Details





Titel:

12 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit betreffende de dienstencheques. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-2001 en tekstbijwerking tot 30-12-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK II. - Basisbeginselen.
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2bis
Art. 2bis WAALS GEWEST
Art. 2bis Vlaams Gewest
Art. 2bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2bis/1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2bis/1 WAALS GEWEST
Art. 2bis/2 WAALS GEWEST
Art. 2bis/2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2bis/3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK IIbis. - Erkenning. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2ter
Art. 2ter WAALS GEWEST
Art. 2ter Vlaams Gewest
Art. 2ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2quater
Art. 2quater WAALS GEWEST
Art. 2quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2quater Vlaams Gewest
Art. 2quinquies, 2sexies
Art. 2sexies WAALS GEWEST
Art. 2sexies Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2sexies Vlaams Gewest
Art. 2septies
Art. 2septies WAALS GEWEST
Art. 2septies Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2septies Vlaams Gewest
Art. 2octies
Art. 2octies WAALS GEWEST
Art. 2octies Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2octies Vlaams Gewest
Art. 2nonies
Art. 2nonies WAALS GEWEST
Art. 2nonies Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2nonies Vlaams Gewest
HOOFDSTUK III. - Vorm, aanschaf en gebruik van de dienstencheque.
Art. 3
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 3/1 WAALS GEWEST
Art. 3/2 WAALS GEWEST
Art. 3/3 WAALS GEWEST
Art. 3/4 WAALS GEWEST
Art. 3/5 WAALS GEWEST
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3bis Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 WAALS GEWEST
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 WAALS GEWEST
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 6 WAALS GEWEST
Art. 6bis
Art. 6bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6bis Vlaams Gewest
Art. 6bis WAALS GEWEST
Art. 7
Art. 7 WAALS GEWEST
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 7 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7bis
Art. 7bis Vlaams Gewest
Art. 8
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 8 Vlaams Gewest
Art. 8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 8bis VLAAMSE GEWEST, 9
HOOFDSTUK IIIbis. - Loon- en arbeidsvoorwaarden. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 9; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 9bis, 9ter, 9quater
HOOFDSTUK IIIter. - Modaliteiten betreffende de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 9quinquies
HOOFDSTUK IIIquater Brussels Hoofdstedelijk Gewest.[1 Begeleiding voor dienstenchequeprestaties]1
Art. 9/1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9/6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK IV. - Controle van het systeem en gevolgen in geval van niet-naleving van de reglementering.
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 10 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10 Vlaams Gewest
Art. 10bis
Art. 10bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10bis WAALS GEWEST
Art. 10bis/1 WAALS GEWEST
Art. 10bis/2 WAALS GEWEST
Art. 10bis/3 WAALS GEWEST
Art. 10bis/4 WAALS GEWEST
Art. 10bis/5 WAALS GEWEST
Art. 10bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10bis Vlaams Gewest
Art. 10ter
Art. 10ter WAALS GEWEST
Art. 10ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10ter Vlaams Gewest
Art. 11
Art. 11 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 11 WAALS GEWEST
Art. 11/1 WAALS GEWEST
Art. 11 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 11bis
Art. 11bis WAALS GEWEST
Art. 11bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 11bis Vlaams Gewest
Art. 11ter
Art. 11ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 11ter Vlaams Gewest
Art. 11quater
Art. 11quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK VI. - Evaluatie. <ingevoegd bij KB 2004-07-14/30, art. 4; Inwerkingtreding : 22-07-2004>
Art. 12
Art. 12 WAALS GEWEST
Art. 12 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 12 Vlaams Gewest
Art. 12bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
HOOFDSTUK(VII.) - (Oud HOOFDSTUK VI) Inwerkingtreding. <KB 2004-07-14/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-07-2004>
Art. 13
Art. 13 WAALS GEWEST
Art. 13 Vlaams Gewest
Art. 14
BIJLAGE.
Art. N
Art. N Vlaams Gewest
Art. N Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. N2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
  1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
  2° (thuishulp van huishoudelijke aard : activiteiten ten gunste van particulieren die in België woonachtig zijn, die bestaan uit :
  a) [1 activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker : schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden. Vormen geen activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker, de prestaties die worden uitgevoerd voor een particulier die verblijft in een instelling voor collectief verblijf die hem huisvest en die bepaalde diensten voor hem uitvoert, inzonderheid verzorging of begeleiding en de voorziening van maaltijden.]1
  b) (activiteiten verricht buiten [1 de woonplaats]1 van de gebruiker : boodschappen doen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, strijken (met inbegrip van verstelwerk van het te strijken linnen);) <KB 2006-03-05/39, art. 1, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  3° de RVA : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  4° het uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door de RVA aangewezen bedrijf, belast met het uitgeven van de dienstencheques zoals bedoeld in (artikel 2, § 1, 2°), van de wet; <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  5° (de erkende onderneming : de onderneming die de in artikel 2, § 1, 3° van de wet bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  6° (6° tegemoetkoming : de tegemoetkoming van de federale staat in de kostprijs van de dienstencheque;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  7° (mindervalide :
  a) de persoon als dusdanig ingeschreven bij het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", bij het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", bij de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of bij de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";
  b) de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming, een integratietegemoetkoming of een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden geniet, op basis van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
  c) de persoon die minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  (8° mindervalide kind :
  a) het kind dat een verhoogde kinderbijslag geniet voor gehandicapte kinderen of het kind dat aan een zware ziekte lijdt;
  b) het kind, jonger dan 21 jaar, dat als mindervalide erkend is door het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", door het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", door de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées ", of door de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";
  c) het kind, jonger dan 21 jaar, dat minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  [2 9° arbeidsovereenkomst dienstencheques : de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7bis van de wet;
   10° [3 ...]3.]2
  ((De boodschappen bedoeld in het eerste lid, 2°, b), zijn) boodschappen ten gunste van een particuliere gebruiker om in zijn dagdagelijkse behoeften te voorzien. Worden niet beschouwd als dagdagelijkse behoeften, inzonderheid de aankoop van meubelen, van huishoudtoestellen, van audio-visuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.) <KB 2004-03-31/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 1, 2°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>
  (Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd. De personen van minstens 60 jaar die prestaties genieten verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp worden met mindervaliden gelijkgesteld. Deze activiteit is eveneens mogelijk voor de mindervalide kinderen ten laste van een gebruiker. Enkel voor het vervoer van de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b), is een aangepast voertuig met attest vereist.) <KB 2008-09-28/30, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  (Worden beschouwd als strijken, bedoeld in het eerste lid, 2°, b) : het strijken zelf en de volgende aanverwante activiteiten :
  - het registreren : de ontvangst van het door de klant gebrachte te strijken linnen, het registreren van de te strijken stukken en het opstellen van een ontvangstbewijs;
  - het sorteren : het sorteren van het te strijken linnen volgens productieproces;
  - het controleren : de kwaliteitscontrole en de eindcontrole na het strijken;
  - het samenstellen : het gestreken linnen terug per klant samenbrengen;
  - het verpakken: het gestreken linnen inpakken;
  - het bestellen: het afhalen van het gestreken linnen in het strijkatelier door de klant en het afhandelen van de betaling.) <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  ----------
  (1)<KB 2010-01-26/01, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 1_WAALS_GEWEST.   Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :  1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;  2° (thuishulp van huishoudelijke aard : activiteiten ten gunste van particulieren [4 die hun hoofdverblijfplaats in het Waalse Gewest hebben]4, die bestaan uit :  a) [1 activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker : schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden. Vormen geen activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker, de prestaties die worden uitgevoerd voor een particulier die verblijft in een instelling voor collectief verblijf die hem huisvest en die bepaalde diensten voor hem uitvoert, inzonderheid verzorging of begeleiding en de voorziening van maaltijden.]1  b) (activiteiten verricht buiten [1 de woonplaats]1 van de gebruiker : boodschappen doen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, strijken (met inbegrip van verstelwerk van het te strijken linnen);) <KB 2006-03-05/39, art. 1, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  3° [4 de "Forem ": de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling);]4  4° [4 het uitgiftebedrijf : het door de bevoegde overheid aangewezen bedrijf dat belast is met het uitgeven van de dienstencheques bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van de wet;]4  5° [4 de erkende onderneming: de onderneming die de in artikel 2, § 1, 3° van de wet bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe door het Waalse Gewest erkend is en die daarbij de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten garandeert;]4  6° (tegemoetkoming : de tegemoetkoming van [4 het Waalse Gewest]4 in de kostprijs van de dienstencheque;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  7° (mindervalide :  a) de persoon als dusdanig ingeschreven bij het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", bij het " [6 Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles]6 ", bij de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of bij de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  b) de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming, een integratietegemoetkoming of een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden geniet, op basis van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;  c) de persoon die minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (8° mindervalide kind :  a) het kind dat een verhoogde kinderbijslag geniet voor gehandicapte kinderen of het kind dat aan een zware ziekte lijdt;  b) het kind, jonger dan 21 jaar, dat als mindervalide erkend is door het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", door het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", door de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées ", of door de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  c) het kind, jonger dan 21 jaar, dat minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [2 9° arbeidsovereenkomst dienstencheques : de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7bis van de wet;   10° [4 de "Administratie" : de Directie Werk in de Directe Omgeving [7 van de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek]7;]4  [4 11° de Minister van Tewerkstelling: de Waalse Minister bevoegd voor Tewerkstelling;]4  [4 12° de gemachtigd ambtenaar: de ambtenaar die over een delegatie van bevoegdheden beschikt krachtens [7 Besluit van de Waalse Regering betreffende de overdrachten van bevoegdheden in de Waalse Overheidsdienst]7;]4  [5 13° initiële bevolking: de gezamenlijke gegevens waarop de controle betrekking heeft;   14° laag: deel van een initiële bevolking, bepaald in functie van één of meerdere criteria;   15° referentiebevolking: het deel van de initiële bevolking die, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;   16° referentielaag: het deel van een laag, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;   17° staal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag;   18° referentiestaal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag of uit een referentielaag;   19° extrapoleerbaar referentiestaal: referentiestaal gevormd op toevallige, eenvoudige wijze en zonder herinvoering;   20° extrapolatie: veralgemening van de resultaten waargenomen in een extrapoleerbaar referentiestaal naar de globaliteit van de referentiebevolking of de referentielaag waaruit het staal afgenomen is;   21° betrouwbaarheidsinterval: de gezamenlijke waarden vervat tussen een infimum en een supremum, verkregen na onderzoek van een staal. Deze gezamenlijke waarden bieden een waarschijnlijkheid van vijfennegentig percent of meer dat de exacte waarde van de parameter in de bevolking is vervat;   22° de omvang van het betrouwbaarheidsinterval: het verschil tussen de waarde van het supremum en die van het infimum in het betrouwbaarheidsinterval;   23° het Departement Inspectie: het Departement Inspectie [7 van de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek]7;   24° de inspecteurs: de statutaire en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie die beëdigd zijn.]5  [4 Onder hoofdverblijfplaats, zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan: de hoofdverblijfplaats bedoeld in artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.]4  [4 Voor de toepassing van dit besluit worden de personen die in het Waalse Gewest verblijven en die wegens hun diplomatieke onschendbaarheid of hun bijzonder statuut vrijgesteld worden van de opneming in de bevolkingsregisters, gelijkgesteld met personen die een dergelijke hoofdverblijfplaats hebben.]4  ((De boodschappen bedoeld in het eerste lid, 2°, b), zijn) boodschappen ten gunste van een particuliere gebruiker om in zijn dagdagelijkse behoeften te voorzien. Worden niet beschouwd als dagdagelijkse behoeften, inzonderheid de aankoop van meubelen, van huishoudtoestellen, van audio-visuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.) <KB 2004-03-31/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 1, 2°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  (Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor [4 de Waalse Overheidsdienst]4 een attest heeft afgeleverd. De personen van minstens 60 jaar die prestaties genieten verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp worden met mindervaliden gelijkgesteld. Deze activiteit is eveneens mogelijk voor de mindervalide kinderen ten laste van een gebruiker. Enkel voor het vervoer van de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b), is een aangepast voertuig met attest vereist.) <KB 2008-09-28/30, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (Worden beschouwd als strijken, bedoeld in het eerste lid, 2°, b) : het strijken zelf en de volgende aanverwante activiteiten :  - het registreren : de ontvangst van het door de klant gebrachte te strijken linnen, het registreren van de te strijken stukken en het opstellen van een ontvangstbewijs;  - het sorteren : het sorteren van het te strijken linnen volgens productieproces;  - het controleren : de kwaliteitscontrole en de eindcontrole na het strijken;  - het samenstellen : het gestreken linnen terug per klant samenbrengen;  - het verpakken: het gestreken linnen inpakken;  - het bestellen: het afhalen van het gestreken linnen in het strijkatelier door de klant en het afhandelen van de betaling.) <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  ----------
  (1)<KB 2010-01-26/01, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (4)<BWG 2016-12-01/18, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (5)<BWG 2019-04-04/64, art. 22, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (6)<BWG 2019-05-09/26, art. 1, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (7)<BWG 2022-11-09/02, art. 1, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 1_VLAAMS_GEWEST.   Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :  1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;  2° (thuishulp van huishoudelijke aard : activiteiten ten gunste van particulieren [4 van wie de hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest gelegen is]4, die bestaan uit :  a) [1 activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker : schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden. Vormen geen activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker, de prestaties die worden uitgevoerd voor een particulier die verblijft in een instelling voor collectief verblijf die hem huisvest en die bepaalde diensten voor hem uitvoert, inzonderheid verzorging of begeleiding en de voorziening van maaltijden.]1  b) (activiteiten verricht buiten [1 de woonplaats]1 van de gebruiker : boodschappen doen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, strijken (met inbegrip van verstelwerk van het te strijken linnen);) <KB 2006-03-05/39, art. 1, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  3° [4 het departement : het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;]4  4° het uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door [4 het departement]4 aangewezen bedrijf, belast met het uitgeven van de dienstencheques zoals bedoeld in (artikel 2, § 1, 2°), van de wet; <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  5° (de erkende onderneming : de onderneming die de in artikel 2, § 1, 3° van de wet bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is [4 voor het Vlaamse Gewest]4 en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  6° (6° tegemoetkoming : de tegemoetkoming van [4 het Vlaamse gewest]4 in de kostprijs van de dienstencheque;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  7° (mindervalide :  a) de persoon als dusdanig ingeschreven bij het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", bij het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", bij de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of bij de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  b) [5 de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming krijgt, op basis van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, [7 of die een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood krijgt, op basis van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming]7;]5  c) de persoon die minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (8° mindervalide kind :  a) [8 ]a) een van de volgende kinderen:   1) een kind dat een verhoogde kinderbijslag geniet voor gehandicapte kinderen;   2) een kind dat aan een zware ziekte lijdt;   3) een kind dat een zorgtoeslag voor een specifieke ondersteuningsbehoefte geniet op basis van artikel 16 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;-8;  b) het kind, jonger dan 21 jaar, dat als mindervalide erkend is door het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", door het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", door de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées ", of door de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  c) het kind, jonger dan 21 jaar, dat minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [2 9° arbeidsovereenkomst dienstencheques : de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7bis van de wet;   10° [4 Minister van Werk : de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid]4.]2  [10 11° prestatiedatum: de prestatiedatum, vermeld in artikel 2, § 1, 9°, van de wet.]10  [4 Onder hoofdverblijfplaats, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt de hoofdverblijfplaats begrepen als vermeld in artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.   Voor de toepassing van dit besluit worden de personen die in het Vlaamse Gewest verblijven en vrijgesteld zijn van inschrijving in de bevolkingsregisters vanwege hun diplomatieke onschendbaarheid of hun bijzonder statuut, gelijkgesteld met personen die over een dergelijke hoofdverblijfplaats beschikken.]4  ((De boodschappen bedoeld in het eerste lid, 2°, b), zijn) boodschappen ten gunste van een particuliere gebruiker om in zijn dagdagelijkse behoeften te voorzien. Worden niet beschouwd als dagdagelijkse behoeften, inzonderheid de aankoop van meubelen, van huishoudtoestellen, van audio-visuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.) <KB 2004-03-31/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 1, 2°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  (Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de [6 het Departement Mobiliteit en Openbare Werken van het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken]6 een attest heeft afgeleverd. De personen van minstens 60 jaar die prestaties genieten verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp worden met mindervaliden gelijkgesteld. Deze activiteit is eveneens mogelijk voor de mindervalide kinderen ten laste van een gebruiker. Enkel voor het vervoer van de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b), is een aangepast voertuig met attest vereist.) <KB 2008-09-28/30, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (Worden beschouwd als strijken, bedoeld in het eerste lid, 2°, b) : het strijken zelf en de volgende aanverwante activiteiten :  - het registreren : de ontvangst van het door de klant gebrachte te strijken linnen, het registreren van de te strijken stukken en het opstellen van een ontvangstbewijs;  - het sorteren : het sorteren van het te strijken linnen volgens productieproces;  - het controleren : de kwaliteitscontrole en de eindcontrole na het strijken;  - het samenstellen : het gestreken linnen terug per klant samenbrengen;  - het verpakken: het gestreken linnen inpakken;  - het bestellen: het afhalen van het gestreken linnen in het strijkatelier door de klant en het afhandelen van de betaling.) <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  ----------
  (1)<KB 2010-01-26/01, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<BVR 2015-12-18/81, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (5)<BVR 2016-10-14/08, art. 190, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<BVR 2018-03-16/06, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 16-04-2018>
  (7)<BVR 2018-11-30/16, art. 554, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (8)<BVR 2020-12-18/38, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 07-02-2021>
  (9)<BVR 2023-05-12/13, art. 1, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (10)<BVR 2024-05-31/14, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 01-11-2024>

Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :  1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;  [4 1° bis woonplaats van de gebruiker : de hoofdverblijfplaats gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met toepassing van artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en haar uitvoeringsmaatregelen. Voor de toepassing van dit besluit worden de personen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verblijven en vrijgesteld zijn van inschrijving in de bevolkingsregisters omwille van hun diplomatieke onschendbaarheid of hun bijzonder statuut, gelijkgesteld met personen die over een dergelijke hoofdverblijfplaats beschikken;]4  2° (thuishulp van huishoudelijke aard : activiteiten ten gunste van particulieren [4 van wie de hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen is]4, die bestaan uit :  a) [1 activiteiten verricht in de woonplaats van de gebruiker : schoonmaken van de woning met inbegrip van de ramen, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden. Vormen geen activiteiten verricht in de [6 hoofd- of secundaire]6 woonplaats van de gebruiker, de prestaties die worden uitgevoerd voor een particulier die verblijft in een instelling voor collectief verblijf die hem huisvest en die bepaalde diensten voor hem uitvoert, inzonderheid verzorging of begeleiding en de voorziening van maaltijden.]1  b) (activiteiten verricht buiten [1 de woonplaats]1 van de gebruiker : boodschappen doen, begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit, strijken (met inbegrip van verstelwerk van het te strijken linnen);) <KB 2006-03-05/39, art. 1, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  3° [6 Actiris : de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, geregeld bij de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van Actiris]6;  [5 3° bis. het bestuur : behoudens uitdrukkelijk voorziene tegenstrijdige bepaling, Brussel Economie en Werkgelegenheid bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.]5  4° [6 het uitgiftebedrijf : het bedrijf aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat belast wordt met het beheer van het dienstenchequesysteem;]6  5° (de erkende onderneming : de onderneming die de in artikel 2, § 1, 3° van de wet bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is [4 door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]4 en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  6° (6° tegemoetkoming : de tegemoetkoming van [6 het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]6 in de kostprijs van de dienstencheque;) <KB 2004-01-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  7° (mindervalide :  a) de persoon als dusdanig ingeschreven bij het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", bij het " Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées ", bij de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of bij de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  b) de persoon die een inkomensvervangende tegemoetkoming, een integratietegemoetkoming of een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden geniet, op basis van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;  c) de persoon die minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (8° mindervalide kind :  a) het kind dat een verhoogde kinderbijslag geniet voor gehandicapte kinderen of het kind dat aan een zware ziekte lijdt;  b) het kind, jonger dan 21 jaar, dat als mindervalide erkend is door het " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ", door het " [7 l'Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles (het Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen) ]7", door de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées ", of door de " Dienststelle für Personen mit Behinderung ";  c) het kind, jonger dan 21 jaar, dat minstens 7 punten werd toegekend op de zelfredzaamheidsschaal, opgenomen in bijlage bij het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming, en die hiervoor beschikt over een attest van de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.) <KB 2008-09-28/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [2 9° arbeidsovereenkomst dienstencheques : de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7bis van de wet;   10° [3 ...]3.]2  ((De boodschappen bedoeld in het eerste lid, 2°, b), zijn) boodschappen ten gunste van een particuliere gebruiker om in zijn dagdagelijkse behoeften te voorzien. Worden niet beschouwd als dagdagelijkse behoeften, inzonderheid de aankoop van meubelen, van huishoudtoestellen, van audio-visuele toestellen, van warme maaltijden en de periodieke bedeling van kranten en tijdschriften.) <KB 2004-03-31/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 1, 2°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  (Begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit bedoeld in het eerste lid, 2°, b), is een activiteit die mindervaliden onder begeleiding vervoert met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen, waarvoor de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een attest heeft afgeleverd. De personen van minstens 60 jaar die prestaties genieten verstrekt door een door de bevoegde overheid erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp worden met mindervaliden gelijkgesteld. Deze activiteit is eveneens mogelijk voor de mindervalide kinderen ten laste van een gebruiker. Enkel voor het vervoer van de mindervaliden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7°, a), en van de mindervalide kinderen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, 8°, b), is een aangepast voertuig met attest vereist.) <KB 2008-09-28/30, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (Worden beschouwd als strijken, bedoeld in het eerste lid, 2°, b) : het strijken zelf en de volgende aanverwante activiteiten :  - het registreren : de ontvangst van het door de klant gebrachte te strijken linnen, het registreren van de te strijken stukken en het opstellen van een ontvangstbewijs;  - het sorteren : het sorteren van het te strijken linnen volgens productieproces;  - het controleren : de kwaliteitscontrole en de eindcontrole na het strijken;  - het samenstellen : het gestreken linnen terug per klant samenbrengen;  - het verpakken: het gestreken linnen inpakken;  - het bestellen: het afhalen van het gestreken linnen in het strijkatelier door de klant en het afhandelen van de betaling.) <KB 2007-07-13/36, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  ----------
  (1)<KB 2010-01-26/01, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<BESL 2015-10-01/07, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (5)<BESL 2016-01-14/08, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (6)<BESL 2017-02-02/06, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (7)<BESL 2024-02-22/14, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK II. - Basisbeginselen.
Art.2.De gebruiker die het systeem van de dienstencheques wenst te genieten om buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, doet een beroep op een erkende onderneming zoals bedoeld in (artikel 2, § 1, 6°), van de wet. <KB 2004-01-09/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De erkende onderneming laat de buurtwerken of -diensten uitvoeren bij de gebruiker door een werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet.

Art. 2_WAALS_GEWEST.   De gebruiker [1 die zijn hoofdverblijfplaats in het Waalse Gewest heeft en]1 die het systeem van de dienstencheques wenst te genieten om buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, doet een beroep op een erkende onderneming zoals bedoeld in (artikel 2, § 1, 6°), van de wet. <KB 2004-01-09/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De erkende onderneming laat de buurtwerken of -diensten uitvoeren [2 ten voordele van de gebruiker]2 door een werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet.
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BWG 2019-05-09/26, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art. 2_VLAAMS_GEWEST.   De gebruiker die het systeem van de dienstencheques wenst te genieten om buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, doet een beroep op een erkende onderneming [1 ...]1. <KB 2004-01-09/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De erkende onderneming laat de buurtwerken of -diensten uitvoeren bij de gebruiker door een werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. De gebruiker die het systeem van de dienstencheques wenst te genieten om buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, [1 heeft zijn hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en]1 doet een beroep op een erkende onderneming zoals bedoeld in (artikel 2, § 1, 6°), van de wet. <KB 2004-01-09/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De erkende onderneming laat de buurtwerken of -diensten uitvoeren [2 ten gunste van]2 de gebruiker door een werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet.
  [2 De originelen van de overeenkomsten bedoeld in artikel 6, § 3, derde lid van de wet kunnen door de werknemers worden geraadpleegd. ]2
  ----------
  (1)<BESL 2015-10-01/07, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BESL 2024-02-22/14, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 2bis.[1 Per kwartaal moet zestig procent van de door elke exploitatiezetel van de erkende onderneming nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques uitkeringsgerechtigde volledig werkloze en/of gerechtigde op een leefloon zijn.
   [2 Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder :
   1° uitkeringsgerechtigde volledig werkloze :
   a) de volledig werkloze die, op het ogenblik van de indienstneming, op grond van artikel 100 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen ontvangt als voltijdse werknemer;
   b) de volledig werkloze die, op het ogenblik van de indienstneming, op grond van artikel 103 van het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 werkloosheidsuitkeringen ontvangt als vrijwillig deeltijdse werknemer;
   c) hij die in de loop van de maand van indienstneming en de 6 kalendermaanden daaraan voorafgaand, gedurende minstens 78 dagen, gerekend in het zesdagenstelsel, werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen ontvangen heeft als voltijdse werknemer op grond van artikel 100 van voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991 of werkloosheidsuitkeringen ontvangen heeft als vrijwillig deeltijdse werknemer op grond van artikel 103 van hetzelfde koninklijk besluit.
   2° gerechtigde op een leefloon :
   a) hij die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op een leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
   b) hij die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op het equivalent van leefloon toegekend in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   c) hij die in de zes maanden voorafgaand aan de maand van indienstneming gedurende minstens drie maanden gerechtigde was op een leefloon zoals bedoeld in de voornoemde wet van 26 mei 2002 of een equivalent leefloon zoals bedoeld in de voornoemde wet van 2 april 1965.]2
  De werknemers die in de maand, gerekend van dag tot dag, voorafgaand aan de dag van hun indienstneming tewerkgesteld waren als werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques bij een andere erkende onderneming worden, binnen het kader van dit artikel, niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   Als het aantal van de arbeidsovereenkomsten dienstencheques die de erkende onderneming overeenkomstig het eerste lid moet toekennen aan uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en/of gerechtigden op een leefloon een cijfer na de komma bevat wordt dit aantal tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond.
   De exploitatiezetel van de erkende onderneming dient in het bezit te zijn van een attest van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn waaruit blijkt dat de nieuw aangeworven werknemer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in het tweede lid, 2°, of van een attest van de RVA waaruit blijkt dat de nieuw aangeworven werknemer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, 1° en het derde lid. De attesten worden bewaard op de exploitatiezetel.
   De aanvraag van het attest bedoeld in het vorige lid moet door de werknemer ten laatste de dertigste dag volgend op de dag van de indienstneming ingediend worden bij het bevoegde werkloosheidsbureau of Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. De werkgever kan eveneens binnen dezelfde termijn het attest aanvragen.
   De directeur van het werkloosheidsbureau van de RVA kan de exploitatiezetel van de erkende onderneming gelegen in zijn ambtsgebied voor een kwartaal gedeeltelijk of geheel vrijstellen voor een contingent werknemers waarom hij op gemotiveerde wijze verzoekt, indien de directeur oordeelt na consultatie van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling dat er zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak onvoldoende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en/of gerechtigden op een leefloon bedoeld in het tweede lid zijn met het vereiste profiel om de tewerkstelling in de exploitatiezetel van de erkende onderneming in te vullen, daarbij rekening houdend met de toepassing van de regels van de passende dienstbetrekking.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-08-03/15, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012. Zie ook art. 8>
  (2)<KB 2012-12-20/03, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 2bis_WAALS_GEWEST.
  [1 § 1. Per jaar en voor elke inrichtingseenheid van de erkende onderneming zijn zestig procent van de nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques op het moment van hun indienstneming niet-werkende werkzoekenden of deeltijds tewerkgestelde werkzoekenden of leefloners.
   Onder inrichtingseenheid bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de inrichtingseenheid zoals bepaald in artikel I.2, 16°, van het Wetboek van economisch recht.
   § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
   1° niet-werkende werkzoekende of deeltijds tewerkgestelde werkzoekende: de persoon die als niet-werkende werkzoekende wordt ingeschreven bij een in België bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling;
   2° deeltijds tewerkgestelde werkzoekende: De persoon met een arbeidsovereenkomst met een deeltijdse arbeidsregeling die als werkzoekende ingeschreven is bij een in België bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling voor dat deel van de tijd waarin hij werkloos is.
   3° leefloner:
   a) de persoon die op het moment van zijn indienstneming in de erkende dienstencheques-onderneming recht heeft op het leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
   b) de persoon die op het moment van zijn indienstneming in de erkende dienstencheques-onderneming recht heeft op de gelijke waarde als het leefloon zoals bedoeld in de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   c) de persoon die in aanmerking is gekomen voor het leefloon zoals bedoeld in de bovenvermelde wet van 26 mei 2002 of voor de gelijke waarde als het leefloon toegekend in het kader van bovenvermelde wet van 2 april 1965 tijdens minstens drie maanden gedurende de periode van zes maanden voor de maand van indienstneming in de erkende dienstencheques-onderneming.
   § 3. De werknemers die in de maand, gerekend van dag tot dag, voorafgaand aan de dag van hun indienstneming tewerkgesteld waren als werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques bij een andere erkende dienstencheques-onderneming, worden in het kader van dit artikel niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   § 4. Als het aantal arbeidsovereenkomsten dienstencheques die de erkende onderneming overeenkomstig § 1 moet toekennen aan niet-werkende werkzoekenden of deeltijds tewerkgestelde werkzoekenden of leefloners, een cijfer na de komma bevat, wordt dit aantal tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, en 0,5 wordt naar boven afgerond.
   § 5. De inrichtingseenheid van de erkende onderneming waarin de werknemer tewerkgesteld wordt, is in het bezit van een attest van de bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling, waaruit blijkt dat de nieuw aangeworven werknemer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in § 1. Elk attest wordt in de inrichtingseenheid van de erkende onderneming waarin de werknemer wordt tewerkgesteld, bewaard.
   De in het eerste lid bedoelde aanvraag van het attest moet door de werknemer uiterlijk op de dertigste dag volgend op de dag van de indienstneming ingediend worden bij de bevoegde openbare dienst voor tewerkstelling of bij het bevoegde Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. De werkgever kan het attest ook voor rekening van de werknemereven binnen dezelfde aanvragen.
   § 6. De Administratie kan de inrichtingseenheid van de erkende onderneming voor maximum een jaar van de in § 1 bedoelde verplichting vrijstellen voor een contingent werknemers waarvoor de onderneming een gemotiveerde aanvraag indient en voor zover de Forem oordeelt dat er zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak onvoldoende niet-tewerkgestelde werkzoekenden of deeltijds tewerkgestelde werkzoekenden zijn met het vereiste profiel om de tewerkstelling in de inrichtingseenheid van de erkende onderneming in te vullen, daarbij rekening houdend met de toepassing van de regels van de passende dienstbetrekking, zoals bepaald in artikel 51, § 2, 1° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. ]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2bis_VLAAMS_GEWEST.[1 Ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van de wet wordt het departement aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van de wet.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-05-31/14, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 01-11-2024>

Art. 2bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  [1 § 1. Per jaar moet zestig procent van de door elke vestigingseenheid van de erkende onderneming nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques niet-werkende of deeltijds werkende werkzoekenden of begunstigden van het leefloon zijn.  [3 Deze arbeidsovereenkomst moet voor onbepaalde tijd worden gesloten.]3   § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:   1° niet-werkende werkzoekende : een persoon die bij een bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling in België is ingeschreven als niet-werkende werkzoekende;   2° deeltijds werkende werkzoekende : een persoon die bij een bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling in België is ingeschreven als niet-werkende of deeltijds werkende werkzoekende voor de deeltijd waarin hij of zij niet tewerkgesteld is;   3° begunstigde van een leefloon:   a) een persoon die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op een leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;   b) een persoon die op het ogenblik van de indienstneming gerechtigd is op het equivalent van leefloon toegekend in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;   c) een persoon die in de zes maanden voorafgaand aan de maand van indienstneming gedurende minstens drie maanden gerechtigd was op een leefloon als bedoeld in de voornoemde wet van 26 mei 2002 of een equivalent leefloon als bedoeld in de voornoemde wet van 2 april 1965.   § 3. De werknemers die in de maand, gerekend van dag tot dag, voorafgaand aan de dag van hun indienstneming tewerkgesteld waren als werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques bij een andere erkende onderneming worden, binnen het kader van dit artikel, niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.   § 4. Als het aantal arbeidsovereenkomsten dienstencheques die de erkende onderneming overeenkomstig de eerste paragraaf moet toekennen aan niet-werkende of deeltijds werkende werkzoekenden een cijfer na de komma bevat, wordt dit aantal tot de dichtstbijzijnde eenheid afgerond, waarbij 0,5 naar boven wordt afgerond.   § 5. De vestigingseenheid van de erkende onderneming waar de werknemer werkt of waaraan hij/zij is verbonden, moet in het bezit zijn van een attest van de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling waaruit blijkt dat de nieuw aangeworven werknemer voldoet aan de voorwaarde bedoeld in paragraaf 1. De attesten [2 van het lopende jaar worden uiterlijk op 15 februari van het volgende jaar verkregen en]2 worden bewaard door de vestigingseenheid waar de werknemer werkt of waaraan hij/zij is verbonden.  [2 ...]2   § 6. Het bestuur kan de vestigingseenheid van de erkende onderneming gelegen in zijn ambtsgebied voor een jaar, gedeeltelijk of geheel vrijstellen voor een contingent werknemers waarvoor ze hierom op gemotiveerde wijze verzoekt, als het bestuur na raadpleging van Actiris oordeelt dat er zowel op kwalitatief als op kwantitatief vlak onvoldoende niet-werkende of deeltijds werkende werkzoekenden als bedoeld in paragraaf 1 zijn met het vereiste profiel om de tewerkstelling bij de vestigingseenheid van de erkende onderneming in te vullen, daarbij rekening houdend met de toepassing van de regels van de passende dienstbetrekking als bepaald in artikel 51, paragraaf 2, 1° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BESL 2019-05-16/18, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BESL 2024-02-22/14, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 2bis/1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, o., van de wet wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van de onderneming berekend op basis van het gemiddelde van elk kwartaal van het jaar waarin de werknemer is tewerkgesteld.
   § 2. De conventionele arbeidsduur omvat de perioden van opschorting van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst dienstencheques. Deze duur omvat noch de bijkomende uren, noch de uren die zijn gewerkt bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur die is gesloten om het aantal te presteren uren in het kader van een deeltijdse arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur te wijzigen, noch de uren die zijn gewerkt bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur.
   Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, o., van de wet worden werknemers voor wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gedurende ten minste honderd kalenderdagen is opgeschort wegens arbeidsongeschiktheid tijdens het jaar, niet in aanmerking genomen.
   § 3. Teneinde de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, o. van de wet te kunnen controleren, stelt de erkende onderneming elk jaar in de maand februari een overzicht op van de gemiddelde arbeidsduur bedoeld in § 1 voor elk van de kwartalen van het voorgaande jaar. Dit overzicht bevat de lijst van de werknemers die met een arbeidsovereenkomst dienstencheques van onbepaalde duur zijn tewerkgesteld met vermelding van hun naam, voornaam en identificatienummer in het Rijksregister bedoeld in artikel 2, § 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis daarvan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 betreffende de oprichting en de organisatie van een Rijksregister van natuurlijke personen, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, alsmede het aantal in aanmerking komende uren, in de zin van § 2, dat op basis van een arbeidsovereenkomst dienstencheques van onbepaalde duur per kwartaal is gepresteerd.
   Dit overzicht wordt gedurende twee jaar vanaf de datum van opstelling bewaard op de maatschappelijke zetel van de erkende onderneming, zodat zij door de administratie kan worden gecontroleerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 2bis/1_WAALS_GEWEST.[1 § 1. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k., van de wet wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van de onderneming berekend op basis van het gemiddelde van elk kwartaal van het jaar waarin de werknemer is tewerkgesteld.
  De hoogste wekelijkse arbeidstijd in elk betrokken kwartaal wordt in aanmerking genomen.
  § 1. De contractuele arbeidsduur omvat de perioden van opschorting van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor dienstencheques en niet de overuren of de uren die zijn gewerkt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur die is gesloten om het aantal te werken uren uit hoofde van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en deeltijds te wijzigen.
  Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k., van de wet worden werknemers van wie de arbeidsovereenkomst gedurende ten minste 100 kalenderdagen is geschorst wegens arbeidsongeschiktheid tijdens het jaar, niet in aanmerking genomen.
  § 3 Teneinde de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, k. van de wet te kunnen controleren, zendt de betrokken erkende onderneming jaarlijks in de maand februari aan de Administratie een opgave van de gemiddelde arbeidsduur bedoeld in § 1 voor elk van de kwartalen van het voorgaande jaar. Deze opgave bevat de lijst van de werknemers die met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques zijn tewerkgesteld met hun naam, voornaam en identificatienummer in het Rijksregister bedoeld in artikel 2, § 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis daarvan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, alsmede het aantal in aanmerking komende uren, in de zin van § 2, dat elk kwartaal is gepresteerd.
  Indien de erkende onderneming gebruik maakt van een erkend sociaal secretariaat, certificeert dit de in lid 1 bedoelde opgave.
  De administratie bewaart de in lid 1 bedoelde gegevens niet langer dan nodig is voor controledoeleinden, met inbegrip van het beheer van eventuele daarmee verband houdende geschillen, met een maximale bewaringstermijn die niet langer mag zijn dan 31 december van het jaar waarin de verjaringstermijn van de acties en, in voorkomend geval, de volledige betaling van alle daarmee verband houdende bedragen, alsmede de definitieve beëindiging van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures en beroepen, hebben plaatsgevonden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-11-09/02, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 2bis/2_WAALS_GEWEST.[1 § 1. De erkende onderneming biedt negen uur opleiding per jaar aan elke voltijds equivalente werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die werkzaam is in een vestigingseenheid in het Waals Gewest.
  In afwijking van lid 1 wordt, wanneer de werknemer geen 38-urige werkweek heeft, het minimumaantal uren opleiding voor een deeltijds werkende werknemer berekend naar evenredigheid van zijn deeltijdse arbeid. Wanneer het resultaat een decimaal heeft, wordt afgerond op het volgende hele uur. Het resultaat mag niet minder dan vier uur opleiding zijn.
  Wanneer het werkregime in de loop van het jaar verandert, wordt het minimumaantal opleidingsuren berekend met inachtneming van het hoogste werkregime.
  § 2. Om in aanmerking te komen moet de opleiding aan ten minste één van de volgende voorwaarden voldoen:
  1° worden goedgekeurd in het kader van het opleidingsfonds dienstencheques;
  2° worden ondersteund door een sectoraal opleidingsfonds;
  3° worden betaald door middel van opleidingscheques;
  4° worden ondersteund in het kader van het aanpassingskrediet;
  5° recht geven op betaald educatief verlof.
  § 3 Het opleidingsuur wordt geacht te zijn aangeboden wanneer een geval van overmacht, dat niet te wijten is aan de schuld van de erkende onderneming, de werknemer verhindert deel te nemen aan een opleiding die eerder door de onderneming voor hem werd georganiseerd.
  De afwezigheid van de werknemer bij de opleiding wegens arbeidsongeschiktheid of verlof om dwingende redenen kan als overmacht worden beschouwd.
  De negen opleidingsuren worden geacht te zijn aangeboden wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de werknemer gedurende meer dan 100 kalenderdagen in het jaar wordt opgeschort.
  § 4 In afwijking van § 1, eerste lid, wordt de werknemer niet in aanmerking genomen indien hij in het laatste kwartaal van het jaar op basis van een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques wordt tewerkgesteld.
  § 5. De erkende onderneming organiseert de registratie van de aangeboden opleidingen voor elke werknemer die met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques in dienst is genomen, zodanig dat precies kan worden nagegaan hoeveel uren opleiding zijn gegeven en welk soort opleiding. De bewijsstukken zijn bij dit document gevoegd.
  Deze gegevens worden bewaard in de eenheid van de vestiging waar de werknemer werkzaam is.
  Het erkende bedrijf bewaart de opleidingsgegevens 10 jaar lang. Aan het einde van deze periode wordt de opname vernietigd.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-11-09/02, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 2bis/2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De erkende onderneming biedt haar werknemers jaarlijks opleidingen aan, tot een minimum van 16 uur opleiding per voltijds equivalent dienstenchequewerknemer.   Wanneer de werknemer niet voltijds in dienst is genomen bij een erkende onderneming, worden de minimumopleidingsuren voor de deeltijdwerker berekend in verhouding met het deeltijdstelsel van die werknemer. Wanneer het resultaat een decimaal heeft, wordt afgerond op het volgende hele uur. Het resultaat mag niet minder dan vier opleidingsuren zijn.   § 2. Om in aanmerking te komen moet de opleiding aan ten minste één van de volgende voorwaarden voldoen:   1° worden goedgekeurd in het kader van het Opleidingsfonds dienstencheques;   2° worden ondersteund door een sectoraal opleidingsfonds;   3° worden vergoed door middel van opleidingscheques;   4° recht geven op betaald educatief verlof;   5° ondersteund worden door een sectoraal duurzaamheidsfonds;   6° verstrekt worden door de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, al dan niet uitgedrukt in preventie-eenheden;   7° toegekend worden via het fonds voor beroepservaring;   8° georganiseerd worden in het kader van het onderwijs voor sociale promotie;   9° erkend worden door de andere gewestelijke dienstenchequefondsen;   10° recht geven op een erkenning van de bekwaamheidsbewijzen door een centrum voor de validering van vaardigheden erkend voor het beroep van huishoudhulp.   De in lid 1 bedoelde verplichting treedt in werking op 1 januari 2024.   § 3. Als de werknemer door overmacht niet in staat is een opleiding te volgen die het bedrijf voor hem/haar gepland had, stelt de erkende onderneming hem/haar binnen drie maanden een nieuwe opleidingsplanning voor op basis van het beschikbare aanbod op het moment dat dit voorstel geformuleerd wordt.   Het uur opleiding wordt geacht gevolgd te zijn als het geformuleerde nieuwe voorstel niet aanvaard werd door de werknemer.   Onder overmacht kan worden verstaan de afwezigheid van de werknemer bij de opleiding wegens arbeidsongeschiktheid of verlof om dwingende redenen.   De 16 opleidingsuren worden geacht te zijn aangeboden wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de werknemer gedurende meer dan 180 kalenderdagen in het jaar is opgeschort.   § 4. In afwijking van § 1, eerste lid, wordt de werknemer niet in aanmerking genomen indien hij in het laatste kwartaal van het jaar op basis van een arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt tewerkgesteld.".   § 5. De minister kan voorzien in de invoering van specifieke controleregels voor de verplichting opgelegd door dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 2bis/3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De erkende onderneming biedt haar nieuwe werknemers die in de voorbije vier jaar niet als werknemer met een dienstenchequearbeidsovereenkomst zijn tewerkgesteld een verplicht opleidingstraject van minimaal negen uur aan.   Om de 9 uur opleiding te bereiken, komen de volgende opleidingen in aanmerking:   - die goedgekeurd werden in het kader van het Opleidingsfonds dienstencheques;   - die ondersteund worden door een sectoraal opleidingsfonds;   - die worden vergoed door middel van opleidingscheques.   De erkende onderneming schrijft de nieuwe werknemer uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de dienstenchequearbeidsovereenkomst in voor het opleidingstraject.   De erkende onderneming bewaart gedurende vijf jaar het bewijs van de voltooiing van de opleiding door de nieuwe werknemer.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


HOOFDSTUK IIbis. - Erkenning.
Art. 2ter. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Krachtens artikel 2, § 2, zesde lid van de wet, wordt bij het Hoofdbestuur van de RVA, Keizerslaan 7, 1000 Brussel, een adviescommissie erkenningen opgericht, hierna " de Commissie " genoemd, die advies moet verstrekken betreffende de toekenning [1 ...]1 of de intrekking van de erkenning van de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 5°, van de wet.
  § 2. De Commissie is samengesteld als volgt :
  1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister van Werk en een plaatsvervanger;
  2° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties;
  3° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties;
  4° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
  5° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt - Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
  [1 6° een deskundige van de Federale Overheidsdienst Financiën en een deskundige van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.]1
  § 3. De Minister van Werk, of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanduidt, benoemt de Commissieleden en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn.
  Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt :
  1° in geval van ontslag;
  2° wanneer de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt;
  3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde.
  Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.
  § 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen moeten aanwezig zijn :
  1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;
  2° een lid dat de werknemers vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger;
  3° een lid dat de werkgevers vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger;
  4° een lid dat de RVA vertegenwoordigt of een lid dat de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt vertegenwoordigt of hun plaatsvervanger.
  § 5. De RVA staat in voor het secretariaat van de Commissie.
  § 6. De Commissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister van Werk wordt voorgelegd.
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>

Art. 2ter_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Krachtens artikel 2, § 2, zesde lid van de wet, wordt [2 bij [3 de Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië)]3]2, een adviescommissie erkenningen opgericht, hierna " de Commissie " genoemd, die advies moet verstrekken betreffende de toekenning [1 ...]1 of de intrekking van de erkenning van de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 5°, van de wet.  § 2. [2 De Commissie is samengesteld als volgt:   1° 4 gewone leden en 4 plaatsvervangende leden voorgedragen door de meest representatieve organisaties van de werknemers;   2° 4 gewone en 4 plaatsvervangende leden voorgedragen door de meest representatieve organisaties van de werkgevers, onder wie minstens een gewoon lid en een plaatsvervangend lid ter vertegenwoordiging van de sector van de sociale economie;   3° een gewoon lid en een plaatsvervangend lid die de "Forem" vertegenwoordigen;   4° een gewoon lid en een plaatsvervangend lid die de Administratie vertegenwoordigen.   Het voorzitterschap wordt door één van de leden bedoeld in 1° of 2° op de voordracht van [3 de Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië)]3 waargenomen.   Alleen de leden bedoeld in de punten 1° tot 2° zijn stemgerechtigd.   De commissie kan een beroep doen op deskundigen en technici onder de voorwaarden bedoeld in het huishoudelijk reglement.]2  § 3. De Minister van Werk, [2 ...]2 benoemt de Commissieleden en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn.  [2 De leden bedoeld in § 2, 1° en 2°, met uitzondering van het gewoon lid en van het plaatsvervangend lid die de sector van de sociale economie vertegenwoordigen, worden benoemd op de voordracht van [3 de Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië)]3 op grond van een dubbele lijst van kandidaten en met inachtneming van de pariteitregels bedoeld in het decreet van 27 maart 2014 tot bevordering van een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen binnen de adviesorganen. Het gewoon lid en het plaatsvervangend lid die de sector van de sociale economie vertegenwoordigen, worden benoemd op de voordracht van de vereniging zonder winstoogmerk aangewezen door de Regering en belast met de vertegenwoordiging van de sociale economiebedrijven, zoals bepaald in artikel 3 van het decreet van 20 november 2008 betreffende de sociale economie.]2  Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt :  1° in geval van ontslag;  2° wanneer de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt;  3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde.  Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.  § 4. [2 De volgende personen moeten aanwezig zijn om een advies geldig uit te brengen:   1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;   2° twee leden ter vertegenwoordiging van de werknemers of hun plaatsvervangers;   3° twee leden ter vertegenwoordiging van de werkgevers of hun plaatsvervangers.";   6° in § 5 worden de woorden "De RVA" vervangen door de woorden [3 de Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië)]3".]2  § 5. [3 De Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië)]3 staat in voor het secretariaat van de Commissie.  § 6. De Commissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister van Werk wordt voorgelegd.  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (3)<BWG 2019-05-09/26, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art. 2ter_VLAAMS_GEWEST.  [1 § 1. Er wordt bij het departement een adviescommissie voor dienstencheque-activiteiten opgericht, hierna "de Commissie" genoemd, die advies moet verstrekken betreffende de toekenning of de intrekking van de erkenning van de ondernemingen, vermeld in artikel 2, § 1, 5°, van de wet.   § 2. De Commissie is samengesteld als volgt :   1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister van Werk en een plaatsvervanger;   2° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in de SERV;   3° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in de SERV;   4° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden als vertegenwoordigers van het departement.   § 3. De Minister van Werk benoemt de Commissieleden en waakt erover dat maximaal twee derde van de leden van hetzelfde geslacht zijn.   Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt :   1° in geval van ontslag;   2° als de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen, om zijn vervanging verzoekt;   3° als een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde.   Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.   § 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen, moeten aanwezig zijn :   1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;   2° een lid dat de werknemers vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger;   3° een lid dat de werkgevers vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger;   4° een lid dat het departement vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger.   § 5. Het departement staat in voor het secretariaat van de Commissie.   § 6. De Commissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister van Werk wordt voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 § 1. Er wordt bij de [3 Brupartners]3 een adviescommissie voor dienstencheque-activiteiten opgericht, hierna "de Commissie" genoemd, die advies moet verstrekken betreffende de toekenning of de intrekking van de erkenning van de ondernemingen, vermeld in artikel 2, § 1, 5°, van de wet.   § 2. De Commissie is samengesteld als volgt :   1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister van Tewerkstelling en een plaatsvervanger;   2° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties, die vertegenwoordigd zijn bij de [3 Brupartners]3;   3° drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties, die vertegenwoordigd zijn bij de [3 Brupartners]3;   4° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden als vertegenwoordigers van het bestuur.   § 3. De Minister van Tewerkstelling benoemt de Commissieleden en waakt erover dat maximaal twee derde van de leden van hetzelfde geslacht zijn.   Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt :   1° in geval van ontslag;   2° als de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen, om zijn vervanging verzoekt;   3° als een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde.   Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.   § 4. [2 Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen, moeten aanwezig of vertegenwoordigd zijn :   1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;   2° twee leden die de werknemers vertegenwoordigen, of hun plaatsvervangers;   3° twee leden die de werkgevers vertegenwoordigen, of hun plaatsvervangers;   4° een lid dat het bestuur vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger.]2  § 5. Het secretariaat van het [3 Brupartners]3 staat in voor het secretariaat van de Commissie.   § 6. De Commissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister van Tewerkstelling wordt voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2016-01-14/08, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BESL 2024-02-22/14, art. 7, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 2quater.<Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de erkenning van een onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.
  § 2. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet moet worden verstaan onder sui generis afdeling, opgericht binnen een onderneming die reeds een andere activiteit heeft en die wil toetreden tot het stelsel van de dienstencheques, een afdeling met de volgende kenmerken :
  1° er is een specifieke verantwoordelijke aangeduid voor de afdeling;
  2° de afdeling engageert zich om herkenbaar te zijn door haar erkenning als erkende onderneming en de publiciteit daaromtrent;
  3° de dienstencheque-activiteiten zullen apart geregistreerd worden, inzonderheid ten behoeve van de sociale overlegstructuren in de onderneming en de sociale inspectie.
  [5 4° er wordt een aparte boekhouding gevoerd betreffende de dienstencheque-activiteiten.]5
  § 3. Het geven van voorrang door de onderneming [1 aan de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp genieten]1 voor het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse betrekking zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, c, van de wet dient te gebeuren overeenkomstig de volgende modaliteiten :
  1° [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 moet op het ogenblik dat hij zijn arbeidsovereenkomst dienstencheques ondertekent bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen tot het bekomen van bijkomende arbeidsuren zodat hij zo vlug als mogelijk een voltijdse dienstbetrekking kan verkrijgen. Deze aanvraag wordt geacht deel uit te maken van de arbeidsovereenkomst.
  2° de werkgever moet [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 schriftelijk elke vacante voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking prioritair aanbieden die dezelfde of een gelijkaardige functie betreft als die welke de werknemer reeds uitoefent, waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit en waarvoor hij in het kader van de arbeidsorganisatie in de onderneming in aanmerking kan komen. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wordt rekening gehouden met de inkomsten van alle lopende arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever.
  [1 Voor de toepassing van dit artikel moet verstaan worden onder :
   1° werkloosheidsuitkering : de werkloosheids- of wachtuitkering bedoeld in artikel 100, de uitkering voor uren van tijdelijke werkloosheid bedoeld in artikelen 106 en 107 en de inkomens-garantieuitkering bedoeld in artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
   2° leefloon : het leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
   3° financiële sociale hulp : de financiële hulp bedoeld in artikel 60, § 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.]1
  § 4. De bijkomende voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid van de wet zijn de volgende :
  1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;
  2° (de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren zoals bedoeld in de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;) <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
  3° de onderneming verbindt zich tot de organisatie van een werkomgeving met billijke arbeidsvoorwaarden, -situaties, -invulling en -verhoudingen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten en de reglementeringen die van toepassing zijn;
  4° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico's of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken.
  (5° de onderneming verbindt zich ertoe om alleen het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, te laten betalen met dienstencheques; van deze verbintenis kan worden afgeweken bij een convenant gesloten tussen de Minister van Werk en een bedrijfssector, een groepering van erkende ondernemingen of een erkende onderneming;
  6° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers voor wie een vrijstelling van betaling van werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid wordt toegekend met toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van de door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of van artikel 99, eerste lid, van de programmawet van 30 december 1988;
  7° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers waarvan de tewerkstelling gefinancierd wordt met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.) <KB 2004-03-31/33, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>
  [3 8° De onderneming verbindt zich ertoe om, zonder beperking, gebruik te maken van papieren dienstencheques en van dienstencheques in gedematerialiseerde vorm, bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid.]3
  (9° de onderneming die activiteiten uitoefent in het kader van begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit verbindt zich ertoe te controleren dat voor die activiteiten enkel prestaties worden geleverd ten gunste van gebruikers bedoeld in artikel 1, derde lid;
  10° de onderneming verbindt zich ertoe om in het kader van de buurtwerken of -diensten alleen activiteiten uit te voeren die toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;
  11° de onderneming verbindt zich ertoe om reeds tijdens de periode van twaalf maanden die ingaat op de ingangsdatum van de erkenning, dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf en om na afloop van deze periode tijdens elke nieuwe periode van twaalf maanden dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf.) <KB 2006-03-05/39, art. 2, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006. De ingangsdatum van de erkenning wordt vastgesteld op 22-03-2006 voor de ondernemingen die vóór deze datum erkend zijn. >
  (12° de onderneming verbindt zich ertoe om alle wettelijke en reglementaire bepalingen voorzien in de wet en in dit besluit na te leven;
  13° indien een sui generis afdeling van een erkende onderneming bedoeld in artikel 670 van het Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, verbindt de onderneming zich ertoe deze splitsing te laten gebeuren in overeenstemming met de artikelen 671 tot 679 van dit wetboek.) <KB 2007-01-16/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>
  (14° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.) <KB 2007-01-16/31, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (15° De onderneming verbindt zich ertoe om de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op dergelijke wijze te organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques.) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2007>
  (16° De onderneming verbindt zich ertoe om zijn dienstenchequewerknemers als dusdanig aan te geven in de multifunctionele aangifte (DMFA).) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  [17° [6 De onderneming verbindt zich ertoe om onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te verbinden geweest zijn van een onderneming waarvan de erkenning werd ingetrokken met toepassing van de artikelen 2septies, 2octies en 2nonies, met uitzondering van 2nonies, § 1, c)]6;] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
  [18° De onderneming verbindt zich ertoe dat het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques per kwartaal minstens gelijk is aan het aantal aan het uitgiftebedrijf voor betaling overgemaakte dienstencheques voor verrichte prestaties in dezelfde periode.] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
  [2 19° de onderneming verbindt zich ertoe de door de RVA in uitvoering van artikel 12 gevraagde gegevens binnen de vereiste termijn aan de RVA te bezorgen.]2
  [4 20° De onderneming verbindt zich ertoe alle bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, na te leven.]4
  (Voor het sluiten van een convenant bedoeld in het eerste lid, 5°, dient inzonderheid rekening gehouden te worden met het soort van uitgeoefende activiteit en het feit of de betrokken bedrijfssector, groepering van erkende ondernemingen of erkende onderneming reeds bestond en deze activiteit reeds uitoefende voor de inwerkingtreding van de regeling dienstencheques bij hetzelfde type van gebruikers. In dit convenant dient een concreet objectief inzake bijkomende tewerkstelling geformuleerd te worden.) <KB 2004-03-31/33, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>
  (Indien een sui generis afdeling van een erkende onderneming omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, zal, voor wat de voorwaarde betreft inzake bijkomend arbeidsvolume, bedoeld in het eerste lid, 5°, rekening gehouden worden met de evolutie van het arbeidsvolume van de werknemers zonder arbeidsovereenkomst dienstencheques van de oorspronkelijk erkende onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-07-12/09, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (4)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2012-12-14/07, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>

Art. 2quater_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de erkenning van een onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  § 2. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet moet worden verstaan onder sui generis afdeling, opgericht binnen een onderneming die reeds een andere activiteit heeft en die wil toetreden tot het stelsel van de dienstencheques, een afdeling met de volgende kenmerken :  1° er is een specifieke verantwoordelijke aangeduid voor de afdeling;  2° de afdeling engageert zich om herkenbaar te zijn door haar erkenning als erkende onderneming en de publiciteit daaromtrent;  3° de dienstencheque-activiteiten zullen apart geregistreerd worden, inzonderheid ten behoeve van de sociale overlegstructuren in de onderneming en de sociale inspectie;  [5 4° er wordt een aparte boekhouding gevoerd betreffende de dienstencheque-activiteiten.]5  § 3. Het geven van voorrang door de onderneming [1 aan de werknemers [12 die als werkzoekende zijn ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor arbeidsbemiddeling in België]12]1 voor het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse betrekking zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, c, van de wet dient te gebeuren overeenkomstig de volgende modaliteiten :  1° [1 de werknemer [12 die als werkzoekende is ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor arbeidsbemiddeling in België]12]1 moet op het ogenblik dat hij zijn arbeidsovereenkomst dienstencheques ondertekent bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen tot het bekomen van bijkomende arbeidsuren zodat hij zo vlug als mogelijk een voltijdse dienstbetrekking kan verkrijgen. Deze aanvraag wordt geacht deel uit te maken van de arbeidsovereenkomst;  2° de werkgever moet [1 de werknemer [12 die als werkzoekende is ingeschreven bij een bevoegde openbare dienst voor arbeidsbemiddeling in België]12]1 schriftelijk elke vacante voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking prioritair aanbieden die dezelfde of een gelijkaardige functie betreft als die welke de werknemer reeds uitoefent, waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit en waarvoor hij in het kader van de arbeidsorganisatie in de onderneming in aanmerking kan komen. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wordt rekening gehouden met de inkomsten van alle lopende arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever.  [12 ...]12  § 4. De bijkomende voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid van de wet zijn de volgende :  1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;  2° (de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren zoals bedoeld in [11 de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen en"]11 de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;) <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  3° de onderneming verbindt zich tot de organisatie van een werkomgeving met billijke arbeidsvoorwaarden, -situaties, -invulling en -verhoudingen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten en de reglementeringen die van toepassing zijn;  4° [13 de onderneming beperkt de risico's voor de werknemer door:   a) geen werk te laten uitvoeren in een omgeving met onaanvaardbare gevaren of risico's;   b) geen werk te laten uitvoeren in een omgeving waar de werknemer het risico loopt het slachtoffer te worden van misbruik of discriminerende behandeling;   c) de risicoanalyse uit te voeren bedoeld in artikel I.2-2 en volgende van de Codex over het welzijn op het werk;   d) de maatregelen (na te leven) in acht te nemen met betrekking tot de controle van de gezondheid van de werknemers bedoeld in de artikelen I.4-1 en volgende van de Codex over het welzijn op het werk]13;  (5° de onderneming verbindt zich ertoe om alleen het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, te laten betalen met dienstencheques; van deze verbintenis kan worden afgeweken bij een convenant gesloten tussen de Minister van Werk en een bedrijfssector, een groepering van erkende ondernemingen of een erkende onderneming;  6° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers voor wie [11 een tegemoetkoming wordt verleend krachtens [12 het decreet van 10 juni 2021 betreffende het standvastig maken van de in het kader van de regeling voor de steun ter bevordering van de tewerkstelling (Franse afkorting "APE") gecreëerde jobs en de creatie van jobs die beantwoorden aan prioritaire maatschappelijke behoeften]12, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, of krachtens het decreet van 2 mei 2013 betreffende de financiële incentives ter bevordering van de indienstneming van personeel bij sommige ondernemingen]11;  7° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers waarvan de tewerkstelling gefinancierd wordt met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector;) <KB 2004-03-31/33, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  [3 8° De onderneming verbindt zich ertoe om, zonder beperking, gebruik te maken van papieren dienstencheques en van dienstencheques in gedematerialiseerde vorm [13 ...]13;]3  (9° de onderneming die activiteiten uitoefent in het kader van begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit verbindt zich ertoe te controleren dat voor die activiteiten enkel prestaties worden geleverd ten gunste van gebruikers bedoeld in [12 artikel 1, vijfde lid]12;  10° de onderneming verbindt zich ertoe om in het kader van de buurtwerken of -diensten alleen activiteiten uit te voeren die toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;  11° de onderneming verbindt zich ertoe om reeds tijdens de periode van twaalf maanden die ingaat op de ingangsdatum van de erkenning, dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf en om na afloop van deze periode tijdens elke nieuwe periode van twaalf maanden dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf;) <KB 2006-03-05/39, art. 2, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006. De ingangsdatum van de erkenning wordt vastgesteld op 22-03-2006 voor de ondernemingen die vóór deze datum erkend zijn; >  (12° de onderneming verbindt zich ertoe om alle wettelijke en reglementaire bepalingen voorzien in de wet en [11 de uitvoeringsbesluiten ervan na te leven]11;  13° [11 ...]11  (14° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;) <KB 2007-01-16/31, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2007>  (15° De onderneming verbindt zich ertoe om de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op dergelijke wijze te organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques;) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2007>  (16° De onderneming verbindt zich ertoe om zijn dienstenchequewerknemers als dusdanig aan te geven in de multifunctionele aangifte (DMFA);) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  [17° [8 De onderneming verbindt zich ertoe om onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, noch rechtstreeks, noch via een bouw opgericht om deze erkenningsvoorwaarde te ontwijken, geen persoon te tellen die :   a) tijdens de periode van drie jaar [11 die afgelopen is]11 bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te verbinden, geweest is van een onderneming waarvan de erkenning werd ingetrokken met toepassing van de artikelen 2septies, 2octies en 2nonies, met uitzondering van 2nonies, § 1, c);   b) aan wie verbod tot uitoefening van dergelijke functies is opgelegd krachtens de wetgeving op het gerechtelijk verbod tot uitoefening van bepaalde functies, beroepen of activiteiten opgelegd aan sommige veroordeelden en faillietverklaarden;   c) [11 die in de afgelopen vijf jaar verantwoordelijk is gehouden voor de verbintenissen of de schulden van een failliet verklaarde vennootschap of vereniging of waarvoor de rechtbank de kwijtschelding van de schulden niet uitgesproken heeft" vervangen;]11   d) die gedurende de periode van vijf jaar die voorafgaat [11 die afgelopen is]11 veroordeeld werd voor elke overtreding begaan op fiscaal of sociaal vlak of op het gebied van de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van de activiteit van de erkende onderneming;   e) wier burgerlijke en politieke rechten zijn ontnomen;]8  [18° De onderneming verbindt zich ertoe dat het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques per kwartaal minstens gelijk is aan het aantal aan het uitgiftebedrijf voor betaling overgemaakte dienstencheques voor verrichte prestaties in dezelfde periode;] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  19° [9 de onderneming verbindt zich ertoe de door de "Forem" in uitvoering van artikel 12 gevraagde gegevens binnen de vereiste termijn aan het uitgiftebedrijf te bezorgen;]9  [20° [10 de onderneming verbindt zich ertoe alle wetgevingen en reglementering toepasselijk op de tewerkstelling van de buitenlandse werknemers na te leven;]10  [12 21° de onderneming verbindt zich ertoe niet toe te staan dat diensten betaald door middel van dienstencheques worden verricht door werknemers van wie de tewerkstelling niet vooraf is aangegeven bij de RSZ, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.]12  [13 22А de erkende onderneming int de dienstencheque alleen als vergoeding van de gebruiker voor het verlenen van huishoudelijke hulp aan huis, onverminderd, in voorkomend geval, de kosten bedoeld in artikel XIX.4 van het Wetboek van economisch recht ten laste van de gebruiker;   23А de erkende onderneming koppelt (de terbeschikkingstelling) het aanbod inzake huishoudelijke hulp die wordt betaald door middel van dienstencheques niet aan de verwerving van andere goederen of diensten;   24А onverminderd bepalingen die gunstiger zijn voor de werknemer draagt de erkende onderneming voor de werknemers die in een vestigingseenheid in het Waals Gewest zijn tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques, bij in de kosten voor het woon-werkverkeer ten belope van, naargelang het geval:   a) de volledige verplaatsingskosten met het openbaar vervoer;   b) een kilometervergoeding die gelijk is aan de vergoeding die de federale overheid aan haar personeel toekent voor verplaatsingen per fiets;   c) voor verplaatsingen met eigen vervoer, een kilometervergoeding die gelijk is aan het tarief voor openbaar vervoer voor het aantal kilometers langs de kortste route tussen de woon- en de werkplaats.]13  (Voor het sluiten van een convenant bedoeld in het eerste lid, 5°, dient inzonderheid rekening gehouden te worden met het soort van uitgeoefende activiteit en het feit of de betrokken bedrijfssector, groepering van erkende ondernemingen of erkende onderneming reeds bestond en deze activiteit reeds uitoefende voor de inwerkingtreding van de regeling dienstencheques bij hetzelfde type van gebruikers. In dit convenant dient een concreet objectief inzake bijkomende tewerkstelling geformuleerd te worden.) <KB 2004-03-31/33, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  (Indien een sui generis afdeling van een erkende onderneming omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, zal, voor wat de voorwaarde betreft inzake bijkomend arbeidsvolume, bedoeld in het eerste lid, 5°, rekening gehouden worden met de evolutie van het arbeidsvolume van de werknemers zonder arbeidsovereenkomst dienstencheques van de oorspronkelijk erkende onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  [12 Bij gebreke van een inschrijving als bedoeld in het eerste lid, 15°, is de dienstencheque die tijdens de inbreukperiode is afgegeven en waarvoor de inschrijving onvolledig, onjuist of niet-bestaand is, onverschuldigd.]12  [11 Wat betreft de voorwaarde bedoeld in lid 1, 17°, wordt de termijn vanaf de integratieperiode binnen de onderneming berekend. De integratieperiode binnen de onderneming begint de dag waarop de persoon bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te verbinden wordt en houdt op de dag waarop de persoon niet langer een van die functies uitoefent.]11  [13 In afwijking van paragraaf 1, 22А, kunnen de erkende onderneming en de gebruiker voor de activiteiten boodschappen doen en begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit overeenkomen dat de gebruiker bijdraagt in de vervoerskosten van de dienstenchequewerknemer. Deze tegemoetkoming ligt niet hoger dan de vergoeding bedoeld in het eerste lid, 24А, c).]13  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (7)<BWG 2016-12-01/18, art. 7,1°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (8)<BWG 2016-12-01/18, art. 7,2°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (9)<BWG 2016-12-01/18, art. 7,3°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (10)<BWG 2016-12-01/18, art. 7,4°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (11)<BWG 2019-05-09/26, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (12)<BWG 2022-11-09/02, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (13)<BWG 2023-12-01/03, art. 1, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 2quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de erkenning van een onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  § 2. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet moet worden verstaan onder sui generis afdeling, opgericht binnen een onderneming die reeds een andere activiteit heeft en die wil toetreden tot het stelsel van de dienstencheques, een afdeling met de volgende kenmerken :  1° er is een specifieke verantwoordelijke aangeduid voor de afdeling;  2° de afdeling engageert zich om herkenbaar te zijn door haar erkenning als erkende onderneming en de publiciteit daaromtrent;  3° de dienstencheque-activiteiten zullen apart geregistreerd worden, inzonderheid ten behoeve van de sociale overlegstructuren in de onderneming en de sociale inspectie.  [5 4° er wordt een aparte boekhouding gevoerd betreffende de dienstencheque-activiteiten.]5  § 3. Het geven van voorrang door de onderneming [1 aan de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp genieten]1 voor het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse betrekking zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, c, van de wet dient te gebeuren overeenkomstig de volgende modaliteiten :  1° [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 moet op het ogenblik dat hij zijn arbeidsovereenkomst dienstencheques ondertekent bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen tot het bekomen van bijkomende arbeidsuren zodat hij zo vlug als mogelijk een voltijdse dienstbetrekking kan verkrijgen. Deze aanvraag wordt geacht deel uit te maken van de arbeidsovereenkomst.  2° de werkgever moet [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 schriftelijk elke vacante voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking prioritair aanbieden die dezelfde of een gelijkaardige functie betreft als die welke de werknemer reeds uitoefent, waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit en waarvoor hij in het kader van de arbeidsorganisatie in de onderneming in aanmerking kan komen. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wordt rekening gehouden met de inkomsten van alle lopende arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever.  [1 Voor de toepassing van dit artikel moet verstaan worden onder :   1° werkloosheidsuitkering : de werkloosheids- of [7 inschakelingsuitkering]7 bedoeld in artikel 100, de uitkering voor uren van tijdelijke werkloosheid bedoeld in artikelen 106 en 107 en de inkomens-garantieuitkering bedoeld in artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;   2° leefloon : het leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;   3° financiële sociale hulp : de financiële hulp bedoeld in artikel 60, § 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.]1  § 4. De bijkomende voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid van de wet zijn de volgende :  1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;  2° [7 de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren als bedoeld in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, de wetten van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, in de algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten van 10 oktober 2008 van de Nationale Arbeidsraad, zijnde nr. 38sexies tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 38 van 6 december 1983 betreffende de werving en selectie van werknemers en nr. 95 betreffende de gelijke behandeling gedurende alle fasen van de arbeidsrelatie, en in de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling;]7  [7 2° bis de onderneming verbindt zich ertoe een exemplaar van het "Brussels diversiteitscharter in de dienstenchequesector", dat bij dit besluit is gevoegd en beschikbaar is op de website van het bestuur, aan het bestuur over te maken, gedateerd en ondertekend door een persoon die naar behoren gemachtigd is om de onderneming te binden. De geldigheidsduur van het charter bedraagt vijf jaar vanaf de dag van zijn ondertekening;]7  3° de onderneming verbindt zich tot de organisatie van een werkomgeving met billijke arbeidsvoorwaarden, -situaties, -invulling en -verhoudingen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten en de reglementeringen die van toepassing zijn;  4° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico's of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken.  (5° de onderneming verbindt zich ertoe om alleen het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, te laten betalen met dienstencheques; van deze verbintenis kan worden afgeweken bij een convenant gesloten tussen de Minister van Werk en een bedrijfssector, een groepering van erkende ondernemingen of een erkende onderneming;  6° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers voor wie een vrijstelling van betaling van werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid wordt toegekend met toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van de door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen of van artikel 99, eerste lid, van de programmawet van 30 december 1988;  7° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers waarvan de tewerkstelling gefinancierd wordt met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector [8 of van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019 betreffende de maatregel voor inschakelingsbanen in de sociale economie]8; <KB 2004-03-31/33, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  [3 8° [7 De onderneming kan beslissen van haar gebruikers enkel dienstencheques in de gedematerialiseerde vorm bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, te aanvaarden;]7]3  (9° de onderneming die activiteiten uitoefent in het kader van begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit verbindt zich ertoe te controleren dat voor die activiteiten enkel prestaties worden geleverd ten gunste van gebruikers bedoeld in artikel 1, derde lid;  10° de onderneming verbindt zich ertoe om in het kader van de buurtwerken of -diensten alleen activiteiten uit te voeren die toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;  11° de onderneming verbindt zich ertoe om reeds tijdens de periode van twaalf maanden die ingaat op de ingangsdatum van de erkenning, dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf en om na afloop van deze periode tijdens elke nieuwe periode van twaalf maanden dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf.) <KB 2006-03-05/39, art. 2, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006. De ingangsdatum van de erkenning wordt vastgesteld op 22-03-2006 voor de ondernemingen die vóór deze datum erkend zijn. >  (12° de onderneming verbindt zich ertoe om alle wettelijke en reglementaire bepalingen voorzien in de wet en in dit besluit na te leven;  13° [8 indien de afdeling sui generis van een erkende onderneming als bedoeld in artikel 12.1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 wordt omgevormd tot een autonome onderneming, verbindt de onderneming zich ertoe de splitsing uit te voeren overeenkomstig de artikelen 12.2 tot en met 12.10 van dat Wetboek;]8  (14° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.) <KB 2007-01-16/31, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2007>  (15° De onderneming verbindt zich ertoe om de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op dergelijke wijze te organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques.) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2007>  (16° De onderneming verbindt zich ertoe om zijn dienstenchequewerknemers als dusdanig aan te geven in de multifunctionele aangifte (DMFA). [7 Ook verbindt de onderneming zich ertoe aan het uitgiftebedrijf al haar vestigingseenheden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan te geven en zo nodig het uitgiftebedrijf de bijgewerkte lijst van al haar werknemers mee te delen, en daarbij uitdrukkelijk het soort overeenkomst (arbeidstijd, overeenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd), hun identificatienummer van de Belgische sociale zekerheid (INSZ) en de vestigingseenheid te vermelden van de erkende onderneming waar de werknemers werken of waar ze aan zijn verbonden, alsook, voor de werknemers die meetellen voor het door artikel 2bis vastgelegde percentage, hun statuut op het ogenblik van de aanwerving. Het uitgiftebedrijf schort de terugbetaling van de dienstencheques aan de erkende onderneming op zolang laatstgenoemde deze verplichtingen nog niet is nagekomen;]7) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  17° [7 De onderneming verbindt zich ertoe om onder haar bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden geen personen te hebben die :   a) de voorbije drie jaar bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te binden geweest zijn van een onderneming waarvan de erkenning werd ingetrokken met toepassing van de artikelen 2septies, 2octies en 2nonies, met uitzondering van artikel 2nonies, § 1, c);   b) de voorbije vijf jaar veroordeeld werden voor enig misdrijf begaan op fiscaal of sociaal vlak of krachtens hoofdstuk IV/1 van de wet;   c) ontzet werden uit hun burgerlijke en politieke rechten;]7  [18° De onderneming verbindt zich ertoe dat het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques per kwartaal minstens gelijk is aan het aantal aan het uitgiftebedrijf voor betaling overgemaakte dienstencheques voor verrichte prestaties in dezelfde periode.] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  [2 19° de onderneming verbindt zich ertoe de door de [7 het bestuur]7 in uitvoering van artikel 12 gevraagde gegevens binnen de vereiste termijn aan de RVA te bezorgen.]2  [4 20° [8 a) de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;   b) de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;   c) de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden.   d) de ordonnantie van 26 januari 2024 betreffende economische migratie;]8]4  [8 21° de onderneming verbindt zich ertoe niet toe te staan dat diensten betaald door middel van dienstencheques worden verricht door werknemers van wie de tewerkstelling niet vooraf is aangegeven bij de RSZ, overeenkomstig het koninklijk besluit tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.   22° de erkende onderneming verbindt zich ertoe de instructies van het bestuur zoals doorgegeven door het uitgiftebedrijf na te leven, die betrekking hebben op:   a) de invoering van gegevens over werknemers, gebruikers of de erkende onderneming zelf;   b) het invoeren en innen van dienstencheques;   c) het verzamelen van informatie voor statistische, evaluatie-, metings- of begrotingsdoeleinden ten behoeve van de administratie;   d) fraudebestrijding.   23° de onderneming deelt een e-mailadres mee aan het uitgiftebedrijf en aan de administratie die de verspreiding toelaat van alle officiële mededelingen betreffende het systeem van de dienstencheques, met inbegrip van het opleidingsfonds voor dienstencheques, en verbindt zich ertoe elke wijziging dienaangaande onverwijld mee te delen. De mededelingen via het e-mailadres hebben dezelfde waarde als mededelingen per aangetekende post.   24° de onderneming zorgt voor de permanente begeleiding van haar dienstenchequewerknemers door middel van een jaarlijks medisch onderzoek van elke werknemer, de overdracht binnen de onderneming van de risicoanalyse en de regelmatige bijwerking ervan, onverminderd de verplichtingen van de werkgever en de verantwoordelijkheden van de interne overlegorganen met betrekking tot het welzijn van de werknemers.]8  (Voor het sluiten van een convenant bedoeld in het eerste lid, 5°, dient inzonderheid rekening gehouden te worden met het soort van uitgeoefende activiteit en het feit of de betrokken bedrijfssector, groepering van erkende ondernemingen of erkende onderneming reeds bestond en deze activiteit reeds uitoefende voor de inwerkingtreding van de regeling dienstencheques bij hetzelfde type van gebruikers. In dit convenant dient een concreet objectief inzake bijkomende tewerkstelling geformuleerd te worden.) <KB 2004-03-31/33, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  (Indien een sui generis afdeling van een erkende onderneming omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, zal, voor wat de voorwaarde betreft inzake bijkomend arbeidsvolume, bedoeld in het eerste lid, 5°, rekening gehouden worden met de evolutie van het arbeidsvolume van de werknemers zonder arbeidsovereenkomst dienstencheques van de oorspronkelijk erkende onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-07-12/09, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (4)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2012-12-14/07, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (7)<BESL 2017-02-02/06, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (8)<BESL 2024-02-22/14, art. 8, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 2quater_VLAAMS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de erkenning van een onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  § 2. Voor de toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, a, van de wet moet worden verstaan onder sui generis afdeling, opgericht binnen een onderneming die reeds een andere activiteit heeft en die wil toetreden tot het stelsel van de dienstencheques, een afdeling met de volgende kenmerken :  1° er is een specifieke verantwoordelijke aangeduid voor de afdeling;  2° de afdeling engageert zich om herkenbaar te zijn door haar erkenning als erkende onderneming en de publiciteit daaromtrent;  3° de dienstencheque-activiteiten zullen apart geregistreerd worden, inzonderheid ten behoeve van de sociale overlegstructuren in de onderneming en de sociale inspectie.  [5 4° er wordt een aparte boekhouding gevoerd betreffende de dienstencheque-activiteiten.]5  § 3. Het geven van voorrang door de onderneming [1 aan de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp genieten]1 voor het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse betrekking zoals bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, c, van de wet dient te gebeuren overeenkomstig de volgende modaliteiten :  1° [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 moet op het ogenblik dat hij zijn arbeidsovereenkomst dienstencheques ondertekent bij zijn werkgever schriftelijk een aanvraag indienen tot het bekomen van bijkomende arbeidsuren zodat hij zo vlug als mogelijk een voltijdse dienstbetrekking kan verkrijgen. Deze aanvraag wordt geacht deel uit te maken van de arbeidsovereenkomst.  2° de werkgever moet [1 de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet]1 schriftelijk elke vacante voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking prioritair aanbieden die dezelfde of een gelijkaardige functie betreft als die welke de werknemer reeds uitoefent, waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit en waarvoor hij in het kader van de arbeidsorganisatie in de onderneming in aanmerking kan komen. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wordt rekening gehouden met de inkomsten van alle lopende arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever.  [1 Voor de toepassing van dit artikel moet verstaan worden onder :   1° werkloosheidsuitkering : de werkloosheids- of wachtuitkering bedoeld in artikel 100, de uitkering voor uren van tijdelijke werkloosheid bedoeld in artikelen 106 en 107 en de inkomens-garantieuitkering bedoeld in artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;   2° leefloon : het leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;   3° financiële sociale hulp : de financiële hulp bedoeld in artikel 60, § 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.]1  [11 § 3bis. Ter uitvoering van artikel 2, § 2, eerste lid, l), van de wet stelt de erkende onderneming een schriftelijk document op als de activiteiten uitgevoerd worden in de woonplaats van de gebruiker. Het voormelde document wordt opgesteld en ondertekend voorafgaand aan de eerste werkzaamheden bij de gebruiker in kwestie.   Het schriftelijke document, vermeld in het eerste lid, wordt opgemaakt in twee exemplaren en het wordt ondertekend door de erkende onderneming en de gebruiker. De erkende onderneming en de gebruiker ontvangen elk een ondertekend exemplaar.   Het schriftelijke document, vermeld in het eerste lid, bevat ten minste de volgende elementen:   1° de algemene wettelijke verplichtingen, vermeld in de wet en dit besluit, die van toepassing zijn op de gebruiker;   2° informatie over het veilige gebruik van producten en materialen;   3° een oplijsting van de omgevingsfactoren op basis waarvan de gebruiker en de erkende onderneming de gevaren en risico's eigen aan de werkplek kunnen identificeren.]11  § 4. De bijkomende voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid van de wet zijn de volgende :  1° de onderneming verbindt zich ertoe geen werken of diensten die worden gefinancierd met dienstencheques in onderaanneming te laten uitvoeren door een andere onderneming of instelling;  2° (de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren zoals bedoeld in de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;) <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  3° de onderneming verbindt zich tot de organisatie van een werkomgeving met billijke arbeidsvoorwaarden, -situaties, -invulling en -verhoudingen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten en de reglementeringen die van toepassing zijn;  4° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico's of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken.  (5° de onderneming verbindt zich ertoe om alleen het vanaf haar erkenning bijkomend arbeidsvolume van activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, te laten betalen met dienstencheques; van deze verbintenis kan worden afgeweken bij een convenant gesloten tussen de Minister van Werk en een bedrijfssector, een groepering van erkende ondernemingen of een erkende onderneming;  6° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers voor wie een vrijstelling van betaling van werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid wordt toegekend met toepassing [9 ...]9 van artikel 99, eerste lid, van de programmawet van 30 december 1988;  7° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers waarvan de tewerkstelling gefinancierd wordt met toepassing van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.) <KB 2004-03-31/33, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  [3 8° [10 ...]10  (9° de onderneming die activiteiten uitoefent in het kader van begeleid vervoer van personen met beperkte mobiliteit verbindt zich ertoe te controleren dat voor die activiteiten enkel prestaties worden geleverd ten gunste van gebruikers bedoeld in artikel 1, derde lid;  10° de onderneming verbindt zich ertoe om in het kader van de buurtwerken of -diensten alleen activiteiten uit te voeren die toegelaten zijn in de beslissing tot erkenning;  11° de onderneming verbindt zich ertoe om reeds tijdens de periode van twaalf maanden die ingaat op de ingangsdatum van de erkenning, dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf en om na afloop van deze periode tijdens elke nieuwe periode van twaalf maanden dienstencheques voor betaling over te maken aan het uitgiftebedrijf.) <KB 2006-03-05/39, art. 2, 1°, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006. De ingangsdatum van de erkenning wordt vastgesteld op 22-03-2006 voor de ondernemingen die vóór deze datum erkend zijn. >  (12° de onderneming verbindt zich ertoe om alle wettelijke en reglementaire bepalingen voorzien in de wet en in dit besluit na te leven;  13° [9 als een sui generis afdeling van een erkende onderneming als vermeld in artikel 12:1 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019 omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, verbindt de onderneming zich ertoe de splitsing te laten gebeuren in overeenstemming met artikel 12:2 tot 12:10 van het voormelde wetboek]9;  (14° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.) <KB 2007-01-16/31, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2007>  (15° De onderneming verbindt zich ertoe om de registratie van de dienstenchequeactiviteiten op dergelijke wijze te organiseren dat het mogelijk is exact na te gaan wat het verband is tussen de maandelijkse prestaties van elke individuele dienstenchequewerknemer, de gebruiker en de overeenkomstige dienstencheques.) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2007>  (16° De onderneming verbindt zich ertoe om zijn dienstenchequewerknemers als dusdanig aan te geven in de multifunctionele aangifte (DMFA).) <KB 2007-07-13/36, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  [17° [6 De onderneming verbindt zich ertoe om onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar bestuurder, zaakvoerder, lasthebber of persoon bevoegd om de onderneming te verbinden geweest zijn van een onderneming waarvan de erkenning werd ingetrokken met toepassing van de artikelen 2septies, 2octies en 2nonies, met uitzondering van 2nonies, § 1, c)]6;] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  [18° De onderneming verbindt zich ertoe dat het aantal bij de RSZ aangegeven arbeidsuren gepresteerd door werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques per kwartaal minstens gelijk is aan het aantal aan het uitgiftebedrijf voor betaling overgemaakte dienstencheques voor verrichte prestaties in dezelfde periode.] <KB 2008-04-28/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>  [2 19° de onderneming verbindt zich ertoe de door [7 het departement"]7 in uitvoering van artikel 12 gevraagde gegevens binnen de vereiste termijn aan -7 het departement"]7 te bezorgen.]2  [4 20° [9 de onderneming verbindt zich ertoe alle bepalingen na te leven van volgende wetten en hun van toepassing zijnde uitvoeringsbesluiten:   a) de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;   b) de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;   c) de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden.]9.]4  [8 21° de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties die betaald worden met dienstencheques te laten verrichten door werknemers van wie de tewerkstelling niet voorafgaand aan de RSZ is gemeld conform het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.]8  (Voor het sluiten van een convenant bedoeld in het eerste lid, 5°, dient inzonderheid rekening gehouden te worden met het soort van uitgeoefende activiteit en het feit of de betrokken bedrijfssector, groepering van erkende ondernemingen of erkende onderneming reeds bestond en deze activiteit reeds uitoefende voor de inwerkingtreding van de regeling dienstencheques bij hetzelfde type van gebruikers. In dit convenant dient een concreet objectief inzake bijkomende tewerkstelling geformuleerd te worden.) <KB 2004-03-31/33, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004>  (Indien een sui generis afdeling van een erkende onderneming omgevormd wordt tot een zelfstandige onderneming, zal, voor wat de voorwaarde betreft inzake bijkomend arbeidsvolume, bedoeld in het eerste lid, 5°, rekening gehouden worden met de evolutie van het arbeidsvolume van de werknemers zonder arbeidsovereenkomst dienstencheques van de oorspronkelijk erkende onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-07-12/09, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (4)<KB 2011-10-25/04, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2012-12-14/07, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (7)<BVR 2015-12-18/81, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (8)<BVR 2018-03-16/06, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 16-04-2018>
  (9)<BVR 2020-12-18/38, art. 2, 046; Inwerkingtreding : 07-02-2021>
  (10)<BVR 2023-05-12/13, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (11)<BVR 2024-05-31/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-11-2024>

Art. 2quinquies. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De erkenning wordt toegekend voor onbepaalde duur.

Art. 2sexies.<Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De onderneming richt haar aanvraag tot erkenning tot het Secretariaat van de Commissie, hierna " het Secretariaat " genoemd.
  De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
  1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming en de verblijfplaats/maatschappelijke zetel;
  2° desgevallend de meest recente versie van haar statuten;
  3° een verklaring op erewoord die aangeeft dat de onderneming zich verbindt de erkenningsvoorwaarden die vermeld zijn in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet na te leven;
  4° [3 een ondernemingsplan dat wordt goedgekeurd door een van de onderstaande personen :
   a) een erkend boekhouder of een erkend boekhouder-fiscalist die is ingeschreven op het tableau van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;
   b) een accountant die is ingeschreven op het tableau van externe accountants van het instituut van de accountants en de belastingconsulenten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.
   Dit plan bevat inzonderheid de volgende elementen :
   a) algemene informatie over het bedrijf;
   b) de uit te voeren investeringen;
   c) de personeelsbehoefte;
   d) de verwachte inkomsten;
   e) de vaste en variabele kosten;
   f) de raming van de balans voor de eerste drie werkjaren;
   g) een financiële planning voor de eerste drie werkjaren.]3
  5° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een afdeling sui generis bedoeld in artikel 2quater, § 2, bovendien de identiteit en de volledige persoonlijke gegevens van de specifieke verantwoordelijke van de afdeling.
  (6° een verklaring op erewoord die aangeeft of de onderneming al of niet een omvorming is van een sui generis afdeling van een erkende onderneming tot een zelfstandige onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>
  [2 7° het aanwezigheidsattest van de informatiesessie bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, g. van de wet, uitgereikt door de RVA.]2
  Het Secretariaat bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.
  Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat de onderneming bij aangetekend schrijven een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.
  § 2. Zodra het Secretariaat over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie.
  § 3. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier, verstrekt de Commissie een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat dit advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.
  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.
  De Minister van Werk neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.
  Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister van Werk binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning aan de vragende onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van de beslissing.
  Voor toepassing van deze paragraaf wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanduidt.
  § 4. [1 ...]1
  § 5. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<KB 2011-10-25/04, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (3)<KB 2012-08-03/15, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>

Art. 2sexies_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. [4 De aanvraag wordt door de onderneming aan de Administratie gericht.]4  De aanvraag waarvan het model bij [4 de Administratie]4 beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :  1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming en de verblijfplaats/maatschappelijke zetel;  2° desgevallend de meest recente versie van haar statuten;  3° een verklaring op erewoord die aangeeft dat de onderneming zich verbindt de erkenningsvoorwaarden die vermeld zijn in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet na te leven;  4° [3 een ondernemingsplan dat wordt goedgekeurd door een van de onderstaande personen :   a) een erkend boekhouder of een erkend boekhouder-fiscalist die is ingeschreven op het tableau van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;   b) een accountant die is ingeschreven op het tableau van externe accountants van het instituut van de accountants en de belastingconsulenten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.   Dit plan bevat inzonderheid de volgende elementen :   a) algemene informatie over het bedrijf;   b) de uit te voeren investeringen;   c) de personeelsbehoefte;   d) de verwachte inkomsten;   e) de vaste en variabele kosten;   f) de raming van de balans voor de eerste drie werkjaren;   g) een financiële planning voor de eerste drie werkjaren.]3  5° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een afdeling sui generis bedoeld in artikel 2quater, § 2, bovendien de identiteit en de volledige persoonlijke gegevens van de specifieke verantwoordelijke van de afdeling.  (6° een verklaring op erewoord die aangeeft of de onderneming al of niet een omvorming is van een sui generis afdeling van een erkende onderneming tot een zelfstandige onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  [2 7° het aanwezigheidsattest van de informatiesessie bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, g. van de wet, uitgereikt door [4 de Forem]4;]2  [5 8° een model van het contract met de gebruiker]5  [4 De Administratie]4 bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt [4 de Administratie]4 dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.  Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt [4 de Administratie]4 de onderneming bij aangetekend schrijven een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.  § 2. [4 Zodra de Administratie over een volledig dossier beschikt, verzendt ze dit ter advies aan de Commissie.]4  § 3. [4 Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier brengt de Commissie een advies uit en maakt ze het aan de Administratie over. Vervolgens bezorgt de Administratie dit advies aan de Minister van Tewerkstelling, die een beslissing neemt.]4  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt [4 de Administratie]4 het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  De Minister van Werk neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.  Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister van Werk binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.  [4 De Administratie]4 geeft kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning aan de vragende onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van de beslissing.  Voor toepassing van deze paragraaf wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar [4 van de Administratie]4 die hij aanduidt.  § 4. [4 . Onder voorbehoud van de bepalingen voorzien bij of krachtens een samenwerkingsakkoord gesloten terzake tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, dient de in artikel 2, § § 3 en 4 van de wet, bedoelde onderneming die erkend is door het Brussels Hoofdstedelijke Gewest of door het Vlaamse Gewest of door beide Gewesten, een erkenningsaanvraag in overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 2, sexies, § § 1 tot 3.   De erkende onderneming hoeft niet de in artikel 2sexies, § 1, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken indien deze gegevens volgens modaliteiten bepaald door de Minister van Tewerkstelling geacht worden reeds overgemaakt te zijn aan de Administratie of indien ze via authentieke bronnen beschikbaar zijn.   Alle in artikel 2, § 1, 6°, van de wet bedoelde erkende ondernemingen kunnen door de Minister van Tewerkstelling volgens de door hem bepaalde modaliteiten en onder dezelfde voorwaarden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de verplichting om de in artikel 2bis, § 1, van de wet bedoelde borgtocht.   De Minister van Tewerkstelling kan de modaliteiten voor de uitvoering van de in het eerste en het tweede lid bedoelde maatregelen bepalen.]4  § 5. [4 Wanneer de erkenningsaanvraag ingediend wordt door een in artikel 2, § 5, van de wet bedoelde onderneming, wordt de aanvraag, naast de in artikel 2sexies, § 1, tweede lid, bedoelde documenten vergezeld van de documenten waarmee de onderneming bewijst dat ze in de Staat waarin haar maatschappelijke zetel is gevestigd, gelijkwaardige voorwaarde als die bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, van de wet naleeft.   Wanneer de aanvraag voor een erkenning als erkende onderneming ingediend wordt door een onderneming waarvan de maatschappelijke zetel in het buitenland gelegen is en buiten de Europese Economische Ruimte, wordt de aanvraag, naast de in artikel 2sexies, § 1, tweede lid, bedoelde documenten vergezeld van de documenten waarmee de onderneming bewijst dat ze in de Staat waarin haar maatschappelijke zetel is gevestigd, gelijkwaardige voorwaarde als die bepaald bij of krachtens artikel 2, § 2, van de wet naleeft en dat ze in haar land van herkomst gelijkwaardige diensten als de buurtwerken en -diensten uitoefent.   De erkende onderneming hoeft niet de in artikel 2sexies, § 1, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken indien deze gegevens reeds overgemaakt zijn aan de Administratie of indien ze via authentieke bronnen beschikbaar zijn.   De Minister van Tewerkstelling kan de modaliteiten voor de uitvoering van de in het eerste en het tweede lid bedoelde maatregelen bepalen.]4  [4 § 6. Overeenkomstig artikel 2ter van de wet deelt de onderneming die afstand doet van de overdracht van de erkenning, de informatie betreffende de veranderingshandelingen en de datum/data van de inwerkingtreding ervan aan de Administratie mee.   Binnen twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen en na verificatie door de Administratie van de toelaatbaarheidvoorwaarden voor de overdracht van erkenning ten opzichte van de bij artikel 2 ter van de wet voorgeschreven voorwaarden spreekt de Minister van Tewerkstelling zich over de toelaatbaarheid van de overdracht van erkenning.   Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het tweede lid wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.   De Administratie betekent de ministeriële beslissing betreffende de toelaatbaarheid van de overdracht van erkenning aan de onderneming waarvoor de overdracht bestemd is en deelt een afschrift van de beslissing aan de Commissie en aan de "Forem" mee, die ze aan het uitgiftebedrijf overmaakt.]4  ----------
  (2)<KB 2011-10-25/04, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (3)<KB 2012-08-03/15, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (4)<BWG 2016-12-01/18, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (5)<BWG 2022-11-09/02, art. 5, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 2sexies_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De onderneming richt haar aanvraag tot erkenning tot het Secretariaat van de Commissie, hierna " het Secretariaat " genoemd.  De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :  1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming en de verblijfplaats/maatschappelijke zetel [4 , het bankrekeningnummer dat gebruikt zal worden in het kader van de dienstenchequeactiviteit, het adres van de elektronische brievenbus voor de officiële communicatie met het bestuur en het uitgiftebedrijf, alsook alle vestigingseenheden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en, in voorkomend geval, de vermelding van het erkenningsnummer van de onderneming, verstrekt door een of meerdere andere gewesten]4;  2° desgevallend de meest recente versie van haar statuten;  3° een verklaring op erewoord die aangeeft dat de onderneming zich verbindt de erkenningsvoorwaarden die vermeld zijn in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet na te leven;  4° [3 een ondernemingsplan dat wordt goedgekeurd door een van de onderstaande personen :   a) een erkend boekhouder of een erkend boekhouder-fiscalist die is ingeschreven op het tableau van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;   b) een accountant die is ingeschreven op het tableau van externe accountants van het instituut van de accountants en de belastingconsulenten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.   Dit plan bevat inzonderheid de volgende elementen :   a) algemene informatie over het bedrijf;   b) de uit te voeren investeringen;   c) de personeelsbehoefte;   d) de verwachte inkomsten;   e) de vaste en variabele kosten;   f) de raming van de balans voor de eerste drie werkjaren;   g) een financiële planning voor de eerste drie werkjaren.]3  5° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een afdeling sui generis bedoeld in artikel 2quater, § 2, bovendien de identiteit en de volledige persoonlijke gegevens van de specifieke verantwoordelijke van de afdeling.  (6° een verklaring op erewoord die aangeeft of de onderneming al of niet een omvorming is van een sui generis afdeling van een erkende onderneming tot een zelfstandige onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  [2 7° het aanwezigheidsattest van de informatiesessie bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, g. van de wet, uitgereikt door [5 het bestuur]5.]2  Het Secretariaat bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.  Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat de onderneming bij aangetekend schrijven een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.  § 2. Zodra het Secretariaat over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie.  § 3. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier, verstrekt de Commissie een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat dit advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  De Minister van Werk neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.  Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister van Werk binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning aan de vragende onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van de beslissing.  Voor toepassing van deze paragraaf wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar [5 van het bestuur]5 die hij aanduidt.  § 4. [1 ...]1  [6 § 5. Overeenkomstig artikel 2ter van de wet informeert de onderneming waarnaar de erkenning overgaat het bestuur over de doorgevoerde veranderingen en de datum(s) waarop die in werking treden.   Binnen twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde informatie, controleert het bestuur of het overdragen van de erkenning toelaatbaar is op basis van de voorwaarden bepaald in artikel 2ter van de wet en maakt het zijn advies over aan de minister van Tewerkstelling.   Als het advies niet wordt uitgebracht binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, wordt eraan voorbijgegaan en maakt het bestuur het dossier ter beslissing over aan de minister van Tewerkstelling.   De minister van Tewerkstelling spreekt zich uit binnen de twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde informatie.   Bij ontstentenis van een beslissing van de minister van Tewerkstelling binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.   Het bestuur brengt de beslissing over de toelaatbaarheid van de erkenningsoverdracht ter kennis van de overnemende onderneming. Het bestuur bezorgt eveneens een kopie van de beslissing aan het secretariaat van de Commissie.]6  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<KB 2011-10-25/04, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (3)<KB 2012-08-03/15, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (4)<BESL 2017-02-02/06, art. 5,1°,a, 031; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (5)<BESL 2017-02-02/06, art. 5,1°,b, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<BESL 2017-02-02/06, art. 5,3°, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2017, BESL 2017-06-22/20, art. 1)>

Art. 2sexies_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De onderneming richt haar aanvraag tot erkenning tot het Secretariaat van de Commissie, hierna " het Secretariaat " genoemd.  De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :  1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming en de verblijfplaats/maatschappelijke zetel;  2° desgevallend de meest recente versie van haar statuten;  3° een verklaring op erewoord die aangeeft dat de onderneming zich verbindt de erkenningsvoorwaarden die vermeld zijn in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet na te leven;  4° [3 een ondernemingsplan dat wordt goedgekeurd door een van de onderstaande personen :   a) een erkend boekhouder of een erkend boekhouder-fiscalist die is ingeschreven op het tableau van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;   b) een accountant die is ingeschreven op het tableau van externe accountants van het instituut van de accountants en de belastingconsulenten zoals bedoeld in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.   Dit plan bevat inzonderheid de volgende elementen :   a) algemene informatie over het bedrijf;   b) de uit te voeren investeringen;   c) de personeelsbehoefte;   d) de verwachte inkomsten;   e) de vaste en variabele kosten;   f) de raming van de balans voor de eerste drie werkjaren;   g) een financiële planning voor de eerste drie werkjaren.]3  5° wanneer de aanvraag betrekking heeft op een afdeling sui generis bedoeld in artikel 2quater, § 2, bovendien de identiteit en de volledige persoonlijke gegevens van de specifieke verantwoordelijke van de afdeling.  (6° een verklaring op erewoord die aangeeft of de onderneming al of niet een omvorming is van een sui generis afdeling van een erkende onderneming tot een zelfstandige onderneming.) <KB 2007-01-16/30, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2007>  [2 7° het aanwezigheidsattest van de informatiesessie bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, g. van de wet, uitgereikt door [4 het departement]4.]2  Het Secretariaat bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.  Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat de onderneming bij aangetekend schrijven een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.  § 2. Zodra het Secretariaat over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie.  § 3. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier, verstrekt de Commissie een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat dit advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  De Minister van Werk neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.  Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister van Werk binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning aan de vragende onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van de beslissing.  [4 ...]4  § 4. [1 ...]1  § 5. [1 ...]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<KB 2011-10-25/04, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (3)<KB 2012-08-03/15, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (4)<BVR 2015-12-18/81, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2septies. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot (de intrekking met uitstel) van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  § 2. Het Secretariaat brengt (...) de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2006-03-05/39, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>
  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk die een beslissing neemt.
  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.
  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.
  § 3. [De Minister van Werk kan de inwerkingtreding van de intrekking van de erkenning uitstellen met een periode van maximum zes maanden.
  De Minister van Werk kan de intrekking met uitstel opheffen na dringend advies van de Commissie, wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.] <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  [1 De onderneming bezorgt het bewijs bedoeld in het vorige lid aan het Secretariaat ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de periode van uitstel.]1
  § 4. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanduidt.
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>

Art. 2septies_WAALS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot (de intrekking met uitstel) van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  § 2. [2 De Administratie]2 brengt (...) de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2006-03-05/39, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt [2 de Administratie]2 het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  [2 De Administratie]2 geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. [2 De Administratie]2t bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. [De Minister van Werk kan de inwerkingtreding van de intrekking van de erkenning uitstellen met een periode van maximum zes maanden.  De Minister van Werk kan de intrekking met uitstel opheffen na dringend advies van de Commissie, wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.] <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [1 De onderneming bezorgt het bewijs bedoeld in het vorige lid aan [2 de Administratie]2 ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de periode van uitstel.]1  § 4. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of [2 de gemachtigd ambtenaar van de Administratie]2 die hij aanduidt.  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2septies_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot (de intrekking met uitstel) van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  § 2. Het Secretariaat brengt (...) de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2006-03-05/39, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. [De Minister van Werk kan de inwerkingtreding van de intrekking van de erkenning uitstellen met een periode van maximum zes maanden.  De Minister van Werk kan de intrekking met uitstel opheffen na dringend advies van de Commissie, wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.] <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [1 De onderneming bezorgt het bewijs bedoeld in het vorige lid aan het Secretariaat ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de periode van uitstel.]1  § 4. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar [2 van het bestuur]2 die hij aanduidt.  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 2septies_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot (de intrekking met uitstel) van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  § 2. Het Secretariaat brengt (...) de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet. <KB 2006-03-05/39, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. [De Minister van Werk kan de inwerkingtreding van de intrekking van de erkenning uitstellen met een periode van maximum zes maanden.  De Minister van Werk kan de intrekking met uitstel opheffen na dringend advies van de Commissie, wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.] <KB 2008-09-28/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [1 De onderneming bezorgt het bewijs bedoeld in het vorige lid aan het Secretariaat ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de periode van uitstel.]1  § 4.[2 ...]2  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BVR 2015-12-18/81, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2octies. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. (Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de onmiddellijke intrekking van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.
  De Minister zal inzonderheid overgaan tot de onmiddellijke intrekking :
  - in geval van herhaling;
  - wanneer de tekortkoming van de onderneming een zodanige vorm heeft aangenomen dat ernstig mag worden getwijfeld aan de goede trouw van de onderneming.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  § 2. (Het Secretariaat brengt de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet en specificeert of één van de gevallen voorzien in § 1, tweede lid, zich voordoet.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.
  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.
  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.
  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanduidt.

Art. 2octies_WAALS_GEWEST.   <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. (Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de onmiddellijke intrekking van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  De Minister zal inzonderheid overgaan tot de onmiddellijke intrekking :  - in geval van herhaling;  - wanneer de tekortkoming van de onderneming een zodanige vorm heeft aangenomen dat ernstig mag worden getwijfeld aan de goede trouw van de onderneming.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [1 [4 ...]4]1  § 2. [2 De Administratie]2 brengt de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet en specificeert of één van de gevallen voorzien in § 1, tweede lid, zich voordoet.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt [2 de Administratie]2 het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  [2 De Administratie]2 geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. [2 De Administratie]2 bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of [3 de gemachtigd ambtenaar van de Administratie]3 die hij aanduidt.
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 10,1°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 10,2°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<BWG 2016-12-01/18, art. 10,3°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BWG 2019-05-09/26, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art. 2octies_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. (Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de onmiddellijke intrekking van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  De Minister zal inzonderheid overgaan tot de onmiddellijke intrekking :  - in geval van herhaling;  - wanneer de tekortkoming van de onderneming een zodanige vorm heeft aangenomen dat ernstig mag worden getwijfeld aan de goede trouw van de onderneming.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  § 2. (Het Secretariaat brengt de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet en specificeert of één van de gevallen voorzien in § 1, tweede lid, zich voordoet.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar [1 van het bestuur]1 die hij aanduidt.
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 2octies_VLAAMS_GEWEST.    <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. (Na advies van de Commissie kan de Minister van Werk overgaan tot de onmiddellijke intrekking van de erkenning van een onderneming die niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet.  De Minister [1 van Werk]1 zal inzonderheid overgaan tot de onmiddellijke intrekking :  - in geval van herhaling;  - wanneer de tekortkoming van de onderneming een zodanige vorm heeft aangenomen dat ernstig mag worden getwijfeld aan de goede trouw van de onderneming.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  § 2. (Het Secretariaat brengt de Minister van Werk en de Commissie op de hoogte van het feit dat een erkende onderneming niet langer voldoet aan één of meerdere voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste, tweede en derde lid, van de wet en specificeert of één van de gevallen voorzien in § 1, tweede lid, zich voordoet.) <KB 2008-09-28/30, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling, verstrekt de Commissie een advies aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat het dossier aan de Minister van Werk, die een beslissing neemt.  Het Secretariaat geeft kennis van de beslissing van de Minister van Werk aan de betrokken onderneming. Het Secretariaat bezorgt de Commissie eveneens een afschrift van die beslissing.  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 7, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2nonies.(NOTA van Juste : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) <KB 2008-09-28/30, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008> § 1. [1 Een onderneming verliest ambtshalve haar erkenning wanneer ze :
   a) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, e, van de wet, behalve voor de bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat wordt geëerbiedigd en voor de verschuldigde sommen beneden de 2.500 EUR, die voor de toepassing van de ambtshalve intrekking niet als achterstallen worden beschouwd;
   b) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, f, van de wet;
   c) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 11° ;
   d) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 17° ;
   e) aan het eind van de periode van uitstel bedoeld in artikel 2septies, § 3, niet het bewijs levert dat ze voldoet aan alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet.]1
  § 2. Het Secretariaat deelt de voorzitter van de Commissie mee wanneer één van de gevallen waarin is voorzien in § 1 zich voordoet.
  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling geeft de voorzitter van de Commissie kennis van de ambtshalve intrekking van de erkenning aan de betrokken onderneming.
  Het Secretariaat bezorgt de Minister van Werk, de Commissie en het uitgiftebedrijf eveneens een afschrift van die kennisgeving.
  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanduidt.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>

Art. 2nonies_WAALS_GEWEST.    (NOTA van Juste : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) <KB 2008-09-28/30, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008> § 1. [1 Een onderneming verliest ambtshalve haar erkenning wanneer ze :   a) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, e, van de wet, behalve voor de bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat wordt geëerbiedigd en voor de verschuldigde sommen beneden de 2.500 EUR, die voor de toepassing van de ambtshalve intrekking niet als achterstallen worden beschouwd;   b) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, f, van de wet;   c) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 11° ;   d) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 17° ;   e) aan het eind van de periode van uitstel bedoeld in artikel 2septies, § 3, niet het bewijs levert dat ze voldoet aan alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet.]1  § 2. [2 De Administratie informeert tegelijkertijd de Minister van Tewerkstelling en de Commissie over het zich voordoen van één van de gevallen waarin is voorzien in § 1 en stelt, in voorkomend geval, een intrekking van ambtshalve van de erkenning van de betrokken onderneming voor. Binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het voorstel van de Administratie beslist de Minister van Tewerkstelling over de intrekking van erkenning en maakt hij zijn beslissing aan de Administratie over voor onmiddellijke kennisgeving aan de betrokken onderneming met een afschrift aan de Commissie en aan de "Forem" die deze beslissing aan het uitgiftebedrijf overmaakt.]2  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of [2 de gemachtigd ambtenaar van de Administratie]2 die hij aanduidt.  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 2nonies_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   (NOTA van Juste : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) <KB 2008-09-28/30, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008> § 1. [1 Een onderneming verliest ambtshalve haar erkenning wanneer ze :   a) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, e, van de wet, behalve voor de bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat wordt geëerbiedigd en voor de verschuldigde sommen beneden de 2.500 EUR, die voor de toepassing van de ambtshalve intrekking niet als achterstallen worden beschouwd;   b) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, f, van de wet;   c) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 11° ;   d) [3 niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 2quater, paragraaf 4, eerste lid, 15° tot 17° ;]3   e) aan het eind van de periode van uitstel bedoeld in artikel 2septies, § 3, niet het bewijs levert dat ze voldoet aan alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet.]1  § 2. Het Secretariaat deelt de voorzitter van de Commissie mee wanneer één van de gevallen waarin is voorzien in § 1 zich voordoet.  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling geeft de voorzitter van de Commissie kennis van de ambtshalve intrekking van de erkenning aan de betrokken onderneming.  Het Secretariaat bezorgt de Minister van Werk, de Commissie en het uitgiftebedrijf eveneens een afschrift van die kennisgeving.  § 3. Voor toepassing van dit artikel wordt onder de Minister van Werk verstaan de Minister van Werk of de ambtenaar [2 van het bestuur]2 die hij aanduidt.  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BESL 2017-02-02/06, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 2nonies_VLAAMS_GEWEST.    (NOTA van Juste : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) <KB 2008-09-28/30, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008> § 1. [1 Een onderneming verliest ambtshalve haar erkenning wanneer ze :   a) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, e, van de wet, behalve voor de bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat wordt geëerbiedigd en voor de verschuldigde sommen beneden de 2.500 EUR, die voor de toepassing van de ambtshalve intrekking niet als achterstallen worden beschouwd;   b) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, f, van de wet;   c) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 11° ;   d) niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 17° ;   e) aan het eind van de periode van uitstel bedoeld in artikel 2septies, § 3, niet het bewijs levert dat ze voldoet aan alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet.]1  § 2. Het Secretariaat deelt de voorzitter van de Commissie mee wanneer één van de gevallen waarin is voorzien in § 1 zich voordoet.  Binnen een termijn van twee maanden vanaf deze mededeling geeft de voorzitter van de Commissie kennis van de ambtshalve intrekking van de erkenning aan de betrokken onderneming.  Het Secretariaat bezorgt de Minister van Werk, de Commissie en het uitgiftebedrijf eveneens een afschrift van die kennisgeving.  § 3. [2 ...]2  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (2)<BVR 2015-12-18/81, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK III. - Vorm, aanschaf en gebruik van de dienstencheque.
Art.3.§ 1. De dienstencheque dient tenminste de gegevens te bevatten zoals bedoeld in het model gevoegd bij dit besluit.
  (Hij kan een gedematerialiseerde vorm aannemen, goedgekeurd door het Beheerscomité van de R.V.A., en aangekocht en gebruikt worden door middel van een elektronische procedure waarvan het principe en de modaliteiten goedgekeurd worden door dit Beheerscomité.) <KB 2005-11-10/36, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 03-12-2005>
  § 2. [[6 De gebruiker die dienstencheques wenst aan te schaffen maakt door overschrijving of storting het bedrag van de aanschafprijs per dienstencheque over aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. De aanschafprijs bedraagt [7 9 EUR]7 voor de eerste 400 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt [7 10 EUR]7 voor elke dienstencheque die de aanschaf van 400 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt.]6. Deze cheque kan enkel gebruikt worden voor het vergoeden van gepresteerde arbeidstijd. De bestelling moet gaan over een minimum van 10 dienstencheques. De dienstencheque heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur [1 tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van zijn uitgifte]1.] <KB 2004-03-31/33, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008> <KB 2008-12-11/30, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2009 ; zie ook art. 4>
  (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, gebeurt de overschrijving of storting bedoeld in het eerste lid door het sociaal verzekeringsfonds bedoeld in artikel 1, § 2, d), van het voornoemde besluit van 17 januari 2006.) <KB 2006-01-17/30, art. 6, 1°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  [De gebruiker kan per kalenderjaar maximum [2 500 dienstencheques]2 aanschaffen.] <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  [De mindervalide gebruiker en de gebruiker met [1 een mindervalide kind]1 ten laste, kan per kalenderjaar maximum 2000 dienstencheques aanschaffen [6 aan de aanschafprijs van [7 9 EUR]7 per dienstencheque]6. Bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar moet de gebruiker, bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker, aan het uitgiftebedrijf een attest bezorgen van één van de instanties bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7° en 8°, dat bewijst dat hij tot één van deze categorieën behoort.] <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  (De gebruiker die een eenoudergezin vormt met één of meerdere kinderen ten laste en die zich in één van de volgende situaties bevindt, [6 kan eveneens maximum 2 000 dienstencheques per kalenderjaar aanschaffen aan de aanschafprijs van [7 9 EUR]7 per dienstencheque]6 :
  1° Hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 133, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals blijkt uit (een attest uitgegeven door zijn controleorganisme van de directe belastingen waaraan hij onderworpen is); <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  2° (Hij is in het bezit van een attest van gezinssamenstelling (, afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont met zijn kind of kinderen waarvan er minstens één minder dan 18 jaar is;) <Erratum, B.S. 19-05-2008, p. 25895> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  3° Hij is in het bezit van een getuigschrift van zijn kinderbijslagkas waaruit blijkt dat hij (kinderbijslagtrekkende is) en van een attest van gezinssamenstelling, (afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont. <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  Om te bewijzen dat hij tot één van deze categorieën behoort, overhandigt hij ter ondersteuning van zijn aanvraag, bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar, aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques, een verklaring op erewoord, opgesteld volgens het door de RVA vastgesteld model (, dat hij zich op de dag van betrokken verklaring in een van de bovengenoemde situaties bevindt). Tegelijkertijd stuurt hij aan de RVA een kopie van zijn verklaring op erewoord samen met het (of de) attest(en) als bewijs dat hij zich in één van bovengenoemde situaties bevindt. Het bezorgen van deze attesten dient slechts te gebeuren bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker.) <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>
  [4 Een gezin kan per kalenderjaar maximum 1 000 dienstencheques aanschaffen. [6 De aanschafprijs bedraagt [7 9 EUR]7 voor de eerste 800 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt [7 10 EUR]7 voor elke dienstencheque die de aanschaf van 800 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt.]6 Onder gezin wordt verstaan alle personen die volgens het attest van gezinssamenstelling uit het bevolkingsregister ingeschreven zijn op hetzelfde adres.
   Het vorige lid is niet van toepassing op de gebruiker bedoeld in het vierde of vijfde lid.]4
  § 3. De gebruikers kunnen bij het uitgiftebedrijf de terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet werden gebruikt en die nog geldig zijn. (Dienstencheques betaald aan het uitgiftebedrijf vóór 1 januari van het lopende jaar); in dat geval wordt 30 % van de aanschafprijs door het uitgiftebedrijf betaald aan de R.V.A.). Het uitgiftebedrijf kan een vergoeding voor administratiekosten vragen aan de gebruiker die een terugbetaling vraagt. De terugbetaling gebeurt in overeenstemming met de fiscale bepalingen opgenomen in artikel 9. (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 17 januari 2006 kunnen de gebruikers evenwel bij het uitgiftebedrijf geen terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet werden gebruikt.) <KB 2004-11-10/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 20-11-2004> <KB 2006-01-17/30, art. 6, 2°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  De dienstencheques kunnen omgeruild worden tegen nieuwe cheques met een nieuwe geldigheidsduur [1 tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van uitgifte voor de gebruiker en tot het einde van de negende maand die volgt op de maand van uitgifte voor de erkende onderneming]1. De gebruiker kan de omruiling vragen van niet-gebruikte nog geldige dienstencheques (...). Ook voor de omruiling van dienstencheques kan het uitgiftebedrijf administratiekosten aanrekenen. <KB 2008-04-28/30, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008>
  De gebruiker die zijn dienstencheques heeft verloren (verlies of diefstal) kan de terugbetaling of vervanging ervan vragen. (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 17 januari 2006 kan de gebruiker geen terugbetaling vragen van verloren dienstencheques (verlies of diefstal).) <AR 2006-01-17/30, art. 7, 2°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  [3 § 4. De gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming en vastgesteld door de inspectiediensten bedoeld in artikel 10, § 1, is gehouden om de in artikel 1, 6°, bedoelde tegemoetkoming van de dienstencheques die hij heeft gebruikt en voor dewelke een inbreuk werd vastgesteld, terug te betalen aan de RVA.
   De gebruiker betaalt de tegemoetkoming van de dienstencheques, zoals bedoeld in het eerste lid, terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.]3
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-12-21/09, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (4)<KB 2011-12-28/25, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (6)<KB 2012-12-20/03, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (7)<KB 2013-08-17/12, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 3_WAALS_GEWEST.  [1 Het uitgiftebedrijf drukt die af of maakt deze beschikbaar in digitale vorm.   Voor de gebruiker is de geldig tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van de uitgifte.   De Minister bevoegd voor Werkgelegenheid bepaalt welke informatie er minimaal op de dienstencheque moet staan.]1  
  ----------
  (1)<BWG 2023-12-01/03, art. 2, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 3/1_WAALS_GEWEST. [1 De gebruiker die dienstencheques wil kopen, betaalt de aankoopprijs per dienstencheque aan het uitgiftebedrijf. Als het gaat om papieren dienstencheques, moet de bestelling voor ten minste tien dienstencheques zijn.
   In afwijking van het eerste lid,, betaalt het sociaal verzekeringsfonds bedoeld in artikel 1, Ї 2, d), van het koninklijk besluit van 17 januari 2006, in het kader van de moederschapshulp bedoeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en ter wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques het aankoopbedrag aan het uitgiftebedrijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2023-12-01/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 3/2_WAALS_GEWEST. [1 Ї 1. De aankoopprijs voor de dienstencheque bedraagt:
   1А 10 euro voor de eerste honderdvijfenzeventig aangekochte dienstencheques per kalenderjaar;
   2А 11 euro voor de honderdzesenzeventigste tot vierhonderdste aangekochte dienstencheques per kalenderjaar;
   3А 12 euro voor elke dienstencheque boven de vierhonderd aangekochte dienstencheques per kalenderjaar.
   In afwijking van het eerste lid bedraagt de aankoopprijs van een dienstencheque voor een huishouden:
   1А 10 euro voor de eerste driehonderdvijftig aangekochte dienstencheques per kalenderjaar;
   2А 11 euro voor de driehonderdeenenvijftigste tot achthonderdste aangekochte dienstencheques per kalenderjaar;
   3А 12 euro voor elke dienstencheque boven de achthonderd aangekochte dienstencheques per kalenderjaar.
   In afwijking van de leden 1 en 2 bedraagt de aankoopprijs 10 euro voor de gebruikers bedoeld in artikel 3/3, ЇЇ 2 en 3.
   Ї 2. Vanaf 1 januari 2025 worden de in Ї 1 bedoelde aankoopprijzen van dienstencheques halfjaarlijks geяndexeerd op 1 januari en 1 juli.
   De indexering op 1 januari geschiedt door aan elk in Ї 1 bedoeld bedrag, zoals geяndexeerd in voorgaande jaren, een bedrag van twintig cent toe te voegen:
   1А per aantal keren dat de spilindex bedoeld in artikel 8, Ї 1, derde lid, is overschreden tussen 1 mei en 31 oktober van het voorgaande jaar;
   2А en per aantal keren dat deze spilindex moet worden bereikt tussen 1 november en 31 december van het voorgaande jaar, volgens de vooruitzichten van 31 oktober van het voorgaande jaar van het Federaal Planbureau bedoeld in artikel 124 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
   De indexering op 1 juli geschiedt door aan elk in Ї 1 bedoeld bedrag, zoals geяndexeerd in voorgaande semesters, een bedrag van twintig cent toe te voegen:
   1А per aantal keren dat de spilindex bedoeld in artikel 8, Ї 1, derde lid, is overschreden tussen 1 november van het voorgaande jaar en 30 april van het lopende jaar;
   2А en per aantal keren dat deze spilindex moet worden bereikt tussen 1 mei en 30 juni van het lopende jaar, volgens de vooruitzichten van 30 april van het lopende jaar van het Federaal Planbureau bedoeld in artikel 124 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
   Wanneer de aankoopprijs van de dienstencheque wordt geяndexeerd krachtens het tweede lid, 2А, of het derde lid, 2А, wordt deze indexering afgetrokken van latere indexeringen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2023-12-01/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 3/3_WAALS_GEWEST. [1 Ї 1. Gebruikers kunnen maximaal vijfhonderd dienstencheques per kalenderjaar aankopen.
   Een huishouden kan maximaal duizend dienstencheques per kalenderjaar aankopen. Een huishouden wordt beschouwd als alle personen die op hetzelfde adres staan ingeschreven volgens het attest van gezinssamenstelling in het bevolkingsregister.
   Ї 2 De gehandicapte gebruiker en de gebruiker met een gehandicapt kind ten laste met hoofdverblijfplaats in het Waalse Gewest in de zin van artikel 1, tweede en derde lid, kunnen maximaal tweeduizend dienstencheques per kalenderjaar aankopen.
   Wanneer meer dan vijfhonderd dienstencheques per kalenderjaar worden aangekocht, bezorgt de gebruiker aan het uitgiftebedrijf, een attest van щщn van de in artikel 1, eerste lid, 7А en 8А, bedoelde instellingen, waaruit blijkt dat hij tot щщn van deze categorieыn behoort, indien de nodige gegevens niet elektronisch kunnen worden meegedeeld zonder tussenkomst van de gebruiker.
   De gebruiker bewijst dat het gehandicapte kind door het volgende voor te leggen:
   a) een fiscaal attest; of,
   b) een attest van gezinssamenstelling, afgeleverd door zijn gemeentebestuur; of,
   c) een attest van zijn kinderbijslagfonds waarin vastgesteld wordt dat hij recht heeft op kinderbijslag.
   Ї 3. Een gebruiker die een alleenstaande ouder is met щщn of meer kinderen ten laste kan maximaal tweeduizend dienstencheques per kalenderjaar aankopen als hij zich in een van de volgende situaties bevinden:
   1А hij is in het bezit van een attest van de waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 133, 1А, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
   2А hij is in het bezit van een door zijn gemeente afgeleverd attest van gezinssamenstelling waaruit blijkt dat hij alleen woont met zijn kind of kinderen, van wie er ten minste щщn jonger is dan achttien jaar;
   3А hij is in het bezit van:
   a) een attest van zijn kinderbijslagfonds waarin staat dat hij recht heeft op kinderbijslag; en,
   b) een attest van gezinssamenstelling, afgeleverd door zijn gemeente, waaruit blijkt dat hij alleen woont;
   4А hij is in het bezit van:
   a) een vonnis of geregistreerde akte waaruit blijkt dat hij zijn kinderen opneemt met een gelijkmatig verdeelde huisvesting; en,
   b) een attest van gezinssamenstelling, afgeleverd door zijn gemeente, waaruit blijkt dat hij alleen woont.
   Om een van deze situaties te bewijzen, voegt hij, wanneer hij meer dan vijfhonderd dienstencheques per kalenderjaar aankoopt, bij zijn aanvraag bij het uitgiftebedrijf een verklaring op erewoord, opgesteld overeenkomstig het door FOREm vastgestelde model, waarin hij verklaart dat hij zich op de datum van zijn verklaring in een van de in lid 1 bedoelde situaties bevindt. Tegelijk moet hij FOREm een afschrift van deze verklaring op erewoord sturen, samen met de verklaring(en) waaruit blijkt dat hij zich in een van deze situaties bevindt. Deze verklaringen worden alleen verzonden als deze gegevens niet elektronisch worden verstuurd zonder dat de gebruiker een handeling moet uitvoeren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2023-12-01/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 3/4_WAALS_GEWEST. [1 Ї 1. . Het uitgiftebedrijf kan de gebruiker vragen bij te dragen in de administratiekosten.
   Als de dienstencheque is uitgegeven voor 1 januari van het lopende jaar, wordt de terugbetaling beperkt tot 90 procent van de aankoopprijs en stort het uitgiftebedrijf het saldo aan het FOREm.
   De terugbetaling gebeurt overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde fiscale bepalingen.
   Ї 2. In afwijking van paragraaf 1 betaalt het uitgiftebedrijf, wanneer de gebruiker dit aanvraagt, aan het sociaal verzekeringsfonds de nog geldige, verloren of gestolen dienstencheque terug die niet werd gebruikt en die werd toegekend in het kader van de moederschapshulp bedoeld in het voormelde koninklijk besluit van 17 januari 2006.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2023-12-01/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 3/5_WAALS_GEWEST. [1 Een gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een overtreding van een erkend bedrijf, moet het FOREm betalen voor de tegemoetkoming van de dienstencheques die hij in verband met de overtreding heeft gebruikt.
   De gebruiker betaalt de tussenkomst terug binnen dertig dagen na de in de aangetekende brief vermelde datum.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2023-12-01/03, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 3_VLAAMS_GEWEST.   § 1. [14 De dienstencheque neemt een gedematerialiseerde vorm aan en wordt aangekocht en gebruikt via een elektronische procedure waarvan het principe en de modaliteiten bepaald worden door het departement.   De dienstencheque bevat al de volgende gegevens :   1° het Insz-nummer van de werknemer vermeld in artikel 3 van de wet;   2° de voor- en achternaam van de werknemer vermeld in artikel 3 van de wet;   2° het uniek dienstenchequenummer;   3° het erkenningsnummer van de erkende onderneming;   4° de naam van de erkende onderneming;   5° het Insz-nummer van de gebruiker;   6° de naam en voornaam van de gebruiker;   7° de prestatiedatum]14.  § 2. [[6 De gebruiker die dienstencheques wenst aan te schaffen maakt door overschrijving of storting het bedrag van de aanschafprijs per dienstencheque over aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. De aanschafprijs bedraagt [7 [15 10 EUR]15]7 voor de eerste 400 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt [7 [15 11 EUR]15]7 voor elke dienstencheque die de aanschaf van 400 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt.]6. Deze cheque kan enkel gebruikt worden voor het vergoeden van gepresteerde arbeidstijd. [14 ]14 De dienstencheque heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur [1 [9 tot het einde van de twaalfde maand na de uitgifte]9]1.] <KB 2004-03-31/33, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008> <KB 2008-12-11/30, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2009 ; zie ook art. 4>  (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, gebeurt de overschrijving of storting bedoeld in het eerste lid door het sociaal verzekeringsfonds bedoeld in artikel 1, § 2, d), van het voornoemde besluit van 17 januari 2006.) <KB 2006-01-17/30, art. 6, 1°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  [De gebruiker kan per kalenderjaar maximum [2 500 dienstencheques]2 aanschaffen.] <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008>  [De mindervalide gebruiker en de gebruiker met [1 een mindervalide kind]1 ten laste, kan per kalenderjaar maximum 2000 dienstencheques aanschaffen [6 aan de aanschafprijs van [7 [15 10 EUR]15]7 per dienstencheque]6. Bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar moet de gebruiker, bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker, aan het uitgiftebedrijf een attest bezorgen van één van de instanties bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7° en 8°, dat bewijst dat hij tot één van deze categorieën behoort.] <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (De gebruiker die een eenoudergezin vormt met één of meerdere kinderen ten laste en die zich in één van de volgende situaties bevindt, [6 kan eveneens maximum 2 000 dienstencheques per kalenderjaar aanschaffen aan de aanschafprijs van [7 [15 10 EUR]15]7 per dienstencheque]6 :  1° Hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 133, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals blijkt uit (een attest uitgegeven door zijn controleorganisme van de directe belastingen waaraan hij onderworpen is); <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  2° (Hij is in het bezit van een attest van gezinssamenstelling (, afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont met zijn kind of kinderen waarvan er minstens één minder dan 18 jaar is;) <Erratum, B.S. 19-05-2008, p. 25895> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  3° Hij is in het bezit van een getuigschrift van zijn kinderbijslagkas waaruit blijkt dat hij (kinderbijslagtrekkende is) en van een attest van gezinssamenstelling, (afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont. <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  Om te bewijzen dat hij tot één van deze categorieën behoort, overhandigt hij ter ondersteuning van zijn aanvraag, bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar, aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques, een verklaring op erewoord, opgesteld volgens het door [8 het departement]8 vastgesteld model (, dat hij zich op de dag van betrokken verklaring in een van de bovengenoemde situaties bevindt). Tegelijkertijd stuurt hij aan [8 het departement]8 een kopie van zijn verklaring op erewoord samen met het (of de) attest(en) als bewijs dat hij zich in één van bovengenoemde situaties bevindt. Het bezorgen van deze attesten dient slechts te gebeuren bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker.) <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [4 Een gezin kan per kalenderjaar maximum 1 000 dienstencheques aanschaffen. [6 De aanschafprijs bedraagt [7 [15 10 EUR]15]7 voor de eerste 800 aangeschafte dienstencheques per kalenderjaar en bedraagt [7 [15 11 EUR]15]7 voor elke dienstencheque die de aanschaf van 800 dienstencheques per kalenderjaar overschrijdt.]6 Onder gezin wordt verstaan alle personen die volgens het attest van gezinssamenstelling uit het bevolkingsregister ingeschreven zijn op hetzelfde adres.   Het vorige lid is niet van toepassing op de gebruiker bedoeld in het vierde of vijfde lid.]4  [8 De aangeschafte dienstencheques kunnen niet aangewend worden voor de betaling van de thuishulp van huishoudelijke aard, vermeld in artikel 1, eerste lid, 2°, die meer dan één jaar voor de datum van de uitgifte van de cheque werden gepresteerd. Indien de dienst niet binnen deze termijn werd vergoed door middel van een dienstencheque zal de gebruiker de volledige waarde van de dienstencheque, inclusief de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 8, dienen te betalen aan de erkende onderneming.]8  [15 Het bedrag van de aanschafprijs wordt telkens verhoogd met 1 euro per keer dat de spilindex, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, in totaal vijf keer overschreden is.   Het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, wordt telkens verminderd met 1 euro per keer dat de spilindex, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, in totaal vijf keer overschreden is.   De verhoging van het bedrag van de aanschafprijs, vermeld in het tiende lid, geldt voor elke dienstencheque die wordt aangekocht vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de spilindex overschreden wordt.   De vermindering van het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in het elfde lid, geldt voor elke dienstencheque waarvoor de prestatie wordt geleverd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de spilindex overschreden wordt.]15  § 3.[14 § 3. De gebruikers kunnen bij het uitgiftebedrijf op elk moment de terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet zijn gebruikt en die nog geldig zijn. Nadat de geldigheidsduur van de dienstencheque, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, is verstreken, wordt de aanschafprijs van de nog niet gebruikte cheques terugbetaald aan de gebruiker, met uitzondering van de niet gebruikte cheques in het raam van de moederschapshulp, vermeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques.   Dienstencheques die zijn betaald aan het uitgiftebedrijf vóór 1 januari van het lopende jaar, kunnen maar voor 80% van de aanschafprijs worden terugbetaald aan de gebruiker. In het voormelde geval wordt 20% van de aanschafprijs door het uitgiftebedrijf betaald aan het departement. De voormelde terugbetaling gebeurt in overeenstemming met de fiscale bepalingen, vermeld in artikel 9. In het raam van de moederschapshulp, vermeld in het voormelde koninklijk besluit van 17 januari 2006, kunnen de gebruikers bij het uitgiftebedrijf geen terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet zijn gebruikt.   De erfgenamen van een overleden gebruiker kunnen de terugbetaling aanvragen van de dienstencheques van de overleden gebruiker die geldig waren op het moment van het overlijden, ook als de geldigheidsduur van de dienstencheques verstreken is op het moment van de aanvraag]14.  [3 § 4. De gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming en vastgesteld door de inspectiediensten bedoeld in artikel 10, § 1, is gehouden om de in artikel 1, 6°, bedoelde tegemoetkoming van de dienstencheques die hij heeft gebruikt en voor dewelke een inbreuk werd vastgesteld, terug te betalen aan [8 het departement]8.   De gebruiker betaalt de tegemoetkoming van de dienstencheques, zoals bedoeld in het eerste lid, terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.]3  [10 § 5. [14 ...]1410  [13 § 6. Het departement kan overeenkomstig artikel 3ter van de wet een persoon uitsluiten van het recht om dienstencheques te bestellen en te gebruiken of kan bij die persoon de tegemoetkoming terugvorderen als die persoon de veiligheidsmaatregelen, vermeld in artikel 3bis, heeft geschonden.]13  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-12-21/09, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (4)<KB 2011-12-28/25, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (6)<KB 2012-12-20/03, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (7)<KB 2013-08-17/12, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (8)<BVR 2015-12-18/81, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (9)<BVR 2019-02-15/17, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
  (10)<BVR 2020-04-03/10, art. 1, 042; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (11)<BVR 2020-12-18/38, art. 3,1°, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (12)<BVR 2020-12-18/38, art. 3,2°, 046; Inwerkingtreding : 07-02-2021>
  (13)<BVR 2021-08-24/03, art. 1, 049; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
  (14)<BVR 2023-05-12/13, art. 3, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (15)<BVR 2024-12-20/25, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. De dienstencheque dient tenminste de gegevens te bevatten zoals bedoeld in het model gevoegd bij dit besluit.  (Hij kan een gedematerialiseerde vorm aannemen, goedgekeurd door [9 het bestuur]9, en aangekocht en gebruikt worden door middel van een elektronische procedure waarvan het principe en de modaliteiten goedgekeurd worden door [9 het bestuur]9.) <KB 2005-11-10/36, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 03-12-2005>  [9 De minister van Tewerkstelling kan de minimale vermeldingen aanpassen die op de dienstencheques moeten voorkomen en er bijkomende vermeldingen aan toevoegen.]9  § 2. [6 De gebruiker die dienstencheques wenst aan te schaffen maakt door overschrijving of storting het bedrag van de aanschafprijs per dienstencheque over aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques. [15 De aankoopprijs per kalenderjaar bedraagt 10 EUR bij de aanschaf van 1 tot 300 dienstencheques, en 12 EUR bij de aanschaf van 301 tot 500 dienstencheques.]15 Deze cheque kan enkel gebruikt worden voor het vergoeden van gepresteerde arbeidstijd. De bestelling moet gaan over een minimum van 10 dienstencheques. De dienstencheque heeft voor de gebruiker een geldigheidsduur [1 tot het einde van de [10 zesde]10 maand die volgt op de maand van zijn uitgifte]1.] <KB 2004-03-31/33, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2008> <KB 2008-12-11/30, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2009 ; zie ook art. 4>  (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het koninklijk besluit van 17 januari 2006 tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, gebeurt de overschrijving of storting bedoeld in het eerste lid door het sociaal verzekeringsfonds bedoeld in artikel 1, § 2, d), van het voornoemde besluit van 17 januari 2006.) <KB 2006-01-17/30, art. 6, 1°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  [De gebruiker kan per kalenderjaar maximum [2 500 dienstencheques]2 aanschaffen.] <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008>  [De mindervalide gebruiker en de gebruiker met [1 een mindervalide kind]1 ten laste, [8 met hoofdverblijfplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,]8 kan per kalenderjaar maximum [15 1000]15 dienstencheques aanschaffen [6 aan de aanschafprijs [15 van 10 EUR per dienstencheque]15]6. Bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar moet de gebruiker, bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker, aan het uitgiftebedrijf een attest bezorgen van één van de instanties bedoeld in artikel 1, eerste lid, 7° en 8°, dat bewijst dat hij tot één van deze categorieën behoort.] <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  (De gebruiker die een eenoudergezin vormt met één of meerdere kinderen ten laste en die zich in één van de volgende situaties bevindt, [6 kan eveneens maximum [15 1000]15 dienstencheques per kalenderjaar aanschaffen aan de aanschafprijs [15 van 10 EUR per dienstencheque]15]6 :  1° Hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 133, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals blijkt uit (een attest uitgegeven door zijn controleorganisme van de directe belastingen waaraan hij onderworpen is); <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  2° (Hij is in het bezit van een attest van gezinssamenstelling (, afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont met zijn kind of kinderen waarvan er minstens één minder dan 18 jaar is;) <Erratum, B.S. 19-05-2008, p. 25895> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  3° Hij is in het bezit van een getuigschrift van zijn kinderbijslagkas waaruit blijkt dat hij (kinderbijslagtrekkende is) en van een attest van gezinssamenstelling, (afgeleverd door zijn gemeentelijke overheid,) waaruit blijkt dat hij alleen woont. <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  Om te bewijzen dat hij tot één van deze categorieën behoort, overhandigt hij ter ondersteuning van zijn aanvraag, bij het overschrijden van de aanschaf van [2 500 dienstencheques]2 per kalenderjaar, aan het uitgiftebedrijf van de dienstencheques, een verklaring op erewoord, opgesteld volgens het door [11 het bestuur]11 vastgesteld model (, dat hij zich op de dag van betrokken verklaring in een van de bovengenoemde situaties bevindt). Tegelijkertijd stuurt hij aan [11 het bestuur]11 een kopie van zijn verklaring op erewoord samen met het (of de) attest(en) als bewijs dat hij zich in één van bovengenoemde situaties bevindt. Het bezorgen van deze attesten dient slechts te gebeuren bij gebrek aan een elektronische communicatie van de nodige gegevens zonder de tussenkomst van de gebruiker.) <KB 2008-04-28/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-06-2008> <KB 2008-09-28/30, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 01-11-2008>  [18 ...]18  § 3. De gebruikers kunnen bij het uitgiftebedrijf de terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet werden gebruikt en die nog geldig zijn. [18 ...]18 (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 17 januari 2006 kunnen de gebruikers evenwel bij het uitgiftebedrijf geen terugbetaling aanvragen van de dienstencheques die nog niet werden gebruikt.) <KB 2004-11-10/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 20-11-2004> <KB 2006-01-17/30, art. 6, 2°, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  [18 ...]18  [14 Geen enkele gebruiker kan om de terugbetaling of vervanging vragen van dienstencheques die verloren of gestolen zijn. Als een zending evenwel verloren gaat in de post en de gebruiker dit aangeeft bij het uitgiftebedrijf, kan de gebruiker de vervanging verkrijgen van de dienstencheques die in de post verloren zijn gegaan.]14  [3 § 4. De gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming en vastgesteld door de inspectiediensten bedoeld in artikel 10, § 1, is gehouden om de in artikel 1, 6°, bedoelde tegemoetkoming van de dienstencheques die hij heeft gebruikt en voor dewelke een inbreuk werd vastgesteld, terug te betalen aan de [18 het bestuur]18.   De gebruiker betaalt de tegemoetkoming van de dienstencheques, zoals bedoeld in het eerste lid, terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.]3  [16 § 5. [17 De aankoopprijzen van de in dit artikel bedoelde dienstencheques worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op basis van de schommelingen van het in artikel 8 genoemde indexcijfer van de consumptieprijzen.   Deze aankoopprijzen worden als volgt berekend:   Referteaankoopprijs (d.w.z. 10 EUR of 12 EUR) X nieuwe indexcijfer/oorspronkelijke indexcijfer.   Waarbij:   Het nieuwe indexcijfer = het indexcijfer van de consumptieprijzen dat geldt op 1 september van het voorbije jaar;   Het oorspronkelijke indexcijfer = het indexcijfer van de consumptieprijzen dat geldt op 1 januari 2023.   Wanneer de berekende bedragen een fractie van een cent bevatten, wordt naar beneden afgerond op twee tienden.   Het bijkomende bedrag ten opzichte van de referteaankoopprijs wordt verminderd met het bedrag van de gewestelijke tussenkomst als bedoeld in artikel 8, § 1, tweede lid.]17
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2009-12-21/09, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2011-10-25/04, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 16-11-2011>
  (4)<KB 2011-12-28/25, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (5)<KB 2012-08-03/15, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (6)<KB 2012-12-20/03, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (7)<KB 2013-08-17/12, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (8)<BESL 2015-10-01/07, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (9)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,1°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (10)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,2°, 031; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (11)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,3°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (12)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,5°, 031; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (13)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,6°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (14)<BESL 2017-02-02/06, art. 8,7°,8°, 031; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
  (15)<BESL 2022-11-17/03, art. 1, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  (16)<BESL 2022-11-17/03, art. 1,4°, 052; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
  (17)<BESL 2024-02-22/14, art. 9,4°, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2024>
  (18)<BESL 2024-02-22/14, art. 9,1°, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Ter uitvoering van artikel 3ter, eerste lid, van de wet houden de gebruiker en de leden van zijn gezin zich aan de volgende veiligheidsmaatregelen:
   1° ze dragen altijd een mondmasker op de correcte wijze als ze zich in dezelfde ruimte bevinden als de werknemer;
   2° ze ontvangen geen bezoek in de woning als de werknemer aan het werk is, tenzij het gaat om bezoek dat dringend en noodzakelijk is voor de gezondheid van een lid van het gezin of voor de materiële leefomstandigheden in de woning;
   3° ze annuleren de prestatie onmiddellijk als ze zich in een quarantainesituatie bevinden of ziektesymptomen vertonen die kenmerkend zijn voor COVID-19.
   De veiligheidsmaatregelen, vermeld in het eerste lid, zijn van kracht zolang de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid en laatst vastgesteld bij besluit van de Vlaamse regering van 18 juni 2021, geldt.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor werk, kan elke afzonderlijke veiligheidsmaatregel, vermeld in het eerste lid, opheffen voordat de civiele noodsituatie, vermeld in het tweede lid, een einde neemt, als dat mogelijk is gelet op de evolutie van de gezondheidssituatie en de veiligheid van de werknemers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-08-24/03, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 03-09-2021>


Art.4. <KB 2004-01-09/33, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het uitgiftebedrijf stuurt de dienstencheque naar de gebruiker binnen de 5 werkdagen die op de ontvangst van het bedrag bedoeld in artikel 3 volgen.
  (Maandelijks) en door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst, licht het uitgiftebedrijf de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in over het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques, opgesplitst volgens het Gewest waar de gebruiker gedomicilieerd is. <KB 2006-03-05/39, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>
  De Minister van Werk kan, op basis van de evolutie van het aantal bestelde dienstencheques en van het aantal aan de erkende ondernemingen terugbetaalde dienstencheques, beperkingen opleggen aan het uitgiftebedrijf inzake de uitgifte van dienstencheques.

Art. 4_WAALS_GEWEST.    <KB 2004-01-09/33, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het uitgiftebedrijf stuurt de dienstencheque naar de gebruiker binnen de 5 werkdagen die op de ontvangst van het bedrag bedoeld in artikel 3 volgen.  [1 In afwijking van het eerste lid stelt het uitgiftebedrijf voor de elektronische dienstencheques de dienstencheque elektronisch ter beschikking van de gebruiker binnen 2 werkdagen na ontvangst van het in artikel 3 bedoelde bedrag.]1  (Maandelijks) en door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst, licht het uitgiftebedrijf [1 de Forem]1 in over het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques, opgesplitst volgens het Gewest waar de gebruiker [1 zijn hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 1, tweede en derde lid, heeft.]1 <KB 2006-03-05/39, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  De Minister van Werk kan, op basis van de evolutie van het aantal bestelde dienstencheques en van het aantal aan de erkende ondernemingen terugbetaalde dienstencheques, beperkingen opleggen aan het uitgiftebedrijf inzake de uitgifte van dienstencheques.
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    <KB 2004-01-09/33, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het uitgiftebedrijf stuurt de dienstencheque naar de gebruiker binnen de 5 werkdagen die op de ontvangst van het bedrag bedoeld in artikel 3 volgen.  [1 In geval van elektronische dienstencheques verzendt het uitgiftebedrijf, in afwijking van het eerste lid, de cheques naar de gebruiker binnen de 2 werkdagen na ontvangst van het in artikel 3 bedoelde bedrag.]1  (Maandelijks) en door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst, licht het uitgiftebedrijf de [1 het bestuur]1 in over het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques [1 ...]1. <KB 2006-03-05/39, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  De Minister van Werk kan, op basis van de evolutie van het aantal bestelde dienstencheques en van het aantal aan de erkende ondernemingen terugbetaalde dienstencheques, beperkingen opleggen aan het uitgiftebedrijf inzake de uitgifte van dienstencheques.
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 9, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 4_VLAAMS_GEWEST.  [3 Het uitgiftebedrijf maakt de dienstencheques aan en stelt de dienstencheques ter beschikking van de gebruiker binnen drie werkdagen nadat het uitgiftebedrijf het bedrag, vermeld in artikel 3, § 2 heeft ontvangen. Het departement bepaalt het principe en de modaliteiten van de elektronische procedure om de dienstencheques ter beschikking te stellen aan de gebruiker]3.  (Maandelijks) en door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst, licht het uitgiftebedrijf [1 het departement]1 in over het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques. [2 ...]2 <KB 2006-03-05/39, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>  De Minister van Werk kan, op basis van de evolutie van het aantal bestelde dienstencheques en van het aantal aan de erkende ondernemingen terugbetaalde dienstencheques, beperkingen opleggen aan het uitgiftebedrijf inzake de uitgifte van dienstencheques.
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2018-03-16/06, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 16-04-2018>
  (3)<BVR 2023-05-12/13, art. 4, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.5.(Op het ogenblik dat het financieel beschikbaar van de uitgiftemaatschappij lager is dan of gelijk is aan 10 miljoen euro, betaalt de RVA zijn voorschot aan de uitgiftemaatschappij op basis van de oudste factuur.) <KB 2005-09-17/35, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 26-09-2005>
  Het voorschot is gelijk aan het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques vermenigvuldigd met de per dienstencheque overeengekomen tegemoetkoming.

Art. 5_WAALS_GEWEST.   [2 Forem betaalt het bedrag van de tegemoetkoming vermeld in artikel 8, Ї 1, tweede lid, aan het uitgiftebedrijf zodanig dat zijn liquiditeitspositie niet minder bedraagt dan vijftien miljoen euro.]2  Het voorschot is gelijk aan het aantal aan de gebruikers toegestuurde dienstencheques vermenigvuldigd met de per dienstencheque overeengekomen tegemoetkoming.
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 14, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BWG 2023-12-01/03, art. 4, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 5_VLAAMS_GEWEST.  [1 Het departement stort het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, aan het uitgiftebedrijf, zodat de liquiditeitspositie van het uitgiftebedrijf niet minder dan 10 miljoen euro bedraagt.   Het departement bepaalt het principe en de modaliteiten van de procedure om de liquiditeitspositie van het uitgiftebedrijf te monitoren en aan te vullen als de voormelde liquiditeitspositie minder bedraagt dan de grens, vermeld in het eerste lid]1.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/13, art. 5, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
[1 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt het bedrag van de tussenkomst die wordt toegekend aan het aangewezen uitgiftebedrijf.   Teneinde de overheidsopdracht met voldoende middelen aan te vangen, stort [2 het bestuur]2 bij de start ervan eenmalig een vast forfaitair bedrag van 10.000.000 euro als voorschot aan het uitgiftebedrijf, op voorlegging van een specifieke factuur opgemaakt door dit bedrijf.   In het kader van de uitvoering van de overheidsopdracht betaalt [2 het bestuur]2 aan het uitgiftebedrijf de facturen met betrekking tot de dienstencheques uit, op grond van het aantal dienstencheques dat door de erkende ondernemingen met het oog op terugbetaling werd ingediend.]1
  ----------
  (1)<BESL 2015-10-01/07, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 01-10-2015>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 10, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.6. <KB 2004-03-31/33, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 16-04-2004> De gebruiker overhandigt per gepresteerd arbeidsuur een door hem ondertekende en gedateerde dienstencheque aan de werknemer op het moment dat de buurtwerken of -diensten zijn uitgevoerd. [1 De werknemer vult zijn naam in en brengt zijn handtekening op de dienstencheque aan.]1
  [De ondernemingen groeperen prestaties van minder dan één uur voor rekening van één gebruiker tot een volledig arbeidsuur.] <KB 2006-03-05/39, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>
  [1 De onderneming mag geen dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 6_VLAAMS_GEWEST.   [1 Per gepresteerd arbeidsuur wordt een dienstencheque ingediend. De onderneming mag geen dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd. Nadat de prestatie heeft plaatsgevonden, wordt die prestatie geregistreerd in het beheersysteem van het uitgiftebedrijf en op elektronische wijze gevalideerd door de werknemer.   Het departement bepaalt het principe en de modaliteiten van de elektronische procedure om prestaties te registreren.   De ondernemingen groeperen prestaties van minder dan één uur voor rekening van één gebruiker tot een volledig arbeidsuur]1.  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>


Art. 6_WAALS_GEWEST.  [1 § 1. De gebruiker overhandigt per gepresteerd arbeidsuur een door hem ondertekende en gedateerde dienstencheque aan de werknemer of valideert hij elektronisch een elektronische dienstencheque.   Die dienstencheque wordt overgemaakt of elektronisch gevalideerd op het moment dat de buurtwerken of -diensten zijn uitgevoerd en in ieder geval binnen twaalf maanden na de datum van de prestatie.   § 2. De werknemer vult, in voorkomend geval elektronisch, de dienstencheque met zijn naam in en brengt zijn handtekening erop aan.   In afwijking van het eerste lid valideert de gebruiker, indien hij elektronische dienstencheque aanwendt, de dienstencheque elektronisch op datum waarop de buurtwerken of -diensten worden uitgevoerd en in ieder geval binnen twaalf maanden na de datum van de prestatie.   In afwijking van het eerste lid kan de Forem binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag van de erkende onderneming het uitgiftebedrijf toelaten om de tegemoetkoming te betalen voor een dienstencheque waarop de naam of de handtekening van de werknemer ontbrekend zouden zijn of wanneer de gebruiker geen dienstencheque overgemaakt op het moment waarop de buurtdiensten en -werken worden uitgevoerd.   Om in aanmerking te komen voor de in het derde lid bedoelde afwijking toont de erkende onderneming aan de "Forem" aan dat ze alle nodige middelen vereist voor de naleving van de in het eerste lid bedoelde regel tevergeefs heeft ingezet.   § 3. De gebruiker moet een vergoeding gelijkwaardig aan de tegemoetkoming van het Waalse Gewest en tegen de aankoopprijs van de dienstencheque aan de erkende onderneming betalen wanneer hij, ondanks een voorafgaande ingebrekestelling, de dienstencheque(s), die na afloop van de in § 1 bedoelde termijn, verschuldigd was(waren), niet overgemaakt of niet elektronisch gevalideerd heeft.   De bewijslast van de werkelijkheid van de prestatie rust op de onderneming.   In geval van betwisting richt de gebruiker bedoelde bewijslast aan de erkende onderneming over.   § 4. De erkende onderneming weigert de dienstencheque(s) van de gebruiker indien de buurtwerken en -diensten nog niet worden uitgevoerd.   § 5. De erkende onderneming groepeert prestaties van minder dan één uur voor rekening van één gebruiker tot een volledig arbeidsuur.]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>

Art. 6bis. [1 Voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid en van artikel 6, mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen. De onderneming mag evenmin de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>

Art. 6bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 6 mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen. Het bezit van identificatiecodes van de gebruiker door de erkende onderneming wordt beschouwd als vertegenwoordiging. De onderneming kan de werknemer ook niet vertegenwoordigen om de dienstencheque te ondertekenen.   In afwijking van lid 1 kan een gebruiker aan een bloed- of aanverwant tot in de tweede graad volmacht geven om namens hem de verrichtingen voor het bestellen en ondertekenen van dienstencheques of de elektronische validering van arbeidsprestaties uit te voeren.   In afwijking van lid 1 kan een gebruiker aan het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of de sociale dienst van de gemeente waarvan hij afhangt, volmacht geven om namens hem de verrichtingen voor het bestellen en ondertekenen van dienstencheques of de elektronische validering van arbeidsprestaties uit te voeren.   In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen wordt de volmacht opgesteld, gedateerd en ondertekend door de gebruiker. De volmacht vermeldt de contactgegevens van de erkende onderneming die de gebruiker gebruikt en de contactgegevens van de gemachtigde die de gebruiker heeft aangewezen. De gebruiker stuurt de volmacht naar het bestuur.]1
  ----------
  (1)<BESL 2024-02-22/14, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 6bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 Voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid en van artikel 6, mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen. [2 ...]2]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BVR 2023-05-12/13, art. 7, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 6bis_WAALS_GEWEST.    [1 Voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid en van artikel 6, mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen. [2 Het bezit van gebruikersidentificatiecodes door het erkende bedrijf wordt beschouwd als vertegenwoordiging]2 De onderneming mag evenmin de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen.]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 29-07-2009>
  (2)<BWG 2022-11-09/02, art. 6, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.7. De erkende onderneming moet [1 haar erkenningsnummer en haar identiteit]1, op de dienstencheque vermelden. De erkende onderneming maakt de dienstencheques voor betaling over aan het uitgiftebedrijf [1 voor het einde van de negende maand die volgt op de maand van uitgifte van de dienstencheques]1. De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor zij dienstencheques indient gepresteerd werden door personen, (die overeenkomstig de bepalingen van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten tewerkgesteld zijn). [Om te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 15°, moet de erkende onderneming de dienstencheques voor betaling aan het uitgiftebedrijf overmaken, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn.] <KB 2004-01-09/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 7_WAALS_GEWEST.    De erkende onderneming moet [1 haar erkenningsnummer en haar identiteit]1, op de dienstencheque vermelden. De erkende onderneming maakt de dienstencheques voor betaling over aan het uitgiftebedrijf [1 voor het einde van de [2 tiende]2 maand die volgt op de maand van uitgifte van de dienstencheques]1. De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor zij dienstencheques indient gepresteerd werden door personen, (die overeenkomstig de bepalingen van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten tewerkgesteld zijn). [Om te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 15°, moet de erkende onderneming de dienstencheques voor betaling aan het uitgiftebedrijf overmaken, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn.] <KB 2004-01-09/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BWG 2019-05-09/26, art. 9, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>


Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [4 ...]4 De erkende onderneming maakt de dienstencheques voor betaling over aan het uitgiftebedrijf [1 [2 voor het einde van de dertiende maand na de uitgifte van de dienstencheques]2]1. De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor zij dienstencheques indient gepresteerd werden door personen, (die overeenkomstig de bepalingen van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten tewerkgesteld zijn). [Om te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 15°, moet de erkende onderneming de dienstencheques voor betaling aan het uitgiftebedrijf overmaken, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn.] <KB 2004-01-09/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  [4 ...]4  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BVR 2019-02-15/17, art. 2, 039; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
  (3)<BVR 2020-04-03/10, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (4)<BVR 2023-05-12/13, art. 8, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    De erkende onderneming moet [1 haar erkenningsnummer en haar identiteit]1, op de dienstencheque vermelden. De erkende onderneming maakt de dienstencheques voor betaling over aan het uitgiftebedrijf [1 voor het einde van de [2 zevende]2 maand die volgt op de maand van uitgifte van de dienstencheques]1. De erkende onderneming verklaart dat de gepresteerde werkuren waarvoor zij dienstencheques indient gepresteerd werden door personen, (die overeenkomstig de bepalingen van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten tewerkgesteld zijn). [Om te voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 2quater, § 4, eerste lid, 15°, moet de erkende onderneming de dienstencheques voor betaling aan het uitgiftebedrijf overmaken, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn.] <KB 2004-01-09/33, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <KB 2006-03-05/39, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> <KB 2007-07-13/36, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art. 7bis. <ingevoegd bij KB 2005-11-10/36, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 03-12-2005> De verrichtingen en gegevens betreffende de aankoop en het gebruik door middel van de elektronische procedure, worden gelijkgesteld met de verrichtingen en gegevens betreffende de aankoop en het gebruik van de dienstencheque bedoeld in de artikelen 3 tot 7.

Art. 7bis_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij BVR 2023-05-12/13, art. 9, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.8.[1 § 1. Na validatie van de dienstencheques door het uitgiftebedrijf, stort dit binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf, op de bankrekening van de erkende onderneming.
   [3 Het bedrag van deze tegemoetkoming is gelijk aan [4 13,04 EUR]4 per dienstencheque voor de dienstencheques waarvan de aanschafprijs [4 9 EUR]4 bedraagt en [4 12,04 EUR]4 per dienstencheque voor de dienstencheques waarvan de aanschafprijs [4 10 EUR]4 bedraagt. Het bedrag van de tegemoetkoming is verhoogd zoals voorzien in het volgende lid.]3
   Telkens de spilindex, zoals bedoeld in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, overschreden wordt, wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd met 2 % van 73 % [3 van de som van de aanschafprijs van de dienstencheque en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming]3.
   Wanneer het overeenkomstig het vorig lid berekende bedrag een gedeelte van een cent bevat wordt het afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.
   De verhoging bedoeld in het derde lid wordt toegepast op elke dienstencheque die wordt aangekocht door de gebruiker vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de index het cijfer bereikt dat de wijziging rechtvaardigt en waarvoor de erkende onderneming een dienstencheque indient bij het uitgiftebedrijf. De datum van betaling door de gebruiker is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.
   § 2. Teneinde de afrekening van de voorschotten bedoeld in artikel 5 mogelijk te maken, licht het uitgiftebedrijf maandelijks de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in over het aantal gevalideerde en aan de erkende onderneming terugbetaalde dienstencheques en dat door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst opgesplitst volgens het Gewest waar de gebruiker gedomicilieerd is.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 6, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2013-08-17/12, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 8_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. [5 Na validatie van de dienstencheques door het uitgiftebedrijf, stort dit, voor de papieren dienstencheques, binnen vijf werkdagen na ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, en voor de elektronische dienstencheques, binnen twee werkdagen na ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming [8 bedoeld in het tweede lid]8, op de bankrekening van de erkende onderneming.]5   [3 [8 Vanaf 1 januari 2024, rekening houdend met de regel bedoeld in artikel 3/2, Ї 2, bedraagt het bedrag van de tegemoetkoming per dienstencheque:   1А 18,98 euro als de cheque werd aangekocht tegen de prijs bedoeld in artikel 3/2, Ї 1, eerste lid;   2А 17,98 euro als de cheque werd aangekocht tegen de prijs bedoeld in artikel 3/2, Ї 1, tweede lid;   3А 16,98 euro als de cheque werd aangekocht tegen de prijs bedoeld in artikel 3/2, Ї 1, derde lid.]8]3   Telkens de spilindex, zoals bedoeld in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, overschreden wordt, wordt [8 het bedrag van de tegemoetkoming verhoogd met twee procent]8]3.   Wanneer het overeenkomstig het vorig lid berekende bedrag een gedeelte van een cent bevat wordt het afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.   [8 De in het derde lid bedoelde verhoging wordt toegepast op elke dienstencheque die voor een verleende dienst wordt afgegeven vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer het cijfer bereikt dat de wijziging rechtvaardigt.]8   § 2. [8 ...]8 licht het uitgiftebedrijf [8 dagelijks]8 [7 de Forem]7 in over het aantal gevalideerde en aan de erkende onderneming terugbetaalde dienstencheques en dat door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst opgesplitst volgens het Gewest waar de gebruiker [7 zijn hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 1, tweede en derde lid, heeft]7.]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 6, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2013-08-17/12, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<BWG 2016-12-01/18, art. 16,1°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (6)<BWG 2016-12-01/18, art. 16,2°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (7)<BWG 2016-12-01/18, art. 16,3°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (8)<BWG 2023-12-01/03, art. 5,4°, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 8_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. [12 Nadat het uitgiftebedrijf de dienstencheques heeft gevalideerd, stort het uitgiftebedrijf binnen tien werkdagen vanaf de dag waarop het de dienstencheque heeft ontvangen, een bedrag dat gelijk is aan de aanschafprijs van de dienstencheque, vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming, vermeld in het tweede lid, op de bankrekening van de erkende onderneming]12g.   [3 Het bedrag van deze tegemoetkoming is gelijk aan [11 [13 18,07 euro]13]11 per dienstencheque voor de dienstencheques waarvan de aanschafprijs [4 [13 10 EUR]13]4 bedraagt en [11 [13 17,07 euro]13]11 per dienstencheque voor de dienstencheques waarvan de aanschafprijs [4 [13 11 EUR]13]4 bedraagt. Het bedrag van de tegemoetkoming is verhoogd zoals voorzien in het volgende lid. [6 De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 16 maart 2020 tot en met [7 10 mei 2020]7 wordt verhoogd met 8,64 euro per dienstencheque. [8 De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 11 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 wordt verhoogd met 5,40 euro per dienstencheque. De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 1 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 wordt verhoogd met 3,78 euro per dienstencheque. Met deze verhoogde tegemoetkoming kunnen de erkende ondernemingen de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat de dienstencheque-werknemers in veilige omstandigheden werken. Voor de prestaties vanaf 6 april 2020 tot en met 30 juni 2020 besteden de erkende ondernemingen minstens 2,16 euro van deze tegemoetkoming aan de nodige maatregelen om te garanderen dat de dienstencheque-werknemers in veilige omstandigheden werken.]8]6]3 [9 De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 wordt verhoogd met 2,89 euro per dienstencheque. De minister van Werk bepaalt de veiligheidsvoorschriften die de erkende onderneming moet toepassen om recht te hebben op deze verhoogde tegemoetkoming.]9 [11 De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 1 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 wordt verhoogd met 0,26 euro per dienstencheque. De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 1 maart 2022 tot en met 30 april 2022 wordt verhoogd met 0,40 euro per dienstencheque. De tegemoetkoming voor de dienstencheque met een prestatiedatum van 1 mei 2022 tot en met 30 juni 2022 wordt verhoogd met 0,54 euro per dienstencheque. Om recht te hebben op deze verhoogde tegemoetkoming van 0,26 euro, 0,40 euro of 0,54 euro moeten deze dienstencheques uiterlijk op 31 oktober 2022 aan het uitgiftebedrijf worden aangeboden voor terugbetaling.]11   Telkens de spilindex, zoals bedoeld in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, overschreden wordt, wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd met 2 % [11 ...]11 [3 van de som van de aanschafprijs van de dienstencheque en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming]3.   Wanneer het overeenkomstig het vorig lid berekende bedrag een gedeelte van een cent bevat wordt het afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.  [12 De verhoging, vermeld in het derde lid, wordt toegepast op elke dienstencheque waarvoor de prestatie wordt geleverd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de spilindex, vermeld in het derde lid, wordt overschreden]12.  [12 De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, en de verhoging, vermeld in het derde lid, van een dienstencheque die uitgegeven is tot en met 31 december 2024, wordt bepaald door de datum waarop de dienstencheque wordt uitgegeven. De tegemoetkoming en de verhoging van een dienstencheque die uitgegeven is vanaf 1 januari 2025, wordt bepaald door de datum waarop de prestatie is geleverd.]12   § 2. [12 Om de afrekening, vermeld in artikel 5, mogelijk te maken, licht het uitgiftebedrijf periodiek het departement in over het aantal gevalideerde dienstencheques die aan de erkende onderneming zijn terugbetaald. De voormelde melding gebeurt met een geïnformatiseerde overzichtslijst waarvan de modaliteiten worden bepaald door het departement]12  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 6, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2013-08-17/12, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<BVR 2015-12-18/81, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (6)<BVR 2020-04-03/10, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
  (7)<BVR 2020-04-24/08, art. 1, 043; Inwerkingtreding : 19-04-2020>
  (8)<BVR 2020-05-08/12, art. 1, 044; Inwerkingtreding : 10-05-2020>
  (9)<BVR 2020-11-20/03, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 23-11-2020>
  (10)<BVR 2020-12-19/03, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (11)<BVR 2022-06-17/17, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  (12)<BVR 2023-05-12/13, art. 10, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
  (13)<BVR 2024-12-20/25, art. 2, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 8_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Na validatie van de dienstencheques door het uitgiftebedrijf, stort dit binnen de [8 vijf]8 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf, op de bankrekening van de erkende onderneming. [8 Wat de dienstencheques in gedematerialiseerde vorm betreft, bedraagt deze termijn evenwel twee werkdagen.]8  [11 Het bedrag van deze tegemoetkoming is per dienstencheque, rekening houdend met regionale interventie van kracht op 1 (december) 2022, als volgt bepaald: (ERR van 22-12-2022, p. 98958)   a) 17,26 EUR voor de dienstencheques aangeschaft tegen de prijs van 10 EUR;   b) 15,26 EUR voor de dienstencheques aangeschaft tegen de prijs van 12 EUR.   Bij elke overschrijding van de spilindex, zoals bedoeld in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd met 2% van 100% van de som van de aanschafprijs van de dienstencheque en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming.   Telkens wanneer deze overschrijding zich voordoet, berekent het bestuur de nieuwe bedragen van de tegemoetkoming en deelt deze mee aan het uitgiftebedrijf, dat de bedragen van de aan de erkende ondernemingen verschuldigde terugbetalingen aanpast.   Wanneer het berekende bedrag een deel van een cent bevat, wordt het afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.   De verhoging wordt toegepast op elke dienstencheque die wordt aangekocht door de gebruiker vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de index het cijfer bereikt dat de wijziging rechtvaardigt en waarvoor de erkende onderneming een dienstencheque indient bij het uitgiftebedrijf. De datum van betaling door de gebruiker is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.]11  [11 ...]11  [9 In afwijking van het vorige lid berekent het bestuur het aan de erkende onderneming verschuldigde bedrag met toepassing van volgende berekeningsformule als dit bestuur bij de controle van de in artikel 8, § 1, zesde lid, 1° vermelde voorwaarde vaststelt dat bepaalde vestigingseenheden van deze erkende onderneming de in artikel 2bis vermelde voorwaarde niet naleven:   Het normaliter verschuldigd bedrag in het kader van de bijkomende indexering bij naleving van de in artikel 2bis vermelde voorwaarde voor alle vestigingseenheden van de erkende onderneming x het aantal nieuw aangeworven werknemers in de loop van het betrokken referentiejaar in de vestigingseenheden van de erkende onderneming die de voorwaarde voorzien in artikel 2bis heeft nageleefd/het totale aantal nieuw aangeworven werknemers binnen het geheel van de vestigingseenheden van deerkende onderneming in de loop van hetzelfde referentiejaar.   Enkel de nieuw aangeworven werknemers die in de loop van het referentiejaar minstens één uur werk hebben gepresteerd dat via een door het in artikel 1, eerste lid, 4° bedoelde uitgiftebedrijf uitgegeven dienstencheque is bezoldigd, worden in aanmerking genomen.  [10 ...]10]9   § 2. [5 Maandelijks licht het uitgiftebedrijf het Bestuur in over het aantal gevalideerde en aan de erkende onderneming terugbetaalde dienstencheques, aan de hand van een geïnformatiseerde overzichtslijst opgesplitst volgens de hoofdverblijfplaats van de gebruiker.]5]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 11, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<KB 2012-08-03/15, art. 6, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2012-12-20/03, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2013-08-17/12, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<BESL 2015-10-01/07, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (6)<BESL 2017-02-02/06, art. 12,2°, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2016>
  (7)<BESL 2017-02-02/06, art. 12,3°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (8)<BESL 2017-02-02/06, art. 12,1°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (9)<BESL 2018-06-28/06, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (10)<BESL 2021-05-06/02, art. 1, 048; Inwerkingtreding : 22-05-2021>
  (11)<BESL 2022-11-17/03, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 8bis_VLAAMSE_GEWEST.
  <Opgeheven bij BVR 2023-05-12/13, art. 11, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.9. Het uitgiftebedrijf van de dienstencheques maakt jaarlijks vóór 1 maart, aan de gebruiker een fiscaal attest over, met de vermelding van de aanschafprijs van de dienstencheques die op zijn naam werden opgesteld en die betaald werden tijdens het voorgaande kalenderjaar. (De datum van betaling is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.) Van dit bedrag wordt in mindering gebracht de aanschafprijs van de hiervoor bedoelde dienstencheques die niet werden gebruikt en die tijdens hetzelfde kalenderjaar door het uitgiftebedrijf aan de gebruiker terugbetaald werden. De gegevens vermeld in de fiscale attesten worden door het uitgiftebedrijf eveneens vóór 1 maart overgemaakt aan de Administratie tot wiens bevoegdheid de inkomstenbelastingen behoren. <KB 2006-03-05/39, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006>
  (In het raam van de moederschapshulp bedoeld in het voornoemde koninklijk besluit van 17 januari 2006 maakt het uitgiftebedrijf geen fiscaal attest over aan de gebruiker) <KB 2006-01-17/30, art. 7, 009 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

HOOFDSTUK IIIbis. - Loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 9bis. [1 De minimale wekelijkse arbeidsduur voorzien in artikel 7octies, tweede lid, van de wet bedraagt 10 uren.
   De minimale wekelijkse arbeidsduur voorzien in artikel 7octies, derde lid, van de wet bedraagt 13 uren.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 12, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 9ter. <Opgeheven bij KB 2009-07-12/09, art. 13, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 9quater. <Opgeheven bij KB 2009-07-12/09, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

HOOFDSTUK IIIter. - Modaliteiten betreffende de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Art. 9quinquies. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De erkende ondernemingen die een arbeidsovereenkomst dienstencheques hebben gesloten met een werknemer staan in voor de naleving van de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan.
  De kosten die voortvloeien uit de naleving van de in het eerste lid bedoelde wetgeving zijn ten laste van de erkende ondernemingen.
  Zij kunnen ten laste komen van de fondsen voor bestaanszekerheid die opgericht zijn in de sector waartoe de werkgever behoort, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald in een collectieve arbeidsovereenkomst die in een paritair orgaan is gesloten en die door de Koning algemeen verbindend is verklaard.

HOOFDSTUK IIIquater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 Begeleiding voor dienstenchequeprestaties]1   ----------   (1)
Art. 9/1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Een erkende onderneming kan een subsidie voor begeleidingskosten krijgen als ze in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidie wordt berekend ten minste 2.000 dienstencheques heeft ingevoerd.
   § 2. Die subsidie wordt als volgt berekend:
   a x b/c
   a = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget voor die subsidie voor begeleidingskosten. De bedragen die niet zijn toegewezen aan erkende ondernemingen die niet het vereiste minimumaantal dienstencheques hebben ingevoerd, worden opgenomen in het beschikbare budget;
   b = het aantal dienstencheques dat in het vorige kalenderjaar door het uitgiftebedrijf aan de erkende onderneming is betaald;
   c = het totale aantal dienstencheques dat in het voorgaande kalenderjaar door het uitgiftebedrijf is betaald, waarop het totale aantal dienstencheques in mindering wordt gebracht dat is ingevoerd door de erkende ondernemingen die het vereiste minimumaantal dienstencheques niet hebben bereikt.
   Er is geen bedrag verschuldigd aan de ondernemingen die minder dan 2.000 dienstencheques hebben ingevoerd in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de steun wordt berekend.
   De kennisgeving, door de administratie, van de aan de erkende ondernemingen toegekende subsidies vindt uitsluitend via elektronische weg plaats.
   Elke onderneming die in dit kalenderjaar een dienstenchequevergunning heeft verkregen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en elke erkende onderneming die minstens 2000 dienstencheques heeft ingevoerd, ontvangt een minimumbedrag van 1000/500 euro.
   § 3. De verrekening van die subsidie vindt plaats in het tweede kwartaal van het lopende kalenderjaar via het uitgiftebedrijf.
   § 4. Een activiteitenverslag met het aantal individuele en groepsgesprekken, de overdracht van documenten met betrekking tot welzijn, inclusief het percentage huishoudhulpen dat een jaarlijks medisch onderzoek heeft ondergaan, de risicoanalyse, het aantal plaatsbezoeken waar de prestaties worden uitgevoerd alsook het aantal aangeboden en gevolgde uren opleiding inclusief in het kader van het opleidingstraject, wordt voor 31 maart van het volgende jaar aan de administratie toegezonden, na goedkeuring door de interne overlegorganen van de onderneming of, bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging.
   § 5. Als de onderneming het activiteitenverslag niet indient overeenkomstig de bepalingen van § 4, wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 9/1 verminderd met 20%.
   § 6. Het model van het activiteitenverslag wordt voorgelegd aan en goedgekeurd door de Commissie.
   § 7. De onderneming wijst uit zijn midden het personeelslid of de personeelsleden aan die verantwoordelijk zijn voor de begeleiding en informeert zijn werknemers hierover.
   § 8. Onverminderd de verplichting tot begeleiding, het opleggen van een eventuele administratieve boete, wordt de erkende onderneming die zich niet houdt aan de verplichtingen voorzien in artikel 2, § 2, eerste lid, h. van de wet, de subsidie ontnomen die door dit artikel wordt ingesteld, tijdens het jaar volgend op het jaar van de gemotiveerde beslissing tot ontneming genomen door de administratie en dit na advies van de Commissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 12, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 9/2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Tijdens de gesprekken bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, h. van de wet worden de volgende onderwerpen besproken:   - De opleidingsmogelijkheden, via het opleidingsfonds voor dienstencheques, het sectoraal fonds of betaald educatief verlof, met het oog op de zelfredzaamheid van de werknemer en bevordering van inter- of intrasectorale mobiliteit;   - De belasting van het beroep en het welzijn op het werk;   - De klantenrelatie;   - Het aanspreekpunt in geval van problemen;   - De invoering en de opvolging van de prestaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 9/3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De mededelingen aan de administratie bedoeld in de artikelen 2, § 2, eerste lid, f., 3), h. en 2ter van de wet gebeuren uitsluitend via elektronische weg.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 14, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 9/4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De administratie publiceert op haar website:   - de begeleidingsfiches bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, h., van de wet;   - de documenten en het formulier bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, l. van de wet;   - het bewijsstuk bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, n. van de wet;   - het tabelmodel bedoeld in artikel 9/6, tweede lid, van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 15, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 9/5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De tussen de erkende onderneming en de gebruiker gesloten prestatieovereenkomst bevat minimaal de volgende elementen:
   - de identificatiegegevens van de erkende onderneming (naam, erkenningsnummer, KBO-nummer);
   - de identificatiegegevens van de gebruiker (naam, rijksregisternummer);
   - voorwerp van de overeenkomst;
   - het aantal geplande prestatie-uren en de voorwaarden voor het wijzigen van het overeengekomen uurrooster;
   - de plaats waar de prestaties worden verricht;
   - de toestemming van de gebruiker voor een verplicht voorafgaand bezoek aan de woonplaats voor de organisatie van het werk voordat de dienst wordt verleend;
   - de voorwaarden voor de uitvoering en annulering van de geplande prestatie en de daaruit voortvloeiende facturering;
   - de omkadering van eventuele extra kosten;
   - een herinnering aan toegestane en verboden activiteiten;
   - de door de erkende onderneming geplande voorwaarden in geval van schade aan goederen of personen tijdens de uitvoering van de overeenkomst;
   - de vermelding van het verbod op intimiderend en/of discriminerend gedrag;
   - de vermelding van het verbod van prestaties bij verwanten tot en met de tweede graad;
   - de vermelding van het verbod op vertegenwoordiging door de werknemer of de erkende onderneming;
   - volgens de gevraagde taken, de verplichte kenmerken van het door de gebruiker ter beschikking gestelde materiaal of producten;
   - het gevraagde werkvolume;
   - de bepalingen met betrekking tot afwezigheden en verlofperiodes van de klant en de huishoudhulp;
   - de bepalingen met betrekking tot afwezigheden en verlofperiodes van de klant en de huishoudhulp;
   - informatie over de persoonlijke beschermingsmiddelen die de werkgever ter beschikking stelt van de huishoudhulp.
   De minister is bevoegd om verdere elementen aan de in lid 1 vastgestelde lijst toe te voegen zonder evenwel de oorspronkelijk in de bovengenoemde lijst opgenomen elementen te schrappen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 16, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 9/6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De erkende onderneming kan haar gebruikers enkel extra kosten aanrekenen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
   - zij kunnen niet met dienstencheques worden betaald;
   - zij zijn slechts vereist van de gebruiker met zijn instemming, via de tussen hem en de erkende onderneming gesloten overeenkomst of via een aanhangsel bij deze overeenkomst;
   - het mogen alleen terugbetalingen zijn van reële en redelijke kosten die duidelijk door de onderneming worden toegelicht;
   - zij mogen niet meer dan 30 cent per uitgegeven dienstencheque bedragen ;
   - zij moeten het voorwerp uitmaken van een akkoord over het bedrag en het gebruik ervan binnen de interne overlegorganen van de onderneming of, bij gebrek daaraan, door de vakbondsafvaardiging;
   - zij moeten vooral ten goede komen aan de huishoudhulpen om de gemaakte kosten te ondersteunen, met name voor mobiliteit, opleiding en welzijn op het werk;
   - zij worden opgenomen in een tabel, waarin de gevraagde bedragen en het gebruik ervan worden verantwoord, en ten minste om de zes maanden aan de gebruiker worden toegezonden.
   § 2. De tabel met de aard, het gebruik en het bedrag van alle in rekening gebrachte vergoedingen wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op hun betalingsverzoek aan de administratie toegezonden..
   § 3 Het akkoord over het bedrag en het gebruik van de kosten wordt ter kennis gebracht van de Commissie.
   § 4 Begunstigden van bijzondere quota zijn vrijgesteld van deze extra kosten op voorwaarde dat zij daartoe een aanvraag indienen bij de erkende onderneming en het bewijs van dit voordeel leveren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2024-02-22/14, art. 17, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


HOOFDSTUK IV. - Controle van het systeem en gevolgen in geval van niet-naleving van de reglementering.
Art.10.[1 § 1. De erkende onderneming stort het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 2bis, § 1, van de wet, op een rekening van de RVA. Dit bedrag wordt door de RVA geplaatst bij de Schatkist.
   § 2. De borgsteller ontvangt jaarlijks, in de loop van de maand januari, een rentevergoeding op basis van de marktrente opgegeven door de Schatkist. De RVA kan, op basis van de financiële noodwendigheden binnen het stelsel van de borgstelling, beslissen om een proportioneel gedeelte van de borgsom aan te wenden ter bevoorrading van een liquiditeitsbuffer. In het kader van de beleggingsperspectieven en met het oog op de kapitaalbescherming van de gestorte borgsom kan de RVA, in afwijking van paragraaf 1, beslissen een gedeelte of het geheel van de borgsom in liquiditeiten aan te houden. De intrest wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van storting. De intrest houdt op te lopen vanaf de laatste dag van de maand voorafgaand aan de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning. Bedragen die minder dan drie maanden gedeponeerd blijven brengen geen intrest op. De rentevergoeding is onderworpen aan roerende voorheffing.
   Het terug te storten bedrag van de borgsom of een gedeelte ervan, evenals de niet geïncasseerde renteopbrengsten, waarvan de bestemmeling niet bereikbaar is, zijn 24 maanden na de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning bestemd voor het globaal beheer van de sociale zekerheid.
   Eventuele verschillen tussen de door de RVA aan de borgsteller uitbetaalde intresten en de van de Schatkist ontvangen intresten zijn bestemd voor het globaal beheer van de sociale zekerheid.
   § 3. In geval van weigering van de erkenning of bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, wordt de borgsom integraal teruggestort. Indien bij de vrijwillige stopzetting zou blijken dat er achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn, zal het bedrag van de borgsom bij voorrang gebruikt worden voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde.
   In het geval de erkenning wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 2, § 2, vierde, vijfde en zesde lid, van de wet, en zou blijken dat er achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn, zal het bedrag van de borgsom bij voorrang gebruikt worden voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde. Het resterende bedrag wordt teruggestort.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>

Art. 10_WAALS_GEWEST.   [1§ 1. De erkende onderneming stort het bedrag van de borgsom bedoeld in artikel 2bis, § 1, van de wet, op een rekening van [2 de Waalse Overheidsdienst]2. Dit bedrag wordt door [2 de Waalse Overheidsdienst]2 geplaatst bij de Schatkist.   § 2. De borgsteller ontvangt jaarlijks, in de loop van de maand januari, een rentevergoeding op basis van de marktrente opgegeven door de Schatkist. [2 de Waalse Overheidsdienst]2 kan, op basis van de financiële noodwendigheden binnen het stelsel van de borgstelling, beslissen om een proportioneel gedeelte van de borgsom aan te wenden ter bevoorrading van een liquiditeitsbuffer. In het kader van de beleggingsperspectieven en met het oog op de kapitaalbescherming van de gestorte borgsom kan de [2 de Waalse Overheidsdienst]2, in afwijking van paragraaf 1, beslissen een gedeelte of het geheel van de borgsom in liquiditeiten aan te houden. De intrest wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van storting. De intrest houdt op te lopen vanaf de laatste dag van de maand voorafgaand aan de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning. Bedragen die minder dan drie maanden gedeponeerd blijven brengen geen intrest op. De rentevergoeding is onderworpen aan roerende voorheffing.   Het terug te storten bedrag van de borgsom of een gedeelte ervan, evenals de niet geïncasseerde renteopbrengsten, waarvan de bestemmeling niet bereikbaar is, zijn 24 maanden na de beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning bestemd voor [3 de generale Thesaurie van het Waalse Gewest of een bij decreet opgericht begrotingsfonds zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden.]3   Eventuele verschillen tussen de door [2 de Waalse Overheidsdienst]2 aan de borgsteller uitbetaalde intresten en de van de Schatkist ontvangen intresten zijn bestemd voor [3 de generale Thesaurie van het Waalse Gewest of een bij decreet opgericht begrotingsfonds zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden.]3   § 3. [4 De Administratie betaalt de borgsom terug in geval van weigering [6 of van intrekking]6 van de erkenning of bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, of bij het verstrijken van een termijn van vijf jaar te rekenen van de datum van toekenning van de erkenning.   Elke beslissing tot inhouding of terugvordering of nog [6 tot intrekking met uitstel van de erkenning]6 onderbreekt die termijn. In dit geval begint de nieuwe termijn vanaf de dag waarop de onderneming geen voorwerp meer uitmaakt van een beslissing tot inhouding, noch instaat voor de betaling van bedragen verschuldigd krachtens een terugvorderingsbeslissing, noch het voorwerp uitmaakt van een beslissing [6 tot intrekking met uitstel van de erkenning]6.]4]1  [5 § 4. Wanneer de Administratie de borgsom terugbetaalt, gebruikt ze, in voorkomend geval, het geheel of een gedeelte van dat bedrag voor de betaling van de schuldvordering van de "Forem" en dan van de Waalse Overheidsdienst en daarna voor de betaling van de achterstallen in de bijdragen die geïnd moeten worden door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallige belastingen. Het saldo wordt aan de betrokken onderneming terugbetaald.]5
  ----------
  (1)<KB 2012-12-14/07, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 17,1°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<BWG 2016-12-01/18, art. 17,2°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BWG 2016-12-01/18, art. 17,3°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (5)<BWG 2016-12-01/18, art. 17,4°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (6)<BWG 2019-05-09/26, art. 10, 041; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art. 10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
[1 § 1. De erkende onderneming stort 25.000 euro als borgsom bedoeld in artikel 2bis, § 1 van de wet, op een rekening van het bestuur. De eventuele rentevergoeding die deze rekening genereert, blijft verworven door het bestuur voor alle borgsommen, ongeacht of ze vóór of na 1 januari 2016 door de bedrijven gesteld werden.   § 2. Bij weigering van de erkenning wordt de borgsom volledig terugbetaald.   In het geval de erkenning wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 2, § 2, vierde, vijfde en zesde lid van de wet, of bij vrijwillige stopzetting van de activiteiten bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2° van dit koninklijk besluit, of bij het verstrijken van een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de toekenningsdatum van de erkenning, gaat het bestuur na of de onderneming nog bedragen verschuldigd is aan het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, om welke reden ook. Als dit het geval is, wordt het bedrag van de borgsom aangewend voor het aanzuiveren van die schulden. Het resterende bedrag wordt terugbetaald.   Elke beslissing tot inhouding, terugvordering of schorsing van erkenning onderbreekt de in het vorige lid bedoelde termijn van vijf jaar. In dat geval gaat het niet-verlopen gedeelte van de termijn pas in vanaf de dag waarop de onderneming niet langer het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot inhouding, of in geval van terugvordering, vanaf de dag waarop de onderneming de teruggevorderde bedragen heeft terugbetaald, of in geval van schorsing, vanaf de dag waarop die schorsing wordt opgeheven.   § 3. Het bedrag of deel van de borgsom dat teruggestort moet worden maar waarvan de bestemmeling niet bereikbaar is, blijft verworven door het bestuur vanaf 24 maanden na het tijdstip waarop de betaling had moeten plaatsvinden.   § 4. In opdracht van het bestuur, als er aanwijzingen zijn van fraude, blokkeert het uitgiftebedrijf onmiddellijk de terugbetaling van de dienstencheques aan de erkende onderneming. In dat geval zijn de in artikel 8 vermelde terugbetalingstermijnen niet van toepassing. Deze blokkering duurt maximaal 30 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop ze door het uitgiftebedrijf wordt ingesteld.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 13, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 10_VLAAMS_GEWEST.
[1 § 1. De erkende onderneming stort het bedrag van de borgsom, vermeld in artikel 2bis, § 1, van de wet, bij de Deposito- en Consignatiekas.   § 2. De rentevergoeding wordt jaarlijks uitgekeerd aan de erkende onderneming die de borgsom heeft gestort.   § 3. In geval van weigering van de erkenning wordt de borgsom integraal teruggestort.   In het geval de erkenning wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 2, § 2, vierde, vijfde en zesde lid, van de wet, of bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten, vermeld in artikel 1, eerste lid, 2°, van dit koninklijk besluit, gaat het departement na of er nog bedragen verschuldigd zijn aan het departement. Als dat het geval is, wordt het bedrag van de borgsom gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen. Het resterende bedrag wordt teruggestort.  [2 § 3bis. Bij het verstrijken van een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de toekenningsdatum van de erkenning, geeft het departement de borgsom vrij. Vooraleer de borgsom vrij te geven gaat het departement na of er nog bedragen verschuldigd zijn aan het departement. Als dat het geval is, wordt het bedrag van de borgsom gebruikt voor de aanzuivering van die schuldvorderingen. Het resterende bedrag wordt vrijgegeven.   Het departement kan de vrijgave van de borgsom opschorten als de erkende onderneming tijdens de afgelopen twee jaar inbreuken heeft begaan vastgesteld door de bevoegde inspectiediensten op de erkenningsvoorwaarden opgenomen in de wet of in dit besluit.   Het departement deelt de beslissing om de vrijgave van de borgsom op te schorten mee aan de erkende onderneming binnen zestig dagen na het verstrijken van vijf jaar te rekenen vanaf de toekenningsdatum van de erkenning.   Als het departement de vrijgave van de borgsom opschort, kan het departement ten vroegste één jaar na die beslissing de borgsom vrijgeven.]2   § 4. Het terug te storten bedrag van de borgsom of een gedeelte ervan, evenals de jaarlijkse rentevergoedingen, waarvan de bestemmeling niet bereikbaar is, zijn 24 maanden na het moment dat de betaling had moeten plaatsvinden, bestemd voor het departement.]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 13, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<BVR 2018-03-16/06, art. 4, 036; Inwerkingtreding : 16-04-2018>

Art. 10bis.[1 § 1. Worden belast met het toezicht op het naleven van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten :
   1° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
   2° [2 ...]2
   3° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
   4° de sociale inspecteurs van de RVA;
   5° [2 ...]2Overheidsdiensten.
   Deze ambtenaren oefenen hun toezicht uit overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   Zij lichten het Secretariaat in van de vastgestelde anomalieën die een invloed kunnen hebben op de erkenning van de onderneming.
   § 2. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, zal de RVA, in toepassing van artikel 2bis, § 2, eerste lid, van de wet, het uitgiftebedrijf de opdracht geven vijf euro minder te betalen van de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend.
   In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, stort het uitgiftebedrijf, na validatie van de dienstencheques, binnen de 10 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf en verminderd met het bedrag bedoeld in het eerste lid, op de bankrekening van de onderneming bedoeld in het vorige lid. Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen dezelfde termijn op een rekening van de RVA. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.
   § 3. In afwijking van paragraaf 2 zal de RVA, in toepassing van artikel 2bis, § 2, tweede lid, van de wet, het uitgiftebedrijf verbieden de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming en het in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit bedoelde bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque te betalen aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, indien zij oordeelt dat het niet respecteren van de wettelijke of reglementaire voorwaarden een zware inbreuk betreft.
   Worden in dit verband inzonderheid als zware inbreuken beschouwd :
   - een proces-verbaal dat opgesteld is ten laste van de onderneming wegens het plegen van een inbreuk strafbaar met een sanctie van niveau 4 zoals voorzien in artikel 177/1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek of wegens het nalaten of weigeren inlichtingen te verstrekken, zoals voorzien in artikel 233, § 1, 2°, van het Sociaal strafwetboek of wegens oplichting, zoals voorzien in artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek;
   - het indienen van onrechtmatig verkregen dienstencheques;
   - het tewerkstellen van werknemers van vreemde nationaliteit zonder een arbeidsvergunning;
   - manifeste vormen van fraude.
   Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, op een rekening van de RVA. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.
   § 4. Wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, van de wet, en er geen achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn, worden de ingehouden bedragen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 alsnog overgemaakt aan de onderneming.
   Wanneer er wordt vastgesteld dat er achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn worden de ingehouden bedragen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde. Het resterende bedrag wordt teruggestort.
   § 5. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, kan de RVA de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen indien deze ten onrechte werd toegekend.
   De onderneming betaalt de ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen en de ten onrechte ontvangen bedragen van de aanschafprijs van de dienstencheque terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.
   § 6. In uitvoering van dit artikel verbindt het uitgiftebedrijf zich ertoe de door de RVA gevraagde gegevens te bezorgen.
   § 7. De RVA stuurt aan de onderneming een aangetekende brief die de beslissing genomen in het kader van dit artikel motiveert, en brengt de gebruikers op de hoogte indien de vastgestelde inbreuk ook nadelen voor de gebruikers met zich meebrengt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2017-06-22/02, art. 15, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2017>

Art. 10bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 § 1. Worden belast met het toezicht op het naleven van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten :   1° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;   2° [2 ...]2   3° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;   4° de sociale inspecteurs van de RVA;   5° [2 ...]2Overheidsdiensten.   Deze ambtenaren oefenen hun toezicht uit overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek [3 en aan de ordonnantie van 30 april 2009 betreffende het toezicht op de reglementeringen inzake werkgelegenheid die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren en de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op die reglementeringen]3.   Zij lichten het Secretariaat in van de vastgestelde anomalieën die een invloed kunnen hebben op de erkenning van de onderneming.   § 2. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, zal de RVA, in toepassing van artikel 2bis, § 2, eerste lid, van de wet, het uitgiftebedrijf de opdracht geven vijf euro minder te betalen van de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend.   In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, stort het uitgiftebedrijf, na validatie van de dienstencheques, binnen de 10 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf en verminderd met het bedrag bedoeld in het eerste lid, op de bankrekening van de onderneming bedoeld in het vorige lid. Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen dezelfde termijn op een rekening van de RVA. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 3. In afwijking van paragraaf 2 zal de RVA, in toepassing van artikel 2bis, § 2, tweede lid, van de wet, het uitgiftebedrijf verbieden de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming en het in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit bedoelde bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque te betalen aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, indien zij oordeelt dat het niet respecteren van de wettelijke of reglementaire voorwaarden een zware inbreuk betreft.   Worden in dit verband inzonderheid als zware inbreuken beschouwd :   - een proces-verbaal dat opgesteld is ten laste van de onderneming wegens het plegen van een inbreuk strafbaar met een sanctie van niveau 4 zoals voorzien in artikel 177/1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek of wegens het nalaten of weigeren inlichtingen te verstrekken, zoals voorzien in artikel 233, § 1, 2°, van het Sociaal strafwetboek of wegens oplichting, zoals voorzien in artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek;   - het indienen van onrechtmatig verkregen dienstencheques;   - het tewerkstellen van werknemers van vreemde nationaliteit zonder een arbeidsvergunning;   - manifeste vormen van fraude.   Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, op een rekening van de RVA. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 4. Wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, van de wet, en er geen achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn, worden de ingehouden bedragen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 alsnog overgemaakt aan de onderneming.   Wanneer er wordt vastgesteld dat er achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn worden de ingehouden bedragen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde. Het resterende bedrag wordt teruggestort.   § 5. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, kan de RVA de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen indien deze ten onrechte werd toegekend.   De onderneming betaalt de ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen en de ten onrechte ontvangen bedragen van de aanschafprijs van de dienstencheque terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.   § 6. In uitvoering van dit artikel verbindt het uitgiftebedrijf zich ertoe de door de RVA gevraagde gegevens te bezorgen.   § 7. De RVA stuurt aan de onderneming een aangetekende brief die de beslissing genomen in het kader van dit artikel motiveert, en brengt de gebruikers op de hoogte indien de vastgestelde inbreuk ook nadelen voor de gebruikers met zich meebrengt.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2017-06-22/02, art. 15, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (3)<BESL 2024-02-22/14, art. 18, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 10bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 § 1. Worden belast met het toezicht op het naleven van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten :   1° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;   2° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;   3° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;   4° de sociale inspecteurs van de RVA;   5° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten.   Deze ambtenaren oefenen hun toezicht uit overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.   Zij lichten het Secretariaat in van de vastgestelde anomalieën die een invloed kunnen hebben op de erkenning van de onderneming.   § 2. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, zal [2 het bestuur]2, in toepassing van artikel 2bis, § 2, eerste lid, van de wet, het uitgiftebedrijf de opdracht geven vijf euro minder te betalen van de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend.   In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, stort het uitgiftebedrijf, na validatie van de dienstencheques, binnen de [3 5]3 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming [3 of binnen de twee werkdagen als het gaat om dienstencheques in gedematerialiseerde vorm]3, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf en verminderd met het bedrag bedoeld in het eerste lid, op de bankrekening van de onderneming bedoeld in het vorige lid. Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen dezelfde termijn op een rekening van [2 het bestuur]2. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 3. In afwijking van paragraaf 2 zal [2 het bestuur]2, in toepassing van artikel 2bis, § 2, tweede lid, van de wet, het uitgiftebedrijf verbieden de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming en het in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit bedoelde bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque te betalen aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, indien zij oordeelt dat het niet respecteren van de wettelijke of reglementaire voorwaarden een zware inbreuk betreft.   Worden in dit verband inzonderheid als zware inbreuken beschouwd :   - een proces-verbaal dat opgesteld is ten laste van de onderneming wegens het plegen van een inbreuk strafbaar met een sanctie van niveau 4 zoals voorzien in artikel 177/1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek of wegens het nalaten of weigeren inlichtingen te verstrekken, zoals voorzien in artikel 233, § 1, 2°, van het Sociaal strafwetboek of wegens oplichting, zoals voorzien in artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek;   - het indienen van onrechtmatig verkregen dienstencheques;   - het tewerkstellen van werknemers van vreemde nationaliteit zonder een arbeidsvergunning;   - manifeste vormen van fraude.   Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, op een rekening van [2 het bestuur]2. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 4. [2 Als de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden bepaald in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, en als de onderneming het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen enkel bedrag verschuldigd is, om welke reden dan ook, worden de ingehouden bedragen bedoeld in paragrafen 2 en 3 alsnog overgemaakt aan de onderneming.   Als er vastgesteld wordt dat de onderneming het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedragen verschuldigd blijft, om welke reden dan ook, worden de ingehouden bedragen bedoeld in paragrafen 2 en 3 gebruikt voor de aanzuivering van deze schulden. Het resterende bedrag wordt terugbetaald.]2   § 5. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, kan [2 het bestuur]2 de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen indien deze ten onrechte werd toegekend.   De onderneming betaalt de ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen en de ten onrechte ontvangen bedragen van de aanschafprijs van de dienstencheque terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.   § 6. In uitvoering van dit artikel verbindt het uitgiftebedrijf zich ertoe de door [2 het bestuur]2 gevraagde gegevens te bezorgen.   § 7. [2 Het bestuur]2 stuurt aan de onderneming een aangetekende brief die de beslissing genomen in het kader van dit artikel motiveert, en brengt de gebruikers op de hoogte indien de vastgestelde inbreuk ook nadelen voor de gebruikers met zich meebrengt.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 14,1° en 14, 3°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BESL 2017-02-02/06, art. 14,2°, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 10bis_WAALS_GEWEST.   [1 § 1. Worden belast met het toezicht op het naleven van de wet en zijn uitvoeringsbesluiten :   1° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;   2° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;   3° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Algemene Directie Inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;   4° de sociale inspecteurs van de RVA;   5° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten.   Deze ambtenaren oefenen hun toezicht uit overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.  [10 De inspecteurs aangewezen door de Regering controleren de toepassing van de wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan en oefenen het toezicht uit op de inachtneming ervan, uitgezonderd de bepalingen bedoeld in afdeling 2 van Hoofdstuk II van de wet.   De inspecteurs oefenen die controle uit overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.]10   Zij lichten [11 de Administratie]11 in van de vastgestelde anomalieën die een invloed kunnen hebben op de erkenning van de onderneming.   § 2. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, zal [3 de Forem]3, in toepassing van artikel 2bis, § 2, eerste lid, van de wet, het uitgiftebedrijf de opdracht geven vijf euro minder te betalen van de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend.   In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, stort het uitgiftebedrijf, na validatie van de dienstencheques,[4 binnen de termijn bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid]4, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf en verminderd met het bedrag bedoeld in het eerste lid, op de bankrekening van de onderneming bedoeld in het vorige lid. Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen dezelfde termijn op een rekening van de [3 de Forem]3. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 3. In afwijking van paragraaf 2 zal [5 de Forem]5, in toepassing van artikel 2bis, § 2, tweede lid, van de wet, het uitgiftebedrijf verbieden de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming en het in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit bedoelde bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque te betalen aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, indien zij oordeelt dat het niet respecteren van de wettelijke of reglementaire voorwaarden een zware inbreuk betreft.   Worden in dit verband inzonderheid als zware inbreuken beschouwd :   - een proces-verbaal dat opgesteld is ten laste van de onderneming wegens het plegen van een inbreuk strafbaar met een sanctie [6 bedoeld in artikel 10ter, § 1, van de wet]6 of wegens het nalaten of weigeren inlichtingen te verstrekken, zoals voorzien in artikel 233, § 1, 2°, van het Sociaal strafwetboek of wegens oplichting, zoals voorzien in artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek;   - het indienen van onrechtmatig verkregen dienstencheques;   - het tewerkstellen van werknemers van vreemde nationaliteit zonder een arbeidsvergunning;   - manifeste vormen van fraude.   Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, op een rekening van [5 de Forem]5. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.  [11 § 3/1. Indien het erkende bedrijf achterstallige betalingen heeft van door de administratie gevorderde bedragen, achterstallige bijdragen die door een bureau voor de inning van socialezekerheidsbijdragen moeten worden geïnd of achterstallige belastingen, geeft de Administratie het bedrijf dat de dienstencheques afgeeft opdracht vijf euro minder te betalen dan de interventie die aan het bedrijf wordt doorgegeven voor terugbetaling.  Indien de erkende onderneming één maand na de kennisgeving van de in lid 1 bedoelde beslissing nog steeds achterstallige bedragen verschuldigd is, verbiedt de administratie de onderneming de interventie en de aankoopprijs van de dienstencheque te betalen voor de dienstencheques die ter terugbetaling aan de onderneming van afgifte zijn toegezonden.  De uitgevende vennootschap betaalt het in lid 1 of 2 bedoelde bedrag binnen de in § 2, tweede lid, bedoelde termijn. Dit bedrag levert het erkende bedrijf geen rente op.]11   § 4. [7 Wanneer de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden waarin is voorzien in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, van de wet, en er geen achterstallen zijn in de betaling van de door de "Forem" of de Administratie teruggevorderde bedragen, worden de ingehouden bedragen bedoeld [11 in de paragrafen 2 tot 3/1]11 overgemaakt aan de onderneming.   Wanneer er wordt vastgesteld dat er achterstallen zijn in de betaling van de door de "Forem" of de Administratie teruggevorderde bedragen, of achterstallen in de bijdragen die geïnd moeten worden door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallige belastingen, worden de ingehouden bedragen bedoeld [11 in de paragrafen 2 tot 3/1]11 gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde of krachtens de wet. Het resterende bedrag wordt teruggestort.]7   § 5. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, kan [8 de Waalse Overheidsdienst]8 de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen indien deze ten onrechte werd toegekend.  [11 Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt berekend op basis van de door de uitgevende onderneming verstrekte beveiligde gegevens.]11   De onderneming betaalt de ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen en de ten onrechte ontvangen bedragen van de aanschafprijs van de dienstencheque terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.  [11 ...]11   § 6. In uitvoering van dit artikel verbindt het uitgiftebedrijf zich ertoe de door [8 de Waalse Overheidsdienst]8 gevraagde gegevens te bezorgen.   § 7. [8 De Waalse Overheidsdienst]8 [11 of, in voorkomend geval, de Administratie]11 stuurt aan de onderneming een aangetekende brief die de beslissing genomen in het kader van dit artikel motiveert, en brengt de gebruikers op de hoogte indien de vastgestelde inbreuk ook nadelen voor de gebruikers met zich meebrengt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,1°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (3)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,2°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,3°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (5)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,4°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (6)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,5°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (7)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,6°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (8)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,7°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (9)<BWG 2016-12-01/18, art. 18,8°, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
  (10)<BWG 2019-04-04/64, art. 23, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (11)<BWG 2022-11-09/02, art. 7, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 10bis/1_WAALS_GEWEST. [1 Ter uitvoering van artikel 7/1 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen kunnen de erkende dienstenchequeondernemingen die het voorwerp van de controle uitmaken geselecteerd worden volgens een methodologie aangepast aan de controlestrategie bepaald bij het Departement Inspectie, meer bepaald op basis van een risico-analyse.
   De controle strekt er meer bepaald toe, het volume aan terugbetalingen verricht aan de erkende ondernemingen, de realiteit van het aantal uren prestaties en terugbetaalde dienstencheques na te gaan, en meer in het algemeen de naleving van de voorwaarden vastgesteld bij de wetgeving en de erkenningsbesluiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/64, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art. 10bis/2_WAALS_GEWEST.[1 De inspecteur kan een controle in meerdere fases uitvoeren door bij elke stap de onderzoekstechniek(en) toe te passen die het best aan het behandelde dossier is (zijn) aangepast. De inspecteur onderzoekt één of meerdere aspecten van de regeling door verscheidene informaties te kruisen zoals: de gegevens betreffende de gebruikers van de regeling, betreffende de werknemers, de geregistreerde dienstencheques, de activiteiten van de erkende onderneming, de documenten en iedere andere desbetreffende informatie.
   De inspecteur onderzoek de authentieke gegevensbronnen of andere, evenals de erkenningsdossiers. Hij gaat na, of de bestaande databases volledig zijn en bepaalt de referentiebevolking.
   Voor de controle kan de inspecteur nagaan, of de terugbetalingsaanvragen bij het uitgiftebedrijf ingediend door de erkende onderneming en de informatie die zij aan "Forem" en aan het uitgiftebedrijf, evenals aan [2 de Administratie]2 heeft overgemaakt, met elkaar overeenstemmen.
   De inspecteur consolideert deze gegevens en kan eveneens verscheidene informatie gebruiken uit directe en indirecte bronnen, zoals gegevensvergelijking, gegevensuitdieping, antecedenten van de werkgever, interne en externe databases, meldingen van andere administraties, klachten of aangiftes.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/64, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (2)<BWG 2022-11-09/02, art. 8, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 10bis/3_WAALS_GEWEST. [1 Overeenkomstig artikel 35 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen kan de inspecteur overgaan tot het onderzoek van een staal voor alle of een deel van de te controleren aspecten.
   Daarvoor kan de inspecteur:
   1° alle onderzoekstechnieken en -methodes door elkaar gebruiken om een te onderzoeken referentiebevolking of referentielaag te vormen en er de onregelmatigheden op te sporen ten opzichte van de regeling waarvan de inachtneming ter controle voorligt;
   2° en, in voorkomend geval een trekking van het toevallige, eenvoudige type zonder herinvoering in een referentiebevolking of een referentielaag verrichten om aldus een extrapoleerbaar referentiestaal te vormen. In dat geval kan de inspecteur het percentage vastgestelde onregelmatigheden in het staal extrapoleren naar de referentiebevolking of de referentielaag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/64, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art. 10bis/4_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat lager is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° de terugvordering voorstellen in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden en de controle beëindigen;
   2° de controle verderzetten waarbij hij in zijn verslag de redenen motiveert die deze beslissing motiveren.
   § 2. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat hoger is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel:
   1° een tweede, al dan niet gelaagd, referentiestaal onderzoeken. In dat geval stelt de inspecteur de terugvordering voor in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden in beide referentiestalen;
   2° desnoods zijn onderzoekingen heroriënteren en nieuwe aspecten of criteria selecteren die onderzocht dienen te worden in functie van de in aanmerking genomen criteria;
   3° een extrapoleerbaar staal samenstellen, al dan niet gelaagd in de onderzochte referentiebevolking of -laag, waardoor een betrouwbaarheidsinterval bekomen kan worden van vijfennegentig percent of meer rondom de waarde van de staalafname, met een maximale omvang van tien percentpunt.
   § 3. Als het onderzoek van het eerste referentiestaal op meer dan tachtig percent onregelmatigheden wijst, bepaalt de inspecteur een extrapoleerbaar staal en het percentage vastgestelde onregelmatigheden wordt geëxtrapoleerd naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag.
   § 4. Onverminderd de terugvorderingen voorgesteld op grond van niet-extrapoleerbare vaststellingen, stelt de inspecteur, onder gebruikmaking van een extrapoleerbaar staal, de terugvordering van een bedrag van de subsidie voor berekend op basis van het percentage van het infimum van het betrouwbaarheidsinterval, geëxtrapoleerd naar de subsidie betreffende de onderzochte referentiebevolking of -laag.
   § 5. Bij het gebruikmaken van de extrapolatiemethode omschrijft de inspecteur de gebruikte methodologie in zijn verslag en geeft het betrouwbaarheidsinterval en de omvang van het betrouwbaarheidsinterval aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/64, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art. 10bis/5_WAALS_GEWEST. [1 Overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen, kan de erkende onderneming het vermoeden voortvloeiend uit de extrapolatie bedoeld in de artikelen 10bis/3 en 10bis/4 omdraaien door de geldigheid van het geheel of van een deel van het percentage van de betwiste subsidie aan te tonen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2019-04-04/64, art. 24, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art. 10bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. [2 Het toezicht op de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.   Bij het vaststellen van anomalieën die een invloed kunnen hebben op de erkenning van de onderneming wordt het Secretariaat ingelicht.]2   § 2. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, zal [2 het departement]2, in toepassing van artikel 2bis, § 2, eerste lid, van de wet, het uitgiftebedrijf de opdracht geven vijf euro minder te betalen van de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend.   In afwijking van artikel 8, § 1, eerste lid, stort het uitgiftebedrijf, na validatie van de dienstencheques, binnen de 10 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf en verminderd met het bedrag bedoeld in het eerste lid, op de bankrekening van de onderneming bedoeld in het vorige lid. Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen dezelfde termijn op een rekening van [2 het departement]2. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 3. In afwijking van paragraaf 2 zal [2 het departement]2, in toepassing van artikel 2bis, § 2, tweede lid, van de wet, het uitgiftebedrijf verbieden de in artikel 1, 6°, van dit besluit bedoelde tegemoetkoming en het in artikel 3, § 2, eerste lid, van dit besluit bedoelde bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque te betalen aan de onderneming voor de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, indien zij oordeelt dat het niet respecteren van de wettelijke of reglementaire voorwaarden een zware inbreuk betreft.   Worden in dit verband inzonderheid als zware inbreuken beschouwd :   - een proces-verbaal dat opgesteld is ten laste van de onderneming wegens het plegen van een inbreuk strafbaar met een sanctie van niveau 4 zoals voorzien in artikel 177/1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek of wegens het nalaten of weigeren inlichtingen te verstrekken, zoals voorzien in artikel 233, § 1, 2°, van het Sociaal strafwetboek of wegens oplichting, zoals voorzien in artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek;   - het indienen van onrechtmatig verkregen dienstencheques;   - het tewerkstellen van werknemers van vreemde nationaliteit zonder een arbeidsvergunning;   - manifeste vormen van fraude.   Het uitgiftebedrijf stort het bedrag bedoeld in het eerste lid binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, op een rekening van de RVA. Dit bedrag brengt voor de ondernemingen geen intresten op.   § 4. [2 Als de onderneming het bewijs levert van de naleving van alle voorwaarden, vermeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, van de wet, en er geen bedragen verschuldigd zijn aan het departement, worden de ingehouden bedragen, vermeld in paragraaf 2 en 3, alsnog overgemaakt aan de onderneming.   Als er wordt vastgesteld dat er nog bedragen verschuldigd zijn aan het departement, worden de ingehouden bedragen, vermeld in paragraaf 2 en 3, gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen. Het resterende bedrag wordt teruggestort.]2   § 5. Indien de werken uitgevoerd werden zonder dat de wettelijke of reglementaire voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid van de wet, werden gerespecteerd, kan [2 het departement]2 de tegemoetkoming en het bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque geheel terugvorderen indien deze ten onrechte werd toegekend.   De onderneming betaalt de ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen en de ten onrechte ontvangen bedragen van de aanschafprijs van de dienstencheque terug binnen de 30 dagen die volgen op de datum vermeld op de aangetekende brief.   § 6. In uitvoering van dit artikel verbindt het uitgiftebedrijf zich ertoe de door [2 het departement]2 gevraagde gegevens te bezorgen.   § 7. [2 Het departement]2 stuurt aan de onderneming een aangetekende brief die de beslissing genomen in het kader van dit artikel motiveert, en brengt de gebruikers op de hoogte indien de vastgestelde inbreuk ook nadelen voor de gebruikers met zich meebrengt.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 4, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BVR 2015-12-18/81, art. 14, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 10ter. [1 Ingeval er achterstallige bijdragen te innen zijn door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen en/of achterstallen zijn in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen en/of achterstallige belastingen zijn als de erkenning wordt ingetrokken of bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten zullen bij voorrang de ingehouden bedragen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van artikel 10bis gebruikt worden voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-14/07, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 10ter_WAALS_GEWEST.  [1 Wanneer de erkenning ingetrokken wordt of wanneer er bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten achterstallen zijn in de betaling van de door de "Forem" of de Administratie bij of krachtens de wet teruggevorderde bedragen, worden de ingehouden bedragen bedoeld in de artikel 10bis, § § 2 en 3 bij voorkeur gebruikt voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen in respectievelijke volgorde.]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 19, 033; Inwerkingtreding : 30-12-2016>

Art. 10ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Als de onderneming het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedragen verschuldigd is, om welke reden dan ook, wanneer de erkenning wordt ingetrokken of op het moment dat de activiteiten vrijwillig worden stopgezet, worden de ingehouden bedragen bedoeld in paragrafen 2 en 3 van artikel 10bis bij voorrang gebruikt voor de aanzuivering van deze schulden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 15, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 10ter_VLAAMS_GEWEST.   [1 Ingeval er bedragen verschuldigd zijn aan het departement als de erkenning wordt ingetrokken of bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten, zullen de ingehouden bedragen, vermeld in artikel 10bis, § 2 en § 3, bij voorrang gebruikt worden voor de aanzuivering van deze schuldvorderingen]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 15, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.11. De RVA zendt de dossiers van de weerspannige schuldenaars met het oog op de terugvordering naar de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. De door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen ingestelde vervolgingen verlopen op dezelfde wijze als voor het invorderen van de registratierechten.
  Onder inhouding van de eventuele kosten worden de door het voornoemde bestuur ingevorderde bedragen overgemaakt aan het Hoofdbestuur van de RVA.
  (lid 3 opgeheven) <KB 2007-07-13/36, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2007>

Art. 11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 Het bestuur vervolgt de onwillige schuldenaars met het oog op terugvordering van de bedragen bedoeld in artikel 10octies van de wet.   De rekenplichtige van ontvangsten belast met fiscale zaken is belast met de invordering bedoeld in artikel 10octies van de wet.   De directeurs-generaal van Brussel Economie en Werkgelegenheid en Brussel Fiscaliteit bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel sluiten een protocol dat de wijze regelt waarop Brussel Fiscaliteit de in artikel 10octies bedoelde bedragen invordert in naam en voor rekening van Brussel Economie en Werkgelegenheid. De toezichthoudende ministers van de overeenkomstsluitende partijen ontvangen een afschrift van het oorspronkelijke protocol en van elke latere wijziging, toevoeging en vervanging.   Dit protocol regelt ten minste volgende zaken :   1° de rolverdeling tussen beide algemene directies op het vlak van de invorderingsprocedure;   2° de financiering van de kosten van de gedwongen invordering van de terug te betalen bedragen;   3° de opleidingsmogelijkheden voor de ambtenaren van beide algemene directies in het kader van de invordering van de terug te betalen bedragen;   4° de inhoud en de regelmaat van de terugkerende en de gerichte rapportering over de werkzaamheden in verband met de gedwongen invordering van de terug te betalen bedragen;   5° de te gebruiken onderlinge communicatiekanalen;   6° de nadere regelen tot heronderhandeling van het protocol.]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 16, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art. 11_WAALS_GEWEST.   [1 De "Forem" vordert met alle rechtsmiddelen de onrechtmatig ontvangen gewestelijke tegemoetkomingen en de onrechtmatig ontvangen bedragen van de aankoopprijs van de dienstencheque terug.]1
  ----------
  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 20, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 11/1_WAALS_GEWEST. [1 § 1. De Minister bevoegd voor Werk kan besluiten een gebruiker die een van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde handelingen heeft verricht, te verbieden.  § 2. De administratie brengt de gebruiker die ervan verdacht wordt een van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde feiten te hebben gepleegd, op de hoogte van de feiten waarvan hij wordt beschuldigd en van de risico's waaraan hij is blootgesteld. Zij verleent hem een termijn van ten minste een maand vanaf de datum van kennisgeving om kennis te nemen van het dossier en zijn opmerkingen schriftelijk kenbaar te maken.  § 3. De Administratie brengt de Minister bevoegd voor tewerkstelling op de hoogte dat een gebruiker een van de feiten bedoeld in artikel 3bis, eerste lid, van de wet heeft gepleegd en deelt hem een kennisgeving mee.  Binnen twee maanden na deze informatie beslist de Minister bevoegd voor Werk.  § 4. De Administratie stelt de gebruiker in kennis van de beslissing van de Minister bevoegd voor Werk.  Wanneer de beslissing betrekking heeft op een van de feiten bedoeld in artikel 3bis, eerste lid, 2° tot 4° van de wet, zal de Administratie een afschrift van de beslissing aan de betrokken werknemer meedelen indien deze daarom heeft verzocht.  Wanneer de Minister bevoegd voor Werk een besluit neemt over een verbod, stuurt de Administratie een kopie van het besluit naar de, dat de uitgevende onderneming in kennis stelt van het verbod.  § 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de Minister bevoegd voor Werk verstaan de Minister bevoegd voor Werk of de door hem aangewezen gedelegeerde ambtenaar van de Administratie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2022-11-09/02, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 11_VLAAMS_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 16, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen.
Art. 11bis. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2004> In afwijking van artikel 3, § 2 heeft de dienstencheque die aangekocht is vóór 1 november 2003 voor de gebruiker een geldigheidsduur tot en met 30 juni 2004.

Art. 11bis_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij BWG 2019-04-04/64, art. 25, 040; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. 11bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-02-22/14, art. 19, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 11bis_VLAAMS_GEWEST.[1 Ingeval de spilindex, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, in december 2024 wordt overschreden, zal het bedrag van de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, op 1 januari 2025 gelijk zijn aan 18,63 euro in plaats van 18,07 euro als de aanschafwaarde 10 euro bedraagt en gelijk zijn aan 17,63 euro in plaats van 17,07 euro als de aanschafwaarde 11 euro bedraagt.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-12-20/25, art. 3, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 11ter.[1 In afwijking van artikel 8 is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan 13,54 EUR voor elke geldige bestelling van een dienstencheque die vóór 1 januari 2014 is betaald door de gebruiker en waarvan de aanschafprijs 8,50 EUR bedraagt. De datum van betaling is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.
   In afwijking van artikel 8 is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan 12,54 EUR voor elke geldige bestelling van een dienstencheque die vóór 1 januari 2014 is betaald door de gebruiker en waarvan de aanschafprijs 9,50 EUR bedraagt. De datum van betaling is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.
   In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, heeft de dienstencheque die aangekocht wordt vanaf 1 september 2013 tot en met 31 december 2013 een geldigheidsduur tot en met 30 april 2014.
   In afwijking van artikel 7, eerste lid, maakt de erkende onderneming de dienstencheques bedoeld in het vorige lid over aan het uitgiftebedrijf vóór 1 juni 2014.
   In afwijking van artikel 3, § 3, tweede lid, eerste zin, kunnen de dienstencheques die omgeruild worden vóór 1 januari 2014, omgeruild worden tegen nieuwe cheques met een nieuwe geldigheidsduur tot en met 30 april 2014 voor de gebruiker en met een nieuwe geldigheidsduur tot en met 31 mei 2014 voor de erkende onderneming.
   Voor dienstencheques aangekocht vóór 1 januari 2014, die in toepassing van artikel 3, § 3, tweede lid, omgeruild worden na 31 december 2013, zal het uitgiftebedrijf van de gebruiker een bijkomende tussenkomst van 0,50 EUR per dienstencheque eisen.
   Voor dienstencheques aangekocht vóór 1 januari 2014, die in toepassing van artikel 3, § 3, derde lid, vervangen worden na 31 december 2013, zal het uitgiftebedrijf van de gebruiker een bijkomende tussenkomst van 0,50 EUR per dienstencheque eisen.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/12, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014, met uitzondering van artikel 11ter, derde, vierde en vijfde lid? dat in werking treedt op 01-09-2013>

Art. 11ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 17, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art. 11ter_VLAAMS_GEWEST.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 18, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 11quater. <Ingevoegd bij KB 2004-01-09/33, art. 12; Inwerkingtreding : 01-01-2004 ; zie ook art. 4> De ondernemingen die door de gefedereerde entiteiten erkend zijn in 2003 voor activiteiten van thuishulp van huishoudelijke aard, blijven hun erkenning als erkende onderneming behouden na 31 december 2003.
   Deze ondernemingen moeten vóór 31 maart 2004 een sui generis afdeling oprichten bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, a), van de wet, indien zij een andere activiteit uitvoeren dan de activiteiten in het kader van de regeling dienstencheques.

Art. 11quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 17, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

HOOFDSTUK VI. - Evaluatie.
Art.12. <KB 2006-03-05/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> De RVA vraagt jaarlijks aan de erkende ondernemingen gegevens op die noodzakelijk zijn voor de evaluatie zoals voorzien in hoofdstuk III van de wet van 20 juli 2001.
  De RVA moet zich bij de opvraging van deze gegevens beperken tot deze gegevens die niet kunnen bekomen worden op basis van de kwartaalaangifte bij de voor de inning van de sociale zekerheidsbijdragen bevoegde instelling.
  Deze gegevens betreffen inzonderheid :
  1° het aantal in de loop van het vorige jaar gesloten arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :
  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;
  - [1 ...]1;
  2° het op de laatste dag van het vorige jaar lopende aantal arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :
  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;
  - [1 ...]1;
  3° [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

Art. 12_WAALS_GEWEST.    <KB 2006-03-05/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> [2 In naam en voor rekening van de "Forem" vraagt het uitgiftebedrijf jaarlijks]2 aan de erkende ondernemingen gegevens op die noodzakelijk zijn voor de evaluatie zoals voorzien in hoofdstuk III van de wet van 20 juli 2001.  [2 De Forem]2 moet zich bij de opvraging van deze gegevens beperken tot deze gegevens die niet kunnen bekomen worden [2 op basis van de raadpleging van de authentieke gegevens zoals bepaald door de Minister van Tewerkstelling.]2  Deze gegevens betreffen inzonderheid :  1° het aantal in de loop van het vorige jaar gesloten arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;  - [1 ...]1;  2° het op de laatste dag van het vorige jaar lopende aantal arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;  - [1 ...]1;  3° [1 ...]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BWG 2016-12-01/18, art. 22, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 12_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   <KB 2006-03-05/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> [2 Het bestuur]2 vraagt jaarlijks aan de erkende ondernemingen [3 hetzij rechtstreeks, hetzij via het kanaal van het uitgiftebedrijf]3 gegevens op die noodzakelijk zijn voor de evaluatie zoals voorzien in hoofdstuk III van de wet van 20 juli 2001.  [2 Het bestuur]2 moet zich bij de opvraging van deze gegevens beperken tot deze gegevens die niet kunnen bekomen worden op basis van de kwartaalaangifte bij de voor de inning van de sociale zekerheidsbijdragen bevoegde instelling.  Deze gegevens betreffen inzonderheid :  1° het aantal in de loop van het vorige jaar gesloten arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;  - [1 ...]1;  2° het op de laatste dag van het vorige jaar lopende aantal arbeidsovereenkomsten dienstencheques, opgesplitst :  - naargelang het arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur dan wel andere types arbeidsovereenkomsten betreft;  - [1 ...]1;  3° [1 ...]1  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BESL 2017-02-02/06, art. 18, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<BESL 2024-02-22/14, art. 20, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 12_VLAAMS_GEWEST.    <KB 2006-03-05/39, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 22-03-2006> De RVA vraagt jaarlijks aan de erkende ondernemingen gegevens op die noodzakelijk zijn voor de evaluatie zoals voorzien in hoofdstuk III van de wet van 20 juli 2001.  [2 Het departement]2 moet zich bij de opvraging van deze gegevens beperken tot deze gegevens die niet kunnen bekomen worden op basis van [2 de raadpleging van administratieve databanken]2.  [2 ...]2  ----------
  (1)<KB 2009-07-12/09, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
  (2)<BVR 2015-12-18/81, art. 19, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 12bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-02-22/14, art. 21, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK(VII.) - (Oud HOOFDSTUK VI) Inwerkingtreding.
Art.13. (Oud artikel 12) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. <KB 2004-07-14/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-07-2004>
  Voor de periode gesitueerd tussen de datum van inwerkingtreding van dit besluit en 31 december 2001, is het bedrag van 250 BEF van toepassing telkens waar het bedrag van 6,20 EUR wordt vermeld en is het bedrag van 700 BEF van toepassing wanneer het bedrag 17,36 EUR wordt vermeld.

Art. 13_WAALS_GEWEST.    (Oud artikel 12) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. <KB 2004-07-14/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-07-2004>  [1 ...]1  ----------  (1)<BWG 2016-12-01/18, art. 23, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>   Art. 13_VLAAMS_GEWEST.    (Oud artikel 12) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. <KB 2004-07-14/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-07-2004>  [1 ...]1  ----------  (1)<BVR 2015-12-18/81, art. 20, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2016>   Art. 14. (Oud artikel 13) Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.  BIJLAGE.  Art. N. Model van dienstencheque.  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-12-2001, p. 44682.)  Gewijzigd door :  <KB 2004-01-09/33, art. 13, Inwerkingtreding : 01-01-2004; B.St. 15-01-2004, p. 2192>  <KB 2006-03-05/39, art. 14; Inwerkingtreding : 22-03-2006 ; B.St. 22.03.2006, p. 16.493-494>  <KB 2010-01-26/01, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-02-2010; zie B.St. 29-01-2010, p. 4180>   Art. N_VLAAMS_GEWEST.  <Opgeheven bij BVR 2023-05-12/13, art. 12, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2025>   Art. N_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    [1 Bijlage 1. Model van dienstencheque]1  (Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 22-12-2001, p. 44682.)  Gewijzigd door :  <KB 2004-01-09/33, art. 13, Inwerkingtreding : 01-01-2004; B.St. 15-01-2004, p. 2192>  <KB 2006-03-05/39, art. 14; Inwerkingtreding : 22-03-2006 ; B.St. 22.03.2006, p. 16.493-494>  <KB 2010-01-26/01, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-02-2010; zie B.St. 29-01-2010, p. 4180>   ----------  (1)<BESL 2017-02-02/06, art. 20, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>   Art. N2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  [1 Bijlage 2. Brussel diversiteitscharter in de dienstenchequesector]1   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-02-2017, p. 23908)  ----------  (1)<Ingevoegd bij BESL 2017-02-02/06, art. 21, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2017>