Details





Titel:

2 JANUARI 1991. - Wet betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-09-1991 en tekstbijwerking tot 15-01-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - De markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium.
HOOFDSTUK I. - (Effecten van schulden van de openbare sector). <W 1998-07-15/38, art. 18; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 1-12, 12bis, 13, 13bis
HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepalingen betreffende de Nationale Bank van België.
Art. 14-22
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de cessies-retrocessies (en de eigendomsoverdrachten tot zekerheid). <W 1998-07-15/38, art. 26; Inwerkingtreding : 09-09-1998>
Art. 23-25, 25bis
HOOFDSTUK IV. - Fiscale bepalingen.
Art. 26-28
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen, opheffingsbepalingen, inwerkingtreding.
Art. 29-35
TITEL II. - Bepalingen met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut.
Art. 36-38



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1868061651  1935061350  1939082450  1944100653  1944100654  1945051806  1948072802  1955080207  1962091103 



Uitvoeringsbesluit(en):

1991003018  1991003028  1991003039  1991003115  1991003476  1991031550  1993003024  1993003121  1993007064  1993903750  1994003010  1994003011  1994003070  1994003247  1994003379  1994003383  1994003450  1994003451  1994003664  1994003851  1995003011  1995003087  1995003089  1995003455  1995003487  1995003560  1995003779  1995003781  1996003036  1996003043  1996003193  1996003206  1996003459  1996003706  1996003707  1996003756  1996003761  1997003186  1997003188  1997003220  1997003337  1997003486  1997003549  1997003587  1997003589  1997003595  1997003651  1997003652  1997003658  1998003098  1998003257  1998003296  1998003400  1998003442  1998003443  1998003488  1998003489  1998003541  1998003603  1998003614  1998003623  1998003624  1998003642  199803488N  1998A03489  1998E03488  1999003006  1999003056  1999003097  1999003109  1999003151  1999003176  1999003241  1999003302  1999003303  1999003478  1999003505  1999003530  1999003605  1999027709  2000003034  2000003298  2000003720  2000003721  2000003722  2000015052  2001003033  2001003064  2001003065  2001003246  2001003283  2001003333  2001003362  2001003363  2001003482  2002003007  2002003019  2002003030  2002003122  2002003123  2002003124  2002003125  2002003209  2002003253  2002003281  2002003291  2002003463  2003003086  2003003087  2003003301  2003003337  2004003037  2004003124  2004003125  2004003196  2004003212  2005003026  2005003165  2006003096  2006003199  2006003278  2006003554  2007003008  2007003044  2007003229  2007003234  2007003280  2007003281  2007003354  2008003059  2008003099  2008003159  2008003290  2008003323  2008003324  2008003445  2009003035  2009003130  2009003220  2009003259  2010003047  2010003168  2010003262  2011003042  2011003067  2011003096  2011003131  2011003230  2011003240  2011003241  2011003435  2012003051  2012003067  2012003118  2012003126  2012003152  2012003377  2013003024  2013003043  2013003050  2013003145  2013003235  2013003301  2014003031  2014003094  2014003344  2014003358  2014004023  2015003019  2015003198  2015003454  2016003041  2016003100  2016003160  2016003161  2016010008  2017010005  2017010011  2017010253  2017012423  2017013102  2017020265  2017020266  2017030284  2017040931  2018010504  2018011242  2018011342  2019011248  2019011476  2019040178  2019040269  2020020458  2020020692  2020030068  2020030070  2021040116  2021040577  2022020203  2022020438  2022020935  2022033253  2022042179  2022043153  2023010043  2023042615  2023043083  2023043193  2023045010  2023047782  2024000465  2024001592  2024001593  2024001811  2024003824  2024008822  2024010793 



Artikels:

TITEL I. - De markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium.
HOOFDSTUK I. - (Effecten van schulden van de openbare sector).
Artikel 1. <W 2005-12-14/31, art. 35, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2014> De staatsschuld, de schuld van gemeenschappen, gewesten, provincies, gemeenten, andere openbare lichamen, openbare instellingen, instellingen van openbaar nut en van de Nationale Bank van België alsook van andere personen die de Koning voor de toepassing van deze wet gelijkstelt met bovenvermelde personen van de openbare sector, is belichaamd in :
  1° op naam gestelde inschrijvingen op een grootboek van de schuld van de emittent;
  2° gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening zijn geboekt;
  3° individuele of verzameleffecten aan toonder, voor zover zij uitsluitend in het buitenland worden uitgegeven of beheerst worden door een buitenlands recht.
  Het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst bepaalt de vorm of vormen van de effecten waarin de schuld is belichaamd.
  Indien het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst inzonderheid de vorm voorziet van gedematerialiseerde effecten, mogen de effecten van de lening slechts in die vorm op rekening geboekt worden en overgeschreven worden van rekening naar rekening.

Art.2. De Koning bepaalt de regels inzake de organisatie en het bijhouden van de (in artikel 1 bedoelde grootboeken van de schuld van de emittenten), de voorwaarden voor het verkrijgen van een inschrijving, de wijze waarop inschrijvingen kunnen worden overgedragen, in pand gegeven of omgezet in (effecten in een andere vorm,) en de wijze van betaling van de vervallen interesten en kapitalen. <W 1998-07-15/38, art. 20, 010; Inwerkingtreding : onbepaald>
  De Koning kan beperkingen vaststellen inzake het aantal gerechtigden per inschrijving, de vestiging van pandrechten en andere zakelijke rechten, de clausules bedongen door gerechtigden van inschrijvingen ten aanzien van de vrije beschikking over of de bestemming van hun rechten, en door lastgevers ten aanzien van de omvang van de bevoegdheden van de lasthebbers.
  De overdracht en de inpandgeving van een inschrijving zijn rechtsgeldig en kunnen worden tegengeworpen aan derden zonder andere formaliteiten dan die welke de Koning bepaalt overeenkomstig lid 1.

Art.3.<W 2004-12-15/39, art. 18, 015 ; Inwerkingtreding : 27-03-2006> § 1. Het bedrag van de gedematerialiseerde effecten wordt per categorie van effecten met dezelfde kenmerken op naam van de eigenaar of van de houder, op een rekening geboekt bij een instelling die rekeningen bijhoudt, waardoor aldus een onlichamelijk recht van mede-eigendom wordt gevestigd op de universaliteit van de ingeschreven effecten van dezelfde categorie.
  [2 De in het eerste lid bedoelde instelling kan rekeningen aanhouden in of door middel van beveiligde mechanismen voor elektronische registratie, met inbegrip van mechanismen voor gedistribueerde elektronische registratie. De Koning kan de voorwaarden bepalen waaraan dergelijke beveiligde mechanismen voor elektronische registratie dienen te voldoen.]2
  § 2. De volgende instellingen zijn erkend om rekeningen bij te houden en kunnen bijgevolg in België gedematerialiseerde effecten bijhouden voor derden :
  1° de rechtspersonen opgericht naar Belgisch recht, die daartoe door de [1 Nationale Bank van België]1 vergund zijn;
  2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen opgericht naar het recht van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, die in hun land van herkomst ertoe gemachtigd zijn effecten bij te houden voor rekening van derden;
  3° de in België gevestigde bijkantoren van rechtspersonen opgericht naar het recht van een buitenlandse Staat die daartoe door de [1 Nationale Bank van België]1 vergund zijn;
  4° de Nationale Bank van België.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 94, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 408, 023; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.4.<W 2004-12-15/39, art. 19, 015 ; Inwerkingtreding : 27-03-2006> § 1. [1 De Nationale Bank van België, in haar hoedanigheid van centrale effectenbewaarinstelling, of enige andere centrale effectenbewaarinstelling die een vergunning bezit of erkend is krachtens Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 ("Verordening 909/2014") zijn de centrale effectenbewaarinstellingen die door de emittent kunnen worden belast met de bewaarneming van de in deze wet bedoelde gedematerialiseerde effecten en met de vereffening van transacties in deze effecten.]1
  [2 De centrale effectenbewaarinstellingen bedoeld in het eerste lid kunnen rekeningen aanhouden in of door middel van beveiligde mechanismen voor elektronische registratie, met inbegrip van mechanismen voor gedistribueerde elektronische registratie. De Koning kan de voorwaarden bepalen waaraan dergelijke beveiligde mechanismen voor elektronische registratie dienen te voldoen.]2
  § 2. De Koning kan bijzondere regels vaststellen voor :
  1° het aanhouden op rekening, door de instellingen die rekeningen bijhouden, van in vreemde valuta's of in rekeneenheden uitgedrukte gedematerialiseerde effecten;
  2° het aanhouden op rekening, die gelden voor de instelling die rekeningen bijhoudt in verband met het beheer van een internationaal vereffeningssysteem, en die betrekking hebben op het bijhouden op rekening van effecten bij een andere gelijkaardige instelling, ten einde de overdracht van effecten tussen die vereffeningssystemen te vergemakkelijken.
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-30/10, art. 20, 022; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (2)<W 2021-06-27/09, art. 409, 023; Inwerkingtreding : 19-07-2021>

Art.5. De instelling die rekeningen bijhoudt mag, met de effecten die zij voor rekening van beleggers houdt, geen transacties voor eigen rekening uitvoeren. Het niet naleven van deze bepaling kan niet worden tegengeworpen aan derden die te goeder trouw zijn.

Art.6. De gedematerialiseerde effecten worden overgedragen door overschrijving van de ene rekening op de andere.
  In het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst kunnen de transacties met gedematerialiseerde effecten worden beperkt of nader worden geregeld.

Art.7.[1 Een pand op gedematerialiseerde effecten wordt gevestigd overeenkomstig de wet van 15 december 2004 betreffende de financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.]1
  (derde lid opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>
  (De pandgever wordt geacht eigenaar te zijn van de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten. De geldigheid van het pand wordt door de afwezigheid van eigendomsrecht van de pandgever op de in pand gegeven effecten niet aangetast, onverminderd de aansprakelijkheid van de pandgever ten overstaan van de werkelijke eigenaar van de in pand gegeven effecten. Indien de pandgever de pandhoudende schuldeiser voorafgaandelijk en schriftelijk heeft verwittigd dat hij niet de eigenaar is van de in pand gegeven effecten, dan is de geldigheid van het pand onderworpen aan de machtiging van de eigenaar voor de inpandgeving van deze effecten.) <W 2004-12-15/39, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>
  ----------
  (1)<W 2016-12-25/12, art. 65, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.8.Terugvordering van het bedrag aan gedematerialiseerde effecten dat door een instelling die rekeningen bijhoudt verschuldigd is, geschiedt ten laste van het totale bedrag aan effecten van dezelfde categorie dat op haar naam bij andere gelijksoortige instellingen of [2 bij de centrale effectenbewaarinstelling]2 is ingeschreven. [3 In geval van faillissement of in alle andere gevallen van samenloop in hoofde van de instelling die de rekeningen bijhoudt of van de centrale effectenbewaarinstelling geschiedt deze terugvordering op collectieve wijze via, naargelang het geval, de curator of de vereffenaar.]3
  Is het totale bedrag van die effecten onvoldoende om in de integrale teruggave van de verschuldigde gedematerialiseerde effecten te voorzien, dan wordt dit bedrag onder de eigenaars verdeeld in verhouding tot hun rechten. De onderverdeling van de effectenrekeningen in subrekeningen volgens de categorieën van gerechtigden wordt hierbij niet in aanmerking genomen.
  [1 Wanneer eigenaars de rekeninghouder overeenkomstig het toepasselijke recht hebben gemachtigd om over hun gedematerialiseerde effecten te beschikken, en voor zover een dergelijke beschikking is gebeurd binnen de grenzen van deze machtiging, wordt hen, in geval van faillissement van de rekeninghouder of in alle andere gevallen van samenloop, slechts het aantal effecten toegekend dat overblijft nadat het volledige aantal van de aan de andere eigenaars toebehorende effecten van dezelfde categorie aan deze laatsten is terugbetaald.]1
  Is de instelling die de rekeningen bijhoudt zelf eigenaar van een bedrag aan gedematerialiseerde effecten, dan ontvangt zij in geval van toepassing van het voorgaande lid, slechts het bedrag aan effecten dat overblijft na teruggave van het totale bedrag van de bij haar gedeponeerde effecten van dezelfde categorie.
  De teruggave van de gedematerialiseerde effecten geschiedt door overschrijving op een effectenrekening bij een andere door de deponent aangewezen instelling.
  ----------
  (1)<W 2010-06-02/10, art. 33, 017; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (2)<W 2018-07-30/10, art. 21, 022; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
  (3)<W 2023-12-20/08, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 25-01-2024>

Art.9.Wanneer een intermediair, op zijn naam of op naam van een derde, gedematerialiseerde effecten voor rekening van de eigenaar heeft laten inschrijven, dan kan deze laatste zijn eis tot terugvordering bij de instelling die de rekening bijhoudt (of [1 bij de centrale effectenbewaarinstelling]1), uitoefenen op het tegoed dat op naam van die intermediair of van die derde is ingeschreven. Deze terugvordering geschiedt volgens de in het vorige artikel vastgestelde regels. <W 1998-07-15/38, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 27-03-2006>
  ----------
  (1)<W 2018-07-30/10, art. 22, 022; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art.10. Beslag onder derden op de effectenrekeningen op naam van een instelling die rekeningen bijhoudt, is niet toegelaten.
  (Onverminderd de toepassing van de artikelen 8 en 9 kunnen, bij faillissement of ieder ander gelijkgerechtigd opkomen, de schuldeisers van de eigenaar van de effecten hun rechten laten gelden op het beschikbaar saldo van de op naam en voor rekening van hun schuldenaar op rekening geboekte effecten, na aftrek of toevoeging van de effecten die, ingevolge voorwaardelijke of naar omvang onbepaalde verbintenissen of verbintenissen op termijn tot levering van effecten, op de dag van het faillissement of van het gelijkgerechtigd opkomen, in voorkomend geval zijn opgenomen in een afzonderlijk deel van die effectenrekening, en waarvan de opname in het beschikbaar saldo wordt uitgesteld tot de voorwaarde verwezenlijkt, het bedrag bepaald of de termijn verstreken is.
  De in het vorige lid bedoelde voorwaardelijke of naar omvang onbepaalde verbintenissen of verbintenissen op termijn zijn beperkt tot de verbintenissen die voortvloeien uit een rechtsverhouding tussen de houder van de betrokken effectenrekening en de instelling die deze rekening bijhoudt.) <W 1995-04-04/39, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 02-06-1995>

Art.11.<W 1998-07-15/38, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-02-2005> De eigenaars van gedematerialiseerde effecten kunnen hun (rechten van mede-eigendom bedoeld in artikel 3, eerste lid) alleen uitoefenen jegens de instelling die rekeningen bijhoudt waarbij de effecten op rekening zijn geboekt of, indien zij die effecten rechtstreeks aanhouden [1 bij de centrale effectenbewaarinstelling]1, jegens deze laatste. Bij uitzondering behoort het hen toe om : <W 2004-12-15/39, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>
  - een terugvorderingsrecht uit te oefenen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8 en 9 van deze wet, alsook van artikel 9bis, lid 2 tot 4 van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van effecten;
  - in voorkomend geval rechtstreeks bij de emittent hun associatieve rechten uit te oefenen;
  - in geval van faillissement of in alle andere gevallen van samenloop in hoofde van de emittent rechtstreeks hun recht van verhaal tegen deze laatste uit te oefenen.
  [1 De betaling aan de centrale effectenbewaarinstelling]1 van de vervallen interesten en kapitalen van de gedematerialiseerde effecten is liberatoir voor de emittent.
  [1 De centrale effectenbewaarinstelling]1 betaalt de intresten en kapitalen door aan de deelnemers van het effectenclearingstelsel overeenkomstig de bedragen aan effecten die op de vervaldag geboekt staan op de rekeningen op hun naam. Die betalingen zijn liberatoir voor [1 de centrale effectenbewaarinstelling]1.
  In geval van faillissement of in alle andere gevallen van samenloop in hoofde van de emittent van gedematerialiseerde effecten, worden alle rechten van verhaal tegen deze laatste uitgeoefend na overlegging van een door de instelling die rekeningen bijhoudt of [1 door de centrale effectenbewaarinstelling]1 opgesteld attest, dat het aantal gedematerialiseerde effecten bevestigt dat op naam van de eigenaar of van de tussenpersoon is ingeschreven op de datum vereist voor de uitoefening van deze rechten.
  ----------
  (1)<W 2018-07-30/10, art. 23, 022; Inwerkingtreding : 20-08-2018>

Art.12. De Koning kan, voor de toepassing van de artikelen 3 tot 11, regels vaststellen voor de toekenning en de intrekking van een vergunning voor het bijhouden van rekeningen, de organisatie van de boekhouding van die instellingen, de functionering van de effectenrekeningen, de afgifte van de rekeningoverzichten en de opgaven aan de houders van de effectenrekeningen, de betalingen door de instellingen die rekeningen bijhouden van de vervallen interesten en kapitalen van op rekening geboekte effecten, de globale gegevens die de instellingen die rekeningen bijhouden, moeten mededelen voor statistische of controledoeleinden, het toezicht op de naleving door de erkende instellingen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn en, op voorstel van de Nationale Bank van België, de regels voor de vergoeding aan haar verschuldigd door de leden van haar effectenclearingstelsel.
  Hij kan de totaalcertificaten aan toonder en de totaalcertificaten op naam van de leningen genaamd " lineaire obligaties ", uitgegeven voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, omzetten in gedematerialiseerde effecten. Deze omzetting mag niet raken aan de omvang van de rechten die deze effecten voor de beleggers belichamen.

Art. 12bis. <ingevoegd bij W 1995-04-04/39, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 02-06-1995) Beslag onder derden op het recht op levering van gedematerialiseerde effecten van de staatsschuld waarop werd ingeschreven, is niet meer toegelaten vanaf de bankwerkdag voorafgaand aan de dag bepaald voor de levering van de effecten en de betaling van de inschrijvingsprijs.

Art.13.<W 2004-12-15/39, art. 22, 015 ; Inwerkingtreding : 27-03-2006> § 1. De [1 Nationale Bank van België]1 is belast met het toezicht op de naleving van de regels en verplichtingen bepaald in dit hoofdstuk en in de uitvoeringsbesluiten ervan door de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen.
  § 2. Voor de uitoefening van het in § 1 bedoelde toezicht, voor het opleggen van bestuursrechtelijke sancties en voor het treffen van andere maatregelen ten overstaan van de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen, maakt de [1 Nationale Bank van België]1 :
  1° ten aanzien van de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde kredietinstellingen, gebruik van de bevoegdheden die haar worden toegekend [2 door [3 de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen]3;]2
  2° ten aanzien van beleggingsondernemingen en van de andere in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen, gebruik van de bevoegdheden die haar werden toegekend [3 door Boek XII van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen]3 en de in uitvoering ervan getroffen besluiten en reglementen.
  De daarmee overeenstemmende bepalingen die de niet-naleving van voornoemde bepalingen bestraffen zijn van toepassing.
  § 3. De [1 Nationale Bank van België]1 kan wanneer een instelling niet meer voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden voor de handhaving van haar vergunning voor het bijhouden van rekeningen :
  1° de betreffende instelling verplichten de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen binnen de door haar vastgestelde termijn;
  2° de vergunning van de betreffende instelling geheel of gedeeltelijk herroepen of schorsen.
  § 4. De [1 Nationale Bank van België]1 mag een administratieve geldboete opleggen aan elke in België gevestigde persoon die rekeningen van gedematerialiseerde effecten bijhoudt voor derden en zich niet conformeert aan artikel 3;
  De administratieve geldboete wordt ofwel eenmalig ofwel per kalenderdag opgelegd. In dit laatste geval mag deze noch minder bedragen dan 2 500 euro, noch meer dan 2 500 000 euro. In het totaal mogen de boeten opgelegd voor hetzelfde feit of geheel van feiten 12 500 000 euro niet overschrijden.
  De boeten worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 94, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
  (2)<W 2014-04-25/09, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 07-05-2014>
  (3)<W 2016-10-25/05, art. 74, 020; Inwerkingtreding : 01-12-2016>

Art. 13bis.<ingevoegd bij W 2005-12-14/31, art. 36 ; Inwerkingtreding : 23-12-2005> [1 Het artikel 3.28 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing]1 op de gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld.
  ----------
  (1)<W 2020-02-04/16, art. 19, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepalingen betreffende de Nationale Bank van België.
Art.14. <Wijzigingsbepaling van artikel 11 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.15. <Wijzigingsbepaling van artikel 12 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.16. <Wijzigingsbepaling van artikel 13 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.17. <Wijzigingsbepaling van artikel 14 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.18. <Opheffingsbepaling van artikel 15 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.19. <Opheffingsbepaling van artikel 16 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.20. <Wijzigingsbepaling van artikel 18 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.21. <Wijzigingsbepaling van artikel 20 van het KB nr. 29 1939-08-24/30>

Art.22. 1° <Wijzigingsbepaling van artikel 3, lid 1, b) van de W van 1948-07-28/30>
  2° <Opheffingsbepaling van artikel 3, lid 1, c) van de W van 1948-07-28/30>

HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de cessies-retrocessies (en de eigendomsoverdrachten tot zekerheid).
Art.23. (opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>

Art.24. (opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>

Art.25. (opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>

Art. 25bis. (opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>

HOOFDSTUK IV. - Fiscale bepalingen.
Art.26. (opgeheven) <W 2004-12-15/39, art. 69, 015; Inwerkingtreding : 01-02-2005>

Art.27. In artikel 126 1, van het Wetboek van de met het zegel gelijkgestelde taksen, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947 en bij het besluit van de Regent van 25 november 1947, worden het 4°, 5°, 6° en 7° respectievelijk vervangen door de volgende bepalingen :
  " 4° De verrichtingen die effecten van de Belgische openbare schuld in 't algemeen tot voorwerp hebben en die de Administratie van de Thesaurie uitvoert of doet uitvoeren voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, van het Muntfonds of in het kader van haar liquiditeitsbeheer;
  5° De verrichtingen die effecten van de Belgische openbare schuld in 't algemeen tot voorwerp hebben en die de Amortisatiekas uitvoert of doet uitvoeren;
  6° De verrichtingen met als voorwerp schatkistcertificaten of lineaire obligaties uitgegeven door de Staat;
  7° De verrichtingen die het Rentenfonds uitvoert of doet uitvoeren. "

Art.28. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 139bis ingevoegd luidend als volgt :
  " Artikel 139bis. - De verrichtingen met als voorwerp schatkistcertificaten of lineaire obligaties uitgegeven door de Staat, zijn van de taks vrijgesteld. "

HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen, opheffingsbepalingen, inwerkingtreding.
Art.29. <Wijzigingsbepaling van artikel 4, 6° van het KB nr. 175 1935-06-13/30>

Art.30. <Wijzigingsbepaling van artikel 2bis van de B 1945-05-18/30>

Art.31. <Opheffingsbepaling van artikel 10 van de B 1945-05-18/30>

Art.32. In artikel 1 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
  " In het kader van de beheersverrichtingen van de staatsschuld die een afkoop of omruiling van effecten meebrengen, wordt de Amortisatiekas eveneens toegestaan om voorafgaand aan de datum van de terugbetaling van de leningen, bepaald door de wetten en leningsovereenkomsten, de dotaties in ontvangst te nemen en aan te wenden, verhoogd met de opgelopen intresten op de afgekochte of omgeruilde kapitalen, bestemd voor die terugbetalingen en opgenomen of op te nemen op de Rijksschuldbegroting. "

Art.33. Artikel 5 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging van de Staatsschuld wordt aangevuld als volgt :
  " Indien de beheersverrichtingen een afkoop of omruiling van effecten van de staatsschuld meebrengen in de loop van een jaar voorafgaand aan het jaar van terugbetaling bepaald door de wetten of leningsovereenkomsten, worden de dotaties bestemd voor die verrichtingen opgenomen in het budget van de Staatsschuld als afschrijvingslast, voortvloeiend uit beheersverrichtingen.
  (In zover zij niet gekapitaliseerd zijn, worden de opgelopen intresten op de afgekochte of omgeruilde kapitalen, wat hen betreft, opgenomen op bedoelde begroting ten laste van een rentekrediet (afdeling 45 programma 10 " kosten van leningen ").
  Indien de opgelopen intresten op de afgekochte of omgeruilde kapitalen samengevoegd worden het ingetekend kapitaal, worden zij niet op de begroting aangerekend op het ogenblik van de verrichting van afkoop of van omruiling. Deze intrestuitgaven zullen op de Rijksschuldbegroting worden geboekt ten laste van de basisallocatie 91.01 - Aflossing van de leningen op lange termijn in Belgische frank - afdeling 45 - programma 10, bij de terugbetaling van de leningen uitgegeven om deze verrichtingen uit te voeren of bij een latere terugkoop of omruiling van deze leningen.) <W 1992-07-28/30, art. 70, 006; Inwerkingtreding : 10-08-1992>
  De afgekochte of omgeruilde kapitalen in het kader van de beheersverrichtingen worden in mindering gebracht van het uitgegeven nominaal kapitaal om, overeenkomstig de wetten of leningsovereenkomsten, de afschrijvingsdotaties vast te stellen volgend op die verrichtingen. "

Art.34. De wet van 16 juni 1868 tot wijziging van de bepalingen die de dienst van de openbare schuld regelen, wordt opgeheven.

Art.35. Deze titel treedt in werking op 29 januari 1991, met uitzondering van de door artikel 27 aangebrachte wijziging aan artikel 126 1, 5°, van het Wetboek van de met het zegel gelijkgestelde taksen en de artikelen 32 en 33 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1991.

TITEL II. - Bepalingen met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut.
Art.36. (Opgeheven) <W 2002-02-28/51, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 28-11-2002>
  (NOTA : voor de tekst van de Wet betreffende het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut zie 1991-01-02/61)

Art.37. Zijn opgeheven :
  1. <Opheffingsbepaling van de B 1944-10-06/31>
  2. <Opheffingsbepaling van artikel 2, lid 4 en artikel 4 van de B 1944-10-06/32>

Art. 38. <Wijzigingsbepaling van artikel 1 van de W 1962-09-11/01>