21 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, [herverzekeringsondernemingen,] beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen. <KB2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-11-2005 en tekstbijwerking tot 19-11-2013)
TITEL I. - Aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, [1 herverzekeringsondernemingen,]1 beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep
HOOFDSTUK I. - Definities.
Identificatie van financiële dienstengroepen
Definities.
Art. 1
Definitie van een financiële dienstengroep.
Art. 2
Identificatie en notificatie van een financiële dienstengroep.
Art. 3
HOOFDSTUK II. - Voorwerp en modaliteiten van het aanvullend groepstoezicht.
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Art. 4-6
Andere financiële dienstengroepen.
Art. 7
Subgroep vrijstelling.
Art. 8
Afdeling II. - Moederondernemingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
Solvabiliteit.
Art. 9
Risicoconcentratie.
Art. 10
Intragroepverrichtingen.
Art. 11
Periodieke rapportering.
Art. 12
Risicobeheer- en interne controleprocedures.
Art. 13
Aandeelhouderschap.
Art. 14
Leiding.
Art. 15
De opdracht van commissaris bij een gemengde financiële holding.
Art. 16
Afdeling III. - Moederondernemingen van buiten de Europese Economische Ruimte.
Voorwerp en modaliteiten van toezicht.
Art. 17
Afdeling IV. - Andere financiële groepen.
Identificatie en voorwerp van toezicht.
Art. 18
Afdeling V. - Bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht.
Aanwijzing.
Art. 19
Taken.
Art. 20
HOOFDSTUK III. - Informatieverstrekking, verificatie ter plaatse, samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten.
Informatieverstrekking aan de Commissie.
Art. 21
Informatieverstrekking aan buitenlandse bevoegde autoriteiten.
Art. 22
Gegevensuitwisseling binnen de groep.
Art. 23
Verificatie ter plaatse.
Art. 24
Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten.
Art. 25
Samenwerkingsovereenkomsten.
Art. 26
HOOFDSTUK IV. - Administratieve maatregelen en sancties.
Art. 27
TITEL II. - Overige bepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen met betrekking tot het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.
Art. 28-29
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen.
Art. 30-31
BIJLAGE.
Art. N
2006003465 2006A03465 2008003071 2009003152 2009003379 2013003219 2013003373 2013A03219 2015003249 2015A03249 2019013230 2019A13230
TITEL I. - Aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, [1 herverzekeringsondernemingen,]1 beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Identificatie van financiële dienstengroepen
Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van titel I van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de verzekeringswet : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
[2 1°bis " de herverzekeringswet " : de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;]2
2° de bankwet : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
3° de wet op de beleggingsondernemingen : de wet van 6 april 1995 [1 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen]1;
4° de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles : [3 de wet van 3 augustus 2012]3 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;
5° de sectorale regelgeving : de bankwet, de verzekeringswet, [2 de herverzekeringswet,]2 de wet op de beleggingsondernemingen, de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en de in uitvoering van deze wetten genomen besluiten en reglementen, met uitsluiting van de bepalingen inzake het aanvullende groepstoezicht op gereglementeerde ondernemingen in een financiële dienstengroep; de vergelijkbare nationale regelgevingen en toezichtpraktijken in andere landen;
6° de richtlijn : de Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad;
7° een gereglementeerde onderneming : een rechtspersoon die hetzij een kredietinstelling is als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de bankwet, hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de verzekeringswet, [2 hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet op het herverzekeringsbedrijf,]2 hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet op de beleggingsondernemingen, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd [3 in artikel 3, 12° van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]3, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;
8° de financiële sector : de sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen :
a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de bankwet, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die de banksector' wordt genoemd;
b) een gereglementeerde onderneming [2 die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is]2, een verzekeringsholding in de zin van artikel 91bis, 9°, van de verzekeringswet; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die de verzekeringssector' wordt genoemd;
c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van de wet op de beleggingsondernemingen, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van de wet op de beleggingsondernemingen; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die de beleggingsdienstensector' wordt genoemd;
d) een gemengde financiële holding;
onder de kleinste financiële sector in een financiële dienstengroep wordt verstaan, de financiële sector met het kleinste gemiddelde in de zin van artikel 2, § 3, eerste lid, a), en onder de belangrijkste financiële sector in een financiële dienstengroep, de sector met het grootste gemiddelde in de zin van artikel 2, § 3, eerste lid, a);
9° het sectoraal groepstoezicht : het toezicht op gereglementeerde ondernemingen in uitvoering van artikel 49 van de bankwet, hoofdstuk VIIbis van de verzekeringswet, [2 titel VIII van de herverzekeringswet,]2 artikel 95 van de wet op de beleggingsondernemingen of [3 artikel 241 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]3, en het toezicht in uitvoering van vergelijkbare nationale regelgevingen en toezichtpraktijken in andere landen;
10° moederonderneming, dochteronderneming, controle, consortium, deelneming, gekwalificeerde deelneming : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in de bepalingen over het sectoraal groepstoezicht;
nauwe banden : het begrip in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikel 2, § 6, 10°bis, van de verzekeringswet, [2 artikel 4, 15°, van de herverzekeringswet,]2 artikel 3, § 1, 1°bis, van de bankwet, artikel 46, 2°bis, van de wet op de beleggingsondernemingen en [3 artikel 3, 33° van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]3;
11° een groep : het geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;
12° een financiële dienstengroep : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden :
a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een kredietinstelling is, een verzekeringsonderneming [2 , een herverzekeringsonderneming]2 of een beleggingsonderneming;
b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij een moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;
c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;
d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en/of de beleggingsdienstensector;
e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant in de zin van artikel 2, § 3;
13° een gemengde financiële holding : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;
14° een bevoegde autoriteit : een nationale autoriteit die met toepassing van de sectorale regelgeving belast is met het prudentieel toezicht op gereglementeerde ondernemingen;
15° de relevante bevoegde autoriteiten :
a) de bevoegde autoriteiten uit de lidstaten van de Europese Economische Ruimte die verantwoordelijk zijn voor het sectoraal groepstoezicht op gereglementeerde ondernemingen die deel uitmaken van een financiële dienstengroep;
b) de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht in de zin van artikel 19, indien deze niet behoort tot de onder a) bedoelde autoriteiten;
c) andere bevoegde autoriteiten, die, naar het oordeel van de onder a) en onder b) bedoelde autoriteiten, relevant zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het aanvullende toezicht m.b.t. een financiële dienstengroep;
16° intragroepverrichtingen : verrichtingen, rechtstreeks of onrechtstreeks, al dan niet tegen betaling, tussen gereglementeerde ondernemingen en andere ondernemingen in een financiële dienstengroep of met die ondernemingen door nauwe banden verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, welke verrichtingen al dan niet betrekking hebben op de uitvoering van een contractuele verplichting;
17° risicoconcentratie : het geheel van de posities ingenomen door ondernemingen in een financiële dienstengroep, die potentieel tot verlies aanleiding kunnen geven en die groot genoeg zijn om de financiële positie in het algemeen en de solvabiliteit in het bijzonder van de gereglementeerde ondernemingen in de financiële dienstengroep in gevaar te brengen, en welke voortvloeien uit tegenpartijrisico/kredietrisico, beleggingsrisico, verzekeringsrisico, marktrisico's, eventuele andere belangrijke risico's, of een combinatie of wisselwerking van deze risico's;
18° de [4 toezichthoudende overheid]4 : [3 de Nationale Bank van België of de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, al naargelang de gereglementeerde onderneming, respectievelijk, ofwel een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beursvennootschap, ofwel een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, is;]3
19° het Europees Comité voor Financiële Conglomeraten : het Comité ingesteld bij artikel 21 van de richtlijn;
20° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
[3 21° Gemengd Comité : het comité zoals bedoeld in artikel 54 van respectievelijk Verordening nr. 1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010;
22° Verordening nr. 1093/2010 : Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de [4 toezichthoudende overheid]4;
23° Verordening nr. 1094/2010 : Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de [4 toezichthoudende overheid]4;
24° Verordening nr. 1095/2010 : Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de [4 toezichthoudende overheid]4;
25° Europees Comité voor Systeemrisico's : het Europees Comité voor Systeemrisico's opgericht bij Verordening nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's;
26° de wet van 22 februari 1998 : de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.]3
----------
(1)<KB 2009-03-23/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 02-05-2009>
(2)<KB 2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
(3)<KB 2013-11-12/04, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(4)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Definitie van een financiële dienstengroep.
Art.2.§ 1. Voor het bepalen of een groep een financiële dienstengroep is in de zin van artikel 1, 12°, zijn de in de hierna volgende paragrafen bepaalde drempels van toepassing.
§ 2. De activiteiten van een groep worden geacht in hoofdzaak in de financiële sector plaats te vinden in de zin van artikel 1, 12°, c), indien de verhouding tussen het gezamenlijke balanstotaal van de tot de financiële sector behorende ondernemingen in de groep, en het gezamenlijke balanstotaal van alle tot de groep behorende ondernemingen groter is dan 40 %.
§ 3. De activiteiten van de tot een groep behorende ondernemingen uit eenzelfde financiële sector worden geacht significant te zijn in de zin van artikel 1, 12°, e), indien,
a) hetzij het gemiddelde van volgende twee verhoudingen groter is dan 10 % : de verhouding tussen het gezamenlijke balanstotaal van alle ondernemingen in de groep die behoren tot die eenzelfde financiële sector en het gezamenlijke balanstotaal van alle tot de groep behorende ondernemingen uit de financiële sector, en de verhouding tussen de gezamenlijke solvabiliteitsvereisten van alle ondernemingen in de groep die behoren tot die eenzelfde financiële sector en de gezamenlijke solvabiliteitsvereisten van alle tot de groep behorende ondernemingen uit de financiële sector;
b) hetzij het gezamenlijke balanstotaal van de ondernemingen die behoren tot de kleinste financiële sector in de groep groter is dan 6 miljard EUR;
wanneer in dit geval de activiteiten van de tot de groep behorende ondernemingen uit die financiële sector evenwel kleiner zijn dan het in punt a) bedoelde gemiddelde, kunnen de [1 toezichthoudende overheid]1 als relevante bevoegde autoriteit en de andere relevante bevoegde autoriteiten gezamenlijk beslissen de groep niet als een financiële dienstengroep te kwalificeren, of de groep vrij te stellen van bepaalde bepalingen van dit besluit inzake het aanvullende groepstoezicht, indien de toepassing van die bepalingen onnodig, ongepast of misleidend zou zijn in het licht van de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de banksector en de beleggingsdienstensector samengenomen en beschouwd als behorende tot eenzelfde financiële sector.
De [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht deelt aan de betrokken bevoegde autoriteiten van andere landen van de Europese Economische Ruimte de beslissingen mee die genomen zijn met toepassing van het eerste lid, b), tweede lid.
§ 4. Voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3 kunnen de relevante bevoegde autoriteiten gezamenlijk beslissen
a) voor de berekening van de drempels een onderneming buiten beschouwing te laten, om dezelfde reden als zij met toepassing van artikel 9, § 2, 2° lid, kunnen worden weggelaten voor de berekening van de solvabiliteitsvereisten;
b) een groep die niet meer voldoet aan de drempels van paragrafen 2 en 3, eerste lid, a), maar die er gedurende drie vorige opeenvolgende jaren aan voldaan heeft, als een financiële dienstengroep te kwalificeren ten einde een plotse verandering van toezichtregime te voorkomen, dan wel anders te beslissen of een eerder genomen beslissing te herzien omwille van blijvende significante wijzigingen in de structuur van de groep;
c) in uitzonderlijke gevallen het gezamenlijke balanstotaal als parameter te vervangen door, of aan te vullen met, één of beide van de hierna volgende andere parameters, indien zij van oordeel zijn dat deze andere parameters in het licht van de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht een betere weergave zijn van het bedrijf van de groep; deze andere parameters zijn de inkomensstructuur en de activiteiten buiten balanstelling van de groep; de [1 toezichthoudende overheid]1 bepaalt nader hoe deze parameters dienen te worden berekend.
Indien een groep overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 als financiële dienstengroep wordt aangemerkt, worden de in het eerste lid, a) en b), bedoelde beslissingen genomen op basis van een voorstel van de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht.
§ 5. Indien een aan aanvullend toezicht onderworpen financiële dienstengroep niet meer voldoet aan een of meerdere van de in de paragrafen 2 en 3 bepaalde drempels, worden de drempels gedurende de drie volgende jaren als volgt vervangen : 40 % wordt 35 %, 10 % wordt 8 % en 6 miljard EUR wordt 5 miljard EUR.
In afwijking van het eerste lid kan de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht met akkoord van de andere relevante bevoegde autoriteiten beslissen deze lagere drempels niet of niet meer toe te passen in de bedoelde periode van drie jaar, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht.
§ 6. De in dit artikel bedoelde berekeningen inzake het gezamenlijke balanstotaal worden gemaakt op basis van het geaggregeerde balanstotaal van de tot de groep behorende ondernemingen met gebruik van hun meest recente jaarrekening, volgens de voorschriften bepaald door de [1 toezichthoudende overheid]1. Ondernemingen waarin de groep deelnemingen heeft worden in aanmerking genomen voor het bedrag van hun balanstotaal dat overeenkomt met het geaggregeerde proportionele aandeel van de groep. Indien voor een bepaalde groep of delen van de groep geconsolideerde jaarrekeningen worden opgesteld, worden deze gebruikt voor de berekeningen.
De in dit artikel bedoelde solvabiliteitsvereisten worden berekend volgens de bepalingen van de sectorale regelgeving die op de betreffende gereglementeerde ondernemingen van toepassing is.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Identificatie en notificatie van een financiële dienstengroep.
Art.3.§ 1. De [2 toezichthoudende overheid]2 gaat na of gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht waarvoor zij een bedrijfsvergunning heeft verleend, deel uitmaken van een financiële dienstengroep. Daartoe werkt de [2 toezichthoudende overheid]2 nauw samen met de andere bevoegde autoriteiten die een vergunning hebben verleend aan andere tot die groep behorende gereglementeerde ondernemingen. Is de [2 toezichthoudende overheid]2 van oordeel dat de groep in kwestie een financiële dienstengroep is en niet reeds aan aanvullend groepstoezicht onderworpen is, dan deelt zij deelt dit mee aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten uit lidstaten van de Europese Economische Ruimte.
§ 2. De [2 toezichthoudende overheid]2 in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht stelt de moederonderneming van de groep, of bij ontstentenis van een moederonderneming de gereglementeerde onderneming met het grootste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector in de groep, in kennis van de identificatie van de groep als een financiële dienstengroep, als mede van haar aanwijzing als autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht. De [2 toezichthoudende overheid]2 informeert hierover eveneens de bevoegde autoriteiten van andere landen van de Europese Economische Ruimte die bedrijfsvergunningen hebben verleend aan gereglementeerde ondernemingen in de groep, de bevoegde autoriteiten van het land waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft,[1 het Gemengd Comité]1, alsook, zo zij dit noodzakelijk acht voor de doelstellingen van het aanvullende toezicht, de bevoegde autoriteiten van landen buiten de Europese Economische Ruimte.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK II. - Voorwerp en modaliteiten van het aanvullend groepstoezicht.
Afdeling I. - Toepassingsgebied.
Financiële dienstengroepen met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Art.4. Gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht aan het hoofd van een financiële dienstengroep en gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming opgericht naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden aan een aanvullend groepstoezicht onderworpen.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend volgens het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 13. De bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht wordt aangeduid met toepassing van het bepaalde in artikel 19.
Financiële dienstengroepen met aan het hoofd een gemengde financiële holding naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Art.5. Gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht, die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding opgericht naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden aan een aanvullend groepstoezicht onderworpen.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend volgens het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 16. De bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht wordt aangeduid met toepassing van het bepaalde in artikel 19.
Financiële dienstengroepen met aan het hoofd een onderneming naar het recht van een land buiten de Europese Economische Ruimte
Art.6. Gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht, die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding of gereglementeerde onderneming, opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Economische Ruimte, en die niet het voorwerp zijn van aanvullend groepstoezicht met toepassing van artikel 4 of artikel 5, worden aan een aanvullend groepstoezicht onderworpen.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend volgens het bepaalde in artikel 17.
Andere financiële dienstengroepen.
Art.7. Gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht die niet zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht met toepassing van de artikelen 4, 5 en 6, zijn aan een aanvullend toezicht onderworpen volgens het bepaalde in artikel 18.
Subgroep vrijstelling.
Art.8.De [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullend toezicht met betrekking tot een financiële dienstengroep welke een subgroep is van een andere financiële dienstengroep die het voorwerp is van aanvullend toezicht als bepaald bij artikel 4 of 5, kan de subgroep geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de bepalingen van dit besluit inzake het aanvullende groepstoezicht indien de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht op de gereglementeerde ondernemingen in voldoende mate bereikt worden door het aanvullend toezicht met betrekking tot de andere financiële dienstengroep.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Afdeling II. - Moederondernemingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
Solvabiliteit.
Art.9.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht in een financiële dienstengroep zijn onderworpen aan een aanvullend solvabiliteitstoezicht op het niveau van de groep.
Het aanvullende toezicht slaat op :
1° de naleving van de vereiste dat het eigen vermogen steeds minstens gelijk is aan de solvabiliteitsvereisten;
het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten op het niveau van de financiële dienstengroep worden berekend volgens een van de methoden bepaald in bijlage I;
2° het passend karakter van de beheersprocedures en de interne controleprocedures m.b.t. de solvabiliteitspositie van de groep, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden alle ondernemingen in de groep, behorend tot de financiële sector, in het toepassingsgebied van het aanvullende groepstoezicht opgenomen.
In afwijking van het eerste lid kunnen voor de toepassing van § 1, tweede lid, 1°, ondernemingen uit het aanvullende groepstoezicht worden weggelaten om analoge redenen als zij met toepassing van de sectorale regelgeving worden weggelaten uit het sectoraal groepstoezicht. In het in artikel 107, 1°, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen bedoelde geval mag van deze mogelijkheid slechts gebruik worden gemaakt indien de betrokken ondernemingen tezamen aan de gestelde voorwaarde voldoet. De weglating van een onderneming is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht. In het in artikel 108, § 1, van het voormelde koninklijk besluit van 30 januari 2001 bedoelde geval raadpleegt de [1 toezichthoudende overheid]1 voorafgaandelijk en behoudens hoogdringendheid de andere relevante bevoegde autoriteiten.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Risicoconcentratie.
Art.10.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht in een financiële dienstengroep zijn onderworpen aan een aanvullend toezicht op de risicoconcentratie op het niveau van de groep.
Het aanvullende toezicht slaat op :
1° de identificatie en de rapportering van significante risicoconcentraties;
2° het passend karakter van de beheersprocedures en de interne controleprocedures m.b.t. de risicoconcentratie van de groep, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.
Bij het toezicht wordt inzonderheid aandacht besteed aan volgende aspecten : het zgn. besmettingsrisico in de groep, de aanwezigheid van belangenconflicten, omzeiling van de sectorale regelgeving inzake risicoconcentratie en het niveau en de omvang van de risicoconcentratie.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden alle ondernemingen in de groep behorend tot de financiële sector in het toepassingsgebied van het aanvullende groepstoezicht inzake risicoconcentratie opgenomen.
§ 3. Voor de toepassing van § 1, tweede lid, 1°, stelt de [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, in overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en na consultatie van de financiële dienstengroep, de drempels vast voor het identificeren en het rapporteren van elke significante risicoconcentratie. Zij legt de drempels vast op basis van een of beide van volgende parameters : het reglementaire eigen vermogen en de technische voorzieningen.
Indien geen drempels zijn vastgesteld, worden risicoconcentraties geacht significant te zijn indien deze groter zijn dan 10 % van de solvabiliteitsvereiste van de financiële dienstengroep in kwestie.
§ 4. Onverminderd het bepaalde in § 1 kan de [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht begrenzingnormen of andere evenwaardige toezichtmaatregelen opleggen ter beheersing van de risicoconcentratie op het niveau van een financiële dienstengroep. Teneinde omzeiling tegen te gaan van de sectorale regelgeving inzake risicoconcentratie, kan zij ook beslissen de sectorale bepalingen terzake naar analogie toe te passen op het niveau van de financiële dienstengroep. Zij raadpleegt voorafgaandelijk de andere relevante bevoegde autoriteiten.
Indien een gemengde financiële holding aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep, wordt deze holding opgenomen in het sectorale groepstoezicht inzake risicoconcentratie dat op de belangrijkste financiële sector in de groep wordt uitgeoefend.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Intragroepverrichtingen.
Art.11.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht in een financiële dienstengroep zijn onderworpen aan een aanvullend toezicht op de intragroepverrichtingen binnen de groep.
Het aanvullende toezicht slaat op :
1° de identificatie en de rapportering van significante intragroepverrichtingen;
2° het passend karakter van de beheersprocedures en de interne controleprocedures m.b.t. intragroep-verrichtingen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.
Bij het toezicht wordt inzonderheid aandacht besteed aan volgende aspecten : het zgn. besmettingsrisico in de groep, de aanwezigheid van belangenconflicten, omzeiling van de sectorale regelgeving inzake intragroepverrichtingen en het niveau en de omvang van de intragroepverrichtingen.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 worden alle ondernemingen in de groep, evenals de door nauwe banden met ondernemingen in de groep verbonden personen, opgenomen in het toepassingsgebied van het aanvullende groepstoezicht op intragroepverrichtingen.
§ 3. Voor de toepassing van § 1, tweede lid, 1°, stelt de [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, in overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en na consultatie van de financiële dienstengroep, passende drempels vast voor het identificeren en het rapporteren van significante intragroepverrichtingen. Zij legt de drempels vast op basis van een of beide van volgende parameters : het reglementaire eigen vermogen en de technische voorzieningen.
Indien geen drempels zijn vastgesteld, worden intragroepverrichtingen geacht significant te zijn indien deze groter zijn dan 5 % van de solvabiliteitsvereiste van de financiële dienstengroep in kwestie.
§ 4. Onverminderd het bepaalde in § 1 kan de [1 toezichthoudende overheid]1 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht begrenzingnormen of andere evenwaardige toezichtmaatregelen opleggen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht inzake intragroepverrichtingen. Teneinde omzeiling tegen te gaan van de sectorale regelgeving inzake intragroepverrichtingen, kan zij ook beslissen de sectorale bepalingen terzake naar analogie toe te passen op het niveau van de financiële dienstengroep. Zij raadpleegt voorafgaandelijk de andere relevante bevoegde autoriteiten.
Indien een gemengde financiële holding aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep, wordt deze holding opgenomen in het sectorale groepstoezicht inzake intragroepverrichtingen dat op de belangrijkste financiële sector in de groep wordt uitgeoefend.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Periodieke rapportering.
Art.12.
§ 1. Voor het in deze afdeling geregelde aanvullende groepstoezicht wordt aan de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, volgens de modaliteiten die deze bepaalt en minstens tweemaal per jaar, de volgende staten voorgelegd :
1° een boekhoudstaat die betrekking heeft op de financiële positie van de financiële dienstengroep, bestaande uit minstens de balans en resultatenrekening;
2° een staat waaruit de naleving blijkt van de normen bepaald bij of in uitvoering van artikel 9, § 1, tweede lid, 1°, artikel 10, § 4, en artikel 11, § 4, en een staat met opgave van de significante risicoconcentraties en significante intragroepverrichtingen bedoeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 1°, en artikel 11, § 1, tweede lid, 1°;
te dien einde bepaalt de [2 toezichthoudende overheid]2 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht in overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten de categorieën verrichtingen, risico's en posities die voor de opvolging van de risicoconcentratie en de significante intragroepverrichtingen moeten worden gerapporteerd; zij houdt daarbij rekening met de specifieke groeps- en risicobeheerstructuur van de betrokken financiële dienstengroep.
§ 2. De in § 1 bedoelde staten worden gerapporteerd door de onderneming aan het hoofd van de financiële dienstengroep. Indien deze onderneming een gemengde financiële holding is, kan de [2 toezichthoudende overheid]2 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, na overleg met de andere bevoegde autoriteiten en de betrokken groep, een gereglementeerde onderneming in de groep aanduiden die instaat voor de rapportering van de staten.
[1 § 3. De effectieve leiding van de onderneming die overeenkomstig § 2 instaat voor de rapportering van de in § 1 vermelde staten, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de [2 toezichthoudende overheid]2 dat de staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat deze staten volledig zijn d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de [2 toezichthoudende overheid]2 opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar.]1
----------
(1)<KB 2009-03-23/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 02-05-2009>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Risicobeheer- en interne controleprocedures.
Art.13.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht in een financiële dienstengroep beschikken over voor de groep passende risicobeheer- en interne controleprocedures, en een dito administratieve en boekhoudkundige organisatie.
§ 2. De risicobeheerprocedures omvatten :
a) een passend bestuur en beheer, met goedkeuring en periodieke evaluatie van de strategie en het beleid door de bevoegde vennootschapsorganen, inzonderheid deze van de moederonderneming, met betrekking tot alle belangrijke risico's die op het niveau van de financiële dienstengroep zijn aangegaan;
b) een passend solvabiliteitsbeleid, dat mede de toekomstige gevolgen anticipeert voor de groep van de gevolgde bedrijfsstrategie op het risicoprofiel van de groep en de solvabiliteitsvereisten bedoeld in artikel 9;
c) passende procedures die waarborgen dat de risicobeheer- en opvolgingssystemen voldoende zijn geïntegreerd in de organisatie van de groep en dat de in de ondernemingen van de groep gehanteerde systemen met elkaar in overeenstemming zijn, zodat op het niveau van de financiële dienstengroep de risico's correct worden geïdentificeerd, opgevolgd en beheerst.
[1 d) regelmatig geactualiseerde regelingen om bij te dragen tot herstel- en saneringsregelingen en -plannen, en deze zo nodig te ontwikkelen.]1
§ 3. De interne controleprocedures omvatten :
a) passende procedures voor het opvolgen van de solvabiliteitspositie op niveau van de groep, zodat alle belangrijke risico's correct worden geïdentificeerd en opgevolgd en het eigen vermogen voldoende is in het licht van de gelopen risico's;
b) het passend karakter van de procedures en systemen voor de identificatie, meting, opvolging en beheersing van de intragroepverrichtingen en risicoconcentraties.
§ 4. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht beschikken over een passende boekhoudkundige en administratieve organisatie die de juistheid en conformiteit met de geldende regels waarborgt van de voor het aanvullende groepstoezicht verstrekte gegevens en inlichtingen en de opstelling van de jaarrekeningen.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Aandeelhouderschap.
Art.14.§ 1. Onverminderd de bepalingen van de sectorale regelgeving en van de (wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen), moet iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het voornemen heeft om rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming te verwerven in een gemengde financiële holding naar Belgisch recht te verwerven, de [1 toezichthoudende overheid]1 daarvan vooraf in kennis stellen met vermelding van het percentage van de deelneming. Tot kennisgeving is eveneens gehouden, iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het voornemen heeft de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te vergroten dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen 20 %, 33 % of 50 % bereikt of overschrijdt of dat de gemengde financiële holding zijn dochteronderneming wordt. <KB 2008-02-14/42, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
Binnen een maand na de inwerkingtreding van dit besluit moet elke natuurlijke of rechtspersoon die, in een gemengde financiële holding naar Belgisch recht, aandelen bezit die beantwoorden aan de criteria van het eerste lid, de [1 toezichthoudende overheid]1 hiervan in kennis stellen, overeenkomstig de in het eerste lid vastgestelde regels.
§ 2. De [1 toezichthoudende overheid]1 beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de in de eerste paragraaf bedoelde kennisgeving, om zich tegen het voornemen te verzetten indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de gereglementeerde onderneming in de groep te waarborgen, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in de eerste paragraaf bedoelde persoon.
§ 3. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft zijn rechtstreekse of onrechtstreekse gekwalificeerde deelneming in een gemengde financiële holding naar Belgisch recht over te dragen, moet de [1 toezichthoudende overheid]1 daarvan vooraf in kennis stellen onder vermelding van het percentage van de betrokken deelneming. Tot kennisgeving is eveneens gehouden iedere natuurlijke of rechtspersoon die het voornemen heeft de omvang van zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen onder 20 %, 33 % of 50 % daalt of dat de gemengde financiële holding ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.
§ 4. Zodra zij daarvan kennis hebben, stellen de gemengde financiële holdings naar Belgisch recht de [1 toezichthoudende overheid]1 in kennis van de verwerving of vervreemding van deelnemingen in hun kapitaal, waardoor stijging boven of daling onder een van de drempels als bedoeld in paragrafen 1 en 3 optreedt.
Tevens stellen zij de [1 toezichthoudende overheid]1 ten minste eens per jaar in kennis van de identiteit van de aandeelhouders of vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede van de omvang van de voornoemde deelnemingen zoals deze met name blijkt uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit de informatie die is ontvangen uit hoofde van de verplichtingen van ter beurze genoteerde vennootschappen.
§ 5. Indien de door de in paragraaf 1 bedoelde personen uitgeoefende invloed een voorzichtige en gezonde bedrijfsvoering van de gereglementeerde ondernemingen zou kunnen belemmeren, kan de [1 toezichthoudende overheid]1 de passende maatregelen treffen om aan deze toestand een einde te maken. Onverminderd de andere maatregelen waarin de wetgeving in uitvoering waarvan dit koninklijk besluit is genomen voorziet, kunnen die maatregelen aanmaningen omvatten en kunnen gaan tot het aan de bevoegde rechtbank, die zetelt als in kort geding, vragen van de schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen die door de betrokken aandeelhouders of vennoten worden gehouden. De rechtbank kan tevens alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering nietig verklaren die in voornoemde gevallen zijn gehouden.
Soortgelijke maatregelen zijn van toepassing op natuurlijke personen of rechtspersonen die de in paragrafen 1 en 3 bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven. Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks het bezwaar van de [1 toezichthoudende overheid]1, vraagt deze aan de bevoegde rechtbank, die zetelt als in kort geding, de schorsing van de uitoefening van de betrokken stemrechten of de nietigverklaring van de uitgebrachte stemmen.
§ 6. Indien de [1 toezichthoudende overheid]1 niet de bevoegde autoriteit is belast met het aanvullende groepstoezicht werkt zij voor de toepassing van dit artikel nauw samen met deze laatste autoriteit.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Leiding.
Art.15.§ 1. De effectieve leiding van een gemengde financiële holding naar Belgisch recht moet worden toevertrouwd aan minstens twee natuurlijke personen. Zij moeten de voor de uitoefening van deze functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring bezitten.
[De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een gemengde financiële holding naar Belgisch recht, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, moeten over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring beschikken.
Indien de statuten van een gemengde financiële holding naar Belgisch recht voorzien in de oprichting van een directiecomité als bedoeld in artikel 524bis van het wetboek van vennootschappen, bestaat dit directiecomité uit minstens twee bestuurders.] <KB 2007-10-29/33, art. 40, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
§ 2. De bepalingen van de artikelen 19, [26bis], 27 en 28 van de bankwet, van de artikelen 9bis en 90, §§ 2 en volgende, van de verzekeringswet, [1 van de artikelen 17, § 2, 25, § 2, 26 en 27 van de herverzekeringswet,]1 van de artikelen 61, [69bis], 70 en 71 van de wet op de beleggingsondernemingen en van [2 de artikelen 200, 211 en 212 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]2, zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de in § 1 bedoelde personen. <KB 2007-10-29/33, art. 40, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
§ 3. Indien de [3 toezichthoudende overheid]3 niet de bevoegde autoriteit is belast met het aanvullende groepstoezicht werkt zij voor de toepassing van dit artikel nauw samen met deze laatste autoriteit.
----------
(1)<KB 2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(3)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
De opdracht van commissaris bij een gemengde financiële holding.
Art.16.
§ 1. De opdracht van commissaris zoals bedoeld in het wetboek van vennootschappen wordt in een gemengde financiële holding naar Belgisch recht toevertrouwd aan een of meer revisoren of revisorenvennootschappen, die door de [3 toezichthoudende overheid]3 erkend zijn overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 52 van de bankwet, [2 artikel 40 van de verzekeringswet, artikel 42 van de herverzekeringswet]2 of artikel 96 van de wet op de beleggingsondernemingen.
Het college van revisoren of de revisorenvennootschappen, aangesteld bij een gemengde financiële holding, moeten zo zijn samengesteld dat zij, hetzij individueel, hetzij tezamen, erkend zijn in elk van de financiële sectoren waarin de financiële dienstengroep een betekenisvolle activiteit heeft. De [3 toezichthoudende overheid]3 kan met verwijzing naar de parameters bedoeld in artikel 2, §§ 3 en 4, bepalen wat onder betekenisvolle activiteit moet worden verstaan.
De bepalingen van de sectorale regelgeving inzake revisortoezicht zijn van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde commissaris.
§ 2. [1 De commissarissen aangesteld bij de in § 1 bedoelde gemengde financiële holdings verlenen hun medewerking aan het toezicht van de [3 toezichthoudende overheid]3, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de [3 toezichthoudende overheid]3. Daartoe :
1° beoordelen zij het passend karakter van de risicobeheerprocedures, de interne controleprocedures en de administratieve en boekhoudkundige organisatie, als bedoeld in artikel 13. Zij delen hun bevindingen ter zake mee aan de [3 toezichthoudende overheid]3;
2° brengen zij verslag uit bij de [3 toezichthoudende overheid]3 over :
a) de resultaten van het beperkt nazicht van de in artikel 12 bedoelde staten die de gemengde financiële holdings aan het einde van het eerste halfjaar aan de [3 toezichthoudende overheid]3 bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de [3 toezichthoudende overheid]3 werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de [3 toezichthoudende overheid]3 kan de hier bedoelde staten nader bepalen;
b) de resultaten van de controle van de in artikel 12 bedoelde staten die de gemengde financiële holdings aan het einde van het boekjaar aan de [3 toezichthoudende overheid]3 bezorgen waarin bevestigd wordt dat deze staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de [3 toezichthoudende overheid]3. Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening; de [3 toezichthoudende overheid]3 kan de hier bedoelde staten nader bepalen;
3° brengen zij, op eigen initiatief, verslag uit bij de [3 toezichthoudende overheid]3 zodra zij kennis krijgen van beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de in 1° en 2° en de in de artikelen 9 tot 11 bedoelde aspecten op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, of kunnen wijzen op een overtreding van dit besluit.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, 3°, kan de [3 toezichthoudende overheid]3 de commissarissen vragen haar periodiek of op haar verzoek over voormelde aspecten verslag uit te brengen.]1
§ 3. Wanneer de moederonderneming een gemengde financiële holding is opgericht naar het recht van een ander land van de Europese Economische Ruimte, en het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend wordt door de [3 toezichthoudende overheid]3, wordt de opdracht bepaald bij § 2 op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de commissaris die met een vergelijkbare taak bij de gemengde financiële holding is aangesteld. Bij afwezigheid van een dergelijke commissaris wordt bedoelde opdracht uitgeoefend door de commissaris aangesteld bij een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht in de groep.
----------
(1)<KB 2009-03-23/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 02-05-2009>
(2)<KB 2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
(3)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Afdeling III. - Moederondernemingen van buiten de Europese Economische Ruimte.
Voorwerp en modaliteiten van toezicht.
Art.17.§ 1. De gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht, die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding of een gereglementeerde onderneming opgericht naar het recht van een land buiten de Europese Economische Ruimte, en die niet het voorwerp zijn van aanvullend groepstoezicht met toepassing van artikel 4 of artikel 5, worden onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht volgens de bepalingen van dit artikel.
§ 2. De [2 toezichthoudende overheid]2 verifieert of de in § 1 bedoelde ondernemingen onderworpen zijn aan een door een bevoegde autoriteit van buiten de Europese Economische Ruimte uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is met het aanvullende groepstoezicht uit hoofde van de bepalingen van de artikelen 4 en 5. Alvorens een beslissing te nemen raadpleegt de [2 toezichthoudende overheid]2 de relevante bevoegde autoriteiten over de al dan niet gelijkwaardigheid van dit aanvullende groepstoezicht. [1 De toezichthoudende overheid spant zich tot het uiterste in om te voldoen aan alle toepasselijke richtsnoeren opgesteld door het Gemengd Comité overeenkomstig de artikelen 16 en 56 van respectievelijk Verordening nr. 1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010.]1.
Indien met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 19 een andere bevoegde autoriteit dan de [2 toezichthoudende overheid]2 belast zou zijn met het aanvullende groepstoezicht, geschiedt de verificatie en raadpleging door deze andere bevoegde autoriteit en kan de [2 toezichthoudende overheid]2 haar bevindingen en zienswijze over de in het eerste lid bedoelde gelijkwaardigheid aan deze andere bevoegde autoriteit meedelen.
[1 Wanneer de toezichthoudende overheid van mening verschilt over een door een andere bevoegde autoriteit uit hoofde van het eerste lid genomen besluit, is artikel 19 van respectievelijk Verordening nr. 1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010 van toepassing.]1
§ 3. Indien de procedure bedoeld in § 2 leidt tot de vaststelling dat een gelijkwaardig aanvullend groepstoezicht ontbreekt, worden de betrokken gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht met overeenkomstige toepassing van de regeling voor financiële dienstengroepen met aan het hoofd een onderneming naar het recht van een land van de Europese Economische Ruimte als bedoeld bij de artikelen 4 en 5.
§ 4. In afwijking van § 3 kan de [2 toezichthoudende overheid]2 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten, beslissen een andere methode van aanvullend groepstoezicht toe te passen, welke methode de doelstellingen van het aanvullende toezicht als bepaald door de richtlijn dient te verwezenlijken. De [2 toezichthoudende overheid]2 kan meer bepaald eisen dat de gereglementeerde ondernemingen opgericht naar het recht van een land van de Europese Economische Ruimte worden gegroepeerd in een financiële dienstengroep met aan het hoofd een onderneming opgericht naar het recht van een land van de Europese Economische ruimte, met betrekking tot dewelke het bepaalde van artikelen 4 en 5 van toepassing is. De [2 toezichthoudende overheid]2 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht stelt de overige betrokken bevoegde autoriteiten van landen van de Europese Economische Ruimte, alsook de Europese [2 toezichthoudende overheid]2 in kennis van elke beslissing genomen met toepassing van deze paragraaf.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Afdeling IV. - Andere financiële groepen.
Identificatie en voorwerp van toezicht.
Art.18.Indien in andere dan de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde gevallen een onderneming een deelneming of een andere kapitaalbinding heeft met één of meer andere ondernemingen, of, buiten een deelneming of andere kapitaalbinding, op dergelijke ondernemingen invloed van betekenis uitoefent, en een van de voormelde ondernemingen een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht is, kan de [1 toezichthoudende overheid]1 als relevante bevoegde autoriteit samen met de andere relevante bevoegde autoriteiten van landen van de Europese Economische Ruimte in gemeenschappelijk overleg beslissen een aanvullend groepstoezicht uit te oefenen op de gereglementeerde ondernemingen in de groep. De relevante bevoegde autoriteiten bepalen gezamenlijk de modaliteiten van dit aanvullende groepstoezicht, en meer in het bijzonder welke artikelen van dit besluit alsdan van toepassing zijn. Zij nemen hun beslissing, rekening houdend met de doelstellingen van het aanvullende groepstoezicht als bepaald in dit besluit. De bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht op de groep wordt aangeduid met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 19.
Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid is vereist dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 1, 12°, d) en e).
Indien met toepassing van het eerste lid beslist wordt tot aanvullend groepstoezicht, is het bepaalde bij artikel 3, § 2, op overeenkomstige wijze van toepassing.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Afdeling V. - Bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht.
Aanwijzing.
Art.19.§ 1. Het aanvullende groepstoezicht op gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht in een financiële dienstengroep als bedoeld in artikel 4 en 5, wordt uitgeoefend door de [1 toezichthoudende overheid]1.
§ 2. In afwijking van § 1 en wanneer de gereglementeerde onderneming aan het hoofd van de financiële dienstengroep een buitenlandse onderneming is met zetel in een land van de Europese Economische Ruimte, wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van die gereglementeerde onderneming.
§ 3. In afwijking van § 1 en wanneer de gemengde financiële holding aan het hoofd van de financiële dienstengroep een buitenlandse onderneming is met zetel in een land van de Europese Economische Ruimte, wordt het aanvullende groepstoezicht als volgt uitgeoefend :
1° indien de gemengde financiële holding in bedoeld land een dochteronderneming heeft die een gereglementeerde onderneming is, door de bevoegde autoriteit van dat land;
zijn er in die dat land meerdere dochterondernemingen die een gereglementeerde onderneming zijn, met elk een verschillende bevoegde autoriteit, dan wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde onderneming in de belangrijkste financiële sector;
2° indien meerdere gemengde financiële holdings, met zetel in verschillende landen van de Europese Economische Ruimte, aan het hoofd staan van de financiële dienstengroep, en er in elk van deze landen een gereglementeerde onderneming is, wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde onderneming met het hoogste balanstotaal indien de activiteiten van deze ondernemingen plaatsvinden in dezelfde financiële sector, of door de bevoegde autoriteit van de gereglementeerde onderneming in de belangrijkste financiële sector;
3° indien meerdere gereglementeerde ondernemingen met zetel in de Europese Economische Ruimte dezelfde gemengde financiële holding als moederonderneming hebben en aan geen van deze ondernemingen vergunning is verleend in het land waar de gemengde financiële holding haar zetel heeft, wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die vergunning heeft verleend aan de gereglementeerde onderneming met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector;
4° indien de financiële dienstengroep een groep is zonder moederonderneming aan het hoofd van de groep, of in de andere dan de voormelde gevallen, wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de bevoegde autoriteit die vergunning heeft verleend aan de gereglementeerde onderneming met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector;
§ 4. De [1 toezichthoudende overheid]1 en de andere relevante bevoegde autoriteiten kunnen in bijzondere gevallen in gemeen overleg overeenkomen om van de in §§ 1, 2 en 3 bepaalde bevoegdheidsregeling af te wijken, indien de toepassing ervan - gelet op de structuur van de financiële dienstengroep en het relatieve belang van het bedrijf van de groep in de verschillende landen van de Europese Economische Ruimte - niet passend zou zijn, en een andere bevoegde autoriteit belasten met het aanvullende groepstoezicht. Zij consulteren de financiële dienstengroep alvorens hierover een beslissing te nemen.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Taken.
Art.20.§ 1. De taken van de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht omvatten :
a) het coördineren van de vergaring en de verspreiding van relevante en essentiële informatie, in normale omstandigheden en in noodsituaties, met inbegrip van de verspreiding van informatie die van belang is voor het toezicht door een bevoegde autoriteit krachtens de sectorale regelgeving;
b) het toezicht op, inclusief de evaluatie van, de financiële situatie van de financiële dienstengroep;
c) het toezicht op de naleving van de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 11 inzake solvabiliteit, risicoconcentratie en intragroepverrichtingen, en op de naleving van de rapporteringverplichtingen bedoeld in artikel 12;
d) het toezicht op, inclusief de evaluatie van, de structuur, de organisatie en de interne controleprocedures van de financiële dienstengroep, als bepaald in artikel 13;
e) het plannen en coördineren van toezichtactiviteiten, in normale omstandigheden en in noodsituaties, in samenwerking met de andere relevante bevoegde autoriteiten;
f) het nemen van maatregelen en sancties t.a.v. de gemengde financiële holding, als voorzien bij de artikelen 102 en 103 van de bankwet, de artikelen 81 en 82 van de verzekeringswet, [1 de artikelen 73 en 74 van de herverzekeringswet,]1 de artikelen 108 en 109 van de wet op de beleggingsondernemingen en [2 de artikelen 254 en 255 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles]2;
g) andere taken, maatregelen en beslissingen die hem zijn toegewezen door of in uitvoering van dit besluit en de richtlijn.
§ 2. De relevante bevoegde autoriteiten, desgevallend in overleg met andere bevoegde autoriteiten, kunnen overeenkomen de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht andere toezichtstaken toe te vertrouwen, buiten de in § 1 bedoelde taken.
§ 3. Wanneer de [3 toezichthoudende overheid]3 optreedt als bevoegde autoriteit, zonder belast te zijn met het aanvullend groepstoezicht, werkt zij, onverminderd het bepaalde bij hoofdstuk III, samen met de andere bevoegde autoriteiten en met de bevoegde autoriteit belast met het aanvullend groepstoezicht, met het oog op de uitvoering van de in § 1 bedoelde taken.
§ 4. Onverminderd de delegatie van specifieke toezichtbevoegdheden en -verantwoordelijkheden overeenkomstig de sectorale regelgeving, doet de aanwijzing van een bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht geen afbreuk aan de in de sectorale regelgeving bepaalde taken en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde autoriteiten.
----------
(1)<KB 2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(3)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK III. - Informatieverstrekking, verificatie ter plaatse, samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten.
Informatieverstrekking aan de Commissie.
Art.21.§ 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 12 inzake periodieke rapportering, kan de [1 toezichthoudende overheid]1 de van een financiële dienstengroep deel uitmakende gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen vragen haar alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die nuttig zijn voor haar toezicht als bepaald in hoofdstuk II.
§ 2. De buiten het aanvullende groepstoezicht gelaten ondernemingen behorende tot een financiële dienstengroep moeten de [1 toezichthoudende overheid]1 alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die deze dienstig acht voor haar aanvullende groepstoezicht.
Indien een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht die deel uitmaakt van een financiële dienstengroep niet in het aanvullende groepstoezicht wordt opgenomen door de buitenlandse bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht, verstrekt de onderneming aan het hoofd van de groep de [1 toezichthoudende overheid]1 de gegevens en inlichtingen die zij dienstig acht voor haar toezicht op die gereglementeerde onderneming in uitvoering van de sectorale regelgeving.
§ 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, kunnen de in §§ 1 en 2 bedoelde gegevens en inlichtingen aan de [1 toezichthoudende overheid]1 worden meegedeeld door de naar Belgisch recht opgerichte gemengde financiële holding of gereglementeerde ondernemingen, deel uitmakend van de financiële dienstengroep. In dit geval blijft de buitenlandse onderneming samen met de rapporterende onderneming verantwoordelijk voor de juistheid en de stipte mededeling van de informatie.
Wanneer de ondernemingen op wie de in §§ 1 en 2 bedoelde verplichtingen van toepassing zijn hun zetel buiten de Europese Economische Ruimte hebben, kan de [1 toezichthoudende overheid]1 eisen dat de gegevens en inlichtingen haar worden meegedeeld door de gemengde financiële holding of de gereglementeerde ondernemingen, met zetel in een land van de Europese Economische Ruimte en deel uitmakend van de financiële dienstengroep.
§ 4. De commissarissen-revisoren aangesteld bij een naar Belgisch recht opgerichte gereglementeerde onderneming of gemengde financiële holding hebben voor de uitoefening van hun opdracht in uitvoering van de sectorale regelgeving en van dit besluit, toegang tot en inzage in alle documenten en stukken die uitgaan van ondernemingen in de groep, ongeacht of zij in het aanvullende groepstoezicht zijn opgenomen of buiten het aanvullende groepstoezicht zijn gelaten.
Het bepaalde bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002 is van toepassing wat de informatie betreft waarvan zij kennis hebben genomen in uitvoering van het eerste lid.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Informatieverstrekking aan buitenlandse bevoegde autoriteiten.
Art.22.De gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep verstrekken de buitenlandse bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht op de financiële dienstengroep, de gegevens en inlichtingen die deze dienstig acht voor haar toezicht :
1° wanneer deze autoriteit ressorteert onder een land van de Europese Economische Ruimte, in het kader van haar toezicht als bepaald door de richtlijn;
2° wanneer deze autoriteit ressorteert onder een land buiten de Europese Economische Ruimte en de verplichting tot samenwerking en informatieverstrekking voortvloeit uit samenwerkingsovereenkomsten die de [1 toezichthoudende overheid]1 met de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteit heeft gesloten.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Gegevensuitwisseling binnen de groep.
Art.23. De ondernemingen naar Belgisch en buitenlands recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep delen elkaar de gegevens en inlichtingen mee die nodig zijn voor de uitoefening van het aanvullende groepstoezicht als bepaald bij dit besluit, zonder dat zij beperkingen van privaatrechtelijke aard kunnen tegen stellen, tenzij andersluidende wettelijke bepalingen.
Verificatie ter plaatse.
Art.24.§ 1. De [1 toezichthoudende overheid]1 kan de naleving van de verplichtingen bepaald bij dit besluit en de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen ter plaatse in de in artikel 21 bedoelde ondernemingen nagaan. Zij kan op kosten van deze ondernemingen commissarissen-revisoren of door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten.
§ 2. Wanneer de in § 1 bedoelde ondernemingen gevestigd zijn in een ander land van de Europese Economische Ruimte, verricht de [1 toezichthoudende overheid]1 deze toetsing of laat zij die verrichten, nadat de bevoegde autoriteit uit dit andere land hiervan in kennis is gesteld en voorzover deze de toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige ze verricht. Indien de [1 toezichthoudende overheid]1 de toetsing niet zelf verricht, zal zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit noodzakelijk acht.
Wanneer bedoelde ondernemingen hun zetel buiten de Europese Economische Ruimte hebben, worden de modaliteiten van de verificatie ter plaatse, geregeld in overeenkomsten als bedoeld in artikel 22, 2°.
§ 3. Buitenlandse bevoegde autoriteiten zijn in het kader van hun aanvullend groepstoezicht gerechtigd om ter plaatse in ondernemingen bedoeld in artikel 21, met zetel in België, de gegevens en inlichtingen te toetsen die zij hebben ontvangen of kunnen erkende revisoren of door hen erkende deskundigen hiermee belasten, zodanig dat
1° indien de bevoegde autoriteit ressorteert onder een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, de regeling van § 2, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is;
2° indien de bevoegde autoriteit ressorteert onder een land buiten de Europese Economische Ruimte, de regeling van § 2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten.
Art.25.§ 1. De [2 toezichthoudende overheid]2 werkt waar nodig samen met buitenlandse bevoegde autoriteiten [1 en het Europees Comité voor Systeemrisico's]1 bij de uitoefening van het toezicht op gereglementeerde ondernemingen die deel uitmaken van een financiële dienstengroep. De [2 toezichthoudende overheid]2 kan aan deze bevoegde autoriteiten [1 en het Europees Comité voor Systeemrisico's]1 de vertrouwelijke informatie meedelen die dienstig is voor de uitoefening van het toezicht krachtens de sectorale regelgeving en voor het aanvullende groepstoezicht m.b.t. financiële dienstengroepen. Onverminderd het bepaalde in de sectorale regelgeving, delen zij elkaar op aanvraag alle relevante informatie mee en delen uit eigen beweging alle essentiële informatie mee.
De [2 toezichthoudende overheid]2 kan informatie over ondernemingen die deel uitmaken van een financiële dienstengroep ook uitwisselen met de [1 respectievelijk in artikel 36/14, § 1, 1°, van de wet van 22 februari 1998 of]1 in artikel 75, § 1, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde autoriteiten die geen bevoegde autoriteit zijn [1 naargelang de Nationale Bank van België of de Autoriteit Financiële Diensten en Markten de toezichthoudende overheid is]1.
De samenwerking en informatie-uitwisseling bedoeld in deze paragraaf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in [1 respectievelijk hoofdstuk IV/1, afdeling 4, van de wet van 22 februari 1998 of]1 hoofdstuk 3, afdeling 6, van de wet van 2 augustus 2002 [1 naargelang de Nationale Bank van België of de Autoriteit Financiële Diensten en Markten de toezichthoudende overheid is]1.
§ 2. De [2 toezichthoudende overheid]2 als bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht kan de buitenlandse bevoegde autoriteiten van de onderneming aan het hoofd van de groep verzoeken deze onderneming alle informatie te vragen die relevant is voor de uitoefening van haar aanvullende groepstoezicht, en vragen die informatie aan haar door te geven. Wanneer deze autoriteit ressorteert onder een land buiten de Europese Economische Ruimte, is het bepaalde van artikel 22, 2°, van overeenkomstige toepassing.
§ 3. Wanneer voor de toepassing van artikel 21, § 1, de gevraagde informatie in uitvoering van de sectorale regelgeving reeds gerapporteerd is aan een andere bevoegde autoriteit zal de bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht zich in de mate van het mogelijke tot die autoriteit richten voor het verkrijgen van die informatie.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Samenwerkingsovereenkomsten.
Art.26.Onverminderd de samenwerkingsovereenkomsten bedoeld in de overige bepalingen van dit besluit, sluit de [1 toezichthoudende overheid]1 met buitenlandse bevoegde autoriteiten de overeenkomsten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het aanvullende groepstoezicht als bepaald bij dit besluit. Deze overeenkomsten regelen waar nodig de modaliteiten van uitoefening van dit toezicht, met inbegrip van de modaliteiten van samenwerking en informatie-uitwisseling onder bevoegde autoriteiten, met in acht neming van het bepaalde in hoofdstuk 3, afdeling 6, van de wet van 2 augustus 2002. Zij kunnen inzonderheid de procedures regelen van de besluitvorming tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 2, 3, 9, 17, 18, 24 en 27.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
HOOFDSTUK IV. - Administratieve maatregelen en sancties.
Art.27.Wanneer de [2 toezichthoudende overheid]2 vaststelt dat een gereglementeerde onderneming, financiële holding, verzekeringsholding of gemengde financiële holding, welke deel uitmaakt van een financiële dienstengroep, de sectorale regelgeving onrechtmatig omzeilt of tracht te omzeilen, neemt zij ten aanzien van de gereglementeerde onderneming de herstelmaatregelen en kan zij ten aanzien van de voormelde ondernemingen de administratieve sancties opleggen, als voorzien in de artikelen 57, 102 en 103 van de bankwet, voor wat kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings betreft, in de artikelen 26, 27, 81 en 82 van de verzekeringswet, voor wat verzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings betreft, [1 in de artikelen 47, 48, 73 en 74 van de herverzekeringswet, voor wat herverzekeringsondernemingen betreft,]1 in de artikelen 104, 108 en 109 van de wet op de beleggingsondernemingen voor wat beleggingsondernemingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings betreft, en in de artikelen 197, 201 en 202 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles voor wat beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, financiële holdings en gemengde financiële holdings betreft.
De [2 toezichthoudende overheid]2 en de andere betrokken bevoegde autoriteiten coördineren waar nodig de administratieve maatregelen die zij nemen in uitvoering van de bepalingen inzake het aanvullende groepstoezicht m.b.t. financiële dienstengroepen.
----------
(1)<KB 2009-09-27/17, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2009>
(2)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
TITEL II. - Overige bepalingen
HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen met betrekking tot het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.
Art.28. § 1. In bijlage V, I, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in punt 1.1. wordt de laatste zin van het eerste lid vervangen als volgt :
" De CBFA kan evenwel op elk ogenblik de toepassing van de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3. of de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4. toestaan of opleggen, wanneer deze methodes meer aangepast zijn. ";
2° in punt 1.1. wordt het vierde lid aangevuld als volgt :
" Indien tussen ondernemingen in een verzekeringsgroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de CBFA met welk deel van het solvabiliteitstekort rekening dient gehouden. ";
3° in punt 1.2.a) wordt de tweede zin vervangen als volgt :
" Daartoe moeten de waarden van de bestanddelen bedoeld in artikel 15bis, § 4, van de wet worden geëlimineerd in de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge. De wijze van eliminatie hangt af van de toegepaste methode (methode gebaseerd op de consolidatie van de jaarrekeningen, methode van aftrek en aggregatie of methode van aftrek van vereiste). ";
4° in punt 2, eerste lid, worden de woorden " de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996 betreffende de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen " vervangen door de woorden " de bepalingen van het wetboek van vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen ", en worden in het vijfde lid de woorden " in toepassing van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996 betreffende de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen " weggelaten;
5° de bestaande tekst wordt aangevuld met een punt 4, luidende :
" 4. Berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge door toepassing van de methode van aftrek van vereiste
Onder dezelfde voorwaarden als voor de methode bedoeld in punt I.3. kan de CBFA het gebruik toestaan van de methode van aftrek van een vereiste.
De aangepaste solvabiliteitsmarge is als dan het verschil tussen :
i) de som van de vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge van de deelnemende verzekeringsonderneming, en
ii) de som van
- de solvabiliteitsvereiste van de deelnemende verzekeringsonderneming, en
- het proportioneel deel van de solvabiliteitsvereiste van de verbonden verzekeringsonderneming. ".
§ 2. In bijlage V, punt II, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het vierde lid worden de woorden " de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996 " vervangen door de woorden " de bepalingen van het wetboek van vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen die het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening regelen ";
2° het zevende lid wordt vervangen als volgt :
" Indien dit niet het geval is, zal naargelang het geval, hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4, worden toegepast. ";
3° het achtste lid wordt vervangen als volgt :
" Wanneer blijkt dat de toepassing van de methode gebaseerd op de consolidatie van jaarrekeningen belangrijke praktische problemen stelt, kan de CBFA de toepassing toestaan of voorschrijven van hetzij de methode van aftrek en aggregatie zoals beschreven in punt I.3, hetzij de methode van aftrek van vereiste zoals beschreven in punt I.4. ";
4° de bestaande tekst wordt aangevuld met het volgende lid :
" Wanneer een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht een dochteronderneming is van een andere verzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een herverzekeringsonderneming, met zetel in een derde land, kan de CBFA, in afwijking van de voorgaande bepalingen, met de bevoegde autoriteit van het land waar de moederonderneming haar zetel heeft of met een andere geschikte buitenlandse bevoegde autoriteit in een tussen hen afgesloten samenwerkingsovereenkomst overeenkomen dat deze laatste het aanvullend toezicht uitoefent, op voorwaarde dat dit toezicht evenwaardig is met de bepalingen van de Richtlijn 98/78/EG. In dat geval moet de naleving van de verplichtingen minstens eenmaal per jaar binnen vier maanden na de afsluiting van het boekjaar van de moederonderneming bevestigd worden aan de CBFA door de buitenlandse bevoegde autoriteit. Bij de verklaring van naleving dient de geconsolideerde jaarrekening gevoegd van de moederonderneming. Het bepaalde bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002 is op bedoelde overeenkomsten van toepassing. ".
Art.29. § 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de tekst van punt 2° wordt vervangen als volgt :
" 2° richtlijn : de richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen ";
2° het punt 3° wordt opgeheven;
3° de tekst van punt 7° wordt aangevuld als volgt :
" worden voor de toepassing van dit besluit met een financiële instelling gelijkgesteld, de beheervennoot-schappen van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, de vereffeningsinstellingen waarvan sprake in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten verstrekt door dergelijke vereffeningsinstellingen. ";
4° de tekst van punt 8° wordt vervangen als volgt :
" 8° financiële holding : een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk een of meer kredietinstellingen of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één dochteronderneming een kredietinstelling is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 49bis van de wet ";
5° de tekst van punt 9° wordt vervangen als volgt :
" 9° gemengde holding : een onderneming die noch een kredietinstelling is, noch een financiële holding, noch een gemengde financiële holding in de zin van artikel 49bis van de wet, en, alleen of gezamenlijk met anderen, de controle heeft over een of meerdere kredietinstellingen ";
6° de bestaande tekst wordt aangevuld als volgt :
" 11° de Commissie : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ".
§ 2. In artikel 2, § 3, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de tekst van punt 3° wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onweerlegbaar beschouwd als deelneming, het rechtstreekse of onrechtstreekse bezit van maatschappelijke rechten die 20 % of meer vertegenwoordigen van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming. ";
2° in punt 4°, eerste lid, worden de woorden " artikelen 13, 14 en 15 van het koninklijk besluit op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen " vervangen door de woorden " artikelen 107, 108 en 109 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen ", worden in het tweede lid de woorden " artikel 13, eerste lid, 1° " vervangen door de woorden " artikel 107, eerste lid, 1° ", en wordt het laatste lid opgeheven;
3° de bestaande tekst, wordt aangevuld met een punt 5°, luidende :
" 5° Verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings, die hetzij een dochteronderneming zijn, hetzij waarin een deelneming wordt gehouden, worden onder de hiernavolgende voorwaarden opgenomen in de geconsolideerde positie voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 :
a) indien de onderneming die de moederonderneming is of die de deelneming aanhoudt het hoofd van een financiële dienstengroep is m.b.t. dewelke aanvullend groepstoezicht uitgeoefend wordt in de zin van artikel 49bis, en de verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming en verzekeringsholding in het aanvullend groepstoezicht worden opgenomen, worden deze buiten de geconsolideerde positie gelaten voor de toepassing van de artikelen 3 en 4;
b) indien de onderneming die de moederonderneming is of die de deelneming aanhoudt niet het hoofd van een financiële dienstengroep is in de zin van artikel 49bis, wordt de verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding in de geconsolideerde positie opgenomen :
- voor de toetsing van de solvabiliteitscoëfficiënten : de Commissie kan in het bijzonder een van de berekeningsmethoden toestaan of opleggen voorzien bij het in uitvoering van artikel 49bis van de wet genomen koninklijk besluit over de financiële dienstengroepen, dan wel de aftrekregel voorzien in de in uitvoering van artikel 43 van de wet genomen solvabiliteitsreglementering;
- voor de toetsing van de begrenzingnormen betreffende risicoconcentratie.
§ 3. De titel van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Moederondernemingen die een kredietinstelling zijn met zetel in de Europese Economische Ruimte ".
§ 4. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. Kredietinstellingen naar Belgisch recht die een dochteronderneming zijn van een kredietinstelling met zetel in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of waarin een dergelijke buitenlandse instelling een deelneming houdt, zijn op overeenkomstige wijze onderworpen aan een toezicht op basis van de geconsolideerde positie van de buitenlandse kredietinstelling overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn. "
§ 5. De titel van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " Moederondernemingen die een financiële holding zijn met zetel in de Europese Economische Ruimte ".
§ 6. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " met als moederonderneming een financiële holding " vervangen door de woorden " met als moederonderneming een financiële holding met zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte ";
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
" met de solvabiliteitscoëfficiënten worden bedoeld, de solvabiliteitscoëfficiënten die de eigen vermogensverplichting definiëren in verhouding tot het risicovolume, met uitsluiting van de vereiste inzake de algemene solvabiliteitscoëfficiënt en de vereiste ter dekking van de vaste activa ";
3° in § 1, tweede lid, wordt een punt 1°bis ingevoegd, luidende :
" 1°bis het beleid, de organisatie en de interne controleprocedures voor het geconsolideerde geheel en de invloed van de geconsolideerde ondernemingen op andere ondernemingen ";
4° de tekst wordt aangevuld met de volgende paragrafen :
" § 3. Niettegenstaande het bepaalde in § 2, eerste lid, moet de Commissie in kennis worden gesteld van de identiteit van de natuurlijke personen of rechtspersonen die al dan niet stemrechtverlenende aandelen die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen van een financiële holding naar Belgisch recht wensen te verwerven, zodanig dat zij, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten minste 5 % bezitten in het kapitaal of de stemrechten.
Het bepaalde bij artikel 24 van de wet is op overeenkomstige wijze van toepassing.
§ 4. Niettegenstaande het bepaalde in § 2, eerste lid, moet de effectieve leiding van een financiële holding naar Belgisch recht toevertrouwd worden aan ten minste twee natuurlijke personen, die voor de uitoefening van hun functies beschikken over de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring.
Het bepaalde bij artikelen 19, 26, 27 en 28 van de wet is op overeenkomstige wijze van toepassing. "
§ 7. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 3, derde lid, wordt vervangen als volgt :
" Voor de toepassing van het bepaalde bij § 2, 2°, en het eerste en het tweede lid van onderhavige paragraaf, sluit de Commissie met de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomsten, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 75, § 1, 4°, en 77, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 ";
2° § 4 wordt opgeheven.
§ 8. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven en wordt in §§ 1 en 3 elke verwijzing naar § 2 opgeheven.
§ 9. In artikel 7, § 2, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 4, § 1, tweede lid, 2° " vervangen door de woorden " artikel 4, § 1, tweede lid, 1°bis en 2° ".
§ 10. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidende :
" Hoofdstuk IIIbis - Moederondernemingen met zetel buiten de Europese Economische Ruimte
Artikel 7bis. § 1. Kredietinstellingen naar Belgisch recht met als moederonderneming een kredietinstelling of financiële holding, met zetel buiten een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en welke kredietinstellingen niet reeds het voorwerp zijn van geconsolideerd toezicht overeenkomstig het bepaalde in de hoofdstukken II en III, worden aan geconsolideerd toezicht onderworpen volgens de bepalingen van dit artikel.
§ 2. De Commissie verifieert of de in § 1 bedoelde kredietinstellingen onderworpen zijn aan een door een bevoegde autoriteit van buiten de Europese Economische Ruimte uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is met het geconsolideerd toezicht uit hoofde van de bepalingen van de hoofdstukken II en III. Alvorens een beslissing te nemen raadpleegt de Commissie de andere betrokken bevoegde autoriteiten uit landen van de Europese Economische Ruimte over de al dan niet gelijkwaardigheid van dit geconsolideerde toezicht. Zij houdt rekening met de richtsnoeren die het Europees Comité voor het Bankwezen dienaangaande uitbrengt overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn.
Indien met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 5 een andere bevoegde autoriteit dan de Commissie belast zou zijn met het geconsolideerde toezicht, kan de Commissie haar bevindingen en zienswijze over de in het eerste lid bedoelde gelijkwaardigheid aan deze andere bevoegde autoriteit meedelen.
§ 3. Indien de procedure in § 2 leidt tot de vaststelling dat een gelijkwaardig geconsolideerd toezicht ontbreekt, worden de betrokken kredietinstellingen naar Belgisch recht onderworpen aan een geconsolideerd toezicht met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de hoofdstukken II en III
.
§ 4. In afwijking van § 3 kan de Commissie als bevoegde autoriteit belast met het geconsolideerde toezicht, na overleg met de andere betrokken bevoegde autoriteiten, beslissen een andere passende methode van toezicht toe te passen, welke methode de doelstellingen van het geconsolideerde toezicht als bepaald door de richtlijn dient te verwezenlijken. De Commissie kan meer bepaald eisen dat de kredietinstellingen en de eventuele andere instellingen onder prudentieel toezicht, opgericht naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden ondergebracht in een groep met aan het hoofd een onderneming opgericht naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en de bepalingen van hoofdstuk II en III toepassen op basis van de geconsolideerde positie van deze onderneming. De Commissie als bevoegde autoriteit belast met het geconsolideerde toezicht stelt de overige betrokken bevoegde autoriteiten en de Europese Commissie in kennis van elke beslissing genomen met toepassing van deze paragraaf.
§ 5. Voor de toepassing van het bepaalde bij §§ 3 en 4 sluit de Commissie de nodige overeenkomsten met de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteiten overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 75, § 1, 4°, en 77, § 2, van de wet van 2 augustus 2002. ".
§ 11. In artikel 8, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende :
" Het lid bepaalde bij artikel 4, § 1, tweede lid, 2°, is op overeenkomstige wijze van toepassing op de verrichtingen tussen de kredietinstelling en de gemengde holding en haar dochterondernemingen. ";
2° in § 2 worden de woorden " overeenkomsten afgesloten tussen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteiten " vervangen door de woorden " overeenkomsten afgesloten tussen de Commissie en de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 75, § 1, 4°, en 77, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 ".
§ 12. In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende :
" Artikel 8bis.
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van de reglementaire coëfficiënten inzake risicoconcentratie opgelegd in uitvoering van artikel 43 van de wet, oefent de Commissie een algemeen toezicht uit op de verrichtingen die plaatsvinden tussen een kredietinstelling naar Belgisch recht enerzijds en haar moederonderneming die een gemengde holding is en de andere dochterondernemingen van deze laatste anderzijds.
De kredietinstellingen dienen te beschikken over een passende administratieve en boekhoudkundige organisatie en risicobeheer- en interne controleprocedures, die een correcte identificatie, meting en opvolging van de in het eerste lid bedoelde verrichtingen waarborgen. De Commissie ziet hierop toe. Zij kan specifieke rapporteringverplichtingen voorschrijven betreffende de in het eerste lid bedoelde verrichtingen.
Indien de aard en de omvang van de in het eerste lid bedoelde verrichtingen een bedreiging vormen voor de financiële positie van de betrokken kredietinstelling, neemt de Commissie passende maatregelen. Onverminderd eventuele andere maatregelen kan zij eisen dat deze verrichtingen worden afgebouwd. ".
§ 13. In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden " hoofdstukken II en III " vervangen door " hoofdstukken II, III en IIIbis. "
§ 14. In artikel 11, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden " samenwerkingsovereenkomsten die de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen met de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteiten heeft gesloten " vervangen door de woorden " samenwerkingsovereenkomsten die de Commissie met de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteiten heeft gesloten, overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 75, § 1, 4°, en 77, § 2, van de wet van 2 augustus 2002 ".
§ 15. Artikel 13, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
" Indien de Commissie de verificatie niet zelf verricht, zal zij niettemin daaraan deelnemen zo zij dit noodzakelijk acht. ".
§ 16. De artikelen 14, 15, 16 en 17 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
§ 17. In hetzelfde besluit wordt, met uitzondering van artikel 1, 11°, elke verwijzing naar de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vervangen door de Commissie en worden de woorden " de Europese Gemeenschap " vervangen door de woorden " de Europese Economische Ruimte ".
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen.
Art.30. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De voorschriften van titel I en titel II, hoofdstuk I, zijn op de aan dit besluit onderworpen ondernemingen van toepassing met ingang van het boekjaar van deze ondernemingen dat aanvangt in 2005.
(In afwijking van het eerste lid dienen de gemengde financiële holdings naar Belgisch recht zich uiterlijk op 1 januari 2008 te conformeren aan het bepaalde bij artikel 15, § 1, derde lid.) <KB 2007-10-29/33, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
Art.31. Onze Minister bevoegd voor Economie en Onze Minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 november 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Economie,
M. VERWILGHEN
BIJLAGE.
Art. N.SOLVABILITEIT.
1. De gereglementeerde ondernemingen dienen op niveau van de financiële dienstengroep te beschikken over eigen vermogen dat steeds minstens gelijk is aan de solvabiliteitsvereisten berekend op groepsniveau. Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten worden berekend volgens een van de in punt 2 bepaalde methodes, met toepassing van de in de punten 3 en 4 bepaalde beginselen.
De [1 toezichthoudende overheid]1 in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht op een financiële dienstengroep bepaalt de methode die wordt toegepast. Zij mag een combinatie van meerdere van deze methoden toestaan. Zij pleegt over de toe te passen methode voorafgaandelijk overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten en met de betrokken financiële dienstengroep.
2. Berekeningsmethodes
2.1. Methode 1 : methode op basis van de geconsolideerde rekeningen
Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten op groepsniveau worden berekend op basis van de geconsolideerde positie van de groep, aan de hand van de geconsolideerde jaarrekeningen of tussentijdse geconsolideerde rekeningen. De geconsolideerde positie van de groep is de positie van het geconsolideerde geheel dat een consoliderende onderneming vormt met de andere in de consolidatie opgenomen ondernemingen. Onverminderd het bepaalde in punt 3.1., wordt de geconsolideerde positie bepaald met overeenkomstige toepassing van de sectorale regelgeving inzake sectoraal groepstoezicht als bepaald in artikel 49 van de bankwet, hoofdstuk VIIbis van de verzekeringswet en artikel 95 van de wet op de beleggingsondernemingen
De bestanddelen van het eigen vermogen op groepsniveau zijn die welke in de relevante sectorale regelgeving van de in de geconsolideerde positie opgenomen ondernemingen erkend worden als eigen vermogensbestanddeel.
De solvabiliteitsvereiste op groepsniveau is gelijk aan de som van de solvabiliteitsvereisten m.b.t. elke onderscheiden financiële sector die in de groep vertegenwoordigd is. De solvabiliteitsvereisten m.b.t. elke onderscheiden financiële sector worden berekend volgens de relevante sectorale regelgeving. Voor niet-gereglementeerde ondernemingen uit de financiële sector welke niet bij de bovengenoemde berekeningen van de sectorale solvabiliteitsvereisten zijn meegeteld, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.
2.2. Methode 2 : methode gebaseerd op aggregatie en aftrek
Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten worden berekend aan de hand van de jaarrekeningen of tussentijdse rekeningen van elk van de ondernemingen in de groep.
Het eigen vermogen op groepsniveau is gelijk aan de som van de eigen vermogens van elke tot de financiële sector behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde onderneming in de financiële dienstengroep. De bestanddelen van het groeps-eigen vermogen zijn die welke in de relevante sectorale regelgeving van de desbetreffende ondernemingen erkend worden als eigen vermogensbestanddeel.
De solvabiliteitsvereiste op groepsniveau is gelijk aan de som van, enerzijds, de solvabiliteitsvereisten voor elke tot de financiële sector behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde onderneming in de financiële dienstengroep - berekend volgens de relevante sectorale regelgeving -, en anderzijds, de boekwaarde van alle deelnemingen in ondernemingen van de groep. Voor niet-gereglementeerde ondernemingen behorende tot de financiële sector, welke niet bij de bovengenoemde berekeningen van de sectorale solvabiliteitsvereisten zijn meegeteld, wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.
2.3. Methode 3 : methode gebaseerd op aftrek van vereisten
Het eigen vermogen en de solvabiliteitsvereisten worden berekend aan de hand van de jaarrekeningen of tussentijdse rekeningen van elk van de ondernemingen in de groep.
Het eigen vermogen dat in aanmerking wordt genomen is het eigen vermogen van de moederonderneming of de onderneming die aan het hoofd van de financiële dienstengroep. De bestanddelen van dit eigen vermogen zijn die welke in de relevante sectorale regelgeving van de desbetreffende onderneming worden erkend als eigen vermogensbestanddeel.
De solvabiliteitsvereiste is de som van, enerzijds, de solvabiliteitsvereiste van de moederonderneming of de onderneming aan het hoofd van de groep, en anderzijds, de boekwaarde van alle deelnemingen van eerstgenoemde in ondernemingen van de groep of de solvabiliteitsvereisten van deze ondernemingen als dat bedrag hoger is. Voor niet-gereglementeerde ondernemingen behorende tot de financiële sector wordt een theoretisch solvabiliteitsvereiste berekend.
3. Beginselen gemeenschappelijk aan de drie methodes
3.1. Met de solvabiliteitsvereisten voor de ondernemingen behorend tot de banksector worden bedoeld, de solvabiliteitsvereisten door de [1 toezichthoudende overheid]1 bij reglement voorgeschreven in uitvoering van artikel 43 van de bankwet, met uitsluiting van de vereiste inzake de algemene solvabiliteitscoëfficiënt en de vereiste ter dekking van de vaste activa.
Met de solvabiliteitsvereisten voor de ondernemingen behorend tot de verzekeringssector worden bedoeld, de solvabiliteitsmarge opgelegd bij de artikelen 15 en 91nonies van de verzekeringswet.
Met de solvabiliteitsvereisten voor de ondernemingen behorend tot de beleggingsdienstensector worden bedoeld, de solvabiliteitsvereisten door de [1 toezichthoudende overheid]1 bij reglement voorgeschreven in uitvoering van artikel 90 van de wet op de beleggingsondernemingen.
3.2. Eigen vermogenstekorten in dochterondernemingen (in geval van niet-gereglementeerde ondernemingen wordt het theoretische tekort berekend aan de hand van de theoretische solvabiliteitsvereiste) worden voor het totale bedrag in aanmerking genomen.
In afwijking hiervan kan de [1 toezichthoudende overheid]1 in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht toestaan dat het evenredig deel van het tekort in rekening wordt gebracht, indien haar op duidelijke wijze aangetoond wordt dat de verantwoordelijkheid van moederonderneming in de groep verhoudingsgewijze beperkt is tot het deel van het kapitaal dat zij in die onderneming bezitten, op grond van de verantwoordelijkheid die de overige aandeelhouders dragen in verhouding tot hun inbreng in het kapitaal en hun voldoende solvabiliteit.
Indien tussen de ondernemingen in een financiële dienstengroep geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de [1 toezichthoudende overheid]1, na overleg met de andere relevante bevoegde autoriteiten, het evenredige deel dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het eigen vermogen van de groep. De [1 toezichthoudende overheid]1 houdt daarbij rekening met de verantwoordelijkheid en het risico waartoe de bestaande betrekkingen tussen die ondernemingen aanleiding geven.
3.3. Bij de berekening van het eigen vermogen op het niveau van een financiële dienstengroep zal elke artificiële eigen vermogensvorming binnen een financiële dienstengroep, zoals het meer dan eenmaal in aanmerking nemen van dezelfde eigen vermogensbestanddelen (multiple gearing') en de niet passende transformatie van de aard van werkmiddelen, worden geëlimineerd. Daartoe zullen de relevante beginselen van de sectorale regelgeving naar analogie worden toegepast.
3.4. De solvabiliteitsvereisten van de tot een bepaalde financiële sector behorende ondernemingen in een financiële dienstengroep, dienen te worden gedekt door eigenvermogensbestanddelen als gedefinieerd in de relevante sectorale regelgeving. Aanvullende solvabiliteitsvereisten op het niveau van de financiële dienstengroep moeten worden gedekt door eigen vermogensbestanddelen die in elk van de sectorale regelgevingen erkend worden (" sectoroverschrijdend eigen vermogen ").
Indien de sectorale regelgeving het in aanmerking nemen van eigen vermogensinstrumenten aan beperkingen onderwerpt, zijn deze beperkingen van overeenkomstige toepassing bij de berekening van het eigen vermogen op het niveau van de financiële dienstengroep.
Bij het in aanmerking nemen van eigen vermogensbestanddelen op het niveau van de financiële dienstengroep houdt de [1 toezichthoudende overheid]1 rekening met eventuele beperkingen in de beschikbaarheid en overdraagbaarheid ervan tussen de verschillende ondernemingen in de groep, in het licht van de doeleinden van het aanvullende groepstoezicht in het algemeen en de solvabiliteitsvoorschriften in het bijzonder.
De theoretische solvabiliteitsvereiste voor een niet-gereglementeerde onderneming uit de financiële sector is het solvabiliteitsvereiste waaraan een dergelijke onderneming krachtens de relevante sectorale voorschriften zou moeten voldoen indien het om een gereglementeerde onderneming van die specifieke financiële sector zou gaan. De solvabiliteitsvereiste van een gemengde financiële holding wordt berekend overeenkomstig de sectorale regelgeving van de belangrijkste financiële sector in de groep.
4. Beginselen gemeenschappelijk aan de methodes 2 en 3
Onverminderd het bepaalde in punt 3.1. inzake eigen vermogenstekorten in dochterondernemingen, wordt bij de toepassing van deze methodes rekening gehouden met het evenredig deel dat de moederonderneming of de onderneming met een deelneming bezit in een andere onderneming van de financiële dienstengroep. Onder evenredig deel wordt verstaan, het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat rechtstreeks of onrechtstreeks door deze onderneming wordt gehouden.
----------
(1)<KB 2013-11-12/04, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 29-11-2013>
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.
Gegeven te Brussel, 21 november 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
De Minister van Economie,
M. VERWILGHEN.