Details





Titel:

1 DECEMBER 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 58 betreffende verschillende bepalingen die in het kader van "de plan rebond" COVID-19 zijn genomen inzake werkgelegenheid en socioprofessionele inschakeling, sociale economie inbegrepen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-12-2020 en tekstbijwerking tot 02-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende sociale economie
Afdeling 1.-. Inschalingsbedrijf
Art. 2-3
Afdeling 2.-. Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel
Art. 4-5
Afdeling 3.-. Adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten
Afdeling 1.-. Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap
Art. 7-12
Afdeling 2. - Dienstencheques
Art. 13-14
HOOFDSTUK IV. - Maatregelen met betrekking tot het begeleiden van niet-werkende werkzoekenden naar en in het werk
Art. 15-17
HOOFDSTUK V. - Maatregelen met betrekking tot de begeleiding en de steun voor zelftewerkstelling
Afdeling 1.-. Begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling
Art. 18
Afdeling 2.-. Maatregelen betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit
Art. 19-21
HOOFDSTUK VI. - Maatregelen betreffende de steun voor tewerkstelling
Afdeling 1. - Steunregeling ter bevordering van de werkgelegenheid
Art. 22-25
Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de "SESAM"-regeling ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen
Art. 26-28
Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de doelgroepen
Art. 29
Afdeling 4. - Subsidie voor de tewerkstelling van zeer langdurige werkzoekenden bij werkgevers die getroffen zijn door de crisis COVID-19
Art. 30-37
Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art. 38
HOOFDSTUK VII. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt
Art. 39
HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende betaald educatief verlof
Art. 40-42
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 43



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2020041907 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en voor elke van de bepalingen die met betrekking tot de subsidiëring zijn vastgesteld, mag het bedrag van de subsidie niet hoger zijn dan de kosten die daadwerkelijk door de begunstigde worden gedragen, voor wat gesubsidieerd wordt.

HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende sociale economie
Afdeling 1.-. Inschalingsbedrijf
Art.2. In afwijking van artikel 20 van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven en van artikel 18, § 1 van het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, kan de maximumtermijn vanaf de datum van indienstneming van een kwetsbare werknemer of een uiterst kwetsbare werknemer, waarvoor de intensiteit van de steun niet meer dan 50 % van de loonkosten mag bedragen, tussen 19 oktober en 31 maart 2021 worden verlengd met perioden van opschorting van de arbeidsovereenkomst van de kwetsbare werknemer of de uiterst kwetsbare werknemer.

Art.3.In afwijking van artikel 15, § 1, 3°, van het decreet van 20 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven, kunnen de subsidies bedoeld in hoofdstuk 5 van datzelfde decreet tot 30 juni 2021 worden toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van artikel 2, 18), van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden, maar die in de periode van 1 januari 2020 tot en met [1 31 december 2021]1 ondernemingen in moeilijkheden zijn geworden".
  ----------
  (1)<DWG 2021-05-14/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Afdeling 2.-. Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel
Art.4. Voor de toepassing van artikel 2 van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), afgekort : `I.D.E.S.S., omvat het sociaal vervoer, tot 31 maart 2021, het vervoer van goederen ten behoeve van de begunstigden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van hetzelfde decreet.
  Het in het eerste lid bedoelde vervoer van goederen omvat het vervoer, ten behoeve van de begunstigden, van levensmiddelen en basisbenodigdheden, alsmede het vervoer van wasgoed.

Art.5. In afwijking van artikel 11, § 1, lid 1, 3 en 4 van het besluit van de Waalse Regering van 21 juni 2007 tot uitvoering van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (Initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), is het bedrag van de subsidie, bedoeld in artikel 11, § 1, leden 1, 3 en 4, van hetzelfde decreet, van het I.D.E.S.S., met betrekking tot het jaar 2020, gelijk aan het bedrag van zijn subsidie voor 2019, indien het aldus verkregen bedrag hoger is dan het voor het jaar 2020 berekende bedrag.

Afdeling 3.-. Adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie
Art.6. In afwijking van artikel 13, lid 2, van besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2006 tot uitvoering van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, is het bedrag van de subsidie, bedoeld in artikel 23 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, van het adviesverlenende agentschap, met betrekking tot het jaar 2020, gelijk aan het bedrag van zijn subsidie voor 2019, indien het aldus verkregen bedrag hoger is dan het voor het jaar 2020 berekende bedrag.

HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de buurtdiensten
Afdeling 1.-. Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap
Art.7. In afwijking van artikel 8, § 2, vijfde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, kan het Plaatselijke werkgelegenheidsagentschap, hierna PWA genoemd, geen vergoeding eisen bij de inschrijving van de kandidaat-gebruiker bedoeld in artikel 8, lid 2, voor de activiteiten bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Art.8. Voor de toepassing van artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering mogen tussen 1 november 2020 en 30 juni 2021 de volgende activiteiten worden uitgeoefend ten behoeve van de in het tweede lid bedoelde personen:
  1° het bijstaan van de onderhoudsploegen bij het beheer van de hygiëne en de ontsmetting van de lokalen;
  2° de bijstand aan (para)medische ploegen bij de voorbereiding van uitrusting;
  3° de logistieke bijstand in verband met de inrichting van de ruimte en het voorraadbeheer;
  4° de bijstand bij het toezicht op of de begeleiding van de bewoners, onder meer met het oog op het creëren van sociale banden;
  5° de hulp bij het bereiden en uitdelen van maaltijden aan de bewoners;
  6° de bijstand en ondersteuning van de ploegen in het kader van diensten aan de bewoners.
  De in lid 1 bedoelde activiteiten kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van de volgende, door het "Agence wallonne pour une Vie de Qualité" (Waalse Agentschap voor de Kwaliteit van het Leven), kortweg AViQ, goedgekeurde structuren:
  1° de volgende instellingen voor ouderen: rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen, serviceflats, centra voor avond- en/of nachtopvang en kortstondig verblijf, zoals bedoeld in artikel 334, 2°, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
  2° de residentiële diensten voor jongeren (S.R.J.), bedoeld in artikel 1314/98 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
  3° de residentiële nachtdiensten voor volwassenen (S.R.N.A.), bedoeld in artikel 1199 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
  4° de dagonthaaldienst voor volwassenen (S.R.A.), bedoeld in artikel 1198 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
  5° de diensten voor huisvesting onder toezicht (S.L.S.), bedoeld in artikel 1200 van het Reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
  De in lid 1 bedoelde activiteiten beantwoorden aan behoeften waarin niet wordt voorzien door regelmatige arbeidscircuits, rekening houdend met de uitzonderlijke aard van de behoeften die worden veroorzaakt door de gevolgen van de COVID-19-pandemie. Deze activiteiten kunnen worden uitgevoerd zonder dat het PWA heeft vastgesteld dat zij in de betrokken gemeente niet door de reguliere arbeidscircuits worden opgevangen.

Art.9. § 1. In afwijking van artikel 79, § 4, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt tussen 1 november 2020 en 30 juni 2021 een persoon die is ingeschreven bij een PWA en die voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden, beschouwd als langdurig werkloos en die werkzaamheden mag verrichten in het kader van een PWA:
  1° sinds ten minste twaalf maanden ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende bij de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), afgekort "FOREm" ;
  2° genieten van een werkloosheids-, inschakelings- of beschermingsuitkering of genieten van een leefloon of financiële sociale hulp
  § 2. In afwijking van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, mag maximaal vijftig procent van het bedrag dat bestemd is voor de financiering van de vormingen van de werklozen die zijn ingeschreven bij het Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap worden gebruikt voor de aankoop van materiaal en producten voor de sanitaire veiligheid van het PWA-personeel, met inbegrip van personeel dat door FOREm is gedetacheerd en werknemers die werkzaamheden verrichten in het kader van een PWA arbeidsovereenkomst, alsmede voor de extra kosten voor het schoonmaken van de lokalen van het PWA en de aankoop van apparatuur waarmee het personeel op afstand kan werken om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
  Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op de inkomsten van de jaren 2019 en 2020 waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2021 aan de verplichting van artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit moet hebben voldaan, en op voorwaarde dat de in lid 1 bedoelde werkzaamheden worden verricht in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 voor de ontvangsten in verband met het jaar 2019 en in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 voor de ontvangsten in verband met het jaar 2020.
  In afwijking van artikel 79, § 9, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt de verplichting om ten minste vijfentwintig procent van het in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde bedrag met betrekking tot de inkomsten voor het jaar 2019 te gebruiken voor de financiering van de opleidingskosten van de in het PWA ingeschreven werklozen, uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021.
  In afwijking van artikel 79, § 9, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt het ongebruikte saldo van de vijfentwintig procent van het in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde bedrag, dat betrekking heeft op de ontvangsten van het jaar 2019, bedoeld in het derde lid, en het saldo met betrekking tot de ontvangsten van het jaar 2020 en waarvoor het PWA uiterlijk op 31 december 2021 aan zijn verplichting, bedoeld in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, moet hebben voldaan, gestort aan FOREm.
  De FOREm wijdt de bedragen, gevormd door de som van de niet-gebruikte saldi, bedoeld in het vierde lid, aan de financiering van de opleidingsuitgaven voor de werklozen die zijn ingeschreven in het kader van het PWA, boven vijfentwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 79, § 9, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit dat betrekking heeft op de inkomsten voor het jaar 2019 en het bedrag dat betrekking heeft op de inkomsten voor het jaar 2020, onverminderd het eerste lid.
  Het PWA dat in aanmerking wenst te komen voor de in lid 5 bedoelde financiering, dient vóór 1 juli 2022 een aanvraag in bij FOREm, samen met een kopie van de bewijsstukken voor de extra opleidingsuitgaven in de jaren 2020 en 2021, voor inkomsten met betrekking tot het jaar 2019, en in het jaar 2021, voor inkomsten met betrekking tot het jaar 2020.
  Naar gelang van het aantal PWA's die een verzoek hebben ingediend, overeenkomstig lid 6, en in verhouding tot het bedrag van hun extra uitgaven, verdeelt FOREm de financiering gelijkelijk over de agentschappen die hun uitgaven binnen de in lid 6 genoemde termijn verantwoorden.
  De aan het Agentschap overeenkomstig lid 7 toegekende financiering mag in geen geval meer bedragen dan de werkelijk gemaakte vormingskosten.

Art.10. § 1. In afwijking van artikel 79bis, § 2, lid 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt de aankoopprijs van de PWA-cheques voor de activiteiten bedoeld in artikel 8, lid 1, vastgesteld op 7,45 euro.
  § 2 In afwijking van artikel 79bis, § 4, lid 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt tussen 30 november 2020 en 30 juni 2021 het maximumaantal uren activiteit dat door de PWA-werknemer kan worden uitgeoefend, vastgesteld op 70 uur per kalendermaand.

Art.11. Op basis van de door de AViQ vastgestelde verdeling van het aantal PWA-cheques dat voor elke in artikel 8, lid 2, bedoelde persoon is gereserveerd, financiert FOREm ten behoeve van de in artikel 8, lid 2, bedoelde personen in totaal 5.000 PWA-cheques voor de uitvoering van de in artikel 8, lid 1, bedoelde activiteiten. De verdeling van de 5.000 PWA-cheques over de verschillende personen bedoeld in artikel 8, lid 2, wordt door AViQ vastgesteld en vóór 15 december 2020 aan FOREm meegedeeld.
  De FOREm betaalt een bedrag dat gelijk is aan de aankoopwaarde van het aantal PWA-cheques dat volgens de door de AViQ vastgestelde verdeling wordt toegekend aan de in artikel 8, lid 2, bedoelde personen op het grondgebied van het betrokken PWA. Het door de FOREm betaalde bedrag wordt door het PWA gebruikt om niet-nominatieve cheques voor de in artikel 8, lid 1, bedoelde activiteiten te bestellen.
  Indien de aan de in artikel 8, lid 2, bedoelde structuren toegekende cheques niet worden gebruikt, wisselt de PWA deze in en gebruikt zij de bedragen voor de opleiding van de bij haar geregistreerde werkzoekenden.
  Mits en zodra de in lid 1 bedoelde structuren bij het betrokken PWA zijn geregistreerd, verdeelt het PWA, in overeenstemming met de door de AViQ vastgestelde verdeling, PWA-cheques onder de PWA-dienstverleners voor de gepresteerde uren die zij aan de in lid 1 bedoelde structuren verstrekken.

Art.12. Artikel 11 van het besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 51 van 16 juni 2020 betreffende de afbouwmaatregelen COVID-19 inzake werkgelegenheid en socio professionele inschakeling, sociale economie inbegrepen, wordt opgeheven.

Afdeling 2. - Dienstencheques
Art.13. Het Waalse Gewest kent voor de maanden november en december 2020 een toelage toe aan de erkende onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, teneinde de bezoldiging, met inbegrip van de desbetreffende bijdragen, van de dienstencheque-werknemers van de onderneming erkend door het Waals Gewest, die in de betrokken maanden daadwerkelijk door het Waalse Gewest is gedragen, alsmede de overige uitgaven die voortvloeien uit de dienstencheque-activiteit, geheel of gedeeltelijk te dekken.
  Het maandelijkse bedrag van de in het eerste lid bedoelde toelage is gelijk aan (a - b) X c
  waar:
  - "a" is gelijk aan het aantal uren dat de erkende onderneming gedurende de betrokken maand voor al haar dienstencheque-werknemers heeft betaald;
  - "b" is gelijk aan het aantal dienstencheques dat overeenkomt met de prestaties die de werknemers van de erkende onderneming gedurende de betrokken maand hebben verleend;
  - "c" is gelijk aan 18 euro.
  Het aantal uren waarvoor de erkende onderneming gedurende de betreffende maand, voor elke dienstencheque-werknemer, een toelage zal ontvangen, mag niet groter zijn dan het aantal daadwerkelijk betaalde uren of het hoogste van de volgende aantallen :
  1° het aantal uren voorzien in de arbeidsovereenkomst van de dienstencheque-werknemer, met inbegrip van de aanhangsels, van toepassing in de maand oktober 2020;
  2° of het aantal betaalde uren van de dienstencheque-werknemer tijdens dezelfde maand van 2019.
  Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 bedoelde toelage deelt de erkende onderneming aan de maatschappij die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft, uiterlijk binnen 30 dagen na het einde van de betrokken maand, het aantal betaalde uren voor elke dienstencheque-werknemer in de betrokken maand mee, zoals bedoeld in het eerste lid.
  De toelage bedoeld in het eerste lid en berekend overeenkomstig het tweede lid wordt door de onderneming die dienstencheques voor het Waalse Gewest uitgeeft binnen 7 werkdagen na de in het lid 4 bedoelde kennisgeving uitbetaald.
  Indien het aantal betaalde uren dat door de erkende onderneming overeenkomstig het vierde lid is meegedeeld, hoger is dan de in het tweede en derde lid vastgestelde maxima, wordt het daaruit voortvloeiende verschil in de berekening van de toelage, overeenkomstig lid 2, door de FOREm met alle wettelijke middelen teruggevorderd.
  In de zin van dit artikel wordt onder een dienstencheque-werknemer verstaan, de werknemer met een arbeidsovereenkomst dienstencheques in de zin van artikel 1, eerste lid, 9°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, en voor de prestaties die hij verleent aan een gebruiker die zijn hoofdverblijfplaats in het Waals Gewest heeft.

Art.14. In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques wordt de geldigheidsduur van de dienstencheques, waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 bestrijkt, met 6 maanden verlengd.
  In afwijking van artikel 3, § 3, lid 2, van hetzelfde besluit wordt voor dienstencheques waarvan de geldigheidsdatum de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 bestrijkt, de periode waarin deze dienstencheques door de gebruiker of de erkende onderneming kunnen worden ingewisseld, met zes maanden verlengd.

HOOFDSTUK IV. - Maatregelen met betrekking tot het begeleiden van niet-werkende werkzoekenden naar en in het werk
Art.15. In afwijking van artikel 16, leden 6 en 7, van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt elke gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling onweerlegbaar geacht de doelstellingen van haar jaarlijkse actieplan voor het jaar 2020 te hebben bereikt.

Art.16. Voor de toepassing van artikel 8, § 1, lid 2 en 3, b) van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt de telling van de maximumperiodes van driehonderdvijfenzestig dagen en honderdtachtig dagen voor de begeleidingen tussen 1 november 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.

Art.17. De FOREm kent de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling een financiële bijdrage toe van 500 euro per niet-werkende werkzoekende die hij aan de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling toestuurt met het oog op een "jobcoaching" naar en in het werk bij de in artikel 8, lid 2, bedoelde structuren.
  In afwijking van het eerste lid verleent FOREm aan de niet-werkende werkzoekende die het leefloon of de financiële sociale hulp ontvangen, een financiële bijdrage van 500 EUR per werkzoekende die hij naar het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn stuurt met het oog op de begeleiding van deze werkzoekenden naar en in het kader van de in artikel 8, tweede alinea, bedoelde structuren.
  De in de leden 1 en 2 bedoelde steun wordt verleend aan de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor "jobcoachings" en begeleidingen die uiterlijk op 31 december 2020 van start zijn gegaan.

HOOFDSTUK V. - Maatregelen met betrekking tot de begeleiding en de steun voor zelftewerkstelling
Afdeling 1.-. Begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling
Art.18. In afwijking van artikel 3 van het decreet van 15 juli 2008 betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling) kan de maximale duur van de begeleiding verlengd worden met een periode van 3 maanden voor begunstigden wier begeleiding in de periode van 1 november 2020 tot en met 31 maart 2021 liep of is begonnen.

Afdeling 2.-. Maatregelen betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van overgang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit
Art.19. In afwijking van artikel 3, eerste lid, 1°, c), van het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit, kan de financiële incentive worden toegekend aan de persoon die de incentive aanvraagt en wiens uitoefening van de zelfstandige activiteit tijdelijk wordt onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  In afwijking van artikel 3, eerste lid, 1°, d) en 2°, c), van hetzelfde decreet kan de financiële incentive worden gecumuleerd met beroepsinkomens, werkloosheidsuitkeringen, wachtuitkeringen, leefloon, vervangingsinkomens, financiële sociale hulp of overbruggingsrecht, op voorwaarde dat de persoon die de financiële incentive aanvraagt, in de periode tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 tijdelijk is gestopt of niet is begonnen met het uitoefenen van een zelfstandige activiteit als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  In afwijking van artikel 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de verplichting om zich als zelfstandige als hoofdactiviteit bij een erkend sociale verzekeringskas voor zelfstandigen aan te sluiten, uiterlijk binnen drie maanden na de toekenningsbeslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet en de verplichting om te voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, d), en 2°, a) en c), uiterlijk binnen drie maanden na de beslissing bedoeld in artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet, uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde bedoeld in artikel 3, eerste lid, de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19 epidemie.

Art.20. § 1. In afwijking van artikel 8, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet, wordt de maximumtermijn van twee jaar waarbinnen de financiële incentive kan worden vereffend, verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de begunstigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn zelfstandige activiteiten heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19 epidemie.
  § 2. In afwijking van artikel 8, § 4, van hetzelfde decreet en artikel 9, § 3, lid 2, van het decreet van de Waalse regering van 3 mei 2012 houdende uitvoering van hetzelfde decreet, kan de Dienst, op basis van de door de gerechtigde aangevoerde rechtvaardigingen en de analyse van de gevolgen van de COVID-19-epidemie voor de beroepsactiviteit van de begunstigde, hiervan afwijken, op voorwaarde dat de activiteit effectief wordt ontwikkeld en, voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet.
  Wanneer de gerechtigde verzoekt om toepassing van de in het vorige lid bedoelde afwijking, dient zijn verslag een motivering te bevatten waarin wordt aangegeven waarom hij vanwege de COVID-19-epidemie niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde met betrekking tot de ontwikkeling van zijn activiteit en, in voorkomend geval, zijn omzet.
  De leden 1 en 2 zijn tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 van toepassing op elke persoon die van de financiële incentive geniet overeenkomstig de duur bedoeld in artikel 8, § 2, lid 2, van hetzelfde decreet.
  § 3. In afwijking van artikel 8, § 5, tweede lid, van hetzelfde decreet en van artikel 9, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet kan de FOREm op effectieve wijze en voor de in artikel 3, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gerechtigden afwijken van de voorwaarde van de ontwikkeling van de activiteit, op voorwaarde dat deze ontwikkeling leidt tot een effectieve verhoging van de omzet, onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde modaliteiten als die welke zijn vastgesteld in paragraaf 2.

Art.21. § 1. In afwijking van artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt de termijn voor de betaling van de eerste schijf van de financiële incentive verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 2. In afwijking van artikel 9, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de termijn voor de toezending van het document of het verslag verlengd met een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie.
  § 3. In afwijking van artikel 9, § 2, lid 4, § 3, lid 7, en § 4, lid 1, van hetzelfde besluit, worden de termijnen voor de betaling van de schijven van de financiële incentive uitgesteld voor een periode die gelijk is aan de periode waarin de gerechtigde van de financiële incentive de uitoefening van zijn activiteiten tijdelijk heeft onderbroken tussen 1 juni 2020 en 31 maart 2021 als gevolg van de COVID-19-epidemie.

HOOFDSTUK VI. - Maatregelen betreffende de steun voor tewerkstelling
Afdeling 1. - Steunregeling ter bevordering van de werkgelegenheid
Art.22. De verplichtingen bedoeld in de artikelen 2, § 3, eerste lid, en 3, § 3, eerste lid, 3°, van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.
  In afwijking van artikel 16, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, en andere wettelijke bepalingen, wordt de berekening van de netto-toename van het totale werkgelegenheidsvolume die de administratie elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van de beslissing uitvoert, beperkt tot perioden die niet tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 vallen.
  In afwijking van artikel 21, lid 7, van hetzelfde besluit en van andere wettelijke bepalingen, beperkt de berekening van de handhaving van het totale werkgelegenheidsvolume, die elk jaar op de verjaardag van de kennisgeving van het besluit door de administratie wordt uitgevoerd, zich tot de vergelijking van de referentiebezetting met het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, die gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de verjaardag van de beslissing in dienst zijn genomen, met uitzondering van de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021.
  Als de werkgever daar een gemotiveerde aanvraag toe indient, kan de Minister van Tewerkstelling afwijken van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, § 3, van het hetzelfde decreet, wanneer de berekening van het totale werkgelegenheidsvolume de periode tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 geheel of gedeeltelijk omvat, op voorwaarde dat de daling van het totale werkgelegenheidsvolume het gevolg is van de economische gevolgen van de epidemie van COVID-19.

Art.23. In afwijking van artikel 24, lid 2, van hetzelfde decreet en van artikel 26, leden 1 en 2, van hetzelfde besluit, maakt de afrekening van de subsidie, bedoeld in artikel 14 van hetzelfde decreet, voor de prestaties van oktober 2020 tot eind maart 2021 het voorwerp uit van een door de FOREm uitbetaalde voorschot aan de werkgevers bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, en berekend op basis van de punten toegekend voor elke betrokken maand in verband met prestaties, namelijk van oktober 2020 tot en met maart 2021, vermenigvuldigd met het gemiddelde subsidiëringspercentage van de werkgevers bedoeld in artikel 3, lid 1, van hetzelfde decreet, voor het jaar 2019, namelijk 92 %.
  Na afloop van de periode waarop de maatregelen van het overlegcomité betrekking hebben, zal de FOREm de werkelijk verschuldigde subsidie bedoeld in artikel 14 van hetzelfde decreet berekenen, overeenkomstig artikel 24 van hetzelfde decreet en artikelen 26 en 26bis van hetzelfde besluit, voor de betrokken maanden, op basis van de door de werkgever ingediende loonstaten, namelijk van oktober 2020 tot en met maart 2021.
  Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, lager is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het verschil door de FOREm uitbetaald ten gunste van de werkgever.
  Wanneer het vereffende subsidiebedrag, overeenkomstig het eerste lid, hoger is dan het subsidiebedrag berekend overeenkomstig het tweede lid, wordt het onverschuldigd daaruit voortvloeiend bedrag door de Dienst bij elk rechtsmiddel teruggevorderd, compensatie inbegrepen.
  In afwijking van artikel 27bis, § 2, van hetzelfde besluit, kunnen de loonstaten bedoeld in het tweede lid uiterlijk verstuurd worden tot:
  1° 30 juni 2021 voor de loonstaten betreffende de maanden van oktober 2020 tot februari 2021;
  2° 31 mei 2021 voor de loonstaten betreffende de maand maart 2021.
  Bij niet-versturen na afloop van de termijnen bedoeld in vorig lid geeft FOREm kennis aan de werkgever bedoeld in artikel 3, § 1, van hetzelfde decreet, van het verlies van de subsidie voor de betrokken maand wegens het uitblijven van de loonstaat.

Art.24. De dwingende termijnen, zoals bedoeld in het voornoemd decreet en in het voornoemd besluit van de Waalse Regering, betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.

Art.25. In afwijking van artikel 12 van hetzelfde besluit en andere wettelijke bepalingen en onverminderd de toepasselijke regels van het arbeidsrecht wordt de verplichting om de aan de werkgever toegekende functies na te leven, zoals bepaald in de beslissing tot toekenning van de A.P.E.-steun, opgeschort tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021.

Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de "SESAM"-regeling ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen
Art.26.De verplichtingen bepaald bij het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen die niet nagekomen zijn, tussen 1 maart 2020 en 31 maart 2021, wegens de gezondheidscrisis van de COVID-19, worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 3, § 1, lid 1, 4° [1 van hetzelfde decreet]1.
  ----------
  (1)<DWG 2021-05-14/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art.27. De verplichtingen bedoeld in artikel 12, § 1, lid 1, 2°, 3° en 4°, van hetzelfde decreet worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.

Art.28. De dwingende termijnen, zoals bedoeld in het voornoemd decreet en in het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2019 tot uitvoering van het decreet van 14 februari 2019 betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen worden tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 opgeschort.

Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de steun ten behoeve van de doelgroepen
Art.29. § 1. Voor de toepassing van artikel 1, lid 1, 5°, van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen, worden de periodes van tewerkstelling in het kader van artikel 60, § 7, of van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met periodes van werkloosheid gelijkgesteld.
  § 2. Naast de in artikel 10 van hetzelfde decreet vermelde opschortingsclausules wordt de toekenning van de in de artikelen 3 en 4 van hetzelfde decreet vermelde werkuitkering opgeschort wanneer de betrokken werknemer tijdelijk werkloos is in de periode tot 31 maart 2021.
  De schorsing wordt automatisch opgeheven zodra de periode van tijdelijke werkloosheid afloopt en uiterlijk op 31 maart 2021.

Afdeling 4. - Subsidie voor de tewerkstelling van zeer langdurige werkzoekenden bij werkgevers die getroffen zijn door de crisis COVID-19
Art.30.[1 § 1. De "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" kent aan de in artikel 31 bedoelde werkgever gedurende een periode van maximum vierentwintig maanden een maandelijkse subsidie van 1.000 euro toe voor de aanwerving van een niet-werkende werkzoekende.
   Het totale aantal subsidies dat krachtens lid 1 wordt toegekend, is beperkt tot 750 voltijdsequivalenten per jaar voor alle werkgevers. De Regering kan, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, dit plafond wijzigen of ervan afwijken.
   De Regering bepaalt de modaliteiten voor de toekenning, overdracht en vereffening van de subsidie en voor de vervanging van de werknemer. Zij kan het bedrag en de duur van de in lid 1 bedoelde subsidie en het in lid 2 bedoelde plafond wijzigen.
   § 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, zorgt de werkgever voor de opleiding van de werkzoekende die wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
   De Regering specificeert het type opleiding en het minimumaantal uren opleiding bedoeld in lid 1.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-29/16, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.31.[1 De werkgevers die beschikken over een inrichtingseenheid die in het Franse taalgebied gevestigd is, kunnen in aanmerking komen voor de in artikel 30 bedoelde subsidie, met uitzondering van de volgende werkgevers:
   1° universitaire onderwijsinstellingen voor de aanwerving van een niet-werkende werkzoekende als lid van het academisch en wetenschappelijk personeel;
   2° een andere onderwijsinstelling voor de aanwerving van een niet-werkende werkzoekende als lid van het academisch en wetenschappelijk personeel;
   3° de federale Staat, met inbegrip van de rechterlijke macht, de Raad van Staat, de leger en de federale politie;
   4° een Gemeenschap of een Gewest, met uitzondering van een onderwijsinstelling, voor de aanwerving van een iet-werkende werkzoekende die niet bedoeld is in 1° en 2°;
   5° de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
   6° een instelling van openbaar nut of een openbare instelling die onder het gezag staat van de entiteiten bedoeld in 4° of 5°.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-29/16, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.32.[1 §1]1 De in artikel 30 bedoelde subsidie wordt toegekend voor de aanwerving van een niet-werkende werkzoekende en aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° ingeschreven zijn bij de FOREm en zich in een periode van werkloosheid van ten minste 24 maanden bevinden;
  2° zijn hoofdverblijfplaats hebben in het Franstalige taalgebied;
  3° [1 de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt;]1
  Onder werkloosheidsperiode, in de zin van het eerste lid, wordt verstaan, de periode waarin bedoelde werkzoekende niet in het kader van een arbeidsovereenkomst is aangeworven, noch zich in een statutaire relatie bevindt en geen activiteit uitoefent als zelfstandige als hoofdactiviteit. Wordt gelijkgesteld met een periode van werkloosheid, de periode tijdens dewelke een arbeidsovereenkomst, een statutaire relatie of een activiteit van zelfstandige als hoofdactiviteit wordt uitgeoefend, voor zover de totale duur ervan, ononderbroken of onderbroken, niet meer dan eenendertig dagen bedraagt; De periodes van tewerkstelling in het kader van een tewerkstelling overeenkomstig artikel 60, § 7, of artikel 61 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden gelijkgesteld met een werkloosheidperiode.
  [1 § 2. De werkzoekende die geregistreerd is bij "FOREm" kan, na authenticatie, toegang krijgen tot een beveiligde elektronische database op de website van "FOREm". Hij kan op de site controleren of hij voldoet aan de in § 1 bedoelde voorwaarden
   De werkgever die een niet-werkende werkzoekende in dienst wil nemen, heeft na authenticatie toegang tot de in lid 1 bedoelde databank om de dag voordat de werkzoekende in dienst wordt genomen te controleren of de werkzoekende voldoet aan de in § 1 bedoelde voorwaarden.
   "FOREm" werkt de beveiligde elektronische database bij op basis van de informatie waarover hij beschikt, inclusief gegevens uit authentieke bronnen en de bewijsstukken die de werkzoekende opstuurt.
   De inlichtingen die zijn verkregen ten gevolge van de in de leden 1 en 2 bedoelde verificatie ontslaan de werkzoekende niet van de verplichting om aan de in § 1 bedoelde voorwaarden te voldoen op de dag voorafgaand aan de datum waarop hij bij de werkgever in dienst treedt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-29/16, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.33.[1 § 1. De werkgever vraagt de in artikel 30 bedoelde subsidie uitsluitend aan met behulp van het daartoe door "FOREm" opgestelde elektronische formulier.
   "FOREm" bericht ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen. Als de aanvraag onvolledig is, zal "FOREm" de ontbrekende informatie opvragen bij de werkgever, die tien dagen heeft om de aanvraag aan te vullen. Zo niet, dan sluit "FOREm" de aanvraag af en stelt de werkgever binnen dertig dagen na de subsidieaanvraag op de hoogte.
   "FOREm" verwerkt aanvragen in chronologische volgorde van indiening via het in lid 1 genoemde elektronische formulier, rekening houdend met de dag, het uur en de minuut van indiening.
   § 2. "FOREm" verleent de subsidie binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten aan de werkgever die zijn aanvraag overeenkomstig paragraaf 1 heeft ingediend en die voldoet aan de voorwaarden van artikel 31. De Minister geeft kennis van zijn beslissing binnen de dertig dagen na de indiening van de aanvraag.
   De beslissing tot toekenning van de subsidie bepaalt het aantal voltijdsequivalenten waarvoor de subsidie wordt toegekend. Het aantal voltijdsequivalenten waarvoor de werkgever de in artikel 30 bedoelde subsidie kan krijgen, is beperkt tot twee.
   § 3. Als de begrotingsmiddelen uitgeput zijn of als de werkgever niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, deelt "FOREm" binnen een maand na indiening van het aanvraagformulier mee dat de subsidie wordt geweigerd.
   § 4. In het geval van fusie of splitsing van een onderneming, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, evenals in de gevallen bedoeld in Boek XX, "Insolventie van ondernemingen", van het Wetboek van economisch recht worden de subsidie en de rechten en verplichtingen gebonden aan die steun aan de overnemende onderneming overgedragen mits deze laatste zelf voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 31.
   De overnemende onderneming stelt "FOREm" in kennis van de in lid 1 bedoelde gebeurtenis.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-29/16, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.34.[1 § 1. De werkgever moet de werkzoekende die voldoet aan de voorwaarden van artikel 32, aanwerven met een arbeidsovereenkomst die voldoet aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, binnen zes maanden vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de beurs.
   De toekenningsbeslissing treedt in werking vanaf de datum van de aanwerving en op zijn vroegst op de datum van inwerkingtreding of de datum van kennisgeving van de toekenningsbeslissing. Ze eindigt automatisch 24 maanden na de aanwerving.
   Indien de aanwerving niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn wordt nagekomen, gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning van de subsidie definitief verloren.
   § 2. Indien de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in dienst is genomen op basis van de in artikel 30 bedoelde toekenningsbeslissing vóór het einde van de periode van 24 maanden wordt beëindigd, gaat het voordeel van de toekenningsbeslissing definitief verloren.
   In afwijking van lid 1 kan de werkgever en wanneer de werknemer de onderneming verlaat en aldus zijn arbeidsovereenkomst beëindigt om een reden die hem niet kan worden toegerekend, de beslissing tot toekenning van de steun blijven genieten op voorwaarde dat hij binnen zes maanden vanaf de eerste dag van de maand volgende op het einde van de arbeidsovereenkomst van de werknemer een niet-werkende werkzoekende in dienst neemt die voldoet aan de in artikel 32 bedoelde voorwaarden. Anders gaat het voordeel van de beslissing tot toekenning van de beslissing definitief verloren.
   § 3. Wanneer de werknemer die overeenkomstig paragraaf 1 in dienst is genomen, arbeidsongeschikt is, kan de werkgever gebruik blijven maken van de beslissing tot toekenning van de subsidie, mits hij een niet-werkende werkzoekende in dienst neemt die voldoet aan de in artikel 32 bedoelde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2024-04-29/16, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art.35.§ 1. De in artikel 30 bedoelde maandelijkse subsidie wordt toegekend voor een voltijds beroep. Bij deeltijdwerk is het maandelijkse bedrag van de subsidie evenredig met de arbeidsregeling, zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer.
  § 2. De werkgever dient elk kwartaal bij de FOREm, met behulp van het door de FOREm opgestelde model van de verklaring, een overzicht van de prestaties voor het betreffende kwartaal in, met inbegrip van het rijksregisternummer, het aantal daadwerkelijk betaalde prestatiedagen, het totale aantal dagen dat in de DMFA-verklaring is opgenomen en de contractuele arbeidsregeling.
  Bij de eerste indiening van het in lid 1 bedoelde overzicht van de prestaties voegt de werkgever een afschrift bij van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in dienst is genomen en aan wie de subsidie wordt toegekend.
  Het in lid 1 bedoelde overzicht van de prestaties wordt toegezonden in de maand die volgt op het betrokken kwartaal. Anders kan de werkgever het overzicht van de prestaties tot de laatste dag van het kwartaal volgend op het betreffende kwartaal toesturen. Indien dit niet het geval is, is de subsidie voor het betrokken kwartaal definitief verloren.
  § 3 De subsidie wordt door FOREm betaald, in driemaandelijkse schijven, op basis van de door de werkgever meegedeelde elementen.
  § 4. De FOREm is verantwoordelijk voor de verwerking van de [1 in paragraaf 2]1 bedoelde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die hem krachtens § 3 en artikel 36 zijn toevertrouwd.
  ----------
  (1)<DWG 2021-05-14/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art.36. De onterecht betaalde subsidie wordt door FOREm teruggevorderd, met alle wettelijke middelen

Art.37. De subsidie als bedoeld in artikel 30 mag niet worden gecumuleerd met enige andere tussenkomst in de beloning, met uitzondering, in afwijking van artikel 13 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen, van de werkuitkering als bedoeld in artikel 4 van datzelfde decreet.

Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de "verhoogde toelagen sociale economie" voor tewerkstellingen in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Art.38. In afwijking van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp en van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie worden de verhoogde toelagen voor tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tussen 1 oktober 2020 en 31 maart 2021 gehandhaafd indien, om een persoon die recht heeft op financiële sociale steun in dienst te houden, de sociale inschakeling tijdens deze periode moet worden uitgevoerd bij een werkgever die niet erkend is als een initiatief voor sociale economie, op voorwaarde dat de terbeschikkingstelling uiterlijk op 1 april 2021 wordt beëindigd of opnieuw wordt uitgevoerd bij een initiatief voor sociale economie.

HOOFDSTUK VII. - Maatregelen betreffende de vrijstellingen van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt
Art.39. De toepassing van de artikelen 91, lid 2, 92, § 2, tweede en derde lid, 93, § 2, tweede lid, en 94, § 2, eerste en derde lid, § 5, vierde lid, en § 6, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 wordt geschorst tot 31 maart 2021.

HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende betaald educatief verlof
Art.40. Voor de toepassing van artikel 111, § 1, tweede lid, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, wordt het aantal uren onderwijs dat tussen 1 juli 2020 en 31 augustus 2021 op afstand wordt gegeven, voor de vaststelling van de aan de werknemer toegekende quota voor betaald educatief verlof gelijkgesteld met het aantal uren werkelijke aanwezigheid.

Art.41. Betaald educatief verlof in verband met cursussen en opleidingen die in het jaar 2020/2021 worden georganiseerd en die worden uitgesteld tot uiterlijk 30 september 2021, heeft geen invloed op het quotum voor betaald educatief verlof voor het jaar 2021/2022.

Art.42. Voor de toepassing van artikel 21, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de uren van het op afstand gegeven onderwijs, tussen 1 juli 2020 en 31 augustus 2021, waarvoor de hoofden van de onderwijsinstellingen en de verantwoordelijken voor het onderwijs in de in artikel 109 van dezelfde wet bedoelde organisaties, of hun afgevaardigden, niet kunnen verklaren of zij al dan niet door de werknemer zijn bijgewoond, geacht door de werknemer te zijn bijgewoond.

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 43. De Minister van Tewerkstelling, Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten is belast met de uitvoering van dit besluit.