Details





Titel:

7 MEI 2020. - Besluit van bijzondere machten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/018 betreffende de diverse bepalingen inzake tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling, met inbegrip van de sociale economie (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij ORD2020-12-04/04, art. 17)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Maatregelen betreffende de sociale inschakelingsondernemingen
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Maatregelen betreffende de activiteitencoöperaties
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Maatregelen betreffende het betaald educatief verlof
Art. 8-10
HOOFDSTUK 5. - Maatregelen betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden
Art. 11
HOOFDSTUK 6. - Maatregelen betreffende de dienstencheques
Art. 12-13
HOOFDSTUK 7. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid
Art. 14-15
HOOFDSTUK 8. - Maatregelen betreffende de PWA-cheques
Art. 16
HOOFDSTUK 9. - Maatregelen betreffende de stage eerste werkervaring
Art. 17
HOOFDSTUK 10. - Maatregelen betreffende de premies om de alternerende opleiding te stimuleren
Art. 18-19
HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art. 20-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° de wet van 22 januari 1985: de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  2° het koninklijk besluit van 23 juli 1985: het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  3° het koninklijk besluit van 12 december 2001: het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;
  4° het besluit van 21 december 2017: het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2017 betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt wegens studies, beroepsopleidingen of stages;
  5° het besluit van 7 juni 2018: het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 juni 2018 betreffende de premies om de alternerende opleiding te stimuleren;
  6° het besluit van 16 mei 2019 : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019 betreffende het mandaat en de compensatie van de sociale inschakelingsondernemingen;
  7° BEW: Brussel Economie en Werkgelegenheid bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.

HOOFDSTUK 2. - Maatregelen betreffende de sociale inschakelingsondernemingen
Art.2. In afwijking van artikel 2, § 4, 1° en 2°, van het besluit van 16 mei 2019 moet de erkende sociale onderneming de bewijzen van tewerkstelling tegen 15 september 2020 aan BEW bezorgen.

Art.3. In afwijking van artikelen 6 en 7 van het besluit van 16 mei 2019, wordt voor de ononderbroken referentieperiode van twaalf maanden over twee jaar geen rekening gehouden met de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020.

Art.4. In afwijking van artikel 12, § 3, van het besluit van 16 mei 2019 wordt voor de betaling van de volledige subsidie enkel rekening gehouden met de daadwerkelijke tewerkstelling van werknemers gedurende het derde en vierde kwartaal van 2020.

Art.5. In afwijking van artikel 15, 1° en 2° van het besluit van 16 mei 2019, blijven de werknemers die in dienst zijn bij de erkende sociale onderneming die een mandaataanvraag heeft ingediend, voort gelijkgesteld met doelgroepwerknemers indien ze tijdelijk werkloos zouden zijn in de periode tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020.

HOOFDSTUK 3. - Maatregelen betreffende de activiteitencoöperaties
Art.6. In afwijking van artikel 3, § 3, derde lid van de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen, wordt de maximumduur van de begeleiding met een periode van drie maanden verlengd ten gunste van de projectdrager voor wie de begeleiding nog liep op 1 maart of voor wie de begeleiding is aangevangen in de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020.

Art.7. In afwijking van artikel 8 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 oktober 2017 houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 november 2013 betreffende de erkenning van vennootschappen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van toelagen, is het bedrag van de subsidie 2020 verschuldigd, indien de activiteitencoöperatie tijdens de voorbereidende fase en tijdens de testfase 75% van het aantal kandidaat-ondernemers vastgesteld in de erkenningsbeslissing gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, heeft begeleid. De activiteitencoöperatie moet evenwel minstens twintig kandidaat-ondernemers begeleiden.
  Onder deze drempel van 75% zal het bedrag van de subsidie 2020 gestort worden pro rata de behaalde doelstellingen ten opzichte van deze drempel.

HOOFDSTUK 4. - Maatregelen betreffende het betaald educatief verlof
Art.8. De lesuren vanop afstand omvatten alle uitwisselingen tussen het lerarenkorps en de werknemer in de periode van 1 maart tot 30 juni 2020 en worden voor de toepassing van artikel 111, § 1, tweede lid van de wet van 22 januari 1985 gelijkgesteld met uren van werkelijke aanwezigheid voor het bepalen van het betaald educatief verlof dat aan de werknemer wordt toegekend.

Art.9. De opleidingsuren die in de periode van 1 maart tot 30 juni 2020 niet werden gegeven, komen voor de toepassing van artikel 8 van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 in aanmerking om te bepalen of de opleidingen als bedoeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985 minstens 32 lesuren omvatten.

Art.10. Voor de toepassing van artikel 21, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 worden de lesuren vanop afstand in de periode van 1 maart tot 30 juni 2020, waarvoor de hoofden van de onderwijsinrichtingen en de verantwoordelijken voor het onderwijs in de organisaties bedoeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985 of hun afgevaardigden niet via een getuigschrift kunnen bevestigen of ze wel of niet door de werknemer gevolgd zijn, geacht door de werknemer gevolgd te zijn.

HOOFDSTUK 5. - Maatregelen betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden
Art.11. De toekenning van de in artikelen 3 en 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 september 2017 betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden bedoelde werkuitkeringen en de periodes worden opgeschort indien de aangeworven werknemer in de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020 tijdelijk werkloos wordt.
  De opschorting eindigt automatisch zodra de periode van tijdelijke werkloosheid afloopt, uiterlijk op 1 juni 2020.

HOOFDSTUK 6. - Maatregelen betreffende de dienstencheques
Art.12. In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 12 december 2001 wordt de geldigheidsduur van de dienstencheques automatisch als volgt verlengd:
  1° de op 31 maart 2020 nog geldige dienstencheques en de tussen 1 april en 31 mei 2020 uitgegeven dienstencheques worden met drie maanden verlengd voor de gebruiker;
  2° de in de loop van juni 2020 uitgegeven dienstencheques blijven voor de gebruiker geldig tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van hun uitgifte;
  3° de in de loop van juli 2020 uitgegeven dienstencheques blijven voor de gebruiker geldig tot het einde van de zevende maand die volgt op de maand van hun uitgifte.
  In afwijking van artikel 3, § 3, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit kunnen de dienstencheques met verlengde geldigheidsduur tot het einde van de krachtens het eerste lid verlengde periodes door de gebruiker worden omgeruild voor nieuwe dienstencheques. Voor alle in het eerste lid bedoelde gevallen beschikt de erkende onderneming over een bijkomende maand in vergelijking met de voor de gebruiker verlengde termijn voor deze omruiling.

Art.13. In afwijking van artikel 7 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 beschikt de erkende onderneming voor alle in artikel 12, eerste lid bedoelde gevallen over een bijkomende maand in vergelijking met de voor de gebruiker verlengde termijn om de dienstencheques met het oog op uitbetaling bij het uitgiftebedrijf in te dienen.

HOOFDSTUK 7. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid
Art.14. De in artikel 11, § 3, van het besluit van 21 december 2017 bedoelde vrijstelling, die loopt tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020, wordt voor een duur van drie maanden verlengd.

Art.15. De in artikel 14, § 2, van het besluit van 21 december 2017 bedoelde vrijstelling, die loopt tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020, wordt voor de duur van drie maanden verlengd indien ze voor meer dan drie maanden werd verleend, zonder mogelijkheid van verlenging.

HOOFDSTUK 8. - Maatregelen betreffende de PWA-cheques
Art.16. De geldigheidsduur van de in artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering bedoelde PWA-cheques en de periode van indiening worden automatisch verlengd met een duur van drie maanden, als deze cheques op 1 maart 2020 nog geldig waren.

HOOFDSTUK 9. - Maatregelen betreffende de stage eerste werkervaring
Art.17. In afwijking van artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 september 2016 betreffende de stage eerste werkervaring, kan de stagiair aanspraak maken op een nieuwe stage van drie maanden indien de eerste stage tussen 1 maart en 31 mei 2020 werd opgeschort of onderbroken door de gezondheidscrisis die is veroorzaakt door het COVID-19-virus, ongeacht de resterende termijn van de eerste stage.

HOOFDSTUK 10. - Maatregelen betreffende de premies om de alternerende opleiding te stimuleren
Art.18. In afwijking van artikel 3, derde en vierde lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 juni 2018 wordt de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend, met drie maanden verlengd voor de overeenkomst alternerend leren die loopt tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020.

Art.19. In afwijking van artikel 4 van hetzelfde besluit kan de alternerende opleiding minder dan vier maanden bedragen voor zover de jongere de voorwaarde vervult als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 4° van ditzelfde besluit, en het attest van de operator een verklaring op erewoord bevat dat de opleiding in de onderneming vier maanden had moeten duren, maar dat ze werd opgeschort of onderbroken door de gezondheidscrisis veroorzaakt door het COVID-19-virus.

HOOFDSTUK 11. - Slotbepalingen
Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 21. De minister bevoegd voor Werk wordt belast met de uitvoering van dit besluit.