Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 OKTOBER 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen
Art. 8-11
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994003525  1996003791 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Dit besluit heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van de Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 29 oktober 2007 en 23 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepaling onder 17° wordt vervangen als volgt :
  " 17° FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten; ";
  2° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 18°, 19° en 20°, luidende :
  " 18° de Bank : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998;
  19° prudentiële toezichthouder : de Bank of de FSMA, al naargelang het het toezicht van prudentiële aard op de kredietinstellingen en de beursvennootschappen dan wel de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging betreft;
  20° de consoliderende toezichthouder : een toezichthouder als gedefinieerd in artikel 3, § 1, 19° van de bankwet, respectievelijk artikel 46, 45° van de wet op de beleggingsondernemingen. ".

Art.3. Artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007 wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende :
  " § 5. Binnen de colleges van toezichthouders als vermeld in artikel 49, § 5ter, van de bankwet en artikel 95, § 5ter, van de wet op de beleggingsondernemingen, verrichten de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder en de andere betrokken bevoegde autoriteiten de volgende taken :
  a) zij wisselen onderling informatie uit;
  b) zij komen in voorkomend geval tot overeenstemming over een toewijzing van taken en overdracht van verantwoordelijkheden op basis van vrijwilligheid;
  c) zij stellen op basis van een verrichte risicobeoordeling van de groep programma's voor toezichtonderzoek vast;
  d) zij vergroten de efficiëntie van het toezicht door onnodige duplicatie van toezichtvereisten te vermijden;
  e) zij passen de prudentiële vereisten in het kader van de Richtlijn 2006/48/EG consequent toe op alle entiteiten in een bankgroep, onverminderd de keuzemogelijkheden en de speelruimte die de Gemeenschapswetgeving biedt;
  f) zij houden bij de toepassing van artikel 9ter, § 1, 2bis, van dit besluit rekening met het werk van andere fora die eventueel op dit gebied zijn opgericht.
  De bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de colleges van toezichthouders, werken nauw samen. De geheimhoudingsvereisten beletten de bevoegde autoriteiten niet binnen colleges van toezichthouders vertrouwelijke informatie uit te wisselen. De oprichting en werking van colleges doen geen afbreuk aan de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten in het kader van de Richtlijn 2006/48/EG.
  § 6. Na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten stelt de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder de regeling voor de oprichting en werking van de colleges schriftelijk vast.
  De autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, en de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waar significante bijkantoren zijn gevestigd in de zin van artikel 49, §§ 5bis en 5ter, van de bankwet en artikel 95, §§ 5bis en 5ter van de wet op de beleggingsondernemingen, eventueel centrale banken, alsook in voorkomend geval en onverminderd geheimhoudingsvereisten die naar het oordeel van alle bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn met de vereisten in het kader van Titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Richtlijn 2006/48/EG, de bevoegde autoriteiten van derde landen kunnen deelnemen aan colleges van toezichthouders.
  De prudentiële toezichthouder zit als consoliderende toezichthouder de bijeenkomsten van het college voor en beslist welke bevoegde autoriteiten deelnemen aan een bijeenkomst of activiteit van het college. De prudentiële toezichthouder informeert in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alle leden van het college vooraf volledig over het beleggen van bijeenkomsten, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen activiteiten. De prudentiële toezichthouder informeert in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alle leden van het college tevens tijdig over de acties of maatregelen die in die bijeenkomsten ondernomen of uitgevoerd worden.
  Bij zijn beslissing houdt de prudentiële toezichthouder in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder rekening met de relevantie van de te plannen of te coördineren toezichtactiviteit voor die autoriteiten, en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten, met name in noodsituaties, en de in artikel 9quater, § 1, bedoelde verplichtingen.
  De prudentiële toezichthouder stelt in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, onverminderd de geheimhoudingsvereisten in het kader van titel V, hoofdstuk 1, afdeling 2, van de Richtlijn 2006/48/EG, het Comité van Europese bankentoezichthouders in kennis van de activiteiten van het college van toezichthouders, met inbegrip van de activiteiten in noodsituaties, en deelt dit comité alle informatie mede die voor de convergentie van het toezicht van bijzonder belang is. ".

Art.4. In artikel 9ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt :
  " 2° het plannen en coördineren van de toezichtactiviteiten in doorgaande bedrijfsvoering, in samenwerking met de andere bevoegde autoriteiten; ";
  2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt :
  " 3° het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, met inbegrip van ongunstige ontwikkelingen in kredietinstellingen en op de financiële markten,
  indien mogelijk met gebruikmaking van bestaande welomschreven communicatiekanalen voor de facilitering van crisisbeheersing, in samenwerking met de andere bevoegde autoriteiten en zo nodig de centrale banken. De voornoemde planning en coördinatie omvat ook buitengewone maatregelen, gezamenlijke evaluaties, de uitvoering van calamiteitenplannen en de communicatie met het publiek; ";
  3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " De prudentiële toezichthouder waarschuwt als consoliderende toezichthouder zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en de andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op [kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beheervennoot-schappen van instellingen voor collectieve belegging, verzekeringsmaatschappijen, herverzekeringsmaatschappijen, vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en betalingsinstellingen] en deelt hen alle informatie mee die voor de uitoefening van hun taken essentieel is als zich een noodsituatie voordoet, waaronder ongunstige ontwikkelingen op de financiële markten, die de liquiditeit van de markt en de stabiliteit van het financiële stelsel kan ondermijnen in een van de lidstaten waar aan entiteiten van een groep met kredietinstellingen of beleggingsonderne-mingen vergunning is verleend of significante bijkantoren zijn gevestigd in de zin van artikel 49, §§ 5bis en 5ter, van de bankwet en artikel 95, §§ 5bis en 5ter, van de wet op de beleggingsondernemingen. ";
  4° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende :
  " §1/1. De prudentiële toezichthouder stelt in de hoedanigheid van consoliderende toezichthouder alles in het werk om samen met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding in een lidstaat tot een gezamenlijk besluit te komen om uit te maken of het geconsolideerde eigen vermogen van de groep toereikend is voor haar financiële situatie en risicoprofiel en hoeveel eigen vermogen voor elke entiteit binnen de groep met kredietinstellingen en op geconsolideerde basis noodzakelijk is.
  Het gezamenlijk besluit wordt genomen binnen vier maanden nadat de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder een verslag met de risicobeoordeling van de groep bij de andere relevante bevoegde autoriteiten heeft ingediend. In het gezamenlijk besluit worden ook naar behoren de risicobeoordelingen in aanmerking genomen die door de relevante bevoegde autoriteiten zijn verricht over dochterondernemingen.
  Het gezamenlijk besluit wordt op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen en de prudentiële toezichthouder doet als consoliderende toezichthouder dit document aan de EU-moederkredietinstelling toekomen. Bij een geschil raadpleegt de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder op verzoek van een van de andere betrokken bevoegde autoriteiten het Comité van Europese bankentoezichthouders. De prudentiële toezichthouder kan als consoliderende toezichthouder dit comité ook op eigen initiatief raadplegen.
  Als de bevoegde autoriteiten niet binnen vier maanden tot een gezamenlijk besluit komen, wordt een besluit over de toepassing van artikel 43, § 3 van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen op geconsolideerde basis genomen door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder nadat zij de door de relevante bevoegde autoriteiten verrichte risicobeoordeling van de dochterondernemingen naar behoren in overweging heeft genomen.
  Het besluit over de toepassing, op niet-geconsolideerde of gesubconsolideerde basis, van artikel 43, § 3 van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen wordt genomen door de desbetreffende bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, nadat de door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder geuite standpunten en voorbehouden naar behoren in overweging zijn genomen.
  De besluiten worden op schrift gesteld met volledige opgaaf van redenen en met inachtneming van de gedurende de vier maanden door de andere bevoegde autoriteiten geuite risicobeoordelingen, standpunten en voorbehouden. De prudentiële toezichthouder doet als consoliderende toezichthouder het document toekomen aan alle betrokken bevoegde autoriteiten en aan de EU-moederkredietinstelling.
  In geval van raadpleging van het Comité van Europese bankentoezichthouders houden alle bevoegde autoriteiten rekening met het advies en wanneer duidelijk wordt afgeweken van dit advies, leggen zij uit waarom.
  Het in de eerste alinea bedoelde gezamenlijk besluit en de door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten als zij niet tot een gezamenlijk besluit konden komen, worden als bepalend erkend en worden door de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaat toegepast.
  Het in de eerste alinea bedoelde gezamenlijk besluit en de in de vierde en de vijfde alinea bedoelde besluiten die zijn genomen als de autoriteiten niet tot een gezamenlijk besluit konden komen, worden jaarlijks geactualiseerd; zij kunnen in uitzonderlijke gevallen worden geactualiseerd indien een bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding, de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder schriftelijk en met volledige opgaaf van redenen verzoekt het besluit betreffende de toepassing van artikel 43, § 3, van de bankwet en artikel 90, § 3, van de wet op de beleggingsondernemingen, te actualiseren. In dit laatste geval kan de actualisering op bilaterale grondslag worden verricht door de prudentiële toezichthouder als consoliderende toezichthouder en de verzoekende bevoegde autoriteit. ".

Art.5. In hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt een artikel 9quater ingevoegd, luidende :
  " Art. 9quater
  § 1. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zendt de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van ontvangst waarin een significant bijkantoor is gevestigd, de volgende informatie :
  - gegevens over ongunstige ontwikkelingen bij kredietinstellingen of beleggingsondernemingen of andere entiteiten van een groep die ernstige nadelige gevolgen voor kredietinstellingen of beleggingsondernemingen zouden kunnen hebben; en
  - gegevens over belangrijke sancties en buitengewone maatregelen die zij als bevoegde autoriteit heeft getroffen.
  Het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten bij de voorbereiding op en in noodsituaties, met inbegrip van ongunstige ontwikkelingen in kredietinstellingen of beleggingsondernemingen en op de financiële markten door de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst gebeurt in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.
  Als de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kennis krijgt van een noodsituatie in een kredietinstelling of beleggingsonderneming, waarschuwt zij zo spoedig mogelijk de centrale banken van het Europese stelsel van centrale banken en de andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsdiensten en verzekeringsmaatschappijen.
  § 2. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit die toezicht houdt op een kredietinstelling of beleggingsonderneming met significante bijkantoren in andere lidstaten, richt een door hem voorgezeten college van toezichthouders op om de samenwerking te vergemakkelijken. Na raadpleging van de betrokken bevoegde autoriteiten stelt de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de regeling voor de oprichting en werking van het college schriftelijk vast. De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst beslist welke bevoegde autoriteiten deelnemen aan een vergadering of activiteit van het college.
  Bij zijn beslissing houdt de prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst rekening met de relevantie van de te plannen of te coördineren toezichtactiviteit voor die autoriteiten en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten.
  De prudentiële toezichthouder als bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst informeert alle leden van het college vooraf volledig over het beleggen van vergaderingen, de voornaamste agendapunten en de in overweging te nemen activiteiten. De prudentiële toezichthouder informeert alle leden van het college tevens tijdig over de acties of maatregelen die in die bijeenkomsten ondernomen of uitgevoerd worden. ".

Art.6. In hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 17bis Tot 31 december 2012 bedraagt de in artikel 9ter, § 1/1, bedoelde periode zes maanden. ".

Art.7. In artikel 2, §§ 2 en 3, in artikel 3, §§ 1 en 2, in artikel 4, §§ 1 en 3, in artikel 5, §§ 1 en 5, in artikel 6, in artikel 7, in artikel 7bis, §§ 2, 4 en 5, in artikel 8, in artikel 8bis, in artikel 9, in artikel 9bis, in artikel 9ter, in artikel 10, §§ 1, 2, 3 en 3bis, in artikel 11, in artikel 13, §§1 en 2, en in artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 2005, van 29 oktober 2007 en van 23 maart 2009, worden de woorden " de Commissie " of " de Commissie voor het Bank- en Financiewezen " vervangen door de woorden " de prudentiële toezichthouder ".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen
Art.8. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de wet : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen. "

Art.9. Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
  " § 3. De prudentiële toezichthouder kan de bevoegde consoliderende toezichthouder of anders de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken een bijkantoor van een beleggingsonderneming als significant aan te merken in de zin van artikel 95, § 5 bis, van de wet. ".

Art.10. In artikel 11, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt de tweede zin vervangen als volgt :
  " Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht als geregeld bij artikel 35 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en de artikelen 74 tot 77 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. "

Art.11. In artikel 3, in artikel 4, in artikel 5, in artikel 6, in artikel 8, in artikel 9, in artikel 10, in artikel 11, in artikel 12, in artikel 13, in artikel 14, in artikel 20, in artikel 21, in artikel 25, § 2, in artikel 29, in artikel 30, in artikel 34, in artikel 35 en in artikel 36 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2009, worden de woorden " de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen " of " de Commissie voor het Bank- en Financiewezen " vervangen door de woorden " de prudentiële toezichthouder ".

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13. De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 4 oktober 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
  D. REYNDERS