Details





Titel:

2 JANUARI 1991. - Wet betreffende het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-04-1993 en tekstbijwerking tot 11-08-2001)



Inhoudstafel:

AFDELING I. - Opdrachten - Bestuur - Werking.
Art. 1-9
AFDELING II. - Statistische opdracht.
Art. 10-15
AFDELING III. - Opdracht inzake deviezencontrole.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2001003362 



Artikels:

AFDELING I. - Opdrachten - Bestuur - Werking.
Artikel 1. Het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, hierna " het Instituut " genoemd, is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid. Het heeft zijn zetel te Brussel en een kantoor te Luxemburg.

Art.2. <W 1996-12-12/44, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997> - Opdrachten
  Het Instituut heeft als opdracht :
  1° het toezicht op het buitenlandse betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en, met dat doel, het verzamelen en verwerken van de informatie die nuttig is voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie;
  2° het verzamelen en verwerken van de informatie die nuttig is voor het afzonderlijk opmaken van de lopende rekeningen van de betalingsbalansen van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg;
  3° de uitvoering van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake deviezencontrole, wanneer de Belgische regering en de Luxemburgse regering in gezamenlijk overleg besluiten dergelijke controle in te stellen met inachtneming of ter uitvoering van hun internationale en Europese verbintenissen.
  Het Instituut voert die opdrachten uit overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen II en III.

Art.3. Bestuur. Het Instituut wordt bestuurd door een raad met tien leden.
  De gouverneur van de Nationale Bank van België is voorzitter van de raad.
  De directeur-generaal van het " Instituut Monetaire Luxembourgeois " is ondervoorzitter. De raad bestaat daarenboven uit een lid van het Bestuurscomité van de Nationale Bank van België, de voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, vier leden benoemd door de Belgische regering en twee leden benoemd door de Luxemburgse regering.
  De raad houdt op geldige wijze zitting wanneer de meerderheid van zijn leden en ten minste een Luxemburgs lid aanwezig zijn.
  De beslissingen van de raad worden genomen bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  Een voorstel dat door alle aanwezige Belgische leden of door alle aanwezige Luxemburgse leden wordt verworpen, is evenwel afgewezen.
  De raad wijst een secretaris aan die de notulen van de vergaderingen van de raad opstelt en toeziet op de uitvoering van de beslissingen.
  De raad stelt het reglement van orde op.
  De raad wijst de afgevaardigden van het Instituut aan.

Art.4. Vertegenwoordiging.
  Onder voorbehoud van artikel 7, wordt het Instituut vertegenwoordigd door zijn voorzitter of zijn ondervoorzitter, of door twee personen die gemachtigd zijn door de raad en gezamenlijk handelen.

Art.5. Toezicht. De Minister van Financiën heeft een recht van toezicht op alle verrichtingen van het Instituut. Dat toezicht wordt uitgeoefend door een regeringscommissaris. Deze laatste schorst elke beslissing die in strijd zou zijn met de wet of met de belangen van de Staat en deelt die mee aan de Minister van Financiën.
  Indien de Minister van Financiën de beslissing niet heeft vernietigd binnen acht dagen na de schorsing, mag de beslissing worden uitgevoerd.
  De regeringscommissaris wordt benoemd en afgezet door de Koning. Wanneer hij dat nuttig acht, woont hij de vergaderingen van de raad bij. Hij heeft er een raadgevende stem.

Art.6. Beslissingen.
  Aan de Minister van Financiën worden ter goedkeuring voorgelegd :
  1° de reglementen tot het vaststellen waarvan het Instituut door de Koning gemachtigd wordt overeenkomstig afdeling II en artikel 2 van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de controle op de wissel;
  2° het reglement van orde.
  Die reglementen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad; ze worden bindend de tiende dag na de bekendmaking, tenzij ze een andere termijn bepalen.
  Het reglement van orde bepaalt de voorwaarden waaronder het Instituut individuele beslissingen neemt, overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen II en III hieronder.

Art.7. Dagelijks bestuur.
  De Nationale Bank van België kan belast worden met het geheel of een gedeelte van het dagelijks bestuur van het Instituut, onder de voorwaarden die ze met het Instituut overeenkomt.
  In dat geval wijzen het Instituut en de Bank in gezamenlijk overleg de personeelsleden van de Bank aan die voor dat dagelijks bestuur worden aangesteld.

Art.8. Inkomsten.
  (Voor het jaar 1993 krijgt het Instituut een dotatie van 75 500 000 frank ten laste van de Staat. De Nationale Bank van België zal de dekking van het saldo van de kosten voor haar rekening nemen.
  De bijdrage van de Staat geschiedt door een afhouding op de verschillende voordelen en winsten die de Staat haalt uit de verrichtingen van de Nationale Bank van België en waarin de Luxemburgse Staat deelgerechtigd is overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van het protocol met betrekking tot de monetaire associatie tussen beide staten.
  Voor het jaar 1994 en de volgende jaren zal de Nationale Bank van België de dekking van de kosten van het Instituut voor haar rekening nemen. Zij mag het Instituut voorschotten geven.) <W 1993-07-22/30, art. 91, 002; Inwerkingtreding : 05-08-1993>

Art.9. Jaarverslag en jaarrekening.
  De raad dient jaarlijks een verslag over de activiteiten van het Instituut in bij de ministers van Financiën van de twee Staten van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie. Dat verslag wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het vermeldt de namen van de leden van de raad, van de regeringscommissaris en van de secretaris.
  Jaarlijks op 31 december sluit de raad de rekeningen van het Instituut van het voorbije dienstjaar af. Die worden overgelegd aan de Minister van Financiën en zijn aan de controle van het Rekenhof onderworpen.

AFDELING II. - Statistische opdracht.
Art.10. Het verzamelen van informatie.
  (§ 1. Voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de lopende rekeningen van de betalingsbalansen van het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg, en voor het inventariseren van de voor dit doel dienstige transacties is het Instituut bevoegd alle informatie te verzamelen over :
  1° enerzijds de betalingen gedaan tussen ingezetenen en niet-ingezetenen van het Koninkrijk België, en anderzijds de betalingen gedaan tussen ingezetenen en niet-ingezetenen van het Groothertogdom Luxemburg, welke geschieden door overmaking via een kredietinstelling of enige andere tussenpersoon, ingezetene of niet, door schuldvergelijking, met bankbiljetten of op enige andere wijze;
  2° het overmaken van tegoeden, in rekening of in speciën, door een ingezetene van respectievelijk het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg, die voor eigen rekening handelt, naar of uit het buitenland;
  3° de tegoeden op en de verbintenissen tegenover het buitenland die ingezetenen van respectievelijk het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg aanhouden of aangaan in de uitoefening van een beroepswerkzaamheid en waarover geen gegevens worden verstrekt ter uitvoering van punt 1° hierboven, alsook de veranderingen in de aard en het bedrag daarvan.
  De Koning definieert het begrip " ingezetene " en " niet-ingezetene " voor de toepassing van deze wet.) <W 1996-12-12/44, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997>
  (§ 2. Alle personen die transacties verrichten, dienstig in de zin van § 1, of die hun medewerking eraan verlenen, dienen aan het Instituut de ingevolge de §§ 3 en 4 verschuldigde informatie te verstrekken.) <W 1996-12-12/44, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997>
  § 3. De Koning bepaalt, eventueel naar categorie van betrokkenen, de informatie die aan het Instituut moet worden verstrekt voor de verschillende categorieën transacties die Hij opgeeft, alsook de manier waarop die informatie moet worden verstrekt.
  § 4. De Koning mag het Instituut opdragen door middel van reglementen te omschrijven op welke wijze de besluiten moeten worden toegepast die op grond van de vorige paragraaf werden uitgevaardigd.

Art.11. Medewerking van de Nationale Bank van België.
  Uitgaand van de gegevens die ze krijgt van het Instituut, maakt de Nationale Bank van België de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie op.
  De Nationale Bank van België verleent het Instituut bijstand bij het verzamelen en verwerken van de informatie die nodig is voor het opmaken van de betalingsbalans.

Art.12. <W 1996-12-12/44, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997> - Gebruik van informatie en statistisch geheim.
  § 1. Het Instituut bezorgt de informatie die het heeft verzameld aan de Nationale Bank van België, voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie.
  Het Instituut mag echter de individuele geïdentificeerde gegevens, die het heeft ingewonnen aangaande ingezetenen van het Koninkrijk België, enkel meedelen aan de Nationale Bank van België, en de individuele geïndentificeerde gegevens ingewonnen aangaande ingezetenen van het Groothertogdom Luxemburg slechts meedelen aan de Luxemburgse dienst die bevoegd is voor het opmaken van de betalingsbalans van het Groothertogdom Luxemburg.
  De medegedeelde individuele gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt door de Nationale Bank van België voor het opmaken van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, en door de bevoegde Luxemburgse dienst voor het opmaken van de betalingsbalans van het Groothertogdom Luxemburg.
  § 2. Het Instituut mag geen gegevens doorgeven aan andere instellingen, dan die waarvan sprake is in § 1, dan ter uitvoering van internationale verplichtingen en op de tweevoudige voorwaarde dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor het opstellen van betalingsbalansstatistieken en dat die autoriteiten gehouden zijn aan een evenwaardige geheimhoudingsplicht als die voorzien in deze wet.
  De medegedeelde gegevens mogen in geen enkel geval de mogelijkheid bieden de informatieverstrekker rechtstreeks te identificeren.
  § 3. Het Instituut en de Nationale Bank van België mogen informatie die op grond van deze wet is verzameld, enkel aan andere derden dan deze waarvan sprake in §§ 1 en 2 meedelen als die informatie het op geen enkele wijze mogelijk maakt de identiteit van de verstrekkers te weten te komen, de belangen van die laatsten te schaden of de juistheid van latere statistische informatie in het gedrang te brengen.
  § 4. De beschikkingen van deze wet doen in geen enkel geval afbreuk van de naleving, door de Nationale Bank van België, van de verplichtingen waaraan zij onderhavig is in toepassing van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
  § 5. Aan het Instituut mogen geen gegevens worden gevraagd voor fiscale doeleinden.

Art.13. Beroepsgeheim.
  Al wie ingevolge de functie die hij uitoefent of uitoefende, beschikt over individuele gegevens die werden ingewonnen op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk, of over gegroepeerde en anonieme statistieken die werden opgesteld op basis van dergelijke gegevens en die niet werden bekendgemaakt, mag die gegevens, statistieken of informatie niet mededelen aan personen of instellingen die niet bevoegd zijn ervan kennis te nemen.
  Tenzij de bepalingen van deze afdeling werden overtreden, mogen dergelijke gegevens, statistieken of informatie evenmin worden bekendgemaakt in het geval vermeld in artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering of bij een getuigenis voor de rechtbank.
  Iedere overtreding van de in de vorige twee leden vermelde verboden wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek, behoudens eventuele tuchtstraffen.

Art.14. Straffen. Met geldboete van (26 EUR) tot (10 000 EUR) wordt gestraft : <KB 2001-07-13/50, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  1° hij die informatie dient te verstrekken op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de uitvoeringsbesluiten ervan, en die niet voldoet aan de opgelegde verplichtingen;
  2° hij die zich verzet tegen de onderzoeken en vaststellingen van het Instituut of die de afgevaardigden van het Instituut hindert in de uitoefening van hun functie;
  3° hij die buiten het toepassingsgebied van bovenvermeld artikel 13 valt en die individuele gegevens die het Instituut verzamelde of in dat artikel vermelde gegroepeerde maar vertrouwelijke informatie, bekendmaakt of oneigenlijk gebruikt.
  De straf wordt verdubbeld wanneer de overtreding wordt begaan binnen de vijf jaar na een veroordeling in kracht van gewijsde wegens een in dit artikel vermeld misdrijf.
  De bepalingen van het Eerste boek van het Strafwetboek worden toegepast op de in dit artikel vermelde overtredingen, met inbegrip van de bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 85.

Art.15. (Onderzoeksopdracht en uitvoering van ambtswege.) <W 1996-12-12/44, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997>
  § 1. De afgevaardigden van het Instituut mogen alle geschreven of mondelinge informatie vorderen, die nodig is voor de volledigheid van de statistische gegevens die ingevolge de reglementering moeten worden verstrekt. Indien dat nodig is, mogen de afgevaardigden die daartoe bevoegd werden verklaard door de raad, naar de informatieverstrekkers gaan en bij hen alle nodige gegevens inwinnen. Ieder van wie schriftelijke inlichtingen of boekingsbescheiden gevorderd worden, heeft evenwel het recht eerst aan het Instituut een schriftelijk bewijs te vragen van zijn instemming met die vordering.
  § 2. Onverminderd de opdracht toegewezen aan de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de afgevaardigden van het Instituut die de raad daartoe heeft aangewezen, bevoegd om inbreuken op te sporen op de bepalingen van artikel 10 van deze wet en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering daarvan werden vastgesteld.
  (§ 3. De voorschriften van artikel 10 van deze wet en van de besluiten en reglementen die ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld, worden, als de rapporteringsplichtigen weigeren die na te leven, van ambtswege uitgevoerd op kosten van de overtreders.
  De Raad neemt de beslissing om over te gaan tot de uitvoering van ambtswege en duidt de afgevaardigden belast met deze uitvoering aan.
  De Koning legt de regels vast voor de uitvoering van ambtswege en bepaalt de kosten ten laste van de overtreders.) <W 1996-12-12/44, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997>
  (§ 4. Zo nodig kunnen de hierboven bedoelde afgevaardigden zich, mits de vrederechter hen daartoe voorafgaandelijk heeft gemachtigd, tegen de wil van de bewoner in, en voor zover dat noodzakelijk is voor het vervullen van hun opdracht, tussen 8.00 u. en 18.00 u., toegang verschaffen tot de woningen, werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten, met inbegrip van de privé-woonplaats van particulieren. Wanneer de burgemeester er door die afgevaardigden toe wordt verzocht, zal hij hen de sterke hand verlenen.) <W 1996-12-12/44, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-02-1997>

AFDELING III. - Opdracht inzake deviezencontrole.
Art.16. Deviezencontrole.
  Met inachtneming of in uitvoering van de internationale en Europese verbintenissen van België kan de Koning aan het Instituut om het even welke opdracht geven inzake deviezencontrole, in overeenstemming met de bepalingen van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de controle op de wissel.
  Over ieder koninklijk besluit dat wordt vastgesteld op grond van het vorige lid, wordt beraadslaagd in de ministerraad. Het wordt met redenen omkleed of gaat vergezeld van een verslag aan de Koning. Het wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Wetgevende Kamers en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 17. Retributie.
  Wanneer het Instituut een opdracht inzake deviezencontrole krijgt overeenkomstig bovenvermeld artikel 16, bepaalt de Koning het bedrag van de retributie die het Instituut int op de transacties die aan zijn toezicht zijn onderworpen.