Details





Titel:

11 OKTOBER 2012. - Koninklijk besluit betreffende de uitgifte van Belgische covered bonds door kredietinstellingen naar Belgisch recht(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-10-2012 en tekstbijwerking tot 15-02-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-10
Art. 10 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 11-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022030664 



Artikels:

Artikel 1.[1 Toepassingsgebied
   Dit besluit is van toepassing op de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, eerste lid, van dezelfde wet, en op de uitgegeven effecten die zijn opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 82, tweede lid, van dezelfde wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.2.Definities
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "Bank" : de Nationale Bank van België;
  2° [2 "wet van 25 april 2014" of "de wet": de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;]2
  3° [2 ...]2
  4° [2 ...]2
  5° "zakelijk vastgoed" : onroerend goed dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor industriële of commerciële doeleinden of voor andere beroepsactiviteiten, zoals kantoren of andere ruimten bestemd voor de uitoefening van een handelsactiviteit of voor het verlenen van diensten;
  6° "niet-zakelijk vastgoed" : onroerend goed dat bestemd is voor bewoning of voor verhuur als woning door de eigenaar;
  7° [2 "nettoliquiditeitsuitstromen": alle uitgaande betalingsstromen die op één dag verschuldigd zijn, daaronder begrepen aflossingen van de hoofdsom en van de interesten en betalingen op grond van derivatencontracten en van de kosten voor het onderhoud en het beheer van de uitgifte of het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, na aftrek van alle inkomende betalingsstromen die op dezelfde dag verschuldigd zijn voor schuldvorderingen in verband met de dekkingsactiva;]2
  8° [2 "derivatencontract": een contract als bedoeld in artikel 1/3 van Bijlage III bij de wet van 25 april 2014;]2
  9° [2 ...]2
  10° "waardering van de [1 dekkingsactiva]1" : de bepaling van de waarde van een [1 dekkingsactief]1, als bedoeld in artikel 6;
  11° [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.3.Vereisten met betrekking tot de [1 dekkingsactiva]1
  § 1. [2 Onverminderd de in artikel 5 vastgestelde grenzen moeten de dekkingsactiva tot een van de volgende categorieën van dekkingsactiva behoren:
   1° categorie 1: hypothecaire schuldvorderingen waarbij het voorwerp van de hypotheek niet-zakelijk vastgoed is dat in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gelegen, tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de overeenkomstige hypotheken, en 80 % van de waarde van het niet-zakelijk vastgoed dat het voorwerp is van de hypotheek of hypotheken. De waarde van de hypotheken wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 2, tweede tot zesde lid, onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 4.
   Schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek op niet-zakelijk vastgoed dat in aanbouw of ontwikkeling is, mogen als dekkingsactiva worden opgenomen tot beloop van 15 % van het totaal van de hypothecaire schuldvorderingen die als dekkingsactiva zijn opgenomen en waarbij het voorwerp van de hypotheek niet-zakelijk vastgoed is;
   2° categorie 2: hypothecaire schuldvorderingen waarbij het voorwerp van de hypotheek zakelijk vastgoed is dat in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gelegen, tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de overeenkomstige hypotheken in combinatie met alle eerder verleende hypotheken (d.w.z. het aandeel van de schuldvordering dat wordt gedekt door een of meer hypotheken), en 60 % van de waarde van het zakelijk vastgoed dat het voorwerp is van de hypotheek of hypotheken. De waarde van de hypotheken wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 3, tweede tot vierde lid.
   Schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek op zakelijk vastgoed dat in aanbouw of ontwikkeling is, mogen niet als dekkingsactiva worden opgenomen.
   3° categorie 3: schuldvorderingen op of gewaarborgd door
   (i) centrale overheden of centrale banken van lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ("OESO");
   (ii) regionale of lokale overheden of publiekrechtelijke entiteiten van lidstaten van de OESO; of
   (iii) multilaterale ontwikkelingsbanken of internationale organisaties die een risicogewicht van 0 % hebben met toepassing van de artikelen 117 en 118 van Verordening nr. 575/2013.
   Wanneer de wederpartijen van de schuldvorderingen bedoeld in de punten (i) en (ii) geen lid zijn van de Europese Unie of, in het geval van de centrale banken, geen lid zijn van het Europees Stelsel van Centrale Banken ("ESCB"), komen enkel de schuldvorderingen in aanmerking die:
   - in het geval van wederpartijen als bedoeld in punt (i), behoren tot kredietkwaliteitscategorie 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013;
   - in het geval van wederpartijen als bedoeld in punt (ii), eenzelfde risicogewicht hebben als blootstellingen met betrekking tot instellingen of centrale overheden en centrale banken in overeenstemming met, respectievelijk, artikel 115, lid 1 of 2, of met artikel 116, lid 1, 2 of 4, van Verordening nr. 575/2013 en behoren tot kredietkwaliteitscategorie 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013,
   met dien verstande dat de schuldvorderingen jegens wederpartijen die tot kredietkwaliteitscategorie 2 behoren, niet hoger mogen liggen dan 20 % van het nominaal bedrag van alle betrokken uitstaande Belgische covered bonds;
   4° categorie 4: schuldvorderingen op kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de OESO en die behoren tot de kredietkwaliteitscategorieën 1 of 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013, wanneer deze vorderingen de vorm hebben van:
   a) kortlopende schuldvorderingen met een looptijd van drie maanden of minder, of kortetermijndeposito's met een oorspronkelijke looptijd van maximaal 100 dagen, indien deze worden gebruikt om te voldoen aan het liquiditeitsvereiste voor het bijzonder vermogen als bepaald in artikel 7, paragraaf 1; of van
   b) derivatencontracten die voldoen aan de vereisten van artikel 4.
   De schuldvorderingen op kredietinstellingen die behoren tot de bovengenoemde kredietkwaliteitscategorie 2 mogen maar als dekkingsactiva worden opgenomen tot beloop van 10 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.
   De totale waarde van de schuldvorderingen op kredietinstellingen die behoren tot de bovengenoemde kredietkwaliteitscategorieën 1 of 2 ligt niet hoger dan 15 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.]2
  § 2. De bedragen die betaald zijn als aflossing, terugvordering of betaling van interesten op de schuldvorderingen, activa of verbintenissen bedoeld in paragraaf 1, mogen worden aangewend als [1 dekkingsactiva]1 die respectievelijk tot de categorie van de betrokken schuldvorderingen of activa behoren.
  § 3. Onverminderd de bepalingen van paragraaf 2, mogen de [1 dekkingsactiva]1 die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de ratio van 85 % bedoeld in artikel 5, paragraaf 1, maar uit één van de eerste drie in paragraaf 1 bedoelde categorieën van activa bestaan.
  § 4. [2 De dekkingsactiva die deel uitmaken van het (de) bijzonder(e) vermogen(s) van de uitgevende kredietinstelling worden ingeschreven in het register van de dekkingsactiva overeenkomstig de categorie waartoe zij behoren, en de uitgevende kredietinstelling beschikt te allen tijde over documentatie waarmee wordt aangetoond dat haar kredietbeleid met betrekking tot de betrokken activa waarborgt dat deze in overeenstemming zijn met de in dit artikel bepaalde beleenbaarheidscriteria.]2
  § 5. Voor [1 dekkingsactiva]1 gewaarborgd door een hypotheek op niet-zakelijk of zakelijk vastgoed, moet de uitgevende kredietinstelling als zekerheid een hypotheek in eerste rang hebben.
  [2 Het betrokken vastgoed wordt gewaardeerd door een schatter in de zin van artikel 208, lid 3, punt b), van Verordening nr. 575/2013, overeenkomstig de vereisten van artikel 229, lid 1, van Verordening nr. 575/2013. Op het moment dat het dekkingsactief wordt opgenomen in het bijzonder vermogen, houdt de uitgevende kredietinstelling rekening met de actuele waardering tegen of onder de marktwaarde.
   De uitgevende kredietinstelling voldoet aan het vereiste van artikel 208, lid 5, van Verordening nr. 575/2013 om te beschikken over procedures om te controleren of het betrokken vastgoed adequaat is verzekerd tegen schaderisico.]2
  § 6. [2 Wanneer een dekkingsactief wordt ingeschreven in het register van de dekkingsactiva, conform artikel 9, mag er voor dit actief geen sprake zijn van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.]2
  § 7. Wanneer de wet die de uitgifte regelt van een actief dat opgenomen is in een bijzonder vermogen of die de tegeldemaking regelt van de zekerheid die dat actief dekt, een buitenlandse wet is, mag dit actief niet in aanmerking worden genomen voor de toetsing van de normen bedoeld in de artikelen 5 en 7, tenzij de toepassing van die buitenlandse wet niet belet dat het betrokken actief uitsluitend wordt aangewend voor de naleving van de verbintenissen jegens de houders van de Belgische covered bonds [2 ...]2.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.4.[1 Derivatencontracten
   § 1. De derivatencontracten die de uitgevende kredietinstelling besluit op te nemen in het bijzonder vermogen
   1° mogen niet vervroegd worden beëindigd omdat ten aanzien van de uitgevende kredietinstelling een liquidatie- of afwikkelingsprocedure is geopend, ongeacht of deze beëindiging automatisch plaatsheeft of op initiatief van de wederpartij geschiedt;
   2° mogen niet worden opgenomen in een overeenkomst tot schuldvernieuwing of schuldvergelijking (nettingovereenkomst) waarbij de uitgevende kredietinstelling partij is.
   § 2. Deze derivatencontracten moeten zijn afgesloten met kredietinstellingen die niet zijn opgenomen in de prudentiële consolidatiekring van de uitgevende kredietinstelling en die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de OESO en ten minste in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 2 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013.
   De nettoblootstellingen met betrekking tot de instellingen die de wederpartijen zijn van de derivatencontracten moeten in hoofde van deze instellingen worden gedekt door waarden of financiële instrumenten uitgegeven of gewaarborgd door een centrale autoriteit die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de OESO en in aanmerking komt voor kredietkwaliteitscategorie 1 zoals vastgesteld met toepassing van artikel 136 van Verordening nr. 575/2013.
   § 3. De uitgevende kredietinstellingen die besluiten derivatencontracten op te nemen in hun bijzonder vermogen waken erover dat zij te allen tijde beschikken over de nodige en regelmatig geactualiseerde documentatie om de naleving aan te tonen van de vereisten als bepaald bij of krachtens artikel 1/3 van Bijlage III van de wet van 25 april 2014 en van de boekhoudkundige risicodekkingsvereisten van Afdeling 6.4 van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments. Deze documentatie moet ook een extern en onafhankelijk juridisch advies bevatten waarin de geldigheid en tegenstelbaarheid van de derivatencontracten in de betrokken rechtsgebieden wordt bevestigd en dat ten minste betrekking heeft op het door de partijen gekozen recht (lex contractus) en de wetgeving die van toepassing is op een liquidatieprocedure (lex fori concursus) die een invloed zou kunnen hebben op de instelling die de wederpartij is.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.5.[1 Dekkingstests
   § 1. De waardering van de primaire activa moet ten minste gelijk zijn aan 85 % van het nominaal bedrag van de betrokken uitstaande Belgische covered bonds.
   § 2. Voor elk bijzonder vermogen moet de waarde van de dekkingsactiva, als bepaald in artikel 6, te allen tijde minstens gelijk zijn aan 105 % van het nominaal bedrag van de uitstaande uitgegeven Belgische covered bonds, met dien verstande dat de hoofdsommen van de dekkingsactiva niet elders in aanmerking zijn genomen om te voldoen aan het vereiste van paragraaf 3 met betrekking tot andere betalingsverplichtingen dan die welke verband houden met de hoofdsom van de Belgische covered bonds.
   § 3. Voor elk bijzonder vermogen moet de som van de hoofdsom, de interesten en alle andere inkomsten gegenereerd door de dekkingsactiva, waaronder de inkomsten uit de derivatencontracten als bedoeld in artikel 4 en de beschikbare liquide middelen als bedoeld in artikel 7, te allen tijde volstaan om de som te dekken van de hoofdsom, de interesten en de lasten verbonden aan het onderhoud en het beheer van het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, met inbegrip van de kosten voor de afbouw van dit programma. Om te bepalen in welke mate de hoofdsom van de dekkingsactiva in aanmerking genomen wordt bij de in deze paragraaf bedoelde berekening wordt rekening gehouden met de beleenbaarheidscriteria van artikel 3.
   In het kader van de berekening van de kosten verbonden aan het onderhoud en het beheer van het uitgifteprogramma van Belgische covered bonds, met inbegrip van het onderhoud en het beheer voor de afbouw ervan, kan de uitgevende kredietinstelling een schatting maken van de kosten die recurrent in rekening zullen worden gebracht tot de vervaldatum van de betrokken Belgische covered bonds of, in voorkomend geval, totdat deze volledig vereffend zijn indien deze schatting afdoende gedocumenteerd is.
   In het kader van de berekening van de rente die wordt gegenereerd door de dekkingsactiva, met inbegrip van de liquide activa die worden aangehouden voor de toepassing van artikel 7 en met het oog op de rente die verschuldigd is aan de houders van de Belgische covered bonds, houdt de uitgevende kredietinstelling rekening met de rente die op grond van de betrokken afschrijvingstabellen verschuldigd is. Eventuele variabele of herzienbare rente wordt berekend op het moment van de waardering op basis van de modellen die de uitgevende kredietinstelling gebruikt voor dit soort activa of passiva. Deze berekeningsmethodes worden ook gebruikt voor de berekening van de waarde van de derivatencontracten wat betreft de contractueel bepaalde stromen naargelang deze al dan niet zijn vastgesteld op basis van een variabel criterium.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.6.Waardering van de [1 dekkingsactiva]1
  § 1. In het kader van de tests bedoeld in artikel 5, paragrafen 1 en 2, wordt de waarde van de [1 dekkingsactiva]1 [2 bepaald in de paragrafen 2 tot en met 9]2.
  § 2. Voor de schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, § 1, categorie 1, is de waarde van de [1 dekkingsactief]1 gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen :
  - het bedrag van die schuldvorderingen,
  - 80 % van de verkoopwaarde van het in waarborg gegeven niet-zakelijk vastgoed,
  - de waarde van de hypotheek, zoals hierna bepaald.
  Wanneer het voorwerp van de hypotheek in België gelegen niet-zakelijk vastgoed is, is de waarde van de hypotheek gelijk aan het bedrag van de hypothecaire inschrijving in eerste rang, in voorkomend geval aangevuld met het bedrag van de hypotheken in opeenvolgende rangen, zonder dat andere schuldeisers zich in een tussenpositie bevinden.
  Wanneer de hypotheek aangevuld is met een hypothecair mandaat, is de waarde van de hypotheek gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen :
  a) het bedrag van de hypothecaire inschrijving in eerste rang, in voorkomend geval aangevuld met het bedrag van de hypothecaire inschrijvingen in opeenvolgende rangen, zonder dat andere schuldeisers zich in een tussenpositie bevinden, en met het bedrag waarvoor er een hypothecair mandaat wordt verleend, en
  b) het bedrag van de hypothecaire inschrijving in eerste rang, in voorkomend geval aangevuld met het bedrag van de hypothecaire inschrijvingen in opeenvolgende rangen, zonder dat andere schuldeisers zich in een tussenpositie bevinden, gedeeld door 0,6.
  Wanneer het voorwerp van de hypotheek buiten België gelegen niet-zakelijk vastgoed is, is de waarde van de hypotheek gelijk aan het bedrag van de hypothecaire inschrijving in eerste rang, in voorkomend geval aangevuld met het bedrag van de hypotheken in opeenvolgende rangen, zonder dat andere schuldeisers zich in een tussenpositie bevinden. Hypothecaire mandaten mogen niet in aanmerking worden genomen.
  [2 Niet-zakelijk vastgoed mag maar in aanmerking worden genomen bij de waarderingsberekening als voldaan is aan de vereisten van artikel 208 van Verordening nr. 575/2013. Overeenkomstig lid 3, onder a) van het genoemde artikel 208 wordt de waarde van het niet-zakelijk vastgoed regelmatig en ten minste jaarlijks gecontroleerd.]2
  [2 De berekening van de limiet van 80 % als bedoeld in het eerste lid wordt voor elke lening afzonderlijk berekend en bepaalt het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de betrokken Belgische covered bond verbonden verplichtingen, en geldt gedurende de volledige looptijd van de lening.]2
  § 3. Voor de schuldvorderingen bedoeld in artikel 3, § 1, categorie 2, is de waarde van de [1 dekkingsactief]1 gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen :
  - het bedrag van die schuldvorderingen,
  - 60 % van de verkoopwaarde van het in waarborg gegeven zakelijk vastgoed,
  - de waarde van de hypotheek, zoals hierna bepaald.
  Wanneer het voorwerp van de hypotheek zakelijk vastgoed is, is de waarde van de hypotheek gelijk aan het bedrag van de hypothecaire inschrijving in eerste rang en, in voorkomend geval, het bedrag van de hypotheken in opeenvolgende rangen, zonder dat andere schuldeisers zich in een tussenpositie bevinden. Hypothecaire mandaten mogen niet in aanmerking worden genomen.
  [2 Zakelijk vastgoed mag maar in aanmerking worden genomen bij de waarderingsberekening als voldaan is aan de vereisten van artikel 208 van Verordening nr. 575/2013. Overeenkomstig lid 3, onder a) van het genoemde artikel 208 wordt de waarde van het zakelijk vastgoed regelmatig en ten minste jaarlijks gecontroleerd.]2
  [2 De berekening van de limiet van 60 % als bedoeld in het eerste lid wordt voor elke lening afzonderlijk berekend en bepaalt het gedeelte van de lening dat bijdraagt aan de dekking van de aan de betrokken Belgische covered bond verbonden verplichtingen, en geldt gedurende de volledige looptijd van de lening.]2
  § 4. Indien een hypotheek meerdere schuldvorderingen dekt en niet alle schuldvorderingen zijn opgenomen in het bijzonder vermogen, worden de waarde van de hypotheek en de verkoopwaarde van het in waarborg geven vastgoed toegerekend aan de schuldvordering die als [1 dekkingsactief]1 geldt, op grond van de voorrangsregels die vastgelegd zijn in de uitgiftevoorwaarden van de Belgische covered bonds, om de waarde te bepalen van de [1 dekkingsactiva]1, als bedoeld in de paragrafen 2 en 3.
  § 5. De waarde van de [1 dekkingsactiva]1 bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, categorie 3 is gelijk aan het bedrag van die activa dat opgenomen is in de boekhoudstaten op vennootschappelijke basis van de uitgevende kredietinstelling. In voorkomend geval is de waarde echter beperkt tot het bedrag dat gewaarborgd [2 ...]2 is door de wederpartijen die onder deze categorie vallen.
  [2 ...]2
  § 6. [2 ...]2
  § 7. [2 ...]2
  § 8. [2 De in artikel 4 bedoelde derivatencontracten worden voor de berekening van de vereisten van artikel 5, paragrafen 1 en 2 gewaardeerd op basis van het bij de beëindiging van het derivatencontract verschuldigde bedrag ("close-out amount").]2
  § 9. [2 De waarde van de dekkingsactiva bedoeld in artikel 3, § 1, 4° (categorie 4), a), wordt vastgesteld op basis van het bedrag van die activa dat is opgenomen in de boekhoudstaten van de uitgevende kredietinstelling.]2
  [2 § 10. Voor de toepassing van artikel 5, paragrafen 1 tot en met 3, bedraagt de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013 nul. Een dekkingsactief waarvoor er een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen is vastgesteld, wordt in aanmerking genomen voor 50 % van zijn waarde als bepaald conform dit artikel en artikel 5, paragraaf 3. Het aantal achterstallige dagen wordt berekend conform de bepalingen van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.7.[2 Liquiditeitsbuffer]2
  § 1. [2 Elk bijzonder vermogen moet voldoende liquide en beschikbare dekkingsactiva bevatten om een liquiditeitsbuffer te vormen, teneinde de uitgevende kredietinstelling in staat te stellen te allen tijde de nettoliquiditeitsuitstromen van de betrokken uitgifte of het betrokken uitgifteprogramma te dekken, alsook het maximumbedrag van de som van de nettoliquiditeitsuitstromen zoals berekend over een periode van zes maanden. Indien de voorwaarden voor de uitgifte van de Belgische covered bonds voorzien in een verlengbare-looptijdstructuur, kan de berekening van de hoofdsom worden gebaseerd op de maximale looptijd die in de uitgiftevoorwaarden is vastgesteld.
   In het kader van de berekening van de liquiditeitsbuffer en van de nettoliquiditeitsuitstromen is de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er sprake is van wanbetaling in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013 nul. Evenzo wordt in het kader van de berekening van de liquiditeitsbuffer en van de nettoliquiditeitsuitstromen de bijdrage (hoofdsom en inkomsten) van een dekkingsactief waarvoor er een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen is vastgesteld, slechts in aanmerking genomen tot 50 % van haar waarde. Het aantal achterstallige dagen wordt berekend overeenkomstig artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.]2
  § 2. [2 De in paragraaf 1 bedoelde liquiditeitsbuffer omvat:
   1° dekkingsactiva die voldoen aan de vereisten met betrekking tot activa van niveau 1 overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen, die worden gewaardeerd in overeenstemming met die gedelegeerde verordening en die niet zijn uitgegeven door de kredietinstelling die de betrokken Belgische covered bonds heeft uitgegeven, noch door haar moederonderneming, tenzij het om een publiekrechtelijke entiteit gaat die geen kredietinstelling is, haar dochteronderneming of een andere dochteronderneming van haar moederonderneming;
   2° kortlopende blootstellingen of kortetermijndeposito's als bedoeld in artikel 3, 4°, a).]2
  § 3. Indien de kredietinstelling niet langer voldoet aan het vereiste bedoeld in paragraaf 1, neemt zij binnen veertien dagen de nodige herstelmaatregelen om er opnieuw aan te voldoen.
  Zolang zij de nodige maatregelen niet heeft genomen om te voldoen aan het vereiste van paragraaf 1, mag de betrokken kredietinstelling geen nieuwe uitgiften van Belgische covered bonds doen, niet afzonderlijk en ook niet onder een programma.
  § 4. [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.8.[1 Risicobeheer
   De uitgevende kredietinstelling moet een risicobeheerbeleid vastleggen en ten minste om de drie maanden stresstests uitvoeren om te garanderen dat de liquiditeitsstromen die door de dekkingsactiva gegenereerd worden, voldoende groot blijven om te voldoen aan de vereisten van de artikelen 5 en 7 en/of moet over andere activa beschikken die in voorkomend geval snel kunnen worden aangewend als dekkingsactiva. De stresstests moeten ten minste rekening houden met:
   - plotse en onverwachte rentevoet- of wisselkoersbewegingen;
   - scenario's met verschillende niveaus van percentages van vervroegde terugbetaling van de dekkingsactiva;
   - scenario's met een aanzienlijke verslechtering van de kredietkwaliteit van de dekkingsactiva.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.9.Register van de [1 dekkingsactiva]1
  § 1. Indien een kredietinstelling Belgische covered bonds uitgeeft, houdt zij op haar zetel voor elke uitgifte of voor elk uitgifteprogramma een register bij van de [1 dekkingsactiva]1 en van de betrokken Belgische covered bonds [2 ...]2. De uitgevende kredietinstelling dient in dit register onverwijld de [1 dekkingsactiva]1 in te schrijven die betrekking hebben op een uitgifte of een uitgifteprogramma. Een [1 dekkingsactief]1 en een Belgische covered bond kunnen maar in één enkel register worden ingeschreven.
  Zodra de activa of de dekkingsinstrumenten in het register van de [1 dekkingsactiva]1 zijn ingeschreven, maken zij deel uit van de [1 dekkingsactiva]1. Het feit dat zij deel uitmaken van de [1 dekkingsactiva]1 is geldig en tegenstelbaar aan derden zodra deze inschrijving is gebeurd.
  De bedragen die betaald zijn als aflossing, terugvordering of betaling van interesten op de schuldvorderingen of activa bedoeld in artikel 3, paragraaf 2, [2 worden geacht te zijn ingeschreven]2 in het register voor zover die schuldvordering of dat actief is ingeschreven, en dit tot op het ogenblik dat deze bedragen worden gebruikt.
  § 2. Het register bevat minstens de volgende informatie :
  1° de kenmerken per reeks van de uitgegeven Belgische covered bonds, [2 ...]2 waaronder hun nominale waarde, hun vervaldatum, hun interestvoet(en);
  2° de kenmerken van de activa die de [1 dekkingsactiva]1 vormen, waaronder de categorie, het type van contract, het nominaal bedrag, de munt, de uitgiftedatum en de vervaldatum van de activa, de datum van inschrijving in dit register, de identificatie van de wederpartijen, de informatie over de aflossing, over de interestvoeten, over de waarborgen en over de waardering.
  § 3. Indien een bepaald kenmerk van een actief wordt gewijzigd, moet het nieuwe kenmerk [2 onverwijld]2 worden ingeschreven in het register.
  § 4. Alle informatie die in het register wordt opgenomen, moet gecontroleerd kunnen worden door de portefeuillesurveillant.
  De contracten die betrekking hebben op de activa die in het register zijn ingeschreven, met inbegrip van de waarborgcontracten en de hypotheken, moeten identificeerbaar zijn op basis van het register en makkelijk toegankelijk zijn.
  § 5. [2 Het register wordt in elektronische vorm bijgehouden.
   Alleen personen die toestemming hebben gekregen van het wettelijk bestuursorgaan en die daarnaast uitsluitend functies uitoefenen in bedrijfseenheden die niet betrokken zijn bij de verlening van de onderliggende kredieten, mogen inschrijvingen doen in het register en er wijzigingen in aanbrengen. Er dienen beschermingsmaatregelen te worden genomen om te verhinderen dat het register gewijzigd wordt door onbevoegden of, in voorkomend geval, dat het beschadigd of vernield wordt. Te dien einde moet er een geactualiseerde kopie (back-up) van het register worden aangemaakt en op een andere beschermde plaats dan het originele register worden bewaard.]2
  De Bank kan de regels vastleggen die van toepassing zijn op het register, met name wat betreft de technische modaliteiten, de vorm en de inhoud ervan.
  § 6. [2 Wanneer een dekkingsactief geschrapt wordt uit het register van de dekkingsactiva, behoort het niet langer tot het bijzonder vermogen.]2
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.10.Beperking van het uit te geven bedrag aan Belgische covered bonds
  § 1. Behoudens voorafgaande toestemming van de Bank, kan een kredietinstelling geen nieuwe covered bonds meer uitgeven indien het bedrag van de [1 dekkingsactiva]1 hoger is dan 8 % van het totaal van haar activa. De Bank kan bepalen welke activa in aanmerking moeten worden genomen voor deze limiet en hoe deze activa gewaardeerd moeten worden.
  De voorafgaande toestemming van de Bank, als bedoeld in het eerste lid, kan maar tijdelijk worden verleend indien dit gerechtvaardigd is door uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten die een invloed hebben op de betrokken kredietinstelling en die rechtvaardigen dat er op grotere schaal gebruik wordt gemaakt van deze financieringsbron. De Bank stelt de termijn vast waarbinnen opnieuw voldaan moet zijn aan de in het eerste lid bedoelde limiet van 8 %.
  Wanneer de kredietinstelling covered bonds uitgeeft waarvan de [1 dekkingsactiva]1 kredieten zijn die aanvankelijk door andere kredietinstellingen of financiële instellingen van dezelfde groep werden verleend, mag de voornoemde limiet van 8 % worden beoordeeld op basis van alle activa van de betrokken instellingen. Van deze mogelijkheid kan maar gebruik gemaakt worden indien de Bank daarvoor voorafgaandelijk haar toestemming heeft verleend.
  § 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, kan de Bank van de uitgevende kredietinstelling verlangen dat zij het volume van haar uitgifte van Belgische covered bonds beperkt, met name om de andere schuldeisers van de kredietinstelling dan de houders van Belgische covered bonds en, in voorkomend geval, van daarmee gelijkgestelde effecten, te beschermen, onverminderd de naleving van de wettelijke en contractuele bepalingen met betrekking tot de uitgegeven Belgische covered bonds en, in voorkomend geval, de daarmee gelijkgestelde effecten.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.10 TOEKOMSTIG RECHT. 1 Beperking van het uit te geven bedrag aan Belgische covered bonds
   De Bank kan van een uitgevende kredietinstelling verlangen dat zij het volume van haar uitgifte van Belgische covered bonds beperkt om de andere schuldeisers van de kredietinstelling dan de houders van Belgische covered bonds te beschermen.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.11.Portefeuillesurveillant
  § 1. Voor elke uitgifte of voor elk uitgifteprogramma van Belgische covered bonds stelt de uitgevende kredietinstelling een portefeuillesurveillant aan. Deze surveillant kan optreden voor verscheidene uitgiften of uitgifteprogramma's van de kredietinstelling.
  [2 De aanvraag van het eensluidend advies als bedoeld in artikel 16, § 1, van Bijlage III van de wet wordt opgenomen in het dossier voor de aanvraag van de toestemming om Belgische covered bonds uit te geven, zoals bepaald in artikel 81, § 1, van de wet.]2
  § 2. In principe geldt dit akkoord voor de volledige looptijd van het of de uitgifteprogramma('s). Vooraleer de kredietinstelling de surveillant van zijn opdracht ontslaat, moet zij het eensluidend advies van de Bank inwinnen.
  Indien een surveillant ontslag neemt, moet de Bank hiervan vooraf in kennis worden gesteld. Het ontslag heeft pas uitwerking na deze kennisgeving.
  § 3. [2 De portefeuillesurveillant is een revisor of revisorenvennootschap die door de Bank is erkend met toepassing van artikel 222 van de wet van 25 april 2014, en is niet de commissaris die is aangesteld bij de uitgevende kredietinstelling met toepassing van artikel 223 van de genoemde wet. De surveillant beschikt bovendien over de nodige kwalificaties en ervaring om de opdrachten te vervullen die vastgesteld zijn in de wet en in dit besluit.]2
  § 4. Vooraleer de kredietinstelling een Belgische covered bond uitgeeft, brengt de portefeuillesurveillant verslag uit aan de Bank over de resultaten van de werkzaamheden die hij verricht heeft om na te gaan of de uitgevende kredietinstelling kan voldoen aan de vereisten :
  1° [2 inzake dekkingsactiva, met name de kwalitatieve vereisten met betrekking tot de dekkingsactiva, de kwantitatieve vereisten met betrekking tot de dekkingsactiva, de vereisten met betrekking tot de waardering, het niveau van de dekking, het overschot en de beschikbare liquiditeit, de vereisten voor de aankoop van activa ter dekking van een uitgifte en de vereisten inzake derivatencontracten, zoals in voorkomend geval vastgesteld in dit besluit;]2
  2° [2 inzake afzondering, informatieverstrekking aan beleggers, verlengbare-looptijdstructuren en bijhouden van het register van de dekkingsactiva, met name het vereiste van correcte registratie.]2
  Bovendien vervult de portefeuillesurveillant de specifieke opdrachten die van hem worden gevraagd door de Bank.
  § 5. Na de uitgifte van de Belgische covered bonds voert de portefeuillesurveillant deze verificaties minstens eenmaal per jaar uit. Indien de surveillant vaststelt dat de uitgevende kredietinstelling de in paragraaf 4 bedoelde vereisten niet naleeft, brengt hij de Bank en de uitgevende kredietinstelling daar onmiddellijk van op de hoogte.
  In afwijking van het eerste lid, gaat de portefeuillesurveillant minstens eenmaal per maand na of voldaan is aan de vereisten van de artikelen 5, 7 en 9 met betrekking tot de [1 dekkingsactiva]1.
  § 6. Indien de portefeuillesurveillant vaststelt dat de uitgevende kredietinstelling niet langer voldoet aan de in paragraaf 4 bedoelde vereisten of aan andere vereisten die door de wet of door dit besluit zijn opgelegd, brengt hij de Bank en de uitgevende kredietinstelling daar onmiddellijk van op de hoogte.
  § 7. Eenmaal per jaar bezorgt de surveillant aan de Bank een verslag waarin hij de conclusies meedeelt van de werkzaamheden die hij conform paragraaf 5 heeft verricht.
  De Bank kan de inhoud van dit verslag preciseren, evenals de termijn waarbinnen het moet worden overgemaakt.
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>
  (2)<KB 2022-01-27/15, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.12.[1 Informatieverstrekking aan beleggers
   § 1. Voor de toepassing van artikel 15/1, § 1, van Bijlage III van de wet publiceert elke kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft, afzonderlijk voor elk uitgifteprogramma, de volgende informatie op haar website binnen de maand die volgt op de uitgifte en vervolgens elke maand voor de informatie met betrekking tot de voorgaande maand, :
   1° de resultaten van de drie dekkingstests als bedoeld in artikel 5, met inbegrip van de bedragen van de posten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van die tests;
   2° de resultaten van de liquiditeitstest als bedoeld in artikel 7, met inbegrip van de bedragen van de posten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van die test, de samenstelling van de liquiditeitsbuffer en een beschrijving van de activa die deel uitmaken van deze buffer;
   3° voor de dekkingsactiva, de verdeling en de betrokken uitstaande bedragen voor elke categorie van schuldvorderingen als bedoeld in artikel 3 en binnen elk van deze categorieën van activa, in het licht van de volgende criteria:
   - de munteenheden;
   - de kenmerken van de rentebepaling voor de onderliggende kredieten;
   - de verdeling van de rentepercentages voor de onderliggende kredieten;
   - de verdeling van de onderliggende kredieten op basis van de periode sinds de uitgifte van het krediet ("loan seasoning") en de resterende looptijd ("residual maturity");
   - de verdeling van de nominale bedragen van de uitstaande onderliggende kredieten naar grootte,alsook het geaggregeerde nominale bedrag, het aantal kredietnemers en hun bijdrage aan het bijzonder vermogen;
   - de gedeeltelijke en volledige vervroegde terugbetalingen;
   - het totale uitstaande bedrag van de dekkingsactiva die een achterstand vertonen van 0 tot 30 dagen, 30 tot 60 dagen en 60 tot 90 dagen ten opzichte van alle dekkingsactiva;
   - voor de schuldvorderingen van categorie 1 en 2 als bedoeld in artikel 3, de verdeling van de leningen per niveau van de loan-to-value ratio (LTV) en het gewogen gemiddelde van de LTV, elk berekend op basis van de geïndexeerde en niet-geïndexeerde marktwaarde op de referentiedatum;
   - voor de schuldvorderingen van categorie 1 en 2 als bedoeld in artikel 3, de verdeling van de leningen in het licht van hun quotiteit als gedekt door een hypotheek (bedrag van de hypothecaire inschrijving);
   - voor de schuldvorderingen van categorie 2 als bedoeld in artikel 3, het type zakelijk vastgoed waarop een hypotheek is genomen;
   - voor de schuldvorderingen van categorie 1 als bedoeld in artikel 3, het type bewoning van het niet-zakelijk vastgoed waarop een hypotheek is genomen: woning voor eigen gebruik door de kredietnemer, woning die verhuurd wordt of andere;
   - voor de schuldvorderingen van categorie 3 als bedoeld in artikel 3, de hoedanigheid van de kredietnemer;
   - indien de uitgevende kredietinstelling de IFRS9-normen toepast, het geaggregeerde uitstaande bedrag en het aantal leningen zoals geclassificeerd op basis van Fase 1, 2 en 3 met betrekking tot de categorieën van bijzondere waardevermindering als omschreven in Afdeling 9.5.5.van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments - en als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1443 van de Commissie van 29 juni 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad;
   4° de doeltreffendheid van de derivatencontracten in het licht van de boekhoudkundige risicodekkingsvereisten van Afdeling 6.4 van de International Financial Reporting Standard 9 - Financial Instruments;
   5° de overeenstemming tussen de aflossingsprofielen van de Belgische covered bonds en de daarmee verband houdende dekkingsactiva, rekening houdend met de verschillende niveaus van vervroegde terugbetaling van die activa.
   § 2. Evenzo publiceren de uitgevende kredietinstellingen op hun website elk kwartaal de resultaten van de stresstests als bedoeld in artikel 8 die betrekking hebben op de vereisten als bedoeld in artikel 5 en in artikel 7.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-01-27/15, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.13.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-27/15, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.14.
  <Opgeheven bij KB 2022-01-27/15, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 08-07-2022>

Art.15. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 16. De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.