bedoeld in artikel 48.
  § 8. Het bevoegd bestuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap verschaft, op gewoon verzoek van de kandidaten en tegen betaling van de verzendingskosten, de lijst van de centra met vermelding van de inrichtende macht die deze inricht, per provincie.
  Onder dezelfde voorwaarden verschaft zij tevens de lijst van de centra die zijn gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met vermelding van de inrichtende macht die deze inricht.
  § 9. De inrichtende macht bezorgt tijdens de eerste veertien dagen van de maand mei de lijst van de vacante betrekkingen aan de betrokken leden van het technisch personeel, volgens de wijzen bepaald door de organen voor sociale democratie.
  Om de drie maanden wordt tevens een lijst bezorgt door de inrichtende macht aan de organen voor sociale democratie.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 45, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.31. De inrichtende macht stuurt naar het FOREm en het ORBEm, naargelang het geval, bij aangetekend schrijven en binnen een termijn van vijftien dagen na de vacature, de lijst van de betrekkingen die moeten worden verleend overeenkomstig de regels bepaald in artikel 30 en die niet kunnen worden toegekend aan de leden van het technisch personeel die de voorrang genieten zoals bedoeld in artikel 30, § 1.
  De inrichtende macht geeft, op eenvoudig verzoek van een belangstellende kandidaat, kennis van de dienstattesten, zoals bedoeld in artikel 29, van de leden van het technisch personeel die zijn aangeworven met toepassing van artikel 30, § 1.

Art.32. Op het einde van een periode van dienstactiviteit van minstens zes maanden van een tijdelijk lid van het technisch personeel stelt de inrichtende macht of diens afgevaardigde een omstandig verslag op over de wijze waarop het personeelslid zich heeft gekweten van zijn taak, waarvan het model wordt vastgelegd door de bevoegde centrale paritaire commissie.
  Het verslag wordt voorgelegd aan het betrokken tijdelijk lid van het technisch personeel.
  Als het personeelslid van oordeel is dat de inhoud van het verslag ongegrond is, vermeldt hij dit erbij wanneer hij het viseert.

Art.33.§ 1. Niemand kan door de inrichtende macht worden aangeworven in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijke indien hij niet aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° [1 ...]1;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;
  4° hebben voldaan aan de wetten op de dienstplicht;
  5° houder zijn van een bekwaamheidsbewijs dat in verhouding staat tot het te begeven ambt, zoals bedoeld in artikel 28;
  6° bij de eerste indiensttreding, een medisch attest overhandigen dat nog geen zes maanden oud is en waarbij verklaard wordt dat de kandidaat zijn gezondheidstoestand zodanig is dat deze geen gevaar oplevert voor de gezondheid van de consultanten en de andere personeelsleden;
  7° in regel zijn met de wettelijke en verordenende bepalingen aangaande de taalregeling;
  8° niet geschorst zijn naar aanleiding van een tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn naar aanleiding van een tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht;
  9° gerangschikt zijn als prioritaire volgens de wijzen bepaald in artikel 30, § 1;
  10° in het betrokken ambt geen ongunstig verslag hebben gekregen zoals bedoeld in artikel 32 en strekkende over een ononderbroken tijdelijke aanwervingsperiode van minstens drie maanden tijdens een dienstjaar.
  Het lid van het technisch personeel wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde gesteld in het eerste lid, 10°, zolang er door de inrichtende macht of diens afgevaardigde geen ongunstig verslag is opgesteld tegen hem dat strekt over een ononderbroken tijdelijke aanwervingsperiode van minstens drie maanden tijdens een dienstjaar.
  Het verslag wordt ter ondertekening voorgelegd aan het betrokken lid van het tijdelijk technisch personeel. De procedure wordt voortgezet als het technisch personeelslid weigert het verslag te ondertekenen.
  Indien het lid van het technisch personeel van oordeel is dat de inhoud van het verslag ongegrond is, vermeldt hij dit erbij wanneer hij viseert en heeft hij het recht om, binnen de tien werkdagen na de ontvangst van dit verslag, beroep in te stellen bij de Beroepskamer.
  Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.
  De Beroepskamer verstrekt haar advies aan de inrichtende macht binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het beroep.
  (In voorkomend geval wordt het inspectieverslag over de professionele bekwaamheden dat tot een ongunstig verslag vanwege de inrichtende macht of zijn afgevaardigde geleid heeft, in aanmerking genomen door de raad van beroep.) <DFG 2007-03-08/46, art. 206, 1°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  De inrichtende macht neemt haar beslissing binnen een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Beroepskamer.
  § 2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, is paragraaf 1 eveneens van toepassing op de leden van het technisch personeel die met ouderschapsverlof (of in arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval) of ziekteverlof zijn. <DFG 2003-05-08/49, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (Het aantal dagen bedoeld in artikel 19 van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, wordt toegekend aan het personeelslid vanaf het moment waarop het voor het eerst zijn ambt bekleedt na zijn aanstelling en wordt berekend vanaf dat moment.) <DFG 2003-05-08/49, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  (De afwezigheden wegens ziekte van een personeelslid aangesteld overeenkomstig lid 1, worden aangerekend op het aantal dagen die hij kan genieten bij toepassing van artikel 20 van hetzelfde decreet.) <DFG 2003-05-08/49, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  ----------
  (0)<DFG 2010-07-08/19, art. 46, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (1)<DFG 2013-06-20/18, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Art.34.
  <Opgeheven bij DFG 2010-07-08/19, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.35.
  <Opgeheven bij DFG 2010-07-08/19, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.36.
  <Opgeheven bij DFG 2010-07-08/19, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.37.
  <Opgeheven bij DFG 2010-07-08/19, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.38.
  <Opgeheven bij DFG 2010-07-08/19, art. 66, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling 2bis. Toekenning van de betrekkingen gesubsidieerd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest
Art. 38bis. <Ingevoegd bij DFG 2007-12-13/54, art. 29; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. Wanneer een inrichtende macht de toekenning van een betrekking die door het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijk gewest gesubsidieerd wordt, geniet, biedt zij die overeenkomstig de voorrangsregels opgenomen in artikel 30 § 1 aan.
  Bij ontstentenis daarvan, biedt de inrichtende macht de betrekking aan het personeelslid aan dat reeds aangeworven is in een betrekking van dezelfde aard en van hetzelfde ambt waarvoor het houder is van een bekwaamheidsbewijs dat zonder tijdsbeperking, recht geeft op de toekenning van een weddesubsidie voor de uitoefening van dat ambt en dat meer dan 600 anciënniteitsdagen over minstens 3 jaar telt.
  Wanneer meerdere personeelsleden aan de in het vorige lid bedoelde voorwaarden voldoen, biedt de inrichtende macht de betrekking aan het personeelslid aan dat de grootste anciënniteit in het ambt telt.
  § 2. De in § 1 bedoelde kandidaten die hun voorrangsrecht wensen te gebruiken, moeten op straffe van verval voor het betrokken jaar, hun kandidatuur per aangetekend schrijven indienen vóór 31 mei van het jaar bij de inrichtende macht waarbij zij een voorrang hebben verworven. Deze brief vermeldt het ambt waarop de kandidatuur betrekking heeft.
  § 3. De handeling waardoor de kandidaat zijn prioriteit laat gelden, is geldig voor het volgende jaar. De kandidaat die de betrekking die hem overeenkomstig de voorrangsregels geboden wordt, niet aanvaardt, verliest zijn voorrang voor een betrekking van hetzelfde ambt gedurende het lopende jaar.

Afdeling 3. - Aanwerving in vast verband.
Art.39.De inrichtende macht gaat over tot de aanwerving in vast verband in een vacante betrekking van een wervingsambt, behalve :
  1° als zij, krachtens de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6, verplicht is een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, in deze betrekking aan te stellen;
  2° als zij deze betrekking reed heeft toegewezen via een mutatie of een affectatiewijziging overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 40;
  [1 3° als zij deze betrekking reeds heeft toegewezen via de opdrachtuitbreiding, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 40bis.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 47, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.40.§ 1. De inrichtende macht die een vacante betrekking te verlenen heeft, kan de mutatie van een lid van het technisch personeel van een andere inrichtende macht aanvaarden, als geen van de leden van haar technisch personeel voorrang heeft. Het betrokken lid van het technisch personeel moet hiertoe een aanvraag indienen en het akkoord verkrijgen van zijn inrichtende macht.
  Niemand kan worden gemuteerd in een betrekking van wervingsambt als hij niet in vast verband is aangeworven in het wervingsambt waarop de vacante betrekking heeft.
  De inrichtende macht moet het lid van het technisch personeel in vast verband aanwerven op het ogenblik van de mutatie, ongeacht het tijdstip.
  Het gemuteerd lid van het technisch personeel moet ontslag nemen uit de inrichtende macht die hij verlaat voor de opdracht die hij er uitvoert en waarvoor hij zijn mutatie heeft aangevraagd.
  De overgang van een inrichtende macht naar een andere moet ononderbroken verlopen.
  De wijzen voor mutaties worden bovendien vastgelegd door de organen voor sociale democratie.
  § 2. De inrichtende macht kan instemmen met een affectatiewijziging voor een van de leden van haar technisch personeel.
  Deze affectatiewijziging kan slechts gebeuren indien het lid van het technisch personeel in vast verband is aangenomen bij de inrichtende macht in het ambt waartoe de vacante betrekking behoort.
  De overgang van een centrum naar een ander moet ononderbroken verlopen.
  De wijzen voor affectatiewijzigingen worden bovendien vastgelegd door de organen voor sociale democratie.
  [1 § 3. Naar aanleiding van de samenvoeging, herstructurering, overneming of oprichting van centra, wordt het in vast verband aangeworven technisch personeelslid dat krachtens de bepalingen betreffende de terbeschikkingstelling en de reaffectaties, een vacante betrekking toegewezen krijgt bij de inrichtende macht die het opnieuw heeft aangeworven, onmiddellijk in die betrekking in vast verband aangeworven, wat de datum ervan ook is.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 48, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art. 40bis. [1 De inrichtende macht die een vacante betrekking wil toekennen, vult, met inachtneming van artikel 30, in afwijking van artikel 44, de opdracht aan van een lid van zijn personeel dat in een opdracht met onvolledige prestaties in vast verband benoemd is, met een uitbreiding van zijn aanwerving in vast verband in hetzelfde ambt.
   De uitbreiding heeft uitwerking ongeacht de datum. Ze kan alleen worden toegekend voor zover het personeelslid voldoet aan alle voorwaarden bedoeld in artikel 43, met uitzondering van 10° en 12°.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 49, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.41. De inrichtende macht die een vacante betrekking heeft voor een te begeven wervingsambt kan een lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangenomen in een bevorderingsambt, dat hierom verzoekt, in vast verband aanstellen in deze betrekking indien geen van haar personeelsleden voorrang geniet in de zin van artikel 30, § 1.
  De aanwerving kan eender wanneer gebeuren en kan pas worden toegekend wanneer het lid van het technisch personeel voldoet aan alle voorwaarden gesteld in artikel 43, met uitzondering van 8° en 10°.

Art.42. Het niet in artikel 41 bedoeld lid van het technisch personeel dat, de regels van dit decreet indachtig, zich een vacante betrekking ziet toegekend waarvoor het reeds in vast verband is aangeworven bij dezelfde inrichtende macht, wordt, indien het hierom verzoekt, onmiddellijk in deze betrekking in vast verband aangeworven, ongeacht de datum.

Art.43.§ 1. Niemand kan in vast verband worden aangenomen indien hij niet aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° [2 ...]2;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° zijn politieke en burgerlijke rechten genieten;
  4° voldaan hebben aan de wetten op de dienstplicht;
  5° houder zijn van en bekwaamheidsbewijs in verband met het te verlenen ambt, zoals bedoeld in artikel 28;
  6° [1 ...]1
  7° voldoen aan de wettelijke en verordenende bepalingen inzake de taalregeling;
  8° als prioritaire gerangschikt staan volgens de wijzen bepaald in artikel 30, § 1, tijdens het dienstjaar waarin het lid van het technisch personeel zich kandidaat stelt voor de aanwerving in vast verband en tijdens het volgend dienstjaar;
  9° op 31 augustus van het dienstjaar tijdens hetwelk het lid van het technisch personeel zich kandidaat stelt voor de aanwerving in vast verband, 600 dagen dienstanciënniteit tellen waarvan 240 dagen in desbetreffend ambt, gepresteerd bij dezelfde inrichtende macht of, in de veronderstelling bedoeld in artikel 47, bij een andere inrichtende macht van hetzelfde net. De 600 dagen dienstanciënniteit verworven bij de inrichtende macht moeten gespreid zijn over minstens drie dienstjaren.
  10° zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald in de oproep tot kandidaten;
  11° niet geschorst zijn bij tuchtmaatregel, niet disciplinair geschorst zijn, niet ter beschikking gesteld zijn bij tuchtmaatregel of niet op disciplinaire non-activiteit geplaatst zijn door de inrichtende macht waarvan hij afhangt of door een andere inrichtende macht;
  12° tijdens het dienstjaar dat voorafgaat aan datgene waarin de aanwerving in vast verband gebeurt, geen ongunstig rapport gekregen hebben zoals bedoeld [3 in artikel 32]3 en strekkende over een ononderbroken periode van minstens zes maanden in een tijdelijke aanwerving.
  De in het eerste lid, 1° tot 7° en 11°, bedoelde voorwaarden dienen te zijn vervuld op het ogenblik van de aanwerving in vast verband.
  De kandidaat voor een aanwerving in vast verband wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde in het eerste lid, 12°, zolang er door de inrichtende macht of diens afgevaardigde geen ongunstig rapport is opgesteld ten zijn aanzien.
  Het verslag wordt ter ondertekening voorgelegd aan het betrokken lid van het tijdelijk technisch personeel. De procedure wordt voortgezet als het technisch personeelslid weigert het rapport te ondertekenen.
  Indien het lid van het technisch personeel van oordeel is dat de inhoud van het rapport ongegrond is, vermeldt het dit erbij wanneer hij het viseert gezien tekent en heeft hij het recht om, binnen de tien werkdagen na de ontvangst van dit verslag, beroep in te stellen bij de Beroepskamer.
  Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.
  De Beroepskamer verstrekt haar advies aan de inrichtende macht binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het beroep.
  De inrichtende macht neemt haar beslissing binnen een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Beroepskamer.
  (In voorkomend geval wordt het inspectieverslag over de professionele bekwaamheden dat tot een ongunstig verslag vanwege de inrichtende macht geleid heeft, in aanmerking genomen door de raad van beroep.) <DCFR 2007-03-08/46, art. 206, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  Het lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangeworven in een betrekking moet deze als hoofdambt bekleden.
  § 2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, is paragraaf 1 eveneens van toepassing op de leden van het technisch personeel (die met ouderschapsverlof of in arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of met ziekteverlof zijn). <DFG 2003-05-08/49, art. 105, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 50, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2013-06-20/18, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 27-07-2013>
  (3)<DFG 2018-07-11/29, art. 71, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.44.[1 Elk jaar, tussen 1 en 15 mei, doet de inrichtende macht een oproep tot kandidaten voor de aanwerving in vast verband. De verplichting in vast verband aan te werven geldt alleen voor de technische personeelsleden die zich kandidaat stellen.
   De toe te kennen definitief vacante betrekkingen worden vastgesteld op grond van de toestand op 15 april die voorafgaat aan de oproep tot kandidaten, met inbegrip van de betrekkingen die definitief vacant zijn geworden met toepassing van artikel 40 van dit decreet. Het bericht, dat melding maakt van het aantal aangeboden betrekkingen, het toe te kennen ambt of de toe te kennen ambten, de voorwaarden die vereist zijn van de kandidaten, alsook van de vorm waarin en de termijn binnen welke de kandidaturen moeten worden ingediend, wordt, tegen ontvangstbewijs, meegedeeld aan alle technische personeelsleden, ongeacht of ze prioritair tijdelijk in de zin van artikel 30, § 1, of in vast verband benoemd zijn.
   De wervingen in vast verband worden elk jaar op 1 oktober uitgevoerd, alleen in de betrekkingen bedoeld in het vorige lid die op die datum nog vacant zijn.]1
  Een lid van het technisch personeel dat opnieuw geaffecteerd is naar een andere inrichtende macht dan diegene die hem ter beschikking heeft gesteld wegens gebrek aan betrekking en wiens reaffectatie verlengd wordt voor het derde opeenvolgend jaar, kan zich kandidaat stellen voor een aanwerving in vast verband in een betrekking die hem werd toegekend in deze andere inrichtende macht, onder dezelfde voorwaarden als het lid van het prioritair tijdelijk personeel binnen deze inrichtende macht.
  De volgorde waarin de inrichtende macht overgaat tot de aanwervingen in vast verband wordt bepaald aan de hand van de dienstanciënniteit van de kandidaten, berekend overeenkomstig artikel 48, § 1.
  Bij gelijke dienstanciënniteit wordt voorrang verleend aan het technisch personeelslid met de hoogste ambtsanciënniteit, berekend overeenkomstig artikel 48, § 2.
  Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.
  Bij gelijke leeftijd wordt voorrang verleend aan het lid van het technisch personeel wiens jaartal tijdens hetwelk het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het gesolliciteerd ambt uitgereikt is, het oudst is.
  De inrichtende macht bezorgt jaarlijks de lijst van de vacante betrekkingen aan de betrokken leden van het technisch personeel volgens de wijzen bepaald door de organen voor sociale democratie.
  Er wordt driemaandelijks tevens een lijst van de vacante betrekkingen door de inrichtende macht meegedeeld aan de organen voor sociale democratie.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 51, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.45. De aanwerving in vast verband, de mutatie en de affectatiewijziging zijn niet toegelaten in een betrekking van een centrum dat, met toepassing van de rationalisatieregels, zal worden gesloten of in een betrekking die behoort tot een centrum wiens periode voor de toelating tot subsidies beperkt is bij beslissing van de Regering die voorafgaandelijk wordt ter kennis gebracht van de inrichtende macht.

Art.46. De persoon die zich kandidaat stelt voor de aanwerving in vast verband voor verschillende betrekkingen, dient een afzonderlijke kandidaatstelling in voor iedere betrekking.
  Het lid van het technisch personeel dat in vast verband in aangenomen in een ambt en dat een definitieve affectatie vraagt in dezelfde inrichtende macht in een betrekking die vacant is in een ander wervingsambt waarvoor het het vereist bekwaamheidsbewijs bezit, moet gehoor geven aan de oproep tot aanwerving in vast verband in dit ambt.

Art.47. <DFG 2007-02-02/52, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2007> Elke inrichtende macht die kan bewijzen dat het onmogelijk is om een kandidaat, dat lid is van het technisch personeel, aan te werven, dat de voorwaarden van artikel 43 vervult, kan, op zijn aanvraag, een lid van het technisch personeel van een centrum van dezelfde aard aanwerven die aan de voorwaarden van artikel 43 voldoet, met uitzondering van 8° en 10°.

Art.48.§ 1. Voor de berekening van de in deze afdeling bedoelde dienstanciënniteit worden in aanmerking genomen alle diensten die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tijdelijk of in vast verband gepresteerd in de centra die afhangen van de inrichtende macht, alsook de niet bezoldigde perioden die gelijkgesteld worden aan de dienstactiviteit, in alle betoelaagde ambten van de leden van het technisch personeel van de centra die worden ingericht door de inrichtende macht, in hoofdambt en voor zover de kandidaat houder is van het bekwaamheidsbewijs voor dit ambt, zoals bedoeld in artikel 28.
  Het aantal dagen dat men heeft in de hoedanigheid van tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak is de som van alle dagen die men telt vanaf het begin tot het einde van de doorlopende van periode van dienstactiviteit, met inbegrip, als deze in deze periode vervat zitten, van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in de geldende regelgeving.
  Bij ambtswijziging worden de dagen die men verworven heeft in de hoedanigheid van vastbenoemde in een ambt met volledige dagtaak berekend vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit, met inbegrip van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in het vorig lid.
  De diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dagtaak en met minstens de helft van het aantal uren dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak worden evengoed in aanmerking genomen als de diensten volbracht in een ambt met volledige dagtaak.
  Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dagtaak dat niet de helft van het aantal uren bevat dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak, wordt met de helft verminderd.
  Het aantal dagen verworven in twee of meerdere ambten die tegelijkertijd worden uitgeoefend, mag nooit hoger liggen dan het aantal dagen verworven in een ambt met volledige dagtaak uitgeoefend tijdens dezelfde periode.
  De duur van de diensten die het personeelslid telt, mag nooit meer bedragen dan 360 dagen per dienstjaar, 360 dagen zijnde een anciënniteitsjaar.
  § 2. Voor de berekening van de in deze afdeling bedoelde ambtsanciënniteit worden in aanmerking genomen alle diensten die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tijdelijk of in vast verband gepresteerd in de centra die afhangen van de inrichtende macht alsook de niet bezoldigde perioden die gelijkgesteld worden aan de dienstactiviteit, in een betoelaagd ambt van de leden van het technisch personeel van de centra die worden ingericht, in hoofdambt en voor zover de kandidaat houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor dit ambt, zoals bedoeld in artikel 28.
  Het aantal dagen dat men heeft in de hoedanigheid van tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak is de som van alle dagen die men telt vanaf het begin tot het einde van de doorlopende periode van dienstactiviteit, met inbegrip, als deze in deze periode vervat zitten, van de ontspanningsverloven, de wettelijke verlofdagen en de ouderschapsverloven, de verloven voor de opvang met het oog op adoptie en de officieuze voogdij en de uitzonderlijke verloven zoals bedoeld in de geldende regelgeving.
  De diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dagtaak en met minstens de helft van het aantal uren dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak worden evengoed in aanmerking genomen als de diensten volbracht in een ambt met volledige dagtaak.
  Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige dagtaak dat niet de helft van het aantal uren bevat dat vereist is voor het ambt met volledige dagtaak, wordt met de helft verminderd.
  De duur van de diensten die het personeelslid telt mag nooit meer bedragen dan 360 dagen per dienstjaar, 360 dagen zijnde een anciënniteitsjaar.
  (§ 3. De diensten gepresteerd door een niet-statutair personeelslid worden gelijkgesteld met de diensten bedoeld in dit artikel, op voorwaarde dat dit personeelslid houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs.
  Wat de eerste 1200 dagen betreft, wordt een verminderingscoëfficiënt van 0,3 toegepast.
  Het aantal dagen verworven als niet-statutair personeelslid binnen een ambt met volledige prestaties, bestaat uit alle dagen gaande van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode. De verloven die van toepassing zijn op de leden van het niet-statutair personeel en een gelijkstelling hebben in de verloven opgesomd in § 1, 2e lid en § 2, 2e lid, worden opgenomen in die activiteitsperiode.
  De diensten gepresteerd binnen een ambt met onvolledige prestaties en minstens de helft van het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties opnemen, worden in aanmerking genomen zoals de diensten vervuld binnen een ambt met volledige prestaties.
  Het aantal dagen verworven binnen een ambt met onvolledige prestaties dat niet de helft van het aantal vereiste uren voor het ambt met volledige prestaties telt, wordt met de helft verminderd.) <DFG 2007-12-13/54, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  [1 § 4. Wanneer de inrichtende macht een einde heeft gemaakt aan de diensten van een personeelslid met toepassing van de artikelen 110sexies, 110septies en 110nonies, kan dat personeelslid geen anciënniteit meer laten gelden in het (de) uitgeoefende ambt(en) of waarvoor het houder is van een vereist bekwaamheidsbewijs, bij die inrichtende macht, behalve als deze het ontslagen personeelslid in dat ambt (die ambten) opnieuw aanwerft.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 52, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

HOOFDSTUK IV. - Bevordering.
Art.49. De aanwerving in vast verband in een bevorderingsambt van directeur kan slechts gebeuren in geval er een vacante betrekking is voor het te begeven ambt.

Art.50. De aanwerving in vast verband in een ambt van directeur kan slechts gebeuren als deze betrekking als hoofdambt bekleed wordt.

Art.51. Een inrichtende macht gaat over tot een aanwerving in vast verband in een vacante betrekking van directeur behalve :
  1° als zij, krachtens de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6, verplicht is een lid van het personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, in deze betrekking aan te stellen;
  2° als zij deze betrekking reed heeft toegewezen via een mutatie overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 52.

Art.52.De inrichtende macht die een vacante betrekking van directeur te verlenen heeft, kan instemmen met [1 een verandering van aanstelling]1 van een van de leden van haar technisch personeel dat titularis is van het ambt van directeur en dat hierom verzoekt. De mutatie kan slechts geschieden onder de voorwaarden gesteld in artikel 40, § 2.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/29, art. 72, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.53. De aanwervingen in vast verband of mutaties zijn niet toegelaten in een betrekking van een centrum dat, met toepassing van de rationalisatieregels, zal worden gesloten of in een betrekking die behoort tot een centrum wiens periode voor de toelating tot subsidies beperkt is bij beslissing van de Regering die voorafgaandelijk wordt ter kennis gebracht van de inrichtende macht.

Art.54.Niemand kan in vast verband worden aangeworven in het bevorderingsambt van directeur als deze, op het ogenblik van de aanwerving, niet aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° [1 ...]1 een dienstanciënniteit hebben verworven van minstens zes jaar bij de inrichtende macht in het ambt van psycho-pedagogisch consulent, berekend volgens de wijzen bepaald in artikel 48, § 1;
  2° [1 vóór die aanwerving, in vast verband titularis zijn van een ambt dat ten minste een halve opdracht bevat, in een centrum dat tot de inrichtende macht behoort;]1
  3° voorafgaandelijk een specifieke opleiding hebben gevolgd die is bekrachtigd met een aanwezigheidsattest.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 53, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.55. § 1. Het ambt van directeur kan tijdelijk worden toevertrouwd aan een personeelslid dat voldoet aan alle voorwaarden gesteld in artikel 54 :
  1° als de houder van het ambt tijdelijk afwezig is;
  2° in de veronderstelling zoals bedoeld in artikel 53.
  Tijdens deze periode blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin het in vast verband is aangeworven.
  § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, is de in artikel 54, 3°, gestelde voorwaarde niet vereist voor iedere aanwerving waarvan de duur gelijk of kleiner is dan vijftien weken. De organen voor sociale democratie moeten de aanwervingsprocedure bepalen.

Art.56.Het ambt van directeur kan tijdelijk worden toevertrouwd aan een personeelslid dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 54, in afwachting van een aanwerving in vast verband.
  Tijdens deze periode blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin het in vast verband is aangeworven.
  Het in het eerste lid bedoeld lid van het technisch personeel wordt uiterlijk na een termijn van twee jaar in vast verband aangeworven in het bevorderingsambt van directeur als de inrichtende macht [1 niet uit dat bevorderingsambt heeft ontheven, overeenkomstig artikel 110sexies, eerste tot vierde lid]1.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 54, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.57.§ 1. [Elke inrichtende macht die kan bewijzen dat het onmogelijk is om een kandidaat aan te stellen die alle voorwaarden vervult voor de toegang tot het bevorderingsambt van directeur bedoeld in artikel 54, kan het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toevertrouwen aan een lid van het technisch personeel dat in vast verband aangeworven is en dat houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs om het wervingsambt van psycho-pedagogische adviseur uit te oefenen. Tijdens de periode waarin het tijdelijk het bevorderingsambt van directeur uitoefent, blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin het in vast verband is aangeworven.] <DFG 2007-02-02/52, art. 128, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
  Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden [1 ontslagen overeenkomstig artikel 110sexies, § 1, eerste tot vierde lid]1.
  § 2. Iedere inrichtende macht die de onmogelijkheid aantoont om het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toe te vertrouwen aan een lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangeworven overeenkomstig de voorgaande bepalingen, kan dit ambt tijdelijk toevertrouwen aan een lid van haar tijdelijk technisch personeel, houder van het vereiste bekwaamheidsbewijs om het wervingsambt van psycho-pedagogisch consulent uit te oefenen.
  Het in het eerste lid bedoelde lid van het technisch personeel wordt geacht [2 aan de in artikel 54, 1° en 2°, bedoelde voorwaarden]2 te voldoen na het verstrijken van een termijn van zes jaar als tijdelijke in het bevorderingsambt van directeur.
  Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden [1 ontslagen overeenkomstig artikel 110sexies, § 1, eerste tot vierde lid]1.
  § 3. Iedere inrichtende macht die de onmogelijkheid aantoont om het bevorderingsambt van directeur tijdelijk toe te vertrouwen aan een lid van het technisch personeel dat in vast verband of tijdelijk is aangeworven overeenkomstig de voorgaande bepalingen, kan beroep doen op een lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangeworven en afhangt van een andere vrije gesubsidieerde inrichtende macht en houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs om het wervingsambt van psycho-pedagogisch consulent te vervullen.
  Tijdens de periode gedurende dewelke hij tijdelijk het bevorderingsambt van directeur uitoefent, blijft het lid van het technisch personeel titularis van de betrekking waarin hij in vast verband is aangeworven in zijn inrichtende macht van herkomst.
  Het personeelslid dat tijdelijk aangeworven is in een bevorderingsambt van directeur krachtens deze paragraaf wordt in vast verband aangeworven in dit ambt na een termijn van zes jaar als hij op dat ogenblik voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 54, 3°, en als de inrichtende macht hem daaruit niet heeft ontheven.
  Het lid van het technisch personeel dat zich tijdelijk een bevorderingsambt van directeur zag toegewezen krachtens deze paragraaf, kan door de inrichtende macht uit dit ambt worden ontheven.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 55, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2011-02-10/07, art. 39, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.58. Iedere tijdelijke aanwerving in een betrekking van directeur schriftelijk vastgelegd en wordt de vermeldingen zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, met uitzondering van 8°, worden erin opgenomen.
  Een tijdelijke aanwerving in een betrekking van directeur wordt beëindigd in gezamenlijk akkoord bij beslissing van de inrichtende macht of met toepassing van artikel 109. Het einde van de uitoefening is evenwel zonder gevolg voor de tijdelijke aanwerving in een betrekking van directeur.
  De inrichtende macht mag niet overgaan tot een tijdelijke aanwerving in de betrekking van directeur als zij, krachtens de bepalingen in hoofdstuk 6, verplicht is deze betrekking toe te kennen aan een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking.

HOOFDSTUK V. - Dienststanden.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.59. Het lid van het technisch personeel bevindt zich gedeeltelijk of geheel in een van de volgende dienststanden :
  1° in actieve dienst;
  2° op non-activiteit;
  3° ter beschikking.

Afdeling 2. - Actieve dienst.
Art.60. Het lid van het technisch personeel wordt steeds geacht in actieve dienst te zijn, behoudens formele bepaling waarbij het zich in een andere dienststand bevindt.

Art.61. Het lid van het technisch personeel in actieve dienst heeft recht op een weddetoelage en op de vooruitbetaling van zijn loon, onder dezelfde voorwaarden als diegene die zijn voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.
  Het lid kan verlof krijgen van de inrichtende macht onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.
  Ieder verlof waarvoor een regeringsbeslissing vereist is om aanspraak te kunnen maken op de wedde in een centrum van de Franse Gemeenschap wordt door de inrichtende macht aan dezelfde overheid ter goedkeuring voorgelegd.

Afdeling 3. - Non-activiteit.
Art.62. Het lid van het technisch personeel staat op non-actief onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.

Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling.
Art.63. Met uitzondering van de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking waarvan sprake in hoofdstuk 6 en de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing uit de betrekking in het belang van de dienst waarvan sprake in artikel 64, kan het lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangeworven door de inrichtende macht ter beschikking worden gesteld onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap.
  Iedere terbeschikkingstelling waarvoor een regeringsbeslissing vereist is om aanspraak te kunnen maken op het wachtloon in een centrum ingericht door de Franse Gemeenschap wordt door de inrichtende macht aan dezelfde overheid ter goedkeuring voorgelegd.

Art.64. § 1. Het lid van het technisch personeel dat in vast verband in aangeworven kan in het belang van de dienst door zijn inrichtende macht ter beschikking worden gesteld wegens ambtsontheffing. De duur van de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing uit de betrekking in het belang van de dienst mag, in een of meerdere tijdsbestekken, niet langer duren dan zes maanden voor de hele loopbaan van het lid van het technisch personeel.
  Er kan evenwel worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde beperking teneinde de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst waartoe is beslist tijdens een dienstjaar ten aanzien van een lid van het technisch personeel te verlengen tot op het einde van het lopend dienstjaar. Het verzoek tot afwijking wordt door de inrichtende macht voor akkoord voorgelegd aan de Regering.
  Tijdens de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst krijgt het lid van het technisch personeel een wachtloon gelijk aan 75 % van zijn laatste loon in actieve dienst.
  Een inrichtende macht kan een lid van haar technisch personeel niet ter beschikking stellen wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst als de feiten waarom zij deze maatregel overweegt het voorwerp kunnen zijn van een tuchtmaatregel of van een procedure waarbij een onverenigbaarheid wordt vastgesteld of als het lid van het technisch personeel, voor deze feiten, gerechtelijk wordt vervolgd.
  § 2. Voorafgaand aan ieder voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst moet het lid van het technisch personeel zijn uitgenodigd zich te laten horen door de inrichtende macht. De oproeping tot de hoorzitting alsook de motieven waarom de inrichtende macht overweegt het personeelslid ter beschikking te stellen wegens ambtsontheffing uit de betrekking in het belang van de dienst, moeten hem kenbaar worden gemaakt vijf werkdagen voor de hoorzitting, hetzij bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij door persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs. Tijdens de hoorzitting mag het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het personeelslid, dat volgens de regels is opgeroepen, niet verschijnt op de hoorzitting of er niet vertegenwoordigd is.
  Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel opgeroepen voor een nieuwe hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het eerste lid.
  Ditmaal, en zelfs wanneer het lid van het technisch personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, wordt de procedure geldig voorgezet.
  § 3. Het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wordt ter kennis gebracht van het lid van het technisch personeel dat, binnen de tien dagen na de kennisgeving, een beroep kan instellen bij de bevoegde Beroepskamer.
  Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn recht op beroep stuurt hiervan onmiddellijk een afschrift naar zijn inrichtende macht.
  De Beroepskamer verstuurt haar gemotiveerd advies naar de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens drie maanden ingaande op de dag van de ontvangst van het beroep.
  Binnen een termijn van acht dagen na de ontvangst van het advies van de Beroepskamer brengt de inrichtende macht haar beslissing ter kennis van de verzoeker en gaat de terbeschikkingstelling in op de derde werkdag volgend op de kennisgeving.
  § 4. Als het lid van het technisch personeel geen beroep heeft ingesteld bij de Beroepskamer binnen de in § 3 voorgeschreven termijn, wordt het voorstel tot terbeschikkingstelling dat ter kennis is gebracht van het lid van het technisch personeel krachtens dezelfde § 3 definitief en gaat het in op de derde werkdag volgend op de vervaldag van voormelde termijn.
  In de in § 3 bedoelde kennisgeving wordt de datum vermeld waarop de terbeschikkingstelling ingaat ingeval het eerste lid van deze paragraaf van toepassing is.
  § 5. De beslissing van de inrichtende macht moet eerst worden goedgekeurd door de Regering alvorens het wachtloon kan worden uitgekeerd. De inrichtende macht legt haar beslissing voor aan de Regering die uitspraak doet binnen een termijn van een maand.
  De Regering brengt haar beslissing ter kennis van de inrichtende macht en van het betrokken lid van het technisch personeel.

HOOFDSTUK VI. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, reaffectatie en tijdelijke terugroeping in actieve dienst.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.65.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder :
  1° [1 terbeschikkingstelling :
   a) terbeschikkingstelling wegens totale ontstentenis van betrekking ten gevolge van de volledige afschaffing van een voltijdse of halftijdse betrekking. Het ambt waarin de betrekking wordt afgeschaft wordt bepaald op basis van de omgekeerde volgorde van de opvolging van de ambten zoals vastgesteld door de inrichtende macht overeenkomstig artikel 7;
   b) het stellen in gedeeltelijk opdrachtverlies ten gevolge van een halftijdse betrekking, uitgeoefend door een personeelslid dat titularis is van een voltijdse betrekking.
   Wanneer het woord " terbeschikkingstelling " zonder nadere bepaling wordt gebruikt, heeft het op beide voormelde toestanden betrekking.]1
  2° maatregelen voorafgaand aan de terbeschikkingstelling : de maatregelen getroffen door de inrichtende macht zoals verduidelijkt in artikel 69 en die ertoe strekken te vermijden dat een in vast verband aangeworven lid van het technisch personeel wordt ter beschikking gesteld;
  3° reaffectatie : terugroepen in actieve dienst van een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld in een definitief vacante of niet-vacante betrekking van het ambt waarin hij in vast verband is aangeworven.
  De reaffectatie gebeurt intern wanneer zij tot doel heeft een lid van het technisch personeel in zijn eigen inrichtende macht terug in dienst te roepen. Zij gebeurt extern wanneer zij tot doel heeft het lid van het technisch personeel in een andere inrichtende macht dan diegene die hem ter beschikking heeft gesteld, terug in actieve dienst te roepen. Deze kan plaatsvinden tussen inrichtende machten of via de reaffectatiecommissie.
  Binnen de inrichtende macht van herkomst is zij definitief wanneer het de bedoeling is om voor het lid van het technisch personeel een definitief vacante betrekking te vinden in het ambt waarvoor het een aanwerving in vast verband geniet. In een andere inrichtende macht is een reaffectatie steeds tijdelijk zolang er geen nieuwe aanwerving in vast verband is;
  4° tijdelijke terugroepen in actieve dienst : het terug in dienst roepen van een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking onder andere voorwaarden dan deze die gelden voor de reaffectatie;
  5° vacante betrekking toegankelijk voor de reaffectatie binnen een andere inrichtende macht : iedere betrekking die niet wordt bekleed door een lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangenomen;
  6° vacante betrekking toegankelijk voor de reaffectatie in een andere inrichtende macht : iedere betrekking die niet wordt bekleed door een lid van het technisch personeel dat in vast verband is aangenomen of door een lid van het tijdelijk prioritair technisch personeel dat zijn betrekking vrijwaart overeenkomstig artikel 77;
  7° ambt : het ambt zoals bedoeld in artikel 6.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 56, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.66. De dienst- en ambtsanciënniteit bedoeld in dit hoofdstuk worden berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 48.

Afdeling 2. - Bekendmaking van de terbeschikkingstellingen en van de vacante betrekkingen.
Art.67. § 1. Iedere inrichtende macht is verplicht, voor de officiële goedkeuring, de bevoegde dienst van het Ministerie van de Franse Gemeenschap iedere beslissing te betekenen, die zij met redenen omkleed, waarbij zij een lid van het technisch personeel ter beschikking stelt, voor elk ambt zoals verduidelijkt in artikel 6.
  De kennisgeving moet per aangetekend schrijven worden verstuurd naar de bevoegde dienst binnen de dertig dagen na de datum waarop het baanverlies zich voordoet.
  Deze kennisgeving, waarin melding wordt gemaakt van de aard van het centrum, moet, ter informatie, voor gezien getekend worden door het belangstellend lid van het technisch personeel dat hieraan desgevallend opmerkingen aan toevoegt of voorbehoud maakt.
  Ze gaat vergezeld van een verzoek van het lid van het technisch personeel om een wachtweddetoelage.
  § 2. De Regering keurt de terbeschikkingstellingen goed die geschieden volgens de regels bepaald in dit hoofdstuk.
  Geen enkele beslissing wordt goedgekeurd als zij door de inrichtende macht wordt meegedeeld na de in § 1 gestelde termijn.
  De Regering kan evenwel, in uitzonderlijke omstandigheden en op behoorlijk met redenen omkleed verzoek, van deze termijn afwijken.
  De terbeschikkingstellingen voor prestaties bovenop een ambt met volledige dagtaak worden niet goedgekeurd.
  § 3. Het lid van het technisch personeel wordt ter beschikking gesteld bij ontstentenis van betrekking op de eerste dag van het dienstjaar dat volgt op het lopend dienstjaar tijdens hetwelk het baanverlies is vastgesteld of op de dag dat hij zijn functies terug zou hebben hernomen indien hij niet was vervangen geweest in zijn betrekking krachtens de geldende regelgeving inzake de terbeschikkingstelling.
  § 4. Kunnen worden goedgekeurd, de terbeschikkingstellingen tengevolge van een afname van de schoolbevolking van de onderwijsinrichtingen die worden aangedaan door het centrum of tengevolge van een beslissing van de inrichtende macht omtrent de organisatie van het centrum of de centra die zij inricht, met inbegrip van de afschaffing van een centrum, voor zover deze afschaffing verantwoord is door de toepassing van een rationalisatiemaatregel of toegestaan door de Regering.

Art.68. Iedere inrichtende macht is verplicht de Reaffectatiecommissies, volgens de wijzen bepaald door de Regering, in kennis ter stellen van :
  1° de lijst van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking;
  2° de lijst van de betrekkingen die zijn ingenomen door de leden van het tijdelijk technisch personeel die niet onttrokken zijn aan de reaffectatie in de zin van artikel 77.

Afdeling 3. - Maatregelen voorafgaand aan de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking.
Art.69. Een inrichtende macht stelt een lid van haar technisch personeel slechts ter beschikking bij ontstentenis van betrekking na, desgevallend, onder het voltallig personeel van de centra die zij inricht op het grondgebied van dezelfde gemeente, en in de aangeduide volgorde :
  1° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt bijkomstig uitoefenen;
  2° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen en de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;
  3° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen in de hoedanigheid van niet-prioritaire tijdelijken;
  4° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld door een andere inrichtende macht en die zij tijdelijk terug in actieve dienst heeft geroepen;
  5° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die zij ter beschikking heeft gesteld en die zij tijdelijk terug in actieve dienst heeft geroepen;
  6° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die hetzelfde ambt uitoefenen in de hoedanigheid van prioritaire tijdelijken, in de omgekeerde volgorde van hun rangschikking;
  7° een einde te hebben gemaakt aan de prestaties van de leden van haar technisch personeel die door een andere inrichtende macht ter beschikking zijn gesteld en die zij op eigen initiatief of door aanwerving ex officio van de Reaffectatiecommissie heeft gereaffecteerd.

Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking.
Art.70.§ 1. Onder de leden van het technisch personeel die in vast verband zijn aangeworven en die het betrokken ambt uitoefenen, worden ter beschikking gesteld bij ontstentenis van betrekking, [1 of in gedeeltelijk opdrachtverlies verklaard]1 onder de leden van het technisch personeel die dit ambt uitoefenen, diegene met de laagste dienstanciënniteit.
  In alle gevallen met gelijke dienstanciënniteit wordt de ambtsanciënniteit in aanmerking genomen. Bij gelijke dienstanciënniteit en gelijke ambtsanciënniteit wordt het jongste lid van het technisch personeel ter beschikking gesteld.
  § 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de perioden van terbeschikkingstelling gedekt door een wachtweddetoelage alsook de gepresteerde diensten ingevolge een reaffectatie of tijdelijke terugroeping in actieve dienst in een centrum ingericht door een andere inrichtende macht gelijkgesteld aan door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde diensten die zijn gepresteerd in de inrichtende macht van herkomst.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 57, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling 5. - Reaffectatie.
Art.71.§ 1. De definitieve reaffectatie heeft voorrang op de tijdelijke reaffectatie binnen de inrichtende macht van herkomst.
  § 2. De tijdelijke reaffectatie geschiedt in onderstaande volgorde :
  1° binnen een inrichtende macht, in elke niet-vacante betrekking van het ambt waarvoor het lid van het technisch personeel in vast verband is aangeworven;
  2° binnen een andere inrichtende macht dan dewelke hem ter beschikking heeft gesteld, in elke vacante betrekking en vervolgens niet-vacante betrekking van het ambt waarvoor het lid van het technisch personeel in vast verband is aangeworven.
  § 3. De in § 1 bedoelde definitieve reaffectatie dient eerst te gebeuren in elk centrum dat de inrichtende macht inricht in een straal van maximum 25 km rond het centrum waar het lid van het technisch personeel ter beschikking werd gesteld, vervolgens in ieder ander centrum buiten deze straal van 25 km.
  § 4. Wanneer zij meerdere personen in hetzelfde ambt ter beschikking heeft gesteld bij ontstentenis van betrekking, [1 of in gedeeltelijk opdrachtverlies verklaard]1 moet de inrichtende macht, voor de toepassing van de in deze afdeling verduidelijkte bepalingen en in naleving van de vastgelegde prioriteitenvolgordes, naargelang het geval, de persoon met de hoogste dienstanciënniteit en, in geval van gelijke dienstanciënniteit, de persoon met de hoogste ambtsanciënniteit definitief of tijdelijk reaffecteren.
  Bij gelijke dienstanciënniteit en ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.
  Deze verplichting geldt evenwel enkel voor de wervingsambten.
  § 5. Als de inrichtende machten over meerdere betrekkingen beschikken in eenzelfde ambt, moeten zij de vacante betrekkingen bij voorrang begeven, en indien deze mogelijkheid zich niet voordoet, de niet-vacante betrekkingen van de langste duur.
  § 6. De reaffectatie dient bij voorrang te gebeuren bij het tijdelijk terugroepen in actieve dienst.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 58, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling 6. - Verlenging van de reaffectaties.
Art.72. § 1. De externe reaffectaties die tijdens een dienstjaar doorgevoerd worden door de inrichtende machten of door de Reaffectatiecommissies worden het volgend dienstjaar verlengd.
  § 2. De verlengde opdracht van het gereaffecteerde lid van het technisch personeel zal ambtshalve uitgebreid worden door de inrichtende macht in alle gevallen waar de verhoging van de prestaties mogelijk is en tot aan het volume van de opdracht die het voorwerp uitmaakt van een terbeschikkingstelling.
  § 3. Elke reaffectatie wordt ieder jaar verlengd zolang het lid van het technisch personeel geen 600 dagen dienstanciënniteit telt bij de inrichtende macht waar hij werd toegewezen.
  Deze 600 dagen moeten minstens over drie dienstjaren zijn gespreid.
  § 4. De reaffectatie wordt beëindigd :
  1° bij de terugkeer van de titularis van de betrekking indien de reaffectatie tijdelijk is;
  2° als de inrichtende macht verplicht is om ondertussen een lid van haar technisch personeel te reaffecteren;
  3° als de inrichtende macht die ter beschikking heeft gesteld een vacante betrekking heeft in hetzelfde ambt en een einde moet maken aan deze terbeschikkingstelling;
  4° als het personeelslid nalaat zich kandidaat te stellen voor de aanwerving in vast verband zodra hij de in artikel 43 bedoelde voorwaarden vervult.
  De anciënniteit waarop het lid van het technisch personeel zich bij deze gelegenheid kan beroepen is de anciënniteit verworven in dienst van de inrichtende macht waarnaar hij werd gereaffecteerd;
  5° als het lid van het technisch personeel de in artikel 13 gestelde verplichtingen niet onderschrijft noch naleeft.
  Er kan eveneens een einde worden gemaakt aan deze reaffectatie bij beslissing van de centrale Reaffectatiecommissie waar de inrichtende macht of het lid van het technisch personeel zich tot gewend hebben.

Afdeling 7. - Tijdelijk terugroepen in actieve dienst.
Art.73. § 1. Iedere inrichtende macht die, na de hierboven gestelde handelingen, de ter beschikking gestelde leden van haar technisch personeel niet heeft kunnen reaffecteren, moet :
  1° als het gaat om een wervingsambt, hen een betrekking toevertrouwen in een ambt van dezelfde aard, voor zover zij het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten om dit ambt uit te oefenen, zelfs als de bezoldiging lager ligt;
  2° als het gaat om een bevorderingsambt van directeur, hen een betrekking toevertrouwen in een wervingsambt, voor zover zij het vereiste bekwaamheidsbewijs bezitten om dit ambt uit te oefenen.
  § 2. Wanneer ze meerdere personen in eenzelfde ambt ter beschikking heeft gesteld, moet de inrichtende macht, voor de toepassing van de hierboven in § 1, 1° en 2°, vermelde verplichtingen en in naleving van de vastgestelde prioriteitenvolgorde, de persoon met de oudste dienstanciënniteit terug in actieve dienst roepen en, in geval van gelijke dienstanciënniteit, de persoon met de grootste ambtsanciënniteit.
  Bij gelijke dienstanciënniteit en ambtsanciënniteit wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het technisch personeel.
  § 3. Het tijdelijk terugroepen in actieve dienst in een vacante betrekking mag niet tot doel hebben de inrichtende macht te ontheffen van de verplichting om deze betrekking aan te kondigen als een aanwerving in vast verband en, desgevallend, uiterlijk op 1 november van het volgend dienstjaar, de kandidaat met de hoogste anciënniteit er in vast verband aan te stellen.
  § 4. Niettegenstaande het tijdelijk terugroepen in actieve dienst blijft het lid van het technisch personeel ter beschikking van de inrichtende macht om te worden gereaffecteerd in het ambt waarvoor hij in vast verband is aangeworven.

Art.74. Elk lid van het technisch personeel dat terug in actieve dienst is geroepen door een inrichtende macht na een terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking uitgesproken door een andere inrichtende macht, behoudt, tot zijn aanwerving in vast verband door de inrichtende macht waarbij hij tijdelijk terug in actieve dienst is geroepen, alle rechten die voortvloeien uit zijn aanwerving in vast verband bij de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld.

Afdeling 8. - Rechten en plichten van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking.
Art.75.§ 1. De leden van het technisch personeel die ter beschikking gesteld zijn bij ontstentenis van betrekking [1 of bij gedeeltelijk opdrachtverlies]1 krijgen, op hun verzoek, een wachtweddetoelage onder dezelfde voorwaarden als de leden van het technisch personeel van de centra die zijn ingericht door de Franse Gemeenschap die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking.
  § 2. Ieder gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen lid van het technisch personeel krijgt de weddetoelage in actieve dienst terug dewelke overeenstemt met de prestaties die hij verrichtte voor zijn terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, zelfs in geval van gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijk tijdelijk terugroepen in actieve dienst.
  § 3. Ieder lid van het technisch personeel dat tijdelijk terug in actieve dienst worden geroepen in een ambt dat hem een hoger loon oplevert dan datgene dat hij vroeger kreeg, krijgt bovenop de in § 2 bedoelde weddetoelage een toelage aan dezelfde voorwaarden als de leden van het technisch personeel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte centra.
  § 4. De periode tijdens dewelke het lid van het technisch personeel gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen wordt, werkt opschortend wat betreft de periode van de terbeschikkingstelling en dit voor de berekening van de in § 1 bedoelde wachtweddetoelage, zelfs bij gedeeltelijke reaffectatie of gedeeltelijk tijdelijk terugroepen in actieve dienst.
  De zomervakantie wordt in aanmerking genomen voor de in het eerste lid bedoelde periode voor de leden van het technisch personeel die gereaffecteerd of tijdelijk terug in actieve dienst geroepen zijn in een gesubsidieerde betrekking van onbepaalde duur.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 59, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.76.§ 1. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking moet een reaffectatie aanvaarden als de betrekking hem wordt aangeboden :
  1° door de inrichtende macht die het lid van het technisch personeel ter beschikking heeft gesteld;
  2° door de inrichtende macht die het centrum heeft overgenomen waar dit lid van het technisch personeel ter beschikking is gesteld.
  Het lid van het technisch personeel kan evenwel een betrekking afwijzen die zich zou voordoen in een centrum dat gelegen is buiten een straal van 25km rond de woning van de ambtenaar en waarvoor deze laatste met behulp van het openbaar vervoer meer dan vier uur onderweg zou zijn per dag. Hij zal later evenwel geen aanspraak meer kunnen maken op deze betrekking.
  § 2. Ieder ter beschikking gesteld lid van het technisch personeel dat reeds onder hogervermelde voorwaarden gereaffecteerd is of dit nog moet worden en dat ambten uitoefent in minstens drie centra en in totaal prestaties verricht gelijk aan 75 % van het aantal uren dat vereist is voor een ambt met volledige dagtaak kan iedere bijkomende opdracht die hem bij de reaffectatie wordt aangeboden, afwijzen.
  § 3. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking moet zijn met redenen omkleed akkoord of weigering van een reaffectatie of een tijdelijke terugroeping in actieve dienst bij aangetekend schrijven ter kennis brengen van de inrichtende macht en van de bevoegde reaffectatiecommissie en dit binnen een termijn van tien kalenderdagen vanaf de betekening van zijn reaffectatie of tijdelijke terugroeping in actieve dienst.
  De indiening van een beroep schort de verplichting van het technisch personeelslid om zijn functie op te nemen, niet op.
  Wanneer het lid weigert zijn functie, op te nemen, zal een einde worden gemaakt aan zijn contract overeenkomstig [1 110nonies, 6°]1.
  De beslissing van de Reaffectaticommissie wordt via aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de betrokkene alsook van de betrokken inrichtende machten.
  § 4. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking, dat niet kon worden gereaffecteerd of tijdelijk in actieve dienst teruggeroepen, moet zich ter beschikking houden van de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld voor de uitvoering van de door de Regering bepaalde of goedgekeurde opdrachten.
  De uitvoering van bovengenoemde opdrachten mag evenwel niet leiden tot het in stand houden van de betrekking van het afgeschafte ambt.
  § 5. Een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking kan, op eigen verzoek, zijn recht op een wachtweddetoelage tijdelijk.
  Deze schorsing wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de inrichtende macht en via haar verzonden naar het bevoegde bestuur bij de bekendmaking van de terbeschikkingstellingen.
  Tijdens deze schorsing is het lid van het technisch personeel ontheven van de verplichtingen inzake reaffectatie of tijdelijk terugroepen in actieve dienst, behalve als de inrichtende macht die hem ter beschikking heeft gesteld of die het centrum overgenomen heeft waar dit lid van het technisch personeel ter beschikking werd gesteld, beschikt over een definitief vacante betrekking in hetzelfde ambt. In dit geval moet de inrichtende macht deze betrekking aanbieden aan het bovengenoemde lid van het technisch personeel.
  Deze schorsing strekt zich uit over de duur van het dienstjaar of over de resterende periode van dit dienstjaar wanneer de terbeschikkingstelling goedgekeurd wordt tijdens het dienstjaar.
  Zij kan op dezelfde wijzen worden verlengd bij de aanvang van een nieuw dienstjaar, voor zover het lid van het technisch personeel hierom verzoekt vóór 1 september van dit dienstjaar.
  § 6. Ieder lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij volledige ontstentenis van betrekking wordt gereaffecteerd of terug in actieve dienst geroepen door zijn inrichtende macht, ongeacht de duur van deze terugroeping in actieve dienst.
  Het lid van het technisch personeel bevindt zich van rechtswege in de administratieve stand van actieve dienst tijdens de periode gedurende dewelke hij gereaffecteerd of terug in actieve dienst is geroepen.
  § 7. Als er zich een tijdelijk vacante betrekking voordoet bij de inrichtende macht die het betrokken lid ter beschikking heeft gesteld, waarbij dit lid reeds een betrekking van onbepaalde duur of minstens tot op het einde van het dienstjaar uitoefent bij een andere inrichtende macht, mag dit lid hier blijven.
  Als een definitief vacante betrekking zich voordoet bij de inrichtende macht die het betrokken lid ter beschikking heeft gesteld, waarbij dit lid reeds een betrekking van onbepaalde duur of minstens tot op het einde van het boekjaar uitoefent bij een andere inrichtende macht, moet dit lid de aangeboden vacante betrekking aanvaarden.
  Het lid zal evenwel zijn ambt slechts kunnen opnemen op het einde van het dienstjaar, behoudens akkoord van beide inrichtende machten.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 60, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling 9. - Betrekkingen onttrokken aan de reaffectatie.
Art.77. Moeten niet worden bekendgemaakt aan de Reaffectatiecommissies, de betrekkingen die zijn ingenomen door leden van het technisch personeel die, op het einde van voorgaand dienstjaar, 600 dagen dienst tellen in het betrokken ambt. De 600 dagen anciënniteit verworven bij de inrichtende macht moeten minstens gespreid zijn over drie dienstjaren.

Afdeling 10. - Reaffectatiecommissies.
Art.78.§ 1. Er wordt bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap een centrale Reaffectatiecommissie opgericht voor de gesubsidieerde vrije centra.
  Deze bestaat uit negen werkende leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije centra en uit negen werkende leden ter vertegenwoordiging van de groeperingen van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra die zijn aangesloten bij een vakorganisatie die is vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad.
  De voorzitter en plaatsvervangende voorzitter worden aangeduid door de Regering onder de ambtenaren van het Ministerie [1 die minstens rang 10 hebben]1.
  [1 Het secretariaat wordt door de Diensten van de Regering waargenomen.]1
  De voorzitter en secretaris hebben adviesverlenende stem.
  In afwijking van vorig lid beslist de voorzitter in geval van staking.
  Voor ieder werkend lid wordt, volgens dezelfde wijzen, een plaatsvervanger aangeduid.
  De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de Regering.
  § 2. De Reaffectatiecommissie :
  1° gaat over tot de externe reaffectaties van de ter beschikking gestelde personeelsleden via ambtshalve aanwervingen in alle centra;
  2° roept een ter beschikking gesteld lid van het technisch personeel terug in actieve dienst volgens de in artikel 73 gestelde regels;
  3° beslist over de aanvragen voor de niet-verlenging van de in artikel 72, § 4, tweede lid, bedoelde reaffectaties;
  4° spreekt zich uit over de beroepen die zijn ingediend door de inrichtende machten of de leden van het technisch personeel, met name tegen de reaffectaties of tijdelijke terugroepingen in actieve dienst die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 76, § 1, tweede lid, en § 2;
  5° spreekt zich uit over de bijzondere toestanden die voortvloeien uit de toepassing van dit hoofdstuk.
  Zij krijgt, op haar verzoek en vóór de vergaderingen, de administratieve documenten die haar toelaten met kennis van zaken te zetelen en onder meer toe te zien op het bestaan van vacante betrekkingen.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 61, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.79.§ 1. [2 Er wordt een zonale reaffectatiecommissie opgericht voor elke hieronder bepaalde zone :
   Zone 1 : de regio's voor Kwalificerend Onderwijs -Vorming Arbeidsmarkt (EFE) van Brussel en Waals-Brabant, zoals bepaald in artikel 3 van de bijlage bij het decreet van 11 april 2014 tot instemming met het samenwerkingsakkoord, op 20 maart 2014 gesloten tussen de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, betreffende de ontwikkeling van regio's voor Kwalificerend Onderwijs - Vorming - Arbeidsmarkt.
   Zone 2 : de regio's voor Kwalificerend Onderwijs -Vorming Arbeidsmarkt (EFE) van Picardisch Wallonië, Midden-Henegouwen en Zuid-Henegouwen, zoals bepaald in artikel 3 van de bijlage bij het bovenvermelde decreet van 11 april 2014.
   Zone 3 : de regio's voor Kwalificerend Onderwijs - Vorming Arbeidsmarkt (EFE) van Luik, Hoei-Borgworm en Verviers, zoals bepaald in artikel 3 van de bijlage bij het bovenvermelde decreet van 11 april 2014.
   Zone 4 : de regio's voor Kwalificerend Onderwijs - Vorming Arbeidsmarkt (EFE) van Namen en Luxemburg, zoals bepaald in artikel 3 van de bijlage bij het bovenvermelde decreet van 11 april 2014.]2
  Iedere zonale commissie bestaat uit vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije centra van de zone en uit vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de representatieve vakorganisaties van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra.
  De voorzitter en plaatsvervangende voorzitter van iedere zonale Commissie worden aangeduid door de Regering onder de ambtenaren van het Ministerie die [1 minstens rang 10 hebben]1.
  [1 Het secretariaat wordt door de Diensten van de Regering waargenomen.
   De voorzitter en het secretariaat hebben een raadgevende stem.]1
  In afwijking van vorig lid beslist de voorzitter in geval van staking.
  Voor ieder werkend lid wordt, op dezelfde wijze, een plaatsvervanger aangeduid.
  Iedere zonale Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op dat zij ter goedkeuring voorlegt aan de Regering.
  § 2. De zonale reaffectatiecommissies hebben als opdracht :
  1° in ieder centrum binnen de zone over te gaan tot de reaffectatie van de leden van het technisch personeel die ter beschikking zijn gesteld;
  2° de ter beschikking gestelde leden van het technisch personeel tijdelijk terug in actieve dienst te roepen.
  Zij krijgen, op hun verzoek en vóór de vergaderingen, de administratieve documenten die hen toelaten met volledige kennis van zaken te zetelen en met name toe te zien op het bestaan van vacante betrekkingen.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 62, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2016-02-04/02, art. 38, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling 11. - Sanctie bij niet-naleving van de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en het tijdelijke terugroepen in actieve dienst.
Art.80. § 1. De inrichtende macht verliest het voordeel van de weddetoelage voor ieder lid van het technisch personeel waarvan zij de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking niet zou bekendmaken.
  § 2. De inrichtende macht die nalaat de betrekking te melden aan de Reaffectatiecommissies die is ingenomen door een lid van het tijdelijk technisch personeel en die kan worden opgesteld voor de reaffectatie of de voorlopige terugroeping in actieve dienst verliest het voordeel van de weddetoelage die aan dit lid van het technisch personeel wordt toegekend.
  § 3. De inrichtende macht die, zonder geldig motief, geweigerd heeft gevolg te geven aan een reaffectatie of een tijdelijke terugroeping in actieve dienst waartoe beslist door de Reaffectatiecommissie of die haar verplichtingen niet nakomt inzake de verlenging van de reaffectaties en de tijdelijke terugroepingen in actieve dienst verliest het voordeel van de weddetoelage die is toegekend aan het lid van het tijdelijk technisch personeel dat de betrekking bezet die is toegekend voor deze reaffectatie of deze tijdelijke terugroeping in actieve dienst.
  § 4. De Regering verstuurt de inrichtende macht een ingebrekestelling waarbij zij deze verzoekt, binnen de dertig dagen na deze ingebrekestelling, het bewijs aan te voeren dat zij zich niet meer in een geval bevindt waar paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn. De Regering kan, bij besluit, deze bevoegdheid delegeren naar de functioneel bevoegde minister.
  Als, na het verstrijken van deze termijn van dertig dagen, de inrichtende macht niet het bewijs heeft geleverd dat zij zich niet langer in een geval bevindt waarop paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn, verliest zij, zoals gesteld in deze paragrafen, het voordeel van de weddetoelage voor een periode beginnend op het einde van voormelde termijn van dertig dagen tot de dag dat de inrichtende macht het bewijs levert dat zij zich niet langer in een geval bevindt waarop paragrafen 1 tot 3 van toepassing zijn.
  Een kopie van deze in het eerste lid bedoelde ingebrekestelling wordt gestuurd naar het betrokken lid van het technisch personeel.
  § 5. Het lid van het technisch personeel dat zich niet heeft aangemeld bij de inrichtende macht waarnaar het is gereaffecteerd of waar het terug in actieve dienst is geroepen, verliest het recht op iedere weddetoelage of wachtweddetoelage vanaf de dag dat het zich had moeten aanbieden bij deze inrichtende macht.
  De uitbetaling van de wachtweddetoelage of van de wachtwedde wordt hervat vanaf de dag dat de Reaffectatiecommissie het lid van het technisch personeel dat bij haar een beroep heeft ingediend, in het gelijk stelt.
  § 6. De inrichtende macht die een lid van het tijdelijk technisch personeel aanwerft of behoudt in een betrekking die is toegekend voor reaffectatie of voor terugroeping in actieve dienst verliest het voordeel van de wachtwedde die aan deze tijdelijke ambtenaar wordt verleend. De wachtwedde zal niet meer worden toegekend tien dagen na de aanvaarding van deze betrekking die is aangeboden door de Reaffectatiecommissie.

HOOFDSTUK VII. - Tuchtstelsel.
Afdeling 1. - Tuchtstraffen.
Art.81.De tuchtstraffen die kunnen worden opgelegd aan de in vast verband aangeworven leden van het technisch personeel die verzuimen aan hun plichten, zijn :
  1° de terechtwijzing;
  2° de blaam;
  3° de afhouding van wedde;
  4° de schorsing bij tuchtmaatregel;
  5° [2 de degradatie;]2
  6° [1 [2 terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel;]2]1
  [1 7° [2 het ontslag bij tuchtmaatregel;]2]1
  [2 8. ontslag wegens zware fout.]2
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/91, art. 59, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2018-07-11/29, art. 73, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.82.§ 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel in vast verband is aangeworven of door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel, dat in vast verband is aangeworven door een andere inrichtende macht, geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de bepalingen zoals bedoeld in hoofdstuk 6.
  De procedure kan eveneens gezamenlijk worden opgestart door de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel in vast verband is aangeworven en door de inrichtende macht(en) van het of de centra waar het lid van het technisch personeel geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de bepalingen bedoeld in hoofdstuk 6.
  Om de in vorig lid bedoelde gezamenlijke uitvoering van de tuchtprocedure mogelijk te maken, verwittigt de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel geheel of gedeeltelijk zijn functies waarneemt met toepassing van de hoofdstuk 6 bedoelde bepalingen, schriftelijk de inrichtende macht van het centrum waar het lid van het technisch personeel in vast verband is aangeworven van haar intentie een tuchtprocedure op te starten tegen het betrokken lid van het technisch personeel.
  De tuchtstraf wordt slechts van kracht bij de inrichtende macht(en) die een sanctie hebben uitgesproken.
  § 2. (Voorafgaand moet het lid van het technisch personeel uitgenodigd zijn gehoord te worden door de inrichtende macht. De oproeping voor de hoorzitting alsmede de motieven waarvoor de inrichtende macht een tuchtmaatregel wil uitspreken tegen het personeelslid moeten hem minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ofwel bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door overhandiging van een brief met ontvangstbewijs worden meegedeeld. Bij de hoorzitting kan het personeelslid bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra in dienstactiviteit of in ruste gesteld of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure verloopt geldig wanneer het opgeroepen personeelslid niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd wordt. De inrichtende macht deelt vervolgens een voorstel tot tuchtstraf aan het personeelslid mee.) <DFG 2007-12-13/54, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  § 3. Het lid van het technisch personeel kan, binnen een termijn van twintig dagen vanaf de kennisgeving bedoeld in § 2, een beroep instellen tegen het voorstel van tuchtstraf bij de bevoegde beroepskamer. Het lid van het technisch personeel dat gebruik maakt van zijn beroepsrecht stuurt hiervan onmiddellijk een kopie aan zijn inrichtende macht.
  Het beroep schort de procedure op.
  Behoudens in geval van strafrechtelijke vervolgingen, verstrekt de beroepskamer een met redenen omkleed advies binnen de negentig dagen volgend op de ontvangst van het beroep ingediend door het lid van het technisch personeel.
  § 4. De beslissing wordt genomen door de inrichtende macht binnen de maand na de ontvangst van het advies van de Beroepskamer.
  Zij herneemt het met redenen omkleed advies van de beroepskamer.
  [1 De inrichtende macht geeft kennis van haar beslissing aan de raad van beroep en aan het technisch personeelslid, in voorkomend geval, samen met de redenen waarom het advies niet zou zijn gevolgd.
   Indien de inrichtende macht zich niet binnen de vereiste termijn uitspreekt, wordt de beslissing geacht in overeenstemming met het advies te zijn.]1
  Als zij nalaat zich uit te spreken binnen de vereiste termijn, wordt haar beslissing geacht conform het advies te zijn.
  § 5. Als het lid van het technisch personeel geen beroep heeft ingediend bij de beroepskamer binnen de in paragraaf 3 voorgeschreven termijn, wordt het door diezelfde paragraaf 3 ter kennis van het lid van het technisch personeel gebrachte voorstel van tuchtstraf definitief en wordt dit van kracht de derde werkdag volgend op de vervaldag van voormelde termijn.
  De in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde bekendmaking vermeldt de datum waarop de tuchtstraf ingaat ingeval het eerste lid van deze paragraaf wordt toegepast.
  (§ 6. In het kader van een beroep ingediend tegen een voorstel van tuchtstraf, moeten alle elementen in acht genomen worden door de Raad van beroep, met inbegrip, in voorkomend geval, van het inspectieverslag betreffende de professionele bekwaamheden die tot de tuchtmaatregel hebben geleid. De geldigheidsduur van dat verslag is beperkt tot een periode van twaalf maanden die begint op de datum waarop het opgesteld is. Wanneer de tuchtstraf evenwel begint op basis van dat verslag binnen die termijn, blijft het verslag geldig tot de datum waarop de beslissing om tuchtstraf aan het personeelslid wordt bekendgemaakt.) <DFG 2005-05-04/42, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 63, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.83. De afhouding van wedde wordt toegepast gedurende minstens een en hoogstens drie maanden.
  Ze mag niet meer bedragen dan het vijfde van het laatste brutoloon in actieve dienst of van de wachtwedde.

Art.84. De schorsing bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken voor maximum een jaar.
  De betrokkene wordt uit zijn functies verwijderd en krijgt de helft van zijn laatste brutowedde in actieve dienst of van zijn wachtwedde.

Art.85. De terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel mag niet minder duren dan een jaar en niet meer dan vijf jaren.
  Het lid van het technisch personeel wordt uit zijn functies verwijderd en krijgt tijdens de eerste twee jaren een wachtwedde gelijk aan minstens de helft van zijn dienstloon. De wachtwedde wordt vervolgens vastgesteld op het pensioengeld dat de betrokkene zou trekken indien hij vervroegd op rust zou kunnen gaan, zonder dat dit ooit hoger zou liggen dan het dienstloon.
  Na de helft van zijn straf te hebben vervuld, kan het lid van het technisch personeel zijn heropname in het centrum vragen.

Art.86. De afhouding van wedde of van wachtloon of de toekenning van een wachtwedde mag niet tot gevolg hebben dat het loon of het wachtloon van een personeelslid teruggebracht wordt tot een bedrag lager dan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen waarop het personeelslid recht zou hebben indien hij zou genieten van het sociaal zekerheidsstelsel voor werknemers.

Art.87. (Opgeheven) <DFG 2007-12-13/54, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.88. Geen enkele straf mag ingaan voor de uitspraak.

Art.89. Uitgezonderd het geval van de preventieve schorsing heeft de disciplinaire handeling ten aanzien van een lid van het technisch personeel de verwijdering van de betrokkene uit zijn functies enkel tot gevolg vanaf de bekendmaking van de definitieve disciplinaire beslissing bedoeld in artikel 82, § 4, of de in § 5 van hetzelfde paragraaf bedoelde derde werkdag.

Art.90. Elke tuchtstraf wordt opgetekend in het dossier van het lid van het technisch personeel.

Afdeling 2. - Doorhaling van de tuchtstraf.
Art.91.De tuchtstraf wordt ambtshalve doorgehaald na een termijn van :
  1° een jaar voor de terechtwijzing en de blaam;
  2° drie jaar voor de afhouding van wedde;
  3° vijf jaar voor de schorsing bij tuchtmaatregel [1 en de degradatie]1;
  4° zeven jaar voor de terbeschikkingstelling bij tuchtmaatregel.
  De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in op de dag dat een beslissing werd genomen inzake de tuchtstraf.
  Onverminderd de uitvoering van de tuchtstraf heeft de doorhaling tot gevolg dat de straf geen gevolgen meer kan hebben, met name op de rechten op toegang tot een bevorderingsambt. De tuchtstraf wordt doorgehaald in het dossier van het lid van het technisch personeel.
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/29, art. 74, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

HOOFDSTUK VIII. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.92. De in dit hoofdstuk geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel en is niet van dezelfde aard als een sanctie.
  Zij wordt door de inrichtende macht uitgesproken en is met redenen omkleed. Zij heeft tot doel het lid van het technisch personeel uit zijn functies te verwijderen.
  Tijdens de preventieve schorsing blijft het lid van het technisch personeel in de stand van actieve dienst.

Afdeling 2. - Preventieve schorsing van de vastbenoemde leden van het technisch personeel.
Art.93. § 1. Een preventieve schorsingsprocedure kan, in het belang van de dienst, worden opgestart ten aanzien van een in vast verband aangeworven lid van het technisch personeel :
  1° als deze blootgesteld is aan strafrechtelijke vervolgingen;
  2° zodra de inrichtende macht een tuchtprocedure opstart tegen het lid;
  3° zodra de inrichtende macht hem bij ter post aangetekend schrijven in kennis stelt van de vaststelling van een onverenigbaarheid.
  § 2. Voor iedere preventieve schorsingsmaatregel moet het lid van het technisch personeel verzocht geweest zijn zich te laten horen door de inrichtende macht.
  De oproeping naar de hoorzitting alsook de motieven die de preventieve schorsing verantwoorden worden meegedeeld aan het lid van het technisch personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, hetzij via ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat drie werkdagen na de verzending ingaat, hetzij via persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs die ingaat op de datum die vermeld staat op dit ontvangstbewijs.
  Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra, in dienst of op rust, of door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie.
  Binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven en dit zelfs als het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting zonder daarbij een geval van overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoordt.
  Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel andermaal opgeroepen tot een hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het tweede lid.
  In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het technisch personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting.
  Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het technisch personeel wordt deze van kracht op de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum.
  § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2 kan het lid van het technisch personeel op staande voet worden verwijderd uit zijn functies in geval van zware fout waarop hij met heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem ten laste worden gelegd dermate ernstig zijn dat het aangewezen is dat, in het belang van de dienst, het lid van het technisch personeel niet langer aanwezig is in dit centrum.
  De maatregel tot verwijdering moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag dat de zware fout of de voormelde grieven vastgesteld zijn.
  Binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd genomen, moet de inrichtende macht de procedure tot preventieve schorsing opstarten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis loopt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering ten einde na voormelde termijn en kan het lid van het technisch personeel niet meer opnieuw worden verwijderd uit het centrum voor dezelfde zware fout of dezelfde grieven dan middels de naleving van de procedure tot preventieve schorsing zoals bedoeld met name in § 2 van dit artikel.
  Het op staande voet verwijderd lid van het technisch personeel blijft in de stand actieve dienst staan.
  § 4. De duur van de preventieve schorsing mag, in het raam van een tuchtprocedure, niet meer bedragen dan een jaar en verstrijkt sowieso :
  1° na vijfenveertig kalenderdagen indien, binnen deze termijn, het in artikel 81 bedoelde voorstel tot tuchtstraf niet werd betekend aan het lid van het technisch personeel;
  2° de derde werkdag volgend op de kennisgeving van het in artikel 94 bedoelde voorstel tot tuchtstraf aan het lid van het technisch personeel als dit voorstel betekent de terechtwijzing, de blaam of de afhouding van wedde;
  3° voor een ander voorstel tot tuchtstraf dan dit bedoeld in punt 2°, veertig kalenderdagen na de kennisgeving van het voorstel tot tuchtstraf uitgesproken door de inrichtende macht aan het lid van het technisch personeel indien laatstgenoemde geen beroep heeft ingesteld tegen dit voorstel;
  4° voor een ander voorstel tot tuchtstraf dan dit bedoeld in punt 2°, dertig kalenderdagen na de kennisgeving van het voorstel aan de inrichtende macht van het advies van de beroepskamer over het voorstel tot tuchtstraf geformuleerd door de inrichtende macht tegen het lid van het technisch personeel;
  5° de dag waarop de tuchtstraf van kracht wordt.
  In het raam van strafrechtelijke vervolgingen of in het raam van een beroep bij de Arbeidsrechtbank tegen de vaststelling van een onverenigbaarheid is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot een jaar.
  Wanneer de tuchtprocedure wordt opgestart of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling begint de in het eerste lid bedoelde termijn pas te lopen vanaf de uitspraak van deze definitieve veroordeling.
  § 5. In het raam van een tuchtprocedure moet de preventieve schorsing om de drie maand vanaf de inwerkingtreding schriftelijk bevestigd worden.
  Deze bevestiging wordt via ter post aangetekend schrijven betekend aan de betrokkene.
  Bij ontstentenis van bevestiging van de preventieve schorsing binnen de opgelegde termijn kan het betrokken lid van het technisch personeel terugkeren in zijn functies na de inrichtende macht hier, bij aangetekende brief, minstens tien werkdagen voor de effectieve hervatting van het werk, op de hoogte te hebben gebracht.
  Na ontvangst van deze kennisgeving kan de inrichtende macht de preventieve schorsing behouden volgens de in het tweede lid bedoelde procedure.

Art.94.Ieder preventief geschorst in vast verband aangeworven lid van het technisch personeel behoudt zijn recht op loon.
  In afwijking van het eerste lid wordt het loon van ieder preventief geschorst in vast verband aangeworven lid van het technisch personeel, dat het voorwerp is :
  1° van een beschuldiging of van een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;
  2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept;
  3° van een tuchtprocedure die is opgestart of voortgezet volgend op een definitieve strafrechtelijke veroordeling;
  4° van disciplinaire vervolgingen wegens zware fout die ofwel op heterdaad is vastgesteld of waarvoor bewijzen voorhanden zijn en waarover de inrichtende macht moet oordelen;
  5° van een voorstel tot tuchtstraf bedoeld in artikel 81, [1 4°, 5°, 6° en 7°]1 ,
  vastgesteld op de helft van zijn loon in actieve dienst.
  Deze loonsvermindering mag niet tot gevolg hebben dat het loon lager ligt dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het technisch personeel recht zou hebben mocht hij genieten van het sociaal zekerheidsstelsel van werknemers.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, gaat deze loonsvermindering in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de hechtenis of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 3°, wordt de krachtens het tweede lid, 1° of 2°, reeds doorgevoerde loonsvermindering behouden bovenop de definitieve veroordeling als de inrichtende macht het lid van het technisch personeel op de hoogte brengt van haar intentie de tuchtprocedure op te starten of voort te zetten.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 4°, gaat de loonsvermindering in op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van de toepassing van dit tweede lid, 4°, door de inrichtende macht aan het lid van het technisch personeel.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 5°, gaat deze loonsvermindering in op de dag dat de inrichtende macht het voorstel tot tuchtstraf kenbaar maakt.
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/91, art. 60, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art.95.§ 1. Op het einde van de tuchtprocedure of van de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel tot loonsvermindering uitgesteld, behalve wanneer :
  1° op het einde van de tuchthandeling, de inrichtende macht het lid van het technisch personeel een van de in artikel 81, [1 4°, 5°, 6° en 7°]1 , bedoelde straffen oplegt;
  2° artikel 110, 2°, b), of 6°, toegepast wordt;
  3° [2 ongeacht het al dan niet inzetten van de tuchtprocedure, wordt tegen het personeelslid een definitieve veroordeling tot straf uitgesproken of krijgt het personeelslid het voordeel van een schorsing van de uitspraak, of ze wordt bevolen door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht, voor ten minste één van de feiten die de strafrechtelijke procedure hebben gerechtvaardigd.]2
  Wanneer de maatregel tot loonsvermindering krachtens het eerste lid uitgesteld wordt, ontvangt het lid van het technisch personeel het resterend bedrag van zijn weddetoelage die hem aanvankelijk was afgehouden, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat de vermindering werd doorgevoerd.
  De tijdens de preventieve schorsing door het lid van het technisch personeel geïnde bedragen mogen behouden worden.
  Als het loon van het lid van het technisch personeel verminderd werd met toepassing van artikel 94, tweede lid, 4° of 5°, en dat er op het einde van de tuchtprocedure een straf van schorsing bij tuchtmaatregel is uitgesproken voor een kortere duur dan de duur van de loonsvermindering, wordt deze laatste uitgesteld voor de periode buiten de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel en krijgt het lid van het technisch personeel in dit geval het resterend bedrag van zijn tijdens deze periode onwettig afgehouden wachtloon, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat deze vermindering werd doorgevoerd.
  Het vierde lid is niet van toepassing in het raam van een tuchtprocedure die is opgestart of voortgezet na een definitieve strafrechtelijke veroordeling.
  § 2. De inrichtende macht stort aan de Franse Gemeenschap het bedrag van het in paragraaf 1 bedoelde resterend bedrag.
  In afwijking van het eerste lid is de inrichtende macht niet verplicht dit resterend bedrag terug te betalen aan de Franse Gemeenschap wanneer de uitgestelde loonsvermindering aanvankelijk werd opgelegd aan een lid van het technisch personeel dat het voorwerp is :
  1° van een beschuldiging of een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;
  2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept.
  Overigens, wanneer in het raam van een tuchtprocedure een maatregel tot preventieve schorsing werd genomen ten aanzien van een lid van het technisch personeel zonder dat deze laatste geleden heeft onder een halvering van zijn loon, zal de inrichtende macht de helft van het loon dat integraal geïnd is door het lid van het technisch personeel gedurende de preventieve schorsing terugbetalen aan de Franse Gemeenschap, als :
  1° op het einde van de tuchtprocedure, geen enkele tuchtstraf werd uitgesproken ten aanzien van het lid van het technisch personeel;
  2° op het einde van de tuchtprocedure de terechtwijzing, de blaam of de afhouding van wedde als sanctie wordt uitgesproken;
  3° de tuchtprocedure door de inrichtende macht niet wordt uitgeput.
  ----------
  (1)<DFG 2009-04-30/91, art. 61, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<DFG 2012-07-12/31, art. 55, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.96. De preventieve schorsing wordt meegedeeld aan de Regering zodat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze maatregel verzekerd is.

Afdeling 3. - Preventieve schorsing van de tijdelijke leden van het technisch personeel.
Art.97.§ 1. Wanneer het belang van de dienst dit vereist, kan een procedure tot preventieve schorsing worden opgestart ten aanzien van een lid van het technisch personeel dat aangeworven is als tijdelijke of als prioritaire tijdelijke :
  1° als dit lid het voorwerp is van strafrechtelijke vervolgingen;
  2° zodra de inrichtende macht hem, bij ter post aangetekend schrijven, op de hoogte brengt van de vaststelling van een onverenigbaarheid;
  [1 3° gelijktijdig met het inzetten van een procedure voor afdanking van het tijdelijk personeelslid of gelijktijdig met een procedure om een einde te maken aan de tijdelijke aanstelling van een personeelslid dat een selectieambt of een bevorderingsambt uitoefent.]1
  § 2. Voor iedere preventieve schorsingsmaatregel moet het lid van het technisch personeel verzocht geweest zijn zich te laten horen door de inrichtende macht.
  De oproeping naar de hoorzitting alsook de motieven die de preventieve schorsing verantwoorden worden meegedeeld aan het lid van het technisch personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, hetzij via ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat drie werkdagen na de verzending ingaat, hetzij via persoonlijke overhandiging met ontvangstbewijs die ingaat op de datum die vermeld staat op dit ontvangstbewijs.
  Tijdens de hoorzitting kan het lid van het technisch personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra, in actieve dienst of op rust, of door een afgevaardigde van een representatieve vakbondsorganisatie.
  Binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven, en dit zelfs als het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting zonder daarbij een geval van overmacht te kunnen inroepen die hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoordt.
  Indien het lid van het technisch personeel of diens vertegenwoordiger evenwel redenen van overmacht kunnen inroepen dewelke hun afwezigheid op de hoorzitting verantwoorden, wordt het lid van het technisch personeel andermaal opgeroepen tot een hoorzitting die wordt betekend overeenkomstig het tweede lid.
  In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het technisch personeel of zijn vertegenwoordiger niet zijn verschenen op de hoorzitting, deelt de inrichtende macht haar beslissing mee aan het lid van het technisch personeel via ter post aangetekend schrijven binnen de drie werkdagen volgend op de voorziene datum van de hoorzitting.
  Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het technisch personeel wordt deze van kracht op de derde werkdag volgend op de verzendingsdatum.
  § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2 kan het lid van het technisch personeel op staande voet worden verwijderd uit zijn functies in geval van zware fout waarop hij met heterdaad betrapt is of wanneer de grieven die hem ten laste worden gelegd dermate ernstig zijn dat het aangewezen is dat, in het belang van de dienst, het lid van het technisch personeel niet langer aanwezig is in dit centrum.
  De maatregel tot verwijdering moet worden genomen binnen de drie werkdagen volgend op de dag dat de zware fout of de voormelde grieven vastgesteld zijn.
  Binnen de drie werkdagen volgend op de dag waarop de maatregel tot onmiddellijke verwijdering werd genomen, moet de inrichtende macht de procedure tot preventieve schorsing opstarten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Bij ontstentenis loopt de maatregel tot onmiddellijke verwijdering ten einde na voormelde termijn en kan het lid van het technisch personeel niet meer opnieuw worden verwijderd uit het centrum voor dezelfde zware fout of dezelfde grieven dan middels de naleving van de procedure tot preventieve schorsing zoals bedoeld met name in § 2 van dit artikel.
  Het op staande voet verwijderd lid van het technisch personeel blijft in de stand actieve dienst staan.
  ----------
  (1)<DFG 2012-07-12/31, art. 56, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.98. Ieder preventief geschorst tijdelijk lid van het technisch personeel behoudt zijn recht op loon.
  In afwijking van het eerste lid wordt het loon van ieder preventief geschorst tijdelijk lid van het technisch personeel, dat het voorwerp is :
  1° van een beschuldiging of van een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;
  2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept,
  vastgesteld op de helft van zijn loon in actieve dienst.
  Deze loonsvermindering mag niet tot gevolg hebben dat het loon lager ligt dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het technisch personeel recht zou hebben mocht hij genieten van het sociaal zekerheidsstelsel van werknemers.
  Deze loonsvermindering gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de hechtenis of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Art.99.§ 1. Op het einde van de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel tot loonsvermindering uitgesteld, behalve wanneer :
  1° artikel [1 110ter, 7°, b), of 9°]1, toegepast wordt;
  2° [2 tegen het technisch personeelslid een definitieve veroordeling tot straf wordt uitgesproken of het personeelslid het voordeel van een schorsing van de uitspraak krijgt, of ze wordt bevolen door een vonnisgerecht of door een onderzoeksgerecht, voor ten minste één van de feiten die de strafrechtelijke procedure hebben gerechtvaardigd.]2
  Wanneer de maatregel tot loonsvermindering krachtens het eerste lid uitgesteld wordt, ontvangt het lid van het technisch personeel het resterend bedrag van zijn weddetoelage die hem aanvankelijk was afgehouden, vermeerderd met de verwijlinteresten berekend aan de wettelijke rentevoet en verschuldigd sedert de dag dat de vermindering werd doorgevoerd.
  De tijdens de preventieve schorsing door het lid van het technisch personeel geïnde bedragen mogen behouden worden.
  § 2. De inrichtende macht stort aan de Franse Gemeenschap het bedrag van het in paragraaf 1 bedoelde resterend bedrag.
  In afwijking van het eerste lid is de inrichtende macht niet verplicht dit resterend bedrag terug te betalen aan de Franse Gemeenschap wanneer de uitgestelde loonsvermindering aanvankelijk werd opgelegd aan een lid van het technisch personeel dat het voorwerp is :
  1° van een beschuldiging of een hechtenis in het raam van strafrechtelijke vervolgingen;
  2° van een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling tegen dewelke het lid van het technisch personeel zijn gewone rechtsmiddelen inroept.
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 64, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2012-07-12/31, art. 57, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2012>

Art.100. De preventieve schorsing wordt meegedeeld aan de Regering zodat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van deze maatregel verzekerd is.

Art.101. De procedure tot preventieve schorsing alsmede de maatregelen die door de inrichtende macht genomen worden ten aanzien van een lid van het technisch personeel dat als tijdelijke aangeworven is met toepassing van de bepalingen van deze afdeling lopen van rechtswege ten einde op de dag waarop de tijdelijke aanwerving beëindigd wordt en, uiterlijk, op 31 augustus van het lopend dienstjaar.
  Als het in deze afdeling bedoelde lid van het technisch personeel de hoedanigheid verwerft van vastbenoemde, zijn de bepalingen van afdeling 2 van dit hoofdstuk van toepassing.

HOOFDSTUK IX. - Beroepskamers.
Art.102. § 1. Na raadpleging van het of de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van de confessionele of niet-confessionele gesubsidieerde vrije centra, naargelang het geval, erkend door de Regering en van de groeperingen van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra die zijn aangesloten bij een vakorganisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad, stelt de Regering bij het Ministerie, enerzijds voor de confessionele centra en anderzijds voor de niet-confessionele centra, beroepskamers in wier bevoegdheid zich uitstrekt over alle centra van dezelfde aard.
  Het regeringsbesluit houdende de oprichting van deze beroepskamers bepaalt hierin de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling.
  Iedere Beroepskamer stelt haar huishoudelijk reglement op dat door de Regering moet worden goedgekeurd.
  § 2. Vanaf 1 januari 2003 zullen het of de in § 1 bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen het bewijs moeten aanvoeren dat zij democratisch werken volgens de wijzen en criteria bepaald bij decreet.

Art.103. De Beroepskamers zijn samengesteld :
  1° uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije centra en van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra;
  2° uit een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter gekozen onder de dienstdoende of op rust gestelde magistraten of onder de ambtenaren-generaal van de Algemene Directie van het Personeel van het gesubsidieerd Onderwijs;
  3° uit een secretaris en een adjunct-secretaris.
  De Regering bepaalt het aantal leden van iedere Beroepskamer bedoeld in het eerste lid, 1°, alsook de duur van hun mandaat, waarbij iedere beroepskamer minstens vier werkende leden telt ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de leden van het technisch personeel.
  De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door de Regering aangesteld voor vier jaar.
  De werkende en plaatsvervangende leden worden door de Regering aangesteld op voordracht van het of de in artikel 102, § 1, bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen. Bij ontstentenis van akkoord binnen deze organen, gaat de Regering rechtstreeks over tot de aanwervingen.
  Voor ieder werkend lid wordt een plaatsvervanger aangeduid volgens deze wijzen als bedoeld in vorig lid.
  Bij vervanging van een lid volbrengt de plaatsvervanger diens mandaat.
  De secretaris en adjunct-secretaris, door de Regering aangeduid onder de ambtenaren van het Ministerie, verzorgen het secretariaat van de Beroepskamer. Zij zijn niet stemgerechtigd.

Art.104. Zodra een zaak wordt ingediend bezorgt de voorzitter de lijst van de werkende leden en van de plaatsvervangers aan het lid van het technisch personeel en aan de inrichtende macht.
  Binnen de tien dagen na de ontvangst van deze lijst kunnen het lid van het technisch personeel en de inrichtende macht hoogstens drie leden wraken.
  Ze kunnen evenwel geen werkend lid en diens plaatsvervanger tezelfdertijd wraken.
  De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de werkende leden en de plaatsvervangende leden kunnen niet in een zaak zetelen die verband houdt met een ouder of verwante, tot de vierde graad inbegrepen.
  Ieder lid dat wordt gewraakt, moet zich onthouden.
  Een lid kan ook vragen om te worden ontheven als het meent een moreel belang te hebben bij de zaak of als het denkt dat zijn onpartijdigheid in twijfel kan worden getrokken. De voorzitter beslist over het gevolg dat hij aan dit verzoek zal geven. Hij kan ook een lid om dezelfde redenen ontheffen.

Art.105. De partijen worden opgeroepen door de voorzitter binnen de twintig dagen die volgen op de ontvangst van het beroep en worden gehoord door de beroepskamer.
  Het lid van het technisch personeel kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen onder de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra, in actieve dienst of op rust, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.
  De inrichtende macht kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen onder de leden van de inrichtende machten van een centrum van dezelfde aard of door een afgevaardigde van een vereniging die de belangen van deze inrichtende machten verdedigt.
  Bij afwezigheid van een der behoorlijk opgeroepen partijen of diens verdediger beslecht de beroepskamer geldig in de tweede zitting. Tussen beide zittingen mogen niet minder dan vijf dagen liggen.
  Alvorens te besluiten kan de beroepskamer een bijkomend onderzoek bevelen en getuigen horen.

Art.106.De beroepskamer kan zich pas uitspreken als minstens twee leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en twee leden ter vertegenwoordiging van de personeelsleden aanwezig zijn.
  De leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en de leden ter vertegenwoordiging van de personeelsleden moeten gelijk in aantal zijn om te kunnen deelnemen aan de stemming. Desgevallend wordt gelijkheid verkregen door de verwijdering van een of meerdere leden door loting.
  Als het in het eerste lid bedoelde quorum niet bereikt is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering binnen de veertien dagen. Op het einde van deze vergadering wordt een beslissing genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  Het advies wordt verkregen bij gewone meerderheid der stemmen. De stemming is geheim. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
  Het met redenen omkleed advies van de beroepskamer wordt [1 ...]1 ter kennis gebracht van de partijen binnen de vijf dagen volgend op de vergadering tijdens dewelke dit advies werd uitgebracht.
  ----------
  (1)<BFG 2017-10-25/11, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

Art.107.De beroepskamer kan niet vergaderen van 15 juli tot en met 15 augustus, behoudens hoogdringendheid waartoe unaniem door alle aanwezige leden en de voorzitter is beslist. [1 De termijnen zoals bedoeld in artikel 33, § 1, lid 6; 43, § 1, lid 7; 64, § 3, lid 3; 82, § 3, lid 3 en 110sexies, § 1, lid 7, toegekend aan de Kamer van Beroep om haar met redenen omkleed advies te geven, worden gedurende deze periode opgeschort.]1
  ----------
  (1)<DFG 2018-07-11/29, art. 75, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2018>

Art.108. De werkingskosten van de beroepskamers zijn ten laste van de Franse Gemeenschap. De Regering bepaalt de vergoedingen waarop de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters recht hebben. Als de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter evenwel ambtenaar-generaal is, is er geen vergoeding verschuldigd.

HOOFDSTUK X. - [1 Einde van de wervingsovereenkomsten]1   ----------   (1)
Afdeling I. [1 - Algemeen]1   ----------   (1)
Art.109.[1 Onder voorbehoud van een ontslag om een dringende reden van de technische personeelsleden die in tijdelijk verband worden aangeworven zoals bepaald in artikel 110septies, moet van de akte waarbij één van de partijen eenzijdig een einde maakt aan de overeenkomst, op straffe van nietigheid, aan de andere partij kennis worden gegeven ofwel bij een deurwaardersexploot, ofwel bij aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan, ofwel bij overhandiging van een geschrift.
   In dit laatste geval, zet de andere partij haar handtekening op het tweede exemplaar van dat geschrift bij wijze van ontvangstbewijs.
   Op straffe van nietigheid moet de kennisgeving de datum van het begin van de opzeggingstermijn en de duur ervan vermelden.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Art.110.[1 De partij die de overeenkomst opzegt zonder de opzeggingstermijn in acht te nemen is gehouden de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn, onverminderd andere schade en intresten.
   Wanneer de opzeggingsvergoeding ten laste van de inrichtende macht is, behelst ze niet alleen het lopende loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling II. [1 - Einde van de overeenkomst van de personeelseden die in een wervingsambt tijdelijk worden aangeworven]1   ----------   (1)
Art. 110bis. [1 De overeenkomsten die worden gesloten met de technische personeelsleden die in een wervingsambt tijdelijk worden aangeworven, nemen geheel of gedeeltelijk een einde :
   - van ambtswege overeenkomstig artikel 110ter ;
   - bij onderling akkoord, overeenkomstig artikel 110quater ;
   - bij ontslag, overeenkomstig artikel 110quinquies ;
   - bij afdanking met inachtneming van een opzeggingstermijn, overeenkomstig artikel 110sexies ;
   - bij afdanking zonder inachtneming van een opzeggingstermijn om een dringende reden, overeenkomstig artikel 110septies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Onderafdeling I. [1 - Beëindiging van ambtswege van de overeenkomsten]1   ----------   (1)
Art. 110ter.[1 Een tijdelijke aanwerving in een wervingsambt neemt van ambtswege een einde voor het geheel of een deel van de opdracht :
   1° wanneer de titularis van de betrekking of het technisch personeelslid dat hem vervangt, terugkeert;
   2° wanneer de betrekking van het tijdelijk personeelslid geheel of gedeeltelijk aan een ander personeelslid wordt toegekend :
   a) bij toepassing van de regeling over de terbeschikkingstelling bij ontstentenis van betrekking en over de reaffectatie bepaald in hoofdstuk 6;
   b) als gevolg van een mutatie of een affectatiewijziging;
   c) als gevolg van een werving in vast verband;
   d) bij toekenning van de definitief vacant geworden betrekking aan een prioritair technisch personeelslid;
   e) bij toepassing van artikel 40bis ;
   3° vanaf de datum waarop het door het technisch personeelslid uitgeoefende ambt om redenen die onafhankelijk zijn van de wil van de inrichtende macht niet meer geheel of gedeeltelijk kan worden gesubsidieerd;
   4° uiterlijk de laatste dag van het dienstjaar gedurende hetwelk de aanwerving is geschied;
   5° vanaf de datum van ontvangst van het definitieve advies van de administratieve gezondheidsdienst waarbij het tijdelijk personeelslid als definitief ongeschikt wordt verklaard of definitief in ruste wordt gesteld om gezondheidsredenen;
   6° op de in de overeenkomst bepaalde datum;
   7° wanneer het technisch personeelslid niet meer voldoet aan de volgende voorwaarden :
   a) [2 ...]2;
   b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   c) voldoen aan de dienstplichtwetten;
   d) van onberispelijk gedrag zijn.
   8° wanneer het technisch personeelslid, na een toegelaten afwezigheid, zonder geldige reden nalaat zijn werk te hervatten en afwezig blijft gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;
   9° wanneer het technisch personeelslid, zonder enige geldige reden, zijn werk verlaat en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijft;
   10° wanneer het personeelslid zich in de gevallen bevindt waarin de toepassing van de strafwetten de stopzetting van het ambt met zich mede brengt;
   11° wanneer het personeelslid zich in een toestand van permanente arbeidsongeschiktheid bevindt die erkend wordt overeenkomstig de wet of de verordening, waardoor het voor hem niet mogelijk is om zijn ambt correct uit te oefenen;
   12° wanneer het personeelslid in ruste wordt gesteld omdat het de leeftijdsgrens heeft bereikt;
   13° op de datum waarop wordt vastgesteld dat het technisch personeelslid werd aangeworven zonder de statutaire regels in acht te nemen;
   14° op de datum waarop het technisch personeelslid in die betrekking in vast verband wordt aangeworven;
   15° wanneer geen beroep bedoeld in artikel 23 werd ingesteld tegen de kennisgeving van de vaststelling van een onverenigbaarheid of wanneer de onverenigbaarheid wordt vastgesteld door een vonnis of een definitief arrest van een arbeidsgerecht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2013-06-20/18, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Onderafdeling II. [1 - Beëindiging van de overeenkomst bij onderling akkoord]1   ----------   (1)
Art. 110quater. [1 De overeenkomst die met de personeelsleden wordt gesloten, kan een einde nemen bij onderling alkkoord van de partijen.
   In dat geval wordt dit vastgesteld door een geschrift dat door beide partijen wordt ondertekend en gedateerd. Dat geschrift vermeldt de datum van het einde van de overeenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Onderafdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomst bij ontslag van het personeelslid]1   ----------   (1)
Art. 110quinquies. [1 Een personeelslid kan een overeenkomst eenzijdig beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van acht dagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Onderafdeling IV. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij afdanking met inachtneming van een opzeggingstermijn]1   ----------   (1)
Art. 110sexies. [1 § 1. Behalve als het tijdelijk technisch personeelslid door de inrichtende macht wordt aangeworven op grond van de prioriteit bedoeld in artikel 30, § 1, binnen die inrichtende macht, kan het worden afgedankt met inachtneming van een met redenen omklede opzeggingstermijn van veertien dagen.
   Het personeelslid wordt vooraf uitgenodigd om te worden gehoord. Van de oproeping tot de hoorzitting alsook van de redenen waarom de inrichtende macht het technisch personeelslid wil afdanken, moet hem ten minste vijf werkdagen vóór de hoorzitting kennis worden gegeven ofwel bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs ofwel bij een schrijven dat overhandigd wordt met ontvangstbewijs. Gedurende de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een vertegenwoordiger die wordt gekozen onder de personeelsleden die in actieve dienst zijn of in ruste gesteld zijn, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het behoorlijk opgeroepen personeelslid zich bij de hoorzitting niet aanmeldt of er niet wordt vertegenwoordigd.
   Als het technisch personeelslid of zijn vertegenwoordiger echter overmacht kunnen laten gelden zodat hun afwezigheid bij de hoorzitting wordt gewettigd, wordt het technisch personeelslid opgeroepen tot een nieuwe hoorzitting, waarvan kennis wordt gegeven overeenkomstig het tweede lid.
   In dat geval, ook al hebben het technisch personeelslid of zijn vertegenwoordiger zich bij de hoorzitting niet aangemeld, wordt de procedure geldig voortgezet.
   Het tijdelijk technisch personeelslid, waarvan de overeenkomst wordt opgezegd, kan, binnen de tien dagen na de kennisgeving van de opzegging, een beroep indienen tegen de beslissing tot afdanking bij de raad van beroep.
   Het technisch personeelslid dat zijn recht van beroep wil gebruiken, laat dit zijn inrichtende macht onmiddellijk schriftelijk weten.
   De raad van beroep deelt zijn advies de inrichtende macht binnen een termijn van hoogstens 45 dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep mee.
   De beslissing wordt door de inrichtende macht genomen binnen de 45 dagen na de ontvangst van het advies van de raad van beroep.
   Het personeelslid wordt door de raad van beroep gehoord. Het kan zich laten bijstaan door een advocaat, een vertegenwoordiger gekozen onder de technische personeelsleden van de vrije gesubsidieerde centra, in actieve dienst of in ruste gesteld, of door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie.
   § 2. Indien het tijdelijk technisch personeelslid in een betrekking door de inrichtende macht wordt aangeworven op grond van de prioriteit bedoeld in artikel 30, § 1, binnen die inrichtende macht, wordt dezelfde procedure als deze die bedoeld is in § 1 toegepast met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden.
   § 3. Van de beslissing tot afdanking wordt door de inrichtende macht kennis gegeven aan het technisch personeelslid.
   Op straffe van nietigheid geschiedt de kennisgeving ofwel bij deurwaardersexploot ofwel bij een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de verzending ervan.
   Op straffe van nietigheid moet de kennisgeving de datum vanaf welke de opzeggingstermijn begint en de duur ervan vermelden.
   In geval van afdanking verliest het tijdelijk aangeworven technisch personeelslid de voorrang die het bij de betrokken inrichtende macht had verworven. Het vindt die echter terug als het door die inrichtende macht opnieuw wordt aangeworven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Onderafdeling V. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij afdanking zonder inachtneming van een opzeggingstermijn om een dringende reden]1   ----------   (1)
Art. 110septies. [1 § 1. De inrichtende macht kan ieder technisch personeelslid dat in tijdelijk verband wordt aangeworven, zonder inachtneming van een opzeggingstermijn, om een dringende reden, afdanken.
   Onder dringende reden wordt verstaan de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de inrichtende macht en het personeelslid onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
   § 2. Zodra de inrichtende macht kennis heeft van gegevens die aanleiding kunnen geven tot een dringende reden, roept de inrichtende macht het personeelslid op tot een hoorzitting die ten vroegste vijf dagen en uiterlijk tien dagen na de verzending van de oproepingsbrief moet plaatsvinden.
   § 3. Indien de inrichtende macht, na de hoorzitting, van mening is dat er voldoende gegevens zijn die leiden tot de dringende reden, kan zij binnen de drie dagen volgend op de hoorzitting tot de afdanking overgaan. Bij de afdanking wordt het bewijs geleverd van de beweerde feiten. Van die afdanking wordt aan de andere partij kennis gegeven ofwel bij een deurwaardersexploot, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan.
   § 4. Gedurende de hoorzitting kan het personeelslid zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie, door een advocaat of door een verdediger gekozen onder de personeelsleden, in actieve dienst of in ruste gesteld, van de vrije gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten van de personeelsleden die in een bevorderingsambt tijdelijk aangeworven zijn]1   ----------   (1)
Art. 110octies. [1 De overeenkomsten die met de in tijdelijk verband in een bevorderingsambt aangeworven personeelsleden worden gesloten, nemen een einde :
   - van ambtswege, overeenkomstig artikel 110ter, met uitzondering van 4°;
   - bij onderling akkoord, overeenkomstig artikel 110quater ;
   - bij ontslag, overeenkomstig artikel 110quinquies ;
   - bij afdanking met inachtneming van een opzeggingstermijn, overeenkomstig artikel 110sexies, § 1, eerste lid;
   - bij afdanking zonder inachtneming van een opzeggingstermijn om een dringende reden, overeenkomstig artikel 110septies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Afdeling IV. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten van de in vast verband aangeworven personeelsleden]1   ----------   (1)
Onderafdeling I. [1 - Beëindiging van ambtswege van de overeenkomsten]1   ----------   (1)
Art. 110nonies.[1 § 1. De overeenkomsten die werden gesloten met de in vast verband aangeworven technische personeelsleden nemen van ambtswege een einde :
   1° wanneer deze niet meer voldoen aan de volgende voorwaarden :
   a) [2 ...]2;
   b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;
   c) voldoen aan de dienstplichtwetten;
   d) van onberispelijk gedrag zijn.
   2° wanneer deze, na een toegelaten afwezigheid, zonder geldige reden nalaten hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;
   3° wanneer deze, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;
   4° wanneer deze zich in de gevallen bevinden waarin de toepassing van de strafwetten de stopzetting van het ambt met zich mede brengt;
   5° wanneer deze zich in een toestand van permanente arbeidsongeschiktheid bevinden die erkend wordt overeenkomstig de wet of de verordening, waardoor het voor hen niet mogelijk is om hun ambt correct uit te oefenen;
   6 wanneer deze zonder geldige reden weigeren, nadat ze in actieve dienst weder opgeroepen zijn, de door de inrichtende macht toegekende betrekking binnen de tien dagen te bekleden;
   7° bij een aanwerving in vast verband in een ander ambt;
   8° wanneer het personeelslid in ruste wordt gesteld omdat het de leeftijdsgrens heeft bereikt of omdat het definitief lichamelijk ongeschikt is;
   9° bij afdanking om een dringende reden;
   10° bij vrijwillig ontslag;
   11° wanneer geen beroep werd ingesteld tegen de kennisgeving van de vaststelling van een onverenigbaarheid of wanneer de onverenigbaarheid wordt vastgesteld door een vonnis of een definitief arrest van een arbeidsgerecht. In dat geval neemt de overeenkomst werkelijk een einde binnen de tien dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing aan het personeelslid. Het technisch personeelslid behoudt de verworven rechten die betrekking hebben op zijn vorige regelmatige toestand;
   12° vanaf het ogenblik waarop hun aanwerving in vast verband, die als onregelmatig is gebleken, wordt vernietigd, voor zover de onregelmatigheid niet de inrichtende macht te wijten is. In dit geval behoudt het personeelslid de verworven rechten die betrekking hebben op zijn vorige regelmatige toestand.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
  (2)<DFG 2013-06-20/18, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 27-07-2013>

Onderafdeling II. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij onderling akkoord]1   ----------   (1)
Art. 110decies. [1 De overeenkomst die met de in vast verband aangeworven technische personeelsleden wordt gesloten, kan een einde nemen bij onderling akkoord van de partijen.
   In dat geval wordt dit vastgesteld door een geschrift, dat de datum vermeldt waarop de inrichtende macht en het personeelslid hun toestemming hebben gegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

Onderafdeling III. [1 - Beëindiging van de overeenkomsten bij ontslag van het personeelslid]1   ----------   (1)
Art. 110undecies. [1 Een technisch personeelslid kan een overeenkomst eenzijdig beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van veertien dagen.
   Van de opzegging wordt de inrichtende macht kennis gegeven bij aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft met ingang van de derde werkdag volgend op de datum van de verzending ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2010-07-08/19, art. 65, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

HOOFDSTUK XI. - Paritaire commissies.
Art.111. § 1. Na raadpleging van het of de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van de confessionele of niet-confessionele gesubsidieerde vrije centra, naargelang het geval, erkend door de Regering, en van de groeperingen van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra die zijn aangesloten bij een vakorganisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad, stelt de Regering :
  1° voor de confessionele centra, een centrale paritaire commissie in wiens bevoegdheid zich uitstrekt over alle centra van dezelfde aard;
  2° voor de niet-confessionele centra, een centrale paritaire commissie in wiens bevoegdheid zich uitstrekt over alle centra van dezelfde aard.
  Het regeringsbesluit houdende de oprichting van een paritaire commissie bepaalt hierin de benaming, de bevoegdheid en de samenstelling.
  § 2. Vanaf 1 januari 2003 zullen het of de in § 1 bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen het bewijs moeten leveren dat zij democratisch werken volgens de wijzen en criteria bepaald bij decreet.

Art.112. De beslissingen van de centrale paritaire commissies kunnen, op hun verzoek, verplicht worden gemaakt bij regeringsbesluit.
  Als de Regering van oordeel is dat zij dit verzoek niet kan inwilligen, deelt zij de redenen hiervoor mee aan de centrale paritaire commissie.

Art.113. De bijkomende regels genomen door de paritaire commissies mogen niet afwijken van de regels van dit decreet.

Art.114. Iedere paritaire commissie stelt haar bijzonder huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Regering.

Art.115. De paritaire commissies zijn samengesteld :
  1° uit een voorzitter en een ondervoorzitter;
  2° uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije centra en van de leden van het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije centra;
  3° uit een of meerdere referendarissen wier opdracht erin bestaat de commissie te adviseren;
  4° uit een secretaris en een adjunct-secretaris.
  Het aantal leden van de paritaire commissies, bedoeld in het eerste lid, 2°, alsook de duur van de mandaten van de commissieleden worden bepaald door de Regering.
  De voorzitter, de ondervoorzitter, de referendaris(sen), de secretaris en de adjunct-secretaris zijn niet stemgerechtigd.
  De commissie telt minstens vier werkende leden ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten en vier werkende leden ter vertegenwoordiging van het technisch personeel.
  De vertegenwoordigers van de inrichtende machten en de vertegenwoordigers van de leden van het technisch personeel kunnen zich laten bijstaan door technische raadgevers wiens maximum aantal is vastgelegd in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 114. Deze zijn niet stemgerechtigd.

Art.116. De werkende leden van de paritaire commissies worden aangeduid door de Regering op voordracht van de in artikel 111, § 1, bedoelde orga(a)n(en) en groeperingen. Bij ontstentenis van akkoord gaat de Regering rechtstreeks over tot de aanwervingen.
  Voor ieder werkend lid duidt de Regering een plaatsvervanger aan volgens dezelfde wijzen.
  De voorzitter en ondervoorzitter worden gekozen door de Regering onder de bevoegde personen ter zake die los staan van de belangen waarmee de commissie kan kampen. Gezien de beperkte mogelijkheden kan het hier gaan om sociale bemiddelaars.
  De secretaris en de adjunct-secretaris, gekozen onder de ambtenaren van het Ministerie, alsook de referendaris(sen) worden aangesteld door de Regering. De waarneming van het ambt van voorzitter en ondervoorzitter is onverenigbaar met dat van een parlementair mandaat.

Art.117. De paritaire commissies hebben, elkeen binnen hun eigen bevoegdheden, als voornaamste opdracht :
  1° zich te beraden over de algemene arbeidsomstandigheden;
  2° voor het technisch personeel bedoeld in dit decreet regels op te stellen als aanvulling op de statutaire bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten;
  3° elk geschil dat zou kunnen tot stand komen of is gekomen tussen de inrichtende machten en de leden van het technisch personeel, vermijden of verzoenen;
  4° de evolutie van het sociaal recht opvolgen en de aanvullende regels hieraan aanpassen;
  5° weet hebben van de adviesaanvragen die zijn ingediend door het lid van het technisch personnel of de inrichtende macht inzake de onverenigbaarheid overeenkomstig artikel 23.

Art.118. De beslissingen van de centrale paritaire commissies worden bij unanimiteit genomen, met een meerderheid van de leden in iedere groep.

Art.119.De uitvoering van de overeenkomstig artikel 112 verplicht verklaarde beslissingen wordt opgevolgd, onverminderd de plichten van de officiers van de gerechtelijke politie, door de door de Regering aangeduide agenten.
  In geval van overtreding stellen de in het eerste lid bedoelde agenten proces-verbaal op dat zij verzenden naar de bevoegde procureur des Konings en een afschrift wordt,[1 ...]1verstuurd naar de overtreder binnen de acht dagen, op straffe van nietigheid.
  De in het eerste lid bedoelde agenten hebben vrije toegang tot de lokalen waar de leden van het technisch personeel hun taken vervullen.
  De directeurs en de leden van het administratief personeel zijn verplicht hen de inlichtingen te verschaffen die zij nodig hebben om zich van hun opdracht te kwijten.
  Iedere inbreuk op de overeenkomstig artikel 112 verplicht verklaarde beslissingen wordt bestraft met een boete van 2,50 euro tot 2.500 euro. De boete wordt evenveel keer opgelegd als er personen werken die deze beslissingen overtreden, zonder dat het totaal van de boetes meer bedraagt dan 5.000 euro.
  De in het vorig lid bedoelde straffen zijn toepasbaar op elk lid van het technisch en administratief personeel dat dezelfde bepalingen overtreedt.
  De inrichtende machten, de directies van de centra alsook ieder lid van het administratief technisch personeel die de krachtens dit decreet geregelde opvolging hindert, worden bestraft met een boete van 1 euro tot 2,50 euro, onverminderd, desgevallend, de toepassing van de straffen opgelegd door artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek.
  Wordt bestraft met een boete van 2,50 euro tot 2.500 euro eenieder die, met het oogmerk een fout te plegen, onjuiste verklaringen aflegt tijdens de enquêtes van de controledienst.
  De inrichtende macht zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete die hun centrumdirecteurs opgelegd krijgen.
  ----------
  (1)<BFG 2017-10-25/11, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 22-04-2018>

HOOFDSTUK XII. - Nietigheid van de clausules die strijdig zijn met het statuut.
Art.120. Iedere contractuele clausule of iedere bepaling van het arbeidsreglement die strijdig is met de dwingende wettelijke bepalingen, met dit decreet of met de aanvullende regels vastgesteld door de bevoegde paritaire commissie en verplicht verklaard bij regeringsbesluit, is nietig en van gener waarde.

HOOFDSTUK XIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.121. De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband een betrekking uitoefenen in het ambt van psycho-pedagogisch werker die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, blijven in vast verband aangeworven in dit ambt en blijven onderworpen aan dit decreet.
  Wanneer een in het eerste lid bedoeld lid van het technisch personeel, afwezig wegens verlof of terbeschikkingstelling, tijdelijk vervangen wordt, geschiedt deze vervanging bij voorrang door een lid van het technisch personeel dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking overeenkomstig hoofdstuk 6.
  Bij gebrek wordt het in het eerste lid bedoeld personeelslid vervangen door de tijdelijke aanwerving van een personeelslid in het ambt van psycho-pedagogisch werker.

Art.122. De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, daadwerkelijk tijdelijk een definitief vacante betrekking uitoefenen in het ambt van psycho-pedagogisch werker die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra worden in dit ambt behouden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel en blijven onderworpen aan dit decreet.
  Het in het eerste lid bedoeld personeelslid wordt vervangen door de tijdelijke aanwerving van een personeelslid in het ambt van psycho-pedagogisch werker.
  De in het eerste lid bedoelde leden van het technisch personeel worden in vast verband aangeworven in het ambt van psycho-pedagogisch werker onder de voorwaarden voorgeschreven door dit decreet of, desgevallend, krachtens artikel 127, eerste lid.
  De personeelsleden die krachtens het vorig lid in vast verband aangeworven zijn in het ambt van psycho-pedagogisch werker worden vervangen overeenkomstig artikel 121.

Art.123. De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, bij de inwerkingtreding van dit decreet, daadwerkelijk tijdelijk een tijdelijk vacante betrekking uitoefenen in het ambt van psycho-pedagogisch werker die in strijd is, naargelang het geval, met de bepalingen van artikel 3, § 2, of met artikel 4, § 2, van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra worden in dit ambt behouden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het technisch personeel en blijven onderworpen aan dit decreet.
  Het in het eerste lid bedoeld personeelslid wordt vervangen door de tijdelijke aanwerving van een personeelslid in het ambt van psycho-pedagogisch werker.
  De in het eerste lid bedoelde leden van het technisch personeel worden in vast verband aangeworven in het ambt van psycho-pedagogisch werker onder de voorwaarden voorgeschreven door dit decreet of, desgevallend, krachtens artikel 127, eerste lid, voor zover hun achtereenvolgende tijdelijke aanwervingsperiodes ononderbroken waren tot op de dag dat de betrekking die ze uitoefenen, definitief vacant wordt verklaard.
  De personeelsleden die krachtens het vorig lid in vast verband aangeworven zijn in het ambt van psycho-pedagogisch werker worden vervangen overeenkomstig artikel 121.

Art.124. Voor de toepassing van artikel 28, 1°, worden geacht houder te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psycho-pedagogisch consulent, de leden van het technisch personeel die in vast verband aangeworven zijn in dit ambt vóór de inwerkingtreding van dit decreet en op grond van het licentiaatsdiploma van :
  1° opvoedingswetenschappen;
  2° pedagogische wetenschappen.
  Worden eveneens geacht houder te zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psycho-pedagogisch consulent de leden van het technisch personeel die, op grond van het in het eerste lid bedoelde licentiaatsdiploma en voor de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk aangeworven werden in dit ambt en die 360 dagen dienst tellen in dit ambt binnen de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra.

Art.125. Voor de toepassing van artikel 28, 1°, worden eveneens gelijkgesteld aan het vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van psycho-pedagogisch consulent, de licentiaatsdiploma's :
  1° psychologie;
  2° beroepsoriëntatie en -selectie;
  3° psychologische en pedagogische wetenschappen;
  4° psychologische wetenschappen;
  5° toegepaste psychologie;
  6° klinische psychologie;
  7° psycho-pedagogische wetenschappen.

Art.126. De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet in vast verband zijn aangeworven, worden geacht in vast verband te zijn aangeworven in de zin van dit decreet, binnen de opdrachten dat zij vervulden aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet en toegewezen aan het centrum waar zij deze opdrachten vervullen.

Art.127. De gesubsidieerde leden van het technisch personeel die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet tijdelijk een betrekking innemen in een wervingsambt, kunnen uiterlijk op de eerst dag van de derde maand volgend op de publicatiedatum van dit decreet in het Belgisch Staatsblad, in vast verband worden aangeworven, op voorwaarde dat zij op de dag dat zij in vast verband aangeworven worden, voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 43, § 1, eerste lid, met uitzondering van 8° en 12°, en dat zij daarenboven gedurende twee jaar een gesubsidieerde betrekking hebben ingenomen.
  De in het eerste lid bedoelde aanwerving in vast verband kan slechts in een vacante betrekking worden toegestaan die, op grond van de bepalingen van hoofdstuk 6, niet langer openstaat voor reaffectatie of tijdelijke terugroeping in actieve dienst van een personeelslid dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking.
  De in deze paragraaf bedoelde personeelsleden die niet gebruik konden maken van de bepaling in het eerste lid zien hun anciënniteit binnen deze inrichtende macht berekend volgens de berekeningsmethode bedoeld in artikel 48, voor zover zij prioritair zijn bij de inrichtende macht overeenkomstig artikel 30, § 1.

Art.128. De gesubsidieerde personeelsleden die, aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk een betrekking vervullen in een bevorderingsambt, kunnen in dit ambt in vast verband worden aangeworven zodra zij voldoen aan de voorwaarde gesteld in artikel 54, 1°, en de lichamelijke geschiktheidsvoorwaarde bepaald in artikel 43, § 1, 6°, voldoen.
  De in het eerste lid bedoelde aanwerving in vast verband kan slechts worden toegestaan in de betrekking die, op grond van de bepalingen van hoofdstuk 6, niet langer openstaat voor reaffectatie of de tijdelijke terugroeping in actieve dienst van een personeelslid dat ter beschikking is gesteld bij ontstentenis van betrekking.
  In afwijking van artikel 56 en in afwachting van de aanwerving in vast verband kunnen de in het eerste lid bedoelde personeelsleden het ambt waarmee ze tijdelijk belast werden, verder blijven uitoefenen.

Art.129. De leden van het technisch personeel die aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking, worden geacht te zijn geaffecteerd naar het centrum waar zij op 31 augustus voor hun terbeschikkingstelling titularis waren van een betrekking.

Art. 130. Dit decreet treedt in werking op 1 maart 2002.