Details





Titel:

31 MAART 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 11 betreffende verschillende bepalingen inzake werkgelegenheid, opleiding en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen (NOTA : artikelen 1 tot 6, 8, 9, 11 tot 16, 19 tot 27 en 32 tot 40 bekrachtigd met uitwerking op 01-03-2020 bij DWG2020-12-03/07, art. 11) (NOTA : artikelen 7, 10, 17, 16, 18, 28 tot 31 en 37 tot 40 bekrachtigd met uitwerking op 01-03-2020 bij DWG2020-12-03/08, art. 12) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-04-2020 en tekstbijwerking tot 14-12-2020)



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Maatregelen betreffende de inschakelingsbedrijven
Art. 1-3
Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de ondenemingen die actief zijn in de sector van het hergebruik en de voorbereiding op hergebruik
Art. 4
Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel
Art. 5
Afdeling 4. - Maatregelen betreffende de adviesverlenende agentschappen voor sociale economie
Art. 6
Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling
Art. 7
Afdeling 6. - Maatregelen betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling
Art. 8-9
Afdeling 7. - Maatregelen betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën
Art. 10
Afdeling 8. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art. 11
Afdeling 9. - Maatregelen betreffende dienstencheque-ondernemingen en dienstencheque-werknemers
Art. 12, 12bis, 13, 13bis
Afdeling 10. - Maatregelen betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling )
Art. 14-15
Afdeling 11. - Maatregelen betreffende de wijze van communicatie tussen de FOREm en zijn gebruikers en betreffende de overeenkomsten voor beroepsopleiding
Art. 16-18
Afdeling 12. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de doelgroepen
Art. 19
Afdeling 13. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid
Art. 20
Afdeling 14. - Maartregelen betreffende het betaald educatief verlof
Art. 21-24
Afdeling 15. - Maartregel betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit
Art. 25-27
Afdeling 16. - Maatregelen betreffende de individuele beroepsopleiding
Art. 28-31, 31bis
Afdeling 18. - Maatregelen betreffende de regelingen voor de steun ter bevordering van de tewerkstelling
Art. 32-34, 34bis, 34ter, 34quater, 34quinquies, 34sexies
Afdeling 19. - Maatregel betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 35
Afdeling 19. [1 Afdeling 19bis. Maatregelen betreffende het talenplan ]1
Art. 35bis, 35ter, 35quater, 35quinquies, 35sexies, 35septies, 35octies, 35novies
Afdeling 20. - Maatregel betreffende de `SESAM'-regeling ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen
Art. 36
Afdeling 21. - Algemene bepaling
Art. 37
Afdeling 22. - Slotbepalingen
Art. 38-40



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020020948  2020030660 



Artikels:

Afdeling 1. - Maatregelen betreffende de inschakelingsbedrijven
Artikel 1. § 1. In afwijking van artikel 20 van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven en van artikel 18, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2017 houdende uitvoering van decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven kan de intensiteit van de steun, bedoeld in artikel 19 van hetzelfde decreet, niet hoger zijn dan vijftig percent van de loonkost over een maximumperiode van 15 maanden te rekenen van de aanwerving van een kwetsbare werknemer of over een maximumperiode van 27 maanden te rekenen van de aanwerving van een uiterst kwetsbare werknemer wanneer de maanden maart, april en mei 2020 geheel of gedeeltelijk in deze maximumperiodes vervat zijn.
  De maanden maart, april en mei 2020 worden niet in rekening genomen om de intensiteit van de steun in de loonkosten bedoeld in vorig lid te bepalen.
  § 2. In afwijking van artikel 18, § 2, van hetzelfde besluit stemmen de bewijzen van de toewijzing van honderd procent van de subsidie, bedoeld in artikel 19 van hetzelfde decreet, met de betaling van de loonkost over een periode van één jaar en drie maanden te rekenen van de datum van indienstneming van een kwetsbare werknemer en over een periode van twee jaar en drie maanden voor een uiterst kwetsbare werknemer wanneer de maanden maart, april en mei 2020 geheel of gedeeltelijk in deze periodes vervat zijn.

Art.2. In afwijking van artikel 20 van hetzelfde besluit is het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 21 van hetzelfde decreet met betrekking tot 2020 gelijk aan het bedrag van de subsidie betreffende het jaar 2019 als het eerste bedrag lager is dan het tweede.
  Lid 1 is enkel van toepassing voor zover het aantal sociale begeleiders in voltijdsequivalenten, door het inschakelingsbedrijf tewerkgesteld in de loop van het jaar 2020, niet lager is dan het aantal sociale begeleiders in voltijdsequivalenten, door het inschakelingsbedrijf tewerkgesteld in de loop van het jaar 2019.

Art.3. In afwijking van artikel 22 van hetzelfde besluit is het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 22 van hetzelfde decreet met betrekking tot 2020 gelijk aan het bedrag van de subsidie betreffende het jaar 2019 als het eerste bedrag lager is dan het tweede.
  Lid 1 is enkel van toepassing voor zover het verschil tussen het subsidiebedrag voor 2019 en het subsidiebedrag voor 2020 voortvloeit uit net niet-bereiken van de criteria bedoeld in artikel 22, § 1, van hetzelfde besluit wegens motieven van economische aard in verband met de coronavirus-epidemie, en onder uitsluiting van de criteria betreffende de statutaire bepalingen van het inschakelingsbedrijf en de invoering van een participatief proces.

Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de ondenemingen die actief zijn in de sector van het hergebruik en de voorbereiding op hergebruik
Art.4. In afwijking van bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 3 april 2014 tot erkenning en subsidiëring van de verenigingen zonder winstoogmerk en de vennootschappen met een sociaal oogmerk die actief zijn in de sector van het hergebruik en de voorbereiding op hergebruik wordt, voor de berekening van de subsidie voor 2020, het bedrag E van de compensatiecoëfficiënt van het productiviteitsverlies bedoeld in bijlage 3 bij hetzelfde besluit, gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 4.

Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel
Art.5. In afwijking van artikel 11, § 1, leden 1, 3 en 4, van het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel) wordt het bedrag van de subsidie voor het jaar 2020, bedoeld in artikel 11, § 1, leden 1, 3 en 4, van hetzelfde besluit, berekend op basis van het jaar 2020 behalve de maanden maart, april en mei 2020, gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 4 als het aldus verkregen bedrag hoger is dan het bedrag op basis van alle maanden van 2020.

Afdeling 4. - Maatregelen betreffende de adviesverlenende agentschappen voor sociale economie
Art.6. In afwijking van artikel 13, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2006 tot uitvoering van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie wordt het bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 23 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie betreffende het jaar 2021 berekend op grond van de resultaten van het jaar 2020, behalve de maanden maart, april en mei 2020, gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 4, als de aldus verkregen resultaten hoger zijn dan de resultaten verkregen op grond van alle maanden van het jaar 2020.

Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling
Art.7. In afwijking van de artikelen 3 en 33 van het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2016 tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele worden de uren afwezigheid van de stagiairs van 1 maart tot en met 31 mei 2020 in rekening genomen:;
  1° in het kader van de vereffening van de subsidie bedoeld in artikel 17, § 1, van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling;
  2° in het kader van de berekening van het percentage verrichte vormingsuren, bedoeld in artikel 17, § 5, van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden eveneens in rekening gebracht voor zover ze al niet in rekening zijn gebracht krachtens lid 1:
  1° de tot en met 31 mei 2020 niet-verstrekte uren voor de lopende vormingscontracten op datum van 1 maart 2020 en verstrijkende voor 31 mei 2020;
  2° de tot en met 31 mei 2020 niet-verstrekte uren voor de vormingssessies die geprogrammeerd stonden tussen 1 maart en 31 mei 2020.

Afdeling 6. - Maatregelen betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling
Art.8. In afwijking van artikel 13, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en van artikel 16, vijfde lid en zesde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt het percentage van uitvoering van de doelstellingen van het jaarlijkse actieplan voor het jaar 2020 berekend op grond van het aantal begeleide rechthebbenden tussen 1 januari 2020 en 29 februari 2020 en tussen 1 juni 2020 en 31 december 2020, gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 4, indien de aldus verkregen resultaten hoger zijn dan de resultaten die zijn verkregen op basis van alle maanden van het jaar 2020.
  Een afwijking kan worden toegestaan indien het inschakelingspercentage van 50% van de begeleide rechthebbenden in 2020 niet wordt bereikt, op basis van een door de MIRE ingevoerd argument waaruit blijkt dat de crisis COVID-19 directe gevolgen heeft op haar resultaten in termen van inschakelingspercentage.

Art.9. Voor de toepassing van artikel 8, § 1, lid 2 en 3, b) van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt de telling van de maximumperiodes van driehonderdvijfenzestig dagen en honderdtachtig dagen voor de begeleidingen tussen 1 maart en 31 mei 2020 opgeschort.

Afdeling 7. - Maatregelen betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën
Art.10. Voor de toepassing van artikel 12, eerste lid, 1° en 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 14 juli 2005 tot uitvoering van het decreet van 3 februari 2005 betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën worden de toelagen betreffende het jaar 2020 die krachtens artikel 10 van het decreet van 3 februari 2005 betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën zijn toegekend, berekend op basis van het aantal opleidingsuren en het aantal opgeleide personen in het jaar 2020, exclusief de maanden maart, april en mei 2020, gedeeld door drie en vermenigvuldigd met vier.

Afdeling 8. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art.11. In afwijking van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp en van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie worden de verhoogde toelagen voor tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tussen 1 maart en 31 mei 2020 gehandhaafd indien, om een persoon die recht heeft op financiële sociale steun in dienst te houden, de sociale inschakeling tijdens deze periode moet worden uitgevoerd bij een werkgever die niet erkend is als een initiatief voor sociale economie, op voorwaarde dat de terbeschikkingstelling uiterlijk op 1 juni 2020 opnieuw wordt uitgevoerd bij een initiatief voor sociale economie.

Afdeling 9. - Maatregelen betreffende dienstencheque-ondernemingen en dienstencheque-werknemers
Art.12. Het Waalse Gewest kent voor de maanden maart, april en mei 2020 een toelage toe aan de erkende onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van de wet van 20 juli 2001tot bevordering van buurtdiensten en -banen, teneinde de bezoldiging, met inbegrip van de desbetreffende bijdragen, van de dienstencheque-werknemers van de onderneming erkend door het Waals Gewest, die in de betrokken maanden daadwerkelijk door het Waalse Gewest is gedragen, alsmede de overige uitgaven die voortvloeien uit de dienstencheque-activiteit, geheel of gedeeltelijk te dekken.
  Het maandelijkse bedrag van de in het eerste lid bedoelde toelage is gelijk aan (a - b) X c
  waar :
  - "a" is gelijk aan het aantal uren dat de erkende onderneming gedurende de betrokken maand voor al haar dienstencheque-werknemers heeft betaald;
  - "b" is gelijk aan het aantal dienstencheques dat overeenkomt met de prestaties die de werknemers van de erkende onderneming gedurende de betrokken maand hebben verleend;
  - "c" is gelijk aan 14,86 euro.
  Het aantal uren waarvoor de erkende onderneming gedurende de betreffende maand, voor elke dienstencheque-werknemer, een toelage zal ontvangen, mag niet groter zijn dan het aantal daadwerkelijk betaalde uren of :
  1° het aantal uren vastgelegd in de arbeidsovereenkomst van de dienstencheque-werknemer, met inbegrip van de aanhangsels, van toepassing tijdens de week van 9 maart 2020, gedeeld door 7 en vermenigvuldigd met het aantal kalenderdagen in de maand waarvoor de onderneming haar subsidieaanvraag indient;
  2° het aantal betaalde uren van de dienstencheque-werknemer tijdens de voor hem gunstigste maand in 2019.
  Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde toelage deelt de erkende onderneming aan de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft, uiterlijk binnen 30 dagen na het einde van de betrokken maand, het aantal betaalde uren voor elke werknemer in de betrokken maand mee, zoals bedoeld in het eerste lid.
  De toelage bedoeld in het eerste lid en berekend overeenkomstig het tweede lid wordt door de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft binnen 7 werkdagen na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving uitbetaald.
  Indien het aantal betaalde uren dat door de erkende onderneming overeenkomstig het vierde lid is meegedeeld, hoger is dan de in het derde lid vastgestelde maxima, wordt het daaruit voortvloeiende verschil in de berekening van de toelage, overeenkomstig lid 2, door de FOREm met alle wettelijke middelen teruggevorderd.
  In de zin van dit artikel wordt onder een dienstencheque-werknemer verstaan, de werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques in de zin van artikel 1, eerste lid, 9°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, en voor de prestaties die hij in het Waalse Gewest verricht.

Art. 12bis. [1 In afwijking van artikel 12, tweede lid, wordt voor de periode tussen 1 mei en 31 mei 2020 de waarde "c" die van toepassing is voor de berekening van de toelage, gelijk aan 18 EUR.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art.13. In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques wordt de geldigheidsduur van de dienstencheques, waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020 bestrijkt, automatisch met 3 maanden verlengd.
  In afwijking van artikel 3, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit kunnen de dienstencheques, waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020 bestrijkt, voor de gebruiker worden ingewisseld tegen nieuwe dienstencheques tot het einde van de elfde maand die volgt op de maand van uitgifte, en tot het einde van de twaalfde maand die volgt op de maand van uitgifte, voor de erkende onderneming.

Art. 13bis. [1 In afwijking van artikel 8, § 1, tweede lid, van bovenvermeld koninklijk besluit van 12 december 2001 wordt het in artikel 8, § 1, eerste lid, van dit besluit, bedoelde bedrag van de tegemoetkoming voor de maand mei 2020 vastgesteld op 18 euro voor de ondernemingen met minder dan 250 werknemers.
   Het eerste lid is van toepassing op voorwaarde dat de werkgever zijn werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques de nodige uitrusting voor hun gezondheidsveiligheid ter beschikking stelt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Afdeling 10. - Maatregelen betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling )
Art.14. Voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 april 2009 tot uitvoering van het decreet van 15 juli 2008 betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling) wordt voor het jaar 2020 het bedrag van de toelage vastgesteld op basis van het aantal maanden waarin de projectdrager het voorwerp is geweest van begeleidingsacties tussen 1 januari en 29 februari en tussen 1 juni en 31 december 2020, gedeeld door 3 en vermenigvuldigd met 4.

Art.15. In afwijking van artikel 3 van het decreet van 15 juli 2008 betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling) wordt de maximale duur van de begeleiding verlengd met een periode van 3 maanden voor begunstigden wier begeleiding in de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2020 liep of is begonnen.

Afdeling 11. - Maatregelen betreffende de wijze van communicatie tussen de FOREm en zijn gebruikers en betreffende de overeenkomsten voor beroepsopleiding
Art.16. Voor de uitvoering van zijn opdrachten wordt de FOREm gemachtigd om met zijn gebruikers slechts op afstand te communiceren voor een periode die overeenstemt met de duur van de inperking zoals bepaald door de Nationale Veiligheidsraad.
  De FOREm bepaalt de modaliteiten van deze uitwisselingen volgens de middelen waarover laatstgenoemde beschikt, de specifieke kenmerken van elke voorziening en het profiel van de gebruikers. De FOREm ziet erop toe dat het exclusieve gebruik van uitwisselingen op afstand geen afbreuk doet aan de rechten van zijn gebruikers.
  De FOREm zorgt ervoor dat zijn gebruikers worden geïnformeerd over de procedures die laatstgenoemde heeft ingesteld en de voorwaarden daarvan.

Art.17. In afwijking van artikel 15 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding kan de overeenkomst op afstand worden aangegaan tussen 1 maart en 31 mei 2020. Elk van de partijen deelt haar instemming per e-mail mee. Alle instemmingen die per e-mail worden gecommuniceerd, worden geacht te zijn ondertekend.
  In afwijking van artikel 13 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding kan de overeenkomst, voor de opleiding die tussen 1 maart en 31 mei 2020 wordt gevolgd, met terugwerkende kracht worden gesloten indien de overeenkomst niet op afstand kan worden aangegaan vanwege de maatregelen die in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19 zijn genomen.
  Wanneer de overeenkomst met terugwerkende kracht wordt gesloten, worden de voordelen die krachtens het besluit van de Waalse regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen, voor de in lid 2 bedoelde opleidingsperiode worden toegekend, uitbetaald vanaf de sluiting van de overeenkomst.

Art.18.§ 1. De uitvoering van de overeenkomst voor beroepsopleiding kan tussen 1 maart en 31 mei 2020 vanwege de gezondheidscrisis COVID-19 worden opgeschort.
  In afwijking van artikel 19, derde lid, van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding kan de overeenkomst voor beroepsopleiding, waarvan de uitvoering krachtens lid 1 wordt opgeschort, niet worden opgezegd in de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2020.
  § 2. De overeenkomst voor beroepsopleiding, afgesloten in uitvoering van het besluit van de Franse Gemeenschap van 12 mei 1987 met betrekking tot de beroepsopleiding, die lopen tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020, worden verlengd voor een maximale duur van 3 maanden, op voorwaarde dat de duur van de opleiding die onder het beroepsopleidingscontract valt, is verlengd vanwege de gezondheidscrisis van COVID-19 en binnen de grenzen van de werkelijke duur van de opleiding.
  Tijdens de periode van opschorting van de uitvoering van de overeenkomst voor beroepsopleiding bedoeld in paragraaf 1, worden de voordelen vereffend door de FOREm op grond van het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 met betrekking tot de toekenning van bepaalde voordelen aan stagiairs die beroepsopleiding wordt niet toegekend.
  De in paragraaf 1 bedoelde uitbreiding wordt uitgevoerd volgens een tijdschema bepaald door het FOREm en, indien van toepassing, met de betrokken operator, en zonder dat dit het voorwerp uitmaakt van een nieuw overeenkomst voor beroepsopleiding of een wijziging van de overeenkomst voor beroepsopleiding waarvan de uitvoering is opgeschort.

Afdeling 12. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de doelgroepen
Art.19. In afwijking van artikel 10 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen, wordt de toekenning van een werkuitkering geschorst wanneer de aangeworven werknemer tijdelijk werkloos is in de periode tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020.
  De schorsing wordt automatisch opgeheven zodra de periode van tijdelijke werkloosheid afloopt en uiterlijk op 1 juni 2020.

Afdeling 13. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid
Art.20. § 1. In afwijking van de artikelen 92, § 2, lid 1, 93, § 2, lid 1, 94, § 3, lid 2, § 4, lid 3, en § 5, lid 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, worden de krachtens de artikelen 92, 93 en 94 toegekende vrijstellingen met drie maanden verlengd, op voorwaarde dat de duur van de gevolgde opleiding is verlengd wegens de gezondheidscrisis van de COVID-19 en binnen de grenzen van de aldus verlengde werkelijke duur van de opleiding.
  Voor de toepassing van het eerste lid omvat de term opleiding ook de studies, de stages, de overeenkomsten als kandidaat-ondernemer en de leerovereenkomsten.
  § 2. In afwijking van de artikelen 92, § 2, vierde alinea, en 93, § 2, derde lid, wordt aan de werkloze een nieuwe vrijstelling verleend om de opleiding of studie voort te zetten die hij als gevolg van de gebeurtenissen in verband met de pandemie niet zou hebben kunnen voltooien.
  § 3. De toepassing van de artikelen 91, lid 2, 92, § 2, tweede en derde lid, 93, § 2, tweede lid, en 94, § 2, eerste en derde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vierde lid, wordt geschorst voor de maanden maart, april en mei 2020.

Afdeling 14. - Maartregelen betreffende het betaald educatief verlof
Art.21. Voor de toepassing van artikel 111, § 1, tweede lid, wordt het aantal uren onderwijs dat tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2020 op afstand wordt gegeven, voor de vaststelling van de aan de werknemer toegekende quota voor betaald educatief verlof gelijkgesteld met het aantal uren werkelijke aanwezigheid.

Art.22. In afwijking van artikel 137bis, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, vervalt het recht van de werkgever op de terugbetaling van de in het boekjaar 2019 ontstane vorderingen op 30 juni 2020.

Art.23. Voor de toepassing van artikel 8 van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers _ van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de opleidingsuren die niet konden worden verstrekt tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2020 in aanmerking genomen om te bepalen of de opleiding bedoeld in artikel 109 van de wet het minimum van 32 lesuren per jaar omvat.

Art.24. Voor de toepassing van artikel 21, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, worden de uren van de opleidingen die tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2020 op afstand worden gegeven en waarvoor de hoofden van de onderwijsinstellingen en de verantwoordelijken voor het onderwijs van de organisaties bedoeld in artikel 109 van dezelfde wet, of hun afgevaardigden, niet kunnen verklaren of zij al dan niet door de werknemer werden bijgewoond, geacht door de werknemer te zijn bijgewoond.

Afdeling 15. - Maartregel betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit
Art.25. § 1. In afwijking van artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, c), van het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit, kan de financiële incentive worden toegekend aan de persoon die de incentive aanvraagt en wiens uitoefening van de zelfstandige activiteit tijdelijk wordt onderbroken tussen 1 maart en 31 mei 2020 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, 1°, d) en 2°, c), van hetzelfde decreet kan de financiële incentive worden gecumuleerd met beroepsinkomens, werkloosheidsuitkeringen, wachtuitkeringen, leefloon, vervangingsinkomens, financiële sociale hulp of overbruggingsrecht, op voorwaarde dat de persoon die de financiële incentive aanvraagt, in de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020 tijdelijk is gestopt of niet is begonnen met het uitoefenen van een zelfstandige activiteit als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 3. In afwijking van artikel 3, tweede lid, worden de verplichting om zich als zelfstandige als hoofdactiviteit bij een erkend sociale verzekeringskas voor zelfstandigen aan te sluiten, uiterlijk binnen drie maanden na de toekenningsbeslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet en de verplichting om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, d), en 2°, a) en c), uiterlijk binnen drie maanden na de beslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet, uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken tussen 1 maart en 31 mei 2020 als gevolg van de COVID-epidemie-19 .

Art.26. § 1. In afwijking van artikel 8, § 2, lid 2, wordt de maximumtermijn van twee jaar waarbinnen de financiële incentive kan worden vereffend, verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken als gevolg van de COVID-19 epidemie.
  § 2. In afwijking van artikel 8, § 4, lid 4, van hetzelfde decreet en artikel 9, § 3, lid 2, van het decreet van de Waalse regering van 3 mei 2012 houdende uitvoering van hetzelfde decreet, kan de Dienst, op basis van de door de gerechtigde aangevoerde rechtvaardigingen en de analyse van de gevolgen van de COVID-19-epidemie voor de beroepsactiviteit van de begunstigde, hiervan afwijken, op voorwaarde dat de activiteit effectief wordt ontwikkeld en, voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet.
  Wanneer de gerechtigde verzoekt om toepassing van de in het vorige lid bedoelde afwijking, dient zijn verslag een motivering te bevatten waarin wordt aangegeven waarom hij vanwege de COVID-19-epidemie niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde met betrekking tot de ontwikkeling van zijn activiteit en, in voorkomend geval, zijn omzet.
  De leden 1 en 2 zijn tussen 1 maart en 31 mei 2020 van toepassing op elke persoon die van de financiële incentive geniet overeenkomstig de duur bedoeld in artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet.
  § 3. In afwijking van artikel 8, § 5, tweede lid, van hetzelfde decreet en van artikel 9, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet kan de Dienst op effectieve wijze en voor de in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gerechtigden afwijken van de voorwaarde van de ontwikkeling van de activiteit, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet, onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde modaliteiten als die welke zijn vastgesteld in paragraaf 2.

Art.27. § 1. In afwijking van artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt de termijn voor de betaling van de eerste schijf van de financiële incentive verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 maart en 31 mei 2020 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 2. In afwijking van artikel 9, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, wordt de termijn voor de toezending van het document of het verslag verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 maart en 31 mei 2020 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 3. In afwijking van artikel 9, § 2, lid 4, § 3, lid 6, en § 4, lid 1, van hetzelfde besluit, worden de termijnen voor de betaling van de schijven van de financiële incentive uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 maart en 31 mei 2020 als gevolg van de COVID-19-epidemie.

Afdeling 16. - Maatregelen betreffende de individuele beroepsopleiding
Art.28. In afwijking van artikel 5, § 1, lid 1, 9°, van het decreet van 4 april 2019 betreffende de individuele beroepsopleiding, wanneer de overeenkomst opleiding-inschakeling tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020 afloopt, kan de verplichting om de stagiair in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen tot uiterlijk 1 juni 2020 worden uitgesteld.

Art.29. In aanvulling van artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2019 tot uitvoering van het decreet van 4 april 2019 betreffende de individuele beroepsopleiding, kunnen de prestaties van de overeenkomst opleiding-inschakeling tussen 1 maart en 31 mei 2020 beginnen wanneer de FOREm met de voorwaarden van de overeenkomst heeft ingestemd, overeengekomen tussen de stagiair en de werkgever, en wanneer de FOREm die instemming per e-mail aan elk van de partijen heeft meegedeeld. Alle per e-mail meegedeelde instemmingen gelden als ondertekening.

Art.30. In afwijking van artikel 6, § 2, lid 1, van hetzelfde decreet leidt elke opschorting, als gevolg van de COVID-19-crisis, van de uitvoering van de overeenkomst opleiding-inschakeling die tussen 1 maart en 31 mei 2020 lopend is, tot een automatische verlenging van de oorspronkelijke duur van de opleiding-inschakeling met een duur die gelijk is aan de opschortingsperiodes.
  In geval van opschorting van de uitvoering van de in lid 1 bedoelde overeenkomst opleiding-inschakeling stelt de werkgever de FOREm zo spoedig mogelijk in kennis van de datum van begin en einde van de opschorting.
  De opschorting van de uitvoering van de in lid 1 bedoelde overeenkomst opleiding-inschakeling eindigt uiterlijk op 31 mei 2020.
  De in lid 1 bedoelde verlenging is automatisch en houdt het sluiten van een aanhangsel bij de opgeschorte overeenkomst opleiding-inschakeling niet in.

Art.31. In afwijking van artikel 7, lid 3, van hetzelfde besluit kan elke partij tussen 1 maart en 31 mei 2020 de overeenkomst opleiding-inschakeling per e-mail opzeggen, met inachtneming van de overige voorwaarden die gelden voor de opzegging van de overeenkomst opleiding-inschakeling.

Art. 31bis. [1 § 1. In afwijking van artikel 6 van hetzelfde decreet geniet de volgende stagiair een maandelijkse premie:
   1° de stagiair wiens uitvoering van de overeenkomst opleiding-inschakeling overeenkomstig artikel 30 is opgeschort;
   2° de stagiair wiens overeenkomst opleiding-inschakeling is afgelopen en wiens indienstneming in het kader van een arbeidsovereenkomst is uitgesteld overeenkomstig artikel 28;
   3° de stagiair wiens overeenkomst opleiding-inschakeling tussen 1 maart en 31 mei is beëindigd wegens de epidemie COVID-19.
   § 2. De in § 1 bedoelde premie wordt voor de periode tussen 1 maart en 31 mei 2020 en binnen de volgende grenzen toegekend:
   1° voor de in § 1, 1°, bedoelde stagiair, binnen de grenzen van de duur van de opschorting van zijn overeenkomst opleiding-inschakeling;
   2° voor de in § 1, 2°, bedoelde stagiair, voor de periode tussen het einde van zijn overeenkomst opleiding-inschakeling en zijn indienstneming op grond van de arbeidsovereenkomst, waarvan de sluiting overeenkomstig artikel 28 is uitgesteld;
   3° voor de in § 1, 3°, bedoelde stagiair, voor het saldo van de duur van de overeenkomst opleiding-inschakeling die wegens de epidemie COVID-19 werd beëindigd.
   § 3. Het bedrag van de in § 1 bedoelde maandelijkse premie wordt berekend als volgt:
   a x (b/c) x 70% ;
   waar:
   - "a" is gelijk aan het maandelijkse bedrag van de in artikel 13, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit bedoelde premie, berekend op de dag vóór de opschorting of de beëindiging van de overeenkomst opleiding-inschakeling;
   - b" is gelijk aan het aantal dagen van de betrokken maand, waarin de overeenkomst opleiding-inschakeling niet is uitgevoerd als gevolg van de opschorting of beëindiging ervan;
   - c" is gelijk aan het aantal maandelijks gepresteerde dagen, zoals bepaald in de overeenkomst opleiding-inschakeling die van kracht is op de dag voorafgaand aan de opschorting of beëindiging ervan.
   Voor de berekening van "a" houdt de "FOREM" rekening met het dagelijkse bedrag van de toelagen, inkomsten of vergoedingen bedoeld in artikel 6, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet en in artikel 13, § 1, eerste tot en met derde lid, van hetzelfde besluit, bekend op de dag vóór de in § 1 bedoelde gebeurtenis.
   § 4. De "FOREM" betaalt de in § 1 bedoelde maandelijkse premie zonder enige financiële tussenkomst van de werkgever.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-22/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Afdeling 18. - Maatregelen betreffende de regelingen voor de steun ter bevordering van de tewerkstelling
Art.32. In afwijking van artikel 24, lid 2, van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en van artikel 26, leden 1 en 2, van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, maakt de afrekening van de subsidie, bedoeld in artikel 14 van hetzelfde decreet, voor de prestaties van maart, april en mei 2020 het voorwerp uit van een door de FOREm uitbetaalde voorschot aan de werkgevers bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, en berekend op basis van de punten toegekend voor elke betrokken maand in verband met prestaties, namelijk maart 2020, april 2020 of mei 2020, vermenigvuldigd met het gemiddelde subsidiëringspercentage van de werkgevers bedoeld in artikel 3, lid 1, van hetzelfde decreet, voor het jaar 2019, namelijk 92 %.
  Na afloop van de periode waarop de maatregelen van de Nationale Veiligheidsraad betrekking hebben, zal de FOREm de werkelijk verschuldigde subsidie bedoeld in artikel 14 van hetzelfde besluit berekenen, overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde besluit en artikelen 26 en 26bis van hetzelfde besluit, voor de betrokken maanden, op basis van de door de werkgever ingediende loonstaten voor de maanden maart, april en mei 2020, binnen de termijnen bedoeld in artikel 26, tweede en derde lid, van hetzelfde besluit.
  Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, lager is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het verschil door de FOREm uitbetaald ten gunste van de werkgever.
  Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, hoger is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het onverschuldigd daaruit voortvloeiend bedrag door de Dienst bij elk rechtsmiddel teruggevorderd, compensatie inbegrepen.
  In afwijking van artikel 27bis, § 2, van hetzelfde besluit kunnen de loonstaten bedoeld in het tweede uiterlijk verstuurd worden tot :
  1° 30 juni voor de loonstaten betreffende de maanden maart en april 2020;
  2° 31 juli voor de loonstaten betreffende de maand mei 2020.
  Bij niet-versturen na afloop van de termijnen bedoeld in vorig lid geeft FOREm kennis aan de werkgever bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, van het verlies van de subsidie voor de betrokken maand wegens het uitblijven van de loonstaat.

Art.33. De verplichtingen bedoeld in artikel 2, § 3, lid 1, worden tussen 1 maart en 31 mei 2020 opgeschort.
  In afwijking van artikel 25, lid 3, wordt de berekening van de netto-verhoging van het globaal volume van de tewerkstelling die het bestuur jaarlijks verricht op de verjaardag van de kennisgeving van de beslissing, beperkt tot de periodes die niet vervat zijn tussen 1 maart en 31 mei 2020.
  In afwijking van artikel 21, lid 6, van hetzelfde besluit wordt de berekening van de instandhouding van het globaal tewerkstellingsvolume die het bestuur jaarlijks verricht op de verjaardag van de kennisgeving van de beslissing, beperkt tot de vergelijking van het referentiepersoneelsbestand onder verwijzing naar het gemiddeld aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, tewerkgesteld tijdens de vier kwartalen voorafgaand aan de verjaardag, onder uitsluiting van de periode vervat tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020.
  Als de werkgever daar een gemotiveerde aanvraag toe indient, kan de Minister van Tewerkstelling afwijken van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 3, van hetzelfde decreet wanneer de berekening van het globaal volume van de tewerkstelling geheel of gedeeltelijk de periode bevat gelegen tussen 1 maart en 31 mei 2020, op voorwaarde dat de vermindering van het globaal tewerkstellingsvolume toe te schrijven is aan de economische gevolgen van de COVID-19-epidemie.

Art.34. In afwijking van artikel 12 en onverminderd de regels die van toepassing zijn ter zake van arbeidsrecht, wordt de verplichting om de functies toegekend aan de werkgever zoals bedoeld in de A.P.E.-toekenningsbeslissing in acht te nemen, opgeschort tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020.

Art. 34bis. [1 § 1. De "Office wallon de la formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) ontwikkelt een opleidingsmodule over de gezondheidsmaatregelen die nodig zijn om de risico's van besmetting bij het uitvoeren van activiteiten van huishoudhulp te voorkomen.
   Deze module wordt gegeven aan de interne opleiders van de ondernemingen bedoeld in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, om hen in staat te stellen opleidingen te organiseren en te verstrekken aan werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
   § 2. De " Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi " stuurt een aanvraag tot goedkeuring van de opleidingsmodule aan de Administratie bedoeld in artikel 1, 6°, van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 juni 2007.
   De aanvraag gaat vergezeld van een dossier met een nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding.
   § 3. De Administratie bevestigt ontvangst van de aanvraag en stuurt het volledige dossier door naar de Minister van Werk.
   § 4. De Minister van Werk stuurt haar beslissing naar de Administratie, die ze ter kennis brengt van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" en ter informatie een kopie ervan langs elektronische weg stuurt naar de Commissie opgericht bij artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 7 juni 2007.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 34ter. [1 De onderneming kan bij de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" een gedeeltelijke terugbetaling krijgen van de opleidingskosten in verband met de gezondheidsmaatregelen die nodig zijn om het risico van besmetting bij het verrichten van activiteiten van huishoudhulp te beperken, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
   1° de opleiding wordt uiterlijk op 30 juni 2020, met inachtneming van de gezondheidsregels, georganiseerd op basis van fysieke aanwezigheid van de werknemers tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, uiterlijk op 30 juni 2020;
   2° de opleiding wordt gegeven door een interne opleider die de opleidingsmodule bedoeld in artikel 34ter, § 1, tweede lid, heeft gevolgd;
   3° de opleiding wordt gegeven met behulp van een beelddrager die de instructies of aanbevelingen met betrekking tot de gezondheidsveiligheid bevat en die aan het einde van de opleiding aan de werknemer wordt gegeven;
   4° de onderneming informeert de gebruikers van dienstencheques over de gezondheidsregels die tijdens dienstencheque-prestaties nageleefd moeten worden.
   Deze opleiding wordt gelijkgesteld met een interne opleiding in de zin van artikel 2, § 2, derde lid, van voormeld besluit van 7 juni 2007 en geeft recht op dezelfde terugbetaling, onverminderd de voorwaarden vermeld in het vorige lid.
   De onderneming kan de terugbetaling van de opleiding slechts één keer per werknemer verkrijgen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 34quater. [1 In afwijking van artikel 6, § 1, van voormeld besluit wordt na afloop van de in artikel 34ter bedoelde opleiding de aanvraag tot terugbetaling naar de Forem gestuurd en vergezeld van een dossier met :
   1° het unieke ondernemingsnummer, de identiteit/bedrijfsnaam, het erkenningsnummer, de woonplaats/maatschappelijke zetel en het financiële rekeningnummer van de onderneming;
   2° een verklaring op erewoord waarvan het model door de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" wordt vastgesteld;
   3° de naam van de interne opleider die de opleiding heeft gegeven;
   4° een aanwezigheidslijst, ondertekend door elke werknemer die de opleiding heeft gevolgd;
   5° een kopie van de beelddrager van de opleiding die aan de werknemer wordt gegeven;
   6° een kopie van de informatiebrief bestemd voor de gebruiker, waarin de instructies of aanbevelingen zijn opgenomen die moeten worden opgevolgd bij het uitvoeren van buurtwerken of -diensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 34quinquies. [1 De terugbetaling van de kosten van de opleiding met betrekking tot de gezondheidsmaatregelen die nodig zijn om het risico van besmetting bij de uitvoering van de activiteiten van huishoudhulp te verminderen, ten laste van het opleidingsfonds dienstencheques, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening bedoeld in artikel 8, § 2, van voormeld besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 34sexies. [1 Indien de onderneming op frauduleuze wijze een gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten verkrijgt, vordert de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" het bedrag dat via alle rechtsmiddelen wordt terugbetaald, terug.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-05-07/13, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Afdeling 19. - Maatregel betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art.35.In afwijking van de artikelen 6, § 2, 6ter, en 6quater, § 2, van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques kan de aanvraag tot terugbetaling betreffende de goedgekeurde opleiding die eindigt in de loop van het jaar 2019 uiterlijk op 30 juni 2020 worden ingediend.
  [1 De in artikel 34quater bedoelde terugbetalingsaanvraag wordt uiterlijk op 20 september 2020 ingediend.]1
  ----------
  (1)<BWG 2020-05-07/13, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Afdeling 19. [1 Afdeling 19bis. Maatregelen betreffende het talenplan ]1   ----------   (1)
Art. 35bis. [1 Voor de toepassing van artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 8 september 2016 tot uitvoering van de artikelen 40 en 41 van het decreet van 20 februari 2014 betreffende het talenplan en tot wijziging van verschillende decreten inzake beroepsvorming, wordt de onderbreking van het taalbad, dat werd onderbroken wegens de COVID-19-epidemie, niet in aanmerking genomen wanneer de onderbreking plaatsvond voordat de helft van de geplande duur van het betrokken taalbad is bereikt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 35ter.[1 De opschorting van de dwingende termijnen bedoeld in [2 artikel 1 van het besluit van Waalse Regering van bijzondere machten nr. 2 betreffende de tijdelijke opschorting van dwingende termijnen en termijnen voor het indienen van beroepen vastgesteld in de gezamenlijke Waalse wetgeving en reglementering of aangenomen krachtens deze, evenals die vastgesteld in de wetten en koninklijke besluiten vallend onder de bevoegdheden van het Waalse Gewest krachtens de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980]2 is niet van toepassing op de termijnen bedoeld in artikel 10 [2 van het besluit van de Waalse Regering van 8 september 2016 tot uitvoering van de artikelen 40 en 41 van het decreet van 20 februari 2014 betreffende het talenplan en tot wijziging van verschillende decreten inzake beroepsvorming]2.
   In afwijking van artikel 10, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit eindigt de oproep tot de kandidaten voor het jaar 2020 en voor de bij afdeling 4 van hetzelfde besluit georganiseerde taalbaden op 24 april 2020. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<DWG 2020-12-03/08, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 24-12-2020>

Art. 35quater. [1 In afwijking van artikel 12, lid 5, van hetzelfde besluit moeten de ontbrekende stukken en documenten voor het jaar 2020 voor de bij afdeling 4 van hetzelfde besluit georganiseerde taalbaden uiterlijk op 20 mei 2020 worden meegedeeld. Indien dit niet het geval is, wordt de aanvraag zonder gevolg geklasseerd. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 35quinquies.[1 In afwijking van artikel 13, § 2, wordt de beurs voor het jaar 2020 uiterlijk op 1 juni 2020 geweigerd voor de bij afdeling 4 van hetzelfde besluit georganiseerde beurzen.
   In afwijking van artikel 13, § 3, 2°, stelt de Dienst, voor het jaar 2020, uiterlijk op 15 juni 2020 voor de bij afdeling 4 georganiseerde taalbaden een met redenen omklede rangschikking op van de aanvragen voor beurzen die niet zijn geweigerd en die worden toegekend onder ontbindende voorwaarden die verband houden met de evolutie van de COVID-19-epidemie, met de maatregelen en aanbevelingen genomen door de Nationale Veiligheidsraad en de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en door de autoriteiten van de landen waar het taalbad moet plaatsvinden.]1
  [2 In afwijking van artikel 13, §§ 2 en 3, 1°, wordt de beurs voor het taalbad georganiseerd bij de afdelingen 5 tot 8 van hetzelfde besluit, tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2021, toegekend onder de ontbindende voorwaarden die verband houden met de evolutie van de COVID-19- epidemie, de maatregelen en aanbevelingen van de Nationale Veiligheidsraad en de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en van de overheden van de landen waar het taalbad zal plaatsvinden.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<BWG 2020-05-07/13, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. 35sexies.[1 In afwijking van de artikelen 14 en 15, § 5, van hetzelfde besluit kan de "FOREM" afwijken van de voorwaarden voor de vereffening van de krachtens hetzelfde besluit toegekende beurs wanneer deze voorwaarden niet konden worden vervuld als gevolg van de COVID-19-epidemie.]1
  [2 In afwijking van artikel 14, §§ 1 en 2, van hetzelfde besluit wordt de beurs voor het taalbad, georganiseerd bij artikel 17, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit tijdens het schooljaar 2020-202, in drie tranches uitbetaald als volgt:
   1° de eerste tranche, die overeenkomt met 75% van de helft van de beurs, wordt uitbetaald tussen de 30ste en de 15 dag vóór de effectieve vertrekdatum;
   2° de tweede tranche, die overeenkomt met 75% van de andere helft van de beurs, wordt aan het einde van het eerste halfjaar uitbetaald, onder de ontbindende voorwaarde dat het tweede halfjaar wordt gehandhaafd;
   3° het saldo van de beurs wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 14, §§ 3 tot 7 van hetzelfde besluit.
   In afwijking van artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit wordt de uitbetaling van de eerste schijf van de beurs voor het taalbad georganiseerd bij artikel 17, eerste lid, 1° en 2°, van hetzelfde besluit tijdens het schooljaar 2020-2021 of een van de semesters ervan, uitbetaald tussen de 30ste en de 15de dag vóór de effectieve vertrekdatum.
   In afwijking van artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit wordt de uitbetaling van de eerste schijf van de beurs voor het taalbad, georganiseerd in de afdelingen 5 tot 8 van dit besluit, tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2021, uitgevoerd tussen de 30ste en de 15de dag vóór de effectieve vertrekdatum.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<BWG 2020-05-07/13, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. 35septies.[1 In afwijking van de artikelen 14, § 5, 19, 23, 28 en 34 van hetzelfde besluit kan het maximumbedrag van de beurs, voor taalbaden die wegens de COVID-19-epidemie zijn onderbroken, met maximum 15% worden verhoogd wanneer deze onderbreking aanleiding heeft gegeven tot extra kosten voor de begunstigde en binnen de grenzen van de werkelijk gemaakte kosten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Art. 35octies.[1 De Minister van Vorming kan, afhankelijk van de evolutie van de gezondheidstoestand in verband met de COVID-19, beslissen om de toekenning van beurzen voor het schooljaar 2020-2021 of voor het tweede halfjaar van het jaar 2020 en/of voor het eerste kwartaal van het jaar 2021 en/of voor het tweede kwartaal van het jaar 2021 op te schorten, of kan beslissen om, voor de bij afdeling 4 van hetzelfde besluit georganiseerde taalbaden, de toekenning van beurzen met één of meerdere maanden tijdens het tweede halfjaar van het jaar 2020 uit te stellen.]1
  [2 De persoon die een beurs heeft aangevraagd waarvoor de toekenning overeenkomstig lid 1 is opgeschort, kan in voorkomend geval zijn aanvraag binnen de door de Minister van Vorming gestelde termijnen zodanig wijzigen dat zijn aanvraag overeenkomt met een beurs waarvoor de subsidie niet is opgeschort.
   In geval van opschorting overeenkomstig lid 1 en indien er geen aanvraag tot wijziging wordt ingediend binnen de overeenkomstig lid 2 vastgestelde termijnen, krijgt de beursaanvraag geen gevolg.
   De Minister van Vorming kan, afhankelijk van de evolutie van de gezondheidstoestand in verband met de COVID-19, beslissen om de toekenning van de beurs voor het taalbad georganiseerd bij de afdelingen 5 tot 8 van hetzelfde besluit, tussen 1 maart 2020 en 30 juni 2021 op te schorten.
   In geval van opschorting overeenkomstig lid 4 krijgt de beursaanvraag geen gevolg.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<BWG 2020-05-07/13, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. 35novies. [1 De Minister van Vorming is bevoegd om, afhankelijk van de evolutie van de gezondheidstoestand in verband met de COVID-19, de in dit besluit vastgestelde termijnen uit te stellen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2020-04-16/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>


Afdeling 20. - Maatregel betreffende de `SESAM'-regeling ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen
Art.36. De verplichtingen bedoeld in artikel 12, § 1, 2°, 3° en 4°, van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden opgeschort tussen 1 maart en 31 mei 2020.

Afdeling 21. - Algemene bepaling
Art.37. Voor de toepassing van dit besluit en voor elke bepaling, genomen inzake subsidiëring, mag het bedrag van de subsidie geenszins hoger zijn dan de daadwekelijk door de begunstigde gedragen kostprijs, voor hetgeen gesubsidieerd wordt.

Afdeling 22. - Slotbepalingen
Art.38. Dit besluit heeft uitwerking op 1 maart 2020.

Art.39. Na afloop van de bijzondere machten, door het Waals Parlement toegekend, zullen de bevestigde bepalingen opnieuw, opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen kunnen worden door de Waalse Regering indien tenminste daartoe een materiële rechtsgrond voorhanden is.

Art. 40. De Minister van Tewerkstelling, Vorming, belast met de Sociale Economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.