22 MAART 1993. - Wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. (NOTA : Opgeheven bij W2014-04-25/08, art. 421, 062; Inwerkingtreding : 07-05-2014; zie ook overgangsbepalingen, art. 406 en 407) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 26-07-1993 et mise à jour au 07-05-2014)
TITEL I. - TOEPASSINGSGEBIED. - DEFINITIES ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Beroep op het publiek voor terugbetaalbare gelden.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IIIbis.
Art. 5bis, 5ter, 5quater
HOOFDSTUK IV. - Naam van de kredietinstellingen.
Art. 6
TITEL II. - KREDIETINSTELLINGEN NAAR BELGISCH RECHT.
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
AFDELING I. - Vergunning.
Art. 7-9, 9bis, 10-14
AFDELING II. - Vergunningsvoorwaarden.
ONDERAFDELING 1. - Rechtsvorm.
Art. 15
ONDERAFDELING 2. - Aanvangskapitaal.
Art. 16
ONDERAFDELING 3. - Aandeelhouders of vennoten.
Art. 17
ONDERAFDELING 4. - Leiding.
Art. 18-19
ONDERAFDELING 5. - Organisatie.
Art. 20, 20bis, 20ter
ONDERAFDELING 6. - (Hoofdbestuur). <W 1999-03-09/32, art. 6, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
Art. 21
ONDERAFDELING 7. - Depositobescherming.
Art. 22
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden.
AFDELING I. - Minimum eigen vermogen.
Art. 23
AFDELING II. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur.
Art. 24-25
AFDELING III. - Leiding en leiders.
Art. 26, 26bis, 27-29
AFDELING IV. - Fusies van en overdrachten tussen kredietinstellingen.
Art. 30-31
AFDELING V. - Aandelenbezit en deelnemingen.
Art. 32
AFDELING VI. - Het gebruik van gelden en waarden.
Art. 33
AFDELING VII. - Opening van (dochterondernemingen of bijkantoren) in het buitenland. <W 2004-01-12/30, art. 39, 031; Inwerkingtreding : 01-02-2004>
Art. 33bis, 34-37
AFDELING VIII. - Vrij verrichten van bankdiensten in het buitenland.
Art. 38-40
AFDELING IX. - Uitoefening van bankwerkzaamheden door gespecialiseerde dochters van kredietinstellingen in een andere Lid-Staat van de [1 Europese Unie]1.
Art. 41-42
AFDELING X. - (De reglementaire normen en verplichtingen). <W 2007-05-15/45, art. 14, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 43
AFDELING XI. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels.
Art. 44-45
HOOFDSTUK III. - Toezicht op de kredietinstellingen.
AFDELING I. - [1 Toezicht door de Bank en de FSMA]1
Art. 46, 46bis, 46ter, 47-49, 49bis
AFDELING II. - Revisoraal toezicht.
Art. 50-55
HOOFDSTUK IV. - Intrekking van een vergunning en uitzonderingsmaatregelen.
Art. 56-57, 57bis, 57ter, 58-60
HOOFDSTUK V. - Federaties van kredietinstellingen.
Art. 61, 61bis, 61ter
HOOFDSTUK VI. - De openbare kredietinstellingen.
Art. 62-63
HOOFDSTUK VII. - De gemeentespaarkassen.
Art. 64
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen over de uitgifte van Belgische covered bonds door Belgische kredietinstellingen]1
Afdeling I. [1 Naam ]1
Art. 64/1
Afdeling II. [1 Inschrijving bij de bank]1
Art. 64/2, 64/3, 64/4, 64/5, 64/6
Afdeling III. [1 Kenmerken, aanwending en beheer van de dekkingswaarden]1
Art. 64/7, 64/8, 64/9, 64/10, 64/11, 64/12, 64/13, 64/14, 64/15, 64/16, 64/17
Afdeling IV. [1 Uitgiftevoorwaarden]1
Art. 64/18, 64/19
Afdeling V. [1 Bijzondere verplichtingen voor de emittent van de Belgische covered bonds]1
Art. 64/20
Afdeling VI. [1 Specifieke controle]1
Art. 64/21, 64/22
TITEL IIbis.
Art. 64bis, 64ter, 64quater, 64quinquies
TITEL III. - BIJKANTOREN EN DIENSTVERRICHTINGEN IN BELGIE VAN KREDIETINSTELLINGEN DIE ONDER EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE [1EUROPESE UNIE]1 RESSORTEREN.
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
Art. 65-66, 66bis, 67
HOOFDSTUK II. - Verplichtingen en verbodsbepalingen.
Art. 68-70, 70bis
HOOFDSTUK III. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels.
Art. 71-72
HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de bijkantoren.
Art. 73-74
HOOFDSTUK V. - Uitzonderingsmaatregelen.
Art. 75-77
HOOFDSTUK VI. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van gespecialiseerde dochters van kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de [1 Europese Unie]1 ressorteren.
Art. 78
TITEL IV. - BIJKANTOREN IN BELGIE VAN KREDIETINSTELLINGEN DIE RESSORTEREN ONDER STATEN DIE GEEN LID ZIJN VAN DE [1 Europese Unie]1.
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
Art. 79
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening.
Art. 80
HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art. 81-83
HOOFDSTUK IV. - Intrekking van de vergunning en uitzonderingsmaatregelen en strafbepalingen.
Art. 84
HOOFDSTUK V.
Art. 84bis
TITEL V. - VERTEGENWOORDIGINGSKANTOREN, KREDIETONDERNEMINGEN EN BEMIDDELAARS.
Art. 85-90
TITEL VI. <Opgeheven bij W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
Art. 91-94
TITEL VII. - BEROEPSGEHEIM EN SAMENWERKING TUSSEN AUTORITEITEN. <Impliciet opgeheven door W 2004-12-06/34, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
HOOFDSTUK I. - Beroepsgeheim van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en informatie-uitwisseling. <Impliciet opgeheven door W 2004-12-06/34, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
Art. 95-100
HOOFDSTUK II. - Samenwerking tussen autoriteiten.
Art. 101
TITEL VII. - (Oud TITEL VIII) STRAFBEPALINGEN. <W 2004-12-06/34, art. 4, 033 ; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
HOOFDSTUK I. - Bestuursrechtelijke sancties.
Art. 102-103
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties.
Art. 104-109
TITEL VIII. - SANERINGSMAATREGELEN EJ LIQUIDATIEPROCEDURES. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 5; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
HOOFDSTUK I. - Saneringsmaatregelen. <ingevoegd door W 2004-12-06/34, art. 5; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Afdeling I. - Bevoegdheidsregeling en erkenning van buitenlandse maatregelen. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 5; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
Art. 109/1, 109/2
Afdeling II. - Overleg en informatie. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 7; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Art. 109/3, 109/4, 109/5, 109/6
Afdeling III. - Bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 11; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Art. 109/7
HOOFDSTUK II. - Liquidatieprocedures. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 12; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Afdeling I. - Bevoegdheidsregeling en erkenning van buitenlandse maatregelen. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 12; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Art. 109/8, 109/9
Afdeling II. - Procedures ten aanzien van de kredietinstellingen naar Belgisch recht. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 14; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Onderafdeling I. - Overleg en informatie-uitwisseling.
Art. 109/10, 109/11, 109/12, 109/13
Onderafdeling II. - Procedure-elementen - Toepasselijk recht. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 18; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Art. 109/14, 109/15
Onderafdeling III. - Intrekking van de vergunning. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 20; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Art. 109/16
HOOFDSTUK III. - Regels die zowel voor de saneringsmaatregelen als voor de liquidatieprocedures gelden. Inwerkingtreding : 07-01-2005>Afdeling I. - Vereffening of vereffening ingevolge een gerechtelijke ontbinding. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 21; Inwerkingtreding : 07-01-2005>Art. 109/17Afdeling II. - Samenwerking tussen nationale autoriteiten. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 22; Inwerkingtreding : 07-01-2005>Art. 109/18Afdeling III. - Uitzonderingen op of nuanceringen van de toepassing van het Belgische recht als procedurerecht. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 23; Inwerkingtreding : 07-01-2005>Art. 109/19, 109/20, 109/21, 109/22, 109/23, 109/24Afdeling IV. - Saneringscommissarissen en liquidateurs. Inwerkingtreding : 07-01-2005>Onderafdeling I. - Erkenning van buitenlandse maatregelen en procedures. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 29; Inwerkingtreding : 07-01-2005>Art. 109/25, 109/26Onderafdeling II. - Belgische saneringscommissarissen en liquidateurs. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 31; Inwerkingtreding : 07-01-2005>Art. 109/27TITEL IX. - DEPOSITOBESCHERMINGSREGELINGEN.Art. 110-110bis2, 110ter, 110quater, 110quinquies, 110sexiesTITEL X. - WIJZIGINGSBEPALINGEN.HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten.Art. 111-121HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het koninklijk besluit nr. 29 van 24 augustus 1939 betreffende de bedrijvigheid, de inrichting en de bevoegdheden van de Nationale Bank van België.Art. 122-131HOOFDSTUK III. - Diverse wijzigingen.Art. 132-143TITEL XI. - OVERGANGSBEPALINGEN.Art. 144-152, 152bis, 152ter, 152quaterTITEL XII. - OPHEFFINGSBEPALINGEN.Art. 153TITEL XIII. - DIVERSE BEPALINGEN.HOOFDSTUK I. - Aanpassing aan het recht van de [1 Europese Unie]1.Art. 154HOOFDSTUK II. - Aanpassing van de verwijzingen naar latere wetgevingen.Art. 155HOOFDSTUK III. - Effectenregeling.Art. 156HOOFDSTUK IV. - Verrekening tussen kredietinstellingen.Art. 157HOOFDSTUK V. - Informatieverstrekking. <ingevoegd bij W 2007-05-15/45, art. 33; Inwerkingtreding : 01-01-2007>Art. 157bisTITEL XIV. - INWERKINGTREDING.Art. 158
1919102550 1934121501 1935070950 1939082450 1961030101 1964022650 1964061003 1967062350 1967111013 1967111021 1975063001 1978080501 1990003737 1991003038 1991003529 1991011289 1991A03038
1993003385 1993003396 1993003861 1993040650 1994003347 1994003468 1994003525 1994032950 1994801533 1995003035 1995003036 1995003200 1995003275 1995003790 1995020750 1995120551 1996003130 1996003329 1996003579 1996003691 1996052150 1996082750 1996100950 1998003054 1998003595 1998003596 1998003597 1999003039 1999003086 1999003360 1999003444 1999022434 2000003467 2000003506 2000A03506 2001003290 2001003362 2001A03290 2002003367 2002A03367 2003003018 2003003237 2003003297 2003A03018 2003A03237 2004003402 2004003432 2004003471 2004A03432 2005003619 2005003621 2005003820 2005003824 2005003825 2006003245 2006003581 2006003582 2006A03245 2007003294 2007003335 2007003493 2007A03335 2008003402 2008003450 2009003152 2009003301 2009003393 2010003166 2010003418 2010003448 2010003516 2010003517 2010A03166 2010A03448 2010A03516 2010A03517 2011003075 2011003096 2011003106 2011003228 2011003347 2012003092 2012003100 2012003204 2012003219 2012003307 2012003308 2012A03092 2012A03100 2012A03204 2013003219 2013003354 2013003373 2013003386 2013A03219 2013A03386 2014003001 2014003081 2014003179 2014A03001 2014A03179
TITEL I. - TOEPASSINGSGEBIED. - DEFINITIES ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1.Om het spaarderspubliek en de goede werking van het kredietsysteem te beschermen, regelt deze wet de vestiging en de werkzaamheden van, alsook het toezicht op de kredietinstellingen die in België werkzaam zijn.
[1 Onder kredietinstelling wordt verstaan, een Belgische of buitenlandse onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van gelddeposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening.]1
[1 ...]1
----------
(1)<W 2012-11-27/03, art. 100, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art.2.[§ 1.] Deze wet geldt niet voor : <W 2003-02-25/32, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 07-03-2003>
1° [1 ...]1, [de Europese Centrale Bank] [1 ...]1 en [2 de naamloze vennootschap van publiek recht bpost]2; <W 1998-10-30/31, art. 33, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
2° de ondernemingen die kapitalisatieverrichtingen uitvoeren die zijn geregeld [1 ...]1 bij de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
§ 2. [2 ...]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 101, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2012-11-27/03, art. 101, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art.3.§ 1. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
1° [[5 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]5 : de instelling bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, hierna " de [5 FSMA]5 " genoemd;] <W 2004-12-06/34, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
[1°bis nauwe banden :
a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat, of;
b) een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn, of;
c) een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande littera's a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;] <W 1999-03-09/32, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
[2° de begrippen controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 44, derde lid, van deze wet;] <W 1999-03-09/32, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
3° gekwalificeerde deelneming : het rechtstreeks of onrechtstreeks bezit van ten minste 10 pct. van het kapitaal van een vennootschap of van de stemrechten die zijn verbonden aan de door deze vennootschap uitgegeven effecten, dan wel elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op het beleid van de vennootschap waarin wordt deelgenomen; [de stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten]; [1 er wordt geen rekening gehouden met stemrechten of aandelen die worden gehouden als gevolg van het vast overnemen van financiële instrumenten en/of het plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie, tenzij die rechten worden uitgeoefend of anderszins worden gebruikt om inspraak uit te oefenen in het bestuur van de uitgevende instelling, en mits ze binnen één jaar na hun verwerving worden overgedragen;]1 <W 2007-05-02/31, art. 32, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
4° [de begrippen eigen vermogen en handelsportefeuille : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 43 van deze wet;] <W 1996-03-20/31, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
5° financiële instelling : een onderneming die geen kredietinstelling is en waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het verwerven van deelnemingen of het verrichten van een of meer van de [8 werkzaamheden als vermeld in de punten 2 tot 12 en 15 van de lijst in paragraaf 2 van dit artikel]8;
[voor de toepassing van de artikelen 49 en 49bis worden met een financiële instelling gelijkgesteld, [de instellingen voor postcheque- en girodiensten,] de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellinge]; <W 2005-06-20/40, art. 23, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005> <W 2007-05-15/45, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
6° bijkantoor : een bedrijfszetel die een deel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een kredietinstelling en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, handelingen verricht die specifiek zijn voor de werkzaamheden van een kredietinstelling; verschillende bedrijfszetels in een zelfde Staat van een kredietinstelling met zetel in een andere Staat worden beschouwd als één enkel bijkantoor.
7° [8 ...]8
[8° saneringsmaatregelen : de maatregelen die bestemd zijn om de financiële positie van een kredietinstelling in stand te houden of te herstellen en van dien aard zijn dat zij de bestaande rechten van derden kunnen aantasten. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen bestaan deze maatregelen in :
a) [3 de daden van beschikking bedoeld in artikel 57bis, § 1;]3 bij de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord;
b) de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, bedoelde aanstelling van een speciaal commissaris;
c) de in artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, bedoelde schorsing of verbod tot uitoefening van alle of een deel van de activiteiten;
9° liquidatieprocedure : een collectieve procedure die door een administratieve of rechterlijke autoriteit wordt ingeleid en gecontroleerd teneinde de activa van een kredietinstelling onder toezicht van deze autoriteiten te gelde te maken. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen stemt een dergelijke procedure overeen met een faillissement als geregeld bij de faillissementswet van 8 augustus 1997;
10° saneringsautoriteiten : de administratieve of rechterlijke autoriteiten die bevoegd zijn op het vlak van saneringsmaatregelen. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen [3 zijn dit de Koning en [4 de Bank]4 wat hun respectieve bevoegdheid inzake saneringsmaatregelen betreft]3 ;
11° liquidatieautoriteiten : de administratieve of rechterlijke autoriteiten die bevoegd zijn op het vlak van liquidatieprocedures. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen is dit de [11 ondernemingsrechtbank]11 wat haar bevoegdheid op het gebied van faillissementen betreft;
12° saneringscommissaris : elke persoon of elk orgaan aangesteld door een saneringsautoriteit om saneringsmaatregelen te beheren;
13° liquidateur : elke persoon of elk orgaan aangesteld door een liquidatieautoriteit om liquidatieprocedures te beheren.] <W 2004-12-06/34, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
[14° " systematische internaliseerder " : een kredietinstelling die frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische wijze voor eigen rekening cliëntenorders uitvoert buiten een gereglementeerde markt of een MTF.] <KB 2007-04-27/85, art. 82, 1°, 039; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
[5 15° de Nationale Bank van België : de instelling bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, hierna " de Bank " genoemd ";
16° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
17° de wet van 6 april 1995 : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
18° de wet van 22 februari 1998 : de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.]5
[6 19° consoliderende toezichthouder : de bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op geconsolideerde basis op moederkredietinstellingen in de Europese Unie en kredietinstellingen die onder de zeggenschap staan van een financiële moederholding in de Europese Unie.]6
[7 20° Belgische covered bond : een schuldinstrument dat voldoet aan de volgende criteria :
a) het schuldinstrument is of wordt uitgegeven door een kredietinstelling naar Belgisch recht die opgenomen is in de lijst bedoeld in artikel 64/5, § 3, 1° ;
b) het schuldinstrument of - bij uitgifte onder een programma - het uitgifteprogramma en elk onder dat programma uitgegeven schuldinstrument, is of wordt opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 64/5, § 3, 2° ;
c) er wordt een bijzonder vermogen aangelegd overeenkomstig artikel 64/8;
21° dekkingswaarden : de activa waaruit het bijzonder vermogen overeenkomstig artikel 64/8, § 2, bestaat en die opgesomd zijn in artikel 64/3, § 3, 2° ;
22° Belgische pandbrief : elke Belgische covered bond waarvan de dekkingswaarden voldoen aan de voorwaarden die vastgesteld zijn op grond van artikel 64/7, § 1, en die als dusdanig is opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 64/5, § 3, 2° ;
23° vertegenwoordiger van de houders van Belgische covered bonds : de agent, de trustee of om het even welke andere persoon die aangesteld is overeenkomstig artikel 64/19, § 2, om te waken over de belangen van de houders van Belgische covered bonds;
24° portefeuillesurveillant : de persoon die aangesteld is overeenkomstig artikel 64/21;
25° portefeuillebeheerder : de persoon die aangesteld is overeenkomstig artikel 64/13.]7
[9 26° Europese Bankautoriteit : de Europese Bankautoriteit opgericht bij verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie;
27° Europese Autoriteit voor effecten en markten : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie;
28° verordening nr. 1093/2010 : verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie.]9
§ 2. De volgende werkzaamheden komen in aanmerking voor wederzijdse erkenning zoals geregeld bij de artikelen 34, 38 en 41 en titel III :
1) In ontvangst nemen van deposito's en andere terugbetaalbare gelden.
2) Verstrekken van leningen, inclusief onder meer consumentenkrediet, hypothecair krediet, factoring met of zonder verhaal en financiering van handelstransacties (inclusief forfaitering).
3) Leasing.
4) [2 Betalingsdiensten in de zin van artikel 4, 1°, van de [8 [10 wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen]10 ]8, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen]2.
5) [2 Uitgifte en beheer van andere betaalmiddelen (bijvoorbeeld reischeques en kredietbrieven) voor zover deze werkzaamheid niet valt onder punt 4)]2.
6) Verlenen van garanties en stellen van borgtochten.
7) Transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten met betrekking tot :
a) geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositobewijzen, enz.);
b) valuta's;
c) financiële futures en opties;
d) swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten;
e) effecten.
8) Deelnemingen aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee.
9) Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen.
10) Bemiddeling op de interbankenmarkten.
11) Vermogensbeheer of -advisering.
12) Bewaarneming en beheer van effecten.
13) Commerciële inlichtingen.
14) Verhuur van safes.
[8 Uitgifte van elektronisch geld]8
(Wanneer in het eerste lid wordt verwezen naar de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, vallen de diensten en activiteiten vermeld in artikel 46, 1° en 2° van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, onder de wederzijdse erkenning van deze wet.) <KB 2007-04-27/85, art. 82, 2°, 039; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<W 2009-12-21/18, art. 54, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
(3)<W 2010-06-02/10, art. 20, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<KB 2011-03-03/01, art. 104, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(6)<W 2011-07-28/10, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(7)<W 2012-08-03/24, art. 3, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
(8)<W 2012-11-27/03, art. 102, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
(9)<KB 2013-11-12/02, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(10)<W 2014-04-19/39, art. 26, 060; Inwerkingtreding : 29-05-2014; zie KB 2014-04-19/40, art. 1>
(11)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK III. - Beroep op het publiek voor terugbetaalbare gelden.
Art.4.
<Opgeheven bij KB 2011-03-03/01, art. 105, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.5.Voor de toepassing van de artikelen 1 [1 ...]1 en 6 van deze wet kan de Koning de criteria vastleggen op grond waarvan het openbaar karakter van de hierin bedoelde verrichtingen kan worden bepaald.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 106, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK IIIbis.
Art. 5bis.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 103, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art. 5ter.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 103, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art. 5quater.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 103, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
HOOFDSTUK IV. - Naam van de kredietinstellingen.
Art.6.[§ 1.] In België mogen alleen de volgende instellingen publiekelijk gebruik maken van de termen " kredietinstelling ", [" [3 ...]3 ",] " bank ", " bancair ", [spaarbank ", " spaarkas " of " effectenbank "], inzonderheid in hun naam, in de opgave van hun doel, in hun effecten, waarden, stukken of reclame : <W 1996-03-20/31, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <W 2003-02-25/32, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 07-03-2003>
1° de in België gevestigde kredietinstellingen;
2° de in België overeenkomstig artikel 66 werkzame kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de [4 Europese Unie]4 ressorteren;
3° de vertegenwoordigingskantoren als bedoeld in artikel 85.
Evenwel,
1° geldt het eerste lid, wat de termen " bank " en " bancair " betreft, niet voor de Nationale Bank van België, [de Europese Centrale Bank,] [2 ...]2 en de bankinstellingen naar internationaal publiek recht waarbij een of meer Lid-Staten van de [4 Europese Unie]4 zijn aangesloten; <W 1998-10-30/31, art. 35, 018; Inwerkingtreding : 01-12-1998>
2° geldt het eerste lid, wat de termen " kredietinstelling ", " bank ", [" spaarbank ", " spaarkas " en " effectenbank "] betreft, niet voor in het buitenland gevestigde kredietinstellingen die in het land geen bankverrichtingen mogen uitvoeren en [die openbaar beleggingsinstrumenten aanbieden of die verzoeken om belegginginstrumenten toe te laten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt]; <W 1996-03-20/31, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <W 2006-06-16/30, art. 75, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
3° mogen, onverminderd het 2° en waar het kredietinstellingen betreft die ressorteren onder een andere Lid-Staat van de [4 Europese Unie]4 met een naam die deze termen bevat, enkel de kredietinstellingen die voorkomen in de rubriek " spaarbanken of spaarkassen " als bedoeld in artikel 13 [2 ...]2 gebruik maken van de termen " spaarbank " of " spaarkas "; dezelfde vergunning voor het gebruik van de term " spaarkas " in hun naam, geldt voor [...] [2 ...]2 de gemeentespaarkassen die op 1 januari 1932 bestonden; <W 1994-07-06/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 1994-05-01>
4° mogen [...] [2 ...]2 de financiële holdings als bedoeld in artikel 49, § 1, 2°, waarvoor het in dit artikel geregelde toezicht geldt, evenzeer gebruik maken van de term " bank " in de uitdrukking " bankholding " [of in soortgelijke uitdrukkingen, en mogen ook de gemengde financiële holdings als bedoeld in artikel 49bis, § 1, 5°, waarvoor het in dit artikel geregelde toezicht geldt, van de term " bank " gebruik maken in de uitdrukking " bankverzekeringsholding " of in soortgelijke uitdrukkingen]. <W 1994-07-06/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 1994-05-01> <W 2007-05-15/45, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[5° mogen enkel de kredietinstellingen die voorkomen in de rubriek " effectenbanken " bedoeld in artikel 13 gebruik maken van de term " effectenbanken ", onverminderd het 2° en waar het kredietinstellingen betreft die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de [4 Europese Unie]4 met een naam die deze term bevat.] <W 1996-03-20/31, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Bij gevaar voor verwarring kan de [1 Bank]1 van buitenlandse kredietinstellingen die gerechtigd zijn om in België de in het eerste lid bedoelde termen te gebruiken, eisen dat er aan hun naam een verklarende vermelding wordt toegevoegd.
§ 2. [3 ...]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 108, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2012-11-27/03, art. 104, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
TITEL II. - KREDIETINSTELLINGEN NAAR BELGISCH RECHT.
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
AFDELING I. - Vergunning.
Art.7.Iedere kredietinstelling naar Belgisch recht die haar werkzaamheden in België wenst uit te oefenen, moet, vooraleer deze aan te vatten een vergunning verkrijgen van de [1 Bank]1, ongeacht waar elders zij haar werkzaamheden uitoefent.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.8.Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door [1 de Bank]1 gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen alsook de organisatiestructuur van de instelling worden vermeld [en de nauwe banden die zij heeft met andere personen]. De aanvragers moeten alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om hun aanvraag te kunnen beoordelen. <W 1999-03-09/32, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
[2 Bij het bepalen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden houdt de Bank rekening met de voorwaarden die de FSMA stelt aangaande de organisatie en de procedures waarop zij overeenkomstig artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2 van de wet van 2 augustus 2002 toeziet.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 109 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.9.[3 Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een kredietinstelling die hetzij de dochteronderneming is van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, raadpleegt de Bank, vooraleer een beslissing te nemen, de FSMA.]3
[1 Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een kredietinstelling die hetzij de dochteronderneming is van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt [2 de Bank]2, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.]1
[3 De Bank raadpleegt eveneens vooraf de toezichthoudende autoriteiten waarvan sprake in het eerste of tweede lid voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding overeenkomstig de artikelen 17 en 18, wanneer deze aandeelhouder een onderneming is als bedoeld in het eerste of tweede lid en de bij de leiding van de kredietinstelling betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste of tweede lid bedoelde ondernemingen. Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen.]3
----------
(1)<W 2009-02-16/36, art. 132, 046; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 110 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 9bis.[1 Op advies van de FSMA beslist de Bank over de vergunningsaanvraag, voor wat betreft :
1° het passend karakter van de organisatie van de kredietinstelling, als bedoeld in de artikelen 20 en 20bis, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, van de wet van 2 augustus 2002;
2° het passend karakter van het integriteitsbeleid van de kredietinstelling, als bedoeld in artikel 20, § 3, derde lid, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, van de wet van 2 augustus 2002;
3° de professionele betrouwbaarheid van de natuurlijke personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling, indien zij voor het eerst voor dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank.
De FSMA verstrekt haar advies over voornoemde aangelegenheden binnen een termijn van veertien dagen te rekenen vanaf de ontvangst vanwege de Bank van het dossier bedoeld in artikel 10 en uiterlijk binnen de zes maand na ontvangst van de adviesaanvraag. Afwezigheid van advies binnen deze termijn geldt als positief advies.
Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA over de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in de motivering van de beslissing over de vergunningsaanvraag. Het voornoemde advies van de FSMA over de punten 1° en 2° van het eerste lid, wordt bij de kennisgeving van de beslissing over de vergunningsaanvraag gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 111 et 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.10.De [1 Bank]1 verleent een vergunning aan kredietinstellingen die voldoen aan de voorwaarden van afdeling II. Zij spreekt zich uit over een aanvraag binnen drie maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.
De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.11.De [1 Bank]1 kan, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, in haar vergunning voor de uitoefening van bepaalde van de voorgenomen werkzaamheden voorwaarden stellen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.12.[1 Voor de kredietinstellingen waaraan zij een vergunning heeft verleend, stelt de Bank de gegevens bedoeld in artikel 8 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar toe te laten de bevoegdheden bedoeld in artikel 45, § 1, 3°, en § 2, van de wet van 2 augustus 2002, uit te oefenen.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 112 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.13.[De [1 Bank]1 stelt een lijst op van de kredietinstellingen waaraan krachtens deze titel een vergunning is verleend. Die lijst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden op haar website bekendgemaakt en ter kennis gebracht van de [2 Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit]2.] <W 2008-12-17/36, art. 25, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
[De lijst van de kredietinstellingen naar Belgisch recht bevat de volgende rubrieken :
a) banken;
b) spaarbanken of spaarkassen;
c) openbare kredietinstellingen;
d) effectenbanken;
e) gemeentespaarkassen.] <W 1996-03-20/31, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
De lijst kan worden onderverdeeld in sub-rubrieken. De aanvrager geeft aan in welke rubriek en sub-rubriek een vergunning wordt gevraagd. Op verzoek wordt aan de instelling een vergunning verleend in een andere rubriek of sub-rubriek, met naleving van de wettelijke en reglementaire voorwaarden en gevolgen van deze wijziging.
[Een bijlage bij deze lijst vermeldt de financiële holdings naar Belgisch recht zoals bepaald bij artikel 49, § 1, 1°. [2 Deze bijlage en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden op haar website bekend gemaakt en ter kennis gebracht van de buitenlandse bevoegde autoriteiten, de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit.]2] <KB 1995-04-07/45, art. 72, 009; Inwerkingtreding : 01-05-1995>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 3, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.14. (Opgeheven) <W 2007-05-15/45, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
AFDELING II. - Vergunningsvoorwaarden.
ONDERAFDELING 1. - Rechtsvorm.
Art.15. Iedere kredietinstelling naar Belgisch recht moet worden opgericht in de rechtsvorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon.
ONDERAFDELING 2. - Aanvangskapitaal.
Art.16. Om een vergunning te kunnen verkrijgen is een kapitaal vereist van ten minste (6.200.000,00 EUR). <KB 2000-07-20/64, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het kapitaal moet volgestort zijn ten belope van het in het eerste lid bepaalde minimumbedrag.
Voor bestaande instellingen die een vergunning aanvragen, worden de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat gelijkgesteld met kapitaal. Op zich moet het kapitaal evenwel ten minste (2.500.000,00 EUR) bedragen en voor dit bedrag zijn gestort. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
ONDERAFDELING 3. - Aandeelhouders of vennoten.
Art.17.[1 De [2 Bank]2 verleent pas een vergunning nadat zij in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, alleen of in onderling overleg handelend, rechtstreeks of onrechtstreeks een al dan niet stemrechtverlenende gekwalificeerde deelneming bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling.]1 De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten. [1 ...]1
De vergunning wordt geweigerd wanneer de [2 Bank]2, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de kredietinstelling, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 4, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
ONDERAFDELING 4. - Leiding.
Art.18. De effectieve leiding van een kredietinstelling moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen; voor de uitoefening van deze functies moeten zij de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten.
(De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een kredietinstelling, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, moeten over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring beschikken.) <W 2007-05-15/45, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.19.[1 § 1. De functie van zaakvoerder, bestuurder, lid van het directiecomité of directeur mag niet worden uitgeoefend, en vennootschappen die een dergelijke functie uitoefenen mogen niet worden vertegenwoordigd door personen die werden veroordeeld :
1° tot een straf voor een misdrijf als bedoeld in het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
2° wegens overtreding van :
a) de artikelen 104 en 105 van deze wet;
b) de artikelen 42 tot 45 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten;
c) de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de controle op de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967;
d) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;
e) de artikelen 100 tot 112ter van Titel V van Boek I van het Wetboek van Koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;
f) artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop op afbetaling van premie-effecten;
g) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen;
h) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;
i) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
j) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren;
k) artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel;
l) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering, of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
m) artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen;
n) de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
o) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;
p) artikel 139 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
q) artikel 15 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen;
r) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
s) de artikelen 345 tot 349, 387 tot 389, 433, 434, 647 tot 653, 773, 788, 872, 873, 946 en 948 van het Wetboek van Vennootschappen;
t) de artikelen 38 tot 43 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
u) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten;
v) [2 de artikelen 205 tot 211 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "de artikelen 286 tot 292 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]2;
w) artikel 14 van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van effecten aan toonder;
x) de artikelen 151 tot 153 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen;
y) artikel 69 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;
z) artikel 21 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten;
z/1) artikel 38 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen;
z/2) artikel 26 van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen;
z/3) artikel 75 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;
3° door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in het 1° en 2°.
De Koning kan de bepalingen van deze paragraaf aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen.
§ 2. De in § 1 bedoelde verbodsbepalingen gelden voor een termijn
a) van twintig jaar ingeval de gevangenisstraf meer dan twaalf maanden bedraagt;
b) van tien jaar voor de overige gevangenisstraffen of geldboetes, alsook in geval van een veroordeling met uitstel.]1
----------
(1)<W 2010-04-06/21, art. 24, 050; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 4, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
ONDERAFDELING 5. - Organisatie.
Art.20.<W 2007-05-15/45, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Iedere kredietinstelling moet beschikken over een voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle.
Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico's.
§ 2. Iedere kredietinstelling dient te beschikken over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; [3 passende procedures]3 voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de kredietinstelling loopt ingevolge haar werkzaamheden [3 of voorgenomen werkzaamheden; een beloningsbeleid en een beloningscultuur die in overeenstemming zijn met en bijdragen aan een degelijk en doeltreffend risicobeheer]3.
[3 § 2bis.]3 [Iedere kredietinstelling richt een auditcomité op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerend bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken kredietinstelling en op het gebied van boekhouding en audit.
In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
Een kredietinstelling die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria :
a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen,
b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro,
c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro,
is niet verplicht om een auditcomité op te richten binnen haar wettelijk bestuursorgaan maar in dat geval moeten de aan het auditcomité toegewezen taken worden uitgevoerd door het wettelijk bestuursorgaan als geheel, mits de voorzitter van dit orgaan, indien hij een uitvoerend lid is, het voorzitterschap van het wettelijk bestuursorgaan niet waarneemt als dit optreedt in de hoedanigheid van auditcomité. Onder meer de volgende personen worden beschouwd als uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan : elke bestuurder die lid is van het directiecomité als bedoeld in artikel 26, elke bestuurder aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen in de zin van artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen en elk lid van een college van zaakvoerders van een BVBA.
Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van deze wet, kan [1 de Bank]1 aan een kredietinstelling die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. [1 De Bank]1 maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
De erkende commissaris :
a) bevestigt zijn onafhankelijkheid van de kredietinstelling jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité;
b) meldt alle voor de kredietinstelling verrichte bijkomende diensten jaarlijks aan het auditcomité;
c) voert met het auditcomité overleg over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, zoals door hem onderbouwd.
De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité van de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek.] <W 2008-12-17/36, art. 3, 1°, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009 ; zie ook art. 24>
[3 § 2ter. Iedere kredietinstelling richt een remuneratiecomite op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het remuneratiecomite is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste een lid van het remuneratiecomite is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen. Het remuneratiecomite is zodanig samengesteld dat het een kundig en onafhankelijk oordeel kan geven over beloningsbeleid en -cultuur en de stimulansen die worden gecreeerd voor het beheren van risico, kapitaal en liquiditeit.
In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het remuneratiecomite over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
Een kredietinstelling die niet significant is wat betreft haar interne organisatie of wat betreft de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten en die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria :
a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen;
b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro;
c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro,
is niet verplicht om een remuneratiecomite op te richten binnen haar wettelijk bestuursorgaan maar in dat geval moeten de aan het remuneratiecomite toegewezen taken worden uitgevoerd door het wettelijk bestuursorgaan als geheel, mits de vitter van dit orgaan, indien hij een uitvoerend lid is, het voorzitterschap van het wettelijk bestuursorgaan niet waarneemt als dit optreedt in de hoedanigheid van remuneratiecomite. Onder meer de volgende personen worden beschouwd als uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan : elke bestuurder die lid is van het directiecomite als bedoeld in artikel 26, elke bestuurder aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen in de zin van artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen en elk lid van een college van zaakvoerders van een BVBA.
Voor zover een remuneratiecomite is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van deze wet, kan de Bank aan een kredietinstelling die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiele holding, van een verzekeringsholding, van een financiele holding, van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen.
De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het remuneratiecomite van vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een in artikel 4 van dit Wetboek bedoelde markt.]3
§ 3. Iedere kredietinstelling dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld. Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient zij een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
[2 Iedere kredietinstelling neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interneauditfunctie.
Iedere kredietinstelling werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Onverminderd artikel 87bis van de wet van 2 augustus 2002 neemt zij de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van het bankbedrijf.]2
Iedere kredietinstelling dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie.
§ 4. [2 De Bank kan, onverminderd het bepaalde bij de [3 paragrafen 1 tot 3]3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende risicobeheerfunctie en, op advies van de FSMA, een passende onafhankelijke compliancefunctie [3 en nadere regels uitwerken overeenkomstig de Europese wetgeving]3.]2
§ 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de [3 paragrafen 1 tot 3]3.
[Onverminderd de pertinente bepalingen van deze onderafdeling en de wettelijke opdrachten van het wettelijk bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de volgende taken :
a) monitoring van het financiële verslaggevingsproces;
b) monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de kredietinstelling;
c) monitoring van de interne audit en de desbetreffende activiteiten;
d) monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de erkende commissaris;
e) beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de erkende commissaris, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de gecontroleerde entiteit.
Het auditcomité brengt bij het wettelijk bestuursorgaan geregeld verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijk bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de in artikel 44 bedoelde periodieke staten opstelt die de kredietinstelling respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.] <W 2008-12-17/36, art. 3, 2°, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009 ; zie ook art. 24>
[2 De Bank kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998, de elementen in de bovenstaande lijst op technische punten preciseren en aanvullen.]2
[3 Het remuneratiecomite is verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen over beloning, inclusief voor beslissingen die gevolgen hebben voor de risico's en het risicobeheer van de kredietinstelling in kwestie en die het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie moet nemen. Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen moet het remuneratiecomite rekening houden met de langetermijnbelangen van de aandeelhouders, de investeerders en andere belanghebbenden van de kredietinstelling.]3
Het wettelijke bestuursorgaan van de kredietinstelling, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de instelling beantwoordt aan het bepaalde bij de [3 paragrafen 1 tot 3]3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, [1 de Bank]1 en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.
De informatieverstrekking aan de [1 Bank]1 en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de [1 Bank]1 bepaalt.
§ 6. (De erkende commissaris brengt bij het wettelijk bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving.) <W 2008-12-17/36, art. 3, 3°, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009 ; zie ook art. 24>
§ 7. Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.
Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 113 et 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2011-07-28/10, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
Art. 20bis.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/85, art. 83; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 1. Iedere kredietinstelling legt passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van de wettelijke voorschriften inzake beleggingsdiensten en -activiteiten door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers, verbonden agenten en gevolmachtigden te verzekeren.
Zij werkt passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de in het eerste lid bedoelde personen.
[3 Op advies van de FSMA en de Bank bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen.]3 Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op :
- de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn;
- de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet;
- de modaliteiten waaronder de relevante personen hun persoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de kredietinstelling;
- de wijze waarop de kredietinstellingen gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren.
§ 2. Iedere kredietinstelling neemt passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten inzake beleggingsdiensten en -activiteiten tussen de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en haar cliënteel anderzijds, of tussen haar cliënten onderling, de belangen van deze laatsten zouden schaden.
[3 Op advies van de FSMA en de Bank bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen.]3 Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op de organisatorische regels die in acht moeten worden genomen wanneer de kredietinstelling onderzoek op beleggingsgebied produceert en verspreidt.
§ 3. Iedere kredietinstelling neemt passende maatregelen om de continuïteit van haar beleggingsdiensten en -activiteiten te verzekeren.
§ 4. Wanneer een kredietinstelling operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten en -activiteiten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de instelling en aan het vermogen van [1 de Bank]1 om te controleren of de instelling haar wettelijke verplichtingen nakomt.
[3 De Bank publiceert op advies van de FSMA, een beleidsverklaring waarin zij het door haar gevoerde beleid inzake uitbestedingen van diensten van beheer van vermogen van niet-professionele cliënten uiteenzet.]3
§ 5. [3 Iedere kredietinstelling houdt de gegevens bij over alle door haar verrichte beleggingsdiensten en -activiteiten om de Bank en de FSMA in staat te stellen na te gaan of de instelling de bepalingen van deze wet naleeft, inzonderheid of de instelling haar verplichtingen tegenover haar cliënteel of potentieel cliënteel nakomt.]3
§ 6. Wanneer een kredietinstelling financiële instrumenten aanhoudt die aan haar cliënteel toebehoren, neemt zij passende maatregelen om de rechten van haar cliënteel te vrijwaren in geval van haar insolventie. Zij neemt passende maatregelen om te voorkomen dat financiële instrumenten toebehorend aan een cliënt voor haar eigen rekening worden gebruikt, tenzij de cliënt hiermee uitdrukkelijk instemt.
§ 7. De personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, nemen onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan van de instelling de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot 6. Het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de kredietinstelling aan het bepaalde bij deze paragrafen beantwoordt, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, [1 de Bank]1 en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid en over de genomen passende maatregelen.
De informatieverstrekking aan [1 de Bank]1 en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die [2 de Bank]2 bepaalt.
[3 De Bank stelt deze informatie ter beschikking van de FSMA volgens de modaliteiten bepaald in artikel 46ter.]3
De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die bij de wettelijke controleopdracht aan het licht zijn gekomen.
§ 8. [3 De Bank en de FSMA, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft, kunnen nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998 of de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 114 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 20ter. [1 § 1. De Bank bepaalt welke minimuminformatie de kredietinstellingen publiek moeten maken over hun solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere risicoposities, over hun beleid voor kapitaalbehoeften, onder verwijzing naar de vereisten bedoeld in artikel 43, alsook over hun beloningsbeleid als bedoeld in artikel 20, § 2, eerste lid, in fine. Zij bepaalt tevens de minimale frequentie en de wijze van bekendmaking van deze informatie.
§ 2. De kredietinstellingen voorzien de noodzakelijke regels en procedures om te voldoen aan de informatieverplichtingen bedoeld in § 1. Ze evalueren het passend karakter van hun publiciteitsmaatregelen, daarin begrepen de controle van de gepubliceerde gegevens alsook de frequentie van de informatieverschaffing.
§ 3. De kredietinstellingen voorzien de noodzakelijke regels en procedures teneinde te evalueren of de informatie die zij publiceren over hun organisatie, hun financiële positie en hun risicostaat aan de marktdeelnemers een volledig inzicht in hun risicoprofiel verschaffen.
§ 4. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 12bis , § 2, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
§ 5. In bijzondere gevallen kan de Bank binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-07-28/10, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
ONDERAFDELING 6. - (Hoofdbestuur).
Art.21. Het (hoofdbestuur) van een kredietinstelling moet in België zijn gevestigd. <W 1999-03-09/32, art. 6, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
ONDERAFDELING 7. - Depositobescherming.
Art.22. Iedere kredietinstelling moet aansluiten bij een collectieve depositobeschermingsregeling overeenkomstig artikel 110 van deze wet.
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden.
AFDELING I. - Minimum eigen vermogen.
Art.23.§ 1. Het eigen vermogen van de kredietinstellingen mag niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 16, eerste en derde lid, vastgestelde minimumkapitaal.
In coöperatieve vennootschappen mogen geen aandelen worden terugbetaald als dit voor de instelling tot gevolg zou hebben dat de eigen-vermogenscoëfficiënten als vastgesteld met toepassing van artikel 43, niet meer zouden worden gehaald.
§ 2. Wanneer het eigen vermogen van kredietinstellingen die op 1 januari 1993 bestonden, op die datum niet het op grond van artikel 16, eerste en derde lid, vereiste minimum bedraagt, wordt het vereiste minimumbedrag steeds vastgesteld op het maximumpeil dat dit vermogen sedert 31 december 1989 heeft bereikt.
Evenwel,
1° moet, bij wijziging in de controle over de kredietinstelling, het eigen vermogen binnen drie maanden op het bedrag worden gebracht dat is vastgesteld bij artikel 16, eerste lid;
2° moet, bij fusie van twee of meer kredietinstellingen waarvoor het eerste lid, eerste zin van deze paragraaf geldt, het totaalbedrag van het eigen vermogen van de instelling op het ogenblik van de fusie, op het bedrag worden gebracht dat is vastgesteld bij artikel 16, eerste lid. Op de voorwaarden en voor de duur die zij bepaalt, kan [1 de Bank]1 evenwel toestaan dat het eigen vermogen kleiner zou zijn; dit peil mag evenwel niet lager zijn dan het totale eigen vermogen van de instellingen vóór de fusie.
§ 3. Wanneer het eigen vermogen niet meer het peil bereikt zoals vastgesteld bij respectievelijk § 1, § 2, eerste lid, of § 2, tweede lid, 2°, kan [1 de Bank]1 een termijn vaststellen waarbinnen dit opnieuw op het betrokken peil moet worden gebracht.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
AFDELING II. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur.
Art.24.[1 § 1. Onverminderd artikel 17 en onverminderd de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, moet iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die besloten heeft om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling naar Belgisch recht te verwerven of te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 20 %, 30 % of 50 % zou bereiken of overschrijden, dan wel de kredietinstelling zijn dochteronderneming zou worden, [2 de Bank]2 daarvan vooraf schriftelijk kennis geven met vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in paragraaf 3, derde lid, bedoelde relevante informatie.
§ 2. [2 De Bank]2 zendt de kandidaat-verwerver snel en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving en van alle in pararaaf 1 bedoelde informatie, alsook na de eventuele ontvangst, op een later tijdstip, van de in het derde lid bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging. Zij vermeldt daarin de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.
De beoordelingsperiode waarover [2 de Bank]2 beschikt om de in paragraaf 3 bedoelde beoordeling uit te voeren, bedraagt ten hoogste zestig werkdagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging van de kennisgeving en van alle documenten die bij de kennisgeving gevoegd moeten worden conform de in paragraaf 3, derde lid, bedoelde lijst.
[2 De Bank]2 kan tijdens de beoordelingsperiode, doch niet na de vijftigste werkdag daarvan, aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om haar beoordeling af te ronden. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan en vermeldt welke aanvullende informatie nodig is.
De beoordelingsperiode wordt onderbroken vanaf de datum van het verzoek van [2 de Bank]2 om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver. De onderbreking duurt ten hoogste twintig werkdagen. Hoewel het [2 de Bank]2 na het verstrijken van de uiterste datum vastgelegd conform het vorige lid, vrij staat om ter vervollediging of verduidelijking bijkomende verzoeken om informatie te formuleren, hebben deze verzoeken evenwel geen onderbreking van de beoordelingsperiode tot gevolg.
[2 De Bank]2 kan de in het vierde lid bedoelde onderbreking verlengen tot ten hoogste dertig werkdagen :
a) indien de kandidaat-verwerver buiten de Europese Economische Ruimte is gevestigd of aan een niet communautaire reglementering onderworpen is; of
b) indien de kandidaat-verwerver een natuurlijke of rechtspersoon is die niet aan toezicht onderworpen is ingevolge Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking), Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's), Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering, Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten of Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering.
§ 3. [2 De Bank]2 kan zich in de loop van de beoordelingsperiode bedoeld in paragraaf 2, verzetten tegen de voorgenomen verwerving indien zij, uitgaande van de in het tweede lid vastgestelde criteria, om gegronde redenen niet overtuigd is van de geschiktheid van de kandidaat-verwerver gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietinstelling te waarborgen, of indien de informatie die de kandidaat-verwerver heeft verstrekt onvolledig is.
Bij de beoordeling van de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving en informatie, en van de in paragraaf 2 bedoelde aanvullende informatie, toetst [2 de Bank]2, met het oog op een gezond en voorzichtig beleid van de kredietinstelling die het doelwit is van de verwerving en rekening houdend met de vermoedelijke invloed van de kandidaat-verwerver op de kredietinstelling, de geschiktheid van de kandidaat-verwerver en de financiële soliditeit van de voorgenomen verwerving aan alle onderstaande criteria :
a) de reputatie van de kandidaat-verwerver;
b) de reputatie en ervaring van elke in artikel 18 bedoelde persoon die het bedrijf van de kredietinstelling als gevolg van de voorgenomen verwerving feitelijk gaat leiden;
c) de financiële soliditeit van de kandidaat-verwerver, met name met betrekking tot de aard van de werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de kredietinstelling die het doelwit is van de verwerving;
d) of de kredietinstelling zal kunnen voldoen en blijven voldoen aan de prudentiële voorschriften op grond van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, met name of de groep waarvan zij deel gaat uitmaken zo gestructureerd is dat effectief toezicht en effectieve uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn, en dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten kan worden bepaald;
e) of er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd dan wel dat gepoogd wordt of werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.
[2 De Bank]2 publiceert op haar website een lijst met de voor de beoordeling vereiste relevante informatie die in verhouding staat tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en de voorgenomen verwerving en die haar samen met de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving moet worden verstrekt.
Indien [2 de Bank]2 na voltooiing van de beoordeling besluit zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, stelt zij de kandidaat-verwerver daarvan schriftelijk in kennis binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden. Op verzoek van de kandidaat-verwerver kan een passende motivering van het besluit voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.
Indien [2 de Bank]2 zich binnen de beoordelingsperiode niet verzet tegen de voorgenomen verwerving, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.
[2 De Bank]2 mag voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en deze termijn zo nodig verlengen.
§ 4. [3 Voor het verrichten van de in paragraaf 3 bedoelde beoordeling werkt de Bank in onderling overleg samen met iedere andere betrokken bevoegde autoriteit of, al naargelang het geval, met de FSMA, indien de kandidaat-verwerver een van de volgende personen is :
a) een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waaraan een vergunning is verleend in een andere lidstaat, of, al naargelang het geval, door de FSMA;
b) de moederonderneming van een van de in de bepaling onder a) bedoelde ondernemingen;
c) een natuurlijke of rechtspersoon die de controle heeft over een van de in de bepaling onder a) bedoelde ondernemingen;]3
In de in het voormelde lid bedoelde gevallen vermeldt [2 de Bank]2 in haar besluit steeds de eventuele standpunten en bedenkingen van de autoriteit die bevoegd is voor de kandidaat-verwerver [3 of, al naargelang het geval, van de FSMA]3.
[3 Indien de prudentiële beoordeling van een voorgenomen verwerving tot de bevoegdheid behoort van een in een andere lidstaat competente toezichthouder op kredietinstellingen, verzekeringsonder-nemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen of beheer-vennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of tot de bevoegdheid van de FSMA, wisselt de Bank met deze toezichthouder zo spoedig mogelijk alle informatie uit die relevant of van essentieel belang is voor de beoordeling. Daartoe verstrekt zij deze toezichthouder op verzoek alle relevante informatie en uit eigen beweging alle essentiële informatie.]3
§ 5. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten om niet langer een rechtstreekse of onrechtstreekse gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling te bezitten, stelt [2 de Bank]2 daarvan vooraf schriftelijk in kennis met vermelding van het bedrag van de voorgenomen deelneming. Een dergelijke persoon stelt [2 de Bank]2 evenzo in kennis van zijn beslissing om de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal onder de drempel van 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de kredietinstelling ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.
§ 6. Indien de bij paragraaf 1 of paragraaf 5 voorgeschreven voorafgaande kennisgeving niet wordt verricht of indien een deelneming wordt verworven of vergroot ondanks het in paragraaf 3 bedoelde verzet van [2 de Bank]2, kan de voorzitter van de [4 ondernemingsrechtbank]4 van het rechtsgebied waar de kredietinstelling haar zetel heeft, uitspraak doende als in kort geding, de in artikel 516, § 1, van het Wetboek van vennootschappen bedoelde maatregelen nemen, alsook alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering die in de voornoemde gevallen zou zijn gehouden, nietig verklaren.
De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door [2 de Bank]2.
Artikel 516, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen is van toepassing.
§ 7. Onverminderd artikel 17 en onverminderd de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, moet iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming heeft verworven in een kredietinstelling naar Belgisch recht, dan wel zijn deelneming in een kredietinstelling naar Belgisch recht rechtstreeks of onrechtstreeks heeft vergroot, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 5 % van de stemrechten of het kapitaal bereikt of overschrijdt zonder dat hij aldus een gekwalificeerde deelneming verkrijgt, [2 de Bank]2 daarvan schriftelijk kennis geven binnen een termijn van tien werkdagen na de verwerving.
Iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die niet langer een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming bezit van meer dan 5 % van de stemrechten of het kapitaal in een kredietinstelling, die geen gekwalificeerde deelneming was, dient binnen een termijn van tien werkdagen eenzelfde kennisgeving te verrichten.
De kennisgevingen bedoeld in het eerste en tweede lid vermelden de exacte identiteit van de verwerver of verwervers, het aantal verworven of vervreemde aandelen en het percentage van de stemrechten en van het kapitaal van de kredietinstelling die na de verwerving of vervreemding worden gehouden, alsook de vereiste informatie als opgegeven in de lijst die [2 de Bank]2 conform paragraaf 3, derde lid, op haar website publiceert.
§ 8. Zodra zij daarvan kennis hebben, stellen de kredietinstellingen [2 de Bank]2 in kennis van de verwervingen of vervreemdingen van hun aandelen die een stijging boven of daling onder een van de drempels bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, tot gevolg hebben.
Onder dezelfde voorwaarden delen zij [2 de Bank]2 ten minste eens per jaar de identiteit mee van de alleen of in onderling overleg handelende aandeelhouders of vennoten die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in hun kapitaal, alsook welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten zij aldus bezitten. Zij delen [2 de Bank]2 evenzo mee voor hoeveel aandelen en voor hoeveel hieraan verbonden stemrechten zij een kennisgeving van verwerving of vervreemding hebben ontvangen overeenkomstig artikel 515 van het Wetboek van vennootschappen, ingeval een dergelijke kennisgeving aan [2 de Bank]2]1
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 5, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 115 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.25.[1 Indien [2 de Bank]2 grond heeft om aan te nemen dat de invloed van een natuurlijke of rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezit in een kredietinstelling, een gezond en voorzichtig beleid van deze kredietinstelling kan belemmeren, kan zij, onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen :
1° de uitoefening schorsen van de aan de aandelen verbonden stemrechten die in bezit zijn van de betrokken aandeelhouder of vennoot; zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouder of vennoot; haar beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; [2 de Bank]2 kan haar beslissing openbaar maken;
2° de betrokken aandeelhouder of vennoot aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandeelhoudersrechten in zijn bezit over te dragen.
Als zij binnen de vastgestelde termijn niet worden overgedragen, kan de [2 Bank]2 bevelen de aandeelhoudersrechten te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de kredietinstelling die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de kredietinstelling en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandeelhoudersrechten. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden slechts aan de voornoemde houder overgemaakt indien hij gevolg heeft gegeven aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde aanmaning. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De aandeelhoudersrechten die zijn verworven in het kader van dergelijke verrichtingen worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door [2 de Bank]2 en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort in zijn hoedanigheid van sekwester of die hem worden gestort door de voornoemde houder in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
Indien na afloop van de overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, vastgestelde termijn, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door een andere persoon, buiten het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, kan de [3 ondernemingsrechtbank]3 van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van [2 de Bank]2, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer het aanwezigheids- of meerderheidsquorum dat is vereist voor de genoemde beslissingen, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten niet zou zijn bereikt.]1
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 6, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
AFDELING III. - Leiding en leiders.
Art.26. De statuten van de kredietinstellingen die zijn opgericht als naamloze vennootschap kunnen de raad van bestuur toestaan alle of een deel van de in (artikel 522, § 1, eerste lid, van het wetboek van vennootschappen) van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen bedoelde bevoegdheden over te dragen aan een in deze raad opgericht directiecomité waarvan hij de leden benoemt en ontslaat en de bezoldiging vaststelt. <W 2007-05-15/45, art. 9, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid noch op de handelingen die bij andere bepalingen van (hetzelfde wetboek van vennootschappen) zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. <W 2007-05-15/45, art. 9, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 26bis.<ingevoegd bij W 2007-05-15/45, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De kredietinstellingen brengen [1 de Bank]1 voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling.
In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling, delen de kredietinstellingen [1 de Bank]1 de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 18.
[1 De Bank]1 verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon die deel uitmaakt van de effectieve leiding betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van [2 de Bank]2 vereist.
[3 Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor het bestuur, het beleid of de effectieve leiding wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank, raadpleegt de Bank eerst de FSMA.
De FSMA deelt haar advies mee aan de Bank binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.]3
De kredietinstellingen informeren [1 de Bank]1 tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 116 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.27.<W 2002-05-03/46, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 27-08-2002> § 1. Onverminderd artikel 20 mogen de bestuurders, zaakvoerders of directeuren van een kredietinstelling en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de instelling, al dan niet ter vertegenwoordiging van de kredietinstelling, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.
§ 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de kredietinstelling moet invoeren en doen naleven teneinde :
1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen;
2° te voorkomen dat bij de kredietinstelling belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;
3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies.
[1 De Bank]1 bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Indien [1 de Bank]1 in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen.
§ 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de kredietinstelling, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de kredietinstelling een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van 6 jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 32, § 4, waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft, (in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten (...) beleggingsfonds, [2 in de zin van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]2), in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheersdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap. <W 2004-07-20/45, art. 214, 035; Inwerkingtreding : 09-03-2005> <W 2007-05-15/45, art. 11, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 4. De kredietinstellingen notifiëren zonder uitstel aan [1 de Bank]1 de functies uitgeoefend buiten de kredietinstelling door de in § 1 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 5, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.28.Kredietinstellingen mogen slechts op de voorwaarden, voor de bedragen en met de waarborgen die voor hun cliënteel gelden, rechtstreeks of onrechtstreeks leningen, kredieten of borgstellingen verlenen aan hun bestuurders of zaakvoerders.
De leningen, kredieten en borgstellingen die deze instellingen, rechtstreeks of onrechtstreeks, verlenen aan vennootschappen of instellingen waarin hun bestuurders of zaakvoerders of hun echtgeno(o)t(e) persoonlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming bezitten, moeten ter kennis worden gebracht van [1 de Bank]1 volgens de frequentie en de regels die zij bepaalt. Wanneer deze verrichtingen niet tegen de normale marktvoorwaarden worden gesloten, kan [1 de Bank]1 eisen dat de overeengekomen voorwaarden worden aangepast op de datum waarop deze verrichtingen uitwerking hadden. Zoniet zijn de leiders die de beslissingen hebben genomen, tegenover de instelling hoofdelijk aansprakelijk voor het verschil.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.29. In geval van faillissement van een kredietinstelling zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze instelling, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan haar bestuurders of zaakvoerders in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele ernstige en duidelijke fout van deze personen tot het faillissement heeft bijgedragen.
AFDELING IV. - Fusies van en overdrachten tussen kredietinstellingen.
Art.30.De toestemming van [1 de Bank]1 is vereist :
1° voor fusies van kredietinstellingen of van dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen;
2° wanneer tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, het bedrijf of het net integraal of gedeeltelijk wordt overgedragen.
[1 De Bank]1 kan haar toestemming enkel weigeren binnen drie maanden nadat zij van het project in kennis is gesteld, om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betrokken kredietinstelling(en). Als zij niet binnen voornoemde termijn optreedt, dan wordt de toestemming geacht te zijn verkregen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.31.Iedere gehele of gedeeltelijke overdracht tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken instellingen of ondernemingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 30, is aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van [1 de Bank]1 is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
[2 Het is niet mogelijk om de overdrachten waarvoor de Bank toestemming heeft verleend krachtens artikel 30, nietig of niet-tegenwerpbaar te verklaren krachtens artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek of de artikelen 17, 18 of 20 van de faillissementswet van 8 augustus 1997.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2012-08-03/24, art. 4, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
AFDELING V. - Aandelenbezit en deelnemingen.
Art.32.§ 1. Kredietinstellingen mogen rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen bezitten, in welke vorm ook, in een of meer ondernemingen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen zoals vastgesteld bij dit artikel.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ondernemingen verstaan, de handelsvennootschappen, de vennootschappen met handelsvorm, de verenigingen in deelneming, de economische samenwerkingsverbanden en de Europese economische samenwerkingsverbanden.
§ 3. [De kredietinstellingen mogen in hun handelsportefeuille aandelen houden die ze hebben verworven of waarop ze hebben ingeschreven met de bedoeling ze te koop aan te bieden.] <W 1996-03-20/31, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
[Binnen een termijn van maximum één jaar] mogen kredietinstellingen eveneens aandelen houden [in één of meer interne vennootschappen die zijn opgericht voor de openbare aanbieding tot verkoop van of tot inschrijving op beleggingsinstrumenten]. <W 1996-03-20/31, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <W 2006-06-16/30, art. 76, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Evenzo mogen zij gedurende een termijn van maximum twee jaar aandelen houden die zijn verworven als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen.
§ 4. [Kredietinstellingen mogen aandelen houden in :
1° Belgische of buitenlandse kredietinstellingen;
2° Belgische of buitenlandse beleggingsondernemingen;
2°bis beleggingsadviseurs als bedoeld in artikel 119 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;
2°ter derivatenspecialisten als bedoeld in het koninklijk besluit van 28 januari 2004 houdende het statuut van de derivatenspecialisten;
2°quater vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in het koninklijk besluit genomen in uitvoering van [2 artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België]2;
3° Belgische of buitenlandse verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen;
3°bis Belgische of buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, [2 als bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]2;
4° andere Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van financiële transacties of financiële diensten, die tot de werkzaamheden van kredietinstellingen behoren zoals bepaald bij artikel 3, § 2, of tot de werkzaamheden van de in 1° tot en met 3°bis bedoelde ondernemingen, alsook in vennootschappen die zijn opgericht om het kapitaal van dergelijke ondernemingen in onder te brengen;
5° Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van nevendiensten van het bedrijf van instellingen als bedoeld in 1° tot en met 3°bis.] <W 2007-05-15/45, art. 12, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 5. Een kredietinstelling mag aandelen bezitten in andere gevallen dan bedoeld in §§ 3 en 4, voor zover elke post ten hoogste 10 pct. en het totale bedrag van deze posten ten hoogste 35 pct. van haar eigen vermogen bedraagt. Deze grenzen kunnen evenwel bij koninklijk besluit worden verhoogd, na advies van [1 de Bank]1, maar een kredietinstelling mag per post nooit voor meer dan 15 pct. van haar eigen vermogen gekwalificeerde deelnemingen bezitten en het totaal van deze deelnemingen mag nooit 60 pct. van haar eigen vermogen overschrijden.
Voor de toepassing van de begrenzing per post overeenkomstig het eerste lid, worden de aandelen die zijn uitgegeven door vennootschappen die, ongeacht hun statuut en hun rechtsvorm, ten aanzien van het risico een samenhangend geheel vormen, als één enkele post beschouwd; tot bewijs van het tegendeel moeten verbonden ondernemingen ten aanzien van het risico als een samenhangend geheel worden beschouwd.
Onverminderd het eerste lid moeten voor de toepassing van de artikelen 16, derde lid, 23, en 43, integraal van het eigen vermogen worden afgetrokken :
a) de deelnemingen in ondernemingen die een gekwalificeerde deelneming bezitten in de kredietinstelling of in een dochter hiervan;
b) de deelnemingen in ondernemingen die worden gecontroleerd door natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke gekwalificeerde deelnemingen bezitten.
§ 6. In bijzondere gevallen kan [1 de Bank]1 het tijdelijk bezit van aandelen toestaan ongeacht de voorwaarden en beperkingen van § 5.
Indien een kredietinstelling, als gevolg van toestemmingen overeenkomstig het eerste lid, in andere gevallen dan bedoeld in de §§ 3 en 4, een gekwalificeerde deelneming bezit waarvan het bedrag hoger ligt dan het bij § 5 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen van de instelling of indien het totaal van dergelijke deelnemingen hoger ligt dan het bij dezelfde § 5 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen, wordt voor de toepassing van de artikelen 16, derde lid, 23 en 43 het overschrijdende bedrag afgetrokken van het eigen vermogen. Bij overschrijding van beide voornoemde grenzen wordt de grootste overschrijding van het eigen vermogen afgetrokken.
§ 7. De in dit artikel vermelde besluiten worden genomen na raadpleging van de kredietinstellingen via hun representatieve beroepsverenigingen.
§ 8. De voorschriften van dit artikel doen geen afbreuk aan de met toepassing van artikel 43 uitgevaardigde reglementaire voorschriften.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 6, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
AFDELING VI. - Het gebruik van gelden en waarden.
Art.33. Kredietinstellingen mogen de gelden en waarden waarover zij beschikken, niet aanwenden om de publieke opinie rechtstreeks of onrechtstreeks ten eigen bate te beïnvloeden.
Dit verbod geldt niet voor openlijk gevoerde handelsreclame.
AFDELING VII. - Opening van (dochterondernemingen of bijkantoren) in het buitenland.
Art. 33bis.<Ingevoegd bij W 2004-01-12/30, art. 40; Inwerkingtreding : 01-02-2004> Iedere kredietinstelling die voornemens is om rechtstreeks of via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die werkzaam is als kredietinstelling of beleggingsonderneming, stelt [1 de Bank]1 daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de bestuurders van de betrokken onderneming.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.34.Iedere kredietinstelling die op het grondgebied van een andere Lid-Staat van de [4 Europese Unie]4 een bijkantoor wenst te vestigen om er alle of een deel van de in artikel 3, § 2 opgesomde werkzaamheden te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt [1 de Bank]1 daarvan in kennis.
Bij deze kennisgeving wordt een programma van werkzaamheden gevoegd waarin met name de aard van de voorgenomen werkzaamheden, gegevens over de organisatiestructuur van het bijkantoor, de domiciliëring van de correspondentie in de betrokken Lid-Staat en de naam van de leiders van het bijkantoor worden vermeld.
[1 De Bank]1 kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de opening van een bijkantoor op de organisatie, de financiële positie of de controle van de kredietinstelling.
De beslissing van [1 de Bank]1 moet uiterlijk zes weken na ontvangst van het volledige dossier met alle in het tweede lid bedoelde gegevens, met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht van de kredietinstelling. Indien [2 de Bank]2 haar beslissing niet binnen deze termijn ter kennis heeft gebracht, wordt zij geacht geen bezwaar te maken tegen het project van de instelling.
[Lid 5 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[3 De Bank geeft de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit, volgens de frequentie die ze bepalen, kennis van het aantal en de motivering van de definitieve beslissingen tot verzet tegen de geplande opening van een bijkantoor in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in het derde lid.]3
Dit artikel geldt, met uitzondering van het [3 vijfde lid]3, voor de opening van bijkantoren in een Staat die geen lid is van de [4 Europese Unie]4, welke ook de geplande werkzaamheden voor deze bijkantoren zijn.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 7, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.35.Wanneer het vestigingsland van het bijkantoor een Lid-Staat is van de [3 Europese Unie]3, deelt [1 de Bank]1, indien zij zich niet heeft verzet tegen de uitvoering van het project overeenkomstig artikel 34, derde lid, of indien haar verzet is of wordt geacht te zijn tenietgedaan overeenkomstig artikel 34, vijfde lid, aan de toezichthoudende autoriteiten voor de kredietinstellingen van de betrokken Staat binnen drie maanden na ontvangst van alle door artikel 34, tweede lid vereiste gegevens, de overeenkomstig deze bepalingen ontvangen gegevens mee, alsook het peil van het eigen vermogen van de kredietinstelling, haar solvabiliteitscoëfficiënten, de identiteit van haar leiders en de regels voor eventuele tegemoetkoming ten gunste van de spaarders bij het zijkantoor, in het kader van de voor de kredietinstelling geldende depositobeschermingsregeling.
[2 De Bank brengt de FSMA binnen dezelfde termijn op de hoogte van deze kennisgeving voor zover de werkzaamheden in het buitenland het verrichten van beleggingsdiensten betreft.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 117 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.36.Wanneer het vestigingsland van het bijkantoor geen Lid-Staat is van de [2 Europese Unie]2, kan [1 de Bank]1 in overleg met de toezichthoudende autoriteiten voor de kredietinstellingen van dit land, regels vaststellen voor de opening en het toezicht op het bijkantoor alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling met naleving van de artikelen 95 en volgende.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.37.Iedere kredietinstelling die in het buitenland een bijkantoor heeft geopend, stelt [1 de Bank]1 ten minste één maand op voorhand in kennis van alle wijzigingen in de conform artikel 34, tweede lid, verstrekte gegevens.
Artikel 34, derde tot vijfde lid, is in voorkomend geval van toepassing, alsook artikel 35, naar gelang van de wijzigingen in de in artikel 34, tweede lid, bedoelde gegevens of in de geldende depositobeschermingsregeling.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
AFDELING VIII. - Vrij verrichten van bankdiensten in het buitenland.
Art.38.Iedere kredietinstelling die voornemens is op het grondgebied van een andere Lid-Staat van de [2 Europese Unie]2, zonder er een bijkantoor te vestigen, alle of een deel van de in artikel 3, § 2 opgesomde werkzaamheden te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt [1 de Bank]1 hiervan in kennis en geeft op welke werkzaamheden zij wenst uit te oefenen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.39.In het in artikel 38 bedoelde geval deelt [1 de Bank]1 binnen een maand na ontvangst van de in artikel 38 bedoelde kennisgeving, die kennisgeving mee aan de toezichthoudende autoriteiten voor de kredietinstellingen van het betrokken land.
[2 Binnen dezelfde termijn doet de Bank tevens mededeling van de betrokken informatie aan de FSMA voor zover de werkzaamheden in het buitenland het verrichten van beleggingsdiensten betreft.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 118 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.40. (opgeheven) <W 1995-04-04/39, art. 46, 010; Inwerkingtreding : 02-06-1995>
AFDELING IX. - Uitoefening van bankwerkzaamheden door gespecialiseerde dochters van kredietinstellingen in een andere Lid-Staat van de [1 Europese Unie]1.
----------
(1)
Art.41.Financiële instellingen naar Belgisch recht die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een dochter zijn van een of meer kredietinstellingen naar Belgisch recht [2 ...]2 en ertoe gerechtigd zijn in België geregeld de werkzaamheden uit te oefenen zoals opgesomd in punt 2 en volgende van de lijst in artikel 3, § 2, mogen voor de uitoefening van deze werkzaamheden bijkantoren vestigen in andere Lid-Staten van de [3 Europese Unie]3 volgens de bij de artikelen 34, 35 en 37 bepaalde regels of er hun bedrijf uitoefenen zonder vestiging van een bijkantoor volgens de bij de artikelen 38 en 39 bepaalde regels, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° aan de kredietinstelling(en) die moederonderneming(en) is (zijn) van deze financiële instellingen is overeenkomstig deze titel een vergunning verleend als kredietinstelling;
2° de financiële instellingen oefenen de betrokken werkzaamheden daadwerkelijk uit op het Belgische grondgebied;
3° de kredietinstelling(en) die de moederonderneming(en) is (zijn) van deze financiële instellingen bezit(ten) ten minste 90 pct. van de aan de aandelen van deze financiële instellingen verbonden stemrechten;
4° de moederondernemingen moeten [1 de Bank]1 aantonen dat het beleid van de financiële instellingen gezond en voorzichtig is;
5° de moederondernemingen moeten zich volgens de door [1 de Bank]1 goedgekeurde regels hoofdelijk borg stellen voor de verplichtingen van de financiële instellingen;
6° de financiële instellingen worden opgenomen in het toezicht op geconsolideerde basis op de moederinstellingen, overeenkomstig artikel 49, inzonderheid wat de geldende voorschriften betreft voor de vaststelling van de solvabiliteitscoëfficiënten, het toezicht op de grote risico's en de beperking van het aandelenbezit overeenkomstig artikel 32.
Vooraleer de in artikel 34 bedoelde beslissing te nemen gaat [1 de Bank]1 na of deze voorwaarden zijn vervuld. Daartoe voegt zij een attest bij de bij artikel 35 voorgeschreven mededeling. In afwijking van genoemd artikel 35 deelt [1 de Bank]1 mee welk het eigen-vermogenspeil van de betrokken financiële instelling is, alsook het bedrag van de geconsolideerde solvabiliteitscoëfficiënt van de kredietinstelling(en) waarvan de financiële instelling een dochter is.
Indien de in dit artikel bedoelde financiële instelling niet langer aan de hierin gestelde voorwaarden voldoet, meldt [1 de Bank]1 dit onmiddellijk aan de toezichthoudende autoriteiten voor de kredietinstellingen van de Lid-Staat of de Lid-Staten van de [3 Europese Unie]3 waar deze financiële instelling bedrijvig is via een bijkantoor of een vorm van dienstverrichting.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2012-11-27/03, art. 105, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.42.Het bedrag van het eigen vermogen van de in artikel 41 bedoelde financiële instellingen mag niet dalen onder het bedrag van hun eigen vermogen op het ogenblik van de in artikel 41, tweede lid, derde zin bedoelde kennisgeving.
[1 De artikelen 20, 24, 25,]1 (46 tot 49bis), 50 tot 55, 57, § 1, eerste lid en tweede lid, 1° tot 3°, en §§ 2 en 3, 58, 95 tot 100, 101, eerste lid, 102 tot 105, inzake de bestraffing van overtredingen van de voorgaande bepalingen, zijn van toepassing op deze financiële instellingen. <L 2007-05-15/45, art. 13, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De in deze afdeling bedoelde financiële instellingen worden vermeld in een bijlage bij de lijst van de kredietinstellingen als bedoeld in artikel 13.
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 7, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
AFDELING X. - (De reglementaire normen en verplichtingen).
Art.43.<W 2007-05-15/45, art. 15, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Onverminderd de wettelijke bepalingen over de reglementaire voorschriften die voor de kredietinstellingen gelden en zijn ingegeven door monetaire overwegingen, bepaalt [1 de Bank]1 bij reglement, overeenkomstig de Europeesrechtelijke bepalingen:
a) de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie, en andere begrenzingsnormen, die door alle kredietinstellingen of per categorie van kredietinstellingen moeten worden nageleefd;
b) [4 ...]4
De in deze paragraaf bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn.
§ 2. Onverminderd het bepaalde bij paragraaf 1, moet elke kredietinstelling beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaalbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaalbehoeften van de kredietinstelling identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, en het beleid van de instelling inzake risicobeheer. De kredietinstelling evalueert regelmatig haar beleid inzake kapitaalbehoeften en past dit beleid zonodig aan. [1 De Bank]1 kan bij reglement de frequentie van deze evaluatie nader bepalen.
§ 3. Wanneer [1 de Bank]1 van oordeel is dat het beleid van een kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften niet beantwoordt aan het risicoprofiel van de instelling, kan zij, onverminderd het bepaalde bij artikel 57, in het licht van de doelstellingen bepaald bij artikel 1 van deze wet vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities, ter aanvulling van deze bedoeld in de eerste paragraaf. Zij kan bij reglement de criteria en procedures bepalen die zij daarbij in acht neemt.
§ 4. [5 De Bank stelt de Europese Bankautoriteit, de Europese Commissie en de Raad in kennis van de informatie vereist door de Europese Richtlijnen die verband houden met de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen.]5
§ 5. [2 De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998.]2
§ 6. In bijzondere gevallen kan [1 de Bank]1 binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 119, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<W 2012-11-27/03, art. 106, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
(5)<hersteld door KB 2013-11-12/02, art. 8, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
AFDELING XI. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels.
Art.44.[2 De kredietinstellingen leggen periodiek aan de Bank een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld door de Bank die ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de Bank voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd.]2
[De effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan [1 de Bank]1 dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van [1 de Bank]1 opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar.] <W 2007-05-15/45, art. 16, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[2 De kredietinstellingen leggen hun jaarrekening neer bij de Bank.]2
[2 De Koning bepaalt, op advies van de Bank, volgens welke regels de kredietinstellingen :]2
1° hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken;
2° hun geconsolideerde jaarrekening opmaken, controleren en openbaar maken en het jaar- en controleverslag over deze geconsolideerde jaarrekening opmaken en openbaar maken.
[3 De bestuurders of de zaakvoerders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van de overtreding van de ter uitvoering van het vierde lid genomen bepalingen.
Het vijfde lid is eveneens van toepassing op de leden van het directiecomité.
Wat de overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders, de zaakvoerders en de leden van het directiecomité slechts van de in het vijfde en het zesde lid bedoelde aansprakelijkheid ontheven indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen, naargelang het geval, hebben aangeklaagd op de eerste algemene vergadering of de eerstkomende zitting van de raad van bestuur nadat zij er kennis van hebben gekregen.]3
Voor bepaalde categorieën van kredietinstellingen of in bijzondere gevallen kan [1 de Bank]1 afwijkingen toestaan van de in het eerste en [vierde lid] bedoelde besluiten en reglementen. <W 2007-05-15/45, art. 16, 2°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[2 lid 6 opgeheven]2
De in dit artikel bedoelde besluiten en reglementen worden genomen na raadpleging van de kredietinstellingen via hun representatieve beroepsverenigingen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 120, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2011-07-28/10, art. 8, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
Art.45.[1 De Bank publiceert periodiek en ten minste viermaal per jaar een totaalstaat voor de kredietinstellingen volgens de regels die zij vaststelt na raadpleging van de kredietinstellingen via hun representatieve beroepsverenigingen. Deze staat kan worden uitgesplitst op basis van de in artikel 13 bedoelde categorieën van instellingen.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 121, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK III. - Toezicht op de kredietinstellingen.
AFDELING I. - [1 Toezicht door de Bank en de FSMA]1
----------
(1)
Art.46.[1 De Bank ziet er op toe dat elke kredietinstelling werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, onverminderd de bevoegdheden toegekend aan de FSMA op grond van artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2 van de wet van 2 augustus 2002.
De Bank beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van de kredietinstelling, als bedoeld [2 in de artikelen 20 en 20bis]2, en het passende karakter van het beleid van de kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften, als bedoeld in artikel 43, § 2. Zij stelt de frequentie en de omvang van deze beoordeling vast en houdt daarbij rekening met het belang van de werkzaamheden van de kredietinstelling voor het financiële stelsel, en met de aard, omvang en complexiteit ervan alsmede met het evenredigheidsbeginsel.
De beoordeling wordt minimaal eenmaal per jaar bijgewerkt.
De Bank kan zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de kredietinstellingen.
Zij kan ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in bezit van de instelling,
1° om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de kredietinstellingen zijn nageleefd en of de boekhouding en jaarrekening, alsmede de haar door de instelling voorgelegde staten en inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn;
2° om het passende karakter te toetsen van de beleidsstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle en het beleid van de instelling inzake haar kapitaalbehoeften;
3° om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de instelling gezond en voorzichtig is en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in gevaar kunnen brengen.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 123 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2011-07-28/10, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
Art. 46bis.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/85, art. 84; Inwerkingtreding : 01-11-2007> De kredietinstellingen dienen de [1 FSMA en de Bank]1 onverwijld in te lichten wanneer zij de diensten van systematische interne afhandeling in de zin van artikel 3, § 1, 14°, aanvatten of stopzetten.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 124 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 46ter.[1 Met het oog op een efficiënt en gecoördineerd toezicht op de kredietinstellingen sluiten de Bank en de FSMA een protocol dat op hun respectieve websites wordt bekendgemaakt.
Dit protocol bepaalt de modaliteiten van de samenwerking tussen de Bank en de FSMA in alle gevallen waar de wet een advies, raadpleging, informatie of ander contact tussen de twee instellingen voorziet of waar overleg tussen beide instellingen noodzakelijk is om een eenvormige toepassing van de wetgeving te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2011-03-03/01, art. 125 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.47.Relaties tussen een kredietinstelling en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van [1 de Bank]1 tenzij het toezicht op de instelling dit vergt.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.48.[1 De Bank]1 kan bij de bijkantoren van kredietinstellingen naar Belgisch recht die in een andere Lid-Staat van de [3 Europese Unie]3 zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen van dat land, [de in artikel 46, vijfde lid, bedoelde inspecties] verrichten, alsook alle inspecties met als doel ter plaatse gegevens te verzamelen of te toetsen over de leiding en het beleid van het bijkantoor, alsook alle gegevens die het toezicht op de kredietinstelling kunnen vergemakkelijken, inzonderheid op het vlak van de liquiditeit, solvabiliteit, depositobescherming, beperking van grote risico's, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle. <W 2007-05-15/45, art. 18, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Met hetzelfde doel en na kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten, kan zij een deskundige die zij aanstelt, gelasten met alle nuttige controles en onderzoeken. De bezoldiging en de kosten van deze deskundige worden door de instelling gedragen.
Evenzo kan zij deze autoriteiten verzoeken bepaalde van de in het eerste lid bedoelde controles en onderzoeken te verrichten.
[2 De Bank kan, zoals voorzien in artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998, situaties verwijzen naar de Europese Bankautoriteit waarin een verzoek om samenwerking, met name een verzoek om uitwisseling van informatie, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 9, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.49.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel,
1° wordt voor de definitie van de begrippen " exclusieve of gezamenlijke controle " en " consortium " verwezen naar de reglementering op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen die met toepassing van [artikel 44, vierde lid] is uitgevaardigd; <W 2007-05-15/45, art. 19, 2°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
2° [moet onder financiële holding' worden verstaan, een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk een of meer kredietinstellingen of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één een kredietinstelling is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 49bis.] <W 2005-06-20/40, art. 26, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 2. Wanneer een kredietinstelling een moederonderneming is, is zij onderworpen aan het toezicht op geconsolideerde basis door [1 de Bank]1, voor het geheel dat zij samen met haar Belgische en buitenlandse [dochterondernemingen] vormt. <W 2007-05-15/45, art. 19, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Het toezicht op geconsolideerde basis slaat op de financiële positie, de grenzen en de voorwaarden als bedoeld in artikel 32, op het beleid, de organisatie en de [interne controle procedures, als bedoeld in de artikelen 20 en 20bis, voor het geconsolideerde geheel,] en op de invloed van de geconsolideerde ondernemingen op andere ondernemingen. De Koning kan het toezicht op geconsolideerde basis uitbreiden tot andere gebieden als bedoeld in de richtlijnen van de [5 Europese Unie]5. <W 2007-05-15/45, art. 19, 3°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[[3De in artikelen 20ter en 43, paragrafen 1 tot en met 3, bedoelde normen en verplichtingen]3 kunnen worden opgelegd op basis van de geconsolideerde positie van de kredietinstelling en haar dochterondernemingen. Het bepaalde bij artikel 43, paragrafen 5 en 6, is alsdan van overeenkomstige toepassing.] <W 2007-05-15/45, art. 19, 4°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[2 Voor het toezicht op geconsolideerde basis leggen de betrokken kredietinstellingen periodiek aan de Bank een geconsolideerde financiële staat voor. De Bank bepaalt, na raadpleging van de kredietinstellingen via hun representatieve beroepsverenigingen, volgens welke regels deze staat moet worden opgemaakt en inzonderheid volgens welke regels de consolidatiekring wordt bepaald, consolidatie moet worden toegepast en hoe vaak deze staten moeten worden voorgelegd.]2
[Indien [1 de Bank]1 de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.] <W 2007-05-15/45, art. 19, 5°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Wanneer zij dit voor het prudentiële toezicht noodzakelijk acht, kan [1 de Bank]1 eisen dat de vennootschappen die geen [dochteronderneming] zijn maar waarin de kredietinstelling deelneemt of waarmee zij een andere kapitaalbinding heeft, in de consolidatie worden opgenomen. <W 2007-05-15/45, art. 19, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[1 De Bank]1 kan voorschrijven of eisen dat de betrokken kredietinstellingen, hun [dochterondernemingen] en alle andere geconsolideerde ondernemingen haar alle inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor haar toezicht op geconsolideerde basis. Voor dit toezicht kan [1 de Bank]1, ter plaatse, in alle geconsolideerde ondernemingen, de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen in het kader van het toezicht op geconsolideerde basis of, op kosten van de betrokken kredietinstellingen, erkende revisoren of in voorkomend geval, door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee gelasten. [1 De Bank]1 verricht deze toetsing of laat die pas verrichten bij een instelling die in een andere Lid-Staat van [de Europese Economische Ruimte] is gevestigd nadat zij de toezichthoudende autoriteit van deze Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voor zover de betrokken autoriteit die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. <W 2004-11-19/40, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
[Lid 7 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Het toezicht op geconsolideerde basis heeft niet tot gevolg dat [1 de Bank]1 op elke geconsolideerde onderneming individueel toezicht houdt.
Het toezicht op geconsolideerde basis doet geen afbreuk aan het individuele toezicht van elke geconsolideerde kredietinstelling. Er kan evenwel rekening worden gehouden met de implicaties van het toezicht op geconsolideerde basis bij de bepaling van de inhoud en de modaliteiten van het individueel toezicht van kredietinstellingen of het toezicht op sub-geconsolideerde basis van een kredietinstelling die de [dochteronderneming] is van een andere kredietinstelling.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen die door een buitenlandse kredietinstelling zijn geconsolideerd, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op deze kredietinstelling op geconsolideerde basis en waarbij deze autoriteit zelf of via de door haar gemachtigde revisoren of deskundigen, de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen.
[Laatste lid opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
§ 3. Wanneer een kredietinstelling een consortium vormt met een of meer andere ondernemingen, valt zij onder het toezicht op geconsolideerde basis die geldt voor alle ondernemingen van het consortium en hun [dochterondernemingen]. <W 2007-05-15/45, art. 19, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De voorschriften van § 2 zijn van toepassing.
§ 4. Voor iedere kredietinstelling waarvan de moederonderneming een Belgische of buitenlandse financiële holding [uit een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte] is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding. Dit toezicht slaat op de in het tweede en derde lid van § 2 bedoelde aspecten. De Koning kan de regels van dit toezicht bepalen, aanpassen en aanvullen, met opgave van alle andere voorschriften van deze wet die ter zake van toepassing zijn op financiële holdings.
[Voor iedere kredietinstelling waarvan de moederonderneming een financiële holding van buiten de Europese Economische Ruimte is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding volgens de regels bepaald door de Koning.] <W 2007-05-15/45, art. 19, 7°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 5. [Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere de controle hebben over een kredietinstelling en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de §§ 2, 3 en 4 betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of binnen het toepassingsgebied van artikel 49bis betreffende het aanvullend groepstoezicht, [1 de Bank]1 en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen waarover deze ondernemingen de controle hebben.] <W 2005-06-20/40, art. 26, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Dergelijke informatieplicht geldt ook voor ondernemingen die, hoewel zij [dochterondernemingen] zijn van een kredietinstelling of een financiële holding, niet in het toezicht op geconsolideerde basis zijn opgenomen. Wanneer de betrokken [dochteronderneming] een kredietinstelling is, kan [1 de Bank]1 of de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op genoemde [dochteronderneming], eisen dat de moederonderneming-kredietinstelling of de moederonderneming-financiële holding de vereiste inlichtingen en gegevens verstrekt die voor het toezicht op genoemde [dochteronderneming] dienstig zijn. <W 2007-05-15/45, art. 19, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De Koning bepaalt :
a) de voorwaarden en modaliteiten voor de verplichtingen die voortvloeien uit het eerste en het tweede lid alsook voor de toetsing ter plaatse van de hierin bedoelde gegevens en inlichtingen;
b) onverminderd artikel 104, welke sancties van titel VIII van toepassing zijn wanneer de in het eerste en tweede lid bedoelde ondernemingen hun verplichtingen niet nakomen.
[3 § 5bis . De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen de Bank in haar hoedanigheid van consoliderende toezichthouder of in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken een bijkantoor van een kredietinstelling als significant aan te merken.
Het verzoek vermeldt de redenen waarom het bijkantoor als significant moet worden aangemerkt, en met name :
a) of het marktaandeel in deposito's van dit bijkantoor in de lidstaat van ontvangst meer dan 2 % bedraagt;
b) wat de vermoedelijke gevolgen van een opschorting of beëindiging van de werkzaamheden van de kredietinstelling voor de liquiditeit van de markt en de betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen in de lidstaat van de ontvangst zullen zijn; en
c) de omvang en het belang van het bijkantoor, wat het aantal cliënten betreft, binnen het bancaire of financiële stelsel in de lidstaat van ontvangst.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst, alsmede desgevallend de consoliderende toezichthouder, stellen alles in het werk om tot een gezamenlijk besluit te komen over de kwalificatie van een bijkantoor als significant.
Als binnen de twee maanden na ontvangst van een verzoek geen gezamenlijk besluit wordt genomen, dient de Bank de besluiten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, genomen uiterlijk twee maanden daarna, of het bijkantoor significant is, te aanvaarden.
[4 Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de eerste termijn van twee maanden, de zaak heeft doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010, schort de Bank als bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst haar beslissing op en wacht zij het door de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 1093/2010 genomen besluit af. De Bank neemt haar besluit in overeenstemming met dat van de Europese Bankautoriteit. De termijn van twee maanden wordt beschouwd als verzoeningsfase in de zin van artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010. De zaak kan niet meer worden doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit na het einde van de eerste termijn van twee maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.]4
De hiervoor bedoelde besluiten genomen door de Bank in haar hoedanigheid van consoliderende toezichthouder of in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, worden op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen, worden aan de betrokken bevoegde autoriteiten toegezonden, worden als definitief erkend en worden door de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaten toegepast.]3
[3 § 5ter. Indien de Bank consoliderende toezichthouder is, richt zij colleges van toezichthouders op om het toezicht op de dochterondernemingen en de significatieve bijkantoren te vergemakkelijken en zorgt zij voor passende coördinatie en samenwerking met relevante bevoegde autoriteiten van derde landen. [4 De Europese Bankautoriteit wordt in het kader van deze paragraaf beschouwd als bevoegde autoriteit.]4]3
[3 § 5quater. Indien de Bank toezichthouder is van een dochteronderneming van een moederkredietinstelling in de Europese Unie of van een financiële moederholding in de Europese Unie, of ten gevolge van een verzoek zoals voorzien in artikel 73, § 3, van een significant bijkantoor van een kredietinstelling die onder een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte ressorteert, kan de Bank deelnemen aan een college van toezichthouders, opgericht door de bevoegde consoliderende toezichthouder of de bevoegde toezichthouder van de lidstaat van herkomst.]3
§ 6. [De Koning regelt tevens het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen [herschikking].] <W 2007-05-15/45, art. 19, 9°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 7. In bijzondere gevallen kan [1 de Bank]1 afwijkingen toestaan van de met toepassing van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen. [4 In dat geval stelt ze de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis.]4
[2 § 8. De Koning treft de in dit artikel bedoelde besluiten op advies van de Bank.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 126, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2011-07-28/10, art. 10, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 10, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(5)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art. 49bis.<Ingevoegd bij W 2005-06-20/40, art. 5; Inwerkingtreding : 01-01-2005> § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;
2° "financiële dienstengroep" : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een kredietinstelling is, een verzekeringsonderneming [1 , een herverzekeringsonderneming]1 of een beleggingsonderneming;
b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij een moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;
c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;
d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en/of de beleggingsdienstensector;
e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant;
De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant";
3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een kredietinstelling is als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van deze wet, hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, [1 hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf,]1 hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, [4 hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 3, 12° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]4, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen :
a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van deze wet, [een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, punt 21, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)]; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; <W 2007-05-15/45, art. 20, 2°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
b) een gereglementeerde onderneming die een [1 verzekerings- of herverzekeringsonderneming]1 is, [1 ...]1 een verzekeringsholding in de zin van artikel 91bis, 9°, van dezelfde wet; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd;
c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van de wet van 6 april 1995, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van dezelfde wet; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd;
d) een gemengde financiële holding;
5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;
6° "moederonderneming", "dochteronderneming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikel 49 van deze wet, hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 [1 , artikel 82 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf]1 of artikel 95 van de wet van 6 april 1995.
§ 2. Kredietinstellingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door [2 de Bank]2.
Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroepverrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheerprocedures voor het geheel van de groep.
De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
Alle ondernemingen in de financiële dienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.
[2 De Bank]2 kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan [2 de Bank]2 ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. [2 De Bank]2 verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. Indien [2 de Bank]2 de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht. <W 2007-05-15/45, art. 20, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat [2 de Bank]2 op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet. <W 2007-05-15/45, art. 20, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uit maken van een financiële dienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende autoriteit, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze autoriteit zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen.
§ 3. Kredietinstellingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend met overeenkomstige toepassing van de voorschriften van § 2. Het aanvullende toezicht omvat in dit geval ook het toezicht, uit het oogpunt van een gezond en voorzichtig beleid, op de aandeelhoudersstructuur van de gemengde financiële holding en op het passende karakter van de effectieve leiding van de gemengde financiële holding.
De Koning kan de regels van het aanvullende groepstoezicht nader bepalen en aanvullen, en onder andere de andere voorschriften van deze wet aanwijzen die van toepassing zijn op gemengde financiële holdings.
§ 4. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad.
§ 5. In bijzondere gevallen kan [2 de Bank]2, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht. <W 2007-05-15/45, art. 20, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[3 § 6. De Koning treft de in dit artikel bedoelde besluiten op advies van de Bank.]3
----------
(1)<W 2009-02-16/36, art. 134, 046; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 127, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 11, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
AFDELING II. - Revisoraal toezicht.
Art.50.De opdracht van [commissaris] zoals bedoeld in de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen mag in de kredietinstellingen naar Belgisch recht enkel worden toevertrouwd aan een of meer revisoren of een of meer revisoren-vennootschappen die daartoe zijn erkend door [1 de Bank]1 overeenkomstig artikel 52. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
In kredietinstellingen die op grond van voornoemde gecoördineerde wetten geen commissaris-revisor moeten hebben, stelt de algemene vergadering van de vennoten een of meer erkende revisoren of een of meer revisorenvennootschappen aan als bedoeld in het eerste lid. Zij nemen de taak waar van commissaris-revisor en dragen die titel. De voorschriften van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen met betrekking tot de commissarissen-revisoren van naamloze vennootschappen zijn van toepassing op de aanstelling en de opdracht van [commissaris] in deze instellingen. Voor de toepassing van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen met betrekking tot wat voorafgaat, vervangt de algemene vergadering van vennoten de algemene vergadering van aandeelhouders in vennootschappen waar de wet die niet instelt. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Kredietinstellingen mogen plaatsvervangende [commissarissen] aanstellen, die in geval van langdurige verhindering van de [commissaris] diens taak waarnemen. De voorschriften van dit artikel en van artikel 51 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De overeenkomstig dit artikel aangestelde erkende [commissarissen] certificeren de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstelling. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.51. Erkende revisorenvennootschappen doen, overeenkomstig (artikel 6 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor), voor de uitoefening van de taak van (commissaris) als bedoeld in artikel 50, een beroep op een erkend revisor die zij aanduiden. De voorschriften van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, die d aanstelling, de taak, de verplichtingen en verbodsbepalingen voor (commissarissen) alsmede de voor hen geldende, andere dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen. <KB 2007-04-21/42, art. 103, §8, 038; Inwerkingtreding : 31-08-2007> <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden.
Art.52.[1 De Bank]1 legt, na goedkeuring door de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken, het reglement vast voor de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen.
Het erkenningsreglement wordt uitgevaardigd na raadpleging van de erkende revisoren via hun representatieve beroepsvereniging.
Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt [1 de Bank]1 op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn taak bij een kredietinstelling alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap, met opgave van de motivering.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.53.Voor de aanstelling van erkende [commissarissen] en plaatsvervangende erkende [commissarissen] bij kredietinstellingen is de voorafgaande instemming vereist van [1 de Bank]1. Deze instemming moet worden gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
Wanneer de aanstelling van de [commissaris] krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de [2 ondernemingsrechtbank]2 of het hof van beroep, kiest hij uit een lijst van erkende revisoren, die door [1 de Bank]1 is goedgekeurd. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.54.[1 De Bank]1 kan haar instemming overeenkomstig artikel 53 met een erkende [commissaris], plaatsvervangend erkende [commissaris], een erkende revisorenvennootschap of vertegenwoordiger of plaatsvervangende vertegenwoordiger van zo een vennootschap, steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkende revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van [commissaris]. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Vooraleer een erkende [commissaris] ontslag neemt, worden [1 de Bank]1 en de kredietinstelling hiervan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering.
Het erkenningsreglement regelt de procedure. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Bij afwezigheid van een plaatsvervangende erkende commissaris-revisor of een plaatsvervangende vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap, zorgt de kredietinstelling of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 53, binnen twee maanden voor zijn vervanging.
Het voorstel om een erkende [commissaris] in een kredietinstelling van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 64quater en 64quinquies van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, wordt ter advies voorgelegd aan [1 de Bank]1. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering. <W 2007-05-15/45, art. 21, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.55.De erkende [commissarissen] verlenen hun medewerking aan het toezicht van [2 de Bank]2, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van [2 de Bank]2. Daartoe : <W 2007-05-15/45, art. 22, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
1° [beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de kredietinstellingen hebben getroffen als bedoeld in artikel 20, § 3, eerste lid, en met toepassing van artikel 20bis, §§ 2, 3 en 4, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan [2 de Bank]2;] <W 2007-05-15/45, art. 22, 2°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
2° [1 brengen zij verslag uit bij [2 de Bank]2 over :
a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de kredietinstellingen aan het einde van het eerste halfjaar aan [2 de Bank]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van [2 de Bank]2 werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; [2 de Bank]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen;
b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de kredietinstellingen aan het einde van het boekjaar aan [2 de Bank]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van [2 de Bank]2. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; [2 de Bank]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen;]1
3° [brengen zij bij [2 de Bank]2 op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de kredietinstelling; de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de kredietinstelling gedragen,] <W 2007-05-15/45, art. 22, 4°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
4° [brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de kredietinstelling of een revisorale opdracht bij een met de kredietinstelling verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij [2 de Bank]2, zodra zij kennis krijgen van :] <W 1999-03-09/32, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de kredietinstelling financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden;
b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van (het wetboek van vennootschappen), de statuten, deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. <W 2007-05-15/45, art. 22, 5°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud.] <W 1999-03-09/32, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
[5° brengen zij [2 de Bank]2 minstens eens per jaar verslag uit over de deugdelijkheid van de maatregelen die de kredietinstelling heeft getroffen ter vrijwaring van de tegoeden van de cliënten in toepassing van de artikelen 77bis en 77ter van de wet van 6 april 1995 en van de op grond van deze bepalingen door de Koning genomen uitvoeringsmaatregelen.] <KB 2007-04-27/85, art. 85, 039; Inwerkingtreding : 01-11-2007>
[4 Volgens de modaliteiten bepaald in artikel 46ter stelt de Bank de informatie bedoeld in de bepalingen onder 5° van het eerste lid ter beschikking van de FSMA, om haar toe te laten de bevoegdheden bedoeld in artikel 45, § 1, 3° en § 2, van de wet van 2 augustus 2002 uit te oefenen.]4
[Tegen erkende commissarissen-revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.] <W 1999-03-09/32, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
De erkende [commissarissen] delen aan de leiders van de kredietinstelling de verslagen mee die zij aan [2 de Bank]2 richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht [4 zoals geregeld bij de artikelen 35 en 36/13 tot 36/15 van de wet van 22 februari 1998]4. Zij bezorgen [3 de Bank]3 een kopie van hun mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent. <W 2007-05-15/45, art. 22, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De erkende [commissarissen] en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de instelling waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen.
Zij kunnen door [2 de Bank]2, [4 al dan niet]4 op verzoek [4 van de Europese Centrale Bank]4, worden gelast te bevestigen dat de gegevens die deze kredietinstellingen aan deze autoriteiten moeten verstrekken, volledig, juist en conform de geldende regels zijn opgesteld.
----------
(1)<W 2009-02-16/36, art. 135, 046; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 128 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK IV. - Intrekking van een vergunning en uitzonderingsmaatregelen.
Art.56.Bij beslissing die met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt [1 de Bank]1 de vergunning in van kredietinstellingen die hun bedrijf niet binnen twaalf maanden na het verlenen van een vergunning hebben aangevat, afstand doen van hun vergunning [, failliet zijn verklaard] of hun bedrijf hebben stopgezet. <W 2004-11-19/40, art. 6, 032; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
[Lid 2 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.57.§ 1. Wanneer [3 de Bank]3 vaststelt dat een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dat haar beleid of financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen of niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, of dat haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan [3 de Bank]3 :
1° een speciaal commissaris aanstellen.
In dit geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de instelling, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; [3 de Bank]3 kan evenwel de verrichtingen waarvoor een toestemming is vereist, beperken.
De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht aan alle organen van de instelling voorleggen, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt vastgesteld door [3 de Bank]3 en gedragen door de instelling.
De leden van de bestuurs- en de beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de instelling of voor derden voortvloeit.
Indien [3 de Bank]3 de aanstelling van een speciaal commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming is vereist, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
[3 De Bank]3 kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen.
[1°bis aanvullende vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen, buiten deze bedoeld in artikel 43;] <W 2007-05-15/45, art. 23, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[5 1°ter van kredietinstellingen eisen dat ze de variabele beloning tot een bepaald percentage van hun totale netto bedrijfsresultaten beperken als deze beloning niet met het in stand houden van een solide eigen vermogen te verenigen is of dat zij hun netto winsten aanwenden om het eigen vermogen te versterken;]5
2° [4 voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de instelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden [6 ; deze schorsing kan, in de door de Bank bepaalde mate, de volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de lopende overeenkomsten tot gevolg hebben]6.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de instelling of voor derden voortvloeit.
Indien de Bank de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
De Bank kan een kredietinstelling tevens gelasten de aandelen over te dragen die zij bezit overeenkomstig artikel 32, §§ 4 en 5; artikel 25, tweede lid, is van toepassing.]4
3° de vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de instelling binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. [3 De Bank]3 maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door [3 de Bank]3 en gedragen door de instelling.
[3 De Bank]3 kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt.
4° de vergunning herroepen.
[2 In uiterst spoedeisende gevallen kan [3 de Bank]3 de in deze paragraaf bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.]2
§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van [3 de Bank]3 hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de voorschriften van § 1.
[Lid 2 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[Lid 3 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[Lid 4 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
§ 3. Wanneer [3 de Bank]3 kennis heeft van het feit dat een kredietinstelling een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen, zijn § 1, eerste en tweede lid, 2°, en § 2 van toepassing.
§ 4. [4 Bij ernstige en stelselmatige overtreding van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2, van de wet van 2 augustus 2002, kan de Bank de vergunning herroepen op verzoek van de FSMA, volgens de procedure en de regels bepaald bij artikel 36bis van diezelfde wet.]4
§ 5. Paragraaf 1, eerste lid, en § 2 zijn niet van toepassing bij intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde kredietinstelling.
§ 6. De [7 ondernemingsrechtbank]7 spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de instelling. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing waren bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw ten aanzien van de instelling heeft verworven, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 8, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<W 2010-06-02/10, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 129 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<W 2011-07-28/10, art. 11, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(6)<W 2012-11-27/03, art. 107, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
(7)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 57bis.[1 § 1. Indien een van de in artikel 57, § 1, eerste lid, vermelde toestanden van dien aard is dat hij de stabiliteit van het Belgische of internationale financiële stelsel dreigt aan te tasten gezien de omvang van de deposito's van de betrokken kredietinstelling, van haar belang op de kredietmarkt of van haar rol in het financiële stelsel, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hetzij op verzoek van de [2 Bank, hetzij op eigen initiatief, na het advies van de Bank te hebben ingewonnen]2, elke daad van beschikking vaststellen, ten gunste van de Staat of om het even welke andere Belgische of buitenlandse persoon, inzonderheid elke overdracht, verkoop of inbreng met betrekking tot :
1° activa, passiva of één of meer bedrijfstakken en meer algemeen, alle of een deel van de rechten en verplichtingen van de betrokken kredietinstelling;
2° al dan niet stemrechtverlenende aandelen die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen, die door de kredietinstelling zijn uitgegeven.
Een deel van de vergoeding mag variabel zijn, voor zover dit variabele gedeelte bepaalbaar is.
§ 2. Het koninklijk besluit dat met toepassing van paragraaf 1 wordt genomen, bepaalt de vergoeding die betaald moet worden aan de eigenaars van de goederen of de houders van de rechten waarop de in het besluit bepaalde daad van beschikking betrekking heeft. Indien de bij het koninklijk besluit aangewezen overnemer een andere persoon is dan de Staat, komt de prijs die volgens de met de Staat gesloten overeenkomst verschuldigd is door de overnemer, als vergoeding toe aan de genoemde eigenaars of houders, volgens de verdeelsleutel die in hetzelfde besluit is vastgelegd.
§ 3. Het koninklijk besluit dat met toepassing van paragraaf 1 wordt genomen, wordt ter kennis gebracht van de betrokken kredietinstelling. De maatregelen waarin dit besluit voorziet, worden bovendien bekendgemaakt via een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Zodra zij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving heeft ontvangen, verliest de kredietinstelling de beschikkingsbevoegdheid over de activa waarop de in het koninklijk besluit bepaalde daden van beschikking betrekking hebben.
§ 4. Het is niet mogelijk om de in paragraaf 1 bedoelde daden niet-tegenwerpbaar te verklaren krachtens de artikelen 17, 18 of 20 van de faillissementswet van 8 augustus 1997.
Niettegenstaande elke strijdige contractuele bepaling mogen de door de Koning met toepassing van paragraaf 1 vastgestelde maatregelen noch tot gevolg hebben dat de bepalingen van een tussen de kredietinstelling en één of meer derden gesloten overeenkomst worden gewijzigd, noch dat een einde wordt gesteld aan een dergelijke overeenkomst, noch dat aan één van de betrokken partijen het recht wordt verleend om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen.
Ten aanzien van de door de Koning met toepassing van paragraaf 1 vastgestelde maatregelen geldt geen enkele statutaire of contractuele goedkeuringsclausule of geen enkel statutair of contractueel recht van voorkoop, geen enkele optie tot aankoop van een derde alsook geen enkele statutaire of contractuele clausule die de wijziging van de controle over de betrokken kredietinstelling verhindert.
De Koning is gemachtigd om alle overige regelingen te treffen die nodig zijn om de goede uitvoering van de op grond van paragraaf 1 genomen maatregelen te verzekeren.
§ 5. De burgerlijke aansprakelijkheid van de personen die in naam van de Staat of op zijn verzoek optreden in het kader van de in dit artikel bedoelde maatregelen, opgelopen door of met betrekking tot hun beslissingen, daden of handelingen in het kader van deze maatregelen, is beperkt tot gevallen van bedrog of zware fout in hun hoofde. Het al dan niet bestaan van een zware fout dient te worden beoordeeld op grond van de concrete omstandigheden van het betrokken geval, en inzonderheid van de hoogdringendheid waarmee die personen werden geconfronteerd, van de praktijken op de financiële markten, van de complexiteit van het betrokken geval, van de bedreigingen voor de bescherming van het spaarwezen en van het gevaar voor schade aan de nationale economie ingevolge de discontinuïteit van de betrokken kredietinstelling.
§ 6. Alle geschillen waartoe de in dit artikel bedoelde maatregelen en de in paragraaf 5 bedoelde aansprakelijkheid aanleiding zouden kunnen geven, behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de Belgische rechtbanken, die uitsluitend het Belgische recht toepassen.
§ 7. Ten behoeve van de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis gesloten op 7 juni 1985 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement, worden de daden die krachtens paragraaf 1, 1°, zijn verricht, beschouwd als daden die door de kredietinstelling zelf zijn gesteld. "
§ 8. Onverminderd de algemene rechtsbeginselen die hij zou kunnen inroepen, kan de raad van bestuur van de kredietinstelling afwijken van de statutaire beperkingen van zijn bestuursbevoegdheden indien een van de in artikel 57, § 1, eerste lid, vermelde toestanden van dien aard is dat hij de stabiliteit van het Belgische of internationale financiële stelsel dreigt aan te tasten vanwege de omvang van de deposito's van de betrokken kredietinstelling, van haar belang op de kredietmarkt of haar rol in het financiële stelsel. De raad van bestuur stelt een bijzonder verslag op waarin wordt verantwoord waarom deze bepaling wordt toegepast, en waarin de genomen beslissingen worden uiteengezet; dit verslag wordt binnen twee maanden bezorgd aan de algemene vergadering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-06-02/10, art. 4, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 130, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 57ter. [1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° koninklijk besluit : het koninklijk besluit dat na overleg in de Ministerraad is vastgesteld met toepassing van artikel 57bis, § 1;
2° daad van beschikking : de overdracht of de andere daad van beschikking waarin het koninklijk besluit voorziet;
3° rechtbank : de rechtbank van eerste aanleg te Brussel;
4° eigenaars : de natuurlijke of rechtspersonen die, op de datum van het koninklijk besluit, eigenaar zijn van de activa of aandelen dan wel houder zijn van de rechten die het voorwerp uitmaken van de daad van beschikking;
5° derde-overnemer : de natuurlijke of rechtspersoon, andere dan de Belgische Staat, die volgens het koninklijk besluit, de activa, aandelen of rechten die het voorwerp uitmaken van de daad van beschikking, zal verwerven;
6° schadeloosstelling : de schadeloosstelling die door het koninklijk besluit wordt vastgesteld ten voordele van de eigenaars als tegenprestatie voor de daad van beschikking.
§ 2. Het koninklijk besluit treedt in werking op de dag dat het in paragraaf 8 bedoelde vonnis wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De Belgische Staat dient ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift in teneinde te laten vaststellen dat de daad van beschikking in overeenstemming is met de wet en dat de schadeloosstelling haar billijk voorkomt, inzonderheid rekening houdend met de criteria bepaald in paragraaf 7, vierde lid.
Op straffe van nietigheid bevat dit verzoekschrift :
1° de identiteit van de betrokken kredietinstelling;
2° in voorkomend geval, de identiteit van de derde-overnemer;
3° de verantwoording van de daad van beschikking gelet op de criteria vastgesteld in artikel 57bis, § 1;
4° de schadeloosstelling, de elementen op grond waarvan zij werd vastgesteld, inzonderheid wat het variabele deel betreft waaruit zij zou zijn samengesteld en, in voorkomend geval, de sleutel voor de verdeling onder de eigenaars;
5° in voorkomend geval, de vereiste toelatingen van overheidsinstanties en alle andere opschortende voorwaarden waaraan de daad van beschikking is onderworpen;
6° in voorkomend geval, de prijs die met de derde-overnemer is overeengekomen voor de activa of aandelen die het voorwerp uitmaken van de daad van beschikking, alsook de mechanismen voor prijsherziening of -aanpassing;
7° de opgave van dag, maand en jaar;
8° de handtekening van de persoon die de Belgische Staat vertegenwoordigt of van de advocaat van de Belgische Staat.
Bij het verzoekschrift wordt een kopie van het koninklijk besluit gevoegd.
De bepalingen van Deel IV, Boek II, Titel Vbis van het Gerechtelijk Wetboek, met inbegrip van de artikelen 1034bis tot 1034sexies, zijn niet van toepassing op het verzoekschrift.
§ 4. De procedure die is ingeleid met het in paragraaf 3 bedoelde verzoekschrift, sluit alle andere gelijktijdige of toekomstige beroepen of rechtsvorderingen tegen het koninklijk besluit of tegen de daad van beschikking uit, met uitzondering van de vordering bedoeld in paragraaf 11. Ingevolge de indiening van het verzoekschrift vervalt elke andere procedure, gericht tegen het koninklijk besluit of de daad van beschikking, die voorheen zou zijn ingeleid en nog hangende zou zijn voor een ander gewoon of administratief rechtscollege.
§ 5. Binnen tweeënzeventig uur na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in paragraaf 3, bepaalt de voorzitter van de rechtbank, bij beschikking, dag en uur van de in paragraaf 7 bedoelde rechtszitting, die moet plaatsvinden binnen zeven dagen na de indiening van het verzoekschrift. In deze beschikking worden alle in paragraaf 3, tweede lid, bepaalde vermeldingen opgenomen.
De beschikking wordt door de griffie bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de Belgische Staat, van de betrokken kredietinstelling alsook, in voorkomend geval, van de derde-overnemer. Zij wordt tezelfdertijd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze bekendmaking geldt als kennisgeving aan de eventuele andere eigenaars dan de betrokken kredietinstelling.
De beschikking wordt ook door de betrokken kredietinstelling binnen vierentwintig uur na de kennisgeving op haar website gepubliceerd.
§ 6. De in paragraaf 5, tweede lid, bedoelde personen kunnen ter griffie kosteloos inzage nemen van het in paragraaf 3 bedoelde verzoekschrift en de bijlagen, tot het in paragraaf 8 bedoelde vonnis wordt uitgesproken.
§ 7. Tijdens de rechtszitting die door de voorzitter van de rechtbank is vastgelegd, alsook tijdens eventuele latere zittingen die de rechtbank nuttig acht, hoort de rechtbank de Belgische Staat, de betrokken kredietinstelling, in voorkomend geval de derde-overnemer alsook de eigenaars die vrijwillig tussenkomen in de procedure.
In afwijking van de bepalingen van Hoofdstuk II van Titel III van Boek II van Deel IV van het Gerechtelijk Wetboek, mag geen enkele andere persoon dan bedoeld in het vorige lid, optreden in de procedure.
Na de partijen te hebben gehoord, gaat de rechtbank na of de daad van beschikking in overeenstemming is met de wet en of de schadeloosstelling haar billijk voorkomt.
De rechtbank houdt rekening met de daadwerkelijke situatie van de betrokken kredietinstelling op het ogenblik van de daad van beschikking, inzonderheid met haar financiële situatie zoals die was of zou zijn geweest indien haar geen rechtstreekse of onrechtstreekse overheidssteun zou zijn verleend. Ten behoeve van dit lid worden met overheidssteun gelijkgesteld, de dringende voorschotten van liquide middelen evenals de garanties die door een publiekrechtelijk rechtspersoon worden verleend.
De rechtbank spreekt zich uit in een en hetzelfde vonnis dat wordt gegeven binnen twintig dagen na de rechtszitting die door de voorzitter van de rechtbank is vastgelegd.
§ 8. Het vonnis waarmee de rechtbank vaststelt dat de daad van beschikking in overeenstemming is met de wet en de schadeloosstelling haar billijk voorkomt, geldt als akte van eigendomsoverdracht van de activa en aandelen die het voorwerp uitmaken van de daad van beschikking, evenwel onder voorbehoud van de opschortende voorwaarden bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, 5°.
§ 9. Tegen het in paragraaf 8 bedoelde vonnis is geen beroep, verzet of derdenverzet mogelijk.
Het vonnis wordt bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de Belgische Staat, de betrokken kredietinstelling en, in voorkomend geval, de derde-overnemer, en het wordt tezelfdertijd bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Deze bekendmaking van het vonnis geldt als kennisgeving aan de eventuele andere eigenaars dan de betrokken kredietinstelling, en maakt de daad van beschikking, zonder verdere formaliteiten, tegenstelbaar aan derden.
Het vonnis wordt ook door de betrokken kredietinstelling binnen vierentwintig uur na de kennisgeving op haar website gepubliceerd.
§ 10. Na kennisgeving van het in paragraaf 8 bedoelde vonnis, geeft de Belgische Staat of, in voorkomend geval, de derde-overnemer, het bedrag van de schadeloosstelling in bewaring bij de Deposito- en Consignatiekas, zonder dat hiervoor enige formaliteit hoeft te worden vervuld.
De Belgische Staat ziet erop toe dat in het Belgisch Staatsblad een bericht wordt bekendgemaakt waarin bevestigd wordt dat voldaan is aan de opschortende voorwaarden bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, 5°.
Zodra het in het tweede lid bedoelde bericht is gepubliceerd, stort de Deposito- en Consignatiekas, op de door de Koning vastgestelde wijze, het bedrag van de in bewaring gegeven schadeloosstelling aan de eigenaars, onverminderd eventueel regelmatig derdenbeslag op of verzet tegen het gedeponeerde bedrag.
§ 11. De eigenaars kunnen bij de rechtbank een vordering tot herziening van de schadeloosstelling indienen, en dit op straffe van verval binnen twee maanden te rekenen vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in paragraaf 8 bedoelde vonnis. Deze vordering heeft geen enkel gevolg ten aanzien van de eigendomsoverdracht van de activa of aandelen die het voorwerp uitmaken van de daad van beschikking.
De vordering tot herziening wordt voor het overige geregeld door het Gerechtelijk Wetboek. Paragraaf 7, vierde lid, is van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-06-02/11, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
Art.58.Wanneer de autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen van een andere Lid-Staat van de [3 Europese Unie]3 waar een kredietinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er werkzaamheden uitoefent zoals bedoeld in artikel 3, § 2 in het kader van het vrij verrichten van diensten, [1 de Bank]1 ervan in kennis stellen dat de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen die deze Staat heeft vastgesteld met toepassing van de [Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)] en waarop genoemde autoriteiten toezien, worden overtreden, neemt [2 de Bank]2 zo spoedig mogelijk de wegens deze overtredingen vereiste maatregelen, zoals bedoeld in artikel 57, § 1. Zij brengt dit ter kennis van de voornoemde autoriteiten. Artikel 57, § 2 is van toepassing. <W 2007-05-15/45, art. 24, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.59.[1 De Bank stelt de FSMA in kennis van de beslissingen genomen overeenkomstig de artikelen 56 en 57 en houdt de FSMA op de hoogte van de behandeling van het beroep tegen deze beslissingen.
Zij brengt hiervan tevens de autoriteiten op de hoogte die toezicht houden op de kredietinstellingen van de andere Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte waar een kredietinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, § 2 in het kader van het vrij verrichten van diensten.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 131 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.60.De kredietinstellingen waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen op grond van de artikelen 56 en 57, blijven onderworpen aan deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen tot de van het publiek ontvangen gelden zijn terugbetaald, tenzij [1 de Bank]1 hen vrijstelt van bepaalde voorschriften.
[2 Het eerste lid]2 is niet van toepassing bij de [intrekking] van de vergunning van een failliet verklaarde kredietinstelling. <W 2004-11-19/40, art. 8, 032; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
[2 Elke intrekking of herroeping van de vergunning van een kredietinstelling wordt met redenen omkleed en ter kennis gebracht aan de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit. De Bank brengt de betrokken instelling eveneens op de hoogte van de redenen van dergelijke intrekking of herroeping.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 12, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK V. - Federaties van kredietinstellingen.
Art.61.§ 1. In dit artikel worden de kredietinstellingen bedoeld die hun bedrijf uitoefenen in de volgende omstandigheden :
1° zij zijn vast aangesloten bij een centrale instelling waarvoor de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 4 of 6 van deze titel gelden en waarmee zij een federatie vormen op grond van door de [1 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]1 goedgekeurde aansluitingsregels;
2° de verplichtingen van de aangesloten instellingen en van de centrale instelling vormen hoofdelijke verplichtingen;
3° voor de verrichtingen en de organisatie van de aangesloten instellingen geldt een uniforme interne reglementering van de federatie;
4° de centrale instelling oefent rechtstreeks toezicht uit op de aangesloten instellingen en is bevoegd om hen instructies te geven voor hun beleid, hun verrichtingen en hun organisatie.
§ 2. Onverminderd de naleving van de overige bepalingen van deze titel en van de titels V, VI, VIII en IX, zijn de hierna vermelde bepalingen als volgt van toepassing op de in § 1 bedoelde kredietinstellingen :
1° voor de vergunning wordt beslist na kennisgeving door de centrale instelling aan de [1 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]1 dat de kredietinstelling voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden en de in § 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden. De aangesloten instellingen vermelden hun aansluiting in hun statuten, op hun aandelen, effecten, stukken, correspondentie en in hun reclame. De vergunning vervalt bij het stopzetten van de aansluiting overeenkomstig de geldende regels voor de federatie; die brengt dit ten minste een maand vooraf ter kennis van de [1 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]1, die alle nodige maatregelen kan eisen voor de bescherming van de rechten van de schuldeisers. Beslissingen inzake vergunning hoeven niet te worden bekendgemaakt op de lijst van de kredietinstellingen;
2° het in artikel 16 bedoelde minimumbedrag van het kapitaal is vereist op basis van de gezamenlijke positie van de centrale instelling en haar aangesloten instellingen;
3° artikel 18 is niet van toepassing op de leiders van de aangesloten instellingen;
4° artikel 23 is van toepassing op basis van de gezamenlijke positie van de centrale instelling en haar aangesloten instellingen;
5° (...); <W 2007-05-15/45, art. 25, 2°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
6° artikel 28 wordt uitgebreid tot alle aangesloten instellingen voor leningen, kredieten en borgstellingen aan bestuurders of zaakvoerders van de centrale instelling; het is niet van toepassing op leningen, kredieten en borgstellingen vanwege de centrale instelling of een andere aangesloten instelling, aan bestuurders van aangesloten instellingen die geen functie van dagelijks bestuur uitoefenen, indien deze leningen, kredieten of borgstellingen voldoen aan de voorwaarden die voor de federatie gelden en die door de [1 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]1 zijn goedgekeurd;
7° (opgeheven) <W 1995-04-13/50, art. 95, 012; Inwerkingtreding : 01-07-1996>
8° artikel 32 is van toepassing op basis van de gezamenlijke positie van de centrale instelling en haar aangesloten instellingen;
9° de krachtens artikel 43 uitgevaardigde reglementen zijn van toepassing op basis van de gezamenlijke positie van de centrale instelling en haar aangesloten instellingen;
10° onverminderd de naleving van deze bepalingen door de centrale instelling wat haar betreft, zijn het eerste en het tweede lid van artikel 44 en artikel 45, waarbij diverse kennisgevingen en bekendmakingen worden voorgeschreven, van toepassing op basis van de gezamenlijke positie van de centrale instelling en haar aangesloten instellingen;
11° in afwijking van de artikelen 46, 56 en 57, staat de centrale instelling ervoor in dat de bepalingen van deze titel en de ter uitvoering ervan genomen voorschriften worden nageleefd door de aangesloten instellingen; zij staat eveneens in voor hun beleid, hun administratieve en boekhoudkundige organisatie en hun interne controle;
12° afdeling 2 van hoofdstuk 3 van deze titel is niet van toepassing op de aangesloten instellingen afzonderlijk. De opdrachten en plichten van de bij de centrale instelling werkzame erkende (commissarissen) slaan op de gezamenlijke positie en werking van de federatie. Deze (commissarissen) kunnen ter plaatse bij de aangesloten instellingen het toezicht uitoefenen dat zij noodzakelijk achten. Zij brengen verslag uit aan de organen van de centrale instelling. De aangesloten instellingen mogen aan de erkende (commissarissen) geen leningen, kredieten of borgstellingen toestaan noch hen om het even welke vergoeding of voordelen toekennen; <W 2007-05-15/45, art. 25, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
13° de bij de centrale instelling werkzame erkende (commissarissen) hebben op het vlak van de gezamenlijke periodieke staten en de gezamenlijke jaarrekening van de federatie dezelfde plichten als op het vlak van de periodieke staat en de jaarrekening van de centrale instelling; <W 2007-05-15/45, art. 25, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
14° in afwijking van artikel 64, § 1, en artikel 147octies, § 1, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn de aangesloten instellingen met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap niet verplicht om een of meer (commissarissen) te benoemen, ongeacht hun omvang. Wanneer zij geen commissaris hebben benoemd, zijn de artikelen 64, § 2 en 147octies, § 2, van dezelfde gecoördineerde wetten van toepassing. Van de aangesloten instellingen wordt niet vereist dat zij afzonderlijk hun jaarrekening neerleggen zoals vereist door artikel 44, tweede lid. De vennoten van de aangesloten instellingen en iedere belanghebbende hebben in elk geval het recht om, ter plaatse, kennis te nemen van de laatste jaarrekening van deze instellingen; <W 2007-05-15/45, art. 25, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
15° in afwijking van artikel 4, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen kunnen de aangesloten instellingen met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid bij bijzondere openbare of particuliere akte worden opgericht. De akten tot wijziging van de statuten kunnen, ongeacht de vorm van de oprichtingsakte, eveneens bij bijzondere openbare of particuliere akte opgesteld worden.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 055; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 61bis. <ingevoegd bij KB 1996-12-19/42, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 10-01-1997> De door het Landbouwkrediet NV erkende kredietkassen vormen met hem een federatie van kredietinstellingen in de zin van artikel 61. De raad van bestuur van het Landbouwkrediet NV erkent de kredietkas die voldoet aan de voorwaarden voorzien door de aansluitingsregels aangenomen door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 61, § 1, 1°.
Het directiecomité stelt de uniforme interne reglementering op van de federatie van kredietinstellingen, overeenkomstig artikel 61, § 1, 3°, en oefent, ten aanzien van deze kassen, de in artikel 61, § 1, 4°, bedoelde bevoegdheden uit.
Art. 61ter.<ingevoegd bij KB 1996-12-19/42, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 10-01-1997> § 1. De aansluitingsregels van de in artikel 61bis bedoelde bankfederatie zullen de nodige bepalingen inhouden tot uitvoering en implementering van artikel 61. Onverminderd de aan [1 de Bank]1 krachtens artikel 61, § 2, 1°, toevertrouwde bevoegdheden, kan de afstand van erkenning of de vrijwillige stopzetting van bankactiviteiten door een erkende vereniging aan geen enkele andere voorwaarde worden onderworpen dan het eerbiedigen van een opzegtermijn die eindigt op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving van de afstand van erkenning of van de stopzetting van krediet- en depositoactiviteiten aan de centrale instelling wordt gedaan. De raad van bestuur van het Landbouwkrediet NV kan nochtans, door een gemotiveerde beslissing, toelaten dat de afstand van erkenning of de vrijwillige stopzetting van krediet- en depositoactiviteiten op een vroeger tijdstip uitwerking zou krijgen.
§ 2. De erkende kredietkassen kunnen tezamen of met derden de controle verwerven van de centrale instelling. Een erkende kredietkas kan de exclusieve of gezamenlijke controle over deze instelling niet verwerven zonder eerst aan de andere erkende kredietkassen te hebben voorgesteld aan deze controle deel te nemen in verhouding tot volgende boekhoudkundige elementen, zoals zij op 31 december 1993 na de verwerking van het resultaat zijn geboekt en zoals zij zijn omschreven door de reglementering op de jaarrekeningen van de kredietinstellingen : de reserves, de herwaarderingsmeerwaarden, de voorzorgsfondsen voor toekomstige risico's en het overgedragen negatieve resultaat.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK VI. - De openbare kredietinstellingen.
Art.62. Onverminderd de wettelijke en statutaire bepalingen tot regeling van hun organisatie, bedrijf en bestuursrechtelijk toezicht, gelden, binnen de bij artikel 63 vastgestelde grenzen, de bepalingen van deze wet voor :
1° de volgende openbare kredietinstellingen : (...) (...), (...), (...), (...); <KB 1993-09-29/30, art. 52, 004; Inwerkingtreding : 01-10-1993> <KB 1994-07-20/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : onbepaald > <KB 1996-12-19/43, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 23-10-1996> <KB 1996-12-23/36, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 31-03-1997>
2° de openbare kredietinstellingen die niet zijn vermeld in het 1° en zouden worden opgericht op initiatief of met de medewerking van een Belgische overheid.
Art.63. Op de in artikel 62 bedoelde openbare kredietinstellingen zijn de volgende bepalingen van toepassing :
1° de artikelen 7, 10, 11, 13;
2° de artikelen 15 tot 26, 27, § 4, 28, 30 tot 42;
3° artikel 43; wanneer de openbare kredietinstellingen waarop de in dit artikel bedoelde reglementen van toepassing zijn, met de Staat bestuursovereenkomsten hebben gesloten zoals bedoeld in de artikelen 204 en volgende van de wet van 17 juni 1991, raadpleegt de Minister van Financiën de andere Ministers die deze overeenkomsten hebben gesloten vooraleer voornoemde reglementen goed te keuren, wanneer hierin specifieke bepalingen voor deze openbare kredietinstellingen voorkomen;
4° de artikelen 44 tot 61;
5° de artikelen 85 tot 94 en 102 tot 110.
HOOFDSTUK VII. - De gemeentespaarkassen.
Art.64.<W 2008-07-24/35, art. 53, 043; Inwerkingtreding : 17-08-2008> De op 1 januari 1932 bestaande gemeentespaarkassen, als voorheen bedoeld in artikel 124 van de nieuwe gemeentewet, zijn onderworpen aan de volgende regels :
1° hun vergunning als kredietinstelling laat hun evenwel enkel toe activiteiten uit te oefenen die erin bestaan :
a) terugbetaalbare gelden in euro die geen zichtdeposito's zijn, in te zamelen en de opbrengst ervan in euro te beleggen bij andere kredietinstellingen die in België gevestigd zijn of ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, dan wel in financiële instrumenten in euro waaruit de ontvangst van terugbetaalbare gelden blijkt en die zijn uitgegeven of worden gewaarborgd door de gemeenschappen, de gewesten, de internationale organisaties waarvan België lid is, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte of de kredietinstellingen die in België gevestigd zijn of ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
b) bemiddelingsdiensten te verlenen op het vlak van kredieten en verzekeringen, op voorwaarde dat de specifieke ter zake geldende wetten worden nageleefd, alsook beleggingsdiensten te verlenen die het plaatsen van financiële instrumenten zonder vaste verbintenis inhouden.
[1 De Bank]1 kan de betrokken gemeentespaarkassen, op de voorwaarden die zij bepaalt, toelaten om hun activiteiten uit te breiden met bepaalde andere verrichtingen;
2° zij moeten zijn opgericht in een vorm die borg staat voor een scheiding tussen hun vermogen en beleid, en die van de gemeenten waarvan zij afhangen;
3° zij zijn onderworpen aan de bepalingen bedoeld in de artikelen 13, 18 tot 31, 32, §§ 1 en 2, 33, 43 tot 46 en 47;
4° voor het revisoraal toezicht stellen zij een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap aan overeenkomstig artikel 52; de artikelen 50 tot 55 zijn van toepassing;
5° de artikelen 56, 57, 60, 91 tot 94 en 102 tot 110bis.2 zijn van toepassing.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen over de uitgifte van Belgische covered bonds door Belgische kredietinstellingen]1
----------
(1)
Afdeling I. [1 Naam ]1
----------
(1)
Art. 64/1. [1 § 1. De termen " Belgische covered bond " en " covered bond belge " mogen enkel worden gebruikt voor effecten die uitgegeven zijn overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
§ 2. De termen " Belgische pandbrief " en " lettre de gage belge " mogen enkel worden gebruikt voor effecten die voldoen aan de voorwaarden die vastgesteld zijn op grond van artikel 64/7, § 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 7, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Afdeling II. [1 Inschrijving bij de bank]1
----------
(1)
Art. 64/2.[1 Belgische covered bonds mogen enkel worden uitgegeven door kredietinstellingen en mits de Bank hiervoor voorafgaandelijk haar toestemming heeft gegeven.
De voorafgaande toestemming van de Bank heeft enerzijds betrekking op de organisatorische capaciteit van de instelling om Belgische covered bonds uit te geven en op te volgen, en anderzijds op de mate waarin een bepaalde uitgifte of een bepaald uitgifteprogramma voldoet aan de door of op grond van dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 9, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012. Overgangsbepalingen : art. 35>
Art. 64/3.[1 § 1. Om van de Bank de toestemming te verkrijgen met betrekking tot haar organisatorische capaciteit om Belgische covered bonds uit te geven en op te volgen, moet de kredietinstelling die van plan is Belgische covered bonds uit te geven, voorafgaandelijk een dossier voorleggen aan de Bank met informatie over de wijze waarop zij de voorgenomen verrichtingen zal omkaderen. Deze informatie heeft minstens betrekking op :
1° een beschrijving van de financiële positie van de instelling en met name van haar kredietvooruitzichten, waaruit blijkt dat zij voldoende solvabel is om de belangen van andere schuldeisers dan houders van Belgische covered bonds te vrijwaren;
2° een beschrijving van de langetermijnstrategie van de instelling, met bijzondere aandacht voor de liquiditeit van de instelling en voor de plaats die de Belgische covered bonds in die strategie innemen;
3° een beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden binnen de instelling met betrekking tot de uitgifte van Belgische covered bonds;
4° een beschrijving van het risicobeheerbeleid dat de instelling met betrekking tot de Belgische covered bonds voert, met bijzondere aandacht voor het renterisico, het wisselkoersrisico, het krediet- en wederpartijrisico, het liquiditeitsrisico en het operationeel risico;
5° een beschrijving van de betrokkenheid van de interne audit bij de procedure voor de uitgifte van Belgische covered bonds, met inbegrip van de frequentie van de controle en de toepasselijke controleprocedures;
6° een beschrijving van de besluitvormings- en rapporteringsprocedures met betrekking tot de uitgifte van Belgische covered bonds;
7° een beschrijving van de informaticasystemen die nodig zijn voor de uitgifte van Belgische covered bonds.
De in het eerste lid bedoelde algemene toestemming met betrekking tot de capaciteit om Belgische covered bonds uit te geven, wordt enkel verleend als de Bank ervan overtuigd is dat :
a) de uitgevende instelling over een administratieve en boekhoudkundige organisatie beschikt die haar in staat stelt te voldoen aan de door of op grond van dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen, en inzonderheid de dekkingswaarden af te scheiden; en
b) dat haar financiële positie, inzonderheid haar solvabiliteit, voldoende is om de belangen van andere schuldeisers dan houders van covered bonds te vrijwaren.
De Bank spreekt zich uit over een aanvraag binnen drie maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen vijf maanden na ontvangst van de aanvraag.
De beslissing van de Bank wordt binnen tien dagen met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de kredietinstelling.
§ 2. Om de toestemming te verkrijgen van de Bank voor een bepaalde uitgifte of een bepaald uitgifteprogramma, moet de kredietinstelling die van plan is Belgische covered bonds uit te geven, voorafgaandelijk een dossier voorleggen aan de Bank met informatie over de voorgenomen verrichting. De Bank bepaalt welke informatie verstrekt moet worden bij de aanvraag. Deze informatie heeft minstens betrekking op :
1° de impact van de uitgifte of van het programma op de liquiditeitspositie van de instelling;
2° de kwaliteit van de dekkingswaarden, in het bijzonder met betrekking tot de aard van de schuldenaars van deze activa en van de zakelijke of persoonlijke zekerheden, waarborgen of voorrechten waardoor ze gedekt zijn, de diversificatie van deze activa en hun vervaldata;
3° de mate waarin de vervaldata van de Belgische covered bonds overeenstemmen met die van de dekkingswaarden;
4° de elementen op basis waarvan kan worden aangetoond dat nog steeds voldaan is aan de voorwaarden van § 1, tweede lid.
De Bank bevestigt de ontvangst van het dossier bedoeld in het eerste lid en binnen vijftien dagen na die ontvangst laat zij de instelling weten dat het dossier volledig is en onderzocht kan worden, of dat zij aanvullende informatie nodig heeft.
§ 3. De specifieke toestemming om Belgische covered bonds uit te geven of om een uitgifteprogramma voor Belgische covered bonds te lanceren, wordt maar verleend als de Bank ervan overtuigd is dat de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° de instelling beschikt over de algemene toestemming bedoeld in § 1;
2° de dekkingswaarden zijn :
a) hypothecaire schuldvorderingen;
b) schuldvorderingen op of gewaarborgd of verzekerd door (i) centrale, regionale of lokale overheden van lidstaten van de OESO of (ii) centrale banken van die staten of (iii) publieke entiteiten van die staten of (iv) multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties;
c) deelbewijzen uitgegeven door effectiseringsinstellingen die risicoposities effectiseren op activa die hoofdzakelijk zijn samengesteld uit de elementen bedoeld in a) en/of b);
d) schuldvorderingen op kredietinstellingen, met inbegrip van de bedragen die bij deze kredietinstellingen of door de uitgevende kredietinstelling worden aangehouden; en/of
e) posities die voortvloeien uit een of meer dekkingsinstrumenten die met een of meer dekkingswaarden of met de betrokken Belgische covered bonds zijn verbonden, en de uit hoofde van dergelijke posities betaalde bedragen.
§ 4. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit :
1° de minimumvoorwaarden waaraan de dekkingswaarden moeten voldoen, in het bijzonder voor wat betreft :
a) het toepasselijke recht, de aard van de schuldenaar en de plaats waar hij zich bevindt;
b) de waarderingscriteria waaronder, in voorkomend geval, het gedeelte van het krediet dat gedekt moet zijn door een hypotheek, de vereiste rang van de hypotheek, de voorwaarden met betrekking tot de waardering van het voorwerp van de hypotheek, de voorwaarden met betrekking tot de ligging van het voorwerp van de hypotheek;
2° de voorwaarden waaraan de activa bedoeld in § 3, 2°, a), b) en c) moeten voldoen en inzonderheid de minimumverhouding;
3° voor elk betrokken bijzonder vermogen, de vereisten inzake de overeenstemming tussen de vervaldata van de dekkingswaarden en die van de door de kredietinstelling uitgegeven Belgische covered bonds;
4° de beperkingen tot een of meer categorieën van dekkingswaarden waaraan een uitgifte van Belgische covered bonds moet voldoen en, in voorkomend geval, de na te leven verhouding tussen de verschillende categorieën van dekkingswaarden;
5° de maatregelen die door de uitgevende instelling moeten worden genomen om de wisselkoers- en renterisico's te dekken die aan de uitgifte van Belgische covered bonds zijn verbonden; en
6° de bevoegdheden en criteria waarop de Bank zich kan baseren om voor elke uitgevende kredietinstelling te bepalen wat het maximumpercentage aan Belgische covered bonds is dat zij mag uitgeven ten opzichte van haar balanstotaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 10, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012. Overgangsbepalingen : art. 35>
Art. 64/4. [1 Vooraleer zij haar toestemming verleent als bedoeld in artikel 64/3, § 1, vraagt de Bank van de erkende commissaris een verslag over de organisatorische capaciteit van de kredietinstelling met betrekking tot haar verplichtingen die uit dit hoofdstuk voortvloeien.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 11, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/5. [1 § 1. De Bank spreekt zich uit over een aanvraag voor de uitgifte van Belgische covered bonds binnen twee maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
§ 2. De beslissing van de Bank wordt binnen tien dagen met een aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de kredietinstelling.
§ 3. De Bank stelt twee lijsten op :
1° een lijst van de kredietinstellingen die overeenkomstig artikel 64/3, § 1, de toestemming hebben verkregen om Belgische covered bonds uit te geven;
2° een lijst die per instelling de uitgegeven effecten en de uitgifteprogramma's vermeldt waarvoor een bijzondere toestemming als bedoeld in artikel 64/3, § 2, werd verleend. Deze lijst is nog verder onderverdeeld naargelang de Belgische covered bonds al dan niet Belgische pandbrieven zijn.
Deze lijsten worden op de website van de Bank gepubliceerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 12, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012. Overgangsbepalingen : art. 35>
Art. 64/6. [1 De lijsten bedoeld in artikel 64/5, § 3 en de wijzigingen die erin worden aangebracht, worden door de Bank meegedeeld aan de Europese Commissie, met het oog op de toepassing van artikel 52, § 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten, zoals gewijzigd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 13, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Afdeling III. [1 Kenmerken, aanwending en beheer van de dekkingswaarden]1
----------
(1)
Art. 64/7.[1 § 1. Wanneer de betrokken Belgische covered bond een Belgische pandbrief is, moeten de samenstelling en de waardering van de dekkingswaarden garanderen dat deze Belgische covered bond voldoet aan de specifieke voorwaarden voor het verkrijgen van een gunstige weging, zoals die zijn opgenomen in de Belgische eigenvermogensreglementering die aangenomen werd in het kader van de omzetting van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen. Bij de uitoefening van de machtiging bedoeld in artikel 64/3, § 4, kan de Koning de criteria vastleggen of verduidelijken op basis waarvan bepaald kan worden of de Belgische covered bonds aan deze reglementering voldoen.
§ 2. De dekkingswaarden waaruit het bijzonder vermogen is samengesteld, moeten gedurende de looptijd van de Belgische covered bond voldoende dekking bieden om te kunnen voorzien in de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de interesten met betrekking tot de Belgische covered bond, om te garanderen dat voldaan wordt aan de verbintenissen jegens de schuldeisers die vastgesteld zijn of kunnen worden overeenkomstig de uitgiftevoorwaarden van het betrokken schuldinstrument, en om de betalingen te verrichten die verband houden met het beheer en de administratie van de dekkingswaarden.
Daarom moeten de dekkingswaarden die gewaardeerd kunnen worden volgens de waarderingscriteria die vastgesteld zijn op grond van artikel 64/3, § 4, een overschot vertonen, zodat hun waarde hoger is dan het aan hoofdsom uitstaande bedrag van de Belgische covered bonds die zij dekken. De toereikende dekking die door de dekkingswaarden wordt geboden, met inbegrip van het overschot, moet periodiek beoordeeld worden en de uitgevende kredietinstelling moet de portefeuille aan dekkingswaarden aanpassen om de adequate dekking, met inbegrip van het overschot, op peil te houden.
§ 3. De Koning kan vereisten vastleggen voor het minimumniveau van het overschot, de waardering en de aanpassing van de portefeuille aan dekkingswaarden, evenals voor de periodieke verificatie van de liquiditeitspositie van die portefeuille en kan in voorkomend geval de in § 2 bedoelde vereisten verduidelijken. Indien de Koning bij de uitoefening van die machtiging bepaalt, met het oog op de naleving van de in § 2 bedoelde vereisten en de waardering ervan, dat bepaalde dekkingswaarden maar in aanmerking mogen worden genomen tot beloop van een bepaald percentage, heeft dit geen invloed op het feit dat de betrokken activa behoren tot het bijzonder vermogen waarvan ze deel uitmaken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 15, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012. Overgangsbepalingen : art. 35>
Art. 64/8. [1 § 1. Het vermogen van een kredietinstelling die Belgische covered bonds heeft uitgegeven, bestaat van rechtswege uit enerzijds een algemeen vermogen en anderzijds een of meer bijzondere vermogens.
§ 2. Een bijzonder vermogen bestaat van rechtswege uit :
1° alle roerende goederen die overeenkomstig artikel 64/20, § 2, zijn ingeschreven in het register van de dekkingswaarden dat wordt bijgehouden voor een of meer specifieke Belgische covered bonds, of, in voorkomend geval, voor alle Belgische covered bonds die onder een uitgifteprogramma zijn uitgegeven;
2° de waarden - contanten of financiële instrumenten - die als waarborg zijn ontvangen in het kader van dekkingsinstrumenten die geregistreerd zijn als dekkingswaarden;
3° alle zakelijke of persoonlijk zekerheden, waarborgen of voorrechten die in welke vorm ook verstrekt geweest zijn in verband met de dekkingswaarden, evenals de rechten met betrekking tot de verzekeringen en andere overeenkomsten die verband houden met de dekkingswaarden of het beheer van het bijzonder vermogen;
4° alle bedragen die een kredietinstelling aanhoudt als gevolg van de inning (terugbetaling, betaling) van de activa of van de uitoefening van de rechten bedoeld in 1° of 3° voor rekening van het bijzonder vermogen dat binnen deze kredietinstelling werd aangelegd, of die op een andere wijze worden aangehouden voor rekening van dit bijzonder vermogen; en
5° de verplichte reserves bij de Bank, voor zover zij verbonden zijn aan het bijzonder vermogen.
Indien de kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft, bedragen als bedoeld in het eerste lid, 4°, aanhoudt voor rekening van een bijzonder vermogen, en deze bedragen niet geïdentificeerd kunnen worden in het algemeen vermogen op het ogenblik dat gevraagd wordt deze tegoeden toe te wijzen aan het bijzonder vermogen, wordt het eigendomsrecht op deze in het bijzonder vermogen opgenomen bedragen voor dezelfde waarde overgedragen op andere vrije activa in het algemeen vermogen van de kredietinstelling. Deze activa worden dan geïdentificeerd na overleg met de vertegenwoordiger van het bijzonder vermogen (de portefeuillebeheerder of, bij ontstentenis, de portefeuillesurveillant) en de uitgevende kredietinstelling of, in voorkomend geval, de liquidateur of de curator van de kredietinstelling, op grond van de criteria die in de uitgiftevoorwaarden zijn vastgesteld. De kredietinstelling of, respectievelijk haar curator of haar liquidateur, moet die vervangingsactiva ter beschikking stellen van de portefeuillebeheerder zodra hij deze terugvordert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 16, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/9. [1 Wanneer een kredietinstelling activa overdraagt als bedoeld in artikel 64/3, § 3, 2°, a), b), c) of d), met het oog op de uitgifte van Belgische covered bonds door de overnemende instelling, omvat het bijzonder vermogen dat binnen de uitgevende kredietinstelling werd aangelegd, de bedragen die door de overdragende instelling worden aangehouden als gevolg van de inning van de overgedragen activa of de uitoefening van de rechten bedoeld in artikel 64/8, § 2, eerste lid, 1° en 3° voor rekening van het bijzonder vermogen dat binnen de overnemende kredietinstelling werd aangelegd, of die op een andere wijze door de overdragende instelling worden aangehouden voor rekening van dit bijzonder vermogen. Indien deze bedragen die voor rekening van een bijzonder vermogen worden aangehouden, niet geïdentificeerd kunnen worden in het vermogen van de overdragende instelling op het ogenblik dat gevraagd wordt deze tegoeden toe te wijzen aan het bijzonder vermogen, wordt het eigendomsrecht op deze bedragen die in het bijzonder vermogen van de overnemende instelling zijn opgenomen, voor dezelfde waarde overgedragen op andere vrije activa van de overdragende kredietinstelling. Deze activa worden dan geïdentificeerd na overleg met de vertegenwoordiger van het bijzonder vermogen en de overdragende kredietinstelling of, in voorkomend geval, de liquidateur of de curator van de overdragende kredietinstelling, op grond van de criteria die de cedent en de overnemer hebben vastgelegd in de uitgiftevoorwaarden. De overdragende kredietinstelling of, respectievelijk haar curator of haar liquidateur, moet die vervangingsactiva ter beschikking stellen van de overnemende kredietinstelling of, in voorkomend geval, van de portefeuillebeheerder van het bijzonder vermogen van de overnemende instelling, zodra zij deze terugvorderen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 17, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/10. [1 Bij faillissement of opening van een liquidatieprocedure van de kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft of van de overdragende kredietinstelling, als bedoeld in artikel 64/9 zijn alle bedragen en alle betalingen met betrekking tot de activa die in een bijzonder vermogen zijn opgenomen en die vanaf de datum van de opening van het faillissement of van de aanvang van de liquidatieprocedure door de betrokken kredietinstelling worden geïnd door of voor rekening van dit bijzonder vermogen, automatisch uitgesloten van het actief van de massa en worden ze uitsluitend toegewezen aan het betrokken bijzonder vermogen. De curator of, in voorkomend geval, de liquidateur, moet rekenschap afleggen over deze bedragen en ze ter beschikking stellen van de overnemende kredietinstelling of, in voorkomend geval, van de portefeuillebeheerder, zodra zij deze terugvorderen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 18, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/11. [1 Onder voorbehoud van het vijfde, zesde en zevende lid, wordt elk bijzonder vermogen uitsluitend aangewend voor de naleving van de verbintenissen jegens (a) de houders van de betrokken Belgische covered bonds of, in voorkomend geval, van de Belgische covered bonds die uitgegeven zijn onder het betrokken uitgifteprogramma, evenals jegens (b) de schuldeisers die vastgesteld zijn of vastgesteld kunnen worden overeenkomstig de uitgiftevoorwaarden van de betrokken Belgische covered bond of van het betrokken uitgifteprogramma.
Onder voorbehoud van de in het zevende lid opgenomen bepaling, belet de in het eerste lid bedoelde exclusieve aanwending dat om het even welke andere schuldeiser van de uitgevende kredietinstelling een recht uitoefent, waaronder een beslagrecht, op de dekkingswaarden die het bijzonder vermogen vormen.
De waarden (contanten of financiële instrumenten) die aan de uitgevende kredietinstelling zijn toegekend in het kader van een indekkingstransactie die een dekkingswaarde vormt, mogen enkel gebruikt worden om te voldoen aan de verplichtingen die verband houden met het bijzonder vermogen, in de omstandigheden en onder de voorwaarden bepaald in de uitgiftevoorwaarden van de betrokken Belgische covered bonds en de overeenkomsten die in het kader van hun uitgifte zijn gesloten.
De regels voor de verdeling tussen de verbintenissen bedoeld in het eerste lid worden vastgelegd in de uitgiftevoorwaarden en in de overeenkomsten die gesloten zijn in het kader van de uitgifte van de Belgische covered bond of van het betrokken uitgifteprogramma.
Om de liquiditeit van een bijzonder vermogen te verbeteren, kunnen er voor dit vermogen aanvullende verbintenissen worden aangegaan. Of die aanvullende verbintenissen bij voorrang worden uitbetaald, of achtergesteld zijn ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde verbintenissen, wordt bepaald in de uitgiftevoorwaarden van de Belgische covered bonds. Bij ontstentenis van een dergelijke bepaling worden deze aanvullende verbintenissen uitbetaald volgens dezelfde rangorde als de verbintenissen bedoeld in het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid mag de portefeuillebeheerder in voorkomend geval en onder voorbehoud van andersluidende contractuele bepalingen, van het bijzonder vermogen zijn bezoldiging afhouden en die van zijn personeel, evenals alle andere kosten die verband houden met de uitoefening van zijn opdracht, met inbegrip van de kosten die gemaakt zijn door zijn onderaannemers, voor zover zij de vereffening van dit vermogen ten goede komen.
Na de afsluiting van de vereffening van een bijzonder vermogen maakt het positief saldo van rechtswege deel uit van het algemeen vermogen van de uitgevende kredietinstelling.
Noch de wettelijke toewijzing als bedoeld in het eerste lid, noch enige andere bepaling van dit hoofdstuk doen afbreuk aan het algemeen verhaalsrecht dat de schuldeisers van de in het eerste lid bedoelde verbintenissen hebben op het algemeen vermogen van de uitgevende kredietinstelling, zodat de schuldvorderingen van die schuldeisers zowel uit het algemeen vermogen kunnen worden geput als uit het bijzonder vermogen dat daarvoor is voorbehouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 19, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012. Overgangsbepalingen : art. 35>
Art. 64/12. [1 De uitgevende kredietinstelling staat in voor het beheer van het bijzonder vermogen tot er een liquidatieprocedure wordt geopend of, indien deze datum vroeger valt, tot er een portefeuillebeheerder wordt aangesteld.
De rechten en verplichtingen met betrekking tot de verrichtingen die tussen de uitgevende kredietinstelling en het bijzonder vermogen plaatsvinden tijdens het bestaan van het bijzonder vermogen en de Belgische covered bonds die eraan verbonden zijn, worden schriftelijk vastgelegd alsof het bijzonder vermogen een afzonderlijke rechtspersoon was.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 20, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/13. [1 § 1. De Bank stelt voor elk bijzonder vermogen een portefeuillebeheerder aan :
1° wanneer er tegen de uitgevende instelling een in artikel 57 bedoelde maatregel wordt getroffen die volgens de Bank een negatieve impact kan hebben op de betrokken Belgische covered bonds;
2° wanneer er ten aanzien van de uitgevende instelling een liquidatieprocedure wordt geopend;
3° wanneer de Bank van mening is dat de beoordeling van de positie van de uitgevende kredietinstelling de belangen van de houders van de betrokken Belgische covered bonds ernstig in gevaar kan brengen.
De Bank kan ook een portefeuillebeheerder aanstellen wanneer de uitgevende kredietinstelling geschrapt wordt overeenkomstig artikel 64/22.
§ 2. Zodra hij is aangesteld, staat de portefeuillebeheerder in voor het volledige beheer van het bijzonder vermogen en beschikt hij van rechtswege over alle nodige of nuttige bevoegdheden om dit beheer te voeren, ook om zonder enige beperking alle mogelijke daden van beschikking te stellen. Doel van dit beheer is dat de verbintenissen die in de uitgiftevoorwaarden van de Belgische covered bonds zijn opgenomen, verder worden nageleefd. Handelingen die betrekking hebben op het bijzonder vermogen en die na de aanstelling van de portefeuillebeheerder worden gesteld door de uitgevende kredietinstelling of in naam van deze instelling, door andere personen dan de portefeuillebeheerder, worden als nietig beschouwd, tenzij ze door de portefeuillebeheerder worden bekrachtigd.
§ 3. Ten aanzien van de uitgevende kredietinstelling en ten aanzien van derden :
a) oefent de portefeuillebeheerder vanaf zijn benoeming en in naam van het bijzonder vermogen de zakelijke en persoonlijke rechten uit en leeft hij de aan het bijzonder vermogen toegekende verplichtingen na, met dezelfde prerogatieven als een volwaardig rechtspersoon;
b) kan de portefeuillebeheerder vanaf zijn benoeming in naam van het bijzonder vermogen handelen om aanvullende verbintenissen aan te gaan om de liquiditeit ervan te verbeteren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 21, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/14. [1 De Koning kan nadere regels vaststellen voor :
1° de vereisten om aangesteld te kunnen worden als portefeuillebeheerder;
2° de specifieke taken, vaardigheden en rapporteringsverplichtingen van de portefeuillebeheerder, met inbegrip van de beslissingen waarvoor de portefeuillebeheerder het akkoord moet verkrijgen van de Bank en/of de vertegenwoordiger van de houders van Belgische covered bonds.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 22, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/15. [1 Wanneer er op grond van artikel 57bis, § 1, 1°, een overdracht plaatsvindt waarbij een bijzonder vermogen betrokken is, blijven de rechten van de houders van Belgische covered bonds en van de andere schuldeisers als bedoeld in artikel 64/11, eerste lid, gehandhaafd en worden zij mee overgedragen met de dekkingswaarden die het bijzonder vermogen vormen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 23, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/16. [1 Wanneer er een liquidatieprocedure wordt geopend ten aanzien van de uitgevende kredietinstelling :
1° is deze procedure beperkt tot het algemeen vermogen van de uitgevende kredietinstelling; de bijzondere vermogens en de verbintenissen en schulden die door deze bijzondere vermogens gedekt zijn, maken geen deel uit van de boedel van het faillissement;
2° moet de curator zijn medewerking verlenen aan de Bank en aan de portefeuillebeheerder, zodat zij het bijzonder vermogen overeenkomstig deze wetgeving kunnen beheren;
3° heeft deze procedure niet tot gevolg dat de verbintenissen en schulden die door een bijzonder vermogen gedekt zijn, opeisbaar worden;
4° behouden de schuldeisers van de verbintenissen en schulden die door een bijzonder vermogen gedekt zijn, hun rechten in de liquidatieprocedure, met toepassing van artikel 64/11, achtste lid;
5° kan de portefeuillebeheerder, in het belang van de houders van de betrokken Belgische covered bonds, na overleg met de vertegenwoordiger van de houders van Belgische covered bonds en mits de Bank hiermee instemt, het bijzonder vermogen (activa en passiva) en het beheer hiervan overdragen aan een instelling die zal instaan voor de verdere uitvoering van de verplichtingen jegens de houders van Belgische covered bonds, overeenkomstig de oorspronkelijke uitgiftevoorwaarden;
6° kan de portefeuillebeheerder na overleg met de vertegenwoordiger van de houders van Belgische covered bonds en mits de Bank hiermee instemt, overgaan tot de vereffening van een bijzonder vermogen en tot de vervroegde terugbetaling van de betrokken Belgische covered bonds, indien de dekkingswaarden niet toereikend zijn of niet meer toereikend dreigen te zijn om de verplichtingen met betrekking tot deze Belgische covered bonds na te komen;
7° gaat de portefeuillebeheerder na overleg met de Bank en de vertegenwoordiger van de houders van Belgische covered bonds over tot de gedeeltelijke of volledige vereffening van het bijzonder vermogen en tot de vervroegde terugbetaling, indien die houders op een algemene vergadering van de houders van de betrokken Belgische covered bonds, waarop minstens twee derden van het aan hoofdsom uitstaande bedrag vertegenwoordigd zijn, de vereffening van het bijzonder vermogen en de vervroegde terugbetaling bij eenvoudige meerderheid goedkeuren;
8° heeft de curator het recht om, na overleg met de Bank, van de portefeuillebeheerder te eisen dat de activa waarvan vaststaat dat ze niet langer nodig zijn als dekkingswaarden, teruggaan naar de massa.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 24, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/17. [1 § 1. De kredietinstellingen die Belgische covered bonds uitgeven, kunnen op hun eigen Belgische covered bonds inschrijven en hun eigen Belgische covered bonds verwerven en behouden. Zolang ze worden aangehouden door de kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft, genieten de Belgische covered bonds waarop op deze wijze is ingeschreven of die op deze wijze zijn verworven, niet de rechten die vastgesteld zijn in de artikelen 568 tot 580 van het Wetboek van Vennootschappen en de soortgelijke rechten die opgenomen zijn in de statuten van de uitgevende instelling, tenzij de uitgiftevoorwaarden hierin voorzien.
§ 2. Wanneer er ten aanzien van de uitgevende kredietinstelling een liquidatieprocedure is geopend, mag zij niettegenstaande artikel 56 buiten deze liquidatieprocedure de activiteiten blijven uitoefenen die nodig of nuttig zijn voor het beheer dat de portefeuillebeheerder voert om de belangen van de houders van uitgegeven Belgische covered bonds met betrekking tot het bijzonder vermogen te vrijwaren, uiterlijk tot alle verplichtingen die verband houden met het bijzonder vermogen, volledig zijn uitgevoerd of op een andere wijze zijn nagekomen.
§ 3. In de mate toegestaan door de Bank, kan een kredietinstelling voor elk bijzonder vermogen verplichte reserves aanhouden bij de Bank.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 25, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Afdeling IV. [1 Uitgiftevoorwaarden]1
----------
(1)
Art. 64/18. [1 De uitgiftevoorwaarden, met inbegrip van de diverse contractuele bepalingen met betrekking tot de Belgische covered bonds, voorzien in mechanismen die ervoor moeten zorgen dat de Belgische covered bond terugbetaald wordt binnen de in die uitgiftevoorwaarden vastgestelde termijn. Daartoe kan de Koning bepalen dat deze mechanismen minstens inhouden dat er voor de reserves in contanten (en andere liquiditeiten) die gedurende een bepaalde periode gegenereerd zullen worden door de dekkingswaarden, een periodieke verificatie wordt uitgevoerd, waarbij deze reserves vergeleken worden met de betalingen die overeenkomstig de uitgiftevoorwaarden moeten worden verricht gedurende een bepaalde periode, en dat er geëist wordt dat de uitgevende kredietinstelling bijkomende activa inbrengt indien deze verificatie liquiditeitsproblemen aan het licht brengt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 27, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/19. [1 § 1. De artikelen 568 tot 580 van het Wetboek van Vennootschappen zijn slechts van toepassing op de Belgische covered bonds in de mate dat de uitgiftevoorwaarden er niet van afwijken.
§ 2. Voor de houders van Belgische covered bonds die deel uitmaken van dezelfde uitgifte of van hetzelfde uitgifteprogramma, kunnen er één of meer vertegenwoordigers worden aangesteld, voor zover de uitgiftevoorwaarden regels bevatten voor de organisatie van algemene vergaderingen voor de houders van de betrokken Belgische covered bonds. Binnen de grenzen van de aan hen toevertrouwde opdrachten kunnen deze vertegenwoordigers alle houders van de Belgische covered bonds van deze uitgifte of van dit uitgifteprogramma verbinden jegens derden en om hun bevoegdheid te bewijzen, volstaat het dat zij de akte voorleggen waarmee zij zijn aangesteld. Zij kunnen optreden en de houders van de Belgische covered bonds vertegenwoordigen in faillissementsprocedures of soortgelijke procedures, zonder de identiteit van deze personen bekend te maken.
De vertegenwoordigers van de houders van een Belgische covered bond worden hetzij vóór de uitgifte aangesteld door de uitgevende kredietinstelling, hetzij na de uitgifte door de algemene vergadering van de houders van de betrokken Belgische covered bonds. Hun bevoegdheden worden vastgesteld in de uitgiftevoorwaarden of, indien dit niet het geval is, door de algemene vergadering van de houders van de betrokken Belgische covered bond.
De algemene vergadering van de houders van de betrokken Belgische covered bonds kan de aanstelling van de vertegenwoordiger(s) te allen tijde herroepen, op voorwaarde dat zij tegelijkertijd één of meer andere vertegenwoordigers aanstelt. De algemene vergadering beslist bij eenvoudige meerderheid van de vertegenwoordigde Belgische covered bonds.
De vertegenwoordigers van de houders van een Belgische covered bond kunnen ook worden aangesteld om op te treden voor de andere schuldeisers die houder zijn van schuldvorderingen die door de dekkingswaarden zijn gedekt, mits deze schuldeisers hiermee instemmen en voor zover de uitgiftevoorwaarden van de betrokken Belgische covered bond passende regels bevatten voor eventuele belangenconflicten.
De vertegenwoordigers oefenen hun bevoegdheden uit in het uitsluitend belang van de houders van de Belgische covered bond en, in voorkomend geval, van de andere schuldeisers die zij vertegenwoordigen, en zijn hen rekenschap verschuldigd volgens de nadere regels die vastgelegd zijn in de uitgiftevoorwaarden of, in voorkomend geval, in de beslissing tot aanstelling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 28, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Afdeling V. [1 Bijzondere verplichtingen voor de emittent van de Belgische covered bonds]1
----------
(1)
Art. 64/20. [1 § 1. Elke kredietinstelling die Belgische covered bonds heeft uitgegeven, moet met betrekking tot die Belgische covered bonds :
1° voor elk bijzonder vermogen een bijzondere administratie voeren voor :
a) de uitgegeven schuldinstrumenten die tot die categorie behoren; en
b) de dekkingswaarden die deze schuldinstrumenten dekken;
2° specifieke rapporteringsverplichtingen in acht nemen, waarvan de Bank de inhoud en de vorm kan preciseren;
3° aan haar commissaris-revisor, aan elke portefeuillesurveillant en aan elke portefeuillebeheerder alle nodige medewerking verlenen om hen in staat te stellen de opdrachten uit te voeren die hen zijn toegekend op grond van deze wet, de uitgiftevoorwaarden en de overeenkomsten die verband houden met de uitgifte;
4° periodiek het bewijs leveren aan de Bank dat de betrokken categorie van schuldinstrumenten nog altijd voldoet aan de voorwaarden van dit hoofdstuk, in het bijzonder :
a) door verslag uit te brengen over de bijzondere administratie die hij overeenkomstig punt 1° hierboven voert;
b) door in dit verslag nadere informatie te verstrekken over de dekkingswaarden en hun waardering;
c) indien van toepassing, door verslag uit te brengen over het resultaat van de verificatie waarin voorzien is in of op grond artikel 64/18 en, in voorkomend geval, over de verstrekte bijkomende activa;
5° in staat zijn om aan de Bank te bewijzen dat de Belgische covered bonds van de betrokken categorie nog altijd voldoen aan de voorwaarden van artikel 64/3, § 3, telkens er belangrijke wijzigingen worden voorgesteld met betrekking tot een Belgische covered bond, het uitgifteprogramma en de juridische documentatie over de Belgische covered bond of het uitgifteprogramma;
6° in voorkomend geval maatregelen nemen om het wisselkoersrisico en het renterisico te beperken.
§ 2. De bijzondere administratie houdt onder meer in dat voor één of meer specifieke Belgische covered bonds, of, in voorkomend geval, voor alle Belgische covered bonds die uitgegeven zijn onder een uitgifteprogramma, een register wordt bijgehouden waarin alle aangehouden dekkingswaarden worden ingeschreven.
§ 3. De Koning kan nadere regels vaststellen voor de wijze waarop de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde bijzondere administratie moet worden gevoerd, zowel voor de vorm en de inhoud als voor de integriteit van de gegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 30, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Afdeling VI. [1 Specifieke controle]1
----------
(1)
Art. 64/21. [1 Na het eensluidend advies van de Bank en zodra er Belgische covered bonds zijn uitgegeven, stelt de uitgevende kredietinstelling een portefeuillesurveillant aan die verslag uitbrengt aan de Bank over de naleving door de uitgevende kredietinstelling van de wettelijke en reglementaire vereisten met betrekking tot de Belgische covered bonds. De kosten en bezoldigingen die aan deze portefeuillesurveillant moeten worden betaald, komen ten laste van de uitgevende kredietinstelling.
§ 2. De portefeuillesurveillant verschaft periodiek informatie over :
1° de categorieën van dekkingswaarden die worden aangehouden;
2° het toezicht op de naleving van de verplichtingen bedoeld in artikel 64/20, § 1;
3° de permanente handhaving van het opgelegde overschot; en
4° in voorkomend geval, de bijkomende activa.
§ 3. De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot :
1° de vereisten waaraan voldaan moet zijn om aangesteld te kunnen worden als portefeuillesurveillant;
2° de specifieke taken en rapporteringsverplichtingen van de portefeuillesurveillant.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 32, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
Art. 64/22. [1 § 1. Indien de Bank vaststelt dat een bepaalde categorie van schuldinstrumenten niet langer voldoet aan de voorwaarden van dit hoofdstuk of dat de betrokken uitgevende kredietinstelling niet langer de bijzondere verplichtingen vervult die hij als emittent van Belgische covered bonds heeft, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de Bank de uitgevende kredietinstelling schrappen van de lijst bedoeld in artikel 64/5, § 3, onverminderd de andere maatregelen bedoeld in artikel 57.
In uiterst spoedeisende gevallen kan de Bank de uitgevende kredietinstelling schrappen van de lijst bedoeld in artikel 64/5, § 3, zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.
§ 2. Indien de Bank een uitgevende kredietinstelling schrapt, deelt zij dit onverwijld mee aan de Europese Commissie en vermeldt zij dit onmiddellijk op haar website. Deze schrapping heeft geen invloed op de rechten van de houders van de Belgische covered bonds die door de aldus geschrapte instelling zijn uitgegeven. Na de schrapping moet voor elke nieuwe uitgifte van Belgische covered bonds opnieuw voldaan zijn aan alle desbetreffende voorwaarden, ook aan de voorwaarden die vervuld moeten zijn om ingeschreven te kunnen worden op de lijst van de uitgevende kredietinstellingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/24, art. 33, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
TITEL IIbis.
Art. 64bis.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 108, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art. 64ter.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 108, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art. 64quater.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 108, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art. 64quinquies.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 108, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
TITEL III. - BIJKANTOREN EN DIENSTVERRICHTINGEN IN BELGIE VAN KREDIETINSTELLINGEN DIE ONDER EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE [1EUROPESE UNIE]1 RESSORTEREN.
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
Art.65.Iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere Lid-Staat van [de Europese Economische Ruimte] en op grond van haar nationaal recht werkzaamheden in haar land van herkomst mag verrichten die voorkomen op de lijst van artikel 3, § 2, mag, via de vestiging van een bijkantoor, deze werkzaamheden aanvatten zodra [1 de Bank]1 er haar met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs van in kennis heeft gesteld dat zij als bijkantoor van een kredietinstelling uit de Gemeenschap is geregistreerd. <W 2004-11-19/40, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 07-01-2005>
Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk twee maanden nadat de toezichthoudende autoriteiten voor de kredietinstellingen van het land van herkomst van de instelling, het op grond van de Europeesrechtelijke regels ter zake vereiste informatiedossier heeft meegedeeld. Indien de instelling binnen de vastgestelde termijn geen kennisgeving ontvangt, mag zij haar bijkantoor openen en de voornoemde werkzaamheden aanvatten, mits zij [1 de Bank]1 hiervan in kennis stelt.
[[1 De Bank]1 stelt de lijst op van de geregistreerde bijkantoren. Die lijst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden op haar website bekendgemaakt.] <W 2008-12-17/36, art. 26, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
[2 De Bank brengt de FSMA op de hoogte van de voor het toezicht op de gedragsregels relevante elementen in het informatiedossier.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 132 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.66.Iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere Lid-Staat van de [2 Europese Unie]2 en op grond van haar nationaal recht in haar land van herkomst werkzaamheden mag verrichten die voorkomen op de lijst van artikel 3, § 2, mag deze werkzaamheden in België aanvatten in het kader van het vrij verrichten van diensten, zodra [1 de Bank]1 de betrokken instelling ervan in kennis heeft gesteld dat zij de mededeling van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van deze instelling heeft ontvangen, met opgave van de in de lijst van artikel 3, § 2 bedoelde werkzaamheden die deze instelling in België wenst uit te oefenen. Binnen drie werkdagen na ontvangst van de mededeling stelt [1 de Bank]1 de betrokken instelling hiervan in kennis. Bij gebrek aan kennisgeving binnen deze termijn mag de instelling de voorgenomen werkzaamheden aanvatten, na [1 de Bank]1 hiervan op de hoogte te hebben gebracht. [Zij maakt op haar website de lijst bekend van de instellingen die in België van het publiek gelddeposito's of andere terugbetaalbare gelden in ontvangst nemen, alsook de daarin aangebrachte wijzigingen.] <W 2008-12-17/36, art. 27, 045; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 66, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art. 66bis.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 109, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art.67. De in de artikelen 65 en 66 bedoelde kredietinstellingen moeten bij de uitoefening van hun bedrijf in België naast hun naam, hun land van herkomst vermelden en in het in artikel 66 bedoelde geval, hun zetel.
HOOFDSTUK II. - Verplichtingen en verbodsbepalingen.
Art.68.[1 Binnen de grenzen die door de Bank zijn vastgesteld, gelden, voor de in artikel 65 bedoelde bijkantoren, inzake liquiditeit dezelfde verplichtingen en verbodsbepalingen als voor de kredietinstellingen naar Belgisch recht.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 133, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.69. Voor deze bijkantoren gelden de wetgevende en reglementaire bepalingen inzake het binnenlandse en buitenlandse monetaire beleid die van toepassing zijn op de kredietinstellingen naar Belgisch recht, onverminderd het recht van de autoriteiten die deze voorschriften vastleggen of toepassen om bijzondere vereisten op te leggen die zijn aangepast aan de aard van deze bijkantoren en hun werkzaamheden.
Art.70.De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de naleving, bij de uitoefening van de werkzaamheden die voorkomen in de lijst van artikel 3, § 2, van de wettelijke en reglementaire bepalingen die in België van toepassing zijn op de kredietinstellingen en hun verrichtingen, om redenen van algemeen belang.
[1 De Bank deelt aan de in artikel 65 bedoelde kredietinstelling mee welke bepalingen naar haar weten van algemeen belang zijn. Zij wint hiervoor het advies in van de FSMA.]1
De bepalingen van deze titel doen evenmin afbreuk aan de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen die in België van toepassing zijn op andere werkzaamheden dan vermeld in de lijst van artikel 3, § 2.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 134 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 70bis. [1 De leiders van het bijkantoor lichten minstens jaarlijks de Bank en de erkende revisor of revisorenvennootschap in over de naleving van het bepaalde in de artikelen 68, 69 en 70 en over de genomen passende maatregelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-07-28/10, art. 12, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
HOOFDSTUK III. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels.
Art.71.[1 De in artikel 65 bedoelde kredietinstellingen bezorgen de Bank, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt voor statistische doeleinden bestemde periodieke verslagen over de verrichtingen die hun in België gevestigde bijkantoren er uitvoeren. Het bepaalde bij artikel 44, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
De Bank kan de in artikel 65 bedoelde bijkantoren gelasten haar, in de vorm en volgens de frequentie die zij vaststelt, gegevens mee te delen van dezelfde aard als worden gevraagd van de kredietinstellingen naar Belgisch recht, omtrent aspecten waarvoor de Bank bevoegd is ten aanzien van deze bijkantoren.
De in artikel 65 bedoelde bijkantoren kunnen ook verplicht worden gegevens die worden gevraagd aan de kredietinstellingen naar Belgisch recht mee te delen aan de Bank.]1
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 135, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.72.[1 De Koning bepaalt, na advies van de Bank, volgens welke regels de in artikel 65 bedoelde bijkantoren :]1
1° hun boekhouding voeren en inventarisramingen verrichten;
2° hun jaarrekening opmaken;
3° de jaarlijkse boekhoudkundige gegevens in verband met hun verrichtingen openbaar maken.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 136, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de bijkantoren.
Art.73.§ 1. De in artikel 65 bedoelde bijkantoren staan onder het toezicht van [1 de Bank]1 met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 68, 70, 71 en 72, voor de in deze bepalingen voorkomende aspecten waarvoor [1 de Bank]1 bevoegd is. De artikelen 46 en 47 zijn dienovereenkomstig van toepassing.
Op verzoek van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de kredietinstelling mag [1 de Bank]1, als een vorm van bijstand aan deze autoriteiten, bij deze bijkantoren inspecties verrichten, die zowel op de in het eerste lid als in artikel 48, eerste lid, bedoelde aspecten kunnen slaan.
Bij dringende noodzaak en met onmiddellijke kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de kredietinstelling, kan [1 de Bank]1 nagaan of het bedrijf van het bijkantoor in België in overeenstemming is met de hiervoor geldende wetten en de beginselen van een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en een passende interne controle.
De kosten voor de in het tweede lid bedoelde inspecties en controles worden gedragen door de autoriteit die daarom verzoekt.
§ 2. De buitenlandse autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen die in België een bijkantoor hebben geopend als bedoeld in artikel 65 mogen, na voorafgaande kennisgeving aan [1 de Bank]1, de in artikel 48, eerste lid, bedoelde gegevens in deze bijkantoren controleren of op hun kosten laten controleren door deskundigen die zij aanstellen.
[2 § 3. De FSMA ziet toe op de naleving van de gedragsregels die met toepassing van artikel 26, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 van toepassing zijn op de bijkantoren.
Zij beschikt daartoe over de controlebevoegdheden haar toegekend door de artikelen 33 tot 35 van de wet van 2 augustus 2002.]2
[3 § 4. De Bank kan de bevoegde consoliderende toezichthouder of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken een bijkantoor van een kredietinstelling als significant aan te merken in de zin van artikel 49, § 5bis.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 137 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2011-07-28/10, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
Art.74.§ 1. De leiders van de in artikel 65 bedoelde bijkantoren stellen voor een hernieuwbare termijn van drie jaar een of meer door [2 de Bank]2 erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen aan.
De artikelen 53 en 54, eerste tot vierde lid, zijn van toepassing op deze revisoren en vennootschappen. Vooraleer een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap van zijn of haar opdracht te ontslaan, moet het advies van [2 de Bank]2 worden ingewonnen.
§ 2. De overeenkomstig § 1 aangestelde erkende revisoren of revisorenvennootschappen verlenen hun medewerking aan het toezicht van [2 de Bank]2, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van [2 de Bank]2. Daartoe :
1° [beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de bijkantoren hebben getroffen tot naleving van de wetten, besluiten en reglementen die op grond van [5 de artikelen 68, 69 en 70]5 van toepassing zijn op de bijkantoren, en delen zij hun bevindingen mee aan [2 de Bank]2;] <W 2007-05-15/45, art. 27, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
2° [1 brengen zij verslag uit bij [2 de Bank]2 over :
a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de in artikel 65 bedoelde bijkantoren aan het einde van het eerste halfjaar aan [2 de Bank]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van [2 de Bank]2 werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; [2 de Bank]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen;
b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de in artikel 65 bedoelde bijkantoren aan het einde van het boekjaar aan [2 de Bank]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van [2 de Bank]2. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; [2 de Bank]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen.]1
[4 Zij kunnen door de Bank, al dan niet op verzoek van de Europese Centrale Bank, worden gelast de gegevens te bevestigen die de bijkantoren aan deze autoriteiten moeten verstrekken met toepassing van de artikelen 69 en 71;]4
3° brengen zij bij [2 de Bank]2 [5 ...]5, op haar verzoek, bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de bijkantoren met betrekking tot de aangelegenheden waarvoor [3 de Bank]3 bevoegd is;
4° brengen zij op eigen initiatief verslag uit bij [2 de Bank]2, inzake aspecten waarvoor zij bevoegd is alsook in het kader van de samenwerking met de autoriteiten die toezicht houden op de centrale zetel, zodra zij kennis krijgen van :
a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van het bijkantoor financieel of op het vlak van zijn administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden;
b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van de voorschriften van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of andere wetten en reglementen die op hun bedrijf in België van toepassing zijn, voor zover de in deze voorschriften bedoelde aangelegenheden tot de bevoegdheid van [2 de Bank]2 behoren;
5° brengen zij bij [2 de Bank]2, op haar verzoek, verslag uit, wanneer een andere Belgische overheid haar ter kennis brengt dat een wetgeving van algemeen belang die voor het bijkantoor geldt, werd overtreden.
[Tegen erkende revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.] <W 1999-03-09/32, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
[4 Zij delen aan de leiders van het bijkantoor de verslagen mee die zij aan de Bank richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht als geregeld bij artikel 35 van de wet van 22 februari 1998 en artikel 74 van de wet van 2 augustus 2002. Zij bezorgen de Bank een kopie van de mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op aspecten waarvoor de Bank toezichtsbevoegdheid heeft.]4
In bijkantoren waar een ondernemingsraad is opgericht met toepassing van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, oefenen de erkende revisoren en revisorenvennootschappen de in artikel 15bis van deze wet bedoelde opdrachten uit.
Artikel 15quater, tweede lid, eerste en derde zin, en derde lid, van deze wet zijn van toepassing.
Op verzoek en op kosten van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van het bijkantoor, mogen zij als een vorm van bijstand en na voorafgaande kennisgeving aan [2 de Bank]2 in dit bijkantoor toezicht uitoefenen op de in de artikelen 48, eerste lid en 73, eerste lid, bedoelde aspecten.
§ 3. De erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen certificeren de krachtens artikel 72, 3°, openbaar gemaakte jaarlijkse boekhoudkundige gegevens.
----------
(1)<W 2009-02-16/36, art. 136, 046; Inwerkingtreding : 26-03-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2011-03-03/01, art. 138, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(5)<W 2011-07-28/10, art. 14, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
HOOFDSTUK V. - Uitzonderingsmaatregelen.
Art.75.<KB 2007-04-27/85, art. 87, 039; Inwerkingtreding : 01-11-2007> § 1. [3 Wanneer de Bank desgevallend op grond van informatie van de FSMA, duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een kredietinstelling die in België door middel van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van de Richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, of dat een kredietinstelling met een bijkantoor in België de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de ter uitvoering van de voornoemde Richtlijn vastgestelde bepalingen waarbij aan de Bank of de FSMA geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.]3
Indien de kredietinstelling, in weerwil van de door de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in België of de ordelijke werking van de markten kennelijk schaadt, kan de [3 Bank, desgevallend op aanvraag van de FSMA]3, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, maatregelen treffen om de beleggers en de goede werking van de markten te beschermen. Ten aanzien van bijkantoren gaat het om de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3° en § 2 van de wet bedoelde maatregelen; ten aanzien van kredietinstellingen die bedrijvig zijn via het verrichten van diensten betreft het de in artikel 57, § 1, tweede lid, 2° en § 2 bedoelde maatregelen. [4 De Europese Commissie, de Europese Bankautoriteit en indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of -activiteiten verricht tevens de Europese Autoriteit voor effecten en markten, worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.]4
[4 De Bank kan de zaak naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen, zoals voorzien via artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998]4
§ 2. Wanneer [1 de Bank]1 vaststelt dat een kredietinstelling die onder een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteert en in België werkzaam is via een bijkantoor of het verrichten van diensten, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot de bevoegdheidssfeer van [2 de Bank]2 behoren, maant zij de kredietinstelling aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.
[3 Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietinstelling die onder een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteert en in België werkzaam is via een bijkantoor of het verrichten van diensten, zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot de bevoegdheidssfeer van de FSMA behoren, maant zij de kredietinstelling aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.]3
[3 Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, brengt de Bank of de FSMA, ieder wat haar bevoegdheden betreft, haar opmerkingen ter kennis van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de instelling. De FSMA houdt de Bank op de hoogte van haar contacten met de betrokken toezichthoudende autoriteiten.]3
§ 3. Wanneer de overtredingen, geviseerd in § 2, van een bijkantoor blijven aanhouden, kan de [3 Bank, desgevallend op aanvraag van de FSMA]3, na de in § 2 bedoelde autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, 2° en 3° bedoelde maatregelen treffen.
Artikel 57, §§ 2 tot 4, is van toepassing.
Wanneer de overtredingen, geviseerd in § 2, van een kredietinstelling die bedrijvig is via het verrichten van diensten, blijven aanhouden, kan de [3 Bank, desgevallend op aanvraag van de FSMA]3, na de in § 2 bedoelde autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, deze instelling verbieden om nog nieuwe verrichtingen in het land uit te voeren. Zij kan de geldigheidsduur van dit verbod beperken en het opheffen. Artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, en § 2 zijn van toepassing op deze beslissingen. Dit lid is eveneens van toepassing in de gevallen als bedoeld bij artikel 57, § 3.
[4 De Europese Commissie, de Europese Bankautoriteit, en indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of -activiteiten verricht tevens de Europese Autoriteit voor effecten en markten, worden onverwijld van de maatregelen zoals bedoeld in het eerste en derde lid in kennis gesteld.]4
§ 4. [3 In spoedeisende gevallen waarin de termijnen van de bij de §§ 2 en 3 geregelde procedure niet kunnen worden toegepast, kan de Bank, desgevallend op aanvraag van de FSMA, alle nodige bewarende maatregelen treffen om de belangen van de spaarders en andere cliënten van de bijkantoren te beschermen. Zij stelt de [5 Europese Commissie]5 [4 , de Europese Bankautoriteit]4 en de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de instelling en van de vestigingslanden van andere bijkantoren, hiervan onmiddellijk in kennis. De Bank wijzigt deze maatregelen of trekt ze in, wanneer de [5 Europese Commissie]5 haar daartoe aanmaant in overeenstemming met de [6 Europese Unie]6 regels ter zake.]3
§ 5. [1 De Bank]1 kan, op verzoek van de ter zake bevoegde overheid, de §§ 2 tot 4 toepassen op een in artikel 65 of 66 bedoelde kredietinstelling, wanneer zij in België handelingen heeft gesteld die strijdig zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen als bedoeld in artikel 69 of in de wettelijke of reglementaire bepalingen die, om redenen van algemeen belang, gelden op andere gebieden dan bedoeld in de artikelen 68 en 71, eerste en tweede lid.
§ 6. [1 De Bank]1 deelt aan de [5 Europese Commissie]5 [4 en de Europese Bankautoriteit]4, volgens de frequentie die laatstgenoemde bepaalt, mee hoeveel en welke soort maatregelen zijn getroffen overeenkomstig § 3.
[3 § 7. De Bank brengt de FSMA op de hoogte van de maatregelen die zij met toepassing van §§ 2 tot 6 heeft genomen.
De FSMA brengt de Bank op de hoogte van de maatregelen die zij met toepassing van artikel 36 van de wet van 2 augustus 2002 heeft genomen ten aanzien van de bijkantoren.]3
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 103, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 139 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 13, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(5)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 1°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(6)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.76.Bij intrekking of herroeping van de vergunning van een kredietinstelling door de toezichthoudende autoriteiten van haar land van herkomst, beveelt [1 de Bank]1, na deze autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de sluiting van het bijkantoor dat deze instelling in België heeft gevestigd. Zij kan een voorlopige zaakvoerder aanstellen die waakt over de tegoeden van het bijkantoor in afwachting van een uitspraak omtrent hun bestemming en die gemachtigd is in het belang van de schuldeisers alle bewarende maatregelen te treffen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.77.[1 De Bank]1 kan de autoriteiten die toezicht houden op een kredietinstelling die onder een andere Lid-Staat van de [2 Europese Unie]2 ressorteert, meedelen om welke redenen zij van oordeel is dat de positie van het bijkantoor van deze instelling in België niet de nodige waarborgen biedt voor een goede administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK VI. - Bijkantoren en dienstverrichtingen in België van gespecialiseerde dochters van kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de [1 Europese Unie]1 ressorteren.
----------
(1)
Art.78.Financiële instellingen die onder een andere Lid-Staat van de [1 Europese Unie]1 ressorteren en, ten aanzien van de kredietinstellingen die onder deze Lid-Staat ressorteren en van de autoriteiten die toezicht houden op de instellingen van deze Staat, voldoen aan de voorwaarden van artikel 41, eerste lid, kunnen verzoeken om toepassing van de hoofdstukken I tot V van deze titel.
----------
(1)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
TITEL IV. - BIJKANTOREN IN BELGIE VAN KREDIETINSTELLINGEN DIE RESSORTEREN ONDER STATEN DIE GEEN LID ZIJN VAN DE [1 Europese Unie]1.
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning.
Art.79.§ 1. De volgende artikelen zijn van toepassing :
1° de artikelen 7, 8, 10, 11 en 12; vooraleer zich uit te spreken over de vergunningsaanvraag van een bijkantoor, raadpleegt [1 de Bank]1 de toezichthoudende autoriteiten van het land waar de kredietinstelling haar zetel heeft;
2° artikel 13, eerste lid : de in deze titel bedoelde bijkantoren worden vermeld in een bijzondere rubriek van de lijst;
[2°bis. [3 artikel 13]3 voor wat de in kennis stelling betreft van de [4 Europese Commissie]4 [3 en de Europese Bankautoriteit]3 van het verlenen van een vergunning aan een in deze titel bedoeld bijkantoor. [3 Bovendien brengt de Bank het Europees Comité voor het bankwezen op de hoogte van vergunningen voor bijkantoren die aan kredietinstellingen met een hoofdkantoor in een derde land verleend zijn;]3] <W 2006-06-16/30, art. 144, 037; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
3° artikel 15 : een vergunning kan evenwel worden verleend aan bijkantoren van instellingen met rechtspersoonlijkheid die geen handelsvennootschap zijn;
4° artikel 16, eerste en tweede lid, waarbij het aanvangskapitaal wordt vervangen door een dotatie; [1 de Bank]1 is bevoegd om de bestanddelen van die dotatie te beoordelen;
5° de artikelen 17 tot [2 20bis]2.
Het eerste lid, 3° [2 ...]2, geldt voor de kredietinstelling waarvan het bijkantoor afhangt.
[2 Wat het eerste lid, 5°, betreft geldt de verwijzing naar artikel 17 voor de kredietinstelling waarvan het bijkantoor afhangt. De verwijzing naar de artikelen 18 tot 20bis geldt voor het in België gevestigde bijkantoor.]2
§ 2. [1 De Bank]1 kan een vergunning weigeren aan het bijkantoor van een kredietinstelling die ressorteert onder een Staat die niet dezelfde toegangsmogelijkheden tot zijn markt biedt aan kredietinstellingen naar Belgisch recht.
§ 3. [1 De Bank]1 kan een vergunning weigeren aan een in deze titel bedoeld bijkantoor, indien zij van oordeel is dat voor de bescherming van de spaarders of voor een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, de oprichting van een vennootschap naar Belgisch recht is vereist.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2011-07-28/10, art. 15, 055; Inwerkingtreding : 31-08-2011>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 14, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(4)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 1°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening.
Art.80. § 1. De volgende artikelen zijn van toepassing :
1° artikel 23, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, en § 3;
2° (de artikelen 26bis en 27, in verband met de leiders van het bijkantoor;) <W 2007-05-15/45, art. 28, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
3° de artikelen 28, eerste en tweede lid, eerste en tweede zin, 30 en 31;
4° de artikelen 33, 43 tot 45.
§ 2. De Koning bepaalt de verplichtingen en regels voor de openbaarmaking van de jaarlijkse boekhoudstaten van de bijkantoren.
HOOFDSTUK III. - Toezicht.
Art.81. De artikelen 46 en 47 zijn van toepassing.
Art.82. De leiding van de in deze titel bedoelde bijkantoren moet een of meer erkende revisoren of een of meer erkende revisorenvennootschappen aanstellen overeenkomstig artikel 50. Op dezelfde wijze kan zij een plaatsvervanger aanstellen.
Bij aanstelling van een revisorenvennootschap is artikel 51 van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 53, 54, eerste tot vierde lid, (55, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 74, § 1, tweede lid, § 2, vierde en vijfde lid, § 3), zijn van toepassing. <W 1999-03-09/32, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 02-04-1999>
Art.83.Met de goedkeuring van de Minister van Financiën kan [1 de Bank]1, op basis van het wederkerigheidsbeginsel, met de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de kredietinstelling en met de toezichthoudende autoriteiten voor de andere bijkantoren van deze instelling die buiten België gevestid zijn, overeenkomen welke verplichtingen en verbodsbepalingen voor het bijkantoor in België gelden, hoe het toezicht wordt ogevat en uitgeoefend en op welke wijze de samenwerking en de informatie-uitwisseling zoals bedoeld in de artikelen 97 tot 101, met deze autoriteiten worden georganiseerd.
Om regels en modaliteiten te kunnen vaststellen die beter aansluiten bij de aard en spreiding van de werkzaamheden van de kredietinstelling en het toezicht, mogen de overeenkomsten afwijken van de bepalingen van deze wet.
Voor zover er een algemeen toezicht bestaat dat voldoet aan de criteria van deze wet, mogen deze overeenkomsten vrijstelling verlenen van de toepassing van bepaalde voorschriften van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
De in dit artikel bedoelde overeenkomsten mogen voor de bijkantoren waarop zij betrekking hebben geen gunstigere regels bevatten dan voor de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de [2 Europese Unie]2 ressorteren.
De overeenkomsten moeten een opzeggingsclausule met opzegging van ten hoogste 6 maanden bevatten.
[1 De Bank]1 publiceert in haar jaarverslag de lijst en de wezenlijke inhoud van de op grond van dit artikel gesloten overeenkomsten.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK IV. - Intrekking van de vergunning en uitzonderingsmaatregelen en strafbepalingen.
Art.84.De artikelen 56, 57 en 60 en de artikelen 102 tot 109 zijn van toepassing.
[[1 De Bank]1 kan een vergunning herroepen van een in deze titel bedoeld bijkantoor, indien zij van oordeel is dat voor de bescherming van de spaarders of voor een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, de oprichting van een vennootschap naar Belgisch recht is vereist.] <W 2007-05-15/45, art. 29, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK V.
Art. 84bis.
<Opgeheven bij W 2012-11-27/03, art. 110, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
TITEL V. - VERTEGENWOORDIGINGSKANTOREN, KREDIETONDERNEMINGEN EN BEMIDDELAARS.
Art.85.Iedere kredietinstelling die onder een buitenlandse Staat ressorteert en in België geen bijkantoor heeft gevestigd maar er met naleving van de beperkingen van artikel 86, een vertegenwoordigingskantoor wenst op te richten om er haar werkzaamheden te promoten alsook informatie te vergaren en te verspreiden, moet zich vooraf inschrijven bij [1 de Bank]1.
Vooraleer de inschrijving te verrichten raadpleegt [1 de Bank]1 de autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen in het land van herkomst.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.86. Een vertegenwoordigingskantoor mag geen bankbedrijf uitoefenen en inzonderheid niet optreden, om welke reden ook, bij de sluiting of de gewone afwikkeling van financiële transacties of financiële diensten behalve wanneer die deel uitmaken van het administratieve beleid van dit kantoor.
Art.87.[1 De Bank]1 kan zich alle inlichtingen doen verstrekken, ter plaatse onderzoeken uitvoeren of laten uitvoeren en kennis nemen van de correspondentie en alle stukken in verband met de werkzaamheden van de overeenkomstig artikel 85 ingeschreven vertegenwoordigingskantoren.
Wanneer [1 de Bank]1 vaststelt dat een vertegenwoordigingskantoor de geldende verplichtingen niet nakomt, kan zij zijn inschrijving herroepen.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.88.Iedere kredietinstelling naar Belgisch recht die op het grondgebied van een buitenlandse Staat een vertegenwoordigingskantoor wenst op te richten, moet [1 de Bank]1 hiervan in kennis stellen. Wanneer de werkzaamheden van dit kantoor, met naleving van de geldende regels in deze Staat, de grenzen van de artikelen 86 en 87 mogen overschrijden, zijn de artikelen 34 tot 37 van toepassing. [1 De Bank]1 kan zich alle gegevens doen verstrekken over de organisatie, de werkzaamheden en de positie van het kantoor en kan deze gegevens controleren of laten controleren. Artikel 48 is van toepassing.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.89.De Koning kan, op advies van de [1 Bank]1, vaststellen welke regels gelden voor in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die in België geregeld leningen, kredieten of borgstellingen toestaan aan hun cliënteel, in het licht van een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en een passende interne controle, voor statistische doeleinden en in het kader van het monetair beleid.
Het eerste lid is niet van toepassing op de kredietinstellingen die onder deze wet vallen, op de verzekeringsondernemingen die onder de wet van 9 juli 1975 vallen, op de ondernemingen voor hypothecaire leningen of voor consumentenkrediet, op de [1 Bank]1 en de Nationale Delcrederedienst.
De Koning kan van de in het eerste lid bedoelde personen eisen dat zij zich laten inschrijven bij een overheid die Hij aanwijst, vaststellen welke gegevens hieraan moeten worden verstrekt, toezichtsregels opleggen en, voor de in het eerste lid bedoelde leningen, kredieten en borgstellingen, op hen de artikelen 43 tot 45 van toepassing verklaren.
De Koning kan, met naleving van de internationale verplichtingen van België, dit artikel geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot de buitenlandse natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan de voorwaarden van het eerste lid.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 140, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.90.De Koning kan, op advies van de [1 Bank]1, vaststellen welke regels gelden voor de in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die in België geregeld optreden als lasthebber, makelaar of commissionair bij het sluiten van in artikel 3, § 2, bedoelde transacties, in het licht van een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie en een passende interne controle, voor statistische doeleinden en in het kader van het monetair beleid.
Artikel 89, tweede lid, is van toepassing. [Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op de bemiddelaars die optreden op de secundaire markten voor financiële instrumenten noch op de vennootschappen voor makelarij in financiële instrumenten. Het eerste lid is evenmin van toepassing op de personen bedoeld in artikel 118 van de wet van 6 april 1995 inzake de [secundaire markten, het statuut] van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. (Err. 06-04-1995; B.St. 01-08-1995, p. 22367-22368)] <W 1995-04-06/77, art. 161, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Artikel 89, derde lid, is van toepassing.
De Koning kan, met naleving van de internationale verplichtingen van België, het eerste en het derde lid geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot de buitenlandse natuurlijke of rechtspersonen die voldoen aan de voorwaarden van het eerste lid.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 141, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
TITEL VI.
Art.91.<Opgeheven bij W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
Art.92.<Opgeheven bij W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
Art.93.<Opgeheven bij W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
Art.94.<Opgeheven bij W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
TITEL VII. - BEROEPSGEHEIM EN SAMENWERKING TUSSEN AUTORITEITEN.
HOOFDSTUK I. - Beroepsgeheim van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en informatie-uitwisseling.
Art.95. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art.96. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art.97. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art.98. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art.99. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Art.100. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
HOOFDSTUK II. - Samenwerking tussen autoriteiten.
Art.101. (Opgeheven) <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
TITEL VII. - (Oud TITEL VIII) STRAFBEPALINGEN.
HOOFDSTUK I. - Bestuursrechtelijke sancties.
Art.102.Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan [1 de Bank]1 openbaar maken dat een Belgische of buitenlandse kredietinstelling [, een financiële holding, een gemengde holding in de zin van [artikel 4(20) van Richtlijn 2006/48/ EG van 14 juni 2006) of een gemengde financiële holding,] geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de termijn die zij vaststelt te conformeren aan de voorschriften van deze wet of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten. [2 In dat geval stelt de Bank de Europese Autoriteit voor effecten en markten tezelfdertijd in kennis van dergelijke openbaarmaking, indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten in de zin van de Richtlijn 2004/39/EG verricht.]2 <W 2005-06-20/40, art. 27, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005> <W 2007-05-15/45, art. 30, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 15, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Art.103.[§ 1.] Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan [1 de Bank]1 voor een kredietinstelling [, financiële holding, gemengde holding als bedoeld in artikel 102 of gemengde financiële holding,] naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd, een termijn bepalen : <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003> <W 2005-06-20/40, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
a) waarbinnen zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten of;
b) waarbinnen zij de nodige aanpassingen moet aanbrengen in haar beleidsstructuur, [haar beleid inzake kapitaalbehoeften,] haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of haar interne controle. <W 2007-05-15/45, art. 31, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[4 c) waarbinnen zij zich moet conformeren aan de bepalingen van Titel II van Verordering Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters.]4
De in het eerste lid, littera b), bedoelde aanmaning geldt niet voor de bijkantoren van kredietinstellingen die onder een andere Lid-Staat van de [3 Europese Unie]3 ressorteren.
[Indien de [onderneming] in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn, kan [1 de Bank]1, na de onderneming gehoord of tenminste opgeroepen te hebben, haar een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of maximum 50.000 euro per dag vertraging.] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : onbepaald > <W 2005-06-20/40, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[Lid 4 opgeheven] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[§ 2. Onverminderd andere maatregelen bepaald door deze wet en onverminderd de maatregelen bepaald in andere wetten of reglementen, kan [1 de Bank]1, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet of op de maatregelen genomen in uitvoering ervan [4 of indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordering Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters]4 , een administratieve boete opleggen aan een kredietinstelling [, financiële holding, gemengde holding als bedoeld in artikel 102 of gemengde financiële holding,] naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België, die niet minder mag bedragen dan 2.500 euro noch meer dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003> <W 2005-06-20/40, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[§ 3. De dwangsommen en boeten die met toepassing van de §§ 1 en 2 worden opgelegd, worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.] <W 2002-08-02/64, art. 139, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2003>
[2 § 4. Wanneer de Bank maatregelen die zij oplegt in overeenstemming met paragrafen 1 en 2 openbaar maakt, stelt ze de Europese Autoriteit voor effecten en markten tezelfdertijd in kennis, indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten in de zin van de Richtlijn 2004/39/EG verricht.]2
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<KB 2013-11-12/02, art. 10, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(3)<KB 2013-11-12/02, art. 38, 2°, 059; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(4)<W 2014-04-25/64, art. 30, 061; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties.
Art.104.§ 1. Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van [50 EUR] tot [10 000 EUR] of met één van die straffen alleen wordt gestraft : <KB 2001-07-13/50, art. 39, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° wie [2 ...]2 [5 ...]5 zich niet conformeert aan artikel 6; <W 2003-02-25/32, art. 14, 030; Inwerkingtreding : 07-03-2003>
2° wie het bedrijf uitoefent van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 7 of titel IV, zonder een vergunning te bezitten of wanneer de vergunning is ingetrokken of herroepen;
3° [1 wie met opzet de kennisgevingen als bedoeld in artikel 24, §§ 1 en 5 niet verricht, wie het verzet negeert als bedoeld in artikel 24, § 3, of wie de schorsing negeert als bedoeld in artikel 25, eerste lid, 1°;]1
4° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur en de andere in artikel 27 bedoelde personen die de bepalingen van dit artikel overtreden;
5° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die de artikelen 28, 30, 32, 33, 49, § 2, vierde lid, eerste zin, en zesde lid en § 5, eerste en tweede lid (, 49bis, § 2, zevende lid,) of de artikelen 85 tot 88 overtreedt; <W 2005-06-20/40, art. 29, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
6° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur van een kredietinstelling die in het buitenland een bijkantoor opent of diensten verstrekt, zonder de kennisgevingen te hebben verricht als bepaald in de artikelen 34, 38 of 40 of die zich niet conformeert aan artikel 37;
7° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur van een kredietinstelling die de in de (artikel 44, eerste lid, tweede zin, en vierde lid), 49, § 2, vierde lid, tweede zin en tiende lid, § 4, en § 5, derde lid en § 6, (49bis, § 2, vierde en laatste lid, § 3, derde lid, en § 4,) 72, 89 of 90 bedoelde besluiten of reglementen overtreedt; <W 2007-05-15/45, art. 32, 1°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
8° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur van een kredietinstelling die zich niet conformeert (aan artikel 44, eerste lid, eerste en derde zin, tweede en derde lid); <W 2005-06-20/40, art. 29, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2005> <W 2007-05-15/45, art. 32, 2°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
9° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen van de speciaal commissaris als bedoeld in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, of die indruisen tegen een schorsingsbeslissing overeenkomstig artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, of zich niet conformeren aan het verbod van artikel 75, § 2, tweede lid, of § 4 of aan de bewarende maatregelen als bedoeld in artikel 75, § 3, of aan het in artikel 76 bedoelde bevel;
10°wie bewust gelden of waarden aanvaardt waarover wordt beschikt met overtreding van artikel 33;
11° wie als (commissaris), erkende revisor of onafhankelijke deskundige, rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van ondernemingen dan wel periodieke staten of inlichtingen certificeert, goedkeurt of bekrachtigt terwijl niet is voldaan aan de voorschriften van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten en daarvan kennis heeft, of niet heeft gedaan wat hij normaal had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan; <W 2007-05-15/45, art. 32, 3°, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
12° wie de onderzoeken en controles verhindert waartoe hij verplicht is in het land of in het buitenland dan wel weigert de gegevens te verstrekken waartoe hij verplicht is op grond van deze wet of wie bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt;
13° [3 ...]3.
14° elke bestuurder en zaakvoerder die zich niet houdt aan de voorschriften van de artikelen 50, eerste en tweede lid en 74, § 1, eerste lid.
[4 15° de personen die de artikelen 64/1 en 64/2 overtreden.]4
§ 2. Overtredingen van het verbod van artikel 19 worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van [1 000 EUR] tot [10 000 EUR]. <KB 2001-07-13/50, art. 39, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van [50 EUR] tot [10 000 EUR] of slechts met één van deze straffen alleen wordt elke bestuurder, zaakvoerder of directeur gestraft die zich niet schikt naar de bepalingen van de met toepassing van artikel 43 getroffen reglementen. <KB 2001-07-13/50, art. 39, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<W 2009-07-31/32, art. 9, 047; Inwerkingtreding : 18-09-2009>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 146, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<W 2012-03-04/16, art. 21, 056; Inwerkingtreding : 01-05-2012 (KB 2012-06-15/07, art. 11, 1°)>
(4)<W 2012-08-03/24, art. 34, 057; Inwerkingtreding : 03-09-2012>
(5)<W 2012-11-27/03, art. 111, 058; Inwerkingtreding : 30-11-2012>
Art.105. Overtredingen van de artikelen 95 tot 100 worden gestraft met de straffen van artikel 458 van het Strafwetboek.
Art.106. De voorschriften van het eerste Boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de misdrijven die door dit hoofdstuk worden bestraft.
Art.107. De kredietinstellingen, de financiële instellingen en de ondernemingen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboetes waartoe hun bestuurders, zaakvoerders, directeuren of lasthebbers met toepassing van de voorschriften van dit hoofdstuk worden veroordeeld.
Art.108.Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of één van de in artikel 19 bedoelde wetgevingen, tegen bestuurders, directeuren, zaakvoerders, lasthebbers of erkende commissarissen-revisoren van kredietinstellingen of financiële instellingen en ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de [1 Bank en van de FSMA, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft]1 door de gerechtelijke of bestuursrechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafrechtelijke vordering op grond van de in het eerste lid bedoelde misdrijven moet ter kennis worden gebracht van de [1 Bank en van de FSMA, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft]1 door het openbaar ministerie.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 147, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.109.[1 De Bank en de FSMA zijn gerechtigd in elke stand van het geding tussen te komen voor de strafrechter bij wie een door deze wet bestraft misdrijf aanhangig is, zonder dat zij daarom het bestaan van enig nadeel hoeven aan te tonen.]1
De tussenkomst geschiedt volgens de regels die gelden voor de burgerlijke Partij.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 148 en 331, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
TITEL VIII. - SANERINGSMAATREGELEN EJ LIQUIDATIEPROCEDURES.
HOOFDSTUK I. - Saneringsmaatregelen.
Afdeling I. - Bevoegdheidsregeling en erkenning van buitenlandse maatregelen.
Art. 109/1. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 5; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Onder voorbehoud van de artikelen 84 en 109/7 zijn de Belgische saneringsautoriteiten uitsluitend bevoegd om saneringsmaatregelen te treffen ten aanzien van de in Titel II bedoelde kredietinstellingen. Deze saneringsmaatregelen worden ten uitvoer gelegd en hebben rechtswerking conform de Belgische wetgeving, onder voorbehoud van de preciseringen en uitzonderingen die in deze wet zijn vastgesteld. De Belgische saneringsautoriteiten kunnen inzonderheid geen saneringsmaatregelen treffen ten aanzien van een kredietinstelling die onder het recht van een andere Staat ressorteert, en evenmin ten aanzien van een in België gevestigd bijkantoor van een dergelijke kredietinstelling.
Art. 109/2. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 6; Inwerkingtreding : 07-01-2005> De saneringsmaatregelen die door de saneringsautoriteiten van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte zijn getroffen ten aanzien van een kredietinstelling die onder het recht van die lid-Staat ressorteert, hebben rechtswerking in België conform de wetgeving van die lid-Staat zodra zij aldaar rechtswerking hebben, en dit onverminderd hun eventuele bekendmaking in België. Deze saneringsmaatregelen zijn zonder verdere formaliteiten van toepassing in België.
Afdeling II. - Overleg en informatie.
Art. 109/3.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 7; Inwerkingtreding : 07-01-2005> De Belgische saneringsautoriteiten stellen de controleautoriteiten van de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft of diensten verricht met toepassing van artikel 38, onverwijld in kennis van hun beslissing om een saneringsmaatregel te treffen; zij doen dit zo mogelijk vóór de vaststelling van deze maatregel of anders onmiddellijk daarna. Deze kennisgeving waarbij tevens de concrete gevolgen van de saneringsmaatregel worden vermeld, wordt met alle dienstige middelen verricht door [2 de Bank]2.
[1 Daartoe houdt de Koning [2 de Bank]2 op de hoogte van de evolutie van de tenuitvoerlegging van artikel 57bis, § 1.]1
----------
(1)<W 2010-06-02/10, art. 21, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 109/4.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 8; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Wanneer de Belgische saneringsautoriteiten het noodzakelijk achten dat in België een saneringsmaatregel wordt getroffen jegens een kredietinstelling die onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteert, delen ze dit mee aan de controleautoriteit van de kredietinstellingen in de betrokken lid-Staat. Deze mededeling wordt gedaan door de [1 FSMA]1.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 055; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 109/5.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 9; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Indien de rechten van derden in een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte waar de betrokken kredietinstelling een bijkantoor heeft of diensten verricht met toepassing van artikel 38, kunnen worden aangetast door de tenuitvoerlegging van een saneringsmaatregel waartoe overeenkomstig artikel 109/1 is besloten, ziet [2 de Bank]2 [1 of, met betrekking tot de daden van beschikking bedoeld in artikel 57bis, § 1, de Koning,]1 erop toe dat een uittreksel uit deze beslissing wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie alsook in twee nationale dagbladen van de lidstaten waar aan de rechten van derden kan worden geraakt door de tenuitvoerlegging van deze saneringsmaatregel. Deze bekendmaking beïnvloedt op geen enkele wijze de gevolgen van de saneringsmaatregel, inzonderheid voor de schuldeisers van de betrokken kredietinstelling.
In het in het eerste lid bedoelde uittreksel worden, ten minste in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaten, de volgende gegevens vermeld :
1° het onderwerp en de juridische grondslag van de genomen beslissing;
2° de termijnen om beroep in te stellen, met vermelding van de uiterste datum waarop beroep kan worden ingesteld alsook van de personalia van de autoriteit die bevoegd is voor het beroep.
Voor derden met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, vangt de termijn om beroep in te stellen tegen de vaststelling van een saneringsmaatregel aan zodra de eerste van de in het eerste lid voorgeschreven bekendmakingen in die lid-Staat is verricht.
----------
(1)<W 2010-06-02/10, art. 22, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(2)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art. 109/6.
<Opgeheven bij W 2010-06-02/10, art. 23, 052; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
Afdeling III. - Bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte.
Art. 109/7.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 11; Inwerkingtreding : 07-01-2005> [1 De Bank]1 stelt de controleautoriteiten van de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar de kredietinstelling eveneens een bijkantoor heeft, onverwijld en met alle dienstige middelen in kennis van haar beslissing om krachtens artikel 84 een saneringsmaatregel te treffen alsmede van de concrete gevolgen van deze maatregel; zij doet dit zo mogelijk vóór de vaststelling van deze maatregel of anders onmiddellijk daarna. [1 De Bank]1 beijvert zich om haar optreden te coördineren met dat van de saneringsautoriteiten van de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK II. - Liquidatieprocedures.
Afdeling I. - Bevoegdheidsregeling en erkenning van buitenlandse maatregelen.
Art. 109/8.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 12; Inwerkingtreding : 07-01-2005> De [1 ondernemingsrechtbank]1 is uitsluitend bevoegd om een in Titel II bedoelde kredietinstelling failliet te verklaren. Dit impliceert dat zij een kredietinstelling die onder het recht van een andere Staat ressorteert, alsook haar in België gevestigde bijkantoren, niet failliet kan verklaren.
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 109/9. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 13; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Een liquidatieprocedure die is geopend door de liquidatieautoriteiten van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ten aanzien van een kredietinstelling die onder het recht van die lid-Staat ressorteert, wordt zonder enige formaliteit erkend in België en heeft rechtswerking in België zodra ze rechtswerking heeft in de lid-Staat waar ze is geopend.
Afdeling II. - Procedures ten aanzien van de kredietinstellingen naar Belgisch recht.
Onderafdeling I. - Overleg en informatie-uitwisseling.
Art. 109/10.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 14; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Onverminderd artikel 109/18 stelt de [2 ondernemingsrechtbank]2 [1 de Bank]1 onverwijld in kennis van haar beslissing om een instelling failliet te verklaren, alsmede van de concrete gevolgen van het faillissement; zij doet dit zo mogelijk vóór de faillietverklaring of anders onmiddellijk daarna. [1 De Bank]1 deelt deze informatie onverwijld en met alle dienstige middelen mee aan de controleautoriteiten van de kredietinstellingen in de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar de betrokken kredietinstelling een bijkantoor heeft of diensten verricht met toepassing van artikel 38.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 252, 062; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 109/11. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 15 ; Inwerkingtreding : 07-01-2005> De curator of curators die zijn aangesteld overeenkomstig artikel 11 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zorgen voor de bekendmaking bedoeld in artikel 38 van dezelfde wet, eveneens via publicatie van het uittreksel in het Publicatieblad van de Europese Unie en in twee nationale dagbladen van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft of diensten verricht met toepassing van artikel 38.
Art. 109/12. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 16 ; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Indien de schuldeisers aan wie een individuele kennisgeving wordt gericht als bedoeld in artikel 62 van de wet van 8 augustus 1997, hun woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte hebben, wordt in het rondschrijven, naast de vermelding van de gegevens van het in artikel 109/11 bedoelde uittreksel, tevens meegedeeld dat de schuldeisers met een voorrecht of een zakelijke zekerheid verplicht zijn aangifte te doen van hun schuldvorderingen en welke de gevolgen zijn van de niet-naleving van de termijnen die zijn vastgelegd in artikel 72 van de wet van 8 augustus 1997.
Het rondschrijven, dat is opgesteld in de taal van de procedure, draagt het opschrift " Oproep tot indiening van schuldvorderingen - Termijnen " in alle officiële talen van de Europese Economische Ruimte.
Art. 109/13. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 17; Inwerkingtreding : 07-01-2005> De curator of curators die zijn aangesteld overeenkomstig artikel 11 van de wet van 8 augustus 1997, houden de schuldeisers geregeld op de hoogte van het verloop van de procedure op de wijze die zij daartoe het meest geschikt achten.
Onderafdeling II. - Procedure-elementen - Toepasselijk recht.
Art. 109/14. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 18; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Het faillissement van de kredietinstellingen bedoeld in Titel II wordt beheerst door het Belgische recht, onder voorbehoud van de preciseringen en uitzonderingen in deze wet.
Art. 109/15. <ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 19; Inwerkingtreding : 07-01-2005> § 1. Schuldeisers met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte kunnen aangifte doen van hun schuldvorderingen of hun opmerkingen indienen in een officiële taal van die lid-Staat, mits vermelding van het opschrift " Indiening van een schuldvordering " of " Indiening van opmerkingen betreffende een schuldvordering " in de taal van de procedure in België. De curatoren kunnen echter eisen dat deze schuldeisers een vertaling van de aangegeven schuldvorderingen of ingediende opmerkingen overleggen. Artikel 63 van de wet van 8 augustus 1997 is van toepassing.
§ 2. De schuldvorderingen van schuldeisers met woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte krijgen dezelfde behandeling en in het bijzonder dezelfde rang als soortgelijke schuldvorderingen die de schuldeisers met woonplaats of gewone verblijfplaats in België kunnen aangeven. Daartoe worden de schuldvorderingen van soortgelijke schuldeisers als gelijkwaardig beschouwd.
Het eerste lid geldt ook voor schuldeisers met woonplaats of gewone verblijfplaats in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, voorzover het recht dat in die Staat van toepassing is niet in de mogelijkheid voorziet om een insolventieprocedure te openen ten aanzien van de betrokken kredietinstelling en de in België geopende procedure in die Staat effect kan sorteren. Als dit niet het geval is, worden die schuldeisers voor de in België geopende procedure gelijkgesteld met chirografaire schuldeisers.
Onderafdeling III. - Intrekking van de vergunning.
Art. 109/16.<ingevoegd bij W 2004-12-06/34, art. 20; Inwerkingtreding : 07-01-2005> Ingeval een faillissement wordt uitgesproken ten aanzien van een kredietinstelling, trekt [1 de Bank]1 haar vergunning in. Artikel 59 is van toepassing.
----------
(1)<KB 2011-03-03/01, art. 102, 054; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
HOOFDSTUK III. - Regels die zowel voor de saneringsmaatregelen als voor de liquidatieprocedures gelden. Afdeling I. - Vereffening of vereffening ingevolge een gerechtelijke ontbinding.